• No results found

De relatie tussen depressie, piekeren en slaapkwaliteit bij ouderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen depressie, piekeren en slaapkwaliteit bij ouderen"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen Depressie, Piekeren

en Slaapkwaliteit bij Ouderen

Bachelorthese

Auteur: Ruben Atteveld

Studentnummer: 10368965

Begeleidster: Gerly de Boo

Universiteit van Amsterdam

Datum: 18 december 2015

Aantal woorden abstract: 120

(2)

De Relatie tussen Depressie, Piekeren en Slaapkwaliteit bij Ouderen

Abstract

Uit onderzoek blijkt dat ouderen over het algemeen slechter slapen dan jongere volwassenen. Onderzoek bij studenten toonden aan dat slechte slapers vaak piekerden. Ook blijkt dat ouderen met slaapproblemen vaak last hebben van depressie. Of piekeren invloed heeft op de slaapkwaliteit van ouderen is nauwelijks onderzocht. Onderzocht is of piekeren en depressie invloed hebben op de slaapkwaliteit bij ouderen. 4 mannen en 22 vrouwen tussen de 75 en 97 jaar participeerden in dit onderzoek. Middels vragenlijstinterviews zijn depressie (door middel van de DASS-21), piekeren (door middel van de PSWQ) en

slaapkwaliteit (door middel van de PSQI) gemeten. Depressie en piekeren samen en depressie individueel bleken significante voorspellers van de slaapkwaliteit te zijn. Piekeren was geen significante voorspeller van de slaapkwaliteit.

Inleiding

In dit onderzoek wordt gekeken naar de kwaliteit van slaap bij ouderen.

Slaapproblemen komen vaker voor naarmate men ouder wordt (Ancoli-Israel, 1997). Zo geeft meer dan 70% van de 65+’rs aan dat zij moeite hebben met inslapen, doorslapen of vroeg opstaan (Jaussent, Dauvilliers, Ancelin, Dartigues, Tavernier, Touchon, Ritchie & Besset, 2011).

Wanneer men ouder wordt vinden er lichamelijke veranderingen plaats. Zo verandert het circadiaanse ritme, met als gevolg dat men eerder gaat slapen en eerder wakker wordt (Edwards, O’Driscoll, Ali, Jordan, Trinder & Malhotra, 2010). Een ander gevolg van het ouder worden zijn problemen met de ademhaling tijdens het slapen. Hier zitten gradaties in, van een toename in snurken tot obstructieve slaapapneu. Ook dit heeft een negatieve invloed op de slaapkwaliteit (Edwards et al., 2010). Slaapproblemen bij ouderen kunnen vaak niet

(3)

volledig worden toegeschreven aan het ouder worden, maar vooral aan secundaire factoren zoals (mentale) ziekten en medicijngebruik (Schenk & Hamburger, 2010). Uit onderzoek blijkt dat verslechterde slaap bij ouderen de gezondheid en kwaliteit van leven negatief beïnvloedt (Faubel, Lopez-Garcia, Guallar-Castillón, Balboa-Castillo, Gutiérrez-Fisac, Banegas & Rodríguez-Artalejo, 2009).

Uit onderzoek is gebleken dat slaaptekort op vele vlakken invloed heeft. Denk aan concentratieproblemen, moeite met het nemen van beslissingen, frustratie en irritatie, verslechterde weerstand of verminderd motorisch functioneren. Ook kan slaaptekort het verouderingsproces versnellen (Schenk & Hamburger, 2010). In slaap vallen tijdens een film is bijvoorbeeld minder erg dan wanneer men auto rijdt. Het ongeluk met de kerncentrale op Three Mile Island in Pennsylvania, Verenigde Staten werd toegeschreven aan verkeerd beoordelingsvermogen, veroorzaakt door slaaptekort. Slaaptekort kan catastrofale gevolgen hebben.

