• No results found

Personalisering in de politieke media: Een onderzoek naar de aandacht voor personen in de politieke berichtgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Personalisering in de politieke media: Een onderzoek naar de aandacht voor personen in de politieke berichtgeving"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PERSONALISERING IN DE

POLITIEKE MEDIA

Een onderzoek naar de aandacht voor personen in

de politieke berichtgeving

Daan van Veen

S1677284

Bachelor scriptie Politieke Psychologie

22-05-2018

(2)

1

Inhoudsopgave

Begrippenlijst ... 2 Inleiding ... 3 Theoretisch kader ... 4 Onderzoeksopzet ... 9 Dataomschrijving ... 9 Dataverzameling ... 10 Data-analyse ... 12 Resultaten ... 14 Afbeeldingen ... 16 Individualization ... 16 Presidentialization ... 19 Conclusie ... 22 Bibliografie ... 24 Bijlagen ... 26 Bijlage 1. ... 26 Bijlage 2. ... 27 Bijlage 3 ... 27

(3)

2

Begrippenlijst

Begrip Definitie/verklaring

Personalisering Het proces waarbij het belang van personen in

de politiek groeit.

Institutional personalization De veranderingen in regels, wetten en instituties waardoor het belang van individuele politici groter wordt dan die van groeperingen of partijen.

Behavioral personalization Het gedrag van politici en burgers waarin personen belangrijker worden.

Media personalization De groeiende aandacht voor personen, zoals individuele politici, in de politieke

berichtgeving van media.

Individualization De groeiende aandacht voor individuele politici in de media ten opzichte van groeperingen en partijen.

Presidentialization Een concentratie van de media-aandacht voor politici of politieke functies met veel aanzien en bekendheid.

Mediatisering van de politiek De mate waarin de politieke berichtgeving en het gedrag van politici wordt bepaald door medialogica in plaats van de politieke logica.

Medialogica Het geheel van regels en verteltechnieken

waarmee media proberen zo veel mogelijk aandacht en daarmee marktaandeel te verkrijgen.

(4)

3

Inleiding

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 viel een aantal journalisten een opmerkelijke ontwikkeling onder de deelnemende lijsttrekkers op. Steeds meer van deze lijsttrekkers hadden een boek uitgebracht met daarin hun visie op de samenleving of waren van plan nog voor de verkiezingen er een uit te brengen. Het ging om een zodanig groot aantal lijsttrekkers van de deelnemende partijen dat het leek alsof een volwaardig lijsttrekker tegenwoordig niet meer zonder persoonlijk uitgegeven boek kon of voor zijn plannen kon verwijzen naar het partijprogramma (Abels, Besselink, Zuidervaart, 2016). Deze boeken zijn vaak in opdracht van de partij geschreven en het is dus maar de vraag in hoeverre deze plannen daadwerkelijk van de lijsttrekker zijn of dat het gaat om de visie van de partij die verpakt is in een persoonlijk verhaal. Desondanks is het de naam van de lijsttrekker die op het boek staat en het wordt daarmee gepresenteerd als een persoonlijke visie. De lijsttrekker wordt hiermee op de voorgrond geplaatst ten koste van de aandacht voor de partij, maar ook ten koste van andere politici.

Naar de groeiende aandacht voor individuele politici in het politieke proces is veel onderzoek gedaan. Dit proces in de politiek wordt ook wel personalisering genoemd. Binnen personalisering kan onderscheid worden gemaakt tussen twee verschillende ontwikkelingen. Ten eerste is er de rol voor individuele politici die steeds belangrijker wordt ten opzichte van partijen en groeperingen. De tweede ontwikkeling is de groeiende aandacht voor politieke leiders, zoals lijsttrekkers in Nederland tijdens een verkiezingsperiode. Beide ontwikkelingen zijn terug te zien in het verschijnsel dat lijsttrekkers steeds vaker een persoonlijk boek uitbrengen. De media gelden als een belangrijk platform waarop deze personalisering zich manifesteert. Het onderzoek naar personalisering dat veelal vergelijkend onderzoek is, levert veel verschillen en geen eenduidig beeld op van personalisering. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar de factoren die deze verschillen veroorzaken en op welke manier. De mediatisering van de politiek is daarnaast ook een belangrijke ontwikkeling in hedendaagse democratieën. De politiek wordt in toenemende mate gestuurd door gedragsregels die gelden in de media en ook is er sprake van een groeiende strijd tussen politici en partijen om de aandacht van de media. Er is bovendien een sterke samenhang te zien tussen het proces van mediatisering van de politiek en de personalisering in de politiek. Dit onderzoek bekijkt daarom de hoeveelheid aandacht als verklarende factor voor de verschillen in personalisering in de inhoud van deze media-aandacht. Binnen personalisering is zowel gekeken naar de aandacht voor individuele politici als de concentratie van de aandacht voor politieke leiders. Van de deelnemende partijen van de Tweede Kamerverkiezingen in 2017 in Nederland is een vergelijking gemaakt tussen de hoeveelheid media-aandacht en de relatieve hoeveelheid media-aandacht voor individuele politici en de lijsttrekkers.

(5)

4

Theoretisch kader

In de wetenschappelijke literatuur is veel aandacht voor de rol van personen in het politieke proces en de vraag of het belang van personen in de politiek groeit. Het bijbehorende proces wordt personalisering genoemd. Personalisering wordt gezien als een belangrijke ontwikkeling in de politiek van hedendaagse gevestigde democratieën (Karvonen, 2010; Mc Allister, 2007; Van Aelst, Scheafer & Stanyer, 2012). Twee algemene ontwikkelingen in deze democratieën worden vaak aangewezen als de oorzaken van het proces van personalisering. Ten eerste is dat de verzwakte band tussen politieke partijen en kiezers en ten tweede de media die in toenemende mate volgens de principes medialogica werken en daarin steeds meer aan berichtgeving doen waarin personen centraal staan (Van Aelst et al., 2012, p. 204; Kriesi, 2012, pp. 625-626; Mc Allister, 2007, p. 572). In dit onderzoek is de laatste oorzaak die samenhangt met medialogica onderzocht.

Personalisering is niet één ontwikkeling maar kent meerdere facetten. Rahat en Scheafer (2007, pp. 66-68) stelden drie categorieën van verschillende types personalisering op. Institutional personalization duidt op de veranderingen in regels, wetten en instituties waardoor het belang van individuele politici groter wordt dan die van groeperingen of partijen. Daarnaast benoemt behavioral personalization het gedrag van politici en burgers waarin personen belangrijker worden. Ten slotte wordt met media personalization de groeiende aandacht voor personen, zoals individuele politici, in de politieke berichtgeving van media benadrukt. De aandacht voor partijen en groeperingen neemt daarbij af. Evenals bij de oorzaken kijkt dit onderzoek naar de gevolgen van personalisering in de media. De vorm die werd onderzocht is door Rahat en Scheafer (2007) getypeerd als media personalization. De groeiende aandacht voor individuele politici in de media ten koste van groeperingen en partijen noemen zij ook wel individualization. Van Aelst et al. (2012) wijzen erop dat er in de literatuur onenigheid is over de vraag wat er wordt verstaan onder het begrip individuele politici. Wordt de groeiende aandacht voor individuele politici gezien als een stijgende media-aandacht voor alle politici of een alleen sterkere concentratie in de media-aandacht richting bekende en belangrijke politici. In het laatste geval spreekt men eerder van presidentialization (pp. 206-207). Het gaat hier dus om twee verschillende ontwikkelingen die in dit onderzoek ook los van elkaar gezien worden. Aan de ene kant wordt gesproken over individualization waarbij er een groeiende aandacht is voor individuele politici in het algemeen ten opzichte van partijen en groeperingen. Aan de andere kant wordt er gesproken van presidentialization, dit houdt een concentratie van de media-aandacht in voor politici of politieke functies met veel aanzien en bekendheid wordt bedoeld. Een voorbeeld in een parlementaire democratie is de groeiende media-aandacht voor een minister-president. Hoewel dit in voorgaande studies niet altijd gedaan werd, is het dus belangrijk onderscheid te maken tussen individualization en presidentialization. Het zijn daarmee twee verschillende processen (Van Aelst et al., 2012, p. 209).

