• No results found

‘Civic' burgerschap als politieke strategie? : een onderzoek naar het oproepen tot civic burgerschap bij Spaanse etno-regionalistische partijen als reactie op immigratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Civic' burgerschap als politieke strategie? : een onderzoek naar het oproepen tot civic burgerschap bij Spaanse etno-regionalistische partijen als reactie op immigratie"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

‘Civic' burgerschap als

politieke strategie?

Een onderzoek naar het oproepen tot civic burgerschap bij Spaanse etno-regionalistische partijen als reactie op immigratie.

Peter de Waal Malefijt (onder begeleiding van Tim Reeskens) 23-1-2014

6294553 8271 woorden.

(2)

1

I.

Lijst met afkortingen.

BNG: Bloque Nacionalista Galego

CC: Coalición Canaria

CiU: Convergència í Unió

EA: Eusko Alkartasuna

ERC: Esquerra Republicana de Catalunya

IU: Izquierda Unida

PNV: Partido Nacionalista Vasco

PP: Partido Popular

(3)

2

II.

Inhoudsopgave.

I. Lijst met afkortingen. ... 1

II. Inhoudsopgave. ... 2

III. Inleiding... 3

IV. Theoretische Kader: ... 5

1. Conceptualisering & Operationalisering: ... 6

2. Regionaal nationalisme in Catalonië, Galicië en Baskenland ... 10

3. Ontwikkeling van de Spaanse Immigratie-wetgeving ... 12

4. Verwachtingen op basis van de theorie: ... 15

V. Data & Methode: ... 17

1. Case-selectie: ... 17

2. Database ... 17

3. Methode: ... 18

4. Variabelen: ... 18

VI. Data-analyse & Resultaten: ... 20

1. Lineaire regressie: ... 22 2. Tekentoets: ... 23 VII. Conclusie: ... 25 VIII. Discussie: ... 26 IX. Literatuurlijst ... 27 X. Bijlagen: ... 31 1. Bijlage 1: Codebook. ... 31 2. Bijlage 2: de Tekentoets: ... 33

(4)

3

III. Inleiding.

Op 5 februari 2000 braken in het Zuid-Spaanse dorp El Ejido ernstige rellen uit tussen Spanjaarden en Marokkanen. De directe aanleiding van de rellen was de moord op een tweeëntwintig jarige Spaanse vrouw door een Marokkaanse gastarbeider. Dit in combinatie met het feit dat in de voorafgaande weken ook al twee Spaanse boeren door een gastarbeider vermoord waren, zorgde voor een uitbarsting van geweld jegens de Marokkaanse gastarbeiders. De Spaanse inwoners van El Ejido reageerden furieus op het bericht van de moord en trokken brandstichtend langs winkels van immigranten, terwijl zij leuzen schreeuwden als “Alle moren eruit!” (Zoon, 2000). Eigendommen werden vernietigd en verschillende gastarbeiders moesten wegvluchten voor de kokende mensenmassa.

Deze golf van vreemdelingenhaat was een nieuw fenomeen in de Spaanse samenleving en illustreert de overgang van een migratie- naar een immigratiesamenleving. Daar waar Spanje tot eind jaren 90’ een land was waar meer mensen wegtrokken dan er naar toe kwamen, veranderde dit de jaren daarop snel. Mede door de sterke economische groei van die periode wisten steeds meer gastarbeiders hun weg naar Spanje te vinden en aldaar hoopten ze een nieuw leven op te kunnen bouwen. Deze explosieve stroom van immigranten leidde tot ontevredenheid in de Spaanse samenleving over immigranten, en bovenstaande gebeurtenis bracht dit aan het licht. Het volk verwachtte een politiek antwoord en deze kwam in de vorm van een strenge wet (Calavita: 2005: 33). In dit onderzoek wordt gekeken wat voor invloed deze strenge immigratiewet heeft op het type burgerschap dat etno-regionalistische partijen uitdragen.

Deze thesis bouwt door op een onderzoek van Sanjay Jeram naar de relatie tussen immigratie en nationalisme in Baskenland. Jeram stelt dat binnen het Baskisch nationalisme een transitie gaande is van ethnic citizenship naar een meer civic citizenship: Volgens hem verwelkomen Baskische nationalistische partijen immigranten en nemen ze in hun wetgeving een regionaal burgerschap op dat gebaseerd is op woonplaats, in plaats van op etniciteit (Jeram, 2012). Deze tendens naar een meer civic burgerschap is volgens Jeram onderdeel van een bredere trend: The conclusion argues

that the Basque case is illustrative of a broader trend: that nations without states are incorporating themes of inclusive citizenship into their national imaginings in contrast to European states opting for tougher distinctions between nationals and non-nationals and aggressive programs of cultural integration (Jeram, 2012).

In deze thesis wordt gekeken of er sprake is van een verschuiving naar een meer inclusive citizenship bij etno-regionalistische partijen in Spanje. Deze thesis test deze aanname die Jeram in zijn onderzoek doet door naar een vijftal Spaanse etno-regionalistische partijen te kijken. Gekeken wordt

(5)

4

of al deze etno-regionalistische partijen thema’s van civic burgerschap in hun programma’s opnemen om zich daarmee af te zetten tegen de Spaanse regering. De periode die hiervoor genomen wordt, is de periode 1996-2004, waarin Aznar premier van Spanje was. Volgens Jeram was dit de periode waarin de strengste immigratiewetgevingen doorgevoerd werden (Jeram, 2012). Gekeken wordt of de Spaanse regering inderdaad een strenger immigratiebeleid gingen voeren, zoals Jeram stelt. De vraag die in deze thesis dan beantwoord dient te worden is:

Leidt immigratiebeperking op landelijk niveau tot een meer civic burgerschap bij etno-regionalistische partijen in Spanje?

Wetenschappelijk gezien kan dit onderzoek bijdragen aan zowel het immigratie- als het nationalisme vraagstuk. Het is van belang na te gaan of er een verband bestaat tussen etno-regionalistische partijen enerzijds en centrale immigratiewetgeving anderzijds. Mocht dit verband aangetoond kunnen worden dan opent dit nieuwe inzichten over dergelijke partijen. Maatschappelijk is het van belang dat kiezers beseffen dat het oproepen tot inclusief burgerschap eventueel als politieke strategie gebruikt kan worden.

(6)

5

IV. Theoretische Kader:

Deze thesis introduceert een tot op heden onderbelicht thema in de literatuur omtrent nationalisme en immigratie. Reeds veel is geschreven over de etno-regionalistische partijen in Catalonië en Baskenland (en in mindere mate Galicië), maar de koppeling met immigratie op landelijk niveau is relatief nieuw van aard. Sanjay Jeram toont aan de hand van een case study aan dat de Partido Nacionalista Vasco (PNV) een inclusiever burgerschap uit is gaan dragen, als reactie op de strenge immigratiewetgeving die vanuit Madrid opgelegd werd. Aan de hand van de dataset van het

Comparative Manifesto Project wordt deze aanname van Jeram getest voor de PNV en vier andere

vergelijkbare partijen. Voordat aan de data-analyse begonnen kan worden wordt de belangrijkste literatuur gepresenteerd rond dit thema. Allereerst worden een aantal cruciale concepten voor dit onderzoek uitgewerkt, waarna er gekeken wordt naar de verschillende vormen van nationalisme in de drie onderzochte autonome regio’s. Daarna wordt weergegeven hoe de Spaanse immigratie-wetgeving zich door de jaren heeft weten te ontwikkelen. In het daaropvolgende deel wordt de theorie van Jeram verder uitgewerkt en wordt gekeken hoe de etno-regionalistische partijen reageren op de strengere wetgeving. Na het uitleggen van de gekozen methode zal dit onderzoek de resultaten presenteren van de stelling dat etno-regionalistische partijen van een ethnic naar een civic burgerschap gaan om zich af te zetten tegen de centrale regering.

(7)

6

1. Conceptualisering & Operationalisering:

Kymlicka en Norman maken in hun uitgebreide uiteenzetting over het begrip citizenship duidelijk dat burgerschap niet slechts een status is, bepaald door een aantal rechten en plichten, maar dat het ook een identiteit is; een uitdrukking van iemands lidmaatschap van een politieke gemeenschap (Kymlicka & Norman, 1994: 396). Spanjaard zijn betekent dus niet dat men zich alleen moet houden aan de Spaanse rechten en plichten, maar men draagt ook de Spaanse identiteit uit. Voordat we ons in een theoretische discussie verliezen over de vraag ‘wat deze Spaanse identiteit is’ en of deze kenbaar is, is het van belang de volgende vraag te stellen: Als je je houdt aan de Spaanse rechten en plichten, bezit je dan het Spaanse burgerschap? Deze vraag staat centraal in het begrippenpaar

ethnic en civic burgerschap. Het onderscheid tussen deze vormen van burgerschap is een

veelgebruikt onderscheid in de literatuur (o.a. Brubaker, 1990; Kohn, 1944; Smith, 1991).