Een goede nachtrust is dus belangrijk. Naarmate men ouder wordt neemt dit alleen nog maar toe (Ancoli-Israel, 1997). Uit datzelfde onderzoek bleek bovendien dat

slaapproblemen vaak het gevolg zijn van onderliggende psychische of lichamelijke problematiek. Een psychisch probleem waar veel ouderen met slaapproblematiek last van hebben, is depressie (Ancoli-Israel, 1997). Ook in ander onderzoek werd gesuggereerd dat depressie een onderliggende factor van slaapproblematiek kan zijn (Jaussent et al., 2011). Deze associatie bleek ook uit het onderzoek van Campos Costa, Carvalho en Fernandes (2013). Zij en haar collega’s vonden in hun onderzoek dat er een mogelijke bi-directionele relatie is tussen doorslapen en depressie (Campos Costa, Carvalho & Fernandes, 2013). Bovendien is een van de symptomen van depressie insomnia (American Psychiatric

Assiociation, 2000). Uit ander onderzoek werd evidentie gevonden voor slaapproblemen als voorspeller van depressie. Om een depressie tegen te gaan zou men de slaapproblemen aan

(4)

kunnen pakken (Livingston, Blizard & Mann, 1993). Weer ander onderzoek toonde aan dat vrouwen in de menopauze slechte slapers zijn en depressieve gevoelens hebben. Hierbij gaven de vrouwen aan dat deze depressieve gevoelens, evenals het ouder worden, invloed had op hun slaapkwaliteit (Schenk & Hamburger, 2010). Er blijkt dus een verband te zijn tussen depressie, ouder worden en de kwaliteit van slaap. In dit onderzoek worden deze verbanden onderzocht bij ouderen (>65 jaar). Onderzoek specifiek bij ouderen ontbreekt, terwijl wel bekend is dat juist ouderen veel problemen hebben met slaap (Ancoli-Israel, 1997; Jaussent et al., 2011).

Een andere veelvoorkomende factor geassocieerd met slaapproblemen is zorgen maken. Uit onderzoek bij gezonde volwassenen bleek dat dagelijks zorgen maken een

negatieve invloed had op slaap (Brosschot, Van Dijk & Thayer, 2006). Dit kwam doordat het dagelijks zorgen maken invloed had op de hartslag van de onderzochten, wat weer een effect had op de slaapperiode. Het dagelijks zorgen maken leidde ook tot piekergedachtes. Zowel de gezondheid als de slaapperiode werden negatief beïnvloedt door piekeren. Bovendien bleek dat de gemoedstoestand waarin men verkeerde versterkt werd door zorgen maken (Brosschot, Van Dijk & Thayer, 2006). Eerder onderzoek suggereert dus dat zorgen maken een negatieve invloed heeft op de slaapkwaliteit.

Een aspect van zorgen maken is piekeren. Uit onderzoek blijkt dat piekeren en een negatieve stemming aan elkaar gerelateerd zijn (Thomsen, Mehlsen, Christensen & Zachariae, 2003). In dit onderzoek werd een onderscheid gemaakt tussen de invloed van negatieve stemming op slaapkwaliteit en de invloed van piekeren op de slaapkwaliteit. Hieruit kwam naar voren dat piekeren een negatieve invloed heeft op slaapkwaliteit, zelfs wanneer er gecorrigeerd werd voor negatieve stemming (Thomsen et al., 2003). Ander

onderzoek toonde aan dat zorgen maken en piekeren cognitieve processen zijn die overlappen met depressieve symptomen (Hong, 2006). Er is een relatie tussen negatieve stemming en

(5)

piekeren, evenals een relatie tussen beide factoren apart op slaapkwaliteit. Deze relatie is gevonden bij studenten (Thomsen et al., 2003). Of dat ook het geval is bij ouderen is nauwelijks onderzocht.

Slaapkwaliteit wordt beïnvloedt door een aantal factoren. In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van depressie en piekeren op de kwaliteit van slaap bij ouderen. De resultaten uit dit onderzoek kunnen mogelijk bijdragen aan het verbeteren van behandelingen gericht op het verbeteren van slaapkwaliteit door stemmingsproblematiek te verminderen. Er zijn al een aantal evidence-based behandelingen voor slaapproblemen, waaronder Cognitieve Gedragstherapie (CGT). Uit onderzoek blijkt dat CGT maar in 58% van de gevallen bij de eerste behandelreeks succesvol is (Neven, Lucassen, Bonsema, Teunissen, Verduijn & Bouma, 2009). Er is ruimte voor verbetering. Vaak heeft men een terugval en komt men terecht in een vicieuze cirkel (Campos Costa et al., 2013). Deze vicieuze cirkel houdt in dat depressie piekeren beïnvloedt, welke de depressie weer in stand houdt. Het is zaak om deze terugvallen te verminderen. Wellicht dat dit kan door middel van een beter aansluitende therapie. Dit onderzoek kan daar mogelijk aan bijdragen.