(6)

5 Een tweede ontwikkeling waar veel aandacht voor is in wetenschappelijk onderzoek is de mediatisering van de politiek. De politiek van westerse democratieën zou in toenemende mate gestuurd worden door de regels van medialogica, doordat politieke actoren zich aanpassen aan deze principes. Takens, Atteveldt, Van Hoof & Kleinnijenhuis, (2013, p. 278) omschrijven mediatisering als de mate waarin de politieke berichtgeving en het gedrag van politici wordt bepaald door medialogica in plaats van de politieke regels. Medialogica wordt door Strömbäck (2008, p. 233) gedefinieerd als het geheel van regels en verteltechnieken waarmee media proberen zo veel mogelijk aandacht en daarmee marktaandeel te verkrijgen. Politieke actoren zouden in toenemende mate beïnvloed worden door deze regels. Mazzoleni en Schulz (1999) onderzochten de impact die deze medialogica heeft op politieke instituties. Volgens critici zorgt de impact van media voor zeer fundamentele veranderingen in het politieke proces die daardoor soms liberaal-democratische waarden in het geding brengen (p. 248). Mazzoleni en Schulz (1999, pp. 258-260) concludeerden echter dat er geen sprake van een dergelijke media-driven democracry', waarin liberaal-democratische waarden in het geding komen. Er kan eerder gesproken worden van een mediatization of politics en een mediatized democracy. Uit hun onderzoek onder Europese democratieën blijkt namelijk dat hoewel politieke instituties zich aanpassen aan de medialogica, de macht van de media vaak in balans staat met de macht van politieke instituties. De media en politiek werken daarom eerder samen dan elkaar dat zij elkaar overheersen. De vervolgvraag is echter in wat de gevolgen zijn van deze mediatisering en de toenemende strijd van partijen en politici om de aandacht van de media.

De twee bovengenoemde ontwikkelingen van personalisering en mediatisering van de politiek hebben een sterke samenhang. Strömbäck (2008, p. 233) benoemt als een van de verschijnselen binnen de medialogica dan ook een gepersonaliseerde weergave van de werkelijkheid. Dat het politieke proces in de berichtgeving steeds vaker wordt afgebeeld als een strijd tussen personen in plaats van groepen is een van de manieren waarop mediatisering zich laat zien (Van Aelst et al. 2012; Takens et al., 2013; Isotalus & Almonkari, 2014). Personalisering wordt daarmee ook wel als een onderdeel van mediatisering van de politiek en de daaraan verbonden medialogica gezien. Aan de andere kant gelden de media ook als een van de terreinen waarop personalisering aanwezig is. Media personalization wordt door Rahat en Scheafer (2007, pp. 66-68) als een van de drie vormen van personalization benoemd. Adam en Maier (in Isotalus & Almonkari, 2014; Kriesi, 2012) stellen dat de mediaberichtgeving het enige politieke terrein is waarop de empirische data blijk geven van een proces van personalisering en waar personen belangrijker worden dan partijen en groeperingen. Op andere gebieden zoals de institutional personalization of behavioral personalization is het onderzoek dubbelzinniger en onduidelijker over een ontwikkeling van personalisering. Personalisering en mediatisering zijn door deze samenhang moeilijk los van elkaar te zien. In het onderzoek naar de

(7)

6 gevolgen van mediatisering is personalisering in de media daarom een interessante ontwikkeling die onderzocht kan worden.

Dat de politieke media een belangrijk gebied is waarop personalisering gemeten kan worden blijkt ook uit het vele onderzoek dat is gedaan naar de personalisering in de media-aandacht. Vaak wordt hierbij een vergelijking gemaakt tussen verschillende landen met verschillende politieke systemen of is er sprake van onderzoek gedurende een bepaalde periode. Een grootschalig onderzoek van Kriesi (2012) naar de inhoud van media-aandacht rondom verkiezingen in zes West-Europese landen laat zien dat er in de meeste landen geen trend te zien is in de groeiende aandacht voor individuele politici (individualization) of een concentratie in de aandacht voor politieke leiders (presidentialization). Een ontwikkeling die wel werd gevonden maar die nauwelijks als presidentialization gezien kan worden is niet de toenemende aandacht voor zittende regeringsleden maar eerder een afname in de aandacht voor politici van oppositiepartijen (pp. 841-842). In een ander grootschalig onderzoek van Poguntke en Webb (2005) gericht op presidentialization, wordt onderzoek gedaan in twintig verschillende democratieën naar de groeiende aandacht voor politieke leiders. Een van de gevolgen die zij onderzochten was ook de media-aandacht voor politieke leiders. Zij analyseerden hiervoor verschillende onderzoeken in deze landen om te zien of er een stijging was in de aandacht voor politieke leiders. Hieruit bleek dat er in vrijwel alle landen tijdens verkiezingen sprake was van een stijging in de hoeveelheid aandacht voor politieke leiders (pp. 345-347). Deze twee longitudinale onderzoeken naar onder andere personalisering geven beiden een ander beeld over toestand van personalisering in westerse democratieën. Kleinnijenhuis (2015, p. 82) stelt dat de conclusie die men trekt na het onderzoek naar personalisering erg afhangt van welk referentiepunt men neemt en waarmee de resultaten vergeleken worden. Welke tijdsperiode onderzocht wordt, welke landen vergeleken worden en op welke manier de hoeveelheid personalisering vastgesteld wordt zijn allemaal factoren die in veel onderzoeken verschillen. Conclusies uit deze longitudinale en vergelijkende onderzoeken naar personalisering lijken elkaar daarom vaak tegen te spreken. Een alternatief hiervoor is het onderzoeken van verschillen in de hoeveelheid aandacht voor personen en leiders binnen een politiek systeem in een korte tijdsperiode, om vervolgens onderzoek te doen naar verklarende factoren voor deze verschillen.

Toch is er weinig onderzoek gedaan naar verklarende factoren voor de verschillen in personalisering. Vergelijkende onderzoeken laten wel grote verschillen zien tussen landen in de relatieve hoeveelheid aandacht voor personen. Uit een vergelijkend onderzoek tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en Duitsland blijkt bijvoorbeeld dat in de politieke berichtgeving tijdens de verkiezingsperiode in het VK meer aandacht is voor persoonlijke aspecten van de kandidaten en in Duitsland meer aandacht voor de partij (Holtz-Bacha, Langer & Merkle, 2014). Boumans, Boomgaarden & Vliegenthart (2013) laten in hun vergelijkende onderzoek tussen het VK en Nederland zien dat er in Nederland meer aandacht is voor andere ministers ten opzichte van de minister-president. Uit onderzoek zou moeten blijken of

(8)

7 verschillen die gevonden zijn tussen landen verklaard kunnen worden door externe factoren zoals het politieke systeem of het medialandschap. In de praktijk laat dit onderzoek echter nog op zich wachten. Ondanks dat er in de literatuur overeenstemming is over de grote invloed op personalisering van externe factoren, zoals het politieke systeem, is er weinig onderzoek naar deze verklarende factoren, zo stellen Langer & Sagarzazu (2018, p. 473). Recentelijk onderzochten zij verschillen in personalisering binnen een land. Het politieke systeem in het VK werd als verklaring opgesteld voor een verschil in presidentialization in de media. Ze tonen aan dat in de periode dat de regering in het VK veranderde van een regering met één partij naar een coalitieregering, de verdeling in de media-aandacht veranderde. Met name de Minister-President verloor veel media-aandacht aan andere partijleiders en kabinetsleden. Ook tonen Reinemann & Wilke (2007) in hun onderzoek in Duitsland aan dat sinds de introductie van televisiedebatten als die in de Verenigde Staten er ook sprake is van een verandering van de inhoud van mediaberichtgeving, onder andere met betrekking tot personalisering. Door verschillen in personalisering binnen een politiek systeem als omgeving te onderzoeken, konden externe factoren die in deze onderzoeken aan verandering onderhevig waren als verklaring van deze verschillen onderzocht worden.