Ethnic burgerschap is een type burgerschap dat afgeleid is van het “ius sanguinis” principe. Volgens dit principe wordt burgerschap gebaseerd op bloedband. Dit betekent dat de nationale ingroup wordt gedefinieerd als een gemeenschap van mensen met een gedeelde afkomst. Burgerschap wordt dan verkregen aan de hand van deze afkomst. Alleen zij die voorvaderen hebben van de dominante etnische groep worden als burgers beschouwd (Brubaker, 1990).

Hier tegenover staat civic burgerschap. Dit type burgerschap is afgeleid van het “ius soli” principe. Volgens dit principe wordt burgerschap gebaseerd op basis van het territorium. Wanneer burgerschap als civic gezien wordt, dan wordt de nationale ingroup gedefinieerd als een gemeenschap die zich houdt aan een ‘sociaal contract’. Dit contract bevat een stel van basisprincipes dat het leven in de gemeenschap faciliteert. Het houden aan dit contract is de enige voorwaarde om als burger gezien te worden. Iedereen die op het grondgebied woont, heeft hiertoe de mogelijkheid (Brubaker, 1990).

Het is dan ook niet verwonderlijk dat civic burgerschap gezien wordt als liberaal, universalistisch en inclusief voor immigranten en ethnic burgerschap juist als onliberaal en exclusief voor immigranten (Reijerse & Van Acker et al., 2012: 3). De meest bruikbare definities van deze vormen van burgerschap zijn te vinden in het artikel van Reeskens en Hooghe. Volgens hen wordt civic burgerschap beschouwd als open en inherent politiek: naleving van wettelijke normen is het belangrijkste criterium tussen burgers en niet-burgers. Ethnic burgerschap houdt daarentegen in dat de status of etnische afkomst of voorouders bepalen wie geaccepteerd wordt als een volwaardig lid van de gemeenschap (Reeskens & Hooghe, 2010: 579).

Terugkomend op de eerder opgeworpen vraag: als je je houdt aan de Spaanse rechten en plichten, bezit je dan het Spaanse burgerschap? Deze vraag is per visie op burgerschap verschillend. Ethnic

(8)

7

burgerschap stelt dat dit alleen het geval is, wanneer deze persoon ook een Spaanse afkomst heeft. De civic visie stelt dat als een persoon op het territorium van de natie leeft, dat hem/haar ook gelijk een Spaans staatsburger maakt. Het onderscheid tussen beide soorten burgerschap is van groot belang in deze thesis. De vraag in deze thesis is of de visie op burgerschap door de jaren heen veranderd is bij etno-regionalistische partijen in Spanje. In navolging van het artikel van Koning ziet dit artikel het verschil tussen ethnic en civic, vooral als het verschil tussen hoge- al dan niet lage voorwaarden voor insluiting (Koning, 2011: 1976). Gekeken wordt of Spaanse etno-regionalistische partijen, door strengere immigratiewetgeving op landelijk niveau, een meer civic burgerschap nastreven.

Het feit dat etno-regionalistische partijen überhaupt een meer civic burgerschap nastreven kan opmerkelijk genoemd worden, want als we kijken naar de naam etno-regionalistische partijen dan vallen gelijk een tweetal zaken op. Zoals de naam al duidelijk stelt, combineert een dergelijke partij twee dimensies. Dergelijke partijen worden gekenmerkt door een etnisch onderscheid en een territoriale aanspraak op een gebied in een gevestigde staat (Dandoy, 2010: 196). De naam bevat naast een regionale component ook een etnische component: het draait bij dergelijke partijen dus ook om de etnische groep en dit valt op het eerste gezicht slecht te combineren met een inclusief burgerschap voor één ieder. Voordat gekeken wordt waarom etno-regionalistische partijen eventueel een civic burgerschap nastreven, wordt eerst gekeken naar de etno-regionalistische partijen in Spanje.

In een onderzoek uit 2006 kijken Peréz Nievas en Bonet naar de redenen voor het stemmen op nationalistische partijen in Europa. Dit doen zijn aan de hand van acht nationalistische partijen. Volgens Perez Nievas en Bonet moeten deze acht politieke partijen niet alleen gedefinieerd worden als nationalistische partijen, maar tevens ook als etno-regionalistische partijen. Volgens hen krijgt een partij het predicaat etno-regionalistisch als het voldoet aan een tweetal voorwaarden (Peréz Nievas & Bonet, 2006: 124-125):

1) een gedefinieerd geografische territorium dat onderdeel is van een staat met een claim tot een bepaalde vorm van zelfbestuur ervan,

2) en een beroep op een identiteit van een (min of meer) exclusieve groep.

Volgens hen voldoen alle acht politieke partijen die zij onderzoeken aan deze voorwaarden. Wat opvalt is dat vijf van de acht partijen onderzochte partijen uit Spanje komen. Deze vijf partijen zijn: Convèrgencia i Unió (CiU) en Esquerra Republicana de Catalunya (ERC) in Catalonië, Partido Nacionalista Vasco (PNV) en Eusko Alkartasuna (EA) in Baskenland en Bloque Nacionalista Galego (BNG) in Galicië. Deze vijf partijen doen volgens Pérez Nievas en Bonet een beroep op een identiteit

(9)

8

van een exclusieve groep en bovendien claimen zij een afgebakend territorium met als doel zelfbestuur.

Dandoy en Sandri onderschrijven in hun artikel uit 2007 dat deze partijen etno-regionalistisch van aard zijn, maar daarnaast noemen zijn nog twee partijen die volgens hen dit predicaat verdienen. Zij onderscheiden, naast de vijf eerder genoemde partijen, ook de PAR (Partido Argones Regionalista) en de PA (Partidu Andaluscista) als etno-regionalistisch (Dandoy & Sandri, 2007). Deze thesis behandelt deze twee partijen niet, aangezien er geen sprake is van een kenbare etniciteit (zie afbeelding 1). Volgens Williams bestaan er in Spanje ‘slechts’ drie etnische territoria binnen de staat en dat zijn Galicië, Catalonië en Baskenland (Williams, 1980: 49). Zodoende worden in deze thesis de vijf etno-regionalistische partijen gebruikt die ook in het artikel van Pérez Nievas en Bonet dit label gekregen hebben. De Partidu Andaluscista en de Partido Argones Regionalista worden dus niet in ogenschouw genomen, aangezien zij niet kunnen bogen op een etniciteit.

(10)

9

(11)

10

2. Regionaal nationalisme in Catalonië, Galicië en Baskenland

In deze thesis wordt gewerkt met vijf partijen uit drie verschillende regio’s: Catalonië, Baskenland en Galicië. Vooral over de Catalaanse en Baskische case is veel gezegd en geschreven. Volgens veel academici valt er een grove tweedeling te maken tussen beide regio’s met betrekking tot nationalisme en burgerschap. In het Baskische geval is er sprake van een etnisch nationalisme, met de nadruk op de voorouders, de geschiedenis, de gemeenschappelijke cultuur en de gedeelde solidariteit binnen de gemeenschap (Serrano Pascual, 1998: 100-101). Zabalo onderschrijft dit door te stellen dat het doorgaans gebruikelijk is om het Baskisch nationalisme als etnisch en exclusief te karakteriseren (Zabalo, 2004: 75). Hier tegenover staan de Catalaanse nationalisten die de Catalaanse identiteit juist definiëren in termen van taal en cultuur, elementen die beiden verkregen konden worden (Shabad & Gunther, 1982: 447). Sabino Arana, grondlegger van het Baskisch nationalisme, verwoorde het als volgt: Het Catalaanse beleid draait om het aantrekken van andere Spanjaarden, terwijl het Baskische programma juist van zichzelf alle Spanjaarden als buitenlanders afwijst (Payne, 1975: 76). In het algemeen kan gesteld worden dat het Catalaanse nationalisme assimilatie van immigranten nastreeft, waar het Baskisch nationalisme juist uitsluitend van karakter is (Shabad & Gunther, 1982: 447-448).

Daar waar het Baskische en Catalaanse nationalisme al snel ingedeeld wordt bij civic of ethnic is dit niet het geval in Galicië. Hoewel het Galicisch nationalisme een lange historie heeft, teruggaand tot de late 19de eeuw, heeft het nooit de hegemoniale ideologische status behaald als bijvoorbeeld het

geval is in Catalonië (Keating, 2011: 229). Echter bestaat er wel degelijk een Galicisch gevoel van identiteit, maar dit is nog niet zo sterk gepolitiseerd als in andere autonome regio’s (Keating, 2011: 228). De afgelopen jaren is dit echter deels veranderd door het electorale succes van het Bloque

Nacionalista Galego, welke de verschillende nationalistische partijen wist te verenigen (Cachafeiro,

2009: 139).

