De rol van ouders in het
cannabisgebruik van allochtone
jongeren
The role of parents in the use of cannabis by young immigrants
Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek – Universiteit van Amsterdam
Naam: Zoila Knel
Studentnummer: 5960487
Datum: Januari 2013
Inhoudsopgave
Abstract 5 Inleiding 6 Ouderfactoren 7 Onderzoeksvraag 10 Methode 11 Onderzoeksgroep 11 Procedure dataverzameling` 11 Instrumenten 12 Data-analyse 14 Resultaten 16 Discussie 21 Beperkingen en aanbevelingen 23 Literatuurlijst 25 3Abstract
The purpose of this research was to gain insight into the connection between (parental-characteristics ‘parental-control’, drug-specific parenting) and the use of cannabis by Islamic and non-Islamic youth between the age of 15 and 17 years old. The use of cannabis and parental-characteristics in that matter, are made known by making use of a list of questions. The group of non- Islamic youth that has ever experimented with cannabis is larger than the group of Islamic youth. There only was a connection between drug-specific parenting and the use of cannabis with the non-Islamic youth. There was not one connection found between parental-characteristics and the use of cannabis with the Islamic youth.
Inleiding
De adolescentie is de ontwikkelingsfase waarin veel jongeren voor het eerst experimenteren
met cannabis. De afgelopen decennia is het aantal jongeren dat ooit cannabis heeft gebruikt
fors toegenomen. Na vervolgens een lichte daling van het aantal cannabisgebruikers onder
jongeren, lijkt er sinds 1996 sprake te zijn van stabilisering (Monshouwer, Verdurmen, Van
Dorsselaer, Smit, Gorter, & Vollebergh, 2008). Deze stabilisering geldt echter niet voor alle
jongeren. Cannabisgebruik onder allochtone jongeren neemt toe. Het aantal ooit gebruikers
stijgt bij allochtone jongeren terwijl het aantal ooit gebruikers bij autochtone jongeren stabiel
blijft. Ook in de verslavingszorg blijkt een oververtegenwoordiging van allochtone jongeren
met een cannabisafhankelijkheid (Elling- De Boer, 2011). De stijging van het aantal
cannabisgebruikers onder allochtone jongeren is zorgelijk aangezien steeds vaker wordt
aangetoond dat cannabisgebruik onder jongeren samenhangt met negatieve uitkomsten voor
de ontwikkeling. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen psychiatrische, lichamelijke
en cognitieve gevolgen (Fergusson, Horwood & Beutrais, 2003; Lynskey, Grant, Nelson,
Bucholz, Madden, Statham, Martin & Heath, 2007; Christensen, Kristensen, Bartels, Bliddal,
Astrup, 2007).
Om cannabisgebruik onder allochtone jongeren te voorkomen of te beperken is het
belangrijk om de risicofactoren van cannabisgebruik vast te stellen. Hier is echter zeer beperkt
onderzoek naar. Bij het vaststellen van de risicofactoren is het belangrijk om een onderscheid
te maken tussen islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren. De groep islamitische
jongeren die ooit cannabis heeft gebruikt is namelijk beduidend lager dan de groep
niet-islamitische allochtone jongeren die ooit cannabis heeft gebruikt (Monshouwer et al., 2008).
Ongeveer vierentwintig procent van de Antilliaanse jongeren tussen de twaalf en achttien jaar
heeft wel eens cannabis gebruikt. Dit geldt voor ongeveer tweeëntwintig procent van de
Surinaamse jongeren tussen de twaalf en achttien jaar. Het cannabisgebruik onder islamitische
jongeren ligt beduidend lager. Ongeveer dertien procent van de Turkse jongeren tussen de
twaalf en achttien jaar heeft ooit cannabis gebruikt. Dit geldt voor ongeveer negen procent
van de Marokkaanse jongeren tussen de twaalf en achttien jaar (Monshouwer et al., 2008).
Het lage aantal islamitische jongeren dat ooit cannabis heeft gebruikt kan verklaard worden
door de islamitische religie (Drosselaer, Zeijl, Van den Bogt & Vollebergh, 2007), die het
gebruik van alcohol- en drugsgebruik afkeuren. In dit onderzoek wordt er specifiek gekeken
naar de samenhang tussen ouderfactoren en het cannabisgebruik van islamitische- en niet
islamitische allochtone jongeren. Onderzoek hiernaar is erg belangrijk aangezien ouders een
belangrijke rol spelen bij zowel de preventie en interventie van (problematisch)
cannabisgebruik van jongeren (Eldering- De Boer, 2011). Dit onderzoek is bedoeld om
handvatten te bieden voor preventie en gezinsinterventies van (problematisch)
cannabisgebruik van allochtone jongeren.