Mc Allister (2007) doet een uitspraak over de verschillen in de hoeveelheid personalisering tussen verschillende politici in een land. Hij stelt dat politieke leiders van grotere partijen populairder worden naarmate een verkiezingsperiode vordert en de verkiezingsdag nadert. De aandacht voor leiders van kleinere partijen blijft daarbij echter gelijk. Het verband dat hierbij is gelegd tussen de populariteit van een partij en de hoeveelheid aandacht voor de partijleider tijdens een verkiezingsperiode kan ook als twee verschillende ontwikkelingen worden gezien. Allereerst is de aandacht groter voor leiders van grotere partijen dan de aandacht voor kleinere partijen. Ten tweede groeit de populariteit van partijleiders naarmate de verkiezingsdag nadert. In dit onderzoek worden deze verbanden tussen de grootte van een partij en de populariteit van partijleiders en individuele politici gedurende een verkiezingsperiode onderzocht met betrekking tot de hoeveelheid media-aandacht.

Tussen het proces van mediatisering en personalisering in de politiek heerst zoals eerder betoogd een verband. De mediatisering en de daaraan verbonden strijd om media-aandacht door partijen volgens de medialogica kunnen daarom ook als verklarende factor voor de verschillen in personalisering onderzocht worden. In dit onderzoek id de invloed van mediatisering op de aandacht voor personen onderzocht. De hoeveelheid media-aandacht geldt daarbij als factor die van invloed is op de hoeveelheid personalisering. Om de hoeveelheid media-aandacht als verklarende factor voor personalisering te onderzoeken is gekeken naar de verschillen in de media-aandacht tussen partijen. In deze media-aandacht is de hoeveelheid personalisering in de hoeveelheid aandacht voor personen gemeten. Daarmee kijkt dit onderzoek dus naar de vorm van personalisering die door Rahat en Scheafer (2007) wordt getypeerd als media personalization. Zoals eerder is beschreven heerst er over

(9)

8 het begrip personalisering onenigheid over twee verschillende ontwikkelingen die hieraan worden toegeschreven. Dit onderzoek kijkt daarom zowel naar de hoeveelheid media-aandacht voor individuele politici (individualization) als de concentratie van media-aandacht richting politieke leiders (presidentialization). Door een vergelijking tussen partijen gedurende een verkiezingsperiode in een politiek systeem, is gekeken naar de effecten van media-aandacht voor een partij op de hoeveelheid aandacht voor individuele politici en lijsttrekkers.

De twee ontwikkelingen die voortkomen uit de stelling die Mc Allister (2007) deed over de verschillen in personalisering tussen partijen en partijleiders zijn in dit onderzoek getoetst aan de media-aandacht. Deze ontwikkelingen leiden tot een aantal verschillende deelvragen. Allereerst is gekeken naar de aandacht voor individuele politici in het algemeen. De twee deelvragen die passen bij de twee ontwikkelingen die zijn onderzocht zijn als volgt.

‘In hoeverre leidt meer media-aandacht voor een partij tijdens een verkiezingsperiode tot meer aandacht voor individuele politici en de lijsttrekker van deze partij.’

‘In hoeverre leidt een nadering van de verkiezingsdag gedurende een verkiezingsperiode tot meer aandacht voor individuele politici en de lijsttrekker van deze partij.’

Op deze manier is onderzocht of er bij partijen waar meer media-aandacht voor is, de focus op individuele politici en de lijsttrekker groter is. Daarnaast is gekeken of gedurende de verkiezingsperiode de hoeveelheid aandacht voor individuele politici en lijsttrekkers ten opzichte van hun partij stijgt. Het toetsen van deze verbanden zal antwoord moeten geven op de vraag wat de invloed is van de hoeveelheid media-aandacht op de relatieve aandacht voor individuele politici en politieke leiders ten opzichte van hun partij.

(10)

9

Onderzoeksopzet

In dit onderzoek is door middel van een inhoudsanalyse van krantenberichten en de bijbehorende afbeeldingen de media-aandacht voor verschillende partijen vergeleken met de hoeveelheid aandacht voor personen die hierin naar voren komt. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen partijen en de relatieve hoeveelheid aandacht voor personen die in deze media-aandacht voor elke partij te vinden is. Op deze manier is antwoord gegeven op de vraag wat de invloed is van de hoeveelheid media-aandacht op de relatieve media-aandacht voor individuele politici ten opzichte van hun partij. Zoals eerder al uiteen is gezet kijkt dit onderzoek apart naar twee onderdelen van het proces van personalisering. Zowel de groeiende aandacht voor individuele politici ten opzichte van partijen en groepering (individualization), als de concentratie van aandacht voor politieke leiders (presidentialization) zijn onderzocht.

Dataomschrijving

Het onderzoek is uitgevoerd binnen de verkiezingen van een politiek systeem. Op deze manier kon er een vergelijking worden gemaakt tussen de media-aandacht van verschillende partijen die deelnemen op hetzelfde speelveld in dezelfde periode. Deze verschijnselen konden daardoor goed onderzocht worden. De Nederlandse politiek is gekozen als een geschikt politiek systeem waarbinnen het onderzoek plaats kan vinden. Meerdere onderzoeken toonden al aan dat er sprake is van zowel individualization en presidentialization in Nederland (Kriesi, 2012; Fiers & Krouwel, 2005; Boumans et al., 2013). Ook valt er in Nederland een goede vergelijking te maken tussen verschillende partijen en hun politici omdat in het kiesstelsel het gehele land één district is. De spelers zijn daardoor vooral nationale politieke leiders waardoor deze politici gemakkelijk te vergelijken zijn (Kriesi, 2012, p. 828). Het kiezen van een verkiezingsevenement is belangrijk voor het maken van een vergelijking tussen partijen. De competitie tussen partijen is daarin het hoogste en de media-aandacht voor de verkiezingen het sterkste. De vergelijking tussen deze politici is en hun partijen is daardoor het beste te maken. Gekozen is voor de landelijke Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. Voor Tweede Kamerverkiezingen is doorgaans namelijk de meeste media-aandacht. Daarnaast is opnieuw een goede vergelijking te maken tussen nationale leiders. Om de meest recente ontwikkelingen te meten is gekozen voor de meest recente Tweede Kamerverkiezingen.

Na het kiezen van een bepaalde verkiezingsperiode als casus voor het onderzoek is het een logisch gevolg de duur van deze periode vast te stellen. Voor het begin van een verkiezingsperiode is geen algemene datum vastgesteld. Partijen beginnen dan ook op verschillende momenten met hun verkiezingscampagne. Holtz-Bacha et al. (2014) kiezen in hun analyse van de Britse en Duitse verkiezingen voor een periode van drie weken. Naast het feit dat deze periode in overeenstemming is

(11)

10 met de beoogde omvang van dit onderzoek is drie weken voor de verkiezingen ook het moment van de aftrap van de eerste lijsttrekkersdebatten (Overzicht: Deze verkiezingsdebatten kun je op tv en radio volgen, 2017). Men kan veronderstellen dat dit tijdstip dus geldt als het begin van een intensieve media-aandacht voor de verkiezingen. Hierdoor konden de verbanden binnen de media-aandacht goed gemeten worden. Daarom is gekozen deze periode van drie weken ook toe te passen op dit onderzoek.

