• No results found

ZorgMagazine - oktober 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ZorgMagazine - oktober 2015"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ZorgMagazine

Kwartaalblad van Zorginstituut Nederland | oktober 2015

Oud-judoka Jessica Gal:

“ Ik wil het

taboe op

eetstoornissen

doorbreken”

GEEF UW MENING OVER

HET ZORGMAGAZINE!

VUL DE VRAGENLIJST IN OP

WWW.MIRANTES.NL/ZM

Rapport Kosteneffectiviteit in de praktijk | Kete Kervezee over zorg

in 2030 | Evaluatie beleidswijziging hoorzorg | Standpunt Medisch

Specialistische Revalidatie

(2)

6

Kosteneffectiviteit in de praktijk

Kosteneffectiviteit moet een grotere rol spelen bij keuzes in de zorg. Dat stelt het Zorginstituut in het rapport Kosteneffectiviteit in de praktijk. Het document schetst hoe kos-teneffectiviteit op een verantwoorde wijze kan worden toegepast: binnen en buiten het pakketbeheer.

12

“We moeten radicaal durven

te innoveren”

Kete Kervezee, voorzitter van de Advies - c ommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen, verklaart het adviesrapport voor de zorg in 2030.

20

Farmacotherapeutisch Kompas

Minister Schippers wil dat het Farmaco­ therapeutisch Kompas het centrale loket wordt van waaruit voorschrijvers gemakkelijk hun weg kunnen vinden naar de benodigde informatie. Daar wordt hard aan gewerkt.

22

“Een goed instrument dat ons

houvast geeft”

Het nieuwe Afwegingskader Wlz bepaalt of een cliënt recht heeft op langdurige zorg in de Wlz of ondersteuning krijgt via andere do-meinen zoals de Wmo. CIZ-onderzoeker Ted van der Velden is positief: “Het afwegings-kader biedt ons houvast.”

24

Slechthorenden blij met

veranderingen in hoorzorg

Nieuwe regels moesten begin 2013 de hoor-zorg toegankelijker, doelmatiger en beter betaalbaar maken voor verzekerden. Deze zomer verscheen een rapport van het Zorg-instituut waarin deze beleidswijziging werd geëvalueerd. Is het doel van de beleidswijzi-ging geslaagd?

28

Standpunt Medisch Specialistische

Revalidatie

Met dit ‘Standpunt’ duidt het Zorginstituut welke medisch-specialistische revalidatie-zorg de beroepsgroep als professioneel juist beschouwt en aan welke eisen revalidatie-centra moeten voldoen. Revalidatiearts Loes Swaan vertelt wat dit Standpunt in de praktijk betekent.

12

Kete Kervezee:

“We kunnen onze

toekomst zelf vormgeven”

4 Kort nieuws

16 “We zijn gemaakt om te bewegen”

In de rubriek De Andere Blik pleit sportarts en oud-ju-doka Jessica Gal voor meer aandacht voor eetproble-men bij wedstrijdsporters. Ook pleit zij voor meer bewegen.

19 Wat doet de…

Casemanager dementie

30 “Aandacht is goud” In de rubriek In de zorg met...:

Ingrid van der Voort. Als consulent complementaire zorg staat zij borstkanker-patiënten bij. In 2010 kreeg zij zelf borstkanker en ont-wikkelde de zogenaamde embrace-doek.

Dit herfstnummer van ZorgMagazine biedt u de inhoud en vorm die u van ons gewend bent: met achtergrondartike-len, interviews, reportages en nieuwsberichten informe-ren wij u over ontwikkelingen in de zorg. Ook geven wij onze visie op de zorg in het algemeen en op het bevorde-ren van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid daarvan in het bijzonder. Dat is waar ons ZorgMagazine voor staat.

Niets nieuws onder de zon dus? Toch wel. Na haar jaren-lange inzet als eindredacteur heeft Annette van der Elst het stokje aan mij doorgegeven. Met dezelfde inzet hoop ik u – samen met hoofdredacteur Michiel Geldof – in elke nieuwe editie veel nieuwswaardige artikelen aan te bieden. Artikelen die u informeren, boeien, aan het denken zetten en misschien ook persoonlijk raken. Maar om dat te realiseren, horen wij graag eerst uw mening over het ZorgMagazine. Wat verwacht u van ons blad? Welke artikelen leest u graag? En welke niet? Mist u iets? Maar ook: wilt u het blad in print blijven ontvangen? Of leest u het liever in een digitale variant?

Wat vindt ú van Zorg Magazine?

Rubrieken

RED

ACTIONEEL

Bijeenkomsten

Vergadering Adviescommissie Pakket

De openbare bijeenkomsten van de Adviescommissie Pakket in de komende maanden zijn:

23 oktober, 27 november, 11 december telkens op vrijdag.

Locatie: Zorginstituut Nederland in Diemen.

De agenda wordt een week voor de vergadering gepubliceerd op www.zorginstituutnederland.nl. Wilt u een vergadering bijwonen, dan kunt u zich daarvoor aanmelden bij:

mw. drs. J. Zwaap jzwaap@zinl.nl 020 797 88 08.

Schriftelijke reacties kunnen tot uiterlijk acht dagen voor de vergadering worden ingediend en een verzoek om monde­ linge inspraak tot uiterlijk vier dagen voor de vergadering. De voorzitter van de ACP beslist over deze verzoeken.

Uw mening is belangrijk voor ons! Daarom vragen wij u deel te nemen aan ons lezersonderzoek, uitgevoerd door Mirantes. Vul de vragenlijst in op www.mirantes.nl/zm en help ons het ZorgMagazine nog beter te laten aansluiten op uw interesses en verwachtingen.

Edith Bijl

ebijl@zinl.nl

Volg Zorginstituut Nederland op twitter en blijf op de hoogte van het laatste nieuws: @ZiNLActueel

“Help ons het ZorgMagazine nog

beter te laten aansluiten op uw

verwachtingen. Vul de vragenlijst

in op www.mirantes.nl/zm”

(3)

KOR

T NIEUWS

Linaclotide kan onder strikte voorwaarden vergoed worden als geneesmiddel bij de behande-ling van het prikkelbaredarmsyndroom met constipatie (PDS-C). Het gaat dan om het gebruik in een medisch-specialistische omgeving bij patiënten die aantoonbaar niet reageren op de standaardbehandeling, waarbij zowel leefstijladviezen als de gebruikelijke middelen (pijn-stillers, laxeer middelen) zijn ingezet en hebben gefaald. Dit concludeert het Zorginstituut in een advies aan minister Schippers, op basis van de overwegingen van de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) en de visie van de relevante behandelaars.