Ouderfactoren
Uit onderzoek komt naar voren dat verschillende ouderfactoren samenhangen met het
cannabisgebruik van hun kinderen. Dit onderzoek zal zich richten op de ouderfactoren
‘ouderlijke controle’, ‘drugsspecifieke opvoeding’ en ‘cannabisgebruik ouders’. Ouderlijke
controle betekent dat ouders op de hoogte zijn van de bezigheden van hun kind. Gebrek aan
ouderlijk controle is een risicofactor voor het cannabisgebruik van jongeren (Choquet,
Hassler, Morin, Flissard & Chau, 2007; Hibell, Andersson & Bjarnason, 2000; Hibell,
Andersson, Bjarnason, Ahlström, Balakireva, Kokkevi & Morgan, 2004). Uit onderzoek van
Choquet en anderen (2007) blijkt dat hoe minder ouderlijke controle, hoe groter de kans dat
een jongere de afgelopen dertig dagen cannabis heeft gebruikt. Daarnaast werkt een hoge
mate van ouderlijke controle preventief bij jongeren als het gaat om beginnend
cannabisgebruik (Choquet e.a., 2007). Ook uit de onderzoeken van Hibell en anderen (2004)
blijkt dat het ooit gebruiken van cannabis van jongeren samenhangt met een gebrek aan
ouderlijke controle. De samenhang tussen ouderlijke controle en het drugsgebruik (waaronder
cannabisgebruik) van jongeren is sterker dan de samenhang tussen ouderlijke controle en
alcoholgebruik van jongeren (Bahr, Hoffmann, Yang, 2005).
Hoewel er een samenhang is gevonden tussen de ouderlijke controle en het
cannabisgebruik is deze samenhang niet onderzocht bij islamitische en niet-islamitische
allochtone ouders en hun kinderen. Uit onderzoek van Junger, Terlouw en Van der Heijden
(1995) blijkt wel dat allochtone ouders minder toezicht en controle uit oefenen op hun
kinderen in vergelijking met autochtone ouders. Allochtone jongens kennen meer vrijheid en
brengen minder tijd door in huis (Junger, Terlouw en Van der Heijden, 1995). Er lijkt echter
een verschuiving binnen islamitische gezinnen van de jongere generaties. Deze ouders
worden steeds bewuster van de slechte invloeden uit de omgeving. Door deze bewustwording
hanteren ouders meer toezicht en controle (Pels, Distelbrink & Postema, 2009).
Naast de ouderlijke controle zal er in dit onderzoek ook gekeken worden naar de
drugsspecifieke opvoeding van ouders. Hiermee worden de regels die ouders hanteren over
het cannabisgebruik van hun kinderen bedoeld. Wetenschappelijke onderzoeken hebben zich
vooral gericht op de regels en communicatie omtrent drugsgebruik in het algemeen. Zo blijkt
uit onderzoek van Kelly, Comello en Hunn (2002) dat communicatie over drugsgebruik een
beschermende factor is voor het drugsgebruik van jongeren. Uit verschillende onderzoeken
blijkt dat de communicatie van ouders gericht dient te zijn op het communiceren van
consistente antidrugs regels zoals geen drugsgebruik voor het achttiende levensjaar (Caughlin
& Malis, 2004; Kaplan, Turner, Norman, & Stillson, 1996; Kelly et al., 2002). De combinatie
van een open communicatie over het drugsgebruik en consistente antidrugs regels is de meest
effectieve manier om drugsgebruik in de adolescentie te voorkomen en te beperken
(Miller-Day, 2008; Spoth, Redmond, Trudeau, and Shin, 2002). Een kanttekening hierbij is dat een
patroon van (te) strenge eisen en regels van ouders zonder open communicatie over drugs
averechts lijkt te werken. Jongeren die deze opvoeding ervaren hebben juist een grotere kans
om te beginnen met cannabis en andere drugs (Caughlin & Malis, 2004).
Hoewel er een samenhang is gevonden tussen drugsspecifieke opvoeding van ouders
en het cannabisgebruik van hun kinderen is er geen eenduidig beeld over de drugsspecifieke
opvoeding van allochtone ouders. Wel is er veel bekend over de mening van islamitische
ouders over drugsgebruik van hun kinderen. Moreel conformisme en religiositeit staan
centraal in de islamitische opvoeding. (Pels, et.al., 2009). Ouders vinden het belangrijk dat
hun kinderen gehoorzamen en respect hebben voor de opgelegde regels en islamitische
voorschriften. Islamitische jongeren nemen mogelijk deze waarden en normen rondom
drugsgebruik over waardoor zij minder snel experimenteren met cannabis. Er is echter geen
onderzoek gedaan naar de samenhang van drugsspecifieke opvoeding van islamitische en
niet-islamitische allochtone ouders en het cannabisgebruik van hun kinderen.
Tot slot zal in dit onderzoek gekeken worden naar de samenhang tussen het
cannabisgebruik van ouders en het cannabisgebruik van hun kinderen. Uit wetenschappelijk
onderzoek dat zich richt op het drugsgebruik van ouders in het algemeen komt naar voren dat
kinderen van drugsgebruikende ouders een groter risico hebben op drugsgebruik en
drugsafhankelijkheid in hun adolescentie (EMCDDA, 2008; Andrew, Hops, Ary, Tildesley &
Harris, 1993; Castro, Brook, Brook & Rubenstone, 2006). Er is weinig bekend over het
drugsgebruik van allochtone ouders. Wel blijkt dat islamitische ouders in vergelijking met
niet-islamitische allochtone ouders nauwelijks alcohol en drugsgebruiken (EMCDDA, 2008).