Gedurende deze drie weken is van twee landelijke dagbladen de berichtgeving die over de verkiezingen gaat geanalyseerd. Over de keuze voor krantenartikelen als bron van onderzoek stellen Boumans et al. (2013) dat ondanks dat de televisie vaak is verbonden aan personalisering het onderzoek naar de inhoud van kranten wel degelijk nuttig is. Als hierin namelijk een ontwikkeling van personalisering werd gevonden, zou dit in andere vormen van media hoogstwaarschijnlijk ook te vinden zijn (Boumans et al., 2013, p. 214). De twee landelijke dagbladen betreffen het NRC Handelsblad en De Telegraaf. Ondanks dat er in Nederland geen echte tabloidkranten bestaan (Boumans et al., 2013, p. 202), wordt er in de praktijk onderscheid gemaakt tussen populaire kranten en kwaliteitskranten. Om beide soorten kranten te onderzoeken is De Telegraaf gekozen als een populaire krant en het NRC Handelsblad als een kwaliteitskrant. Zowel De Telegraaf als het NRC Handelsblad worden gekenmerkt door een rechtse of liberale signatuur. De aandacht voor liberale partijen zoals de VVD zal daardoor wel groter kunnen zijn dan bij andere kranten (Takens, Ruigrok, Van Hoof & Scholten, 2010, p. 426). De Telegraaf is daarnaast de krant met landelijk gezien de grootste oplage (353.000 in 2017) (Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, 2018). Van beide kranten is in een algemeen overzicht onderzocht of er sprake is van grote verschillen in de hoeveelheid individualization of presidentialization. Dit onderzoek kijkt naar de politieke berichtgeving inclusief de bijbehorende afbeeldingen die betrekking hebben op de verkiezingen. Hierbij worden alleen de nieuwskaternen voor het algemene nieuws en het binnenlandse nieuws geschikt geacht omdat met name hierin aan politieke berichtgeving over de verkiezingen wordt gedaan. Voor de Telegraaf is gebruik gemaakt van alle artikelen uit de katernen ‘Nieuws van de dag’ en ‘Binnenland’. In het NRC is gekozen voor alle artikelen uit de katernen ‘In het nieuws’, ‘Binnenland’ en ‘Verkiezingen 2017’.

Dataverzameling

Van Aelst et al. (2012, p. 212) stellen in hun uiteenzetting van het onderzoek naar personalisering in de media een aantal algemene operationaliseringen van personalisering op. Individualization wordt door hen gelijkgesteld aan hoeveel aandacht er is voor individuele politici ten opzichte van hun partij als organisatie. Presidentialization is als onderdeel van personalisering te meten aan de hand van de

(12)

11 hoeveelheid media-aandacht die er is voor de partijleider ten opzichte van andere benoemingen met betrekking tot de partij zoals andere politici van dezelfde partij of de partij als geheel. Voor het vaststellen van de hoeveelheid media-aandacht voor politici en partijen is een telling gedaan van het aantal keren dat een partij bij naam en een politicus bij naam of functie genoemd wordt. Gezien het feit dat de partijleider tijdens een verkiezingsperiode in Nederland altijd de lijsttrekker betreft is bij het meten van de hoeveelheid presidentialization gekeken naar het aantal keren dat een lijsttrekker per partij genoemd wordt.

Deze telling vindt plaats door middel van het handmatig coderen van berichtgeving. Wat gecodeerd is zijn de benoemingen van partijen bij hun naam en partijpolitici bij hun naam of functie inclusief de afbeeldingen bij deze berichten. Vanuit de selectie van kranten van drie weken voor de verkiezingen van 15 maart 2017 uit het NRC Handelsblad en De Telegraaf zijn artikelen gecodeerd. Deze selectie van kranten is op papier in hun originele vorm verzameld en geanalyseerd. Op deze manier kon per geval worden beoordeeld over welk soort benoeming het gaat en konden bovendien ook afbeeldingen meegenomen worden in de analyse. Allereerst zijn artikelen geselecteerd die berichten over de aanstaande verkiezingen. Per artikel is beoordeeld of deze als (deel)onderwerp de aanstaande verkiezingen hebben. Vanuit deze artikelen is het onderzoek uitgevoerd. Vervolgens zijn deze artikelen geanalyseerd en is per benoeming gekeken of dit een lijsttrekker, een andere individuele partijpoliticus of de partij als geheel betreft. Hiervoor is er een codeerschema opgesteld waarin per artikel het aantal benoemingen en het soort benoeming is vastgelegd. Er is echter een tussencategorie opgesteld voor benoemingen die vallen tussen de pure vorm van persoonsbenoemingen zoals namen en benoemingen van de partijnaam. Zo zou de ‘PvdA-lijsttrekker Asscher’ zowel als een benoeming van de een individuele politicus als een partij gezien kunnen worden. Hiervoor is een tussencategorie opgesteld die deze mengvormen van benoemingen omvat. Het codeerschema dat gebruikt is, wordt in figuur 2 afgebeeld. Ten eerste is er de categorie ‘Politicus: lijsttrekker’, hier zijn de benoemingen van lijsttrekkers van de partijen bij hun naam of functie vastgelegd. Ten tweede is de categorie ‘Politicus: anders’ opgesteld voor benoemingen van andere politici dan de lijsttrekker. De derde categorie is er voor de combinatie van een partij en een persoon in een benoeming. De vierde categorie betreft de benoeming van een partij bij de partijnaam. Daarnaast is ook van de bijbehorende afbeeldingen vastgelegd welke categorie van personen of partij zij afbeelden.

Deze aantallen van benoemingen, waaronder ook de afbeeldingen, zijn per partij en per dag bekeken om zo verbanden te vinden in deze data. De veronderstelde verbanden die zijn onderzocht betreffen de twee eerdergenoemde ontwikkelingen die uit de stelling van Mc Allister (2007) zijn gehaald. Zo is er het verband tussen de grootte van een partij en de hoeveelheid aandacht voor individuele politici. Dit is onderzocht door de totale hoeveelheid benoemingen per partij te vergelijken met de relatieve hoeveelheid benoemingen van individuele politici die hierin zijn gedaan. Daarnaast is het verband

(13)

12 tussen de hoeveelheid dagen tot aan de verkiezingsdag en de hoeveelheid benoemingen van individuele politici onderzocht. Dit is onderzocht door de hoeveelheid edities van de krant voor de verkiezingen die nog te gaan zijn te vergelijken met de relatieve hoeveelheid benoemingen van individuele politici. Het aantal benoemingen van individuele politici is in dit onderzoek berekend door de som van het aantal benoemingen binnen de categorieën ‘Politicus: Lijsstrekker’, ‘Politicus: anders’ en ‘Politicus/partij’. Ten tweede is ook gekeken naar de concentratie van aandacht richting lijsttrekkers van alle partijen die deelnemen aan de verkiezingen. Dezelfde verbanden zoals hierboven beschreven, met betrekking tot de grootte van de partij en het aantal dagen voor de verkiezingen, zijn daarbij onderzocht.

Voor het berekenen van de relatieve hoeveelheid aandacht voor individuele politici en lijsttrekkers heeft Van Aelst et al. (2012) verschillende ratio’s opgesteld. Er is een ratio voor het vaststellen van de algemene aandacht voor individuele politici ten opzichte van hun partij en een voor de geconcentreerde aandacht voor lijsttrekkers ten opzichte van de partij (p. 219). Deze ratio’s zijn omgerekend tot percentages, waarmee het percentage van het totale aantal benoeming wordt aangegeven. De berekeningen van deze percentages zijn als volgt.

