• No results found

De Katholieke kerk en de strijd met de massamedia : modernisering van een eeuwenoud instituut

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Katholieke kerk en de strijd met de massamedia : modernisering van een eeuwenoud instituut"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE KATHOLIEKE KERK EN

DE STRIJD MET DE MASSAMEDIA

Modernisering van een eeuwenoud instituut

Elise van der Poel

Studentnummer 10295526 elisevanderpoel@hotmail.com

Eerste begeleider: dr. P.T. van Rooden Tweede beoordelaar: drs. R.J.A.M. Hulst Masterscriptie algemene sociologie Universiteit van Amsterdam

(2)

1

“Le pape est une idole à qui on lie les mains

et dont on baise les pieds”

(3)

2

Inhoud

Voorwoord ... 4

Inleiding ... 5

1. Theoretisch en maatschappelijk kader ... 10

1.1 Theoretische uitgangspunten aangaande maatschappelijke verandering ... 10

1.2 Machtsverschuiving als onderdeel van modernisering ... 11

1.3 Meten van modernisering middels de adaptatie aan massamedia ... 13

2. De totstandkoming van het Vaticaanse communicatiesysteem ... 16

2.1 Modernisering: een traag en inefficiënt proces ... 16

2.2 Van kennismonopolie naar communicatiebeheersing ... 18

2.3 Het begin van het Vaticaanse communicatiesysteem ... 19

2.4 Uitbreiding van het Vaticaanse communicatiesysteem ... 21

2.5 Verandering in communicatiestrategie na het Tweede Vaticaans Concilie ... 22

2.6 Van natiestaat-gebonden communicatie naar transnationale communicatie ... 25

2..7 Conclusie ... 27

3. Aanpassing aan hedendaagse communicatiemiddelen en -cultuur... 28

3.1 De invloed van het internet en sociale media op de publieke sfeer ... 28

3.2 Toenemende aandacht voor sociale media binnen het Vaticaan ... 29

3.3 De vertegenwoordiging van het Vaticaan in de sociale media ... 30

3.4 Invloed van het pauselijk profiel op Twitter ... 32

3.5 Beperkingen in afstemmen op de communicatiecultuur van de sociale media .... 33

3.6 Succesvolle aanpassing aan de moderne communicatiemiddelen en -cultuur ... 34

3.6.1 Aanpassing op het gebied van inhoud van de media ... 34

3.6.2 Aanpassing op het gebied van de taal van de media ... 35

(4)

3

3.7 Conclusie ... 37

4. De macht van het pauselijk ambt ten aanzien van modernisering ... 38

4.1 De legitimiteit van de pauselijke macht ... 38

4.1.1 Rationeel-legaal gezag ... 39

4.1.2 Traditioneel gezag ... 40

4.1.3 Charismatisch gezag ... 42

4.2 Conclusie ... 43

5. De invloed van een individueel pontificaat ... 45

5.1 Paus Johannes Paulus II ... 45

5.2 Paus Benedictus XVI ... 50

5.3 Paus Franciscus ... 58

5.4 De rol van charismatische figuren binnen de katholieke Kerk ... 63

5.5 Conclusie ... 65

Eindconclusie ... 68

Literatuurlijst ... 73

Bijlage A. Weergave voorpagina’s L’Osservatore Romano ... 81

(5)

4

Voorwoord

Ik had mij nooit zo verdiept in het Vaticaan tot aan de plotselinge overgang van het gedemoniseerde pontificaat van Benedictus XVI naar de ‘verlosser’ Franciscus. Mij was bekend dat het Vaticaan omgeven is door een sluier van mysterie en traditie, maar ik had niet verwacht dat het bestuursapparaat van ‘s werelds grootste organisatie zo ongeorganiseerd kon zijn, vooral als het aankomt op het belangrijkste wapen in de moderne tijd: de media. Mijn eigen ervaringen tijdens dit onderzoek bevestigen dit. Zo heb ik menig uur doorgebracht met het ontwarren van de ingewikkelde organisatiestructuur en de kluwen aan officiële pagina’s op het internet. Het Vaticaan is een wereld op zichzelf en ook gericht op zichzelf; ze lijkt zich niets aan te trekken van de hedendaagse wetmatigheden. Veel documenten zijn enkel in Latijn of Italiaans te raadplegen en de informatie op het internet wordt achterstallig bijgehouden. Volgens de website van het Vaticaan kan ik, naast e-mail, ook nog per fax contact opnemen met het archief van de krant L’Osservatore Romano en de edities per floppy disk opvragen. Na contact met het archief leert men dat een digitaal formaat van de krant van gisteren tegen de kosten van zes euro per pagina verkregen kan worden, terwijl de krant van vandaag in zijn geheel kosteloos op de website wordt aangeboden. Mijn fantasie van een oude non zonder computercursus, die belast is met de gehele Vaticaanse correspondentie, werd bevestigd door het gebroken Engels waarin ik werd beantwoord. De verrassende resultaten zorgden er echter voor dat het onderzoek van begin tot eind een interessant proces geweest is. Met deze scriptie wil ik een kijkje geven binnen de muren van het Vaticaan, waarmee de organisatie niet minder complex zal lijken, maar haar positie wel begrijpelijker.

Ik wil graag mijn dank betuigen aan diegenen die deze scriptie mogelijk hebben gemaakt. Met name wil ik mijn waardering uitspreken voor mijn scriptiebegeleider dr. Peter van Rooden voor zijn geduld en kundigheid en wil ik de tweede beoordelaar, drs. René Hulst, bedanken voor zijn inspanningen.

(6)

5

Inleiding

De maatschappelijke invloed van de katholieke Kerk – de politieke, sociale en culturele fundering van de westerse wereld – is in een tijdsbestek van enkele decennia aanzienlijk gereduceerd. Lokale kerken vormen in het westen niet langer de spil van het sociale leven, hetgeen zich uit in een drastische ontkerkelijking en afname van het aantal geestelijken. De op traditie gestoelde organisatie lijkt ver van de hedendaagse maatschappij verwijderd. In vergelijking met moderne organisaties is haar organisatiestructuur omslachtig en sluit haar visie niet langer aan op de maatschappelijke ontwikkelingen. “De katholieke Kerk loopt 200 jaar achter”, luidde de treffende uitspraak van progressieve kardinaal Carlo Maria Martini in zijn laatste interview (Sporschill, G. & F.R.F. Confalonieri 2012). Maar de katholieke Kerk is niet alleen verouderd; ze keert zich actief tegen het liberalisme, het individualisme en kapitalisme; kenmerken van de moderniteit die zij ziet als een bedreiging voor het sociale leven. De organisatie wordt getypeerd door verreikende bepalingen over de beoefening van het geloof. Nog altijd laat het priesterschap uitsluitend mannen toe, wordt een tweede huwelijk niet erkend, kunnen partners van gelijke sekse niet voor de katholieke Kerk trouwen en hebben hertrouwd gescheiden mensen geen toegang tot de sacramenten. Haar standpunten betreffende onder andere anticonceptie, abortus, euthanasie en homoseksualiteit gaan gepaard met hevige controverse in het maatschappelijk debat. In een maatschappij waarin het lid zijn van een religieuze gemeenschap niet meer vanzelfsprekend is, maar beschouwd wordt als de keuze van het individu, is de beeldvorming van het geloof meer dan ooit van belang. De omstreden standpunten en recente aanhoudende berichtgeving over met name de misbruikschandalen en ‘vatileaks’ hebben een behoorlijke smet achtergelaten op het imago van de katholieke Kerk.

Toch krijgt paus Franciscus – het huidige hoofd van de katholieke Kerk – veel positieve aandacht in de publieke sfeer. Zo was hij wereldwijd het meest besproken onderwerp van 2013 op sociaal medium Facebook (D’Onofrio 2013). De positieve berichtgeving omtrent de paus was zelfs aanleiding voor een nieuw begrip: ‘the Francis effect’ (Duffy 2014: 425). De persoon achter de functie van het pausschap is in de media een veelbesproken thema. Een afbeelding van paus Franciscus verscheen onder meer op de omslag van Time, The Advocate, The New Yorker, Esquire, Vanity Fair Italia en Rolling Stone Magazine. Enkele van de opvallende waarderingen in de media waren door

(7)

6 het Amerikaanse mannentijdschrift Esquire, dat de paus uitriep tot ‘best dressed man of 2013’ en de benoeming door tijdschrift Time als ‘person of the year 2013.’ Wellicht de meest opmerkelijke aandacht kwam van ‘The Advocate’, een vooraanstaand opinieblad voor de LHBT-gemeenschap1 in de Verenigde Staten, dat de paus in december 2013 eveneens tot ‘person of the year’ uitriep. Het feit dat de paus hiermee in de voetsporen treedt van Tammy Baldwin, de eerste openlijke homoseksuele senator van de Verenigde Staten, is merkwaardig, daar de katholieke Kerk alom bekend staat om haar afkeurende houding ten opzichte van homoseksualiteit.