Een aanpassingsstoornis is een emotionele reactie op iets wat iemand overkomt, zoals een ernstige ziekte of echtscheiding. Bij een aanpassingsstoornis is deze reactie sterker dan op basis van de gebeurtenis te verwach-ten is. Bovendien levert deze reactie problemen in iemands sociale of beroepsmatige functioneren. In 2012 benadrukte minister Schippers dat de vergoeding van de behandeling van deze aanpassingsstoornis-sen geen deel uitmaakt van het basispakket. Recent zijn er Kamervragen gesteld over de financieringsproblemen die zijn ontstaan bij instellingen die gespecialiseerde psychische hulp bieden voor mensen met kanker,

leidend tot hernieuwde aandacht voor de financiering van de hulp bij aanpassingsstoornissen. In het advies GGZ deel 2 van het Zorginstituut uit 2013 hebben we geconstateerd dat de omschrij-ving van aanpassingsstoornissen in de DSM IV nogal globaal is. Ook bestaat er geen professio-nele richtlijn voor deze stoornis-sen die houvast biedt voor de indicatie en behandeling. In het advies hebben wij aangegeven dat het Zorginstituut op basis van een adequate standaard een pakketbeoordeling kan doen. Afhankelijk van de uitkomst van deze beoordeling zou dit kunnen leiden tot een advies aan de minister om de pakketmaatregel

ten aanzien van de behandeling van aanpassingsstoornissen te heroverwegen. Op dit moment ontwikkelen de partijen in het Netwerk Kwaliteitsontwikke-ling GGZ de kwaliteitsstandaard Aanpassingsstoornissen. Naar verwachting zal deze eind 2016 klaar zijn.

Het Zorginstituut en het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ werken nauw samen bij de ont-wikkeling van de kwaliteitsstan-daarden, zoals zorgstandaarden en generieke modules. In het volgende nummer van ZorgMa­ gazine komen wij uitgebreid terug op de stand van zaken.

Kwaliteitsstandaard aanpassingsstoornissen

Vanaf 1 januari 2016 wordt de risicodragendheid van zorgver zekeraars in de Zorgverzekerings wet (Zvw) vergroot. Per 2017 moeten zorgverzekeraars, zoals afge-sproken in het regeer akkoord, volledig risicodragend werken. Dat betekent dat de zorgverze-keraars niet langer achteraf geld herverdelen als zij meer of min-der hebben moeten uitgeven aan bepaalde groepen verzekerden. Dat zorgverzekeraars individueel dit risico gaan dragen maakt dat zij zich extra inspannen om de zorgkosten te beheersen. De risicodragendheid van verzeke-raars is daarmee een onmisbaar onderdeel van de Zvw.

Sinds vorige maand heeft KiesBeter.nl een eigen infolijn. De helpdesk is nu rechtstreeks telefonisch te bereiken voor patiënten en naasten die willen weten wat goede zorg is en waar ze die kunnen vinden.

Van maandag tot en met vrijdag zitten medewerkers van KiesBeter tussen 9.00 en 17.00 uur klaar om vragen van patiënten te beantwoorden. Zij helpen bij het doorlopen van de website KiesBeter.nl of kijken mee naar andere betrouwbare informatiebronnen. Met deze nieuwe info-lijn kunnen wij patiënten en naasten persoonlijk helpen bij het kiezen van de beste zorg.

Het nummer van de infolijn is

020 797 89 85. Daarnaast blijft

het mogelijk om vragen te stellen via het contactformulier op

www.kiesBeter.nl.

Infolijn KiesBeter

Neuromusculaire elektrostimulatie

(NMES) bij hartfalen geen basiszorg

Na inhoudelijke consultatie concludeert het Zorg instituut dat NMES voor de behandeling van patiënten met ernstig hartfalen geen zorg is conform de stand van de weten-schap en praktijk. Voor patiënten met ernstig hartfalen vormt de behandeling binnen het hartrevalidatiepro-gramma geen alternatief voor de zogenaamde beweeg-programma’s binnen het hartrevalidatietraject.

Eerste rapportage

long-kankermiddel Nivolumab

® Nivolumab® voldoet aan de stand van de

wetenschap en praktijk voor niet-klein-cellig plaveiselcel longkanker, schrijft het Zorginstituut in een ‘eerste rap-portage’. Het intramurale geneesmiddel behoort bij een nieuwe klasse oncolo-gische middelen, dat de levensduur van longkankerpatiënten kan verlengen. De kosten van Nivolumab bij niet-kleincellig longcarcinoom is echter erg hoog: de budgetimpact bedraagt naar schatting 127 tot 203 miljoen euro per jaar. Begin juli vroeg minister Schippers van Volksgezondheid het Zorginstituut een beoordeling te doen van Nivolumab. Schippers kan voor intramurale genees-middelen met een voorzienbaar groot kostenbeslag bij wijze van uitzonde-ring bepalen dat zij niet automatisch instromen in het verzekerde pakket, maar in een ‘sluis’ worden geplaatst. De ‘sluis’ houdt in dat het geneesmiddel eerst expliciet wordt uitgesloten van vergoeding. Op basis van onze eerste rapportage vinden vervolgens prijs-onderhandelingen plaats.

Naar onze mening kan er pas sprake zijn van instroom in het basispakket als er een volledig pakketadvies beschikbaar is, gevolgd door een voor het ministerie acceptabele uitkomst van onderhan-delingen met de registratiehouder. Een definitief advies, met daarin de weging van de positieve effecten en de kosten vanuit het maatschappelijk perspectief, volgt in een pakketadvies in december.

CQI-accreditatie stopt

Er zal geen CQI-accreditatie (Consumer Quality Index) meer verleend wor-den. Meetbureaus wordt geadviseerd over te gaan op ISO-certificering. Het Zorginstituut stelt het inhuren van een meetbureau voor het afnemen van CQI’s niet meer verplicht. Met het stopzet-ten van de CQI-accreditatie komen de laatste werkzaamheden die wij van het Centrum Klantervaring Zorg hebben overgenomen, te vervallen.