Percentage (𝐼𝑛𝑑𝑖𝑣𝑖𝑑𝑢𝑎𝑙𝑖𝑧𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛) =𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑏𝑒𝑛𝑜𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 𝑛𝑎𝑎𝑚 𝑜𝑓 𝑓𝑢𝑛𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑝𝑜𝑙𝑖𝑡𝑖𝑐𝑢𝑠𝑇𝑜𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑏𝑒𝑛𝑜𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 × 100% Percentage(𝑃𝑟𝑒𝑠𝑖𝑑𝑒𝑛𝑡𝑖𝑎𝑙𝑖𝑧𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛) =𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑏𝑒𝑛𝑜𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 𝑛𝑎𝑎𝑚 𝑜𝑓 𝑓𝑢𝑛𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑙𝑖𝑗𝑠𝑡𝑡𝑟𝑒𝑘𝑘𝑒𝑟

𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑏𝑒𝑛𝑜𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛 × 100%

Met deze percentages kon een vergelijking worden gemaakt tussen verschillende partijen en is geanalyseerd of de veronderstelde verbanden te zien zijn.

Data-analyse

Aan de hand van de berekende percentages is een vergelijking gemaakt tussen de deelnemende partijen en de ontwikkeling van de media-aandacht gedurende de periode van drie weken. In bijlage 1 is een overzicht te vinden met de deelnemende partijen die zijn geanalyseerd. Voor deze veronderstelde verbanden zijn verschillende hypotheses opgesteld, waarvan naar aanleiding van de literatuur de verwachting is dat deze te vinden zijn in de data. Voor het onderzoeken van deze verbanden aan de hand van deze hypothesen is gebruik gemaakt van een lineaire regressieanalyse. Op deze manier zijn de verbanden tussen de beoogde variabelen getoetst aan de data. Allereerst is er gekeken naar de aandacht voor individuele politici. Hiervoor is een hypothese opgesteld.

(14)

13 H 1: ‘Van partijen die in drie weken voor de verkiezingen meer media-aandacht krijgen, zal het percentage van aandacht voor individuele politici ten opzichte van de partij hoger zijn.’

H 2: ‘Het percentage van aandacht voor individuele politici ten opzichte van hun partij zal, gemeten over drie weken voor de verkiezingen, hoger worden naarmate het aantal edities van de krant voor de verkiezingen minder wordt.’

Voor hypothese 1 is in het lineaire regressiemodel de totale hoeveelheid media-aandacht als onafhankelijke variabele gebruikt en het percentage van aandacht voor individuele politici als afhankelijke variabele. Voor hypothese 2 is het aantal edities van het dagblad dat nog uitgebracht moet worden voor de verkiezingen als onafhankelijke variabele opgesteld. De edities van 15 maart 2017 gelden daarbij als een nulpunt. Het percentage van aandacht voor individuele politici is als afhankelijke variabele opgesteld. De regressieanalyse zal vervolgens het verband tussen de variabelen berekenen. Op deze manier konden de hypotheses aangenomen of verworpen worden.

Daarnaast kijkt dit onderzoek ook naar de concentratie van media-aandacht voor lijsttrekkers. Dezelfde hypotheses als voor het onderzoek naar individualization zijn opgesteld voor het percentage van presidentialization en daarmee de aandacht voor de lijsttrekker. Hieruit volgen opnieuw twee hypotheses.

H 3: ‘Van partijen die gedurende drie weken voor de verkiezingen meer media-aandacht krijgen, zal het percentage van aandacht voor de lijsttrekkers ten opzichte van de totale aandacht voor de bijbehorende partij hoger zijn.’

H 4: ‘Het percentage van aandacht voor lijsttrekkers ten opzichte van hun partij zal, gemeten over drie weken voor de verkiezingen, hoger worden naarmate het aantal edities van de krant voor de verkiezingen minder wordt.’

Voor hypothese 3 en 4 is dezelfde soort vergelijking gemaakt als die van hypothese 1 en 2. In beide gevallen is de afhankelijke variabele echter vervangen door het percentage van de aandacht voor de lijsttrekker.

Samenvattend is aan de hand van deze hypotheses met een lineaire regressieanalyse het verband gemeten tussen de totale hoeveelheid benoemingen per partij en het percentage van benoemingen betreffende individuele politici of lijsttrekkers die deze totale hoeveelheid benoemingen bevat. Daarnaast wordt eveneens met een lineaire regressieanalyse gekeken naar het verband tussen het aantal edities dat het dagblad voor de verkiezingen is en het percentage van benoemingen betreffende individuele politici of lijsttrekkers ten opzichte van de totale hoeveelheid benoemingen.

(15)

14

Resultaten

De data betreffen de hoeveelheid benoemingen van politici bij hun functie of naam en de partij bij de partijnaam. Deze zijn vastgelegd volgens de vier categorieën, ‘Politicus: lijsttrekker’, ‘Politicus: anders’, ’Politicus/partij’ en ‘Partij’ zoals die ook te zien zijn in het codeerschema (bijlage 2). Van het aantal benoemingen in deze categorieën per partij is een overzicht in de vorm van twee staafdiagrammen gemaakt in figuur 1 en 2. Hierin is per categorie het aantal benoemingen te zien. Vanwege de grote verschillen in het aantal benoemingen tussen de partijen is besloten de partijen met in totaal meer dan 100 benoemingen en minder dan 100 benoemingen in een apart overzicht te plaatsen. In deze diagram is te zien dat het aantal benoemingen met betrekking tot de VVD en haar politici het grootste is. Daarnaast is de VVD ook de partijnaam die het meeste benoemd is. Opmerkelijk is dat Geert Wilders als lijsttrekker van de PVV het meest benoemd is, ondanks dat de PVV niet het grootste aantal totaal benoemingen heeft. Daarnaast is te zien dat de categorie voor benoemingen van de partijnaam en een politicus in combinatie geen grote afwijkingen laat zien van andere categorieën voor het aantal benoemingen van individuele politici. Deze categorie is daarom niet apart geanalyseerd.

(16)

15

Figuur 2. Staafdiagram van het aantal benoemingen per partij (totaal < 100)

In tabel 1 is een overzicht te zien van de percentages van het aantal benoemingen per dagblad van individuele politici en lijsstrekkers ten opzichte van het totaalaantal benoemingen. Bij de benoemingen van individuele politici gaat het om de categorieën 'Politicus: lijsttrekker', 'Politicus: anders' & 'Politicus/partij'. Ondanks dat het totaalaantal benoemingen m.b.t. alle partijen bij het NRC veel hoger is, laten deze cijfers nauwelijks een verschil zien tussen de twee dagbladen in de percentages van het aantal benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers. Beide kranten besteden dus een bijna gelijke hoeveelheid aandacht aan individuele politici en lijsttrekkers ten opzichte van alle media-aandacht voor een partij. Er is daarom geen aparte analyse per krant uitgevoerd. Alle benoemingen zijn samen geanalyseerd. Voor het onderzoeken van de eerder opgesteld verbanden tussen de verschillende verhoudingen en het totaalaantal benoemingen zijn deze overzichten niet geschikt en is er een lineaire regressieanalyse uitgevoerd.

(17)

16 Tabel 1. Overzicht van het aantal benoemingen van personen, lijsttrekkers en het totaalaantal benoemingen per dagblad

Afbeeldingen

In de analyse van de media-aandacht in kranten zijn ook de afbeeldingen die bij de artikelen zijn geplaatst geanalyseerd. Per afbeelding is vastgelegd om welke partij(en) en om welke van de vier categorieën het gaat. Gezien de resultaten van deze analyse is echter besloten deze gegevens niet mee te nemen in de analyse. Dit omdat geconstateerd is dat bijna alle afbeeldingen van lijsttrekkers zijn. Van alle afgebeelde politici en partijen (192), was 89,1% (171) lijsttrekkers en 10,9% (21) andere politici of partijen zijn. Dit grote aandeel van lijsttrekkers maakt het moeilijk en niet relevant de relatieve hoeveelheid aandacht voor individuele politici en lijsttrekker per partij te analyseren. Wel kan geconcludeerd worden dat als men kijkt naar de afbeeldingen die rond de verkiezingen in kranten worden geplaatst de effecten van presidentialization sterk aanwezig zijn. Lijsttrekkers krijgen hier namelijk bijna alle aandacht.