Dit is te verklaren uit de eerder genoemde islamitische voorschriften.
Onderzoeksvraag
Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen ouderfactoren en het cannabisgebruik van
islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren. De onderzoeksvraag van dit onderzoek
luidt: ‘Welke ouderfactoren hangen samen met het cannabisgebruik van islamitische- en
niet-islamitische allochtone jongeren tussen de vijftien en zeventien jaar?’. Er zal bekeken worden
of de samenhang tussen ouderfactoren en cannabisgebruik verschillen voor islamitische- en
niet islamitische jongeren aan de hand van de volgende deelvragen: 1) ‘Is er een verschil in de
prevalentie van cannabisgebruik onder islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren?’,
2) ‘Is er een verschil tussen islamitische en niet-islamitische ouders op het gebied van a)
ouderlijke controle b) drugsspecifieke opvoeding en c) prevalentie van ouderlijke
cannabisgebruik?’, en 3) ‘Hangt het cannabisgebruik van islamitische en niet-islamitische
allochtone jongeren samen met a) ouderlijke controle b) drugsspecifieke opvoeding en c)
prevalentie van ouderlijke cannabisgebruik?’. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen
gebruikt worden ter bevordering van cultuurspecifieke preventie en gezinsinterventies.
Methode
Onderzoeksgroep
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd er gebruik gemaakt van een onderzoeksgroep
die bestaat uit 349 allochtone jongeren van vijftien tot en met zeventien jaar woonachtig in
Nederland. In dit onderzoek werd een deelnemer als allochtoon beschouwd als één van de
ouders of beide grootouders van vaders- of moederszijde in het buitenland geboren zijn. De
onderzoeksgroep bestond uit 144 jongens en 205 meisjes met een gemiddelde leeftijd van
16.1 jaar (SD=.94). Er werd onderscheid gemaakt tussen 126 islamitische jongeren (36.1%)
en 223 niet-islamitische allochtone jongeren (63.9%), bepaald aan de hand van zelfrapportage
over religie. De islamitische groep jongeren bestond uit 56 jongens (44.4%) en 70 meisjes
(55.6%) met een gemiddelde leeftijd van 16.2. De niet-islamitische groep jongeren bestond
uit 88 jongens (39.5%) en 135 vrouwen (60.5%) met een gemiddelde leeftijd van 16.0.
Procedure dataverzameling
De onderzoeksgroep werd geworven via middelbare scholen, buurthuizen, coffeeshops en op
straat in de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Op scholen en buurthuizen
werden vragenlijsten uitgedeeld en ingevuld door de jongeren. De deelnemers die via
coffeeshops en op straat werden geworven kregen via de email een vragenlijst toegestuurd.
De vragenlijst bestond uit vragen over demografische gegevens en zevenentwintig
deelonderwerpen. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer één uur in beslag. Ouders
werden middels een brief geïnformeerd over het onderzoek. Ouders kregen de mogelijkheid
om bezwaar te maken tegen het onderzoek middels een bezwaarformulier en retourenvelop.
Voordat de jongeren de vragenlijst invulden werd hen gevraagd de vragen zo eerlijk mogelijk
te beantwoorden. Tevens werd er vermeld dat alle gegevens vertrouwelijk werden behandeld.
De jongeren kregen na afloop van de vragenlijst een cadeaubon van vijf euro. Voor dit
onderzoek zijn alleen de onderdelen met betrekking tot cannabisgebruik en ouderfactoren
gebruikt.
Instrumenten
Cannabisgebruik jongeren
Cannabisgebruik onder jongeren werd vastgesteld aan de hand van de vraag: ‘Op welke
leeftijd heb je voor het eerst wiet of hasj gebruikt?’. Hierbij kon er gekozen worden uit zeven
antwoordcategorieën, namelijk: nooit, voor mijn 8ste jaar, 8 jaar, 9 jaar, 10 jaar, 11 jaar, 12 jaar, 13 jaar, 14 jaar, 15 jaar, 16 jaar of 17 jaar. De antwoorden werden gecategoriseerd in ‘1’
(nooit) of ‘2’(ooit).