De publieke interesse voor paus Franciscus lijkt paradoxaal in relatie tot de huidige plaats van de katholieke Kerk in de maatschappij. Waar de afzwakking van de invloed van lokale kerken geïnterpreteerd kan worden als de afname of zelfs het verdwijnen van de katholieke Kerk, wijst de uitgebreide positieve berichtgeving in de seculiere media op een tegengestelde beweging. Middels de theorie van Peter Beyer, waarin gesteld wordt dat functiesystemen als religie zich vormen in relatie tot andere machtige systemen, kunnen bovenstaande ontwikkelingen geïnterpreteerd worden als aanpassing aan de huidige maatschappij, waarin de massamedia een prominente rol bekleden. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in dit proces. Op deze manier wordt bijgedragen aan een relatief nieuwe richting binnen de godsdienstsociologie, waarvan het uitgangspunt is dat religie niet verdwijnt, maar een andere vorm aanneemt. Deze benadering beperkt zich niet enkel tot religie, maar zou op ieder functiesysteem kunnen worden toegepast, waarbij de bevindingen van dit onderzoek als vertrekpunt kunnen dienen. De studie naar de modernisering van de katholieke Kerk is wereldwijd relevant omdat de westerse wereld op deze organisatie gefundeerd is en zij met name in Afrika, Latijns-Amerika en Azië nog zeer invloedrijk is. Het aantal studies naar de communicatiestructuur van de katholieke Kerk en haar adaptatie aan de moderne massamedia is zeer beperkt. Dit onderzoek begunstigt daarom ook de inzichtelijkheid van het communicatiegebruik en –strategie van de organisatie. Er wordt gekeken naar de geschiedenis, alsmede de huidige stand van zaken op het gebied van de communicatie van de katholieke Kerk, waarmee een actueel overzicht wordt geboden voor verdere analyse. De centrale vraagstelling luidt: hoe ontwikkelt de katholieke Kerk zich in relatie tot de invloedrijke positie van de moderne massamedia in de westerse samenleving?

(8)

7 Het is van belang een tweetal veelvoorkomende begrippen te definiëren. Het eerste begrip is ‘Vaticaan’, een gangbare term waarmee de paus en zijn bestuursapparaat worden aangeduid. Omdat het Vaticaan, door de centralisering van de kerkelijke macht, de gehele katholieke Kerk vertegenwoordigt in de communicatie naar de buitenwereld, meet dit onderzoek de modernisering van de organisatie aan de aanpassing van de Vaticaanse communicatie. Voor de definitie van het begrip ‘massamedia’ wordt aangesloten bij socioloog Niklas Luhmann. Hieronder worden dan alle maatschappelijke instituties verstaan die gebruik maken van kopiërende technieken om communicatie te verspreiden. Dit zijn boeken, tijdschriften en kranten, maar ook beeldende en elektronische informatieverspreiding, zolang deze algemeen beschikbaar zijn en grote hoeveelheden van het product genereren voor een nog niet vastgesteld publiek (Luhmann 2002: 2).

De centrale vraagstelling wordt beantwoord in vijf deelvragen, die elk overeenkomen met een hoofdstuk. Voor een gedegen onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende bronnen, waaronder sociologische theorieën en empirisch onderzoek, werk afkomstig uit aangrenzende disciplines, Vaticaanse websites en media, citaten uit interviews en toespraken van leidinggevende personen in de Vaticaanse media en publicaties van bekende Vaticaankenners en geschiedkundigen.

In het eerste hoofdstuk wordt een theoretisch en maatschappelijk kader van het onderzoek geschetst. Hier wordt antwoord gegeven op de deelvraag: wat is het huidige verband tussen de positie van de katholieke Kerk en de massamedia? Omdat de theorie van Peter Beyer als leidraad voor dit onderzoek wordt gebruikt, opent dit hoofdstuk met een verduidelijking van zijn benaderingswijze. Op basis van het door Beyer uitgewerkte principe dat functiesystemen als religie constant in verandering zijn omdat zij zich aanpassen aan andere systemen, kunnen de huidige ontwikkelingen binnen de katholieke Kerk geïnterpreteerd worden als onderdeel van het proces van modernisering. Aansluitend wordt de afname van de invloed van lokale kerken en de centralisering van de pauselijke macht met behulp van Beyers theorie geïnterpreteerd als onderdeel van een grotere, maatschappelijke beweging. Verder wordt inzicht geboden in het proces van modernisering in relatie tot de massamedia. Dit wordt bereikt door dieper in te gaan op de belangrijkste principes uit de theorie van Beyer. De theorie van Stig Hjarvard over

(9)

8 ‘mediatization’ – de toenemende invloed van de massamedia op de samenleving – wordt gebruikt ter concretisering en aanvulling op het werk van Beyer.

Ten behoeve van een zo volledig mogelijke analyse worden de huidige ontwikkelingen bekeken vanuit een historische context. Daarom is de geschiedenis van het Vaticaanse communicatiesysteem het onderwerp van het tweede hoofdstuk, waarbij antwoord wordt gegeven op de deelvraag: hoe is het Vaticaanse communicatiesysteem tot stand gekomen en uitgebreid? Onder het communicatiesysteem wordt het geheel aan communicatiemiddelen verstaan waarmee het Vaticaan de buitenwereld of massa bereikt. In beeld wordt gebracht hoe de katholieke Kerk zich heeft ontwikkeld van een kennismonopolie naar een organisatie die lijkt te moeten vechten om invloed uit te oefenen op de moderne maatschappij. Voor een beter begrip van de moeilijkheden die de organisatie hierbij ondervindt, wordt eerst haar organisatiestructuur geanalyseerd. Vervolgens wordt een korte beschouwing gegeven van de veranderende communicatiestrategie ten tijde van de opkomst van de drukpers. Hoewel de Verlichting en de Franse en Amerikaanse revoluties evenzeer erkenning verdienen als belangrijke mijlpalen van verandering, worden deze in verband met de focus van dit onderzoek niet behandeld. Wel is ruim aandacht voor de periode na de tweede helft van de negentiende eeuw, omdat de massamedia zoals wij deze nu kennen vanaf die tijd vorm kregen en de eerste aanzet van een centraal communicatiesysteem is waar te nemen. Daaropvolgend wordt de uitbreiding van de Vaticaanse media geanalyseerd, waarbij met name de gevolgen van de laatste mondiale kerkvergadering aan bod komen. Ofschoon dit eerste hoofdstuk laat zien dat de organisatie zich aanpast aan de groeiende rol van de massamedia, blijkt ook dat dit een langzaam en omslachtig proces is.

Omdat uit het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat het Vaticaan voorzichtig succesvol gebruik maakt van de communicatiemogelijkheden van het internet, wordt in het derde hoofdstuk antwoord gegeven op de deelvraag: hoe gaat het Vaticaan om met de hedendaagse communicatiemiddelen en –cultuur? Aan de hand van theorie van socioloog Manuel Castells wordt duidelijk dat het internet en met name de sociale media een significante invloed hebben op de publieke sfeer. Vervolgens wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre het Vaticaan zich bewust is van de invloed van de sociale media, hoe het Vaticaan deze media gebruikt en in welke mate zij hierin succesvol is. In het bijzonder wordt gekeken naar de betekenis van het pauselijke profiel op sociaal medium Twitter.

(10)

9 Omdat de organisatiestructuur van de katholieke Kerk zijn basis vindt in eeuwenlange traditie in plaats van in rationaliteit, zoals bij moderne organisaties, gaat de aanpassing gepaard met een aanzienlijke verandering in de communicatiecultuur. Met gebruikmaking van de driedeling ‘media as conduits’, ‘media as languages’ en ‘media as environments’ van Joshua Meyrowitz wordt daarom tot slot getoond hoe deze verandering zich in de praktijk vertaalt. Onderzocht wordt in hoeverre de cultuur van de organisatie botst met de cultuur van de moderne media en op welke manier dit juist wel goed uitpakt.

Aansluitend op de bevinding dat de paus veruit de belangrijkste vertegenwoordiger van de organisatie in de publieke sfeer is, gaat dit hoofdstuk in op de pauselijke functie binnen de organisatie. De bijbehorende deelvraag is: wat is de macht van het pauselijk ambt ten aanzien van de modernisering van de katholieke Kerk? Voor verheldering van de complexe functie van het pausschap wordt zijn macht met gebruikmaking van de theorie van Max Weber in kaart gebracht. Door zijn macht te bezien vanuit Webers’ pure typen van gezag, te weten: traditioneel gezag, rationeel-legaal gezag en charismatisch gezag, worden de mogelijkheden en beperkingen aangaande de autoriteit van de paus in beeld gebracht. Zo wordt aangetoond dat de paus geen werkelijke macht heeft om de doctrine te veranderen, maar wel grote invloed op het daglicht waarin de media wordt gezet.

Het verband tussen de charismatische macht, de massamedia en de invloed op de publieke sfeer leidt tot het laatste hoofdstuk van dit onderzoek, met als deelvraag: welke invloed kan een individueel pontificaat teweeg brengen? De vergelijking van de pontificaten van ‘mediapausen’ Johannes-Paulus II en Franciscus met het door schandalen gekenmerkte pontificaat van Benedictus XVI laat zien dat de paus bepalend is voor de beeldvorming in de publieke sfeer; hetgeen een charismatische paus tot noodzaak maakt. Met behulp van de theorie van sociologe Danièle Hervieu-Léger en Françoise Champion wordt duidelijk dat de inzet van charismatische figuren een cruciale plaats inneemt binnen de communicatiestrategie van de katholieke Kerk.

Met de beantwoording van bovenstaande deelvragen wordt aangetoond dat de katholieke Kerk in de huidige maatschappij niet terug kan vallen op haar traditionele macht en zij zich gedwongen aanpast aan de massamedia, waarover zij de controle verloren heeft.