Linaclotide onder strikte voorwaarden

verzekerde zorg

Schippers neemt stap naar volledige

risicodragendheid van zorgverzekeraars

Afscheid Bert Boer

Bert Boer (64), lid Raad van Bestuur van het Zorg instituut, heeft besloten zijn functie per 31 december aanstaande neer te leggen. Hij blijft vanaf die datum hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en wil zich daarnaast op een andere manier blijven inzetten voor de gezond-heidszorg in Nederland.

Bert Boer startte zijn loopbaan in 1988 bij de Ziekenfondsraad. In 2006 werd hij lid van het bestuur van zijn rechtsopvol-ger, het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Vanaf 2014 zette hij deze rol voort bij het Zorg instituut. Later dit jaar zullen wij op gepaste wijze afscheid nemen van Bert, en stilstaan bij zijn bijdrage aan de professionalisering van het pakketbe-heer en zijn betekenis voor de toeganke-lijkheid van de zorg in Nederland.

(4)

“Een belangrijk rapport”, meent econoom en lid van de Advies-commissie Pakket Marcel Canoy. “Bij vrijwel elk dossier merken wij binnen de Adviescommissie Pakket van het Zorginstituut hoe lastig het is om handen en voeten te geven aan kosteneffectiviteit. Dit rapport zet hierin een belang-rijke stap. Het is geen oplossing om kosteneffectiviteit vanwege alle gevoeligheden buiten be-schouwing te laten. Dan verliest het onzichtbare, statistische slachtoffer het elke keer van het identificeerbare slachtoffer.” Winst valt volgens Canoy nog te boeken rond de kosten van geneesmiddelen. “Zeker bij me-dicijnen voor zeldzame ziekten kunnen farmaceuten bijna vragen wat ze willen. Geen politicus wil op zijn geweten hebben dat mensen sterven omdat de overheid hun medicijnen niet vergoedt. Vanwege het grote pu-blieke belang zou je als overheid meer grip moeten krijgen op de prijzen. Tegelijkertijd wil je dat innovaties blijven plaatsvinden. Dat zou bijvoorbeeld kunnen met een internationaal prize fund.

Dit fonds stelt de beloning voor nieuwe geneesmiddelen vast aan de hand van de gezondheidswinst die ze opleveren. Hoe groter het effect, hoe hoger de beloning die de fabrikant krijgt voor het medicijn.”

Kosteneffectiviteit in de praktijk gaat nauwelijks in op dit onderwerp. “Logisch, want het behoort niet tot het werkterrein van het Zorg-instituut. Al zou het Zorginstituut wel kunnen proberen om het op de agenda te zetten.”

Wat als zich in de toekomst weer een casus voordoet zoals die in 2012 met de ziekten van Pompe en Fabry? Ook dan zal er com-motie ontstaan, vermoedt Canoy. “Maar ik denk dat de reacties van een andere orde en hevigheid zullen zijn. De vertegenwoordi-gers van behandelaars, patiënten en zorgverzekeraars hebben genuanceerd gereageerd op dit rapport. Dan kunnen ze moeilijk schande roepen als het Zorginsti-tuut de geschetste werkwijze in de praktijk brengt. Mits natuurlijk de afweging van kosteneffectivi-teit en andere relevante criteria zorgvuldig gebeurt.”

Reacties op het rapport: Marcel Canoy

“ Meer grip op kosten

geneesmiddelen”

Tekst: Noël Houben

Beeld: Ron Zwagemaker, Laila Schoots (HH) Het bleef rustig toen het Zorginstituut het rapport eind juni overhandigde aan minis-ter Schippers van VWS. Dat was drie jaar geleden wel anders. Het Zorginstituut kreeg toen de wind van voren omdat het in een uitgelekt ontwerprapport een link legde tus-sen kosteneffectiviteit en de vergoeding van de medicijnen tegen de zeldzame ziekten van Pompe en Fabry.

De discussie wordt inmiddels een stuk genu-anceerder gevoerd, merkt bestuurder Bert Boer van het Zorginstituut. “In politiek en media groeit het besef dat het niet immoreel is om naar de kosteneffectiviteit van zorg te kijken. Het is juist niet ethisch om het er níet over te hebben. Door convenanten en af-spraken tussen zorgverzekeraars en zorgver-leners wordt het zorgbudget meer en meer begrensd. Keuzes maken is daardoor

on-vermijdelijk. Als we kosteneffectiviteit daar niet bij betrekken, geven we als samenleving mogelijk schaars zorggeld uit aan behande-lingen die minder kosteneffectief zijn. En val-len behandelingen die voor het beschikbare bedrag meer gezondheidswinst opleveren juist buiten de boot. Bijvoorbeeld zorg voor patiënten die minder aandacht krijgen van media en politiek, omdat hun aandoening niet zo tot de verbeelding spreekt. Er zijn aanwijzingen dat dit nu al gebeurt. Naar die impliciete, niet-transparante beslissingen om bepaalde zorg niet meer te verlenen gaat het Zorginstituut onderzoek doen.”

Referentiewaarden

Kosteneffectiviteit wordt vaak uitgedrukt in een bedrag per QALY (gewonnen levensjaar in goede gezondheid). Dit maakt het mo-gelijk om de kosten en effecten van nieuwe zorg af te zetten tegen de bestaande, gang-bare behandeling. Is de nieuwe behandeling beter, maar ook duurder dan de standaard

Rapport geeft handen en voeten aan kosteneffectiviteit

“Keuzes maken is

onvermijdelijk”

Kosteneffectiviteit moet een grotere rol spelen bij keuzes

in de zorg. Anders wordt goede, kosteneffectieve zorg

verdrongen door nieuwe behandelingen die minder

gezondheid opleveren voor hetzelfde geld. Dat stelt het

Zorg instituut in het rapport Kosteneffectiviteit in de praktijk.

Het document schetst hoe kosteneffectiviteit op een

verantwoorde wijze kan worden toegepast: binnen en

buiten het pakketbeheer.

“Het is juist onethisch

om het niét over kosten­

effectiviteit te hebben”

(5)

zorg bij een bepaalde aandoening? Dan is een maatschappelijke afweging nodig of die betere zorg ons de extra kosten waard is. Het Zorginstituut introduceert in het rapport referentiewaarden om deze afweging vanaf nu beter te kunnen maken. Voor aandoe-ningen met een lage ziektelast, zoals hoge bloeddruk, adviseert het Zorginstituut een referentiewaarde te hanteren van twintigdui-zend euro per QALY. Voor aandoeningen met een hoge ziektelast als (ernstige) hartklach-ten geldt een referentiewaarde van tachtig-duizend euro per QALY.

