• No results found

Gehechtheid & liegen : de invloed van hechtingstijlen en patronen van liegen in verschillende hechtingsrelaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gehechtheid & liegen : de invloed van hechtingstijlen en patronen van liegen in verschillende hechtingsrelaties"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthese Gehechtheid & Liegen

De Invloed van Hechtingstijlen en Patronen van Liegen in

Verschillende Hechtingsrelaties

Fiona Beek

Studentnummer: 10184163 Begeleider: Richard Ridderinkhof Universiteit van Amsterdam Datum: 11 juni 2014

(2)

Inhoudsopgave

Abstract Blz. 3

Gehechtheid & Liegen Blz. 4

De Invloed van Verschillende Hechtingstijlen op Liegen Blz. 6 Patronen van Liegen in de Ouder-Adolescent Relatie Blz. 10 Patronen van Liegen in Romantische Relaties Blz. 13

Conclusie & Discussie Blz. 17

Literatuurlijst Blz. 20

(3)

Abstract

Er werd onderzocht wat de invloed is van hechtingstijlen op liegen en wat de patronen van liegen zijn in de ouder-adolescent relatie en de romantische relatie. Het bleek dat

hechtingstijlen bepalen hoeveel en waarover iemand liegt. Verder bleek liegen verschillende patronen te vertonen in de ouder-adolescent relatie en de romantische relatie. Zo wordt er in de ouder-adolescent relatie voornamelijk gelogen omdat de adolescent zijn autonomie wil vergroten, terwijl er in een romantische relatie voornamelijk wordt gelogen om de relatie met de partner te beschermen. Daarnaast bleek liegen een negatieve invloed te hebben op de ouder-adolescent relatie, terwijl dit in romantische relaties afhankelijk is van de hechtingstijl. Deze resultaten dragen bij aan een beter begrip van liegen in het dagelijks leven.

(4)

Gehechtheid & Liegen

Er wordt veel gelogen in menselijke relaties (DePaulo, Kashy, Kirkendol, Wyer, & Epstein,1996), waarbij liegen wordt gedefinieerd als het geven van een opzettelijk

misleidende boodschap aan een persoon (Ennis, Vrij, & Chance, 2008). Liegen kan meerdere functies dienen, maar het is in veel gevallen schadelijk voor een relatie (Bok, 1987). Dit komt doordat, wanneer een leugen eenmaal aan het licht is gekomen, een persoon waartegen is gelogen vaak wantrouwen vertoont tegenover te leugenaar (Jensen, Arnett, Feldman, & Cauffman, 2004). Of de persoon een partner, huisgenoot, familielid of een ouder is,

individuen verwachten een bepaalde mate van eerlijkheid en voelen zich verraden wanneer zij worden bedrogen. Eerlijkheid is dan ook een zeer belangrijke waarde in veel relaties (Knox, Zusman, McGinty, & Gescheidler, 2001). In dit literatuuroverzicht zal worden onderzocht wat de invloed is van verschillende hechtingsstijlen op liegen en wat de patronen zijn van liegen in de ouder-adolescent relatie en de romantische relatie.

De hechtingstheorie van Bowlby (1982) stelt dat kinderen van verzorgers die veiligheid bieden door consequent te reageren op de behoeften van het kind, een positieve mentale representatie van zichzelf en anderen vormen. Deze mentale representaties worden interne werkmodellen genoemd. Deze interne werkmodellen worden vanaf de vroege

kindertijd gevormd en latere relaties worden op basis hiervan waargenomen (Bowlby, 1982). Een positief intern werkmodel bevordert de ontwikkeling van effectieve emotieregulatie strategieën en adaptieve technieken om met stress en bedreigingen om te gaan (Bowlby, 1982). Kinderen van verzorgers die veiligheid bieden zijn hierdoor minder verdedigend, ontwikkelen relaties die meer open zijn en tonen een groter emotioneel bewustzijn (Gillath, Sesko, Shaver, & Chun, 2010). Ouders die echter onbetrouwbaar en niet ondersteunend zijn, faciliteren de ontwikkeling van onveilige hechtingstijlen die worden gekarakteriseerd door

(5)

negatieve interne werkmodellen van de zelf en anderen (Mikulincer & Shaver, 2007, aangehaald in Elaad et al., 2012). Een onveilige hechting kan onderverdeeld worden in een angstige hechtingstijl en een vermijdende hechtingstijl (Brennan, Clark & Shaver, 1998). Een angstige hechtingstijl wordt gekarakteriseerd door een negatief intern werkmodel van de zelf (Bartholomew & Horowits, 1991,), waarbij er een preoccupatie is voor intimiteit, er snel sprake is van jaloezie, er een angst is om verlaten te worden en men afhankelijk is van de goedkeuring van anderen (Brennan et al., 1998). Een vermijdende hechtingstijl wordt

gekarakteriseerd door een negatief intern werkmodel van andere mensen (Bartholomew et al., 1991), waarbij er sprake is van een gebrek aan vertrouwen, er angst is voor intimiteit en nabijheid wordt vermeden vanwege de verwachting dat anderen niet beschikbaar en steunend zullen zijn (Brennan et al., 1998).