Ouderlijke controle
Ouderlijke controle werd gemeten door middel van de schaal ‘parental control’ uit de
vragenlijst van Kerr & Stattin (2002). De vragen gaan over de betrokkenheid van ouders bij
hun kind en over afspraken die ouder met hun kinderen maken. De jongeren beantwoordden
de vragen voor zowel hun moeder als hun vader. Enkele voorbeelden zijn: ‘Weet je
vader/moeder wat jij doet in je vrije tijd?’, ‘Is het in de laatste maand voorgekomen dat je
vader/moeder niet wist waar je ‘s nachts was?’’Als je een avond tot er laat weg bent geweest,
eist je vader/moeder dan dat je vertelt wat je gedaan hebt en met wie je was?’ en ‘Eist je
vader/moeder altijd dat je hem/haar vertelt waar je ’s avonds bent, met wie je bent en wat
jullie gaan doen?’. Hierbij kan gekozen worden uit vijf antwoordcategorieën: ‘1’ (nooit), ‘2’
(zelden), ‘3’ (soms), ‘4’ (vaak) en ‘5’ (altijd). Op basis van deze vragen is er voor vader en
moeder een gemiddelde score berekend, resulterend in de schaal ‘ouderlijke controle’. Van
deze scores werd een gemiddelde berekend. Hoe hoger de score hoe meer ouderlijke controle
de jongere ervaart. Hoe lager de score hoe minder ouderlijke controle de jongere ervaart. De
subschaal ‘ouderlijke controle’ is betrouwbaar (∝= .92).
Drugsspecifieke opvoeding
De drugsspecifieke opvoeding werd gemeten door middel van de schaal ‘drug specific
parenting’ uit de vragenlijst van Van der Vorst, Engels, Meeuws, Dekovic en van Van
Leeuwe (2005). De vragen gaan specifiek in op regels over drugsgebruik van de jongeren. De
vragen zijn aangepast voor cannabisgebruik. Enkele voorbeelden zijn: ‘Ik mag in het bijzijn
van mijn ouders wiet of hasj roken’, ‘Ik mag in afwezigheid van mijn ouders wiet of hasj
roken’. ‘Ik mag door de week wiet of hasj roken’. Hierbij kan gekozen worden uit vijf
antwoordcategorieën: ‘1’ (helemaal niet van toepassing), ‘2’ (nauwelijks), ‘3’ (enigszins), ‘4’
(grotendeels) en ‘5’ (helemaal van toepassing). Van deze scores wordt een gemiddelde
berekend. Hoe hoger de score hoe minder drugsspecifieke regels de jongere ervaart. Hoe
lager de score hoe meer drugsspecifieke regels de jongere ervaart. De subschaal
‘drugsspecifieke opvoeding’ is betrouwbaar (∝=.93).
Cannabisgebruik ouders
Cannabisgebruik door ouders werd vastgesteld aan de hand van twee vragen: ‘Gebruikt je
vader wiet of hasj (joints)?’ en ‘Gebruikt je moeder wiet of hasj (joints)?’. Hierbij kon er
gekozen worden uit zeven antwoordcategorieën, namelijk: ‘1’ (geen/ (bijna) nooit), ‘2’ (Som,
maar minder dan eens per maand), ‘3’ (elke maand), ‘4’ (elke week), ‘5’ ((bijna) iedere dag).
De antwoorden werden gecategoriseerd in ‘1’ (geen van beide ouders gebruikt cannabis) en
‘2’ (één van beide ouders gebruikt cannabis).
Data-analyse
Deelvragen
Allereerst zijn de frequenties en gemiddelden berekend voor de afhankelijke en
onafhankelijke variabelen, en voor de covariaten, en daarnaast de correlaties tussen de
verschillende variabelen Vervolgens zijn alle deelvragen middels verschillende toetsen
beantwoord.
De eerste deelvraag: ‘Is er een verschil in de prevalentie van cannabisgebruik onder
islamitische- en niet islamitische allochtone jongeren?’ is beantwoordmiddels een
Chi-kwadraat toets.
De tweede deelvraag: ‘Is er een verschil in de ouderlijke controle van ouders van islamitische
en niet-islamitische allochtone jongeren?’ is beantwoord middels een onafhankelijke t-toets.
Hierbij is de ouderlijke controle de afhankelijke variabele en religie de onafhankelijke
variabele.
De derde deelvraag: ‘Is er een verschil in de drugsspecifieke opvoeding van ouders van
islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren?’ is beantwoord middels een
onafhankelijke t-toets. Hierbij is de drugsspecifieke opvoeding de afhankelijke variabele en
het religie de onafhankelijke variabele.
De vierde deelvraag: ‘Is er een verschil in de prevalentie van cannabisgebruik onder
islamitische en niet-islamitische ouders?’ is beantwoord middels een Chi-kwadraat toets.
De vijfde deelvraag: ‘Is er een verband tussen a) cannabisgebruik van ouders, b) ouderlijke
controle, en c) drugsspecifieke opvoeding en het cannabisgebruik van islamitische en
niet-islamitische allochtone jongeren worden beantwoord middels logistische regressie analyses.
Hierbij zijn de ouderlijke controle, de drugsspecifieke regels en het cannabisgebruik van
ouders de onafhankelijke variabele en is het cannabisgebruik van de islamitische en
niet-islamitische jongeren de afhankelijke variabele.