In dit onderzoek worden twee factoren onderzocht die invloed hebben op de

slaapkwaliteit bij ouderen. Er wordt gekeken naar de invloed van depressieve stemming op de slaapkwaliteit. Ook wordt er gekeken naar de invloed van piekeren op de slaapkwaliteit. In dit onderzoek wordt de invloed van beide factoren apart bekeken op de slaapkwaliteit. Op basis van eerdere onderzoeken kan verwacht worden dat depressie een grotere mate van invloed heeft op de slaapkwaliteit bij ouderen dan de mate van invloed van piekeren. Dit omdat eerder onderzoek al aantoonde dat er zowel sprake was van depressie als

slaapproblemen bij ouderen (Ancoli-Israel, 1997). Naar piekeren en slaapkwaliteit bij ouderen is zeer weinig onderzoek gedaan. Er is alleen een relatie gevonden tussen piekeren en verslechterde slaap bij studenten (Thomsen et al., 2003). Ook wordt er gekeken naar een

(6)

mogelijk effect van beide factoren op de slaapkwaliteit. Verwacht wordt dat een combinatie tussen depressieve stemming en piekeren een groter effect heeft op de slaapkwaliteit dan depressieve stemming of piekeren apart op de slaapkwaliteit (Ancoli-Israel, 1997; Brosschot et al., 2007; Hong, 2006).

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 27 deelnemers mee. De deelnemers zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria: men moet ouder zijn dan 65 jaar, niet mentaal beperkt zijn, er mag geen sprake zijn van (beginnende) Alzheimer en men moet Nederlands als moedertaal hebben. De deelnemers zijn geworven bij vier verschillende verzorgingstehuizen. De deelnemers bestonden uit vier mannen tussen de 87 en 92 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van M=89.25 (SD=2.63) en 22 vrouwen van tussen de 75 en 97 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van M=86.0 (SD=6.21).

Materialen

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie vragenlijsten, respectievelijk de DASS-21, de Penn State Worry Questionaire en de Pittsburgh Slaapkwaliteit Index. Allen zijn mondeling afgenomen door de onderzoeksstudenten.

DASS-21

Om de stemming van de deelnemers te meten is gebruik gemaakt van de verkorte Nederlandse versie van de Depression Anxiety Stress Scale; de DASS-21. Uit onderzoek (Henry & Crawford, 2005) blijkt dat de verkorte versie van de DASS (de DASS-21) valide genoeg bevonden is om de dimensies van depressie en stress te meten. De DASS-21 bestaat uit 21 items die laden op drie dimensies, namelijk angst, depressie en stress. Een voorbeeld

(7)

van een item dat laadt op de depressie-dimensie is ‘’Ik was niet in staat enig plezier te hebben bij wat ik deed’’. Antwoorden werden gescoord op een Likert-schaal van 0 tot en met 3, waarin 0 stond voor ‘helemaal niet van toepassing’, 1 voor ‘een beetje van toepassing’, 2 voor ‘behoorlijk van toepassing’ en 3 voor ‘zeer zeker van toepassing’. De test-hertest betrouwbaarheid op deze dimensies waren .74 voor de depressie items, .75 voor de angst items en .85 voor de stress items. De volledige DASS (met 42 items) werd met behulp van een t-test getest op studenten en patiënten en gaf voor iedere dimensie (depressie, angst, stress) een significant verschil, p < .001. Voor de DASS-21 werd geen noemenswaardig verschil gevonden in vergelijking de DASS (de Beurs, van Dyck, Marquentie, Lange & Blonck, 2001). In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar scores op de depressie-dimensie.

Penn State Worry Questionnaire

De Penn State Worry Questionnaire is gebruikt om de mate van piekeren te meten. Onderzoek wees uit dat de Penn State Worry Questionnaire (PSWQ) een valide instrument is en voldoende interne betrouwbaarheid kent (van Rijsoort, Emmelkamp & Vervaeke, 1999). Bovendien is deze vragenlijst goed te gebruiken bij bejaarden (Beck & Stanley, 1995). De items worden gescoord op een Likert-schaal van 1 tot 5, waarin 1 stond voor ‘helemaal niet kenmerkend’ en 5 stond voor ‘erg kenmerkend’. Voorbeeld van een item is ‘’Als ik onder druk sta, pieker ik veel.’’ Vervolgens worden deze scores bij elkaar opgeteld tot een totaalscore.