Volgens Ennis en collega's (2008) liegen mensen om sociale interactiedoelen te bereiken. Zij stellen dan ook dat, voor mensen met een vermijdende hechtingstijl, deceptie een manier kan zijn om een bepaalde mate van autonomie te behouden. Voor mensen met een angstige hechtingstijl kan liegen daarentegen juist een manier zijn om zichzelf beter en mooier te representeren. Mensen met een veilige hechtingstijl hebben doordat zij goed zijn in het vormen van warme, open relaties minder redenen om te liegen dan mensen met een vermijdende of angstige hechting. Er zou dan ook verwacht kunnen worden dan individuen met een veilige hechtingstijl minder liegen dan individuen met een angstige of vermijdende hechtingstijl. Het is dan ook interessant om te kijken naar de invloed van verschillende

hechtingstijlen op liegen. Daarnaast zouden de sociale interactiedoelen kunnen verschillen per ontwikkelingsfase, waardoor liegen verschillende patronen vertoont in verschillende

hechtingsrelaties. Zo is gebleken dat jongeren in de adolescentie op zoek gaan naar

autonomie. Dit kan leiden tot een toename van conflicten, maar ook van liegen (Jensen et al., 2004). Daarnaast is gebleken dat deceptie veel voorkomt in romantische relaties in

(6)

vergelijking met andere relaties (DePaulo & Kashy, 1998). Het is dan ook interessant om een vergelijking te maken tussen de patronen van liegen in de ouder-adolescent relatie en de patronen van liegen in romantische relaties.

In dit literatuuroverzicht zal dan ook worden onderzocht wat de invloed is van verschillende hechtingstijlen op liegen en hoe liegen zich uit in verschillende

gehechtheidrelaties. Om dit te onderzoeken zal ten eerste worden gekeken wat de invloed is van verschillende soorten hechtingstijlen op liegen. In de tweede paragraaf zal vervolgens worden gekeken wat de patronen van liegen zijn in de ouder-adolescent relatie. In de derde paragraaf zal worden gekeken wat de patronen van liegen zijn in romantische relaties.

De Invloed van Verschillende Hechtingstijlen op Liegen

Kinderen die veilig gehecht zijn, hebben een positief intern werkmodel van zichzelf en anderen (Bowlby, 1982) en zijn hierdoor goed in staat om warme en open relaties te vormen (Gillath et al., 2010). Ouders met een veilige hechtingstijl rapporteren dat zij eerlijker zijn, meer vertrouwen tonen en andere mensen omschrijven als in wezen goed (Hazan & Shaver, 1987). Mensen met een vermijdende hechtingstijl hebben een negatief intern werkmodel van anderen, wat wordt gekenmerkt door een gebrek aan vertrouwen, angst en oncomfortabel zijn met intimiteit (Brennan et al., 1998). Mensen met een angstige hechtingstijl hebben een negatief intern werkmodel van zichzelf, wat wordt gekenmerkt door een preoccupatie met intimiteit, verlangen naar nabijheid en een chronische angst dat de partner niet kan voldoen aan zijn eigen behoeften (Brennan et al., 1998). Voor mensen met een veilige hechting is er slechts weinig reden om te liegen, omdat zij in staat zijn een warme, open relatie te

ontwikkelen. Voor mensen met een vermijdende hechtingstijl zou liegen echter een manier kunnen zijn om niet te dichtbij mensen te komen (Ennis et al., 2008). Voor mensen met een

(7)

angstige hechtingstijl zou liegen een manier kunnen zijn om zichzelf positiever te representeren en zo de kans dat mensen hen in de steek laten te verkleinen (Ennis et al., 2008). Er zou dan ook verwacht kunnen worden dat mensen met een veilige hechtingstijl minder liegen dan mensen met een angstige of vermijdende hechtingstijl.

Er zijn veel onderzoekers die onderzoeken of er een verband is tussen de hechtingstijl en liegen. Zo is uit onderzoek van Elaad en collega's (2012) bij Israëlische adolescenten gebleken dat er een negatieve relatie is tussen een vermijdende hechtingstijl en het zelf gerapporteerde vermogen om de waarheid te vertellen. Ook werd er een negatieve relatie gevonden tussen een angstige hechtingstijl en het zelf gerapporteerde vermogen om leugens te vertellen en te detecteren. Israëlische adolescenten met een vermijdende hechtingstijl vinden zelf dus dat zij niet goed zijn in het vertellen van de waarheid. Israëlische adolescenten met een angstige hechtingstijl vinden zelf dat zij goed zijn in het vertellen en detecteren van leugens. Dit onderzoek toont slechts een correlatie aan tussen liegen en onveilige

hechtingstijlen. Er is echter ook causaal aangetoond dat er een verband is tussen een onveilige hechtingstijlen en liegen (Gillath et al., 2010). In vier studies werd aangetoond dat mensen met een vermijdende of angstige hechtingstijl meer liegen dan mensen met een veilige hechting, maar dit patroon veranderd kon worden door middel van priming. Priming vond plaats door de deelnemers, afhankelijk van die conditie waarin zij zaten, een tekst te laten schrijven over een situatie waarin er sprake was van een veilige, vermijdende of angstige hechtingsituatie. Na de priming vulden deelnemers een vragenlijst in over hun lieggedrag. De

priming bleek niet alleen invloed te hebben op het zelfgerapporteerde lieggedrag, maar ook

op gedragstaken die werden uitgevoerd in het laboratorium bleek dat mensen die geprimed waren met een veilige hechting daadwerkelijk minder lieggedrag vertoonden dan mensen die waren geprimed met een angstige of vermijdende hechtingstijl. Er kan dus geconcludeerd worden dat er een causale relatie is tussen hechtingstijlen en liegen.