Om te bekijken of de samenhang tussen de ouderfactoren en het cannabisgebruik verschillend
is voor islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren wordt tot slot de
onderzoeksvraag: ‘Welke ouderfactoren hangen samen met het cannabisgebruik van
islamitische- en niet-islamitische allochtone jongeren tussen de vijftien en zeventien jaar?’
beantwoord middels een logistische regressie waarbij een interactie werd toegevoegd tussen
religie en de drie onafhankelijke variabelen. In alle analyses werd gecorrigeerd voor leeftijd
en geslacht.
Resultaten
Cannabisgebruik onder islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren
Tabel 1 geeft de percentages islamitische en niet-islamitische jongeren die ooit cannabis
hebben gebruikt weer. Het aantal jongeren dat ooit cannabis heeft gebruikt is significant hoger
bij niet-islamitische allochtone jongeren dan bij islamitische allochtone jongeren (𝑋𝑋2= .38, df=1, p=<.01).
Ouderlijke controle
Tabel 1 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties op de subschaal ouderlijke controle voor
islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren weer. Er is een significant verschil
gevonden tussen de ouderlijke controle van islamitische ouders en niet-islamitische ouders
(t=-3.466, p=<.01). Islamitische jongeren rapporteren meer ouderlijke controle dan
niet-islamitische allochtone jongeren
Drugsspecifieke opvoeding
Tabel 1 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties op de subschaal drugsspecifieke
opvoeding voor islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren weer. Er is een
significant verschil gevonden tussen de drugsspecifieke opvoeding door islamitische en
niet-islamitische ouders (t=-2.19, p=<.05). Islamitische jongeren ervaren strengere
drugsspecifieke regels dan niet-islamitische allochtone jongeren.
Cannabisgebruik onder islamitische en niet-islamitische ouders
Tabel 1 geeft de percentages islamitische en niet islamitische ouders die ooit cannabis hebben
gebruikt weer. Het verschil tussen het aantal islamitische- en niet islamitische ouders dat ooit
cannabis heeft is niet significant (𝑋𝑋2=1.94, df=1, p=>.05). Het cannabisgebruik van islamitische en niet-islamitische ouders is zo gering dat deze ouderfactor bij de verdere
analyses buiten beschouwing is gelaten.
Tabel 1 Beschrijvende tabel Subschalen Islamitisch (N=126) Niet-islamitisch (N=223) Leeftijd Meisjes Jongens Cannabisgebruik jongeren M=16.23 SD=.81 55.6% 44.4% 9.6% M= 16.02 SD= .99 60.5% 39.5% 41.3% Cannabisgebruik Ouders Ouderlijke Controle Drugsspecifieke opvoeding 3.3% M= 3.66 SD=1.14 M=1.08 SD=.54 6.7% M=3.20 SD=1.19 M=1.23 SD= .62 ** significant bij p-waarde <.01
Correlaties
Tabel 2 geeft de correlaties tussen cannabisgebruik jongeren, leeftijd, geslacht, ouderlijke
controle en drugsspecifieke opvoeding weer. Hieruit komt onder anders een sterke samenhang
naar voren tussen cannabisgebruik en drugsspecifieke opvoeding, tussen drugsspecifieke
opvoeding en ouderlijke controle, en tussen ouderlijke controle en geslacht.
Tabel 2
Correlaties tussen de verschillende variabelen.
Cannabisgebruik jongeren
Leeftijd Geslacht Ouderlijke
controle Drugsspecifieke opvoeding Cannabisgebruik jongeren 1 .00 .01 -.04 .27** Leeftijd -.04 1 -.20** .10 -.02 Geslacht (m/v) -.09 -.03 1 .26** -.11 Ouderlijke controle .06 -.02 .19 1 -.28** Drugsspecifieke opvoeding .04 .07 .13 -.19** 1
Boven diagonaal = niet islamitisch Onder diagonaal = islamitisch ** Correlatie is significant bij p<0.01
Verband ouderfactoren en cannabisgebruik jongeren
Tabel 3 geeft de verbanden tussen het cannabisgebruik van de jongeren en de twee
ouderfactoren weer. Er is een significant verband gevonden tussen de drugsspecifieke
opvoeding en het cannabisgebruik in de totale groep allochtone jongeren. Hoe soepeler de
drugsspecifieke specifieke regels van ouders hoe groter de kans dat een jongere ooit cannabis
heeft gebruikt. Er is geen significant verband gevonden tussen ouderlijke controle en het
cannabisgebruik van jongeren.
Tabel 3
Logistische regressie analyse voor verband cannabisgebruik van allochtone jongeren en de ouderfactoren ‘ouderlijke controle’ en ‘drugsspecifieke opvoeding’.
Subschalen Islamitische en niet-islamitische allochtone jongeren (N=349)
Odds Ratio 95% C.I.