Pittsburgh Slaapkwaliteit Index

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Nederlandse versie van de Pittsburgh Sleep Quality Index, respectievelijk de Pittsburgh Slaapkwaliteit Index (PSQI). Dit instrument is een vragenlijst welke zowel verstoringen in slaap als de kwaliteit van slaap

(8)

meet over de periode van een maand. Het bestaat uit 19 items welke voortkomen uit zeven onderdelen, namelijk subjectieve slaapkwaliteit, habituele slaap efficiëntie, slaap

verstoringen, disfunctie overdag, gebruik van slaapmedicatie en slaap latentie. Een voorbeeld van een item is ‘’Hoe zou u uw slaapkwaliteit van de afgelopen maand gemiddeld

inschalen?’’. Hierop kon ‘heel goed’, ‘redelijk goed’, ‘redelijk slecht’ en ‘heel slecht’ geantwoord worden. Deze werden vervolgens gecodeerd met 0 voor ‘heel goed’, 1 voor ‘redelijk goed’, 2 voor ‘redelijk slecht’ en 3 voor ‘heel slecht’. De scores werden opgeteld. Hoe hoger de totaalscore, hoe lager de slaapkwaliteit. Uit tests met betrekking tot de test-hertest betrouwbaarheid en validiteit kwam een diagnostische score omtrent sensitiviteit van 89.6% en specificiteit van 86.5% naar voren (Buyss, Reynolds, Monk, Berman & Kupfer, 1989).

Procedure

Voorafgaand het afnemen van de vragenlijsten hebben de deelnemers een informed consent ondertekend waarmee zij toestemming verleenden aan het gebruiken van hun gegevens in dit onderzoek. De deelnemers werden niet in condities verdeeld. De deelnemers kregen gene vergoeding voor meedoen aan het onderzoek. De vragenlijsten werden

achtereenvolgens in één zitting individueel afgenomen bij de deelnemers door één van de onderzoeksstudenten. De volgorde van vragenlijst afname was DASS-21, Penn State Worry Questionnaire, Pittsburgh Slaapkwaliteit Index. De tijd per deelnemer betrof maximaal één uur. Vooraf gaven de deelnemers schriftelijk toestemming om de verworven gegevens anoniem te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Het informed consent werd indien nodig, voorgelezen door de onderzoeksstudent. Tussen iedere vragenlijst was er maximaal 5 minuten pauze voor de deelnemer, waarna doorgegaan werd met de volgende vragenlijst. In deze pauzes konden de deelnemers vragen stellen. Vragen over de inhoud van de

(9)

vragenlijsten werden aan het eind van de zitting beantwoord. Dit in verband met mogelijke overlap tussen vragenlijsten. Alles werd vertrouwelijk behandeld en verwerkt. Voor dit onderzoek is toestemming verkregen van de Commissie Ethiek, faculteit Psychologie van de Universiteit van Amsterdam.

Statistische analyses

De geworven data werden geanalyseerd met een multipele regressie en lineaire regressies in IBM SPSS 22. Alle data werd geïnterpreteerd en gerapporteerd aan de hand van Field (2013). Een a priori power-analyse is gedaan aan de hand van het onderzoek van Thomsen et al. (2003) om het gewenste deelnemersaantal te berekenen bij een power van 80% met α = .05. Deze gaf een deelnemersaantal van 60. Met behulp van correlatie matrices werd gekeken naar mogelijke correlaties tussen leeftijd en slaapkwaliteit, depressie en leeftijd, piekeren en leeftijd, piekeren en slaapkwaliteit, en depressie en slaap. Verwacht wordt dat er tussen al deze variabelen geen correlaties zijn.

Resultaten

27 deelnemers participeerden aan het onderzoek, waarvan één deelnemer halverwege stopte met het onderzoek. De gegevens van deze deelnemer zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking. Gekeken werd of de data normaal verdeeld is. Dit bleek zo te zijn voor slaapkwaliteit, D(26) = .146, p = .164, leeftijd, D(26) = .120, p = .200, en piekeren D(26) = .142, p = .187. De data waren niet normaal verdeeld voor depressie, D(26) = .210, p = .005.