(8)

Er is dus gebleken dat een onveilige hechting in de vorm van een angstige of

vermijdende hechting leidt tot meer liegen dan wanneer er sprake is van een veilige hechting. Zoals eerder al werd gesteld liegen mensen met een vermijdende hechting om mensen op afstand te houden, terwijl mensen met een angstige hechting liegen om zichzelf positiever te representeren zodat mensen hen minder snel in de steek laten (Ennis et al., 2008). Het zou dan ook zo kunnen zijn dat, aangezien zij liegen om verschillende redenen, de patronen van liegen anders zijn bij een vermijdende en een angstige hechtingstijl. Onderzoek van Dunivan (2012) met mensen die als kind mishandeld zijn bevestigt dit. Uit het onderzoek bleek dat mensen die vroeger verwaarloosd zijn een positievere attitude hebben over liegen dan mensen die vroeger misbruikt zijn. Het zelf vertellen van een leugen wordt hierbij door mensen die vroeger verwaarloosd zijn positiever gezien dan voorgelogen worden door een ander. Mensen die vroeger misbruikt zijn hebben daarentegen een negatievere attitude over liegen. Daarbij vinden zij het zelf vertellen van een leugen erger dan wanneer er tegen hen wordt gelogen. Uit de hechtingstheorie van Bowlby (1982) valt af te leiden dat verschillende soorten

mishandeling leiden tot verschillende soorten hechting. Mensen die als kind verwaarloosd zijn, leren dat zij niet afhankelijk moeten zijn van anderen voor het vervullen van hun behoeften en vormen hierdoor een negatief intern werkmodel van anderen, wat leidt tot een vermijdende hechtingstijl. Mensen die als kind misbruikt zijn, verlangen naar een goede band met een verzorger. Zij zien het gedrag van de verzorger als verdient, waardoor er een negatief intern model van de zelf en dus een angstige hechtingstijl wordt gevormd. Er kan dus

geconcludeerd worden dat mensen met een vermijdende hechting een positievere attitude hebben over liegen dan mensen met een angstige hechting (Dunivan, 2012).

Ennis en collega's (2008) deden verder onderzoek naar de verschillende patronen van liegen bij een angstige en vermijdende hechtingstijl. Het bleek dat niet alleen de attitude over liegen verschilt, maar dat ook de type leugens en aan wie de leugen wordt verteld verschilt

(9)

voor een angstige en een vermijdende hechtingstijl. 100 Studenten vulden zelfrapportage vragenlijsten in over hechting, liegen en relaties. Er werden drie typen leugens onderscheiden, namelijk self-centred, other-oriented en altruïstische leugens. Een self-centred leugen is een leugen die verteld wordt om zichzelf te beschermen, een other-oriented leugen is een leugen die verteld wordt om een ander te beschermen en een altruïstische leugen is een leugen die verteld wordt om een derde partij te beschermen (DePaulo et al., 1996). Uit de resultaten bleek dat studenten met een angstige hechting meer self-centred en other-oriented leugens te vertellen aan vreemden en beste vrienden en meer altruïstische leugens over de romantische partner. Studenten met een vermijdende hechtingstijl bleken meer self-centred leugens te vertellen aan hun romantische partner en meer other-oriented leugens aan vreemden en romantische partner. Er kan dus geconcludeerd worden dat de patronen wat betreft type leugen en aan wie de leugen wordt verteld, verschilt voor mensen met een angstige en vermijdende hechtingstijl.

Uit deze paragraaf blijkt dat mensen met een onveilige hechting, namelijk een vermijdende of een angstige hechting, meer liegen dan mensen met een veilige hechting (Elaad et a., 2012; Gillath et al., 2010). Verder bleken de patronen van liegen anders te zijn bij een vermijdende en een angstige hechtingstijl. Zo bleken mensen met een vermijdende

hechtingstijl een positievere attitude te hebben over liegen dan mensen met een angstige hechtingstijl (Dunivan, 2012). Ook bleek dat mensen met een vermijdende hechtingstijl andere typen leugens vertelden aan andere personen dan dat mensen met een angstige hechtingstijl doen (Ennis et al., 2010). Het blijkt dus dat verschillende hechtingstijlen leiden tot verschillende patronen van liegen en dat deze patronen ook anders zijn in verschillende typen relaties. Het is dan ook interessant om te kijken hoe deze patronen zich precies uiten in verschillende typen relaties.

(10)

Patronen van Liegen in de Ouder-adolescent Relatie

Mensen beheren privé informatie door het creëren van communicatiegrenzen die helpen te bepalen welke informatie er wordt gedeeld en met wie deze gedeeld wordt (Petronio & Durham, 2008, aangehaald in Cumsille, Darling, & Martínez, 2010). Tijdens de

adolescentie veranderen deze communicatiegrenzen, doordat de adolescent meer informatie privé wil houden en zich verzet tegen de monitoring van de ouders (Masche, 2010). Deze veranderingen hebben belangrijke implicaties voor de ouder-adolescent communicatie. De adolescentie is een periode waarin ouders een groter verlangen naar informatie hebben, maar er tegelijkertijd minder informatie beschikbaar wordt gesteld voor hen, doordat de adolescent meer autonomie wil (Cumsille et al., 2010). Deze discrepantie in de juiste mate van

autonomie van de adolescent kan leiden tot conflicten (Smetana & Asquith, 1994). Volgens Furstenberg (2001, aangehaald in Knox et al., 2001) is een taak van de adolescent om te leren wat zij niet vertellen aan ouders en hoe ze dit niet moeten vertellen. De discrepantie zou er dus ook toe kunnen leiden dat de adolescent meer gaat liegen tegen zijn ouders. Wanneer ouders proberen meer invloed uit te oefenen over een onderwerp dat adolescenten zien als "hun eigen zaak", kan het zijn dat de adolescent het gerechtvaardigd vind om te liegen tegen de ouder en zo conflicten te vermijden en hun autonomie te bewaken (Jensen et al., 2004). Er zou dan ook verwacht kunnen worden dat adolescenten frequent liegen tegen de ouders om zo hun autonomie te vergroten.

