• No results found

Stofoverdracht in een sproeicycloon : experimentele resultaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stofoverdracht in een sproeicycloon : experimentele resultaten"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stofoverdracht in een sproeicycloon : experimentele resultaten

Citation for published version (APA):

Schrauwen, F. J. M., & Thoenes, D. (1988). Stofoverdracht in een sproeicycloon : experimentele resultaten. I2-Procestechnologie, 4(3), 31-33.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1988

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

FYSISCHE PROCESTECHNIEK

Experimentele resultaten

Stofoverdracht in een

sproeicycloon

De toepassing van een cycloon voor het afscheiden van stof uit gasstromen is bekend. Als in een cycloon

vloeistof verneveld wordt, is er sprake van een "cyclone spray scrubber" ofwel sproeicycloon. Daarin

kunnen hoge partiële stofoverdrachtscoëfficiënten aan de gaszijde van het gas- vloeistof contactoppervlak

bereikt worden. Experimenteel onderzoek betreffende de eigenschappen van de sproeicycloon ten aanzien

van stofoverdracht wijst dit uit. Een sproeicycloon biedt dan ook mogelijkheden voor bepaalde

gas-vloeistofprocessen, zoals selectieve gasabsorptie. Een mogelijke toepassing, de selectieve absorptie van

H2S uit C02-houdend gas, komt in een tweede artikel aan de orde.

tI

n de procestechnologie wordt een

...• grote variëteit aan apparatuur

ge-. bruikt voor het uitvoeren van

pro-cessen waarbij een gas en een vloeistof met elkaar in contact worden gebracht. In veel conventionele apparatuur, zoals de schotelkolom, de gepakte kolom en

de sproeikolom, bewegen gas en

,;vloeistof zich ten opzichte van elkaar 'onder invloed van de zwaartekracht. Oe snelheid van de stofoverdracht wordt in belangrijke mate bepaald door de relatieve stroomsnelheid, en kan dus

beperkt worden door de gegeven

waarde van de zwaartekrachtversnel-ling.

"In een cycloon kunnen grote centrifu-,gaalkrachten gegenereerd worden door ':de roterende stroming van de continue " fase. Hiervan kan men gebruik maken bij het afscheiden van bijvoorbeeld stof uit een gasstroom. Wanneer men een .. disperse fase door een continue fase

Claat bewegen in een centrifugaalveld,

i zijn veel hogere waarden voor de

par-tiële' stofoverdrachtscoëfficiënt in de continue fase mogelijk. Dit is aange-toond door Beenackers [1] voor een hy-!,;drocycloon, waarin kleine gasbelletjes ';via een poreuze wand worden geïnjec-teerd en in radiale richting door de vloeistof bewegen.

In een sproeicycloon (cyclone spray scrubber) wordt de vloeistof in de vorm van kleine druppeltjes centraal, langs de as van de cycloon, geïntroduceerd (zie figuur 1). Het gas is hierbij de conti-nue fase; experimenteel werden dan ook zeer hoge stofoverdrachtscoëffi-ciënten aan de gaszijde gevonden [1]. Door de hoge partiële overdrachtscoëf-ficiënten zijn voor bepaalde processen hoge selectiviteiten haalbaar. Voor de hydrocycloon met gasinjectie werd dit door Beenackers aangetoond voor de sulfonering van benzeen. In de sproei-cycloon blijken zeer hoge selectiviteiten

haalbaar bij de absorptie van H2S uit

een CO2-houdend gas in waterig

alkanolamine-oplossingen. i'-Procestechnologie - no. 3 - 1988 Vloeistof in

!

Tang.ntial.

g~1

'

~Sin~

_ _

WI

__--.:-J :-.::-::

---,-

--

----

...

_--:---

--

--.