Overschrijdt nieuwe zorg de referentiewaar-de voor referentiewaar-de aandoening die ze behanreferentiewaar-delt? Dan betekent dit niet dat de behandeling automatisch wordt uitgesloten van vergoe-ding. “Het is wel een signaal voor ons en andere partijen in de zorg om te kijken of de kosteneffectiviteit beter kan”, zegt Boer. “Misschien kunnen we iets aan de kosten doen. Bijvoorbeeld door met de fabrikant van een geneesmiddel te onderhandelen over de prijs. Een andere mogelijkheid is om

zorg gepaster in te zetten. Veel behandelin-gen zijn voor een bepaalde groep patiënten effectief en voor anderen minder. Er valt nog financiële én gezondheidswinst te boeken als alleen de mensen die er echt baat bij hebben een bepaald medicijn ontvangen.”

Afwegingskader

Wanneer de kosteneffectiviteit ondanks alle inspanningen ongunstig blijft, zet het Zorg-instituut dit af tegen andere (pakket)criteria en afwegingen. Misschien bestaat er geen ander medicijn om een bepaalde aandoening te bestrijden. Dit kan doorslaggevend zijn om behandelingen met een ongunstige kosten/ batenverhouding toch te vergoeden. In andere gevallen zal onvoldoende kosteneffectiviteit een - of dé - reden zijn om zorg uit het basis-pakket te halen. Het Zorginstituut ontwikkelt een afwegingskader om alle relevante factoren gestructureerd tegen elkaar af te zetten. Boer betreurt dat (betrouwbare) gegevens over kosteneffectiviteit en ziektelast vaak nog ontbreken. Er is dus werk aan de winkel; voor het Zorginstituut, voor onderzoekers

Steunharten

De werkwijze die het Zorginstituut voorstelt wordt al toegepast bij de steunharten. Deze mechanische pompen kunnen van levensbelang zijn voor patiënten met ernstige hartklachten. Maar met 107.600 euro per QALY is de behandeling niet kosteneffectief. Er zijn daarom afspraken gemaakt.

Alleen zorgverleners met voldoende expertise mogen deze steunharten nog implanteren. Er wordt ook scherper geïndiceerd welke patiënten baat hebben bij de ingreep. Het Zorginstituut heeft goede hoop dat deze en andere maatregelen de kosteneffectiviteit voldoende zullen verbeteren. Is dit niet het geval, dan vindt niet automatisch uitstroom uit de zorgverzekering plaats. De geringe kosteneffectiviteit wordt dan afge-zet tegen andere criteria, zoals het argument dat steunharten voor veel patiënten de enige behandel- mogelijkheid zijn.

“Wij gaan onderzoek

doen naar die impliciete,

niet­transparante beslis­

singen om bepaalde zorg

niet meer te verlenen”

“Ik ben blij dat dit rapport is verschenen”, stelt Job Kievit, chirurg, hoogleraar en lid van de Adviescommissie Pakket. “Het kan het debat over kosteneffecti-viteit verder brengen. Belangrijk, want op politiek-maatschappelijk niveau moet uiteindelijk worden besloten wat we willen met dit pakketcriterium. De vraag hoe ver aanspraken op solidariteit mogen gaan, is maatschappelijk-ethisch van aard. De overheid moet hier-over de knoop doorhakken. Daar zou dan wel een publiek debat aan vooraf moeten gaan waarbij medi-sche, ethimedi-sche, maatschappelijke en economische argumenten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen.”

In de spreekkamer hoort deze afweging in elk geval niet thuis, vindt Kievit. “Je kunt moeilijk naar de arts wijzen als de politiek geen uitspraak durft te doen over kosteneffectiviteit. Los van het feit dat het geen medisch-inhou-delijk vraagstuk is, zou dit allerlei ongewenste effecten hebben. Postcode-ongelijkheid ligt dan op de loer. Dokters zullen verschil-len in de mate waarin zij het hun

maatschappelijke verantwoorde-lijkheid vinden om een extreem dure en voor veel patiënten nauwelijks effectieve behandeling aan te bieden. Zo’n dialoog in de spreekkamer over ‘grenzen aan de zorg’ zal ook al gauw ontspo-ren. Maatschappelijk bepaalde, duidelijke grenzen kunnen deze ongewenste situaties voorkomen. Ze bieden duidelijkheid aan dok-ter en patiënt over de keuzeruimte die er is. Beide partijen kunnen vervolgens aan de slag met de behandelkeuzes die overblijven, in plaats van als kemphanen tegenover elkaar te staan.” De dialoog over kosteneffectivi-teit hoort dan wel niet thuis in de spreekkamer, in de behan-delrichtlijnen kan het criterium volgens Kievit zeker een rol spelen. “De behandelrichtlijn kan bijvoorbeeld omschrijven bij welke indicaties een behan-deling meer of minder effectief is en over welke expertise een arts moet beschikken om een bepaalde operatie uit te voeren. Daarmee verminder je het aantal onnodige en niet-effectieve behandelingen.”

Reacties op het rapport: Job Kievit

“ De overheid moet de knoop

doorhakken”

Ziektelast 0,1 t/m 0,4

Maximale meerk

osten (€) per QAL

Y Ziektelast 0,41 t/m 0,7 Ziektelast 0,71 t/m 1,0 € 20.000 € 50.000 € 80.000

(6)

Nieuwe behandeling

duurder

Nieuwe behandeling

goedkoper

Bestaande behandeling is dominant Nieuwe behandeling is minder effectief en goedkoper Nieuwe behandeling is dominant Nieuwe behandeling is effectiever en duurder

Nieuwe behandeling

minder effectief

Nieuwe behandeling

effectiever

Tekst: Jos Leijen

Patiënten worden gestimuleerd om een weloverwogen keuze te maken voor behan-deling en behandelaar. Maar dan moeten ze wel objectieve informatie hebben. Er zijn hiervoor verschillende initiatieven genomen. Toch is het nog steeds ingewikkeld om een goed beeld te krijgen van het aanbod van zorgaanbieders en de kwaliteit die zij bieden. Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij de kwaliteit van de zorg bewaken en deze meewegen bij de contractering. Ook zij heb-ben daarvoor betrouwbare gegevens nodig. Zorgverleners zelf moeten hun prestaties kunnen vergelijken met die van andere aan-bieders. Dan kunnen ze hun eigen kwaliteit evalueren en verbeteren. Verder is inzicht in de kwaliteit van de zorg noodzakelijk voor toekomstige uitkomstfinanciering.