Uit onderzoek bij adolescenten naar de individuele verschillen in patronen van beslissingen maken om informatie te delen, bleek dat Chileense adolescenten wanneer het gaat over onderwerpen die betrekking hebben op autonomie of veiligheid er vaak voor kiezen om te liegen, alles te vertellen of het onderwerp te vermijden (Cumsille et al., 2010). Het blijkt dus dat adolescenten relatief vaak kiezen voor liegen als strategie. Onderzoek van Knox

(11)

en collega's (2001) bevestigde dit. Uit het onderzoek bleek dat adolescenten het meest logen over "waar ik was" gevolgd door "met wie ik was", "alcoholgebruik" en "seksueel gedrag". Ook bleek dat er meer werd gelogen in volledige gezinnen en dat er meer werd gelogen tegen de ouder van de andere sekse. Daarnaast gaven deelnemers aan dat het liegen afnam naarmate zij ouder werden. In dit onderzoek werden echter studenten gebruikt die rapporteerden over hun adolescentiefase, waardoor de bevinding dat het liegen afnam naarmate deelnemers ouder werden wellicht niet heel erg betrouwbaar zijn. Daarom vergeleken Jensen en collega's (2004) adolescenten met jong volwassenen om te kijken of de frequentie van liegen inderdaad

afneemt naarmate adolescenten ouder worden. De resultaten bevestigden de conclusie van Knox en collega's (2001). Het bleek dat adolescenten frequent liegen tegen de ouders, dat zij dit vaker doen dan jong volwassenen en dat zij dit ook acceptabeler vinden dan jong

volwassenen. Ook bleek dat zij vaak liegen als manier om recht op autonomie te vergroten (Jensen et al., 2004). Er kan dus geconcludeerd worden dat adolescenten veel liegen tegen de ouders om hun autonomie te vergroten, maar dat dit liegen afneemt naarmate de adolescent ouder wordt.

Leeftijd blijkt dus een stabiele factor te zijn die samenhangt met liegen. Uit onderzoek van Smetana, Villalobos, Rogge en Tasopoulos-Chan (2010) blijkt dat er ook dagelijkse fluctuaties zijn die invloed hebben op liegen. 108 Adolescenten van verschillende etniciteiten met een lage Sociaal Economische Status vulden dagelijks een online dagboek in over

waarover zij logen tegen de vader of de moeder. Uit de resultaten bleek dat zowel dagelijkse fluctuaties, zoals eerder liegen op de dag, kwaliteit van de relatie met de ouder en de

hoeveelheid tijd samen doorgebracht die dag, als stabiele individuele factoren zoals probleemgedrag invloed hebben op de frequentie van liegen tegen moeders, maar dat voor liegen tegen de vader alleen stabiele individuele factoren van invloed zijn. Voor zowel vaders als moeders bleek liegen samen te hangen met meer probleemgedrag en een slechtere relatie

(12)

met de ouder (Smetana et al., 2010). Uit onderzoek naar criminologie is gebleken dat delinquente jongeren een zwakkere hechting hebben met hun ouders dan jongeren die geen delinquent gedrag vertonen (Warr, 2007) en uit het onderzoek van Smetana en collega's (2010) bleek liegen samen te hangen met probleemgedrag en een slechtere band met de ouders. De precieze causale relatie tussen delinquentie, hechting en liegen is echter niet bekend (Warr, 2007). Uit onderzoek van Warr (2007) naar de data van de National Longitudinal Study of Adolescent Health blijkt dat liegen tegen de ouders en delinquent gedrag sterk gecorreleerd zijn. Liegen blijkt een negatieve invloed te hebben op de

adolescent-ouder relatie. Het blijkt dat de relatie tussen hechting en delinquentie niet alleen veroorzaakt wordt door de ouder; het is het liegen van de adolescent dat zorgt voor een breuk in de ouder adolescent relatie. Er kan dus geconcludeerd worden dat er een wederkerige relatie is tussen liegen en delinquentie, maar dat alleen het liegen een directe negatieve invloed heeft op de ouder-adolescent relatie.

Alomvattend kan er dus geconcludeerd worden dat er veel wordt gelogen in de ouder-adolescent relatie (Cumsille et al., 2010; Knox et al., 2001) en dat de ouder-adolescent dit doet om zijn autonomie te vergroten (Jensen et al., 2004). Verder bleken zowel stabiele individuele factoren als dagelijkse fluctuaties van invloed te zijn op liegen en bleek er een samenhang te zijn tussen liegen en delinquent gedrag (Smetane et al., 2010). Als laatste bleek dat niet delinquentie, maar liegen een negatieve invloed heeft op de ouder-adolescent relatie (Warr, 2007). Er kan dus wel gesteld worden dat er veel wordt gelogen in de ouder-adolescent relatie en dat dit voornamelijk komt door een drang naar autonomie van de adolescent. Uit

onderzoek naar het gebruik van deceptie in verschillende relaties blijkt dat deceptie echter meer voorkomt in romantische relaties in vergelijking met andere typen relaties (DePaulo & Kashy, 1998).