(11)

10

1. Theoretisch en maatschappelijk kader

In dit hoofdstuk worden de theoretische grondslagen van dit onderzoek behandeld aangaande het proces van modernisering in de hedendaagse geglobaliseerde maatschappij. Zo wordt inzicht gegeven in het huidige verband tussen de positie van de katholieke Kerk en de massamedia. Duidelijk wordt hoe de machtsafname van lokale kerken en de interesse voor de paus in de seculiere media geïnterpreteerd kunnen worden als onderdeel van een proces van modernisering, waarbij religie zich aanpast aan de moderne, geglobaliseerde maatschappij. Daar de benadering van Peter Beyer de leidraad van dit onderzoek vormt, opent dit hoofdstuk met een beknopte uiteenzetting van zijn theorie, waarin wordt uitgelegd hoe maatschappelijke verandering tot stand komt. Aansluitend wordt, op basis van deze benaderingswijze, verder ingegaan op de huidige machtsafname van lokale kerken en centralisering van de pauselijke macht. Daaropvolgend wordt bekeken hoe de modernisering van de katholieke Kerk kan worden afgelezen aan haar mate van aanpassing aan de massamedia.

1.1 Theoretische uitgangspunten aangaande maatschappelijke verandering

Volgens Beyer (2012, 2013) kenmerkt ons concept van religie zich als een westers sociaal construct, dat zich niet noodzakelijkerwijs op deze wijze had hoeven ontwikkelen. Centraal in zijn theorie staat het uitgangspunt van Niklas Luhmann dat zich een specifieke moderne maatschappij heeft gevormd, dat deze maatschappij geglobaliseerd is en in de basis wordt gekenmerkt door functionele differentiatie als voornaamste methode waarop de machtigste systemen worden gevormd (Beyer 2012: 111). De functiesystemen – waaronder religie, staat, wetenschap, economie, recht en kunst – ontwikkelen zich onafhankelijk, maar tegelijkertijd in samenhang met elkaar. Deze ontwikkeling wijst op een wederzijds modelleren en differentiëren, wat betekent dat de functiesystemen elkaar in vorm en inhoud kopiëren en zich in contrast tot elkaar onderscheiden (Beyer 2012: 112). Op deze manier kan sociale verandering verklaard worden. De moderne functiesystemen zijn continu in ontwikkeling. Religie is daardoor altijd onderdeel geweest van het moderniseringsproces, maar had zich ook anders kunnen vormen; er is geen essentie, enkel een samenloop van historische ontwikkelingen (Beyer 2012: 111).

(12)

11 Voor dit onderzoek is Beyers theorie over de transitie van een ‘Westphalian’2 naar een ‘post-Westphalian’ conditie interessant. De Westphalian conditie wordt gekenmerkt door een hoge mate van wederzijds modelleren en differentiëren tussen staat en religie. Waar staten zich ontwikkelden als nationale maatschappijen waarin de staatsburgers thuishoorden, ontwikkelde religie zich als kerken die hun leden incorporeerden met de verwachting dat de leden op een omvattende en continue basis betrokken waren. Dit is wat Beyer ‘churching’ noemt. Het Westphalian model heeft invloed op de manier waarop sociologen omgaan met religie. Zo wordt het succes van religie volgens de klassieke typologie gedefinieerd en gemeten in termen van ‘opkomst’, ‘lidmaatschap’, ‘thuishoren’, ‘identificatie’ of ‘betrokkenheid’ bij de praktijken van de religieuze organisaties. Maar het Westphalian model heeft ook gevolgen voor wat wel en niet als religie wordt beschouwd, wat uitmondt in de definiëring van sekten, kerkgenootschappen en cultus (Beyer 2012: 116-117). Door de transitie te benoemen wordt waarneembaar dat het dominante concept van religie en de methode waarmee sociologen dit meten gestoeld is op het Westphalian model en enkel effectief is in die setting. Dit is van belang omdat de westerse maatschappij zich in een transitie naar een post-Westphalian conditie bevindt, wat aangeeft dat we ons verwijderen van de dominantie van het ‘Westphalian churching’ (ibid.: 119). Het post-Westphalian model kenmerkt zich door een afname van het wederzijds modelleren tussen religie en staat en een versterkt alternatief modelleren ten opzichte van hedendaagse machtige systemen, zoals de economie en de massamedia, die transnationaal en seculier van karakter zijn (Beyer 2013: 669, 670).

1.2 Machtsverschuiving als onderdeel van modernisering

Bekeken vanuit de theorie van Beyer kunnen de machtsafname van de lokale kerken en de toename van internationale pauselijke macht geïnterpreteerd worden als ontwikkelingen aansluitend op de transitie naar een maatschappij waarbij staatsgrenzen

2 In de late middeleeuwen was de West-Europese christelijke kerk de enige institutie met een effectief

bereik over de hele maatschappij en had daardoor een groot effect op de manier waarop andere functiesystemen zich ontwikkelden. In deze tijd waren er vele politieke eenheden van verschillende grootte en tijdsduur. De opkomende staten ontwikkelden zich in relatie en competitie tot andere systemen, waaronder religie. Met de Vrede van Westfalen in 1648 werd de macht van staten bekrachtigd; in het belang van blijvende vrede kreeg een staatsheerser ultieme autoriteit binnen zijn fysieke territorium, ook over religie. Met Westphalian wordt verwezen naar de periode na de Vrede van Westfalen, omdat de functiesystemen zich vanaf deze tijd voornamelijk in relatie tot de steeds machtiger wordende staat ontwikkelden (Beyer 2012: 113-115).

(13)

12 een steeds minder belangrijke rol spelen en internationale bewegingen aan macht winnen. In de loop der eeuwen is de organisatie van een verbond van kerken uitgegroeid tot een sterke hiërarchie, waarvan de paus aan het hoofd staat. De samenwerking van kerken wordt nog steeds weerspiegeld in de territoriale opdeling in de vorm van bisdommen, aangestuurd door bisschoppen, die samen het College van Bisschoppen vormen. Zij vervullen een essentiële rol bij het afstemmen van het geloof aan lokale behoeften en maatschappelijke ontwikkelingen. De paus is bisschop van Rome en daardoor van oudsher horizontaal verbonden met de andere bisschoppen. Ofschoon hij, door zijn verbinding met het invloedrijke Rome, altijd al een voorname positie onder de bisschoppen bekleedde, is het pausschap in de loop der eeuwen steeds verder gecentraliseerd. Vooral sinds het Eerste Vaticaans Concilie3 is de invloed van de paus in sterke mate toegenomen in reactie op de machtsafname van de organisatie. De afkondiging van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid4 had een belangrijk

symbolisch doel in het versterken van de pauselijke positie als hoofd van de organisatie. Vandaag de dag is het pauselijk ambt veruit de meest invloedrijke functie binnen de katholieke Kerk. De bisschoppen, die verantwoordelijk zijn voor de besturing van de kerken, worden, in principe zonder overleg met de lokale kerken, toegewezen vanuit Rome. Zo kan het Vaticaan haar grip op het lokale beleid versterken en indirect zorg dragen dat professoren van seminaries, pastoors en ander kerkpersoneel het pauselijk beleid ondersteunen. Wanneer de paus en zijn bestuursapparaat van mening zijn dat de stem van geestelijken of theologen verbonden aan het Vaticaan afwijkt van de pauselijke leer, worden zij gecorrigeerd of uit hun post gezet (Reese 1998: 3).

De positie van de paus als hoofd van het College van Bisschoppen botst met de collegiale aard van de organisatie, resulterend in een constante spanning en onenigheid tussen lokale kerken en het Vaticaan. De manier waarop de relatie tussen de paus en het College van Bisschoppen zich vertaalt naar de praktijk is van cruciaal belang voor de katholieke Kerk. Enerzijds kan extreme centralisering kerken belemmeren op lokale ontwikkelingen in te spelen. Anderzijds kan extreme decentralisering leiden tot een breuk wanneer lokale bisschoppen niet handelen in het belang van de kerkeenheid. In het

3 Het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) is de voorlaatste mondiale kerkvergadering

4 Het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid is een resultaat van het Eerste Vaticaans Concilie dat de paus

in staat stelt buiten de toestemming van de katholieke Kerk definitieve beslissingen te maken over de geloofs- of zedenleer.

(14)

13 Tweede Vaticaans Concilie is geprobeerd een evenwicht te zoeken tussen collegialiteit en pauselijk primaatschap, maar in praktijk blijkt dat de katholieke Kerk het zich in de huidige maatschappij niet kan veroorloven de macht te decentraliseren. In het concilie werd vastgesteld dat de bisschoppen als college een rol spelen in het bestuur van de katholieke Kerk, maar tegelijk werd benadrukt dat de stem van de paus, als hoofd van het College van Bisschoppen, beslissend is (ibid.: 24). De Bisschoppensynode, tijdens het concilie in het leven geroepen om op internationaal niveau te vergaderen over ontwikkelingen aangaande de katholieke Kerk, geeft een helder beeld van de gereduceerde macht. De paus roept de synode op, specificeert de te bespreken onderwerpen, bepaalt de agenda, zit de synode voor en kan de zitting ontbinden. Aanbevelingen die uit de raad volgen hebben alleen effect met pauselijke goedkeuring (ibid.: 43).