---

---

--

---/ Vloeistof uit

"

Gas uit Fil, 1. Sproeicycloon De sproeicycloon

De beweging van beide fasen in een sproeicycloon kenmerkt zich door zeer hoge 'slip&.1J.elheden tussen de gas- en

vloeistoffase,~ichmanifesterend in een

F.J.M. Schrauwen en D. Thoenes

Dit artikel is gebaseerd op promotieonderzoek van dr.ir, F.J.M. Schraauwen aan de TH Eindhoven o.I. v. proJ,dr.ir. D. Thoenes. hoogleraar fysische tech-nologie.

hoge partiële

stofoverdrachtscoëffi-ciënt aan de gaszijde van het fasen-grensvlak. Door de goede fasenschei-ding na het contact kunnen kleine vloeistofdruppeltjes met een groot spe-cifiek oppervlak toegepast worden. De

vloeistofdruppeltjes worden

meege-sleurd door de roterende gasfase en hun beweging krijgt een tangentiale

snel-heidscomponent. Door de

geïndu-ceerde centrifugaalkrachten bewegen de druppeltjes met toenemende snel-heid naar de wand van de cycloon, vor-men een vloeistoffilm en worden ver-volgens afgevoerd.

Een sproeicycloon is interessant voor

gas-vloeistofprocessen waarbij een

hoge partiële overdrachtscoëfficiënt

aan de gaszijde, korte contacttijden, een lage vloeistoffase hold-up en een goede fasènscheiding na het contact van belang zijn. Eenmaal op de wand verzameld, wordt de vloeistof niet meer meegesleurd door de gasstroom. De van stofafscheidende cyclonen bekende conische onderzijde is derhalve

overbo-dig. Bij commerciële toepassingen

wordt de vloeistof op de bodem van de cycloon verzameld.

Modelberekeningen \

Ter verkrijging van een indruk van de grootte van de overdrachtscoëfficien-ten aan de gaszijde van het fasengrens-vlak zijn berekeningen uitgevoerd, ge-baseerd op de bewegingsvergelijkingen voor een vloeistofdruppeltje in een sproeicycloon.

Uit metingen blijkt, dat de tangentiale component van het gasstromingspa-troon in een cycloon globaal is opge-bouwd uit een met constante

hoeksnel-heid roterende ~askernmet een vortex

aan de buitenzIjde [3]. De meesleur-kracht die het gas uitoefent op de vloeistofdruppeltjes zorgt voor een tan-gentiale versnelling. De baan van een druppeltje wordt verder bepaald door

de centrifugaalkracht, de

Coriolis-kracht en de zwaarteCoriolis-kracht.

Op basis van verschillende criteria uit

(3)

FYSISCHE PROCESTECHNIEK

liquf4in .02 .01 cs. • .0 ,....---....---'T'---:r---,.03 .01 + 0 10 20 30 _03 kGA tL ~ 10. 5m3/s 1!I 1.13 (!) 1.47 .02 '

..

1.80

trad uitvlokking van de

cobaltkatalysa-tor op. .

Een efficiënte methode bleek de che':

misch versnelde absorptie van CO2iné

een waterige oplossing van mono-etha... nolamine (MEA). In waterige oplossing is de reactie eerste orde in zowel COll

als MEA. De kinetiek werd metbehul~

van een laminaire straal reactor nauw]

keurig bepaald als functie van amine~\

concentratie, temperatuur encarbon~

tiegraad. De kooldioxide opnamedo~~

de vloeistof kan continue worden ge~

volgd via de electrische geleidbaarheicU van de amineoplossing, afhankeliji

van de temperatuur en deamineconcen~

tratie. .~

~

i'-Procestechnologie - no. 3 - 198~I:

,",",""

Fig. 4. Stofoverdracht on de laszijdealsfunedeVAD

de gas inlotsnelheid (vloeistofdebiet als parameter) oO~-...I:-O- - - : : Z o : - - - 7 :30:---!.·OO

VGi +

iiTs

Fig.:Zo Experimentele" 0,1 m sproeicycloon

I

H...

11=

I

Gis i n !

I

'-'r--'---'

~---

-

..

contactoppervlak A afzonderlijk te be-palen; Bij het tweede experiment wordt een gas fysisch geabsorbeerd in de vloeistoffase, waaruit het produkt van

kl en het fasencontactoppervlak Abe~

paald kan worden. De weerstand voor stofoverdracht bevindt zich hierbij uit-sluitend in de vloeistoffase.