(13)

Patronen van Liegen in Romantische Relaties

Er zou verwacht kunnen worden dat er weinig wordt gelogen in romantische relaties, maar niets blijkt echter minder waar te zijn. Er wordt namelijk heel wat afgelogen in

romantische relaties. Zo geeft ongeveer 92% van de individuen aan wel eens gelogen te hebben tegen de romantische partner (Knox, Schacht, Holt & Turner, 1993, aangehaald in Cole, 2001) of weten zich wel een situatie te herinneren waarin zij niet volledig eerlijk waren tegen de romantische partner (Metts, 1989). Wanneer mensen niet direct liegen, geven ze vaak aan dat ze informatie achterhouden voor de romantische partner of

vermijdingsstrategieën gebruiken om een bepaald onderwerp te vermijden (Metts, 1989,). Mensen vertellen meer (DePaulo & Kashy, 1998) en ernstigere leugens aan hun romantische partner in vergelijking met andere typen relaties (DePaulo, Ansfield, Kirkendol & Boden, 1997, aangehaald in Cole, 2001). De ontdekking van deceptie leidt ertoe dat de bedrogen partner onzeker wordt en gaat twijfelen aan de eerlijkheid van zijn romantische partner (Planalp & Honeycutt, 1985). Het is dan ook niet vreemd dat deceptie één van de redenen is dat een romantische relatie kan worden beëindigd (Planalp & Honeycutt, 1985). Aangezien deceptie meer voorkomt in romantische relaties dan in ouder-adolescent relaties en ook ernstigere vormen aanneemt, kan verwacht worden dat de patronen van liegen in een romantisch relatie verschillen van de patronen in een ouder-adolescent relatie.

Uit onderzoek van Guthrie en collega's (2013) blijkt dat er inderdaad veel wordt gelogen in romantische relaties: gemiddeld 0.7 keer per dag. Ondanks dat liegen veel voorkomt in romantische relaties, hebben mensen over het algemeen wel een negatieve attitude over liegen (Boon & McLeod, 2001). Aan het onderzoek van Boon en Mcleod (2001) deden 97 studenten mee die een romantische relatie hebben of recent hebben gehad. Zij vulden verschillende vragenlijsten in, waaruit bleek dat de interactie tussen een negatieve

(14)

attituden over liegen en de waarneming over het eigen vermogen om te liegen het gebruik van verschillende vormen van deceptie voorspellen. Zo bleek een negatieve attitude over liegen en een laag vertrouwen in het eigen vermogen om te liegen een voorspeller te zijn van gebruik van grappen of sarcasme bij het liegen tegen de romantische partner. Een negatieve attitude over liegen en een groot vertrouwen in het eigen vermogen om te liegen, bleek samen te hangen met het confronteren van de partner met het liegen of het ondernemen van stappen om het liegen te bewijzen. Hoe beter mensen zichzelf inschatten als goede leugenaar, hoe groter de kans dat zij hun leugen aandikken of het liegen ontkennen. Er kan dus gesteld worden dat de attitude over liegen en het waargenomen vermogen om te liegen bepalend zijn voor het type deceptie dat wordt gebruikt.

Uit voorgaande blijkt dat mensen een negatieve attitude hebben over liegen (Boon & McLeod, 2001), maar dat liegen wel vaak voorkomt (Guthrie et al., 2013). Aangezien mensen niet positief staan tegenover liegen, maar het wel vaak doen, zou verwacht kunnen worden dat er een aantal situaties zijn waarin men liegen wel gerechtvaardigd vindt. Zo is gebleken dat men het gerechtvaardigd vindt om te liegen tegen de romantische partner wanneer dit is ter bescherming van de romantische partner (Boon & McLeod, 2001). Ook uit onderzoek van Guthrie en collega's (2013) bleek dat het beschermen van de partner een gerechtvaardigd motief is om te liegen. Liegen voor het behoud van de relatie, liegen om de eigen persoon te beschermen en liegen om relationele controle te bereiken bleken andere motieven te zijn om te liegen, al worden deze niet altijd als gerechtvaardigd gezien (Guthrie et al., 2013). Cole (2001) stelt dat mensen liegen wanneer de baten van liegen hoger zijn dan de kosten. Dit is het geval wanneer wordt waargenomen dat de partner liegt, de kans op straf klein is, of wanneer de hechtingsovertuiging van de persoon in gevaar komt.

Het blijkt dus dat mensen over het algemeen een negatieve attitude hebben over liegen, maar dit gerechtvaardigd vinden wanneer dit is om de partner te beschermen. Er zijn

(15)

echter ook veel redenen om te liegen die niet gerechtvaardigd zijn, en wanneer de leugen dan aan het licht komt zou dit dan ook grote gevolgen kunnen hebben voor de romantische relatie. Omdat uit onderzoek van Cole (2001) bleek dat er wordt gelogen wanneer de

hechtingsovertuiging in gevaar is, zou verwacht kunnen worden dat liegen gevolgen heeft voor de romantische relatie en dat dit verschilt per hechtingstijl. Quirk, Owen en Fincham (2014) onderzochten de gevolgen van liegen in een "Friends-With-Benefits relatie" (FWB) en de invloed van hechtingstijlen hierop. Een FBW relatie is seksuele intimiteit gecombineerd met vriendschap (Bisson & Levine, 2009). FWB relaties weerspiegelen door de

kameraadschap en wederzijdse ondersteuning dus bepaalde aspecten van een romantische relatie (Hughes, Morrison & Asada, 2005). Uit het onderzoek van Quirk en collega's bleek dat vooral mensen met een angstige of vermijdende hechting positieve uitkomsten overhouden aan een FWB relatie, omdat zij geen vaste relatie verwachten of willen. Dit komt doordat zij minder betrokken kunnen of willen zijn in een relatie dan mensen met een veilige hechting. Voor mensen met een onveilige hechting maakt het dus niet uit als er wordt gelogen in een FWB relatie, omdat zij maar in lage mate betrokken zijn.