Ouderlijke Controle .78 .781.21
Drugsspecifieke opvoeding 1.34** 1.34- 3.20
** signifcant bij p-waarde <.01
Verschil verband ouderfactoren en cannabisgebruik jongeren tussen islamitische en
niet-islamitische allochtone jongeren
Om te kijken of de samenhang tussen de twee opvoedingskenmerken en cannabisgebruik
verschilt voor islamitische en niet-islamitische allochtone werden er vervolgens twee
interacties toegevoegd aan het model. Religie x ouderlijke controle en religie x
middelspecifieke opvoeding. Uit de resultaten blijkt alleen de interactie religie x
drugsspecifieke opvoeding significant. Om die reden werden de groepen gestratificeerd op
religie. Tabel 4 geeft de verschillen tussen islamitische- en niet islamitische jongeren in
verbanden tussen het cannabisgebruik en de twee ouderfactoren weer. Bij niet-islamitische
jongeren wordt een verband gevonden tussen de drugsspecifieke regels van ouders en het
cannabisgebruik van hun kinderen. Hoe toleranter de drugsspecifieke opvoeding van ouders
hoe groter de kans dat een jongere ooit cannabis heeft gebruikt. Bij islamitische jongeren
worden er geen verbanden gevonden tussen de twee ouderfactoren en cannabisgebruik.
Tabel 4
Logistische regressie analyse voor verband cannabisgebruik van islamitische en niet-islamitische jongeren en de ouderfactoren ‘ouderlijke controle’ en ‘drugsspecifieke opvoeding’.
Subschalen Islamitische jongeren (N=126) Niet-islamitische jongeren(N=223)
Odds Ratio
95% C.I
Lower Upper Odds Ratio
95% C.I Lower Upper
Ouderlijke Controle 1.27 .70 2.26 1.06 .81 1.39
Drugsspecifieke opvoeding .80 .50 2.84 2.64** 1.50 4.66
** signifcant bij p-waarde <.01
Discussie
Dit onderzoek heeft gemeten in hoeverre er een samenhang is tussen ouderfactoren en het
cannabisgebruik van islamitische- en niet islamitische allochtone jongeren van vijftien tot en
met zeventien jaar. De ouderfactoren bestaan uit ouderlijke controle, drugsspecifieke
opvoeding en het cannabisgebruik van ouders. Allereerst is het cannabisgebruik van
islamitische- en niet-islamitische allochtone jongeren in kaart gebracht op basis van
zelfrapportage. Zoals verwacht rapporteerden niet-islamitische jongeren vaker dat zij ooit
cannabis hebben gebruikt dan islamitische jongeren. Ongeveer 41% van de niet-islamitische
rapporteerden dat zij ooit cannabis hebben gebruikt. Ongeveer 7% van de islamitische
jongeren rapporteerden dat zij ooit cannabis hebben gebruikt. Deze uitkomst komt overeen
met eerder landelijk onderzoek van Monshouwer en anderen (2008) naar het cannabisgebruik
onder jongeren van twaalf tot en met achttien jaar. Uit dit onderzoek bleek ook dat
islamitische jongeren (9-13%) beduidend minder cannabis gebruiken dan niet-islamitische
(35%) of autochtone jongeren (19%).
Vervolgens is er gemeten of er verschillen bestaan tussen de ouderkenmerken van
islamitische ouders en de ouderkenmerken van niet-islamitische ouders. Allereerst is er
bekeken of de ouderlijke controle van islamitische- en niet islamitische ouders verschilden.
Islamitische jongeren ervaren meer ouderlijke controle dan niet-islamitische jongeren. Een
mogelijke verklaring het verschil in ouderlijke controle is het onderzoek van Pels en anderen
(2009) waaruit bleek dat islamitische ouders van jongere gezinnen steeds meer toezicht en
controle hanteren dan islamitische ouders van oudere generaties. Ook de verschillen in
drugsspecifieke opvoeding tussen islamitische- en niet-islamitische ouders zijn gemeten.
Zoals verwacht ervaren islamitische jongeren strengere opgelegde drugsspecifieke regels dan
niet-islamitische allochtone jongeren. Dit past bij het moreel conformisme en religiositeit die
centraal staan in de islamitische opvoeding (Pels, Distelbrink, Postema, 2009). Er bleek geen
significant verschil te zijn tussen het cannabisgebruik van islamitische ouders en
niet-islamitische ouders. In beide groepen ouders waren er nauwelijks cannabisgebruikers. Het
cannabisgebruik van ouders is om die reden voor de verdere analyses buiten beschouwing
gelaten.
