Naam: Examen: Inleiding tot het Bedrijfsbeheer (J. Cornelissen)
Richting: 25 Januari 2014
10 Multiple choice (10p)
Er is slechts 1 correct antwoord per vraag. Een juist antwoord levert 1p op, een fout antwoord (-1/3). Wanneer je de vraag open laat, verlies noch win je punten. Omcirkel het juiste antwoord en vul onderstaande tabel aan.
Vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Antwoord (A/B/C/D)
1) Welke markt benaderd het best perfecte mededingen. a. Het kopen en verkopen van vis op een vismarkt b. Het kopen en verkopen van treintickets
c. Het kopen en verkopen van fiscale consultancy d. Het kopen en verkopen van auto’s
2) Welke uitspraak is correct?
a. Zowel het monetair beleid als het fiscale beleid is onder controle van de overheid. b. Zowel monetair beleid als fiscaal beleid is onder controle van de centrale bank c. De centrale bank controleert het fiscaal beleid en de overheid met monetair beleid d. Geen van bovenstaande is correct
3) De restaurantmarkt in België is een voorbeeld van: a. Perfecte mededingingen
b. Monopolistische competitie c. Monopolie
d. Oligopolie
4) Welke uitspraak is correct?
a. Fiscaal beleid is een platform met positieve netwerk effecten en de ring rond Antwerpen is een weg met positieve netwerkeffecten
b. Luxegoederen hebben vaak positieve netwerkeffecten
c. De telefoon is een goed voorbeeld van een product met positieve netwerkeffecten d. Geen van bovenstaande uitspraken is correct
5) De opportuniteitskost van het feit dat u en uw medestudenten momenteel dit examen afleggen is (vanuit het standpunt van de VUB)
a. De kosten van het verwarmen en verlichten van het examenlokaal
b. De waarde van het loon dat u in de toekomst zal verdienen door het behalen van uw diploma
c. Het hoogste loon dat u met bijvoorbeeld een studentenjob zou kunnen verdienen op dit moment
d. Het bedrag dat verdiend zou kunnen worden met het verhuren van dit lokaal voor bijvoorbeeld een evenement op dit moment
6) Beschouw een wereld met enkel 2 landen: “Land A” en “Land B” en 2 producten “Product A” en “Product B”. Elk land gebruikt de helft van alle beschikbare middelen voor de productie
van “Product A” en de andere helft voor de productie van “Product B”. Onderstaande tabel toont de productie in dit geval voor beide landen.
Land/Product Product A Product B
Land A 8 32
Land B 16 4
a. Land A heeft een absoluut voordeel op de productie van Product B en de
opportuniteitskost van de productie van 1 eenheid van Product A is 4 eenheden van Product B in land A.
b. Land A heeft een absoluut voordeel op de productie van product B en de
opportuniteitskost van de productie van 1 eenheid van Product A is 1/4 eenheden van Product B in land A
c. Land A heeft een absoluut voordeel op de productie van product B en de
opportuniteitskost van de productie van 1 eenheid van Product B is 4 eenheden van Product A in land B
d. Geen van de bovenstaande is correct
7) Bekijk bovenstaande tabel en duid het correcte antwoord aan.
a. Land B heeft een comparatief voordeel op de productie van Product A en een comparatief voordeel op de productie van Product B
b. Land B heeft een comparatief voordeel op de productie van Product A maar niet op de productie van Product B
c. Land A heeft een comparatief voordeel op de productie van Product A en op de productie van Product B
d. Geen van de bovenstaande uitspraken is correct 8) Duid het correct antwoord aan.
Uitspraak 1: De balans is een momentopname van de vermogenstoestand van een bedrijf Uitspraak 2: De balans geeft een oplijsting van de activa en passiva van een bedrijf Uitspraak 3: Het eigen vermogen behoort tot het passief van een bedrijf
a. Enkel uitspraak 2 is correct b. Enkel uitspraak 1 en 2 zijn correct c. Enkel uitspraak 2 en 3 zijn correct d. Alle uitspraken zijn correct
9) De bvba “Random BVBA naam” leent 20000 euro (op 10j terug te betalen aan de bank) voor de aankoop van een machine. Wat zal het effect zijn op de balans:
a. Deze transactie heeft enkel effect op de resultatenrekening, niet op de balans b. Enkel de actiefzijde verhoogt met 20000 euro onder rubriek “Vaste activa”
c. De actiefzijde verhoogt met 20000 euro onder de rubriek “Vlottende activa” en de passiefzijde verhoogt met 20000 euro onder de rubriek “Lange termijn schulden” d. De actiefzijde verhoogt met 20000 euro onder de rubriek “Vaste activa”, en de
passiefzijde verhoogt met 20000 euro onder de rubriek “Lange termijn schulden”. 10) Volgens het realisatiebeginsel wordt:
a. Een verkoop op krediet wordt als opbrengst opgenomen als de goederen worden geleverd
b. Een verkoop op krediet wordt als opbrengst opgenomen, als de goederen effectief betaald zijn
c. Een verkoop op krediet wordt als opbrengst opgenomen, als de goederen worden geleverd maar enkel indien de verkoper cash ontvangt op dat moment
6 Open vragen (6p)
1) Leg kort de onderstaande uitspraak van Clayton Christensen uit: “The trap of marginal thinking applies to integrity aswell”
2) Leg kort uit en geef enkele voorbeelden van marktsegmentatie in het kader van marketing 3) Leg kort uit en geef een voorbeeld van van een SWOT analyse
4) Vergelijk kort de theorie van Maslow en die van Hertzberg over wat werknemers motiveert 5) Wat is een boekhoudkundige afschrijving? Leg kort uit a.d.h.v. een voorbeeld.
6) Bespreek en geef enkele voorbeelden van een trademark Beschouw onderstaande balans en resultatenrekening (4p)
1) Bereken de schuld en becommentarieer. Welke factoren hebben een effect op het bepalen van de ‘optimale’ schuldgraad? Welke extra info zou je beter in staat stellen de schuldgraad van dit bedrijf te evalueren? (1p)
2) Bereken de ROE (Return On Equity) en ROA (Return On Assets). Wat geven deze ratio’s weer? (1p)
3) Ga er van uit dat “Random BVBA naam” jaarlijks 5% interest betaalt op zijn schulden. Leg het concept hefboomwerking uit en pas toe a.d.h.v. bovenstaande informatie. Zou je de ROE van dit bedrijf kunnen verhogen, en zo ja, hoe?
Editors note: Hoewel dit geen scan is van de opgavebladen van het examen (hierop moesten de vragen ingevuld worden) zijn de vragen wél een exacte kopie.