Gevoelens van nabijheid en betrokkenheid met de partner behoeden mensen ervoor interesse te tonen in alternatieven en vreemd te gaan (Drigotas, Safstrom, & Getilia, 1999). Omdat mensen met een vermijdende hechting zich comfortabel voelen met afstand en scheiding van hun partner (Fraley & Shaver, 2000), zou het zo kunnen zijn dat zij minder behoed worden door de gevoelens van betrokkenheid. Mensen met een angstige hechting zijn juist bang om verlaten te worden (Brennan et al., 1998) en er zou dan ook verwacht kunnen worden dat zij minder snel vreemdgaan. DeWall en collega's (2011) vonden in 8 studies dat mensen met een vermijdende hechting een positievere attitude hebben over vreemdgaan, vaker vreemdgaan, een groter verlangen hebben om alternatieven te ontmoeten, en dat betrokkenheid hierbij een mediator is. Mensen met een vermijdende hechting ervaren dus

(16)

mindere mate van betrokkenheid, waardoor zij meer interesse hebben in alternatieven en eerder vreemdgaan. Er werden geen effecten gevonden voor mensen met een angstige hechting. Hieruit kan geconcludeerd worden dat mensen met een vermijdende hechting door hun mindere mate van betrokkenheid sneller interesse tonen in alternatieven en vreemdgaan dan mensen met een angstige hechting. Uit onderzoek van Jang en collega's (2002) blijkt dat de ontdekking van een leugen naast vreemdgaan ook kan leiden tot andere uitkomsten en dat ook hier gehechtheidstijlen van invloed zijn. Zo werd er gevonden dat mensen met een veilige hechting na ontdekken van deceptie het meest praten over het probleem terwijl mensen met een angstige hechting er omheen praten of het onderwerp vermijden en mensen met een vermijdende hechting hun partner ontlopen. Verder bleek dat mensen met een vermijdende hechting vaker de relatie verbreken na ontdekken van deceptie dan mensen met een angstige of veilige hechting.

Er kan geconcludeerd worden dat er veel wordt gelogen in romantische relaties (Guthrie et al., 2013), terwijl men over het algemeen wel een negatieve attitude heeft over liegen (Boon & McLeod, 2001). Het type leugen dat wordt verteld is afhankelijk van het vermogen van een individu om te liegen en diens attitude over liegen (Boon & McLeod, 2001). Mensen tolereren liegen alleen wanneer dit gebeurt om de partner te beschermen (Boon & McLeod, 2001; Guthrie et al., 2013). Een ander motief om te liegen is wanneer de baten van liegen hoger zijn dan de kosten (Cole, 2001). Ook de hechtingstijl blijkt een belangrijke rol te spelen bij liegen in romantische relaties. Mensen met een angstige of vermijdende hechtingstijl hebben vaker een Friends-With-benefits relatie en staan hier vaak positiever tegenover dan mensen met een veilige hechtingstijl (Quirk et al., 2014). Mensen met een vermijdende hechtingstijl blijken vaker vreemd te gaan en een relatie sneller te verbreken na het ontdekken van deceptie (DeWall et al., 2011 & Jang et al., 2002). Dit kan verklaard worden doordat zij in tegenstelling tot mensen met een angstige of veilige

(17)

hechtingstijl een mindere mate van betrokkenheid naar hun partner hebben (DeWall et al., 2011).

Conclusie & Discussie

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat er veel wordt gelogen in verschillende typen relaties en dat hechtingstijlen daarop van invloed zijn. Zo bleek uit de eerste paragraaf dat de hechtingstijl van invloed is op het lieggedrag van individuen.

Individuen met een angstige of vermijdende hechtingstijl liegen meer dan individuen met een veilige hechtingstijl. In de tweede paragraaf bleek dat er in de ouder-adolescent relatie veel wordt gelogen, omdat adolescenten hun autonomie willen vergroten. Delinquente

adolescenten gebruikten meer deceptie dan niet-delinquente adolescenten. Ook bleek liegen op de langere termijn een negatieve invloed te hebben op de ouder-adolescent relatie. In de derde paragraaf bleek dat er in romantische relaties meer wordt gelogen dan in de ouder-adolescent relatie en dat dit alleen wordt gedaan wanneer de baten van liegen hoger zijn dan de kosten. In een romantische relaties bleken de verschillende hechtingstijlen invloed te hebben op de gevolgen voor de relatie na het ontdekken van deceptie. Zo bleken mensen met een angstige of vermijdende hechting positievere uitkomsten over te houden aan een Friends-With-Benefits relatie. Verder bleken mensen met een vermijdende hechtingstijl vaker vreemd te gaan en de relatie sneller te beëindigen na ontdekking van deceptie dan mensen met een veilige of angstige hechtingstijl. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat hechtingstijlen een grote invloed hebben op liegen. Het hangt af van de hechtingstijl hoeveel en waarover iemand liegt. Liegen blijkt verschillende patronen te vertonen in de ouder-adolescent relatie in

vergelijking met een romantische relatie. In de ouder-adolescent relatie liegt de adolescent om meer autonomie te verkrijgen en blijkt liegen samen te hangen met delinquentie. Op de

langere termijn heeft liegen een negatieve invloed op de ouder-adolescent relatie. In een

(18)

romantische relatie wordt gelogen om de relatie met de romantische partner te beschermen, waarbij alleen het beschermen van de romantische partner als gerechtvaardigd wordt gezien, en blijkt liegen juist samen te hangen met de hechtingstijl. De gevolgen van de ontdekking van deceptie binnen een romantische relatie is dan ook afhankelijk van de hechtingstijlen van de partners.