Het verschil tussen ethnic en civic burgerschap blijkt in de praktijk echter niet altijd duidelijk kenbaar te zijn. Theoretisch gezien bestaat er een groot onderscheid tussen beide soorten burgerschap, maar in de praktijk valt dit verschil soms lastig te ontwaren. Shulman stelt dan ook dat de civic-ethnic dichotomie vooral theoretisch van aard is, en dat beide types als ideaaltypes gezien kunnen worden die nooit helemaal opgaan (Shulman, 2002). Dit geldt ook voor Spanje. Zo blijkt, volgens Miley, bijvoorbeeld dat het Catalaanse nationalisme, juist niet civic maar vooral etnisch van aard is (Miley, 2007). Keating merkt dan ook terecht op: Characterising nationalisms such as those in the Basque

Country, Catalonia and Galicia as either ‘ethnic’ or ‘civic’ is an oversimplification, as both discourses exist simultaneously (Keating, 1996). Núñez voegt daar nog aan toe: There are Catalan, Basque or Galician ethnic, civic and cultural nationalists, all of them in complex and intricate mixtures – as

(12)

11

happens everywhere (Núñez, 2001). Dit in gedachten houdend, valt op dat het lastig is om de

verschillende vormen duidelijk te karakteriseren. In dit onderzoek is dat ook niet nodig, aangezien alleen de verandering naar een meer civic burgerschap weergegeven zal worden. Er wordt gekeken of de partijen een meer civic burgerschap nastreven, als reactie op strenge immigratiewetgeving. Het is echter wel van belang om te beseffen dat in deze autonome regio’s (red. Galicië, Catalonië en Baskenland) veel mensen hun identiteit koppelen aan een territoriaal gevormde gemeenschap van burgers met een gedeelde etniciteit, een taal en een cultureel erfgoed. Dit heeft politieke partijen zoals de BNG, ERC en PNV versterkt doordat deze partijen gebruik maken van een nationalistisch discours en zich afzetten tegen de Spaanse staat (Escandell & Ceobanu, 2010: 161). Het is duidelijk dat deze drie autonome regio’s verschillen van de andere regio’s in Spanje doordat ze een andere etniciteit en taal hebben en zodoende wordt in dit onderzoek gekeken naar deze drie regio’s:

Although the literature suggests that Basque, Catalan and Galician nationalisms differ from one another, we treat these regions as a distinct subsample from the rest of the autonomous communities because, compared with other regions, they have experienced the most significant declines in exclusive identification with the Spanish political community (Martínez-Herrera 2002, p. 441).

We hebben gezien dat de burgers van de drie autonome regio’s zich bewust zijn van hun unieke identiteit. Ondanks het feit dat de vormen van nationalisme en burgerschap allicht verschillen in de autonome regio’s, kunnen we concluderen dat in alle regio’s etno-regionalistische partijen voorkomen. Uit de literatuur blijkt dat er vijf etno-regionalistische partijen zijn en deze partijen worden in deze thesis onderzocht. Er wordt gekeken of zij in hun programma’s tot een meer civic burgerschap oproepen, als reactie op strenge immigratiewetgeving van de centrale regering. Deze aanname staat centraal in het onderzoek van Jeram en staat haaks op de volgende uitspraak:

“Nevertheless, even in developed states or regions there are nationalist protests against the threat that large-scale immigration seems to pose to the region’s economic well-being or cultural identity

(Shafir, 1995: 2). “

Jeram onderschrijft dit niet en gelooft juist dat etno-regionalistische partijen immigranten verwelkomen om daarmee te laten zien dat zij wel tolerant zijn, in tegenstelling tot de Spaanse regering (Jeram, 2012: ). De vraag is echter hoe Jeram tot deze aanname is gekomen en om dat te begrijpen dient eerst de Spaanse immigratiegeschiedenis onderzocht te worden.

(13)

12

3. Ontwikkeling van de Spaanse Immigratie-wetgeving

Anders dan de meeste West-Europese landen is de Spaanse immigratiegeschiedenis relatief jong. Daar waar landen als Nederland en Duitsland rond de jaren 50’ en 60’ de eerste immigranten ontvingen, was dit in Spanje pas eind 20ste eeuw. Tot 1973 was Spanje een emigratieland en dit

veranderde de jaren daarna langzaamaan. Pas vanaf de jaren 90’ kwam de immigratie naar Spanje daadwerkelijk op gang (Bover & Vellila, 1999). Grafiek 1 toont de sterke toename van immigranten vanaf eind jaren 90’.

(Grafiek 1: Absolute cijfers omtrent immigratie in Spanje voor buitenlanders, economische immigranten en niet economische immigranten (Mahia and De Arce et al., 2010: 31).

Vanaf midden jaren 90’ nam het aantal immigranten in Spanje snel toe. Deze snelle toename van immigranten leidde er toe dat het immigratievraagstuk een steeds belangrijkere rol ging spelen bij de politieke partijen, alsook in de ogen van het volk (Pérez, 2003). De eerste Spaanse wetgeving over immigratie stamt uit 1985 en deze wet werd ingevoerd onder druk van de Europese Gemeenschap, welke restricties oplegde aan de immigratie van niet-Europeanen. In deze wet, Ley de Extranjería, werd immigratie als een tijdelijk fenomeen gezien en de wet focuste zich vooral op immigranten die zich al in Spanje bevonden (ibid). Immigranten werden gezien als ‘arbeiders’ die gereguleerd moest worden door het Ministerie van Arbeid. Deze focus maakte het lastig voor immigranten om een verblijfsvergunning te krijgen en hinderde ook de familie hereniging-migratie. Men kon pas in aanmerking komen voor een visa of verblijfsvergunning als ze een baanaanbod hadden gekregen en dit maakte het zeer lastig om benodigde vergunningen te verlengen. Als gevolg van dit beleid hadden veel immigranten dan ook een illegale status (Pérez, 2003: 4).

Een amendement in 1996 van deze wet erkende immigratie als een structureel fenomeen en erkende het feit dat immigranten een bepaald aantal (subjectieve) rechten hebben. Rechten als, toegang tot onderwijs, gelijkheid en legal counsel (Calavita, 2003: 30). Deze wet versterkte de macht

(14)

13

van de regionale overheden. Daarnaast had dit amendement een permanente verblijfsvergunning en familie hereniging in zijn framework (ibid).

De volgende stap in de Spaanse immigratiewetgeving was de controversiële Ley Orgánico 4/2000. Deze wet werd aangenomen door een coalitie van de twee grootste oppositiepartijen (Partido Socialista Obrero Español en Izquierda Unida), en de twee ‘kleinere’ regeringspartijen PNV en CiU. De Partido Popular, op dat moment de grootste partij, was tegen deze wet en zag het dan ook als een verlies dat deze wet aangenomen werd (Blanco Lopéz, n.d.: 109). De wet 4/2000 werd beschouwd als de meest liberale wet voor de rechten van buitenlanders in Europa (Calavita, 2005: 30). Deze wet trachtte immigranten niet alleen gelijk te stellen aan de Spanjaarden op het gebied van fundamentele rechten, maar ook op het gebied van economische, sociale en culturele wetten (Goig Martínez, 2009: 4). Feit is echter dat deze wet niet langer dan een aantal maanden bestaan heeft, want aan het einde van 2000 werd de wet drastisch veranderd. De herziening van deze wet kwam tot stand door druk van de centrumrechtse Partido Popular en de Europese gemeenschap om deze wet aan te passen (Calavita, 2003: 407).

Wet 4/2000 werd een kleine maand eerder ingevoerd dan de eerder beschreven ongeregeldheden in El Ejido. Aznar, op dat premier van Spanje en tegenstander van de 4/2000 wet, greep deze gebeurtenis aan in zijn campagne voor de verkiezingen van in maart 2000 (Calavita, 2005: 33). De politieke strategie van de Partido Popular voor de verkiezingen was inspelen op de gebeurtenissen in El Ejido en het ‘sociale alarm’ luidden over immigratie in de samenleving (Melo Cartagena, 2009: 28). Door middel van een politiek discours dat de nadruk legde op het controleren van immigratiestromen en het veiliger maken van de samenleving, wist de PP een groot electoraal succes te boeken (ibid). Met de simpele, weinig originele verkiezingsslogan: España va bien (het gaat goed met Spanje) wist Aznar een absolute meerderheid te behalen (Roller, 2001: 2009).