Individualization

Om het verband tussen de hoeveelheid benoemingen van individuele personen en de totale hoeveelheid media-aandacht van partijen te meten is er een enkelvoudige lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Hiervoor is de volgende hypothese opgesteld.

H 1: ‘Van partijen die in drie weken voor de verkiezingen meer media-aandacht krijgen, zal het percentage van aandacht voor individuele politici ten opzichte van de partij hoger zijn.’

De nulhypothese en de alternatieve hypothese zijn daarmee als volgt.

H0: ‘Er is geen (of een negatief) verband tussen het totaalaantal benoemingen en het percentage van aandacht voor individuele politici van een partij.’

Individuele politici of de lijstrekkers

Persoon totaal a Lijstrekker totaal b Totaal c

In welk dagblad werd de benoeming

gedaan?

De Telegraaf 63,3% 39,7% 1298 NRC Handelsblad 61,2% 41,4% 3269

Totaal 2823 1869 4567

a. Totaalaantal benoemingen van alle individuele politici (percentage van totaal) b. Totaalaantal benoemingen van lijsttrekkers (percentage van totaal)

(18)

17 HA: ‘Er is een positief verband tussen het totaalaantal benoemingen en het percentage van aandacht voor individuele politici van een partij.’

De verwachting is dus dat er een positief verband bestaat tussen deze twee variabelen. Zoals te zien is in de regressiecoëfficiënten in tabel 2 voorspelt deze variabele niet significant het percentage aandacht voor individuele politici, F(1, 20) = 3,022, p < 0,098, R2 = 0,131. De voorspelde hoeveelheid aandacht voor individuele politici is gelijk aan 44,734, + 0,031 per benoeming bij de totale hoeveelheid aandacht. Het verband dat daarmee te vinden is tussen deze variabelen is matig positief (R=0,362) maar niet significant. De alternatieve hypothese kan daarmee niet aangenomen worden.

Tabel 2. Lineair regressiemodel van het percentage van de aandacht voor individuele politici Model 1 (Constante) 44,734 *** (6,032) Totale aandacht 0,031 (0,018) R2 0,131 Adj. R2 0,088 N 22

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

Voor het analyseren van het verband tussen het aantal edities van een krant voor de verkiezingen en de hoeveelheid benoemingen van individuele politici is eveneens een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. De volgende hypothese is hierop van toepassing.

H 2: ‘Het percentage van aandacht voor individuele politici ten opzichte van hun partij zal, gemeten over drie weken voor de verkiezingen, hoger worden naarmate het aantal edities van de krant voor de verkiezingen minder wordt.’

De nulhypothese en de alternatieve hypothese zijn daarmee als volgt.

H0: ‘Er is geen (of een positief) verband tussen het aantal edities van het dagblad voor de verkiezingen en het percentage van aandacht voor individuele politici van een partij.’

HA: ‘Er is een negatief verband tussen het aantal edities van het dagblad voor de verkiezingen en het percentage van aandacht voor individuele politici van een partij.’

(19)

18 De verwachting is dat er een negatief verband bestaat tussen deze twee variabelen. Aan de regressiecoëfficiënten in tabel 3 is te zien dat deze variabele significant het percentage van aandacht voor individuele politici voorspelt, F(1, 36) = 8,307, p < 0,007, R2 = 0,187. De voorspelde hoeveelheid aandacht voor individuele politici is gelijk aan 54,107 + 1,012 per editie dat nog uitgebracht wordt voor de verkiezing. Het verband dat daarmee gevonden is tussen deze variabelen is matig positief (R=0,433) en significant. De alternatieve hypothese kan daarmee niet aangenomen worden.

Tabel 3. Lineair regressiemodel van het percentage van de aandacht voor individuele politici

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

Het positieve verband tussen het aantal edities voor de verkiezingen en de aandacht voor individuele politici laat zien dat het percentage van aandacht afneemt naarmate de verkiezingsperiode vordert. Dit gaat in tegen het voorspelde negatieve verband in deze variabelen. Het wil echter niet zeggen dat het aantal benoemingen van individuele politici daalt naarmate de verkiezingsperiode vordert. Wat betreft de aandacht voor individuele politici is in absolute aantallen namelijk wel een negatief verband te vinden (bijlage 3, tabel 6) en daarmee dus een stijging gedurende de verkiezingsperiode. Tegelijkertijd stijgt echter ook de totale hoeveelheid benoemingen van alle partijen gedurende de verkiezingsperiode (bijlage 3, tabel 8). Een verklaring voor de daling in het percentage van het aantal benoemingen van individuele politici is dat in absolute aantallen de totale hoeveelheid benoemingen harder stijgt dan het aantal benoemingen van individuele politici. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat de verbanden tussen het aantal edities voor de verkiezingen en het aantal benoemingen van individuele politici of het totaalaantal benoemingen in tabel 6 en 8 beide wel aanwezig maar niet significant zijn. Model 1 (Constante) 54,107*** (3,699) Edities 1,012** (0,351) R2 0,187 Adj. R2 0,165 N 38

(20)

19 Daarnaast kan men hieruit opmaken dat het aandeel van de enige andere categorie van benoemingen naast individuele politici namelijk de benoemingen van de partijnaam moet stijgen. Dit blijkt dan ook uit een regressieanalyse van het percentage voor benoemingen van de partijnaam en het aantal edities voor de verkiezingen (bijlage 3, tabel 9). Hieruit blijkt een significant matig negatief verband. Naarmate de verkiezingsperiode vordert stijgt dus het aantal benoemingen van de partijnaam harder dan die van individuele politici.

Presidentialization

Dezelfde analyse is uitgevoerd voor het meten van het verband tussen het totaalaantal benoemingen van een partij en de hoeveelheid benoemingen van de lijsstrekker van deze partij. Hiervoor is opnieuw enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. De volgende hypothese is hierop van toepassing.

H 3: "Van partijen die gedurende drie weken voor de verkiezingen meer media-aandacht krijgen, zal het percentage van aandacht voor de lijsttrekkers ten opzichte van de totale aandacht voor de bijbehorende partij hoger zijn."

De nulhypothese en de alternatieve hypothese zijn voor dit veronderstelde verband.

H0:’Er is geen (of een negatief) verband tussen het totaalaantal van benoemingen van een partij en het percentage van aandacht voor de lijsttrekker van een partij.’

HA: ‘Er is een positief verband tussen het totaalaantal benoemingen van een partij en het percentage van aandacht voor de lijsttrekker van een partij.’

De verwachting is dat er een positief verband bestaat tussen deze twee variabelen. De regressiecoëfficiënten in tabel 4 laten zien dat deze variabele niet significant het percentage aandacht voor individuele politici voorspelt, F (1, 20) = 4,057, p < 0,058, R2 = 0,169. De voorspelde hoeveelheid aandacht voor de lijsttrekker is gelijk aan 24,680 + 0,029 per benoeming bij de totale hoeveelheid aandacht. Het verband dat daarmee gevonden is tussen deze variabelen is matig positief (R=0,411) en niet significant. De alternatieve hypothese kan daarmee niet aangenomen worden.

(21)

20 Tabel 4. Lineair regressiemodel van het percentage van de aandacht voor lijsttrekkers

Model 1 (Constante) 24,680*** (4,949) Totale aandacht 0,029 (0,015) R2 0,169 Adj. R2 0,127 N 22

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

Ten slotte het verband tussen het aantal edities van een krant voor de verkiezingen en de hoeveelheid benoemingen van lijsttrekkers gemeten. Hiervoor is eveneens een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. De volgende hypothese is hierop van toepassing.

H 2: ‘Het percentage van aandacht voor lijsttrekkers ten opzichte van hun partij zal, gemeten over drie weken voor de verkiezingen, hoger worden naarmate het aantal edities van de krant voor de verkiezingen minder wordt.’

De nulhypothese en de alternatieve hypothese zijn daarmee als volgt.