Er kunnen echter een aantal kanttekeningen worden geplaatst bij de onderzoeken. Ten eerste is het liegen in alle onderzoeken gemeten door middel van zelfrapportage. Er kan echter worden betwijfeld of deze manier van het meten van deceptie wel volledig betrouwbaar is. Deceptie is namelijk een onderwerp dat hoogstwaarschijnlijk een sociale wenselijkheidbias heeft (Dunivan, 2012). Het is bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat mensen toegeven een

positieve attitude te hebben over liegen, iets dat door de maatschappij als niet wenselijk wordt gezien. Daarnaast kan het voor mensen ook lastig zijn om gebeurtenissen en gedrag van lang geleden accuraat te herinneren (Jang et al., 2002). Door sociale wenselijkheid en foutieve herinneringen zou het dan ook zo kunnen zijn dat de zelfrapportage vragenlijsten over liegen niet de werkelijke scores van deceptie in het dagelijks leven weergeven. In vervolgonderzoek is het dan ook belangrijk om hier rekening mee te houden en bijvoorbeeld een

gedragsobservatie met betrekking tot deceptie te doen. Dit omdat er bij een gedragsobservatie door professionals geobserveerd kan worden of iemand liegt. Wanneer iemand liegt, door bijvoorbeeld een sociaal wenselijk antwoord te geven, kan vaak aan het gedrag alsnog worden gezien dat iemand liegt. Zo zijn er verbale en non-verbale aanwijzingen aan het gedrag

waaraan kan worden afgeleid of iemand liegt (DePaulo et al., 2003). Aan een vragenlijst kan niet worden afgeleidt of iemand sociaal wenselijke antwoorden heeft gegeven over zijn lieggedrag. Door middel van een interview kunnen dezelfde vragen worden gesteld als op de vragenlijst, maar nu kan er aan het gedrag worden gezien of iemand sociaal wenselijke antwoorden geeft en dus liegt. Hierdoor zullen de antwoorden betrouwbaarder zijn. Een

(19)

tweede kritiekpunt is dat in de onderzoeken waarbij hechtingstijlen werden gemeten, er werd uitgegaan van drie typen hechting, namelijk veilige hechting, angstige hechting en

vermijdende hechting. Er zijn echter onderzoekers die andere schema's hebben voorgesteld. Zo stelt Bartholomew (1990,) dat er vier typen hechting zijn, namelijk veilig, gepreoccupeerd, angstig en afwijzend. Hierbij is het veilige type vergelijkbaar met het veilige typen uit het driecategorieën model en de gepreoccupeerde type met het angstige type. Het vermijdende type uit het driecategorieën model wordt in het viercategorieën model echter opgesplitst in angstig vermijdend en afwijzend vermijdend. Het zou zo kunnen zijn dat, wanneer wordt uitgegaan van het model van Bartholomew (1990) er andere resultaten worden gevonden dan wanneer wordt uitgegaan van het driecategorieën model. Het zou dan ook interessant zijn om in vervolgonderzoek te kijken of er een verschil is tussen de invloed van de hechtingstijlen in het drie- en het viercategorieën model op liegen. Een derde kanttekening is dat bijna al het onderzoek is uitgevoerd met adolescenten of jong volwassenen die geworven waren op de universiteit. Hierdoor zijn de resultaten slecht generaliseerbaar naar niet-studenten, zoals kinderen, volwassenen of ouderen. Hierdoor is het bijvoorbeeld niet duidelijk of deze resultaten ook gelden voor volwassenen of ouderen in een romantische relatie. In

vervolgonderzoek zou dan ook onderzocht kunnen worden of deze resultaten ook gelden voor niet-studenten, zoals kinderen, volwassenen of ouderen.

Door dit literatuuronderzoek is het duidelijker geworden wat de patronen van liegen zijn in ouder-adolescent relatie en romantische relaties en wat de invloeden zijn van

verschillende hechtingstijlen op deceptie. Deze resultaten dragen bij aan de wetenschap over het gebruik van deceptie in het dagelijks leven.

(20)

Literatuurlijst

Bartholomew, K. (1990). Avoidance of intimacy: An attachment perspective. Journal of

Social and Personal relationships, 7(2), 147-178.

Bartholomew, K., & Horowitz, L. M. (1991). Attachment styles among young adults: a test of a four-category model. Journal of personality and social psychology, 61(2), 226. Bisson, M. A., & Levine, T. R. (2009). Negotiating a friends with benefits relationship.

Archives of Sexual Behavior, 38(1), 66-73. Bok, S. (1978). Lying: Moral Choice in Public and Private Life. Vintage Books, New York. Boon, S. D., & McLeod, B. A. (2001). Deception in romantic relationships: Subjective

estimates of success at deceiving and attitudes toward deception. Journal of Social and

Personal Relationships, 18(4), 463-476.

Bowlby, J. (1982). Attachment and loss (Vol. 1). Attachment (2nd ed.). New York, NY: Basic

Books.

Brennan, K. A., Clark, C. L., & Shaver, P. R. (1998). Self-report measurement of adult attachment. In J. A. Simpson & W. S. Rholes (Eds.), Attachment theory and close

relationships.(pp. 46–76). New York: Guilford Press. Cole, T. (2001). Lying to the one you love: The use of deception in romantic relationships.

Journal of Social and Personal Relationships, 18(1), 107-129. Cumsille, P., Darling, N., & Martínez, M. L. (2010). Shading the truth: The patterning of

adolescents' decisions to avoid issues, disclose, or lie to parents. Journal of

adolescence, 33(2), 285-296.

DePaulo, B. M., & Kashy, D. A. (1998). Everyday lies in close and casual relationships.

Journal of personality and social psychology, 74(1), 63.

DePaulo, B. M., Kashy, D. A., Kirkendol, S. E.,Wyer, M. M., & Epstein, J. A. (1996). Lying in everyday life. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 979–995.