In relatie tot de snel afnemende macht van lokale kerken is internationale aansturing meer dan ooit van belang om de positie van de katholieke Kerk te verdedigen. De paus is niet alleen de belangrijkste persoon binnen de organisatie, maar bekleedt samen met zijn diplomatische orgaan, als hoofd van ’s werelds grootste multinationale institutie, de positie van morele supermacht in internationale verhoudingen (ibid.: 272). Ondanks dat zijn functies als staatshoofd van Vaticaanstad grotendeels zijn uitbesteed, draagt hij ook daar verantwoordelijkheden voor. De status van ‘Permanent Observer’ bij de Verengde Naties en een uitgebreid diplomatisch netwerk maakt dat nagenoeg iedere staat ambassadeurs met de Heilige Stoel heeft uitgewisseld (ibid.: 263-267). Met behulp van Beyers model kan de machtsverschuiving geïnterpreteerd worden als onderdeel van een moderniseringsproces in de geglobaliseerde maatschappij.

1.3 Meten van modernisering middels de adaptatie aan massamedia

Het post-Westphalian model is een behulpzaam middel bij het in beeld brengen van de wijze waarop de katholieke Kerk zich moderniseert in relatie tot de huidige maatschappij, waarin de massamedia zeer invloedrijk zijn. De vorming van religie ten opzichte van de massamedia is niet nieuw. Zo maakte de ontwikkeling van het schrift mogelijk dat religieuze uitvoering, oraal en lichamelijk van vorm, vertaald kon worden naar heilige tekst en het centrale medium voor religie werd (Beyer 2012: 125). De massamedia hebben zich in de negentiende en twintigste eeuw ontwikkeld tot een duidelijk gedifferentieerd

(15)

14 sociaal systeem. De modellering van religie in relatie tot de massamedia bereikte echter pas in de twintigste eeuw een serieus punt met de uitvinding van elektronische media als radio, televisie en internet en de nieuwe vormen van archiveren van de verschillende opnamen. Een belangrijk kenmerk van dit proces is dat de religieuze uitvoeringen of communicatie niet alleen worden doorgegeven via de media, maar ook de vorm van deze media aanneemt. Dit betekent dat functiesystemen als religie zich in toenemende mate ontwikkelen in relatie tot de groeiende macht van de massamedia (ibid.: 124, 125). Hieruit volgt de stellingname dat de modernisering van de katholieke Kerk kan worden afgelezen aan de mate van adaptatie aan de massamedia.

Beyer beperkt zich in zijn theorie tot het benoemen van religieuze ontwikkelingen met betrekking tot de massamedia. De theorie van Stig Hjarvard over ‘mediatization’ vormt een aanvulling waarmee een dieper inzicht kan worden gegeven in de manier waarop religie zich structureert. Onder ‘mediatization’ verstaat Hjarvard: “the long-term process of changing social institutions and modes of interactions in culture and society due to the growing importance of media in all strands of society” (Hjarvard 2008: 14). Een belangrijk uitgangspunt is dat de moderne media niet enkel de religieuze prakijken weergeven, maar invloed hebben op de boodschap en autoriteit van religieuze instituties en de wijze waarop mensen met elkaar communiceren wanneer het gaat om religieuze onderwerpen. De media hebben zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een onafhankelijke institutie in de samenleving. Hierdoor zijn andere instituties in toenemende mate afhankelijk van de media en gedwongen zich aan haar logica aan te passen om te kunnen blijven communiceren met andere instituties en de maatschappij in zijn geheel. Door het proces van ‘mediatization’ wordt ook religie steeds meer onderworpen aan de logica van de media, zowel op het gebied van institutionele regelingen, symbolische inhoud, als individuele praktijken. Volgens Hjarvard is ‘mediatization’ van religie een modern fenomeen, kenmerkend voor westerse maatschappijen waarin de media onafhankelijke instituties zijn geworden. Hjarvard meet het proces van ‘mediatization’ door middel van drie metaforen, waarmee hij zich baseert op de theorie van Joshua Meyrowitz (1993). De eerste metafoor, ‘media as conduits’, verwijst naar het feit dat symbolen en boodschappen via de media worden overgebracht van zender naar ontvanger. Het gaat om de inhoud van de media met vragen als: wat voor soort boodschappen worden doorgezonden, welke onderwerpen bepalen de media-agenda en hoeveel aandacht krijgt het ene thema in

(16)

15 vergelijking met het andere thema. De tweede metafoor, ‘media as languages’, is gericht op de diverse manieren waarop de media de berichten formatteren en de relatie tussen zender, inhoud en ontvanger inkaderen. De media passen zo de religieuze representaties aan een specifiek medium en genre aan. De derde metafoor, ‘media as environments’, duidt de wijze aan waarop mediasystemen en –instituties menselijke interactie en communicatie faciliteren en structureren (Hjarvard 2008: 11-13). Hjarvard gebruikt deze driedeling om inzicht te geven in het proces waarin de massamedia religie beïnvloeden. Dit onderzoek concentreert zich echter op de katholieke Kerk en haar aanpassing van de organisatie en communicatiestructuur aan de macht van de massamedia. De driedeling kan dan worden toegepast bij de analyse naar de wijze waarop de organisatie inspeelt op de logica van de massamedia.

Een belangrijk verschil tussen de benadering van Beyer en Hjarvard is dat laatstgenoemde de media als ‘agents’ van religieuze verandering ziet, waar Beyer stelt dat het wederzijds modelleren zowel passief als actief is. Volgens Beyer is het onjuist de manier waarop religie zich ontwikkelt enkel als dwang of vanzelfsprekend gevolg te interpreteren. Het uitgangspunt van dit onderzoek volgt het standpunt van Beyer: de katholieke Kerk wordt voor haar voortbestaan in zekere mate gedwongen haar organisatie op de machtige positie van de massamedia af te stemmen, maar beschikt tegelijkertijd over ‘agency’ waarmee zij haar strategie actief bijstelt en tracht zo effectief mogelijk op de situatie in te spelen. Het gevolg van deze benadering is dat de katholieke Kerk niet slechts als slachtoffer van de situatie wordt gezien, maar de nadruk wordt gelegd op haar capaciteit om zich aan de veranderende maatschappij aan te passen.

(17)

16

2. De totstandkoming van het Vaticaanse communicatiesysteem

Bij stellingname dat de modernisering van de katholieke Kerk kan worden afgelezen aan haar mate van adaptatie aan de massamedia, is het voor een zo volledig mogelijke beschouwing van belang de historische context in acht te nemen. In dit tweede hoofdstuk wordt daarom geanalyseerd hoe het Vaticaanse communicatiesysteem tot stand is gekomen. Thans vallen onder de Vaticaanse media een krant, radio- en televisieomroep met een eigen persbureau en diverse online nieuwsdiensten. Toch blijkt uit de geschiedenis dat het Vaticaan over het algemeen traag op maatschappelijke ontwikkelingen inspeelt; hetgeen het vertrekpunt van dit hoofdstuk vormt. Vervolgens wordt de totstandkoming van het Vaticaanse communicatiesysteem chronologisch in kaart gebracht, beginnend bij haar periode van grootmacht, waarin de massacommunicatie in handen was van de katholieke Kerk tot haar representatie op het wereldwijde web. Zo wordt aanschouwelijk gemaakt hoe de organisatie de controle over de massacommunicatie verloor en haar strategie, gedwongen door de groeiende macht van de massamedia, veranderde van beheersing via lokale instituties naar participatie middels eigen publicatie.

2.1 Modernisering: een traag en inefficiënt proces

Ofschoon het bestaan van de diverse Vaticaanse communicatiemiddelen laat zien dat de organisatie zich modelleert in relatie tot de massamedia, blijkt eveneens dat dit traag en inefficiënt verloopt. Dientengevolge staan de pauselijke communicatiemiddelen al jaren in debet. De kosten die gepaard gaan met het onderhoud drukken zwaar, terwijl de media zelf geen geld opleveren. Met name Radio Vaticana is kostbaar: “Vatican budget cutters look at Vatican Radio the way congressional Republicans look at National Public Radio” (Reese 1998: 218). Het Vaticaan, dat altijd steunde op lokale initiatieven met betrekking tot communicatie, is over het algemeen langzaam in haar eigen adaptatie aan nieuwe media. De oprichting van een eigen televisieomroep in 1983 is hier een duidelijk voorbeeld van. Ook op technisch vlak heeft het Vaticaan lange tijd ver achter de ontwikkelingen aangelopen. Zo maakte het Vaticaan in 1991 nog steeds gebruik van loodzetten voor de druk van L’Osservatore Romano, de krant, en was één van de persen zo oud dat deze na vervanging naar een museum is gegaan (Ibid.: 217-218).

(18)

17 De verklaring van de trage ontwikkeling kan worden gevonden in de natuur van de organisatie. De katholieke Kerk staat in vergelijking met andere, moderne organisaties ver van de maatschappij af. Hoewel het voornaamste doel van de organisatie het verspreiden van het evangelie is, doet zij niet aan actieve reclame, ook niet voor het werven van personeel of leden. Het is een gesloten systeem en in tegenstelling tot commerciële organisaties niet direct afhankelijk van de verkoop van een product, waardoor de prioriteit van de organisatie niet bij snelle aanpassing ligt. Het Vaticaan doet niet aan marketing. Het systeem heeft zich altijd door traditie in stand gehouden; haar fundering is gebaseerd op eeuwen aan geschiedenis en niet op de logica van de moderne maatschappij. Zo heeft zich een dicht geheel aan associaties met de katholieke Kerk gevormd: de Sint-Pietersbasiliek en de Musei Vaticani, waaronder de Sixtijnse kapel, een overvloed aan klassieke beelden, schilderingen en andere kunstschatten en archieven. Deze onschatbare weelde, die een grote inkomstenbron is dankzij de jaarlijks miljoenen betalende bezoekers, is onlosmakelijk verbonden met haar imago. Aangevuld met de traditionele pontificalia5, de pausmobiel en de Zwitserse Garde verleent dit imago de

organisatie een imposant podium, maar haar vervlechting met rituelen is tegelijkertijd haar grootste handicap.