In een brief van 2 maart 2015 aan de Tweede Kamer schetste Schippers de beoogde op-brengst van het Jaar van de Transparantie: • Patiënten krijgen versneld informatie over

de kwaliteit van het zorgaanbod.

• De website KiesBeter.nl wordt het startpunt voor betrouwbare informatie.

• De ontwikkeling van richtlijnen en indicato-ren voor de zorg krijgt een stevige impuls. • Patiënten krijgen vooraf meer inzicht in de

kosten van een behandeling.

Wat is voor mij goede zorg?

Het Zorginstituut voert de regie over het Jaar van de Transparantie. Diana Delnoij is programmahoofd Kwaliteit bij het Zorginsti-tuut. “Vaak wordt gedacht dat transparantie vooral gaat over cijfers van aanbieders”, zegt Delnoij. “Maar het is meer dan dat.

Vooraf-gaand aan de keuze van een behandelaar speelt voor de patiënt de vraag: wat is bij mijn aandoening goede zorg? Wat zijn de voor- en nadelen van verschillende behan-delingen? Pas als je op deze vragen een goed antwoord hebt, kun je gaan kijken welke aanbieder daar het beste bij past. Ik vind het mooi dat er in het Jaar van de Transparantie veel energie wordt gestoken in het maken van goede patiëntversies van richtlijnen en behandelkeuzehulpen. Zo kunnen patiënten samen met zorgverleners goede beslissingen nemen over hun behandeling.”

Het Jaar van de Transparantie vraagt veel samenwerking tussen de partijen in de zorg. Zo werkt de Federatie Medisch Specialisten bijvoorbeeld samen met de Patiëntenfede-ratie NCPF om de medische richtlijnen te ‘vertalen’ naar voor leken begrijpelijke taal. Dat is nodig om patiënten goed te kunnen informeren. Het streven is om nog dit jaar voor dertig aandoeningen de informatie zo volledig mogelijk aan te bieden. Andere aandoeningen volgen later.

Registratie aan de bron

Naast patiëntversies van richtlijnen en be-handelkeuzehulpen komen in het Jaar van de Transparantie veel cijfers beschikbaar over de kwaliteit van zorg die ziekenhuizen leveren. Ziekenhuizen moeten veel werk leveren om de gegevens te verzamelen. Een goede ‘registratie aan de bron’ maakt dit

eenvou-diger. “Registreren aan de bron betekent dat zorgverleners en burgers gezondheidsinfor-matie eenduidig en eenmalig vastleggen”, legt Delnoij uit. “De gegevens kunnen daarna worden gebruikt voor onder andere zorg-verlening, patiëntenparticipatie, overdracht binnen en tussen instellingen en kwaliteits-registraties.” In het Jaar van de Transparantie start een aantal pilots waarin ziekenhuizen ervaring kunnen opdoen met registratie aan de bron.

KiesBeter

De minister ziet een centrale rol in de infor-matievoorziening voor de site KiesBeter.nl. Het Zorginstituut heeft deze website overge-nomen van het RIVM. In februari 2015 is een vernieuwde versie van de website gelanceerd. Delnoij: “Dit jaar gaan we KiesBeter.nl verder optuigen. De site moet patiënten informeren over wat goede zorg is en waar ze die kunnen vinden.”

KiesBeter.nl wordt een startpagina voor informatie over kwaliteit van zorg. De site biedt informatie en verwijst door naar andere websites, zoals Thuisarts.nl en ZorgkaartNederland.nl. “We willen overlap in informatie vermijden en tegelijk gaten in die informatie voorkomen. Dat vraagt nauwe af-stemming met de beheerders van de diverse websites. Het gaat erom dat patiënten en andere betrokkenen eenvoudig de informatie kunnen vinden die ze zoeken.”

Jaar van de Transparantie

De afgelopen jaren deden zich in de zorgsector grote veranderingen voor.

Marktwerking is een van de belangrijkste. Maar een goed functionerende

markt veronderstelt dat die markt transparant is. Dat is volgens minister

Schippers nog onvoldoende het geval. Ze heeft 2015 daarom uitgeroepen tot

Jaar van de Transparantie.

“Kiesbeter.nl wordt

het startpunt voor

betrouwbare informatie”

maar ook voor de partijen in de zorg zelf. “Alleen behandelaars kunnen betrouwbare gegevens aanleveren over de inzet van be-handelingen en hun effect op verschillende groepen patiënten. Die gegevens zijn nodig als we meer gepaste zorg willen leveren.”

Behandelrichtlijn

Het onderwerp kosteneffectiviteit beperkt zich niet tot het pakketbeheer, geeft Boer aan. “Het is ook steeds vaker een thema bij het ontwerpen van behandelrichtlijnen. Dit leidt nog wel tot discussie tussen behande-laars. Je kunt inderdaad moeilijk aan dokters vragen dat ze bij individuele patiënten een zeer effectieve behandeling buiten beschou-wing laten omdat deze te duur is. Zo’n beslis-sing hoort niet thuis in de spreekkamer. Maar je kunt dokters wel vragen om structureel te kijken of er geen goedkoper alternatief is. Die werkwijze kan prima worden verwerkt in een behandelrichtlijn.”

Steuntje in de rug

Het Zorginstituut beoordeelt aan de hand van vier pakketcriteria of zorg in het basis-pakket van de zorgverzekering thuishoort. Hiervan is alleen ‘effectiviteit’ vastgelegd in de Zorgverzekeringswet: zorg moet voldoen aan de ‘stand van wetenschap en praktijk’. Het Zorginstituut adviseert in het rapport om ook de andere pakketcriteria – noodzakelijk-heid, kosteneffectiviteit, uitvoerbaarheid - in de wet op te nemen. Boer: “We willen geen gedetailleerde uitwerking in de Zorgverze-keringswet. Het benoemen van de criteria is voldoende. Nu krijg je elke keer als we kosteneffectiviteit betrekken bij onze advie-zen en standpunten discussie of dit wel mag. Opname in de wet maakt expliciet dat er een politieke en maatschappelijke afweging heeft plaatsgevonden over de geldigheid van de pakketcriteria. Het is een steuntje in de rug voor iedereen die betrokken is bij het maken van zorgvuldige keuzes in de zorg.”

