HAVO 4: Aarde. H.5, par 3
Verschil tussen weer en klimaat
Weer = momentopname van de situatie van de atmosfeer, voor een kleiner gebied
Klimaat = het langjarig gemiddelde (30 jaar) van het weer, voor een groter gebied
Weerselementen
- Temperatuur (graden Celsius)
- Neerslag (aantal MM): regen, sneeuw, hagel, ijzel en mist
- Wind (richting en kracht) - Zon/ bewolking
- Luchtdruk (gewicht van de lucht: hoge en lage luchtdrukgebieden)
Klimaten
Klimaten worden gebaseerd op gemiddelde
temperatuur en gemiddelde neerslag.
Het klimaat van een gebied kan worden weergegeven met behulp van een
Het klimaat van een gebied wordt door verschillende factoren beinvloedt: - Geografische breedteligging (kracht/ invalshoek zon +
verschil in daglengte) (ook: afstand tot de evenaar) - Soort aardoppervlak (land warmt sneller op en koelt
sneller af dan zee)
- Hoogteligging (hoe hoger, hoe kouder)
- Ligging van relief (stuwingsneerslag >loef en lijzijde van gebergten)
- Windsystemen (zoals de passaten > wet van Buys Ballot) - Zeestromen (warme en koude zeestromen)
Ontstaan seizoenen
• De aarde draait om de zon, met een scheve aardas ten opzichte van de zon (23.5 graden)
• Hierdoor verschuift de 90- graden invalshoek van de zonnestralen tussen de keerkringen
• Seizoenen tussen Noordelijk en Zuidelijk halfrond wisselen:
– 21 december: recht boven Steenbokskeerkring (dus zomer op het ZH, winter op het NH)
– 21 maart: recht boven evenaar (herfst op het ZH en lente op het NH)
– 21 juni: recht boven Kreeftskeerkring (zomer op het NH en winter op het ZH) – 21 september: recht boven evenaar (herfst op het NH en lente op eht ZH)
Klimaatindeling volgens Köppen
• 5 Hoofdklimaten A t/m E (op basis van temperatuur en neerslag)
• Bij de A, C en D klimaten is een onderverdeling: f,s en w
Hoofdindeling A t/m E
• A- klimaten: tropische regenklimaten • B- klimaten: droge klimaten
• C- klimaten: Maritieme klimaten (matigende invloed zee)
• D- klimaten: Continentale klimaten
(landklimaten, geen of weinig invloed van de zee)
Onderverdeling
Bij de A-, C- en D- klimaten wordt een
onderverdeling gemaakt op basis van neerslag (kleine letters)
f: hele jaar neerslag (geen droge periode) s: droge zomer (met neerslag in de winter) w: droge winter (met neerslag in de zomer)
Bij de B- en de E-klimaten wordt geen
onderverdeling gemaakt met kleine letters, maar met hoofdletters
A- klimaten: tropische regenklimaten
De A- klimaten hebben als kenmerk dat de gemiddelde maandtemperatuur van de
koudste maand warmer is dan 18 graden C. Af: tropisch regenwoudklimaat> hele jaar
neerslag (meer dan 1800 MM per jaar)
As en Aw: savanneklimaat (met een natte en een droge periode)
B- klimaten: droge klimaten
Er wordt niet gekeken naar de temperatuur maar naar de jaarlijkse neerslag:
BW: Woestijnklimaat (tussen 0 en 200 MM neerslag per jaar)
BS: Steppeklimaat (tussen 200 en 500 MM neerslag per jaar)
C- klimaten: Maritieme klimaten
Hebben een kleine jaar-amplitude (het verschil in temperatuur tussen de koudste en de
warmste maand is gering)
De invloed van de zee werkt matigend!
Cf: zeeklimaat met het gehele jaar neerslag Cs: Middellandse Zeeklimaat (Mediterraan) Cw: Chinaklimaat
D- klimaten: Continentale klimaten
De continentale klimaten hebben een grote jaar-amplitude (het verschil in temperatuur tussen de koudste en de warmste maand is groot)
De gebieden met een landklimaat hebben geen of kleine invloed van de (matigende) zee
• Df: landklimaat
E- klimaten: polaire klimaten
Bij de onderverdeling van de E- klimaten wordt niet gekeken naar de neerslag maar naar de temperatuur
• ET: Toendraklimaat (gemiddeld < 10° C) • EF: Sneeuwklimaat (gemiddeld < 0° C)
• EH: Hooggebergteklimaat (gemiddeld < 0° C)
Ontstaan van neerslag (x3)
• Stijgingsneerslag: door opwarming van aardoppervlakte door de zon ontstaat stijgende luchtbeweging. Deze stijgende lucht koelt af, condenseert en er volgt neerslag (rond evenaar en op grote landsmassa’s)
• Stuwingsneerslag: door botsing met gebergte wordt lucht
‘omhoog gestuwd’, koelt af, condenseert en er volgt neerslag (in gebieden met reliëf en een aanlandige wind)
• Frontale depressie: door botsing van warme met koude lucht stijgt warme lucht op, condenseert en er volgt neerslag (met name in de gematigde zone)
Het ontstaan van wind
Wind = lucht die stroomt rond het aardoppervlak
- Lucht stroomt van gebieden met een overschot naar gebieden met een tekort aan lucht (+ >>>>> -)
- Waar de lucht daalt ontstaat een hoge luchtdruk (dus een overschot aan lucht) = + (maximum)
- Waar de lucht stijgt ontstaat een lage luchtdruk (dus een tekort aan lucht) = - (minimum)
Lage drukgebieden
(ook wel minima genoemd)
Lage drukgebieden ontstaan waar de lucht opstijgt: - Door opwarming van het aardoppervlak (bij de
evenaar). Dit gebied heet ook wel het equatoriaal
minimum (stijgingsneerslag)
- Bij botsing van koude lucht met warme lucht (in de gematigde zone). Dit gebied heet ook wel het
Hoge drukgebieden
(ook wel maxima genoemd)
Hoge drukgebieden ontstaan waar de lucht daalt:
- De opgestegen lucht van de evenaar stroomt naar
evenaar en daalt rond de 30° breedte. Dit gebied heet ook wel het subtropisch maximum (droog)
- De polen zijn zo koud dat hier geen lucht opstijgt, zodat hier een vrij constante dalende luchtbeweging is. Dit gebied heet ook wel het polair maximum (droog)
Het verklaren van de windrichting:
De wet van Buys Ballot (2 regels)
Belang om windrichting te verklaren (dus voorspellen) was groot in de tijd van de grote zeilvaart!
B. Ballot ontdekte dat:
1: Lucht stroomt van een hoge drukgebied naar een lage drukgebied (van + naar - )
2: Door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking. Met de wind in de rug:
- Op NH naar rechts (clockwise)
Oceanische circulatie
Op aarde is een groot systeem van zeestromen - Warme oppervlaktestromen
Oorzaken oceanische circulatie
• Grote windsystemen zijn motor voor zeestromen (vooral passaten!)
• Draaiing aarde (corrioliseffect)
• Wegzakken van koud en zout water bij diepwaterpomp (door grotere dichtheid)
Gevolgen oceanische circulatie
• Grote invloed op temperatuurverdeling door transport van warmte (=energie)
>>>van evenaar naar pool>>>
• Zeestroom (ook wel golfstroom) heeft
verwarmende of verkoelende werking langs kust - Warme zeestroom (relatief)