Aznar en zijn Partido Popular “boycotten” wet 4/2000- waarvan zij claimden dat deze verantwoordelijk was voor de uitbraak van geweld in El Ejido- en zij zetten de implementatie van deze wet effectief stop (Calavita, 2005: 33). Na de verkiezingen van 2000, waar de Partido Popular een absolute meerderheid wist te behalen, werd de wet dan ook snel aangepast. Deze wetsrevisie richtte zich vooral op het bestrijden van illegale immigratie en ontnam immigrantenarbeiders het recht van vereniging, protest en staking (Zapata-Barrero, 2009: 9). Anders dan wet 4/2000 werd wet 8/2000 als een strenge immigratiewet gezien, welke als “payback” van Aznar gezien kan worden voor wet 4/2000 (Calavita, 2005: 33). De nieuwe wet werd door tegenstanders ook wel de Law of

Oppression and Slavery genoemd (Setién & Vicente Torrado, 2005: 148) en leidde door haar harde

(15)

14

Het waren de jaren dat de conservatieve overheid een hardere retoriek voerde over immigratie (Cornelius & Martin et al., 2004: 392). Zo werd de term illegale immigratie vaak in verband gebracht met politieke veiligheid en werd het zelfs expliciet verbonden met criminaliteit (Cross, 2013: 103). De aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center in New York versterkten dit gevoel bij Aznar alleen maar meer (Laursen, 2006: 269). Aznar kan dan ook gezien worden als een hardliner over immigratie, aangezien hij duidelijk zijn zorgen uitsprak over immigratie. Hij had duidelijk zijn twijfels over multiculturalisme en hij zag multiculturalisme als het grootste probleem van Europa (Hill, 2013: 114). Volgens hem is multiculturalisme precies datgeen dat de samenleving splitst. Het is namelijk niet samenleven, noch integreren (Fekete, 2006: 10). Het introduceren van het immigratieprobleem door Aznar en zijn Partido Popular heeft de Spaanse politiek veranderd: since

Prime Minister Aznar made anti-immigrant sentiment a respectable element of “mainstream” political discourse in Spain, opposition politicians risk losing vote share if they stray too far from the government’s hard line (Cornelius & Martin et al., 2004: 392)

Feit is dat de PP zich sinds 2000 inzette voor een hardere koers tegen immigranten. Behalve de strenge immigratiewet 8/2000 is er meer bewijs dat deze stelling ondersteund. Wanneer er gekeken wordt naar de verkiezingsprogramma’s van de Partido Popular in Europa vallen een aantal zaken op (zie tabel 1). Zo valt op dat in het verkiezingsprogramma van 1999 nog niet gesproken werd van immigratie als iets negatiefs, maar dat dit daarentegen wel in tien zinnen in het verkiezingsprogramma van 2004 terugkwam. Ook veranderde het idee van de partij over multiculturalisme; daar waar ze in 1999 multiculturalisme vier keer als een positief fenomeen beschreven, was dit in 2004 niet meer het geval. Ook kwam in het verkiezingsprogramma van 2004 naar voren dat arbeidsmigratie negatieve gevolgen kan hebben. In deze periode was immigratie dan ook een thema van groot belang voor de PP (Zamora-Kapoor, 2013: 52).

Verkiezingen: Immigration: Negative Multiculturalism: Negative Positive Labourmigration: Negative Positive 1999 0 0 4 0 0 2004 10 0 0 1 0

(Tabel 1: De frequentie van de variabelen Multiculturalism: positive and negative, Labourmigration positive and negative en Immigration: negative in de verkiezingsprogramma’s van de Partido Popular voor de Europese verkiezingen (Braun & Salzwedel et al., 2007).

(16)

15

4. Verwachtingen op basis van de theorie:

De vraag voor is hoe de vijf etno-regionalistische partijen reageren op deze strenge immigratiewetgeving. De eerste verwachting is dat deze strengere immigratiewetgeving positief ontvangen zal worden bij de etno-regionalistische partijen, aangezien dergelijke partijen een verlies van de regionale identiteit vrezen door de alsmaar groeiende immigratie (Shafir, 1995). Volgens Hepburn zijn regionalistische partijen vooral bezorgd over het beschermen van de regionale identiteit, taal, cultuur en het behoud van de typische sociale waarden (2009: 514). Daarnaast trachten ze de economische belangen van het afgebakende territorium te bevorderen (ibid). Een logisch gevolg hiervan is dat de etno-regionalistische partijen negatief tegenover immigranten staan, aangezien deze een bedreiging kunnen vormen voor de regionale identiteit. Sassen onderschrijft dit door te stellen dat de heropleving van het etnisch regionalisme barrières creëert voor de politieke incorporatie van immigranten (Sassen, 1996: 17). Sanjay Jeram, in zijn onderzoek naar de Baskische PNV, verwachtte in eerste instantie ook dat de Baskische nationalisten de voorkeur geven zouden geven aan een immigratieaanpak, welke immigranten uitsluit van membership van de natie (Jeram, 2012: 1771). Volgens Jeram was het een logische mogelijkheid dat de Baskische nationalisten negatief zouden reageren op een influx van buitenlandse immigranten. Dit zou zich dan uitten door xenofobische retoriek te gebruiken en door het opstellen van barrières om immigranten uit te sluiten van burgerprivileges (Jeram, 2012).

Jeram ontdekt in zijn onderzoek echter dat dit niet het geval is. Volgens hem construeren de Baskische nationalisten een open en inclusief burgerschapsbeleid om daarmee een verschil tussen Spaanse en Baskische waarden aan te geven (Jeram, 2012: 1772). Daar waar Madrid voorheen de nadruk legde op integratie, draaide het na wet 8/2000 om de controle en uitsluiting in de immigratiewetgeving. Door deze strenge wetgeving zagen de Baskische nationalisten een mogelijkheid om het verschil van de Baskische identiteit ten opzichte van de Spaanse verder te benoemen (ibid). De aanname dat minderheidsnaties een exclusieve en defensieve houding ten opzichte van immigranten innemen is volgens Jeram niet langer bruikbaar. Hij stelt dat gevestigde nationalistische bewegingen bepaalde waarden overnemen of aanpassen met als doel een grotere steun te verkrijgen en om duidelijk het onderscheid te benadrukken tussen hen en de centrale staat (Jeram, 2012: 1772). Volgens Jeram is het duidelijk dat de Baskische nationalisten een inclusiever burgerschap nastreven dan de Spanjaarden. Deze tendens wordt duidelijk als gekeken wordt naar het Baskische Immigratie Plan 2003-2005. Dit plan spreekt de volgende ambitie uit: The proposal of

an inclusive conception of citizenship, based on the criterion of de facto residence and not on nationality: all those who reside in the territory of the Basque Country are Basque citizens (Gatti &

(17)

16

Het is duidelijk dat dit plan een civic nationalism nastreeft. Dit wordt onderschreven door Eguzki Urteaga van de Universiteit van Baskenland in Vitoria:

The most novel concept proposed in the Basque Immigration Plan was that of an inclusive citizenship distinct from the Spanish concept of citizenship. . . in a nutshell, the nationalists wanted to send this message: if you live in the Basque Country, you should receive all the rights and privileges of being Basque (Jeram, 2012: 1780).

Het benadrukken van de tolerante Baskische identiteit ging verder dan alleen een tolerante wet aan te nemen. De regionale coalitie van Izquierda Unida (IU), Eusko Alkartasuna (EA) en Nacionalista Vasco (PNV) sprak zich daarnaast negatief uit over de Spaanse Immigratiewetgeving:

The Basque government urges the Spanish government to repeal the Law on Aliens because it is discriminatory and impedes both the social integration and legal incorporation of immigrants; the same way it calls for the development of a new law that regularizes the situation of all immigrants that reside in Spain (Jeram, 2012: 1780).

De observaties van Jeram worden onderschreven door Huszka. Ook zij merkt op dat de Baskische nationale identiteit vanaf 1960 een steeds inclusiever karakter kreeg (Huszka, 2010: 239). De resultaten uit het onderzoek van Jeram kunnen opmerkelijk genoemd worden. Dit betekent namelijk dat etno-regionalistische partijen een non-ethnic citizenship discours kunnen voeren. Jeram beaamt dit door te stellen dat de resultaten van de Baskische case illustratief zijn voor een bredere trend. Deze trend is dat naties zonder staat thema’s van inclusief burgerschap in hun nationale verbeelding opnemen, in tegenstelling tot Europese staten welke juist pleiten voor een strenger onderscheid tussen staatsburgers en niet-staatsburgers en een agressief programma voeren van culturele integratie (Jeram, 2012: 1772). Hieruit valt af te leiden dat de vijf eerder besproken etno-regionalistische partijen allen een meer civic citizenship zullen promoten in hun verkiezingsprogramma. In deze thesis wordt deze aanname van Jeram gecontroleerd voor deze vijf partijen. De theorie van Jeram volgend wordt gekeken of de nulhypothese verworpen kan worden:

H0: Immigratiebeperkingen op landelijk niveau leiden niet tot een inclusiever burgerschap bij etno-regionalistische partijen.

In onderstaand stuk wordt allereerst de data & methode besproken, waarna bij de resultaten gekeken of de nulhypothese verworpen kan worden.

(18)

17

V.

Data & Methode:

1. Case-selectie:

Eén van de belangrijkste redenen om te kiezen voor de case Spanje is het feit dat Spanje een multi-etnisch land is. Binnen de Spaanse grenzen leven zowel Spanjaarden, Galiciërs, Catalanen en Basken en allen affineren zich met een bepaald territorium. De case is ook uitermate geschikt doordat er verscheidene etno-regionalistische partijen actief zijn binnen het Spaanse politieke spectrum. Zowel in Catalonië, Galicië als Baskenland komen sterke etno-regionalistische partijen voor die grote steun genieten onder de lokale bevolking.