Het produkt kgA is op soortgelijke wijze toegankelijk via een volledig door de stofoverdrachtsweerstand in de gas-fase gecontroleerd proces. In de sproei-cycloon werd de gasfase-stofoverdracht bepaald uit met,ingen van de verdam-pingssnelheid van 1,2-ethaandiol en n-butanol. Deze vloeistoffen worden ge-kenmerkt door een lage dampspanning zodat thermische effecten kunnen wor-den verwaarloosd. Lage concentraties van deze componenten in lucht werden gaschromatografisch bepaald. De stof-overdrachtscoëfficiënten aan de vloei-stofzijde van het contactoppervlak zijn bepaald door fysische absorptie van

(lucht-) zuurstof in water. Het

zuurstofgehalte van de in- en uitgaande waterstromen werd gemeten met mem-braan-amperometrische (MEAM) cel-len [5].

Een veel toegepast reactiesysteem voor de bepaling van gas-vloeistof contact-oppervlakken is de door cobalt gekata-lyseerde chemisch versnelde absorptie van zuurstof in waterige sulfietoplos-singen. Dit systeem bleek voor metin-gen in de sproeicycloon echter onge-schikt. Onder de condities, noodzake-lijk om een meetbare sulfietconversie te realiseren in de experimentele cycloon, de literatuur kon geconcludeerd

wor-den dat druppeltjes van voldoende kleine afmetingen zich in de cycloon ge-dragen als starre bollen (onder andere [4]). Het is mogelijk op basis van de

ver-gelijking van Ranz & Marshall de

ge-middelde uitwendige stofoverdrachts-coëfficiënt te berekenen uit de slipsnel-heid .van een druppeltje ten opzichte van de gasfase tijdens de vlucht naar de cycloonwand.

Uit de modelberekeningen kon gecon-cludeerd worden dat zeer hoge partiële stofoverdrachtscoëfficiënten en korte contacttijden verwachten mochten wor-den.

Experimentele opzet

Het experimentele deel van het hier be-schreven onderzoek was gericht op de karakteristieken met betrekking tot de stofoverdracht tussen gas- en vloeistof-fase in een sproeicycloon. Hiertoe zijn methoden ontwikkeld ter bepaling van zowel beide partiële volumetrische stof-overdrachtscoëfficiënten (kjA en kgA) als de waarde van het fasencontactop-pervlak afzonderlijk (A). De metingen werden uitgevoerd aan een experimen-tele sproeicycloon met een diameter van 0,1 m, zie figuur 2. De relatieve afme-tingen zijn gebaseerd op richtlijnen van Stairmand [6] voor high-efficiency stof-afscheidende cyclonen en van

Nonhe-bel [7] voor nevelafscheiders. In deze

uniflow cycloon wordt aan de boven-zijde tangentiaal de (continue) gasfase ingevoerd, die roterend zijn weg vindt door het apparaat en aan de onderzijde axiaal wordt afgevoerd (figuur 3). De vloeistof wordt geïnjecteerd via een ge-perforeerd buisje of verneveld tot 50

Jo'm druppeltjes door een

piëzo-electrische ultrasone sproeier. De

vloeistoffilm die zich op de wand vormt wordt afgevoerd via een langs de om-trek lopende verstelbare spleet. Dit om overdrachtsprocessen te beperken tot de vloeistofnevel en -film. De bijdrage van de vloeistoffilm aan de wand kon afzonderlijk bepaald worden door de vloeistof rechtstreeks op de wand in te

voeren. De experimentele

sproeicy-cloon werkte met gasdebieten tot

40.10-3m3/s(gas invoersnelheid tot 40

mis) en vloeistofdebieten tot 20.10-6

m3/s. Westerterp en Yoshida [8, 9]

be-dachten begin jaren zestig een methode

om kl te bepalen uit twee verschillende

experimenten. Bij het eerste experiment wordt gebruik gemaakt van een che-misch versnelde gasabsorptie om het

(4)

:2>

~::;;;';"=---'---;F:;;'Y;-;::::S;';";IS:::-::C:::;H~E~P~R;::-O:::::::-::::CE;::;'S;:::;;:T;:;;E:;-:C::;;H~N:-;;Ir;::E;';";'K

",-o---M-'

Fig.3.OpstelliDg eJqJerimeDtele" 0.1 m IproeicyclooD.