Met correlatie matrices is gekeken naar de correlaties tussen leeftijd en slaapkwaliteit, depressie en leeftijd, piekeren en slaapkwaliteit, en depressie en slaapkwaliteit (tabel 1 en tabel 2). Leeftijd en slaapkwaliteit zijn niet gecorreleerd, r = . 128, p = .532 (tabel 1). Piekeren en leeftijd zijn niet gecorreleerd, r = -.150, p = .463 (tabel 1). Piekeren en

(10)

slaapkwaliteit zijn niet gecorreleerd, r = .327, p = .103 (tabel 1). Depressie en leeftijd zijn niet gecorreleerd, rs = .050, p = .808 (tabel 2). Depressie en slaapkwaliteit zijn gecorreleerd,

rs = .455, p = .019 (tabel 2). Depressie en piekeren zijn niet gecorreleerd, rs = .320, p = .112

(tabel 2). De verwachting dat alle variabelen niet met elkaar gecorreleerd zijn is hiermee bevestigd, behalve voor depressie en slaapkwaliteit. Deze zijn gecorreleerd.

Tabel 1

Correlaties en p-waardes voor de variabelen Leeftijd, Piekeren en Slaapkwaliteit. Leeftijd r p Piekeren r p Slaapkwaliteit r p Leeftijd - -.150 .463 .128 .532 Piekeren -.150 .463 - .327 .103 slaapkwaliteit .128 .532 .327 .103 - Tabel 2

Correlaties en p-waardes voor de variabelen Depressie, Leeftijd, Piekeren en Slaapkwaliteit. Depressie rs p Leeftijd rs p Piekeren rs p Slaapkwaliteit rs p Depressie - .050 .808 .320 .112 .455 .019

Een multipele lineaire regressie is gebruikt om het effect van depressie en piekeren samen op slaapkwaliteit te meten (tabel 3). Een significante regressie formule is gevonden, F(2, 23) = 3.550, p = .045, met R2 = .236. De assumptie van multicollineariteit is niet

(11)

Tabel 3

Gegevens over het effect van depressie en piekeren op de slaapkwaliteit. Behorend bij de multipele regressie.

B SD Beta t p

Depressie 1.207 .612 .395 1.972 .061

Piekeren .054 .067 .162 .810 .426

Figuur 1. Scatterplot van depressie en piekeren op slaapkwaliteit per deelnemer.

Het verband tussen depressie en slaapkwaliteit werd met een lineaire regressie getoetst (tabel 4). Een significante regressie formule is gevonden, F(1, 24) = 6.536, p = .017, met R2 = .214. De assumptie van multicollineariteit is niet geschonden, VIF = 1.000. De assumptie van homoscedasticiteit is niet geschonden (figuur 2).

Tabel 4

Gegevens over het effect van depressie zonder piekeren op de slaapkwaliteit. Behorend bij de lineaire regressie. B SD Beta t p Depressie 1.413 .553 .463 2.557 .017 ,00 50,00 100,00 150,00 200,00 250,00 300,00 0 10 20 30 Slaapkwaliteit

(12)

Het verband tussen piekeren en slaapkwaliteit werd ook met behulp van een lineaire regressie getoetst (tabel 5). Er werd geen significante regressie formule gevonden, F(1, 24) = 2.866, p = .103, met R2 = .107. De assumptie van multicollineariteit is niet geschonden, VIF = 1.000. De assumptie van homoscedasticiteit is niet geschonden (figuur 3).

Tabel 5

Gegevens over het effect van depressie zonder piekeren op de slaapkwaliteit. Behorend bij de lineaire regressie.

B SD Beta t p

Piekeren .109 .065 .327 1.693 .103

Figuur 3. Scatterplot scores deelnemers op de PSWQ.

0 10 20 30 40 50 60 70 0 10 20 30 Piekeren 0 1 2 3 4 5 0 10 20 30 Depressie

(13)

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen depressie, piekeren en slaapkwaliteit bij ouderen. Er werd een significant effect gevonden voor depressie op slaapkwaliteit. Dit gevonden effect steunt de veronderstelling dat depressie slaapkwaliteit beïnvloedt. Voor de veronderstelling dat slaapkwaliteit negatief beïnvloed wordt door piekeren is geen steunende evidentie gevonden. Deze hypothese is daarmee op basis van dit onderzoek niet aangenomen. Ook werd er gekeken naar het effect van depressie en piekeren samen op de slaapkwaliteit. Voor de veronderstelling dat depressie en piekeren samen de slaapkwaliteit negatief beïnvloed, is steunende evidentie gevonden. Verwacht werd echter dat depressie en piekeren samen een sterkere invloed had op de slaapkwaliteit dan wanneer men alleen depressief was. Aan deze verwachting is met dit onderzoek niet voldaan. Uit de resultaten blijkt het tegenovergestelde.