Hierna is bekeken welke ouderfactoren samenhangen met het cannabisgebruik van
allochtone jongeren. Er blijkt een significant verband te zijn tussen drugsspecifieke opvoeding
en het cannabisgebruik van allochtone jongeren. Hoe strenger de drugsspecifieke regels van
ouders hoe groter de kans dat allochtone jongeren nooit cannabis hebben gebruikt. Hoe
toleranter de drugsspecifieke opvoeding van ouders hoe groter de kans dat een allochtone
jongere ooit cannabis heeft gebruikt. Dit komt overeen met de bevolkingsonderzoeken naar de
samenhang tussen drugsspecifieke regels en het cannabisgebruik van autochtone jongeren
(Caughlin & Malis, 2004; Kaplan, Turner, Norman, & Stillson, 1996; Kelly et al., 2002
Miller-Day, 2008; Spoth, Redmond, Trudeau, and Shin, 2002). Echter, uit dit onderzoek komt
naar voren dat de samenhang tussen het cannabisgebruik en de drugsspecifieke opvoeding
alleen geldt voor de groep niet-islamitische allochtone jongeren. Dit kan mogelijk verklaard
worden door het geringe aantal cannabisgebruikers in de onderzoeksgroep. Daarnaast is het
ook mogelijk dat de religie van islamitische jongeren zwaarder weegt dan de drugsspecifieke
regels van ouders bij de overweging om met cannabis te experimenteren.
Naast de samenhang tussen drugsspecifieke opvoeding en het cannabisgebruik is ook
de samenhang tussen ouderlijke controle en het cannabisgebruik gemeten. Er bleek er geen
significant verband tussen het cannabisgebruik van jongeren en de ouderlijke controle. Dit
komt niet overeen met de onderzoeken naar de samenhang tussen het cannabisgebruik van
autochtone jongeren en de ouderlijke controle (Choquet, Hassler, Morin, Flissard & Chau,
2007; Hibell, Andersson & Bjarnason, 2000; Hibell, Andersson, Bjarnason, Ahlström,
Balakireva, Kokkevi & Morgan, 2004). Echter, in dit onderzoek werd de unieke samenhang
tussen cannabisgebruik en ouderlijke controle getoetst, naast de samenhang tussen
drugsspecifieke opvoeding en cannabisgebruik. Uit de correlatieanalyses komt naar voren dat
deze ouderkenmerken gemiddeld correleren. Ofwel, jongeren die veel ouderlijke controle
ervaren, geven ook aan meer drugsspecifieke opvoeding te ervaren. De uitkomsten van dit
onderzoek suggereren daarom dat deze ouderkenmerken een gezamenlijk deel van de
variantie in cannabisgebruik verklaren. Wanneer de samenhang tussen cannabisgebruik en
beide kenmerken onderzocht wordt, blijkt alleen de drugsspecifieke opvoeding een unieke
samenhang te vertonen met cannabisgebruik.
Om de onderzoeksvraag: ‘Welke ouderfactoren hangen samen met het
cannabisgebruik van islamitische- en niet-islamitische allochtone jongeren tussen de vijftien
en zeventien jaar?’ te beantwoorden is er tot slot gemeten of er verschillen zijn in de
ouderkenmerken die samenhangen met het cannabisgebruik van islamitische en
niet-islamitische jongeren. De gevonden samenhang tussen de drugsspecifieke opvoeding en het
cannabisgebruik van jongeren geldt alleen voor niet-islamitische allochtone jongeren. Er is
geen samenhang gevonden tussen de drugsspecifieke opvoeding van ouders en het
cannabisgebruik van hun kinderen.
Beperkingen en aanbevelingen
Ondanks de bruikbare uitkomsten zijn er ook een aantal beperkingen aan dit onderzoek. Ten
eerste betreft dit een cross-sectioneel onderzoek waardoor de conclusies beperkt zijn.
Longitudinaal onderzoek wordt dan ook aan aanbevolen, hierdoor kan er informatie
gegenereerd worden over de invloed van ouderfactoren op het cannabisgebruik. Ten tweede
zouden er voor toekomstig onderzoek meer allochtone jongeren moeten worden geworven.
Het gaat met name om allochtone jongens. In zowel de islamitische als niet-islamitische groep
zijn de meisjes oververtegenwoordigd. De resultaten kunnen beter gegeneraliseerd worden
wanneer beide groepen meer mannelijke respondenten zou bevatten. Daarnaast zouden er ook
meer cannabisgebruikende islamitische jongeren geworven moeten worden. Zodat er ook voor
deze doelgroep gekeken kan worden naar de samenhang gevonden kan worden tussen
ouderkenmerken en het cannabisgebruik van islamitische jongeren.
De derde beperking van dit onderzoek is dat de vragenlijsten zijn ingevuld op basis
van zelfrapportage. Hierdoor kan er niet nagegaan worden of alle informatie klopt. Vragen
over het cannabisgebruik van de jongeren wordt wellicht niet altijd eerlijk beantwoord. Het
gevaar van sociaal wenselijke antwoorden is groot. Ook het cannabisgebruik van ouders
wordt misschien onderschat. Sommige jongeren weten misschien niet of hun ouders cannabis
gebruiken of schamen zich om dit te vertellen. Een vergelijkbare vragenlijst voor ouders zou
een oplossing kunnen zijn.