. [0,]MEAM zDlII'Itof eleetrode; " electrisclJe Ieleldburbeld; F debiet; T temperatuur; P druk;IaauwljziDg; R

re-gistratie; C regeliDl 10 20 30 40 .1

..

.08 Cl ~

"

l!l x :I(

'"

..

Cl ;!( .06

..

~ Cl Cl l!l ~L Cl l!l l!l Cl 10-5m3/s .04

het totale gas-vloeistof contactopper-vlak aanmerkelijk groter zijn. De vloeistoffase overdracht k lA isweerge~

geven in figuur5. Via de corresponde-rende metingen ter bepaling van het fa-sengrensvlak volgen hieruit voor de partiële stofoverdrachtscoëfficiënt aan de vloeistofzijde waarden in de orde van 5·10 -4 mis. Deze waarden liggen

daarmee tegen de bovengrens van wat in conventionele gas-vloeistof-contact-apparatuur bereikbaar is.

Door de combinatie van kruisstroom (sprayzone) en gelijkstroom (vloeistof-fIlm aan de wand) correspondeert de maximaal bereikbare overdracht met ongeveer één theoretische trap. Door het opstellen van meerdere cyclonen in een cascade kan een tegenstroomproces gerealiseerd worden met een groter aan-tal trappen.

Conclusies

Een sproeicycloon biedt perspectief voor gas-vloeistofprocessen waarbij hoge parti~le overdrachtscoëfficiënten aan de gaszijde van het contactopper-vlak, korte~contacttijden, een lage vloeistoffase hold-up en een goede fa-senscheiding na het contact van belang zijn. Tijdens het onderzoek is een alge-meen bruikbare methode ontwikkeld voor de bepaling van gas-vloeistof con-tactoppervlakken, gebaseerd op dech~­ misch versnelde absorptie van C02 10

waterige mono-ethanolamine oplossin-gen. De eigenschappen van de sproeicy-cloon ten aanzien van stofoverdracht zijn experimenteel en theoretisch on-derzocht. Een demonstratie van een mogelijke toepassing, de selective ab-sorptie van H 2S uit een COrhoudend gas, zal in een tweede artikel in dit tijd-schrift worden besproken.

l!l 0.31 Cl 0.67 .02 1.01

..

1.33 x 1.63 0 20 30 40 l!l l!l 10 t .1 A ;Z .08 .06 .04 .02 0 0 0 10 20 30 cO t 6 ~L 6 kLA 10-5m3/s 10- 5m3Is s l!l 0.33 ~ Cl 0.52 e iI z 2

..

.. 0.68 ;

..

..

x

..

.. '0.83 i

x

..

x x 0.98 X x

..

..

..

..

"

..

..

"

1.14x

..

..

Cl Cl Cl

..

1.27 :

..

Cl

"

1.44 Cl Cl z 1.60 l!l o 0 o 10 20 30 40 VGi + mrs

Fil. S. Stofoverdracbt aaD de vloelstofzijdeallfUDctie

vaD de lulDlaaunelbeld (vloelstofdebletals

parame-ter)

De CO2concentratie in de gasfase (C02

+

N2) werd gemeten met een monitor gebaseerd op de thermische geleidbaar-heid.

Experimentele resultaten

Een deel van de resultaten van de 5tof-overdrachtsmetingen is in grafiekvorm opgenomen in de figuren 4 tlm 6. Fi-guur 4 geeft de gasfasestofoverdracht

k~A bij toepassing van de ultrasone plëzo-electrische vloeistofverdeler. In figuur6 zijn de onder vergelijkbare om-standigheden gemeten gas-vloeistof contactoppervlakken A uitgezet. Hier-uit volgen zeer hoge waarden voor de partiële stofoverdrachtscoëfficiënt kg van0,15 tot 0,30mis.