Depressie als individuele invloed op slaapkwaliteit is sterker dan depressie en piekeren samen als invloed op slaapkwaliteit. Dit staat lijnrecht tegenover de verwachting gebaseerd op eerder onderzoek. Uit Brosschot et al., (2007) kwam juist naar voren dat gemoedstoestand versterkt werd door piekeren, dit bleek zo te zijn voor angst en stress. De resultaten uit dit onderzoek steunen niet de verwachting dat deze relatie tussen

gemoedstoestand en piekeren ook opgaat voor depressie. Dit omdat de relatie tussen

depressie en slaapkwaliteit sterker was dan de relatie tussen depressie en piekeren samen en slaapkwaliteit.

In eerder onderzoek kwam naar voren dat er een relatie was tussen depressie en slaapkwaliteit. Ook werd gesuggereerd dat depressie een onderliggende factor kan zijn voor slaapproblemen. Deze suggestie wordt door de resultaten in dit onderzoek gesteund. Een hoge mate van depressie ging gepaard met een lage mate van slaapkwaliteit.

(14)

Een mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten is het geringe aantal deelnemers dat heeft meegedaan aan het onderzoek. Volgens de power-analyse werd een deelnemers aantal van 60 vereist om betrouwbare conclusies te kunnen trekken uit het onderzoek. In dit onderzoek hebben echter 26 deelnemers meegedaan. Reden hiervoor is het feit dat veel bejaardentehuizen bedankten voor bezoek van de onderzoeksstudenten. Ook bleek dat veel bejaardentehuizen huisvesting boden aan ouderen met (een beginnende vorm van) dementie. Reden hiervoor is dat sinds 2007 de wet is veranderd, waardoor de

kwalificaties waaraan men moet voldoen om in een bejaardentehuis te mogen wonen zijn aangescherpt. Men wordt nu toegelaten wanneer men 24 uur per dag zorg of toezicht nodig heeft (Centrum Indicatiestelling zorg, z.d.). Dit maakt dat de mensen in bejaardentehuizen veelal niet voldeden aan de inclusie criteria die gesteld zijn voor dit onderzoek. Wellicht dat een grotere groep deelnemers verschil had gemaakt in de evidentie omtrent de relatie tussen piekeren en slaapkwaliteit. Op basis van de literatuur werd verwacht dat piekeren een

negatieve invloed zou hebben op de slaapkwaliteit. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dit niet het geval.

In dit onderzoek is louter gekeken naar depressieve stemming en piekeren als

invloeden op inslapen en slaapkwaliteit. Een tweede mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten zou kunnen zijn dat ouderen meer moeite hebben met inslapen (Schenk &

Hamburger, 2010). Daar waar verwacht werd dat inslaapproblemen kwamen door piekeren, zoals Thomsen et al. (2003) aantoonden bij studenten, zouden deze ook verklaard kunnen worden door andere, niet meegenomen factoren. Zoals bijvoorbeeld overlast. De

vragenlijsten hadden geen items die hierover gingen waardoor het niet in kaart is gebracht. Dit zou kunnen verklaren waarom men slaapproblemen heeft maar men niet piekerde en strookt tevens met de resultaten uit dit onderzoek.

(15)

Een punt van discussie voor de gevonden resultaten is de manier waarop de

vragenlijsten afgenomen en gescoord zijn. De vragenlijsten zijn door de onderzoeksstudenten in één-op-één interviews met de deelnemers afgenomen. De scoring werd hierbij ook gedaan door de onderzoekers. Het was de eerste keer dat de onderzoeksstudenten werkten met de vragenlijsten. Het zou kunnen dat door gebrek aan ervaring de vragenlijsten niet accuraat gescoord zijn. Veel van de deelnemers gaven niet direct antwoord op de vraag maar vertelden door middel van voorbeelden en verhalen hun antwoord op de vraag. Interpretatie van de onderzoeksstudent was nodig om vervolgens de vragen te scoren. De handleidingen voor de vragenlijsten gaven geen instructies omtrent interpretatie van de antwoorden van de

deelnemers.

Een tweede punt van discussie is het feit dat de vragenlijsten op één moment zijn afgenomen. Er is geen follow-up meting gedaan en er zijn ook geen periodes geweest waarin metingen werden afgenomen. Op de vraag ‘’Gedurende de afgelopen maand, hoeveel uur heeft u echt geslapen ’s nachts?’’ kan daarom van alles geantwoord worden. De

onderzoeksstudenten hebben de antwoorden van de deelnemers voor waarheid aangenomen, maar deze zijn niet te controleren. Bovendien nam 50% (13 van de 26) van de deelnemers slaapmedicatie, waardoor zij niet precies konden aangeven hoe laat ze in slaap vielen. Dit heeft als gevolg dat het echte aantal uur slaap in twijfel getrokken zou kunnen worden. Dit zou kunnen doorwerken in minder accurate resultaten op de vragenlijst waarop conclusies in dit artikel zijn gebaseerd.