Daarnaast stelde Jeram dat de PNV van een ethnic naar een civic citizenship is gegaan doordat de centrale regering de strenge wet 8/2000 ingevoerd had. Deze wet is alleen in Spanje doorgevoerd en daardoor kan deze tijdspanne het beste onderzocht worden voor Spanje. Mocht de aanname van Jeram kloppen dan kan gekeken worden naar andere cases buiten Spanje. De aanname van Jeram wordt getoetst aan de hand van vergelijkbare partijen die te maken hebben gehad met dezelfde centrale wetgeving. Deze factoren maken Spanje de meest geschikte case om de stelling van Jeram aan te toetsen. Bijkomend voordeel is dat de onderzoeker de Spaanse taal machtig is.

2. Database

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de dataset van het Comparative Manifesto Project (CMP). Deze dataset vergelijkt de verkiezingsprogramma’s van 638 partijen in 55 verschillende landen aan de hand van een groot aantal variabelen. Het CMP laat een groep experts de verkiezingsprogramma’s analyseren door hen te laten kijken naar de frequentie van argumenten. De opgeschreven zinnen in een verkiezingsprogramma bevatten argumenten en deze worden geteld. Het aantal keer dat thema dan genoemd is (dat kan zowel positief als negatief) is de frequentie. Uiteindelijk zijn alle resultaten in de dataset gestandaardiseerd door de frequentie te delen door het totaal aan argumenten in een verkiezingsprogramma. Op deze manier maakt de lengte van een verkiezingsprogramma niet uit.

Het CMP heeft alle verkiezingen van Spanje onderzocht vanaf de eerste democratische verkiezingen in 1977 tot de meest recente verkiezingen van 2011. Deze thesis focust zich op de tijdspanne 1996-2004, omdat dit de regeerperiode was van Julian Aznar en immigratie een belangrijk punt op de agenda was. Gedurende zijn bewind werd de immigratiewet aangescherpt. Door eerst naar 1996 te kijken (voordat Aznar aan de macht was) en als tweede moment 2004 kan duidelijk bekeken worden wat de gevolgen waren van deze anti-immigratiewetgeving op het oproepen tot civic citizenship bij etno-regionalistische partijen.

(19)

18

3. Methode:

Om de eerder genoemde hypothesen te toetsen worden twee methoden gebruikt. De eerste methode waar gebruik van gemaakt zal worden is de lineaire regressie. Een lineaire regressie wordt gebruikt als men na wilt gaan wat de invloed is van één of meerdere onafhankelijke variabelen (X) op een afhankelijke variabele (Y). In deze regressie wordt de afhankelijke variabele die het veranderen van civic citizenship meet, afgezet tegen een drietal onafhankelijke variabelen. Twee van de drie onafhankelijke variabelen dienen hierbij als controlevariabelen. Door te controleren met deze variabelen, wordt gekeken of het verband tussen etno-regionalistische partij en civic citizenship geen schijnverband is.

De tweede methode die gebruikt wordt in dit onderzoek is de Tekentoets. De Tekentoets telt hoe vaak er sprake is van toename of afname bij de nameting (Bakker, 2010: 15). Gekeken wordt of de verandering in civic citizenship van etno-regionalistische partijen in de periode 1996-2004 significant van aard is. In onderstaand deel worden de verschillende variabelen benoemd en geoperationaliseerd, waarna onder het kopje analyse & resultaten uitspraken gedaan worden over het wel- al dan niet verwerpen van de nulhypothese en andere conclusies die uit de resultaten afgelezen kunnen worden.

4. Variabelen:

In de dataset van het Comparative Manifesto Project zijn Civic en/of ethnic burgerschap geen variabelen en daardoor dient gekeken te worden naar een andere variabele die civic citizenship het beste weet te beschrijven. Deze variabele is Social Harmony:

Appeal for national effort and solidarity; need for society to see itself as united; appeal for public spiritedness; decrying anti-social attitudes in times of crisis; support for the public interest; favourable mention of the civil society (Note: This category neither captures what your country can do for you nor what you can do for your country, but what you can do for your fellow citizens (Volkens & Lehmann et al., 2013).

Belangrijk is om te beseffen dat het bij deze variabele niet gaat om wat de overheid voor haar burger kan doen of andersom, maar dat het draait om het oproepen tot eenheid in de samenleving. Het gaat bij deze variabele om het zien van de samenleving als één verenigd geheel zonder dat groepen er buiten vallen. Deze variabele roept op tot het algemeen accepteren van één ieder op het grondgebied. Dit komt zodoende sterk overeen met het idee van civic citizenship. Civic burgerschap is namelijk het feit dat mensen die wonen op het territorium ingesloten worden in de samenleving en dit is hetgeen deze variabele weergeeft: the need for society to see itself as united. De verwachting is

(20)

19

dat de etno-regionalistische partijen meer oproepen tot het insluiten van één ieder in de samenleving. Deze variabele is de afhankelijke variabele in de regressie. Een regressiemodel gaat er namelijk van uit dat de afhankelijke variabele continue van aard is, dat betekent gemeten op interval- of rationiveau (Sieben & Linsen, 2010 :1). Dit is het geval bij de variabele Social Harmony Andere variabelen in de regressie dienen als controlevariabelen. Deze variabelen zijn Overheid en

Linksrechts. De variabele LinksRechts geeft aan in welke mate een partij links- al dan niet rechts is.

Deze variabele is overgenomen uit de database van Chapel Hill (Hooghe & Marks et al., 2008). Chapel Hill kijkt hoe links-rechts het verkiezingsprogramma van een bepaalde partij is. Dit is gedaan aan de hand van de bevindingen van experts. De resultaten zijn weergegeven op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 extreem links- en 10 extreem rechts is. De reden voor het controleren met deze variabele is dat links-rechts invloed heeft op de afhankelijke variabele. Zo blijkt uit het artikel van Seklulic naar verschillende vormen van burgerschap in Kroatië dat wanneer men ‘linkser’ is dat dit de kans verhoogt op een meer civic identiteit (2004: 480). Gekeken wordt of dat ook geldt voor Spanje en haar partijen. Deze variabele is ordinaal van aard.

De andere controlevariabele is Overheid. Met deze variabele wordt gekeken of het niet alleen etno-regionalistische partijen zijn die zich afzetten tegen Madrid, maar of dit ook geldt voor andere niet-regeringspartijen. De aanname van Jeram berust op het feit dat alleen etno-regionalistische partijen zich verzetten tegen de centrale overheid en deze variabele controleert hierop. De variabele

Overheid is een nominale variabele met drie categorieën. De drie categorieën zijn overheid,

ex-overheid en oppositie. Het is van belang deze variabele te transformeren tot een aantal dummy-variabelen, aangezien een nominale variabele alleen als onafhankelijke variabele in een

regressieanalyse kan worden opgenomen. Dit betekent dat één bepaalde categorie een patroon heeft van allemaal nullen, en deze categorie is de referentiecategorie.

In deze thesis is de referentiecategorie de Partido Popular, die op alle nominale variabelen 0 scoort. De Partido Popular wordt zodoende als referentie genomen. Een referentiecategorie wordt genomen als uitgangspositie, van waaruit verschillen het beste verklaard kunnen worden.

(21)

20

VI. Data-analyse & Resultaten:

In totaal zijn er negen variabelen, waarvan één string variabele, twee nominale variabele, twee dummy variabelen en vier continue variabelen. In bijlage 1 staat het codebook met een uitleg over de verschillende variabelen. De dataset die gebruikt wordt in deze analyse ziet er dan als volgt uit (tabel 2).

Partij: Etno: Linksrechts: Overheid: SH96: SH04: SHDif:

PP 0 8,00 1 2,325 1,971 -,354 CiU 1 6,25 2 2,020 3,861 1,841 ERC 1 2,18 3 0,00 0,00 0,00 PNV 1 6,17 2 ,886 6,273 5,387 EA 1 4,60 3 ,28 ,551 ,2706 BNG 1 2,36 3 0,00 ,166 ,166 IU 0 1,92 3 ,585 1,394 ,809 PSOE 0 3,58 3 3,287 1,163 -2,124 CC 0 6,26 2 2,024 ,421 -1,603

(tabel 2: de gecreëerde- en gebruikte dataset op basis van de Comparative Manifesto Project database (Volkens & Lehmann et al., 2013) en de Chapel Hill database (Hooghe & Marks et al., 2008).

Tabel 2 geeft de waarden aan voor alle negen partijen die in deze thesis onderzocht worden. In de eerste kolom staan de partijen en kolom 2 laat zien of de partij etno-regionalistisch is of niet. De volgende kolom geeft de eerder genoemde links-rechts schaal aan. De daaropvolgende kolom geeft aan hoe de partij zich verhoudt tot de overheid: is het een regeringspartij, ex-regeringspartij of oppositiepartij? De kolom SH96 en SH04 geven de waarden weer van Social Harmony in 1996 of 2000 (grafiek 2) en de laatste kolom laat het verschil zien tussen Social Harmony in deze periode.