H0: ‘Er is geen (of een positief) verband tussen het aantal edities van het dagblad voor de verkiezingen en het percentage van aandacht voor de lijsttrekker van een partij.’

HA: ‘Er is een negatief verband tussen het aantal edities van het dagblad voor de verkiezingen en het percentage van aandacht voor de lijsttrekker van een partij.’

Opnieuw is de verwachting dat er een negatief verband bestaat tussen deze twee variabelen. Aan de regressiecoëfficiënten in tabel 5 is te zien dat deze variabele niet significant het percentage van aandacht voor individuele politici voorspelt, F (1, 36) = 1,128, p < 0,295, R2 = 0,03. De voorspelde hoeveelheid aandacht voor individuele politici is gelijk aan 35,976 + 0,380 per editie dat nog uitgebracht wordt voor de verkiezing. Het verband dat daarmee gevonden is tussen deze variabelen is zwak positief (R=0,174) en niet significant. De alternatieve hypothese kan daarmee niet aangenomen worden. Dit voorspelde verband gaat eveneens in tegen de verwachting in. Dezelfde verklaring voor deze afname in het percentage voor het aandeel in benoemingen van lijsttrekkers gedurende de

(22)

21 verkiezingsperiode is van toepassing. Dit is te zien in de stijging van het aantal benoemingen van lijsttrekkers in absolute aantallen gedurende de verkiezingsperiode en de stijging in het totaalaantal benoemingen in de verkiezingsperiode (bijlage 3, tabel 7).

Tabel 5. Lineair regressiemodel van het percentage van de aandacht voor lijsttrekkers Model 1 (Constante) 35,976*** (3,774) Edities 0,380 (0,358) R2 0,03 Adj. R2 0,003 N 38

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

(23)

22

Conclusie

Dit onderzoek bekijkt de invloed van media-aandacht op de aandacht voor individuele politici en lijsttrekkers gedurende de verkiezingen in de politieke berichtgeving. Vastgesteld is dat in de literatuur een sterke samenhang bestaat tussen personalisering en mediatisering in de politiek waar veel wetenschappelijke aandacht voor is. De media als het belangrijkste gebied waarin personalisering in de politiek naar voren komt en de personalisering die als een van de belangrijke gevolgen van de mediatisering wordt gezien, maken dat deze twee ontwikkelingen nauwelijks los van elkaar te zien zijn. De vraag die uit deze observatie naar voren komt is wat de invloed is van media-aandacht op personalisering. Binnen het concept personalisering is onderscheid gemaakt tussen twee verschillende ontwikkelingen. Allereerst is er de groeiende aandacht voor individuele politici ten opzichte van partijen en groeperingen, de definitie individualization is hierop van toepassing. Ten tweede is er een concentratie van de aandacht richting politieke leiders, dit wordt presidentialization genoemd. Deze twee ontwikkelingen zijn apart van elkaar geanalyseerd. In tegenstelling tot vele onderzoeken die eerder zijn gedaan naar personalisering vergelijkt dit onderzoek niet meerdere politieke systemen met elkaar. In plaats daarvan is gekeken naar een factor, namelijk de media-aandacht, die het verschil in personalisering binnen een politiek systeem zou kunnen verklaren. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen de media-aandacht voor partijen binnen een verkiezingsperiode in het Nederlandse politieke systeem. In een periode van drie weken voor de verkiezingen is een selectie gemaakt uit de artikelen van de twee nationale dagbladen NRC Handelsblad en De Telegraaf. Vervolgens is een vergelijking gemaakt tussen partijen in de hoeveelheid aandacht die zij kregen en de hoeveelheid media-aandacht die gericht was op individuele politici (individualization) en lijsttrekkers (presidentialization). De hoeveelheid media-aandacht werd berekend aan de hand van het aantal benoemingen van politici bij hun naam of functie en partijen bij hun naam. Door deze vergelijking tussen partijen is de invloed van de hoeveelheid media-aandacht op de relatieve aandacht voor personen onderzocht. Verwacht werd dat partijen die meer media-aandacht kregen en waarvan er dus benoemingen werden gedaan, ook een hoger aandeel aan benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers hadden. Daarnaast was de verwachting dat naarmate de verkiezingsperiode vorderde het aandeel in benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers hoger werd. Voor het aandeel in benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers werd een percentage gebruikt van het aantal benoemingen van politici en lijsttrekkers ten opzichte van het totaalaantal benoemingen. Van deze percentages werd dus verwacht dat deze zouden stijgen naarmate een partij meer media-aandacht kreeg of naarmate de verkiezingsperiode vorderde.

In de selectie van data is van geen van deze veronderstelde verbanden is echter een duidelijk bewijs gevonden. Allereerst is er geen significant verband gevonden tussen de totale hoeveelheid benoemingen die een partij kreeg en het percentage van deze benoemingen die een individuele

(24)

23 politicus of lijsttrekker betreft. Beide verbanden, zowel van de aandacht voor individuele politici of lijsttrekkers, waren matig positief maar niet significant. Er is geen duidelijk bewijs dat partijen die meer aandacht in de media kregen een groter percentage van benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers hadden. Toch geeft het gevonden matige verband wel een aanwijzing voor grootschaliger onderzoek naar de relatie tussen de hoeveelheid media-aandacht en de aandacht voor personen. Verder is er wat betreft de ontwikkeling van het aandeel in benoemingen van individuele politici en lijsttrekkers gedurende de verkiezingsperiode een tegenovergestelde ontwikkeling gevonden. Zowel het percentage van benoemingen van individuele politici als lijsttrekkers daalde naarmate de verkiezingsperiode vorderde. In beide gevallen was een matig positief verband te vinden. Bij de ontwikkeling van het percentage benoemingen van lijsttrekker was dit verband echter niet significant. Het positieve verband gaat daarmee tegen de verwachting in. De hoeveelheid benoemingen van individuele politici steeg minder snel dan het totaalaantal benoemingen in de artikelen gedurende de verkiezingsperiode. Hierdoor daalde het bijbehorende percentage. Wat daaruit volgt is dat het percentage van benoemingen van partijnamen wel steeg gedurende de verkiezingsperiode. Hoewel dit verband geen onderdeel is van de onderzoeksvraag is het een opmerkelijke ontwikkeling die blijkt uit de dataset. Het biedt daarmee een interessante aanleiding tot onderzoek naar de hoeveelheid benoemingen van partijnamen in mediaberichtgeving gedurende een verkiezingsperiode.

Tenslotte blijkt uit de analyse van de afbeeldingen in de selectie van kranten dat er hierbij sprake is van een grote aandacht voor lijsttrekkers. Vrijwel alle afbeeldingen in de analyse bevatten lijsttrekkers. Ook als het bijbehorende bericht niet in het bijzonder gericht was op de lijsttrekker. Uit dit onderzoek blijkt dus dat wat betreft afbeeldingen in kranten de lijsttrekker het gezicht van partij is. Hoewel dit onderzoek in de meeste gevallen geen significante resultaten heeft opgeleverd laten de gegevens wel verbanden zien die aanleiding geven tot wellicht grootschaliger onderzoek. Dit onderzoek kan daarom gezien worden als een aanleiding voor grootschaliger onderzoek naar de aandacht voor individuele politici en lijsttrekkers en de invloed van de media-aandacht daarop. Zo zou er grootschaliger onderzoek uitgevoerd kunnen worden door naar meerdere politieke systemen te kijken. Ook zouden meerdere kranten binnen een politiek systeem geanalyseerd kunnen worden of kan een langere onderzoeksperiode voor de verkiezingen gekozen worden om de effecten op de lange termijn te onderzoeken. Daarnaast kan, geheel tegen het onderzoek naar personalisering in, naar aanleiding van de bevindingen over de partijnamen onderzoek gedaan worden naar de aandacht voor de partij als geheel in de media. Tenslotte biedt de conclusie over de hoge concentratie lijsttrekkers in de afbeeldingen een interessante aanleiding voor het uitvoeren van onderzoek naar de effecten van presidentialization in visuele media zoals afbeeldingen in kranten, televisie-uitzendingen of afbeeldingen in digitale media.