Een opvallende bevinding die getrokken kan worden uit de resultaten van dit

onderzoek is dat depressie in combinatie met piekeren een minder negatief effect heeft op de slaapkwaliteit dan depressie zonder piekeren. Uit de literatuur blijkt echter het

tegenovergestelde; zorgen maken zou de gemoedstoestand versterken, wat de slaapkwaliteit niet ten goede komt (Brosschot et al., 2007). Op basis van de literatuur zou men dus

(16)

verwachten dat depressie en piekeren samen een grotere invloed had op de kwaliteit van slaap dan depressie zonder piekeren. Er is sprake van tegenstrijdigheid. In vervolgonderzoek zou deze relatie opnieuw onderzocht kunnen worden en kan geprobeerd worden een onderscheid te maken tussen piekeren en zorgen maken. In dit onderzoek is piekeren gedefinieerd als zorgen maken voor het slapen gaan. Wellicht dat piekeren door het specifieke moment in de dag een ander effect heeft op de slaapkwaliteit wanneer gecombineerd met depressie dan het algehele zorgen maken, welke op ieder moment van de dag kan zijn of zelfs de gehele dag door. Piekeren werd in dit onderzoek gezien als zorgen maken op een specifiek moment in de dag (voor het slapen gaan) en op basis van die assumptie werd gekeken of het verband dat Brosschot et al. (2007) vonden voor angst en stress en piekeren ook opging voor depressie. Dat verband betrof de bevinding dat de gemoedstoestand versterkt werd door piekeren. Deze mogelijke verklaring zou stroken met zowel de gevonden resultaten in dit onderzoek, als met het onderzoek van Brosschot et al. (2007).

In vervolg onderzoek zou gepoogd moeten worden om het aantal deelnemers te verhogen. Er zou ook gecontroleerd moeten worden voor meerdere variabelen die invloed kunnen hebben op de slaapkwaliteit naast depressie en piekeren. Wellicht dat andere vragenlijsten hiervoor een uitkomst zouden kunnen bieden. In afname van vragenlijsten en scoring zouden de onderzoekers beter getraind kunnen worden zodat zij de antwoorden van de deelnemers beter kunnen scoren. Ook zou men in het onderzoek op meerdere momenten vragenlijsten kunnen afnemen bij de deelnemers, zodat de data meer betrouwbaar is.

Dit onderzoek kan gezien worden als een verkennende studie naar de relatie tussen depressie, piekeren en slaapkwaliteit bij ouderen. Meer onderzoek is nodig om deze relatie beter in kaart te brengen. Desondanks is er een stap gezet in de verkenning en onderlinge relaties van mentale problematiek die invloed heeft op de slaapkwaliteit bij ouderen.

(17)

Referenties

Ancoli-Israel, S. (1997). Sleep problems in older adults: putting myths to bed. Geriatrics, 52(1), 20-30.

Beck, J. G., Stanley, M. A., & Zebb, B. J. (1995). Psychometric properties of the Penn State Worry Questionnaire in older adults. Journal of Clinical Geropsychology, 1(1), 33-42.

Brosschot, J. F., Van Dijk, E., & Thayer, J. F. (2007). Daily worry is related to low heart rate variability during waking and the subsequent nocturnal sleep period. International Journal of Psychophysiology, 63(1), 39-47.

De Beurs, E., van Dyck, R., Marquentie, L. A., Lange, A., & Blonk, R. W. B. (2001). De DASS: een vragenlijst voor het meten van depressie, angst en stress.

Gedragstherapie, 34, 35-53.

Buysse, D. J., Reynolds, C. F., Monk, T. H., Berman, S. R., & Kupfer, D. J. (1989). The Pittsburgh Sleep Quality Index: a new instrument for psychiatric practice and research. Psychiatry research, 28(2), 193-213.

Centrum Indicatiestelling Zorg. (z.d.). Besluit over Wlz-indicatie. Geraadpleeg op 1 december 2015, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-in-zorginstelling/vraag-en-antwoord/wlz-indicatie-aanvragen.