De organisatiestructuur is vergeleken met moderne bedrijfsstandaarden zeer omslachtig. Het bestuursapparaat van ’s werelds grootste multinational is een labyrint aan congregaties, raden, commissies, academies, instellingen en bureaus, waardoor adequate communicatie tussen de afdelingen en snelle besluitvorming bemoeilijkt wordt. Ook de samenstelling van het personeel vormt een structurele belemmering voor modernisering. Onder diegenen die betrokken zijn bij de pauselijke communicatie bevinden zich veel geestelijken, die beperkte ervaring hebben met de werking van de moderne massamedia. De gemiddelde leeftijd ligt hoger dan bij moderne organisaties, aangezien de medewerkers doorgaans een lange weg binnen de organisatie afleggen voordat zij de bovenste lagen van de kerkelijke hiërarchie bereiken. Verder beschikt het personeel over het algemeen niet over scholing of ervaring in moderne bedrijfskunde en –communicatie, omdat de prioriteit ligt bij theologische en pastorale capaciteiten. Daarbij wordt de implementatie van nieuw beleid bemoeilijkt door de heterogene aard van de organisatie, waarbinnen vele talen, culturen en standpunten vertegenwoordigd zijn. Het feit dat er

(19)

18 gedurende haar tweeduizend jaar lange bestaan eenentwintig Oecumenische Concilies, of wereldwijde kerkvergaderingen, gehouden zijn, waarvan slechts drie in de periode na de Protestantse Reformatie, bevestigt dat de organisatie er niet op gebouwd is snel op maatschappelijke ontwikkelingen in te spelen (RKK 2015a).

2.2 Van kennismonopolie naar communicatiebeheersing

De modellering van religie ten opzichte van de massamedia is niet nieuw; de katholieke Kerk was ten tijde van haar hoogtijdagen meester in massacommunicatie. Lange tijd waren de kerkelijke geschriften de belangrijkste bronnen van kennis, bekleedden monniken een centrale rol in de vervaardiging van manuscripten en werd de kerkelijke leer via het netwerk der geestelijken binnen alle sociale lagen van de bevolking verkondigd. Ook de imposante beeltenissen in gebrandschilderd glas, steen en hout hadden als voornaamste doel een krachtige boodschap neerzetten. Dit waren effectieve instrumenten in een tijd waarin het leeuwendeel van de bevolking analfabeet was en de katholieke Kerk een grootmacht. Gezien de focus en beperkte ruimte van dit onderzoek is dit niet de plaats in te gaan op oorzaken van de afname van de kerkelijke macht; dit zou enkel afdoen aan de complexiteit van dit proces. Onderstaande heeft slechts het doel een beeld te schetsen van de wijze waarop het Vaticaan de opkomst van snelle informatieverspreiding poogde te controleren. De geschiedenis laat zien dat de katholieke Kerk intrinsiek verbonden is met de massamedia en dat haar beleid ten aanzien van communicatie samenhangt met haar maatschappelijke plaats. De uitvinding van de drukpers in de vijftiende eeuw had dan ook beduidende gevolgen voor haar machtspositie. De heersende kritiek op haar leer en organisatie vond door de mogelijkheid tot snelle tekstvervaardiging een weg naar de massa. De drukpers was dan ook een belangrijke voorwaarde voor de Reformatie. Ondanks de inzet van excommunicatie en onderdrukking stond de katholieke Kerk machteloos tegenover de Lutherse ideeën, die in rap tempo via het gedrukte boek grond veroverden. Het controleren van informatie met behulp van de lokale inquisitie bleek niet langer effectief in een tijd waarin kennis eenvoudig en snel door heel Europa kon worden bijgedrukt. De paus beantwoordde deze bedreiging door gelovigen te waarschuwingen voor de gevaarlijke ideeën en werken van deze zogenaamde ketters, een optreden met aanzienlijke invloed gezien de nauwe verwevenheid van politiek en religie. De bul ‘Inter Multiplices Nostrae Solicitudinis

(20)

19 Curas’, in 1487 uitgevaardigd door paus Innocentius VIII, was de eerste significante poging in het opleggen van een universele censuur. Het doel van de bul was verspreiding van werken, die tegen het katholieke geloof indruisten en als schandalig werden bevonden, tegen te gaan op straffe van excommunicatie van rechtswege en zware boetes (Witcombe 2004: 60-61). In de daaropvolgende jaren vaardigden pausen bullen uit om de controle over de verspreiding van ideeën en informatie te verkrijgen. Toch duurde het in Nederland tot 1520, met de uitgevaardigde pauselijke bul ‘Exsurge domine’, eer het drukkersleven daadwerkelijk door de kerkelijke censuur verstoord werd. De waarschuwingen van de paus leidden in katholieke gebieden tot plakkaten ter regulering van de boekproductie (Kronenberg 2007: 9,14). Vanaf 1544 ontstonden op lokaal niveau lijsten of indexen van verboden boeken (Den Hollander 2002:11). Het duurde enige jaren alvorens Rome dit initiatief overnam. Zo werd onder het pontificaat van Paulus IV in 1559 een universele index van verboden boeken, ‘Index librorum prohibitorum’ opgesteld (Vatican 1966). De invloed van de index blijkt uit het feit dat het verkrijgen van een op de lijst genoemd werk in katholieke gebieden moeilijk was. Met deze aanpak probeerde de katholieke Kerk het voornaamste medium van ideeëncirculatie te controleren. Ze keerde zich met deze censuur tegen ideeën en ontdekkingen, die uiteindelijk van significante invloed zijn geweest op het verloop van de ontwikkeling van de moderne maatschappij. Zo bevatte de index onder andere werken van Machiavelli, Erasmus, Galileo, Spinoza, Descartes en Diderot. Hoewel de katholieke Kerk door haar censuur beperkte invloed uitoefende, was geen organisatie bij machte de toenemende democratische geest van de achttiende eeuw en resulterende vrije informatieverspreiding te controleren. Teneinde invloed uit te blijven oefenen op de kennisverspreiding en daarmee haar maatschappelijke positie te waarborgen, was de katholieke Kerk genoodzaakt haar beleid aan te passen.

2.3 Het begin van het Vaticaanse communicatiesysteem

Vanaf de negentiende eeuw begonnen de massamedia zich te ontwikkelen tot een duidelijk gedifferentieerd sociaal systeem (Beyer 2012: 125). Waar de katholieke Kerk voorheen de informatieverspreiding trachtte te beheersen, begon zij in reactie op de groeiende invloed van de massamedia te participeren middels eigen publicaties. De katholieke pers in Italië had vanaf haar intrede een politiek defensief karakter (Jedin 1981:

(21)

20 422). In deze tijd werd het hart van de katholieke Kerk ernstig bedreigd. Vanaf 1848 verspreidde zich vanuit Frankrijk een keten aan liberale revoluties door Europa, die in het huidige Italië leidden tot een politieke eenwording. De Pauselijke Staten, die vanaf de achtste eeuw de wereldlijke macht van de katholieke Kerk vertegenwoordigden, bevonden zich in het centrum van een zich verenigend Italië, waarvan Rome tot nieuwe hoofdstad was uitgeroepen. Bovendien ging de eenheidsbeweging gepaard met een antireligieuze en anti-pauselijke instelling (Ireland: 1933: 271, Palma 2012: 6-7). De krant vervulde een essentiële rol bij de verspreiding van deze denkbeelden. In reactie op de dreiging werd in Rome vanaf 1848 gestart met diverse katholieke publicaties, die het doel hadden de kerkelijke macht te verdedigen (Palma 2012: 6). Het initiatief voor deze lokale katholieke kranten werd aangemoedigd door de paus. Zo is in de encycliek ‘Inter Multiplices’ uit 1853 van paus Pius IX te lezen dat alle bisschoppen in 1849 verzocht werden te starten met lokale publicaties. In de encycliek dringt de paus aan tot het drukken van katholieke kranten om de katholieke doctrine te verdedigen en verspreiden, de rechten van de paus te behouden, tegen de paus gekante opinies en doctrines te onderdrukken en men met de waarheid te verlichten (Papal encyclicals 1853).

Eén van deze kranten, L’Osservatore Romano is uitgegroeid tot officiële staatskrant van het Vaticaan. De uitgave van de krant in 1861 kwam klaarblijkelijk als reactie op de penibele situatie waarin het pausschap zich bevond; de territoriale macht van de paus was tot ongeveer een derde deel gereduceerd en enkele maanden voor het verschijnen van de krant was het Koninkrijk Italië uitgeroepen. Het initiatief voor deze ‘giornale politico-morale’ kwam van een advocaat en journalist afkomstig uit voormalig pauselijk gebied (Vian 2002: 1082). Toch stond L’Osservatore Romano onder controle en aanmoediging van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Pauselijke Staat en verscheen samen met de officiële krant ‘Giornale di Roma’ (1849-70) als een politieke krant, die quasi privé beheerd werd (Jedin 1981: 422). Het voornaamste doel van de publicatie was het beschermen van de pauselijke positie door de laster gericht op Rome en de paus van repliek te dienen, alsmede verering van de paus te promoten (Vatican 2015a). Geleidelijk groeide L’Osservatore Romano uit tot het belangrijkste communicatiemiddel van het Vaticaan en verkreeg het zijn huidige semiofficiële status. De nauwe verbondenheid met het Vaticaan werd met name duidelijk toen paus Leo XIII in 1885 de eigendomsrechten over de krant verkreeg (Bordfeld 2011: 332). Daarop gaf

(22)

21 hij opdracht de redactie te vervangen, waarna de pauselijke invloed over de krant verder toenam. Nadat de paus officieel monarch werd over de Vaticaanse stadstaat middels het Verdrag van Lateranen in 1929, werd de drukkerij binnen de muren gehaald. De krant kon nu vrij publiceren in een door fascisme geleid Italië, hetgeen het oplageaantal en de status ten goede kwam (Vian 2002: 1083).