Bekijken we bovenstaande tabel dan valt op dat het feit of een partij etno-regionalistische van aard is weinig zegt over de politieke ideologie van de partij. Drie van de etno-regionalistische partijen bevinden zich ‘links’ in het Spaanse politieke spectrum en twee zijn ‘rechts’ georiënteerd. Daarnaast valt op dat vijf van de negen partijen een stijging doorgemaakt hebben op het gebied van Social

Harmony ten opzichte van 1996. Drie andere partijen roepen in 2004 hier juist minder toe op, en één

partij benoemt zowel in 1996- als in 2004 geen enkele keer de variabele Social Harmony.

Opvallend is dat vier van de vijf partijen die een stijging doorgemaakt hebben etno-regionalistisch van aard zijn. Dit kan erop wijzen dat er een patroon bestaat tussen de strengere immigratiemaatregelen op landelijk niveau en de reactie van etno-regionalistische partijen hierop. De andere etno-regionalistische partij heeft noch een stijging noch een daling doorgemaakt.

(22)

21

Zodoende kan reeds geconcludeerd worden dat geen van de vijf etno-regionalistische partijen minder opgeroepen heeft tot civic citizenship in deze periode. De tabel laat zien dat er een bepaalde tendens waar te nemen valt. Als we de gemiddelden van de etno-regionalistische partijen afzetten tegenover de niet etno-regionalistische partijen dan ziet dat er als volgt uit:

Gemiddelde: N Standaarddeviatie (SD)

Niet Etno-regionalistische partijen -,8181 4 1,315

Etno-regionalistische Partijen 1,533 5 2,278

Totaal ,4881 9 2,186

(Tabel 3: SPPS-uitdraai. De gemiddelden vergeleken van variabele Ethno)

Het blijkt dat de niet etno-regionalistische partijen een negatief gemiddelde hebben, daar waar deze bij de regionalistische partijen positief is. Dit betekent dat in de periode 1996-2000 de etno-regionalistische partijen vaker de nadruk legden op Social Harmony- en zo dus civic citizenship- terwijl de niet-etno-regionalistische partijen er juist minder nadruk op legden. Daar waar het totaal van de negen partijen laat zien dat het gemiddeld vaker benoemd werd, blijkt dat dit bij de niet etno-regionalistische partijen alsnog negatief was. Toegegeven moet worden dat de standaarddeviatie bij alle uitkomsten hoog is. Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de aanname die Jeram deed in zijn onderzoek wel degelijk op cijfers gestoeld kan worden. De vraag is alleen of de aanname die Jeram doet ook significant is. Om antwoord op deze vraag te kunnen geven moet gekeken of de nul-hypothese verworpen kan worden:

H0: Immigratiebeperkingen op landelijk niveau leiden niet tot een inclusiever burgerschap bij etno-regionalistische partijen.

De nulhypothese kan verworpen worden als de α kleiner is dan 0,05 (α < 0,05). Dit wordt hieronder onderzocht aan de hand van een lineaire regressie en een tekentoets. De lineaire regressie kijkt of de nulhypothese verworpen kan worden en de Tekentoets kijkt of het verband tussen de resultaten van 1996 en 2004 voor de etno-regionalistische partijen überhaupt significant is.

(23)

22

1. Lineaire regressie:

Model: Béta Significantie

(constant) 0,424

Etno 0,567 0,112

(Tabel 4: SPPS-uitdraai van de lineaire regressie met SHDif als afhankelijke en Ethno als onafhankelijke variabele. De Partido Popular is als referentiecategorie genomen. Significantie bij α = 0,05)

In tabel 4 wordt de lineaire regressie weergegeven met Etno als afhankelijke- en SHDif als

onafhankelijke variabele. Uit deze regressie blijkt dat het feit of een partij etno-regionalistisch van aard is, voor 56,7% de afhankelijke variabele kan verklaren. Wordt er echter naar de significantie gekeken dan blijkt dat α > 0,05 (α = 0,11) en dit betekent dat de uitkomst van deze regressie niet

significant is. Als we de controle-variabelen (Overheid en Linksrechts) toevoegen aan de regressie

dan krijgen we de volgende uitkomst van de meervoudige regressie:

Model: Béta Significantie

(constant) 0,583

Etno 0,594 0,180

Linksrechts -0,616 0,541

ExOverheid -0,109 0,885

Oppositie -1,060 0,454

(Tabel 5: SPPS-uitdraai van de lineaire regressie met SHDif als afhankelijke variabele en Etno, Linksrecht, ExOverheid en

Oppositie als onafhankelijke variabelen. De Partido Popular is als referentiecategorie genomen. Significantie bij α = 0,05)

Opmerkelijk in deze meervoudige regressie is dat de significantie van de variabele Linksrechts relatief hoog is (0,541). Dit betekent dat het thema van civic citizenship geen typisch links-rechts thema is in Spanje. Daarnaast blijkt dat, in navolging van LinksRechts, de controle-dummy-variabelen ExOverheid en Oppositie nauwelijks verklarende kracht te hebben. De aanname van Jeram dat alleen etno-regionalistische partijen zich op deze manier afzetten tegen de centrale overheid, kan onderschreven worden met deze cijfers. Duidelijk is dat er geen sprake is van een schijnverband, aangezien de significantie laag blijft liggen. Het is interessant te zien dat ook uit deze regressieanalyse blijkt dat of een partij etno-regionalistische is, de grootste verklaringskracht heeft. Deze variabele geeft de laagste significantie weer: α = 0,18. Wederom moet gesteld worden dat dit verband niet significant is. De vraag is echter of het betrouwbaarheidsinterval van 0,05 niet te laag ligt voor een onderzoek met een dergelijk aantal cases (n=9). Om hier verdere uitspraken over te kunnen doen, onderwerpen we de etno-regionalistische partijen aan de Tekentoets.

(24)

23

2. Tekentoets:

De tekentoets is een binominale toets en wordt veelal gebruikt in gevallen waarbij er sprake is van een kleine n (n < 25). Deze toets bekijkt de relatie tussen twee variabelen en duidt het verschil tussen deze twee variabelen met een positieve (+) of een negatieve (-) score. In het geval van de etno-regionalistische partijen vergelijkt de tekentoets de variabelen SH96 en SH04. In een tabel ziet dit er als volgt uit:

Party: 1996 2004 Tekentoets: CiU 2,020 3,861 + ERC 0,00 0,00 +/- PNV ,886 6,273 + EA ,280 ,551 + BNG 0,00 ,166 +

(Tabel 6: Weergave van de Tekentoets)

Vier van de vijf partijen maken een positieve (+)- ontwikkeling door, en één partij maakt geen enkele ontwikkeling door. Deze partij wordt niet meegenomen in de Tekentoets, aangezien partijen die geen verandering hebben doorgemaakt genegeerd kunnen worden in een Tekentoets (Omey, 2007). Uit de Tekentoets komt een significantie van 0,063 (zie bijlage 2) en ook deze ligt boven de α = 0,05. Dit betekent dat er met de waarden van de vijf etno-regionalistische partijen überhaupt geen significant verband mogelijk was (bij α = 0,05). De gevonden uitkomst van de meervoudige regressie (α = 0,18) is voor 82% betrouwbaar, en het lijkt erop dat er wel degelijk een, al dan niet significant, verband bestaat tussen het oproepen tot civic burgerschap bij etno-regionalistische partijen.

Uit de data-analyse blijkt dus dat de nulhypothese niet verworpen kan worden bij een

betrouwbaarheidsinterval van 95%. Ondanks het feit dat het resultaat niet significant is, kunnen er echter wel een aantal interessante conclusies uit de analyse afgeleid worden. Allereerst blijkt dat het niet relevant is of een partij een linkse- of een rechtste oriëntatie heeft, want dit kan de variabele Social Harmony niet verklaren. Dit geldt ook voor de andere controle-variabele: overheid-

ex-overheid en oppositie. Uit de resultaten blijkt dat deze controlevariabelen weinig verklarende kracht hebben. Uit de resultaten valt verder af te leiden dat de variabele Ethno de hoogste verklaringskracht heeft, en deze variabele is de enige variabele die kan bogen op een positief verband. Dit betekent dat als een partij etno-regionalistische van aard is dat een dergelijke partij in 2004 vaker tot Social

(25)

24

Het significantie niveau dat uit de lineaire regressie kwam is voor een case met zeer weinig variabelen (n=9) alsnog sterk. De nulhypothese kan niet verworpen worden, maar er blijkt genoeg bewijs te zijn dat de aanname van Jeram klopt. Om dit te onderzoeken is het van belang om ook naar etno-regionalistische partijen te kijken buiten Spanje, aangezien er in Spanje niet meer partijen te onderzoeken vallen. Het idee van Jeram dat politieke partijen een meer civic burgerschapsbeleid nastreven als reactie op immigratiewetgeving lijkt na de data-analyse alleen maar aannemelijker te worden. Zoals al eerder gezegd blijkt dat het aantal cases te klein is om tot serieuze significante aannamen te komen en dit blijkt ook uit de Tekentoets. De verschillen tussen 1996 en 2004 waren volgens de Tekentoets ook niet significant (0,0625), hoewel dit weinig scheelde.