(18)

Costa, I. C., Carvalho, H. N., & Fernandes, L. (2013). Aging, circadian rhythms and

depressive disorders: a review. American journal of neurodegenerative disease, 2(4), 228-246.

Diagnostic and statistical manual-text revision (DSM-IV-TRim, 2000). American Psychiatric Association, 2000.

Edwards, B. A., O’Driscoll, D. M., Ali, A., Jordan, A. S., Trinder, J., & Malhotra, A. (2010, October). Aging and sleep: physiology and pathophysiology. Seminars in respiratory and critical care medicine, 31(5), 618-633.

Faubel, R., Lopez-Garcia, E., Guallar-Castillón, P., Balboa-Castillo, T., Gutiérrez-Fisac, J. L., Banegas, J. R., & Rodríguez-Artalejo, F. (2009). Sleep duration and health-related quality of life among older adults: a population-based cohort in Spain. Sleep, 32(8), 1059-1068.

Field, A. (2013). Discovering data using SPSS. Sage publications.

Henry, J. D., & Crawford, J. R. (2005). The short‐form version of the Depression Anxiety

Stress Scales (DASS‐21): Construct validity and normative data in a large non‐

clinical sample. British Journal of Clinical Psychology, 44(2), 227-239.

Hong, R. Y. (2007). Worry and rumination: Differential associations with anxious and depressive symptoms and coping behavior. Behaviour research and therapy, 45(2), 277-290.

(19)

Jaussent, I., Dauvilliers, Y., Ancelin, M. L., Dartigues, J. F., Tavernier, B., Touchon, J., Ritchie, K., & Besset, A. (2011). Insomnia Symptoms in Older Adults: Associated Factors and Gender Differences. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 19(1), 88-97.

Livingston, G., Blizard, B., & Mann, A. (1993). Does sleep disturbance predict depression in elderly people? A study in inner London. British Journal of General Practice, 43, 445-445.

Neven, A. K., Lucassen, P. L. B. J., Bonsema, K., Teunissen, H., Verduijn, M. M., & Bouma, M. (2009). NHG-Standaard Slaapproblemen en slaapmiddelen. In NHG-Standaarden 2009 (pp. 558-579). Bohn Stafleu van Loghum.

Schenk, C. H., & Hamburger, H. L. (2010). Hfst 1. Wat is slaap en hoe meten we slaap? In: Slaap & Slaapstoornissen. Je Ligt er Soms Wakker Van (pp. 27-51). Utrecht: Kosmos Uitgevers B.V.

Thomsen, D. K., Mehlsen, M. Y., Christensen, S., & Zachariae, R. (2003). Rumination— relationship with negative mood and sleep quality. Personality and Individual Differences, 34(7), 1293-1301.

(20)

Van Rijsoort, S., Emmelkamp, P., & Vervaeke, G. (1999). The Penn state worry

questionnaire and the worry domains questionnaire: Structure, reliability and validity. Clinical Psychology & Psychotherapy, 6(4), 297-307.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In een onderzoek van Naess, Lunde en Brogger (2012) wordt gevonden dat veel patiënten die een beroerte hebben gehad en die pijn, vermoeidheid of depressie ervaren, op zijn minst

Een verklaring hiervoor kan zijn dat in deze studie depressie geen voorspeller is maar een gevolg van chronische pijn en hierdoor geen mediator of moderator kan zijn..

Voor deze ouderen geldt dat er geen andere manieren zijn om zich autonoom te verplaatsen dan de scootmobiel.. Ze beleven plezier aan het rijden op hun scootmobiel: liefst 86%

Een van de onderzoeksvragen voor deze pilot-studie luidde: Heeft de interventie met reminiscentiekoffers een positief effect op de kwaliteit van leven en een vermindering

Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat de vrijwilliger de taak heeft de continuïteit tussen de verschillende gesprekken te waarborgen, zodat dit niet

antwoorden. Het eerste aspect dat benoemd werd was activering. Als mensen door de techniek meer beweging hebben en naar buiten mogen zijn ze actiever. Daarnaast werd er gesproken

Omdat de gevolgen van gevoelens van eenzaamheid en depressie ernstige vormen aan kunnen nemen, en omdat de prevalentie van deze gevoelens zo groot is, is het van groot belang om

Uit de mediatie analyse kwam naar voren dat de valentie van identiteitsherinneringen het verband tussen de persoonlijkheidstrekken en depressie niet verklaard, maar dat een