U vindt het rapport Kosteneffectiviteit in de praktijk onder ‘Publicaties’ op www.zorginstituut­ nederland.nl.

“Je kunt dokters vragen te

kijken naar een goedkoper

alternatief”

Infolijn KiesBeter

KiesBeter is nu ook telefonisch bereikbaar via 020 797 89 85. (zie ook pagina 4)

(7)

Tekst: Robert van der Broek

Beeld: De Beeldredaktie | Diederik van der Laan “Eigenlijk werk ik aan mijn eigen toekomst”, glimlacht Kete Kervezee, voorzitter van de Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen. “In het jaar 2030 ben ik 82 jaar en hoop ik nog gezond van lijf en leden te zijn. En mocht ik dat niet zijn, dan heb ik de beste zorg in de buurt.” Of ze daarop kan re-kenen, heeft ze mede in eigen hand: ze werkt aan de hervorming en modernisering van de zorg. Haar commissie heeft zich de vraag gesteld welke zorg er in 2030 nodig is op basis van lokale en regionale, demografische ontwikkelingen. Meer dan duizend betrok-kenen en deskundigen werden geraadpleegd. “Ons advies is een uitnodiging voor een maatschappelijke discussie”, verklaart zij. “We schetsen de contouren van een nieuwe zorgstructuur en streven daarbij naar een ‘dynamisch continuüm’. Daarmee bedoelen we een organisch systeem, waarin inspraak, flexibiliteit en aanpassingsvermogen van burgers, patiënten en zorgverleners bepalend zijn.”

Actie-reactie

De voorzitter is enthousiast over de kansen die het dynamisch continuüm biedt. Ze is ervan overtuigd dat de samenleving in staat is om de toekomst zélf vorm te geven. “De

overheid heeft lange tijd vóór de mensen willen denken en de burgers lieten zich die regels aanleunen. Maar de verzorgings-staat is al heel lang voorbij”, zegt Kervezee. “Voortschrijdend inzicht leert ons dat we een ander antwoord op onze behoeften moeten vinden. We hebben nu méér zorgvragers, minder handen aan het bed en we lopen financieel uit de pas. We moeten opnieuw durven beginnen, durven te innoveren.” Ook de zorgprofessionals zouden die uitdaging moeten oppakken, vindt Kervezee. “Zeker, we vragen meer flexibiliteit van de zorgver-leners, maar aan de andere kant geven wij ze ook hun werk terug. Wij vragen of ze bereid zijn af te wijken van hun dagelijkse routine,

door elders bij te springen, zichzelf bij te scholen of zijwaarts in te stromen. Maar dat is toch ook leuk? De instituties in ons land zijn veel te lang verkokerd geweest. Wat vooral nodig is, is coproductie van burger en zorgprofessional om veerkracht en

aanpas-Kete Kervezee verklaart het adviesrapport voor de zorg in 2030

“We moeten radicaal

durven te innoveren”

singsvermogen mogelijk te maken. Daarbij moet de burger 24 uur per dag, 7 dagen per week in het vizier blijven. Niet alleen binnen ziekenhuizen en zorginstellingen, maar ook binnen onderwijsinstanties, jeugd, welzijn, sport en cultuur. Alles hangt met elkaar samen, alles is actie-reactie.”

Veerkracht

De voorzorg begint al bij kinderen, stelt Kervezee. “En die houdt daar niet op, want we hebben het over een leven lang leren.” Voorzorg is het traject waarin kinderen gezondheidsvaardigheden worden bijge-bracht, zowel op school als thuis en in de

buurt. Voorzorg is een van de vier pijlers in het dynamisch continuüm; de andere zijn gemeenschapszorg, hoogcomplexe zorg en laagcomplexe zorg. “Of je zorg nodig hebt, hangt heel vaak af van iemands sociale achtergrond. Een sterke sociale context is essentieel voor een gezond leven, dat wordt nogal eens onderschat”, weet Kervezee uit eigen ervaring: als voorzitter van de PO-Raad streed ze vijf jaar voor de kwaliteit van het basisonderwijs. “Groeit een kind op in ge-borgenheid, dan zal het op latere leeftijd de veerkracht hebben om zichzelf te redden. Zo iemand doet minder snel een beroep op de zorg en heeft dat ook minder nodig. Helaas

De gezondheidszorg van nu bestaat niet meer in 2030.

De toekomst vraagt om andere zorg en andere

zorg-professionals. Dat staat te lezen in een adviesrapport dat

het Zorginstituut aan de ministers Schippers (VWS) en

Bussemaker (OCW) heeft aangeboden.

Commissievoor-zitter en medearchitect van dit rapport Kete Kervezee

hoopt dat innovatie in de zorg hand in hand gaat met

innovatie in het onderwijs.

Naam: mr. drs. Kete Kervezee Geboren: Soerabaja, 1948. Opleiding: Sociale Wetenschappen,

UvA en Nederlands Recht, UvA.

CV: docent sociaal-agogische

faculteit, later faculteitsdirec-teur, algemeen directeur Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht, Inspecteur-Generaal van het Onderwijs en Inspecteur-Generaal van Werk en Inkomen (SZW), voorzitter van de PO-Raad.

“Zeker, we vragen meer

flexibiliteit van de zorg­

verleners, maar wij geven

ze ook hun werk terug”

groeien in Nederland een op de acht kinde-ren onder de armoedegkinde-rens op. We zien ze deels al terugvallen in het basisonderwijs en dan beginnen de problemen. Dat kunnen we vóór zijn. Het kind dat nu op de basisschool zit, kan in het jaar 2030 een zorgvrager zijn óf een zorgprofessional. De uitkomst beïnvloe-den we nu!”

Doorgroeien

Kete Kervezee doet geen voorspellingen over het effect van het zorgconcept, dat in het rapport wordt nagestreefd. “Ons advies is geen blauwdruk, maar een ontwikkeltraject. Maar we moeten doorgroeien. Brengen we de samenleving in beweging, dan kunnen we proberen de zorg bereikbaar te houden en de verwachte kwaliteit te waarborgen. Kijk, ik ben een fan van het formatief beoordelen. In het onderwijs beoordelen wij vaak de prestaties achteraf: met voldoendes gaat de leerling of student over. Formatief beoorde-len, peer review, zet je in om van en met elkaar te leren. Daar leert iedereen meer van dan een rode kaart te krijgen. Zo willen wij dat met het ‘dynamisch continuüm’ dat ons voor ogen staat. Natuurlijk zijn externe, onafhan-kelijke beoordelingen en inspecties belangrijk - we hebben cijfers en meerjarige analyses nodig – maar vooral cijfers zijn tweedimensi-onaal, terwijl de oplossing driedimensionaal moet zijn.”