2.4 Uitbreiding van het Vaticaanse communicatiesysteem

De technologische vooruitgang en verdere liberalisering in de twintigste eeuw leidden enerzijds tot nieuwe mediavormen en een groeiende invloed van de massamedia en anderzijds tot de afname van de invloed van lokale kerken. In reactie op deze ontwikkeling werden de massamedia een steeds prominenter onderdeel van het Vaticaanse beleid en ontstond een centraal communicatiesysteem. De organisatie begon meer te participeren in plaats van controleren. Naar aanleiding van de grote maatschappelijke impact van de radio in het begin van de twintigste eeuw werd in 1925 met hulp van de vooraanstaande grondlegger van dit medium, Guglielmo Marconi, gestart met de ontwikkeling van een pauselijke radio-omroep. Het Verdrag van Lateranen was het startsein voor het project, maar pas in 1931 werd het medium officieel ingehuldigd (Vatican 2015b). In de begintijd maakte het Vaticaan echter zeer weinig gebruik van de mogelijkheden van de radiozender; enkel tijdens belangrijke gebeurtenissen werd uitgezonden (De Vaujany 2006: 360). Ofschoon de organisatie nu door krant en radio potentie had de publieke opinie te beïnvloeden, werden de massamedia in de eerste plaats als bedreiging ervaren en lag het zwaartepunt van het beleid nog steeds bij informatiebeheersing via lokale kerken. In 1936, te midden van ‘The Golden Age of Hollywood’, wijdde Pius XI voor het eerst een encycliek, ‘Vigilanti cura’, aan de groeiende macht van de filmindustrie (Jedin 1981: 433). In het document spreekt hij zijn waardering uit voor het werk van het succesvolle Amerikaanse ‘National Legion of Decency’, dat drie jaar eerder werd opgericht door de aartsbisschop van Cincinnati, en roept de bisschoppen op in ieder land een dergelijke nationale institutie ter controle van de filmindustrie te vestigen (Vatican 1936). Ondanks dat het Vaticaan zich bewust was van de noodzaak de invloed van het medium film te beantwoorden, duurde het tot 1948 eer het Vaticaan zelf concrete actie ondernam. In dit jaar werd de Pauselijke Commissie voor Massacommunicatie opgericht, waarmee voor het eerst een orgaan voor de

(23)

22 massamedia werd gecreëerd binnen de Romeinse Curie. Dat het Vaticaan probeerde in te spelen op de snelle technische en culturele ontwikkelingen op het gebied van de massamedia, blijkt uit het feit dat de commissie in de daaropvolgende zestien jaar vier keer van naam en functie veranderde (P.C.C.S. 2015). In lijn met de toenemende globalisering en de centralisering van het pausschap, begonnen de Vaticaanse media zich in de tweede helft van de twintigste eeuw te richten op een internationaal publiek, waarbij L’Osservatore Romano zich van lokaal tot wereldwijd medium ontwikkelde. Na de oorlog begonnen de eerste wekelijkse edities van de krant te verschijnen; beginnend met een Italiaanse versie in 1949 en gevolgd door een Franse versie in hetzelfde jaar. In deze tijd begon ook de radio een steeds prominentere en internationalere rol te spelen; het medium werd meertalig en het aantal luisteraars nam toe. Samen met L’Osservatore Romano werd Radio Vaticana een middel om katholieken over de hele wereld te bereiken (De Vaujany 2006: 360).

2.5 Verandering in communicatiestrategie na het Tweede Vaticaans Concilie

Het Tweede Vaticaans Concilie, de laatste mondiale kerkvergadering, betekende een definitieve omslag in het Vaticaanse beleid. Tijdens dit moment van reflectie werd ingezien dat de katholieke Kerk niet langer in de positie was de massamedia te controleren en zij teneinde invloed uit te kunnen oefenen op de publieke sfeer genoodzaakt was haar beleid aan de werking van de massamedia aan te passen. Het conciliedocument ‘Inter Mirifica’ uit 1963 is geheel gewijd aan de kerkelijke zorgen en problemen in relatie tot de massamedia. Hoewel het document eerdere standpunten betreft de invloed van de massamedia en de verantwoordelijkheid tot moreel gebruik herhaalt, maakt het thema van het document duidelijk dat de media een belangrijke plaats innemen in de modernisering van de organisatie (Vatican 1963). De veranderende houding komt beter naar voren in documenten die naar aanleiding van ‘Inter Mirifica’ ontwikkeld werden. Eén van de duidelijkste voorbeelden hierbij is de extensieve pastorale instructie ‘Communio et Progressio’ uit 1971, waarbij mediapedagogiek de eerdere strategie van mediacensuur vervangt. In het document wordt afstand gedaan van controlerende instituties en nadruk gelegd op participatie. Onder andere wordt de noodzaak geaccentueerd in te spelen op de wijze waarop nieuws gegenereerd wordt en opleiding te geven in mediagebruik (Jedin 1981: 433-434; Vatican 1971). Een opmerkelijke daad getuigende van deze

(24)

23 koerswijziging was de formele afschaffing van de index van verboden boeken in 1966 door paus Paulus VI (Vatican 1966).

Na het laatste Concilie is de aandacht voor de media binnen de katholieke Kerk verder toegenomen. De veranderende houding van het Vaticaan wordt weerspiegeld in haar pogingen het Vaticaanse nieuws toegankelijker te maken voor met name journalisten. Zo werd in 1966 een eigen persbureau opgericht, waarmee een georganiseerd voorlichtingsbeleid ontstond. Ook staan de massamedia vanaf 1967 jaarlijks in de belangstelling door de viering van Wereldcommunicatiedag, ingeleid met een pauselijke boodschap, waarin de ontwikkelingen betreffende de ‘nieuwe media’ het hoofdthema vormen (Vatican 1967). Ofschoon deze ontwikkelingen erop wijzen dat het Vaticaan op de hoogte was van de impact van media als televisie, duurde het tot 1983 eer het Vaticaan de televisieomroep ‘Centro Televisivo Vaticano’ realiseerde (Vatican 2015c). Zes jaar later werd de Pauselijke Commissie voor Sociale Communicatie omgedoopt tot Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie, zodat er meer onafhankelijkheid verkregen kon worden ten opzichte van het staatssecretariaat en de bijbehorende diplomatische sector (Vaujany 2006:362). De opwaardering van commissie naar raad – posities binnen de hiërarchie van het kerkelijk bestuurssysteem – is een directe indicator voor de prioriteitsverhoging van sociale communicatie binnen het Vaticaanse beleid. Door deze benoeming veranderde de uitvoerende status van de commissie naar een adviserende status en verkreeg zij een stem in de besluitvorming. De ‘Vatican Information Service’ (V.I.S.), een dienst van het persbureau met informatie over de activiteiten van de paus en Romeinse Curie, werd in 1991 opgericht om het contact met de pers te verbeteren en de gesloten organisatie transparanter te maken voor journalisten (Vatican 2015d). Vier jaar later speelde het Vaticaan in op de komst van het internet met een eigen website ‘www.vatican.va’. Het was destijds één van de eenvoudigste websites, met enkel een foto van de paus, een pauselijke zegen en e-mailadres, maar naar begrippen van de midden jaren negentig succesvol; tijdens de eerste twee etmalen werd de website bezocht door driehonderdduizend bezoekers uit zeventig verschillende landen. Hoewel het succes de maatschappelijke behoefte aan publieke zichtbaarheid van het Vaticaan bevestigt, was de organisatie niet op deze taak voorbereid en had ze grote moeite de vierduizend e-mails te verwerken, die in de eerste twee weken binnenkwamen (De Vaujany 2006: 366). Ook L’Osservatore Romano werd vanaf het Tweede Vaticaans

(25)

24 Concilie verder geïnternationaliseerd dankzij een wekelijkse Engelse (1968), Spaanse (1969), Portugese (1970) en Duitse editie (1971). In 1980 volgde een maandelijkse Poolse editie en in 2008 een vertaling van de Engelse editie in het Malayalam, de taal die gesproken wordt in de zuidwestelijke Indiase staat Kerala, om de 6 miljoen katholieke inwoners te informeren (Dempsey 2011).