Volgens de modelberekeningen daalt de waarde van kgA met toenemende gasin-laatsnelheid. De afname van het con-tactoppervlak A door de kortere vlucht-tijd van de vloeistofdruppeltjes is

gro-Fig. 6. Gas-vloelstof contactoppervlak als functie vaD de IU lDlaauDeibeld (vloelstofdelliet als parameter)

ter dan de toename van kg door de ho-gere slipsnelheid. Door het verder op-breken van vloeistofdruppeltjes en door de toename van het oppervlak van de vloeistoffIlm aan de cycloonwand bij hogere gassnelheden wordt experi-menteel evenwel een toename gevon-den. Vergelijking met metingen waarbij alleen de wand van de cycloon bevoch-tigd wordt leerde dat de vloeistofdrup-peltjes, ondanks de experimenteel nau-welijks significante bijdrage aan het to-tale contaetoppervlak, de grootste bij-drage leveren aan de

gasfase-over-dracht kgA. De hoogte van de

nevelzone was tijdens deze experimen-ten slechts circa 2 cm.

De gas-vloeistof contaetoppervlakken zoals gemeten in de experimentele sproeicycloon zijn in absolute zin be-trekkelijk klein, zie figuur6.In een gro-tere sproeicycloon kan ook het relatieve aandeel van de vloeistofdruppeltjes in

Nascbrift

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de N.v. DSM te Heerlen.

Literatuur

I. Beenackers, A.A.C.M., proefschrift T.H. Twente,

(1977)

2. Schrauwen, F.J .M., proefschrift T.H. Eindhoven, (1985)

3. Boysan, F., Ayers, W.H., Swithenbank, J. Trans-lChemE.,60,p. 222-230, (1982)

4. Clift, R., Grace, J.R., Weber, M.E., Bubbles, drops

and particles, Ac. Press, New Vork, p. 170-171,

(1978)

5. Barendrecht, E., Chemisch Weekblad,61,p.

555-565, (1965)

6. Stairmand, C.J., TransIChemE.,29, p. 356-383,

(1951)

7. Nonhebel, G., Gas purification processes, Georges Newnes Ltd., London, p. 751-755, (1969) 8. Westerterp, K.R., van Dierendonck, G.G., de Kraa,

J.A., Chem.Eng.Sci.,18,p. 157, (1963)

9. Yoshida, F., Miura, Y., Ind.Eng.Chem. Process Des. Dev.,2,p. 263, (1963)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De reserve Opvang tekort is in het boekjaar 2015 voor het eerst gevormd. De jaarlijkse huurverplichting bedraagt 55.085 euro per jaar. Daarnaast huurt Exodus Alkmaar een aantal

Vrijwilligers (maatjes, buddy’s) die buiten de Exodus regio’s actief zijn, ondersteunen (ex-) gedetineerden die geen professionele begeleiding van Exodus ontvangen maar wel

Exodus Midden Nederland is een organisatie die duurzaam wil zijn, werkt met intrinsiek gemotiveerde medewerkers, gericht is op ontwikkeling van onze deelnemers, niet meedoet

This can limit the access of farmers in these areas to extension services and information (DAFF, 2012). It is therefore likely that the level of compliance reported here

In these systems the primary energy source is used to generate electricity, the waste heat goes to a heat recovery system (boiler) to generate steam to drive a

Met name de mogelijkheid om vastlegging van N uit meststoffen in bodem organische stof te kwantificeren en te volgen over meerdere jaren (figuren 1 en 3) is zeer belangrijk

We gaven boven reeds aan dat de verschillen tussen leerlingen niet ontstonden naar aanleiding van het realistisch reken-wiskundeonderwijs, maar dat zij door de voorgestane

Focussing on the cholera epidemic that broke out in Harare in August 2008, which spread to other parts of the country and by November 2008 had spread to countries such as