Samenvattend kan gesteld worden dat de uitkomst van de data-analyse de aanname van Jeram niet bevestigd, maar daarentegen ook alles behalve ontkracht. Het lijkt erop dat Jeram een interessant patroon heeft gevonden tussen strengere immigratiewetgeving en civic citizenship bij etno-regionalistische partijen.

(26)

25

VII. Conclusie:

In deze thesis is onderzoek gedaan naar de aanname van Jeram dat etno-regionalistische partijen thema’s van civic burgerschap incorporeren om zich daarmee af te zetten tegen de centrale overheid die daarentegen juist anti-immigratiewetgeving doorvoerde. Jeram kwam tot deze aanname na een casestudie naar één enkele Spaanse regionalistische partij, en hij generaliseerde dit voor etno-regionalistische partijen in het algemeen. Dit onderzoek onderzoekt op kwantitatieve manier of de aanname van Jeram opgaat voor etno-regionalistische partijen in Spanje.

Dit onderzoek heeft aangetoond dat Spanje vijf etno-regionalistische partijen kent, afkomstig uit Catalonië, Baskenland of Galicië. Deze vijf partijen zijn onderzocht in de periode 1996-2004, aangezien dit de periode was waarin de Spaanse regering een restrictiever immigratiebeleid ging voeren. Deze periode werd gekenmerkt door de strenge immigratiewet 8/2000, alsook door de harde retoriek van de regeringspartij Partido Popular en haar premier José Maria Aznar. Door te kijken of er in 2004 meer opgeroepen werd tot civic burgerschap dan in 1996 kan de volgende onderzoeksvraag beantwoordt worden:

Leidt immigratiebeperking op landelijk niveau tot een meer civic burgerschap bij etno-regionalistische partijen in Spanje?

Het onderzoek laat zien dat in 2004 etno-regionalistische partijen meer opriepen tot civic burgerschap dan in 1996 het geval was. In de periode dat de immigratiewetgeving strenger en restrictiever wordt, roepen de etno-regionalistische partijen op tot meer civic burgerschap. Ondanks het feit dat vier van de vijf partijen tot een meer civic burgerschap opriepen, is het verschil tussen 1996 en 2004 niet significant (α=0,18). Dat het gezochte verband niet significant is, kan grotendeels verklaard worden door het zeer aantal cases (n=5). De andere variabelen waarmee gecontroleerd werden (Overheid en Linksrechts) bieden een minder grote verklaringskracht en dit kan opmerkelijk genoemd worden. Civic burgerschap is blijkbaar geen typisch links-rechts thema. Ook is het geen gangbare strategie van oppositie partijen om zich op deze manier tegen de centrale regering te verzetten.

De aanname van Jeram lijkt, ondanks het feit dat die niet significant is, wel degelijk aannemelijk. Het lijkt erop dat etno-regionalistische partijen in Spanje thema’s van civic burgerschap opnemen om zich op deze manier te verzetten tegen de centrale regering in Madrid. Deze politieke strategie is tot op heden onderbelicht gebleven in de literatuur en is zodoende van grote toegevoegde waarde.

(27)

26

VIII. Discussie:

Sanjay Jeram deed naar aanleiding van één case een aanname voor alle etno-regionalistische partijen in West-Europa. Deze aanname is onderzocht door in plaats van naar één partij naar vijf partijen in Spanje te kijken. Ondanks het feit dat in deze thesis meer casussen onderzocht zijn dan Jeram onderzocht heeft, zijn dit er (nog) niet genoeg om tot standvastige conclusies te komen. Uit dit onderzoek blijkt dat er waarschijnlijk een verband tussen civic burgerschap bij etno-regionalistische partijen en een strenger immigratiebeleid op landelijk niveau bestaat, maar dit verband is voor de Spaanse case niet significant.

Er lijkt genoeg bewijs aanwezig om te stellen dat de aanname van Jeram geldt voor de Spaanse etno-regionalistische partijen. Echter valt dit niet te generaliseren naar alle etno-etno-regionalistische partijen in West-Europa, en zodoende is er vervolgonderzoek nodig. Dit vervolgonderzoek kan bijvoorbeeld gedaan worden naar partijen in andere Europese landen die ook het predicaat etno-regionalistische partij dragen. Gedacht kan hierbij worden aan partijen als Lega Nord in Italië, de Scottish National Party (SNP) in Schotland en de Plaid Cymru in Wales. Uiteindelijk kan dan geconcludeerd worden in welke mate de aanname van Jeram geldend is in West-Europa. Wellicht dient rekening gehouden te worden met populistische etno-regionalistische partijen en niet-populistische etno-regionalistische partijen. De verwachting is dat populistische partijen, ook al zijn ze etno-regionalistisch van aard, vooral een ethnic burgerschap na zullen streven. Deze verwachting kan bekeken worden voor partijen als de Nieuw-Vlaamse Alliantie en het Vlaams Belang.

Ander belangrijk punt van discussie naar aanleiding van dit onderzoek is of het oproepen tot meer

civic burgerschap inderdaad komt door strengere immigratiewetgeving, of dat dit komt door andere

verklaringen. In dit onderzoek wordt ervan uit gegaan dat strengere immigratiewetgeving het oproepen tot civic citizenship verklaard. De vraag is echter of andere belangrijke gebeurtenissen in deze periode niet eerder- en misschien beter- kunnen verklaren waarom de civic citizenship bij etno-regionalistische partijen veranderd is. Ook dit is een uitdaging voor vervolgonderzoek.

Al met al lijkt er bewijs te zijn dat de aanname van Jeram kloppend is en dat dit niet alleen geldt voor de Spaanse case. Het is in ieder geval interessant om te zien dat partijen die de nadruk op de

etniciteit leggen, toch een meer civic burgerschap uit kunnen dragen. Het beroepen op een meer

civic burgerschap kan dan ook gezien worden als een politieke strategie van etno-regionalistische

(28)

27

IX. Literatuurlijst

Bakker, L. 2010. De invloed van de zomercursus ‘Plezier op School’ op sociaal angstige kinderen en de waarneming van kinderen, ouders en leerkrachten ten aanzien van de sociale angst.

Blanco Lopéz, F. n.d. La legislación de extranjería en el debate político.

Braun, D., Salzwedel, M., Stumpf, C. & Wüst, A. M. 2007. Euromanifesto Documentation.

Unpublished paper. Available at http://www. eeshomepage. net.

Brubaker, W. R. 1990. Citizenship and nationhood in France and Germany.

Cachafeiro, M. G. 2009. El nacionalismo minoritario, de la marginalidad al gobierno: la trayectoria del Bloque Nacionalista Galego (1982-2007).

Calavita, K. 2005. Immigrants at the margins. Cambridge, UK: Cambridge University Press.

Calavita, K. 2003. A Reserve Army of Delinquents' The Criminalization and Economic Punishment of Immigrants in Spain. Punishment & Society, 5 (4), pp. 399--413.

Cornelius, W. A., Martin, P. L. & Hollifield, J. F. 2004. Controlling immigration. Stanford, Calif.: Stanford University Press.

Cross, H. 2013. Migrants, Borders and Global Capitalism. London: Routledge.

Dandoy, R. 2010. Ethno-regionalist parties in Europe: a typology. Perspectives on Federalism, 2 (2), pp. 194--220.

Dandoy, R. & Sandri, G. 2007. Regionalism and Party Programs. paper presented at: Conference of the

Società Italian a di Scienza Politica (SISP).

Escandell, X. & Ceobanu, A. M. 2010. Nationalisms and Anti-immigrant Sentiment in Spain. South

European Society and Politics, 15 (2), pp. 157--179.

Fekete, L. 2006. Enlightened fundamentalism? Immigration, feminism and the Right. Race & class, 48 (2), pp. 1--22.

Fuentes, F. J. M. & Ferrer, A. G. 2002. Políticas sanitarias dirigidas a minorías étnicas y extranjeros en Gran Bretaña, Francia y España. Documentación social, (127), pp. 207--226.

Gatti, G. & Muriel, D. 2013. Spain (Basque Country) The management of 'otherness’ under the crisis of the State: integration policies and inclusive citizenship as a government paradigm in the

(29)

28 Basque Country. Ethnic and Racial Studies.

Goig Martínez, J. M. 2009. Derechos de los inmigrantes en España: Estatus Constitucional y Tratamiento Legislativo. Revista de derecho de la Unión Europea, (17), pp. 33--51.

Hepburn, E. 2009. Regionalist party mobilisation on immigration. West European Politics, 32 (3), pp. 514--535.

Hill, C. 2013. The national interest in question. Oxford: Oxford University Press.

Hooghe, L., Bakker, R., Brigevich, A., de Vries, C., Edwards, E., Marks, G., Rovny, J. & Steenbergen, M. 2008. Reliability and Vilidity of Measuring Party Positions: The Chapel Hill Surveys of 2002 and 2006, unpublished ms.

Huszka, B. 2010. Secessionist framing: The role of different discourses in creating arguments for self-determination.