Naast de uitbreiding en internationalisering van de Vaticaanse informatiediensten opende de organisatie langzaam haar deuren voor al dan niet geestelijke mediaexperts om de Vaticaanse communicatie te moderniseren, zoals Federico Lombardi voor de functies van directeur van het Vaticaanse persbureau en directeur van Radio Vaticana en Giovanni Maria Vian als hoofdredacteur van L’Osservatore Romano (Lecomte 2011: 158). Het binnenhalen van mediaexpertise bleek hard nodig. Zo bracht voormalig journalist Vian, sinds zijn aanstelling in 2007 als hoofdredacteur van L’Osservatore Romano, grote veranderingen aan in de vormgeving en inhoud van de krant; een late ontwikkeling vergeleken met moderne kranten. De krant kreeg onder andere kleurenfoto’s op de eerste en laatste pagina, een soberdere opmaak en verkorting van de krantenkoppen. Ook kreeg de krant meer ruimte voor vrouwelijke en niet-katholieke medewerkers, internationaal nieuws en culturele onderwerpen (Palma 2012: 25; Magister 2007). Het contrast tussen de oude en nieuwe editie is groot. In Figuur 1 is de voorpagina van de laatste uitgave die gedrukt werd onder leiding van de vorige redacteur, alsmede de voorpagina van de eerste hervormde editie weergeven. Een vergrote weergave is opgenomen in Bijlage A.

Vandaag de dag vormen de Vaticaanse media een belangrijk onderdeel van de communicatiestrategie van de organisatie. De dagelijkse uitgave van L’Osservatore Romano telt een oplage van 15.000 stuks en de wekelijkse Italiaanse editie een oplage van 215.000 exemplaren (Palma 2012: 24-25). Ondanks de geringe oplage is de krant invloedrijk: “Leading churchmen around the world take the paper; also many other opinion and political leaders read it. Even the Kremlin has a subscription. The paper is widely quoted throughout the world — from the pulpit, from the press, and from radio and television” (Dempsey 2011). Qua reikwijde en organisatieopzet is Radio Vaticana veruit het grootste en kostbare medium van de organisatie: op de omroep zijn vijfenveertig verschillende talen te horen. Daarvoor heeft de radio-omroep driehonderdvijfenvijftig man personeel met negenenvijftig nationaliteiten tot haar beschikking (Vatican 2015b). Ook de televisieomroep speelt een belangrijke rol; Centro

(26)

25 Televisivo Vaticano produceert jaarlijks gemiddeld honderddertig live-uitzendingen van belangrijke Vaticaanse gebeurtenissen, die bij aanvraag beschikbaar worden gesteld aan de pers (Vatican 2015c).

Figuur 1: voorpagina L’Osservatore Romano van 27 oktober 2007 (links) en 3 februari 2008 (rechts)

2.6 Van natiestaat-gebonden communicatie naar transnationale communicatie

Het huidige Vaticaanse communicatiesysteem is nog steeds gebaseerd op de macht van lokale kerkgemeenschappen. Voor de wereldwijde overdracht van de papieren krant, radio-opnamen en televisiebeelden is de organisatie afhankelijk van het katholieke netwerk. Zo worden de anderstalige edities van de krant voor een groot deel in het land van verspreiding geprint en de radio en televisie via de katholieke kanalen verspreid (L’Osservatore Romano 2015, Vatican 2015b, Vatican 2015c). Dit is een effectieve structuur in gebieden waar lokale kerken nog invloedrijk zijn, maar het heeft in de westerse wereld aan doeltreffendheid ingeleverd. De transitieperiode is duidelijk waarneembaar. Aan de ene kant is de organisatie gedwongen de zeer kostbare Radio Vaticana, essentieel voor communicatie met arme en politiek-onstabiele gebieden waar veel katholieken wonen, in stand te houden. Aan de andere kant wendt de katholieke Kerk zich, teneinde de massa in de toenemende globaliserende westerse samenleving te kunnen

(27)

26 blijven bereiken, steeds meer tot de mogelijkheden van het internet. In de afgelopen jaren zijn de Vaticaanse media op het internet vertegenwoordigd met een eigen website, waarop de informatie in de vorm van tekst, beeld en geluid in meerdere talen geraadpleegd kan worden en profielen in de sociale media.

De afstemming op het multimediale karakter van het internet vraagt om een verandering in organisatiestructuur. Het Vaticaan is gestart met een multimediaal nieuwsportaal ‘news.va’, maar ondervindt problemen in de samenwerking tussen de verschillende zelfstandig georganiseerde media. Daarnaast brengt de semiofficiële status van de Vaticaanse media problemen met zich mee in de westerse maatschappij, waar de massamedia grote invloed hebben op de publieke opinie. Binnen de krant en radio is een relatief klein deel gereserveerd voor officiële berichtgeving. Voor de rest van het nieuws zijn de media vrij te berichten over populaire cultuur, waarmee zij aansluiting vinden op een breder publiek. Het voornaamste nadeel, zoals Greg Burke, senior communicatieadviseur van het Staatssecretariaat van de Heilige Stoel, tijdens een lezing in Londen aangaf, is de externe perceptie. Omdat de media verbonden zijn aan de organisatie worden zij door de buitenwereld beschouwd als het Vaticaan zelf. (P.C.C.S. 2013). Een kanttekening hierbij is dat het Vaticaan en haar media zelf aan de verwarring bijdragen. L’Osservatore Romano geeft zichzelf uit als “the clear and reliable voice of the Holy Father in the world of the printed word” (Dempsey 2011) en Benedictus XVI noemde de krant “the Pope’s paper” (Benedictus PP. XVI 2007). De vrijheid behorend bij de semiofficiële positie leidt geregeld tot opschudding, zoals het geval was bij een positief artikel over de politiek van president Barack Obama van de Verenigde Staten inzake abortus in 2009 en een reeks lovende artikelen over de James Bond-film ‘Skyfall’ in 2012. De modernisering van de communicatiestructuur en de aanpassing aan het internet zijn speerpunten in het huidige beleid. Het Vaticaan huurde eind 2013 de hulp in van het Amerikaanse adviesbureau ‘McKinsey & Company’ met het doel de media meer functioneel, effectief en modern te maken (News.va 2013). Ook richtte het Vaticaan midden 2014 een comité op, bestaande uit elf mediadeskundigen uit Europa, de Verenigde Staten, Latijns-Amerika, Azië en uit de eigen Vaticaanse kantoren, met het doel de samenwerking tussen de Vaticaanse radiozender, televisiezender, internet, krant, persbureau en Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie te verbeteren (Radio Vaticana 2014).

(28)

27 2..7 Conclusie

In dit hoofdstuk is beschreven hoe het Vaticaanse communicatiesysteem tot stand is gekomen. Daarbij is naar voren gekomen dat de op traditie gefundeerde organisatiestructuur de katholieke Kerk belemmert snel in te spelen op de veranderende maatschappij. In de loop der eeuwen is de positie van de katholieke Kerk ten aanzien van massacommunicatie drastisch veranderd; waar zij gedurende haar hoogtijdagen de voornaamste kennisbron was, is zij nu voor het bereiken van de massa afhankelijk van de werking van het onafhankelijke instituut van de massamedia en genoodzaakt haar organisatie hierop aan te passen. De toename van de vrije informatieverspreiding leidde ertoe dat de organisatie steeds minder bij machte was de informatie te controleren en teneinde invloed uit te oefenen in een machtsbedreigend milieu begon te participeren in de massamedia. Van een eigen krant in de negentiende eeuw breidde het Vaticaan haar communicatiesysteem in de loop der jaren uit met een radio- en televisieomroep en persdiensten. De totstandkoming van een internationaal pauselijk communicatiesysteem weerspiegelt de centralisering van het pausschap in reactie op de globaliserende maatschappij. De geschiedenis laat zien dat dit een traag proces is geweest, waarbij het Vaticaan lange tijd gesteund heeft op lokale initiatieven en ook nu nog bezig is met een inhaalslag. Het Vaticaan worstelt ermee de communicatie die haar met de centralisering van het pausschap werd toebedeeld adequaat uit te voeren; hetgeen zijn voornaamste oorzaak vindt in de op traditie gefundeerde aard van de organisatie. Het feit dat de verbetering van de communicatiestructuur en toepassing van het internet belangrijke speerpunten in het huidige beleid zijn, impliceren een transitie naar de post-Westphalian conditie, waarbij de organisatie zich aanpast aan de transnationale communicatie, kenmerkend voor de geglobaliseerde maatschappij. In het volgende hoofdstuk wordt onderzocht in hoeverre de organisatie haar communicatie daadwerkelijk op de hedendaagse communicatiemiddelen en –cultuur weet af te stemmen.

(29)

28

3. Aanpassing aan hedendaagse communicatiemiddelen en -cultuur

Nu duidelijk is geworden dat er binnen het Vaticaan hoge prioriteit is gebruik te maken van de internetcommunicatie behorende bij de geglobaliseerde maatschappij, wordt in dit hoofdstuk in beeld gebracht hoe de organisatie omgaat met de hedendaagse communicatiemiddelen en –cultuur. Voor een beter begrip van de betekenis van deze ontwikkeling wordt ingegaan op de maatschappelijke invloed van het internet en sociale media in het bijzonder. Hierop volgend wordt onderzocht in hoeverre het Vaticaan zich bewust is van de invloed van de sociale media, hoe het Vaticaan van deze media gebruikmaakt en in welke mate zij hierin succesvol is. Omdat de organisatiestructuur van de katholieke Kerk voornamelijk gebaseerd is op eeuwenlange traditie in plaats van rationaliteit, vraagt adaptatie aan de nieuwe communicatiemiddelen ook om een verandering in de communicatiecultuur. Daarom wordt tot slot bekeken welke moeilijkheden het Vaticaan ondervindt en op welk gebied de organisatie zich wel succesvol aanpast aan de moderne communicatiemiddelen en -cultuur.