“Het kind van nu kan in het

jaar 2030 een zorgvrager

zijn óf een zorgprofessional.

De uitkomst beïnvloeden

we nu!”

(8)

Zinnige Zorg: samen

voor betere zorg

Te veel diagnostiek

Het eerste aandoeningsgebied van Zinnige Zorg is knie- en heupartrose. In juni 2014 verscheen hierover een Verbetersignalement, een uitgebreide analyse van diagnostiek en behandeling en voorstellen voor verbeterin-gen. Uit de analyse bleek onder meer dat een groot deel van de diagnostische beeldvor-ming niet nodig is om artrose vast te stellen en dat protheses voor knie en heup soms te snel worden geplaatst.

Verder constateerden wij dat de richtlijnen van huisartsen, fysiotherapeuten en speci-alisten te weinig op elkaar zijn afgestemd. Daardoor wordt er soms dubbel werk gedaan en ondergaan mensen operaties terwijl ze wellicht beter af zouden zijn met behande-ling door de fysiotherapeut.

Transparante zorg

“De reacties op het Verbetersignalement waren gemengd”, zegt Paalvast. “Sommige partijen waren enthousiast dat er eindelijk een analyse met voorstellen was over de ge-hele keten. Andere waren aanvankelijk posi-tief maar later kritischer. Zij zagen het vooral als een bezuinigingsoperatie. Maar het gaat ons niet primair om het geld. Wij maken transparant wat er gebeurt. Vervolgens gaan we in gesprek over mogelijke verbeteringen.” “De implementatie kwam traag op gang en we hebben veel met partijen moeten praten”, zegt Paalvast. “Maar we zien nu dat partijen serieus met elkaar in overleg zijn. Ze bekijken met elkaar hoe ze dingen kunnen verbeteren. De orthopeden, fysiotherapeu-ten en huisartsen stemmen nu bijvoorbeeld hun richtlijnen beter op elkaar af, zodat de keten als geheel beter en efficiënter func-tioneert. Wij zullen dit proces nauwkeurig volgen en waar nodig ondersteunen.” Het Zorginstituut stimuleert ook dat de voorlichting aan patiënten wordt verbeterd. “De plaatsing van een knie- of heupprothese

moet een gedeeld besluit zijn. Dat betekent dat de patiënt goed geïnformeerd moet zijn. Ook over de nadelen van een operatie, de risico’s en het lange revalidatietraject. We verwachten dat meer patiënten dan zullen afzien van een operatie.”

Andere aandoeningen

Knie- en heupartrose is het eerste aan-doeningengebied waar Zinnige Zorg verbe-teringen wil realiseren. Inmiddels is ook een start gemaakt met twee andere gebieden: oncologie en ziekten van het hart- en vaat-stelsel. Bij oncologie ligt het zwaartepunt op het traject na de primaire behandeling, zoals nacontrole bij darmkanker, het gebruik van dure geneesmiddelen (oncolytica) en zorg in de laatste levensfase.

Bij ziekten van het hart- en vaatstelsel gaat de aandacht vooral uit naar diagnostiek en behandeling van etalagebenen en het plaat-sen van inwendige defibrillatoren (ICD’s) bij mensen met een hartritmestoornis. Verder wordt gekeken naar pijn op de borst. “Daar zit veel diagnostiek en behandeling achter, maar we weten nog niet precies wat goed en zinnig is”, aldus Paalvast.

Noodzakelijk traject

Het implementeren van Zinnige Zorg gaat niet vanzelf, maar het is een noodzakelijk traject, constateert Paalvast. “Ik snap wel dat het niet altijd leuk is. We spreken partijen aan op hun verantwoordelijkheden en

bemoeien ons met wat er in de spreekkamer gebeurt. We raken soms ook aan belangen van partijen. Minder diagnostiek betekent ook minder inkomsten voor het ziekenhuis. Maar te veel diagnostiek is belastend voor de patiënt én voor de premiebetaler. Wij staan voor kwaliteit van zorg én verantwoord omgaan met de middelen. Gelukkig vinden we daarvoor steeds meer erkenning.”

Tekst: Jos Leijen

Beeld: David Rozing (HH), Mark Sassen Het project Zinnige Zorg is in 2013 gestart met twee belangrijke oogmerken: het verbeteren van de kwaliteit van de zorg en het beteugelen van de kosten. Het Zorginsti-tuut beoordeelt per aandoeningsgebied de werkzaamheid van medische interventies en de wijze waarop deze in de praktijk worden toegepast. Als onafhankelijke partij maken wij de analyse in nauw overleg met zorgpro-fessionals, patiënten, zorginstellingen en ver-zekeraars. Vervolgens definiëren de partijen maatregelen om de zorg te verbeteren. Dit is een verantwoordelijkheid van de partijen zelf. Wij monitoren en faciliteren hierbij en brengen partijen bij elkaar.

“Het gaat ons niet primair

om het geld. Wij maken

transparant wat er gebeurt

en gaan in gesprek over

mogelijke verbeteringen”

Rond de verschijnings datum

van deze editie brengt het

Zorginstituut een

voort-gangsrapportage uit over

verbeteringen in de

diag-nostiek en behandeling van

knie- en heupartrose. “Het

was niet gemakkelijk om

alle partijen op één lijn te

krijgen”, zegt projectleider

Zinnige Zorg Hans Paalvast.

“Maar we hebben zeker

vooruitgang geboekt. Als

alle partijen zich inzetten

kunnen we de zorg beter

maken én onnodige kosten

voor komen.”

Plaatsing van een knie­ of heupprothese moet een gedeeld besluit zijn. De patiënt moet goed geïnformeerd zijn. Over de operatie, de risico’s en het lange revalidatietraject.

Volgens projectleider Hans Paalvast is het implementeren van Zinnige Zorg een nood­ zakelijk traject.