Ondanks deze beperkingen is de relevantie van dit onderzoek groot aangezien er niet
eerder onderzoek is gedaan naar de samenhang tussen ouderfactoren en het cannabisgebruik
van allochtone jongeren. Dit is zeer belangrijk omdat de groep allochtone jongeren die ooit
cannabis heeft gebruikt steeds groter wordt (Monshouwer, et al., 2008. Daarnaast zijn
allochtone jongeren in de verslavingszorg ververtegenwoordigd (Elling-De Boer 2011). Door
dit onderzoek wordt duidelijke dat preventie en gezinsinterventie vooral gericht moet zijn op
drugsspecifieke opvoeding van ouders.
Literatuurlijst
Bahr, S.J., Hoffmann, J.P., Yang, X. (2005). Parental and peer influences on the risk of
adolescent drug use. Journal of Primary Prevention, 26, 529-551.
Castro, F.G., Brook, J.S., Brook, D.W., Rubenstone, E. (2006). Paternal, perceived maternal, and youth risk factors as predictors of youth stage of substance use: A longitudinal study. Journal of Addictive Diseases, 25, 65 -75.
Caughlin & Malis, R.S. (2004). Demand/withdraw communication between parents and adolescents: Connections with self-esteem and substance use. Journal of social and personal relationships, 21, 25 -148
Choquet, M., Hassler, C., Morin, D., Falissard, B., Chau, N., (2008) Perceived parenting styles and tobacco, alcohol and cannabis use among Frensh adolescents: gender and family structure differentials. Alcohol & Alcoholism, 43, 73-80.
Christensen R., Kristensen P. K., Bartels E. M., Bliddal H., Astrup A. (2007) Efficacy and safety of the weight-loss drug rimonabant: a meta-analysis of randomised trials. Lancet 13 370, 1706–13.
Elling-De Boer, A. (2011). Jongeren en middelengebruik. In J. Van der Ploeg & E. Scholte (Red.), Orthopedagogische probleemvelden en voorzieningen in Nederland (p. 51-73). Apeldoorn: Garant Uitgevers.
European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (2008). Drugs and
vulnerable groups of young people. Lisabon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction.
Fergusson, D.M., Horwood, L.J. & Beautrais, A.L. (2003). Cannabis and educational achievement. Addiction, 98, 1681-92.
Hibell, B., Andersson, B., Bjarnason, T. (2000). The 1999 ESPAD Report: European School Survey Project on Alcohol and Other Drugs (ESPAD): alcohol and other drug use among students in 30 European countries. Stockholm: CAN.
Hibell, B., Andersson, B., Bjarnason, T., Ahlström, S., Balakireva, O., Kokkevi, A., Morgan, M. (2004). The ESPAD Report 2003: alcohol and Other Drug Use Among Students in 35 European Countries. Stockholm: CAN.
Junger, M., Terlouw, G.J., & Heijden, P.G.M. Van der (1995). Crime, accidents and social control. Criminal behavior and mental health, 5, 286-410.
Pels, T., Distelbrink, M., & Postma, L. (2009). Review van onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders. Verwey-Jonker Instituut.
Kaplan, C.P., Turner, S., Norman, E., Stillson, K. (1996). Promoting Resilience
Strategies: A Modified Consultation Model. Social Work in Education, 18, 158- 168.
Kelly, K.J., Comello, M.L.G., Hunn, L.C.P (2002). Parent-child communication, perceived sanctions against drug use, and youth drug involvement. Adolescence 37,
774-787.
Kerr, M. & Stattin, H. (2000). What parents know, how they know it, and several forms of adolescent adjustment: Further support for a reinterpretation of monitoring. Developmental Psychology, 36, 366-380.
Lynskey, M.T., J.D. Grant, L. Li, E.C. Nelson, K.K. Bucholz, P.A. Madden, D. Statham, N.G.
Martin & A.C. Heath. 2007. Stimulant use and symptoms of abuse/dependence:
epidemiology and associations with cannabis use--a twin study. Drug Alcohol Depend,
86, 147-53.
Miller-Day, M. (2008). Talking to youth about drugs: What do late adolescents say about
parental strategies? Family Relations, 57, 1-12.
Monshouwer, K., Verdurmen, J.E.E., Van Drosselaer, S., Smit, E., Gorter, S., & Vollebergh,
W.A.M. (2008). Jeugd en riskant gedrag 2007. Roken, drinken, drugsgebruik en
gokken onder scholieren vanaf 10 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut.
Spoth, R.L., Redmond,C., Trudeau, L., Shin, C. (2002). Longitudinal substance initiation
outcomes for a universal preventive intervention combining family and school
programs. Psychology of Addictive Behaviors, 16, 129-134.
Stattin, H., & Kerr, M. (2000). Parental monitoring: A reinterpretation. Child Development,
71, 1072-1085.
Stephenson, M. T., & Helme, D. W. (2006). Authoritative parenting and sensation seeking
as predictors of adolescent cigarette and marijuana use. Journal Drug Education, 36,
247-270.
Van der Vorst, H., Engels, R.C.M.E., Meeus, W., Dekovic, M., & Van Leeuwe, J. (2005). The
role of alcohol specific socialization in adolescents' drinking behavior. Addiction, 100,
1464-1476.