3.1 De invloed van het internet en sociale media op de publieke sfeer

Door gebruik te maken van het internet en de sociale media sluit het Vaticaan aan op een wereldwijde maatschappelijke ontwikkeling, waarbij individuen en organisaties in steeds grotere mate sociale media inzetten om de massa te bereiken. De functie die deze media binnen de geglobaliseerde maatschappij vervullen wordt verklaard aan de hand van de theorie van socioloog Manuel Castells. Centraal in zijn theorie over de netwerksamenleving staat de publieke sfeer, vanuit waar individuen hun leven vorm geven op basis van de informatie en discussies die in deze ruimte worden uitgewisseld. Castells schrijft dat de hedendaagse publieke sfeer voor een groot deel afhankelijk is van het mondiaal/lokaal communicatiesysteem. Dit is het totaal van televisie, radio, drukpers, multimedia en communicatiesystemen, waarbij het internet en horizontale communicatienetwerken een significante rol spelen. Met zijn theorie sluit Castells aan op de eerder genoemde transitie van een Westphalian naar een post-Westphalian conditie zoals beschreven door Beyer. Castells spreekt van een verschuiving van een publieke sfeer gevormd rond nationale instituties van een territoriaal gebonden samenleving naar een mondiale publieke sfeer, waarvan het mediasysteem de basis is. Binnen het mediasysteem neemt wat Castells ‘mass self-communication’ noemt een belangrijke

(30)

29 plaats in: “networks of communication that relate many-to-many in the sending and receiving of messages in a multimodal form of communication that bypasses mass media and often escapes government control” (Castells 2008: 90). Castells benadrukt dan ook de noodzaak voor staten en internationale instituties zich in de mondiale publieke sfeer te begeven, waarbij mediacommunicatiesystemen en internetnetwerken, met name sociale ruimten van het web 2.0 zoals YouTube, MySpace, Facebook en de blogsfeer een prominente plaats innemen (Castells 2008: 89-90). Castells’ theorie laat zien dat het juist voor de katholieke Kerk van belang is sociale media in te zetten om invloed uit te blijven oefenen in de maatschappij. In de westerse samenleving, waar lokale kerken verbannen zijn naar de marges van de samenleving, kan het Vaticaan de verloren invloed compenseren door de organisatie wereldwijd onder de maatschappelijke aandacht te brengen.

3.2 Toenemende aandacht voor sociale media binnen het Vaticaan

Het Vaticaan is zich bewust van de noodzaak aanwezig te zijn in de sociale media, zo blijkt onder andere uit de woorden van Claudio Maria Celli, president van de Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie:

“Given the centrality of the social networks and the connected media environment in the lives of people today, it is absolutely necessary that the Church should seek to establish a presence in the ‘digital world’. If the Church is not present, and does not share the Good News of God’s love for all people in this forum, then we risk becoming marginal to the lives of many and are failing in our mission to bring the gospel to the ends of the earth” (Celli 2014).

Celli spreekt weliswaar in termen van evangelisatie, maar Castells en hij spreken over hetzelfde principe: het bereiken van de massa in de publieke sfeer. Onder het pontificaat van Benedictus XVI begon het Vaticaan aan de eerste ontwikkelingen op het gebied van sociale media. De jaarlijkse pauselijke boodschappen, ter gelegenheid van de Wereldcommunicatiedag, zijn steeds meer gericht op de groeiende maatschappelijke invloed van de sociale media. Ondanks dat in de boodschappen steeds een waarschuwende ondertoon voor verkeerd gebruik van de media te lezen is, blijkt ook dat de paus actief oproept de nieuwe media in dienst van de katholieke Kerk te gebruiken. De pauselijke boodschap uit 2009 is voor het eerst expliciet gericht op het internet en

(31)

30 sociale media. Benedictus XVI richt zich met name op de digitale generatie en ofschoon de sociale media niet bij naam worden aangeduid, noemt hij wel verschillende kenmerken van de nieuwe media, zoals het vormen van gemeenschappen en netwerken, het zoeken naar informatie en nieuws, delen van ideeën en meningen en het interactieve karakter. In 2010 riep Benedictus XVI onder het thema ‘The Priest and Pastoral Ministry in a Digital World: New Media at the Service of the Word’ priesters op gebruik te maken van “the latest generation of audiovisual resources” om het evangelie te verspreiden (Benedictus XVI 2010). In 2011 besteedde Benedictus XVI concreet aandacht aan sociale netwerken op het internet, waarin hij erkent dat de nieuwe technologieën niet alleen de communicatiemiddelen veranderen, maar de communicatie zelf. Hij roept gelovigen en jongeren in het bijzonder op om aanwezig te zijn op het digitale platform en het medium te gebruiken om het evangelie te verspreiden. In de pauselijke boodschap uit 2012 erkent Benedictus XVI de prominente plaats van sociale netwerken in de maatschappij. Een jaar later is het thema van de Wereldcommunicatiedag gewijd aan sociale netwerken: ‘Social Networks: portals of truth and faith; new spaces for evangelization.’ (Benedictus XVI 2009a, 2010, 2011, 2012, 2013).

3.3 De vertegenwoordiging van het Vaticaan in de sociale media

Op basis van de prominente plaats van de sociale media in de pauselijke boodschappen kan verwacht worden dat het gebruik van de sociale media een belangrijke plaats inneemt in het Vaticaanse communicatiebeleid. Toch laat de praktijk zien dat het centrum van de katholieke Kerk weliswaar oproept de sociale media te gebruiken, maar zelf nog steeds traag is in haar eigen vertegenwoordiging in de sociale media en dat dit proces aan coördinatie mist. Om deze ontwikkeling inzichtelijk te maken is het sociale mediagebruik van de diverse spelers in de Vaticaanse communicatie in beeld gebracht. De tabellen, alsmede de methode van dataverzameling zijn opgenomen als Bijlage B. Hoezeer ook uit de woorden van Benedictus XVI blijkt dat hij zich in 2009 al bewust was van de invloed van de sociale media, duurde het tot 2012 eer de paus met een eigen profiel ‘@Pontifex’ op sociaal medium Twitter in de digitale arena vertegenwoordiging vond. Daarna duurde het nog tien maanden voor het profiel daadwerkelijk gebruikt werd (Burson-Marsteller 2014). In vergelijking met andere wereldleiders is dit een relatief late ontwikkeling. Zo verstuurde de Dalai Lama, die nota bene niet eens wereldleider is maar wel een spiritueel

(32)

31 leider, twee jaar eerder zijn eerste bericht op Twitter6, in hetzelfde jaar dat Benedictus XVI ter gelegenheid van de Wereldjongerendagen priesters opriep op lokaal niveau gebruik te maken van de sociale media. Uit de data blijkt dat de diverse vertegenwoordigers van het Vaticaan gebruik maken van verschillende sociale media, waaronder Twitter, Facebook, YouTube, Google+, Instagram, Pinterest, Flickr en Picasa. Het eerste profiel, ‘The Vatican’, werd in 2005 op YouTube aangemaakt, maar pas vanaf 2010 was er sprake van significante uitbreiding van de vertegenwoordiging. In Figuur 2 is de groei van het aantal profielen per jaar weergeven. Volgens de secretaris van de Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie, Paul Tighe, is dit een bewuste tactiek om flexibel te zijn in een omgeving van veranderende sociale media (xt3tv 2012).

Figuur 2. Aantal profielen van het Vaticaan in de sociale media van 2005 tot en met 2015

Het is evident dat een centrale coördinatie van de Vaticaanse sociale mediaprofielen ontbreekt. Een indicator hiervoor is dat de verschillende spelers niet tegelijk vertegenwoordigd werden op de sociale media en dit verschil soms enkele jaren groot is. Zo bestaat het profiel op Twitter van L’Osservatore Romano sinds 2011, maar is de televisieomroep CTV pas sinds 2014 op dit medium vertegenwoordigd. Ook beschikken sommige spelers, waaronder @Pontifex, Radio Vaticana en News.va, over meerdere profielen per sociaal medium in verschillende talen, waar andere spelers als de Pauselijke Raad voor Sociale Communicatie, L’Osservatore Romano en het persbureau over slechts 6 twitter.com/dalailama 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Aantal profielen Vaticaan in de sociale

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de statuten staat nog het woord ‘rooms-katholiek’, maar de stichting Signum heeft volgens bestuursvoorzitter Jan Timmers niets meer met de kerk als instituut.. ‘Als de vlag

Naar Katholieke opvatting dragen de goede werken, die mogelijk zijn gemaakt door de genade en de werking van de Heilige Geest, tot een groei in de genade bij, zodat de van

Als onderdeel van zijn groet koos de paus voor de belichting van twee thema’s: 1° zijn vreugde in hun verlangen om samen de Vader te aanbidden in gebed voor de komende Geest, en

Het offerwerk van de verlossing werd beëindigd toen Christus Zijn leven voor ons gaf op het kruis (Efeziërs 1:7; Hebreeën 1:3).. De kerk moet de dood van de Heer voor de zon- den

Buiten de traditionele katholieke ketterijen, is de Rooms-katholieke Kerk van onze dagen vervuld met grote dwalingen die haast allemaal onbekend waren in de 16 de eeuwse kerk,

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De bisschoppen zijn de opvolgers van de Apostelen en leiden een kerkprovincie, welk men diocesen of het bisdom noemt.. De bisdommen zijn weer onderverdeeld

Daar worden de nodige gegevens bewaard in een afzonderlijk register: de persoonsgegevens, dag en plaats van het doopsel en van de opname, de verwijzing naar de parochie