Jeram, S. 2012. Immigrants and the Basque nation: diversity as a new marker of identity. Ethnic and

Racial Studies, (ahead-of-print), pp. 1--19.

Jeram, S. 2013. Sub-state Nationalism and Immigrant Integration in Spain: Divergent Paths in the Basque Country and Catalonia. Paper presented at the annual meeting of the Canadian Political

Science.

Keating, M. 2001. Rethinking the Region Culture, Institutions and Economic Development in Catalonia and Galicia. European Urban and Regional Studies, 8 (3), pp. 217--234.

Koning, E. A. 2011. Ethnic and civic dealings with newcomers: naturalization policies and practices in twenty-six immigration countries. Ethnic and Racial Studies, 34 (11), pp. 1974--1994.

Kymlicka, W. & Norman, W. 1994. Return of the citizen: A survey of recent work on citizenship theory. Ethics, 104 (2), pp. 352--381.

Laursen, F. 2006. The Treaty of Nice. Leiden: Martinus Nijhoff Publ. Magone, J. M. 2004. Contemporary Spanish politics. London: Routledge.

Mahia, R., De Arce, R. & Thielemann, E. 2010. Immigration policy and its impact a comparative study with a focus on Spain.

Medrano, J. D. 2005. Nation, citizenship and immigration in contemporary Spain. International

(30)

29

Melo Cartagena, M. V. 2009. Migración a España : Los cambios de la política exterior migratoria en el segundo período de gobierno de José Maria Aznar y su impacto en la libre circulación de los ecuatorianos". Facultad Latinoamericana de Ciencias Sociales, Flacso.

Miley, T. J. 2007. Against the thesis of the “civic nation”: the case of Catalonia in contemporary Spain.

Nationalism and Ethnic Politics, 13 (1), pp. 1--37.

Nievas, S. P. & Bonet, E. 2006. Identidades regionales y reivindicación de autogobierno. El

etnorregionalismo en el voto a partidos nacionalistas de Bélgica, España y Reino Unido. Revista

española de ciencia política, (15), pp. 123--161.

Núñez, X. 2001. What is Spanish nationalism today? From legitimacy crisis to unfulfilled renovation (1975--2000). Ethnic and Racial Studies, 24 (5), pp. 719--752.

Omey, E. 2007. Parametervrije toetsen.

Payne, S. G. 1975. Basque nationalism. Reno: University of Nevada Press.

Pérez, N. O. 2003. Spain: Forging an immigration policy. Migration Information Source.

Reeskens, T. & Hooghe, M. 2010. Beyond the civic--ethnic dichotomy: investigating the structure of citizenship concepts across thirty-three countries. Nations and Nationalism, 16 (4), pp. 579--597.

Reijerse, A., Van Acker, K., Vanbeselaere, N., Phalet, K. & Duriez, B. 2012. Beyond the Ethnic-Civic Dichotomy: Cultural Citizenship as a New Way of Excluding Immigrants. Political Psychology.

Roller, E. 2001. The March 2000 general election in Spain. Government and Opposition, 36 (2), pp. 209--229.

Sassen, S. 1996. Beyond sovereignty: immigration policy making today. Social Justice, 23 (3 (65), pp. 9--20.

Sekulic, D. 2004. Civic and ethnic identity: The case of Croatia. Ethnic and racial studies, 27 (3), pp. 455--483.

Setién, M. L. & Vicente Torrado, T. L. 2005. Cross-disciplinary views on migration diversity. Bilbao, Spain: University of Deusto.

Shabad, G. & Gunther, R. 1982. Language, nationalism, and political conflict in Spain. Comparative

(31)

30

Shafir, G. 1995. Immigrants and nationalists. Albany: State University of New York. Shulman, S. 2002. Challenging the civic/ethnic and West/East dichotomies in the study of

nationalism. Comparative Political Studies, 35 (5), pp. 554--585.

Sieben, I. & Linssen, L. 2010. Logistische regressie analyse: een handleiding.

Volkens, A., Lehmann, P., Merz, N., Regel, S., Werner, A., Lacewell, O., Promise, S. and Henrike. 2013. The Manifesto Data Collection Manifesto Project (MRG/CMP/MARPOR). Version 2013b. Berlin: WZB Berlin Social Science Center

Williams, C. H. 1980. Ethnic Separatism In Western Europe*. Tijdschrift voor economische en sociale

geografie, 71 (3), pp. 142--158.

Zamora-Kapoor, A. 2013. A Structural Explanation for Anti-immigrant Sentiment: Evidence from Belgium and Spain.

Zapata-Barrero, R. 2009. Policies and public opinion towards immigrants: the Spanish case. Ethnic

and Racial Studies, 32 (7), pp. 1101--1120.

(32)

31

X.

Bijlagen:

In onderstaand deel, zijn de bijlage terug te vinden:

1. Bijlage 1: Codebook.

1) Party: Naam van de partij

2) Ethno: Of deze partij een etno-regionalistische partij is of niet 0 = Geen etn-regionalisitche partij

1 = etno-regionalistische partij

3) LeftRight: Deze variabele is overgenomen uit de dataset van Chapel Hill.

Position of the party in 2006 in terms of its overall ideological stance.

0 = extreme left :

5= center :

10 = extreme right

4) Govern: Deze variabele maakt een onderscheid binnen de 9 partijen die onderzocht worden.

0 = regering 1 = ex-regering 2 = oppositie

5) Ex-govern: Dummy variabele van Govern. 0 = niet ex-overheid

1 = ex-overheid

6) Oppos Dummy variabele van Govern.

0 = niet in de oppositie 1 = in de oppositie

7) SH96 Social Harmony 2004 (volgens CMP)

(33)

32

9) SHDif Het verschil tussen Social Harmony 2004 en 1996. (SHDif = SH04 – SH96)

(34)

33

2. Bijlage 2: de Tekentoets:

De tekentoets is een binomiale toets, waarbij twee variabelen worden vergeleken met elkaar. Mocht de kans even groot zijn dat etno-regionalistische partijen een stijging of een daling doormaken op de variabele Social Harmony dan is de kans precies 50%:

H0: p = 0.5

De kans bij de nulhypothese is 0,5 aangezien de kans even groot is dat het oproepen tot ‘civic’ burgerschap bij dergelijke partijen stijgt of daalt. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan geldt de alternatieve hypothese:

H1: p > 0.5

Gekozen is om enkelvoudig te toetsen, aangezien de verwachting op basis van de theorie is dat de etno-regionalistische partijen een stijging doorgemaakt hebben in 2004 ten opzichte van 1996. Het aantal positieve en negatieve resultaten kan als volgt gemeten worden:

Uit tabel 3 blijkt dat vier partijen een stijging doorgemaakt hebben- en één partij gelijk is gebleven. Deze partij wordt in de Tekentoets niet meegenomen, aangezien casussen waarbij niet gebruikt dienen te worden (Omey, 2007). Er wordt bij de Tekentoets gewerkt met:

= 4

= 0.

Vier partijen hebben een stijging doorgemaakt. Mocht het zo zijn geweest dat - = 0 was geweest, dan kon geconcludeerd worden dat de kans 0.5 is. Is 0 < + < 25 dan kan de kans

recursief berekend worden op basis van een binominale verdeling. En dan wel op de volgende

(35)

34 p** =

1

-N = 4 Combinaties Kans Combinaties * Kans

i = 0 1 0,0625 0,0625

i = 1 4 0,0625 0,25

i = 2 6 0,0625 0,375

i = 3 4 0,0625 0,25

i = 4 1 0,0625 0,0625

(Tabel 7: Uitkomsten van de Tekentoets; combinatie, kans en combinatie*kans)

Uit de p**-formule komt de volgende uitkomst: 1 – (0,0625+0,25+0,375+0,25) = 0,0625 De uitkomst van de Tekentoets is 0,0625.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De prestaties van netbeheerders die op of boven de norm liggen, zijn zwart weergegeven; de percentages die onder de norm liggen zijn rood weergegeven.. De kleur geeft niet aan hoe

with cesarean delivery, failure to progress (n=16) at 12 weeks of gestation, pelvic floor

This last issue can be solved by implementing RZ switching in each sDAC cell (Clara, Klatzer, Gruber, Marak, Seger, &amp; Pribyl, 2008) which makes sure that only

Let us prove the correctness of the algorithm. As proper interval graphs are hereditary, we can correctly reject if H is not a proper interval graph. Proper interval orderings

Elion foundation, as well as the Elion Company, under the influence of the Chinese traditional culture, using the module of the Pennink’s, successfully solve plenty of local

Zo hadden politieke partijen en partijleiders in december 2011 op Twitter met meer dan 547.000 followers verreweg het grootste bereik, voor Facebook (ruim 58.000 friends), Hyves

Hiervoor heeft zij geen (hoge) opleiding genoten te hebben en vooral in opdracht en reactief handelen. Het contact dat de diender met de politie heeft wordt zo minimaal

A possible explanation for this result is that mindfulness may decrease the RPE by increasing awareness and acceptance of discomfort (differentiating from pain). Thus,