(21)

DePaulo, B. M., Lindsay, J. J., Malone, B. E., Muhlenbruck, L., Charlton, K., & Cooper, H. (2003). Cues to deception. Psychological bulletin, 129(1), 74. DeWall, C. N., Lambert, N. M., Slotter, E. B., Pond Jr, R. S., Deckman, T., Finkel, E. J., &

Fincham, F. D. (2011). So far away from one's partner, yet so close to romantic alternatives: Avoidant attachment, interest in alternatives, and infidelity. Journal of

personality and social psychology, 101(6), 1302. Drigotas, S. M., Safstrom, C. A., & Gentilia, T. (1999). An investment model prediction of

dating infidelity. Journal of Personality and Social Psychology,77(3), 509. Dunivan, M. (2012). Social Learning of Attitudes toward Deception in Adult Survivors of

Child Victimization. The University of Arizona. Elaad, E., Lavy, S., Cohenca, D., Berholz, E., Thee, P., & Ben-Gigi, Y. (2012). Lies, truths,

and attachment orientations in late adolescence. Personality and Individual

Differences, 52(6), 670-673. Ennis, E., Vrij, A., & Chance, C. (2008). Individual differences and lying in everyday

life. Journal of Social and Personal Relationships, 25(1), 105-118. Fraley, R. C., & Shaver, P. R. (2000). Adult romantic attachment: Theoretical developments,

emerging controversies, and unanswered questions. Review of general

psychology, 4(2), 132. Gillath, O., Sesko, A. K., Shaver, P. R., & Chun, D. S. (2010). Attachment, authenticity, and

honesty: dispositional and experimentally induced security can reduce self-and other-deception. Journal of personality and social psychology, 98(5), 841. Guthrie, J., & Kunkel, A. (2013). Tell Me Sweet (And Not-So-Sweet) Little Lies: Deception

in Romantic Relationships. Communication Studies, 64(2), 141-157. Hazan, C., & Shaver, P. (1987). Romantic love conceptualized as an attachment

process. Journal of personality and social psychology, 52(3), 511.

(22)

Hughes, M., Morrison, K., & Asada, K. J. K. (2005). What's love got to do with it? Exploring the impact of maintenance rules, love attitudes, and network support on friends with benefits relationships. Western Journal of Communication, 69(1), 49-66. Jang, S. A., Smith, S., & Levine, T. (2002). To stay or to leave? The role of attachment styles

in communication patterns and potential termination of romantic relationships following discovery of deception. Communication Monographs, 69(3), 236-252. Jensen, L. A., Arnett, J. J., Feldman, S. S., & Cauffman, E. (2004). The right to do wrong:

Lying to parents among adolescents and emerging adults. Journal of Youth and

Adolescence, 33(2), 101-112. Knox, D., Zusman, M. E., McGinty, K., & Gescheidler, J. (2001). Deception of parents during

adolescence. Adolescence, 36(143), 611-614. Metts, S. (1989). An exploratory investigation of deception in close relationships. Journal of

Social and Personal relationships, 6(2), 159-179. Planalp, S., & Honeycutt, J. M. (1985). Events that increase uncertainty in personal

relationships. Human Communication Research. Quirk, K., Owen, J., & Fincham, F. (2014). Perceptions of Partner's Deception in Friends

With Benefits Relationships. Journal of sex & marital therapy, 40(1), 43-57. Smetana, J. G., & Asquith, P. (1994). Adolescents' and parents' conceptions of parental

authority and personal autonomy. Child development, 65(4), 1147-1162. Smetana, J. G., Villalobos, M., Rogge, R. D., & Tasopoulos-Chan, M. (2010). Keeping

secrets from parents: Daily variations among poor, urban adolescents.Journal of

adolescence, 33(2), 321-331.

Warr, M. (2007). The tangled web: Delinquency, deception, and parental attachment. Journal

of Youth and Adolescence, 36(5), 607-622.

(23)

Reflectie

Uit de feedback bleek dat "aangehaald in" eigenlijk niet mocht. Ik heb dan ook zo veel

mogelijke de originele artikelen opgezocht en deze gelezen. Helaas waren niet alle bronnen te vinden op internet of de bibliotheek Hier is behoorlijk veel tijd in gaan zitten. De verder verdere verwerking van de feedback kostte gelukkig niet veel tijd. Ik ben begonnen met het schrijven van een abstract en het maken van een inhoudsopgave. Vervolgens ben ik

puntsgewijs de overige aanwijzingen langsgelopen en heb ik deze verbeterd. Ik ben best tevreden over het eindresultaat, al vind ik de derde paragraaf nog altijd het zwakst.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar, zo benadrukken experts, voor elke leraar die valselijk wordt beschuldigd zijn er wel honderd kinderen die effectief worden misbruikt, zonder daar erkenning voor te

All the most important properties of the composite (i.e. thermal, mechanical and physical properties) can be controlled by the appropriate design of substrate

In the absence of information asymmetry, the real option problem of finding surplus maximizing investment was studied by Pindyck (1988) (see also Dixit and Pindyck, 1994 , chapter

A fourth public value failure can be identified where universities are faced with strategic conflicts between their internal and external stakeholders, and resolve those in ways that

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat met kleine verschillen, de neiging om te liegen tegen de baas groter is dan liegen tegen een collega, echter zijn

Er is echter wel verschil tussen de verschillende verhaaltypen in mate waarin het schrijven van het verhaal als moeilijk werd beoordeeld: mensen die een verhaal

Bovendien zijn mensen met een hoge mate van collectivisme gevoeliger voor signalen die in de sociale context worden gegeven (Oyserman, Coon, & Kemmelmeier, 2002). Hier

transparantie leugenaars een grotere intentie hebben om een zelfdienende leugen te vertellen tegen iemand die als lid van de outgroup wordt gezien, dan iemand van de ingroup.. Het