(25)

24

Bibliografie

Abels, R., Besselink, N. & Zuidervaart, B. (2016, 9 november). Een beetje lijsttrekker kan niet zonder boek. Trouw. Geraadpleegd op 21 mei 2018, van https://www.trouw.nl/home/een-beetje-lijsttrekker-kan-niet-zonder-boek~a8bb6b5f/

Boumans, J., Boomgaarden, H., & Vliegenthart, R. (2013). Media Personalisation in Context: A Cross-National Comparison between the UK and the Netherlands, 1992–2007. Political Studies,

61(1), 198-216.

Fiers, S., & Krouwel, A. (2005). The Low Countries: From ‘Prime Minister’ The Low Countries: From ‘Prime Minister’ to President‐ Minister. In T. Poguntke & P. Webb (Red.), The

Presidentialization of Politics: A comparative study of modern democracies (pp. 129-158). Oxford:

Oxford University Press.

Holtz-Bacha, C., Langer, A., & Merkle, S. (2014). The personalization of politics in comparative perspective: Campaign coverage in Germany and the United Kingdom. European Journal of

Communication, 29(2), 153-170.

Isotalus, P., & Almonkari, M. (2014). Mediatization and Political Leadership. Journalism Studies,

15(3), 1-15.

Karvonen, L. (2010). The personalisation of politics; A study of parliamentary democracies. Colchester: ECPR Press.

Kleinnijenhuis, J. (2015). Personalisering door politici, in de media en bij kiezers: Op zoek naar een referentiepunt. Res Publica, 57(1), 81-93, H. (2012). Personalization of national election campaigns.

Party Politics, 18(6), 825-844.

Langer, A., & Sagarzazu, I. (2018). Bring back the party: Personalisation, the media and coalition politics. West European Politics, 41(2), 472-495.

Mazzoleni, G., & Schulz, W. (1999). "Mediatization" of Politics: A Challenge for Democracy?

Political Communication, 16(3), 247-261.

Mc Allister, I. (2007). The Personalization of Politics. In R. J. Dalton & H. Klingemann (Reds.), The

Oxford Handbook of Political Behavior. Oxford: OUP Oxford.

Overzicht: Deze verkiezingsdebatten kun je op tv en radio volgen. (2017, 21 februari). Geraadpleegd op 12 juni 2018, van https://www.nu.nl/media/4483095/overzicht-verkiezingsdebatten-kun-tv-en-radio-volgen.html

Poguntke, T. & Web, P. (2005). The presidentialization of politics: A comparative study of modern

democracies. Oxford: OUP Oxford.

Rahat, G., & Sheafer, T. (2007). The Personalization(s) of Politics: Israel, 1949–2003. Political

Communication, 24(1), 65-80.

Reinemann, C., & Wilke, J. (2007). It's the Debates, Stupid! How the Introduction of Televised Debates Changed the Portrayal of Chancellor Candidates in the German Press, 1949—2005. The Harvard

International Journal of Press/Politics, 12(4), 92-111.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SVDJ) (2018, 11 april). Oplage landelijke kranten:

Telegraaf en AD krijgen opnieuw klappen. Geraadpleegd op 21 mei 2018 via

(26)

25 Strömbäck, J. (2008). Four Phases of Mediatization: An Analysis of the Mediatization of Politics. The

International Journal of Press/Politics, 13(3), 228-246.

Takens, J., Ruigrok, N., Van Hoof, A.M.J. & Scholten, O. (2010). Old ties from a new(s) perspective: Diversity in the Dutch press coverage of the 2006 general election campaign. Communications, 35(4), 417-438.

Takens, J., Van Atteveldt, W., Van Hoof, A., & Kleinnijenhuis, J. (2013). Media logic in election campaign coverage. European Journal of Communication, 28(3), 277-293.

Van Aelst, P., Scheafer, T. & Stanyer, J. (2012). The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalizations and key findings. Journalism, 13(2), 203-220.

(27)

26

Bijlagen

Bijlage 1.

Deelnemende partijen

Hieronder volgt een overzicht van de partijen die zijn geanalyseerd met tussen haakjes de afkortingen die in dit onderzoek zijn gebruikt. De selectie van partijen die geanalyseerd is werd gemaakt op basis van het criterium dat er tenminste één benoeming is gedaan in de artikelen met betrekking tot de partij.

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Partij Voor de Vrijheid (PVV)

Partij van de Arbeid (PvdA)

Christen-Democratisch Appèl (CDA) GroenLinks

Democraten 66 (D66) 50PLUS (50plus) Socialistische Partij (SP) DENK (DENK)

Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) ChristenUnie (CU)

VoorNederland (VNL)

Forum voor Democratie (FvD) GeenPeil (GP)

Partij voor de Dieren (PvdD) Niet Stemmers (NS)

Artikel 1 (Art1) (Huidig: Bij1) Nieuwe Wegen (NW)

Piratenpartij (Pirpart)

Lokaal in de Kamer (LokKmr) Vrijzinnige Partij (VP)

(28)

27

Bijlage 2.

Titel artikel + Datum

Krant Dagen voor verkiezingen

Partij Politicus:

Lijsttrekker

Politicus: anders

Politicus/partij Partij Totaal

Afb: Figuur 2. Codeerschema krantenartikelen

Bijlage 3

Tabel 6. Lineair regressiemodel van het aantal benoemingen van individuele politici in de krantenartikelen Model 1 (Constante) 86,400 *** (14,297) Edities -1,346 (1,357) R2 0,027 Adj. R2 0,000 N 38

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

(29)

28 Tabel 7. Lineair regressiemodel van het aantal benoemingen van lijsttrekkers in de krantenartikelen Model 1 (Constante) 56,747 *** (11,145) Edities -0,84 (1,058) R2 0,017 Adj. R2 0,010 N 38

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

Tabel 8. Lineair regressiemodel van het totaalaantal benoemingen in de krantenartikelen Model 1 (Constante) 158,205 *** (21,955) Edities -4,225 (2,084) R2 0,102 Adj. R2 0,078 N 38

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

(30)

29 Tabel 9. Lineair regressiemodel van het percentage voor benoemingen van de partijnaam

Model 1 (Constante) 158,205 *** (21,955) Edities -4,225 (2,084) R2 0,102 Adj. R2 0,078 N 38

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Telen met toekomst gelooft in een aanpak waarbij waterschap­ pen samen met telers en andere partijen zoeken naar nieuwe oplossingen voor waterkwaliteits­ knelpunten. Momenteel

meer gesloten bovenkant, een lichtere kleur, betere hartvulling, minder geel blad, minder aanslag, minder graterig, minder rand,9.

Eén daarvan dook in augustus 2010 op bij rozenteler Zuurbier in Heerhugowaard, en is dus blijkbaar goed aangepast aan onze kascondities.. Zij is door het British Museum of

Bij lage mangaan waardes in de drain (&lt;1,2 µmol/l )in de drain wordt een mangaan gift van 15 µmol/l aanbevolen. Tussen dag 35-55 kan in de zomer een extra waterbeurt op

De Wageningse ondernemer Jaap Veenendaal had twee barakken ge- regeld op een kazerneterrein in Ede voor noodhuisvesting van tweehon- derd Wageningse studenten.. Maar op 9

objectives, supporting innovative solutions for: sustainable energy, transport and construction; management of natural resources; preservation of ecosystem services and

Deze getallen worden gevonden door de onderste gractiegrens af te trekken van het gemiddelde ( resp. feet gemiddelde aftrekken van de onderste fractiegrens )en

In EMs, the framework by which organizations can acquire regulative legitimacy is more vague and ambiguous (Hitt et al., 2000; Khanna &amp; Palepu, 1997). Extensive regulation leads