(9)

Tekst: Els van Thiel | Beeld: Ron Zwagemaker

“Er gaat geen dag voorbij of iemand vraagt me of ik als sportarts alleen topsporters zie. Wij hebben met de Vereniging voor Sportgeneeskunde, onze beroepsvereni-ging, veel discussies gehad over een andere naam. In de loop van de tijd kwamen er tientallen suggesties langs. Arts voor beweging en gezondheid? Arts voor sport en bewegen? Arts voor houding- en bewegingsapparaat? Om het niet nog ingewikkelder te maken, is besloten om de bekende benaming te handhaven.

Als sportarts vind ik het leuk om fanatieke sporters van hun blessure af te helpen, maar ik zet graag de deur open om niet-sporters meer te laten bewegen. Wij zien in ons centrum ook mensen met kanker, hart- en vaatproble-men, longklachten en andere chronische gezondheids-problemen. Bewegen en trainen worden gelukkig steeds meer een structureel onderdeel van hun behandeling.”

Vicieuze cirkel

“We leiden mensen terug naar het pad van bewegen. Dat is de essentie. Vaak zijn dat mensen die denken: sporten zit er voor mij niet meer in. Mensen met artrose, bij-voorbeeld. Die komen vaak in een vicieuze cirkel terecht van pijn, inactiviteit, afname van spiermassa, nog meer pijn, fysiotherapie, naar de dokter voor een prik en na verloop van tijd een nieuwe knie, een nieuwe heup… Die negatieve spiraal doorbreken – gaan bewegen, de spieren opnieuw activeren en sterker maken – gaat niet vanzelf. Maar als het lukt geeft het veel voldoening. Want een operatie is belastender voor de patiënt en veel duurder. Samen met sportpsycholoog Karin de Bruin heb ik de laatste jaren onderzoek gedaan naar ‘gewicht maken’ onder wedstrijdjudoka’s. Dat gebeurde in samenwerking

met de faculteit Bewegingswetenschappen van de VU, NOC*NSF en de Judoka Bond Nederland. Gewicht maken gaat niet over aankomen, maar over afvallen. In de cul-tuur van de judosport, met gewichtsklassen van hoog naar laag, is afvallen een ‘normaal’ fenomeen. Soms gaat dat om extreem veel afvallen in korte tijd. Erger nog: er hangt een sfeer van heldhaftigheid omheen, het is stoer. Judoka’s denken meer kans te maken als zij in een klasse strijden die onder hun normale gewicht ligt. We heb-ben interviews gehouden met 460 judoka’s. Waarom zo onverantwoord afvallen? Wat zijn de problemen die ermee gepaard gaan? En waarom is het zo’n hardnekkig probleem?”

“We zijn gemaakt

om te bewegen”

Jessica Gal zette op haar vijfde haar eerste stappen op de

judomat, om op haar dertiende voor de eerste keer

Neder-lands kampioen te worden. Na een gloedvolle carrière als

judoka werd zij sportarts. Sindsdien vraagt zij aandacht

voor eetproblemen bij onder anderen wedstrijdjudoka’s.

Ze pleit bovendien voor meer bewegen.

DE ANDERE BLIK

Jessica Gal

Jessica Gal werd in 1971 in Amsterdam geboren als dochter van een Amerikaanse moeder en een Hongaarse vader. Als judoka werd zij elf keer Neder-lands kampioen, vier keer Europees kampioen en vier keer derde van de wereld. Haar judocarrière effende het pad naar een studie geneeskunde. “Van jongs af sportte ik fanatiek en dan ben je natuurlijk erg met je lichaam bezig. Mijn fascinatie zat in de fysiologie. Ik wou begrijpen wat er in een lichaam gebeurt.” Nadat ze in 2000 een punt achter haar sportcarrière had gezet, specialiseerde ze zich tot sportarts. Ze richtte haar eigen sportmedisch adviescentrum op: Jessica Gal Sportartsen. Ze is lid van de Sportraad Amsterdam en een van de initiatiefnemers van Stichting Tegen-kracht, die het sporten voor mensen met kanker faciliteert.

(10)

De casemanager dementie zorgt dat mensen met dementie zo lang mogelijk veilig thuis kun-nen wokun-nen. Wat 15 jaar gele-den begon als een kleinschalig experiment is nu ondersteuning waarop iedereen met dementie aanspraak kan maken. Casema-nager Ineke Huitema-Versteeg van Haagse Wijk- en Woonzorg maakte de ontwikkeling van dichtbij mee.

Waarom een casemanager dementie?

“Mensen willen en moeten langer thuis blijven wonen. Ook als ze te maken krijgen met dementie. Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Daarom kunnen de cliënt en zijn mantelzorgers terugvallen op één vertrouwd persoon die hen informeert, begeleidt en ondersteunt op praktisch en emotioneel gebied. Iemand die zich in hen verplaatst en pas loslaat als de cliënt overlijdt of naar een verpleeghuis gaat. Die persoon is de casema-nager dementie.”

Wat doe je als casemanager?

“Dat is heel breed. Dementie is ingrijpend voor de cliënt en zijn

naasten. Ik bied hun daarom een luisterend oor en geef informatie en advies over het ziekteverloop. Maar ik regel ook thuiszorg, een boodschappenservice of dag-behandeling, ik overleg met de huisarts en andere zorgverleners en geef training over omgaan met dementie. Als het echt niet meer gaat, regel ik de opname in een verpleeghuis. Dit is nog maar een greep uit de werkzaamheden.”

Welke opleiding heb je voor dit werk gevolgd?

“Ik had 15 jaar geleden al een hbo-opleiding Casemanagement gedaan. Drie jaar geleden volgde een post-hbo-opleiding Case-management dementie. Maar het meeste heb ik in de praktijk geleerd. Iedere cliënt is anders, zeker in een multiculturele stad als Den Haag. Wat de één een prima maaltijdservice vindt, voldoet voor de ander helemaal niet. Daar moet je gevoel voor krijgen.”

Hoe heeft het beroep zich ontwikkeld?

“Toen ik in 2007 begon, waren er tien casemanagers demen-tie in Den Haag. Nu zijn het er

W

AT DOET DE …

Casemanager

dementie

Welke beroepen en opleidingen hebben

we straks nodig in de gezondheidszorg?

Daarover adviseert het Zorginstituut de

minister van VWS. Reden voor ZorgMagazine

om (innovatieve) beroepen en opleidingen

te belichten. Deze keer: de casemanager

dementie.

DE ANDERE BLIK

Eetprobleem

“Zeker als topsporter die zelfdiscipline uitstraalt en tegen wie opgekeken wordt, hang je een eetprobleem niet aan de grote klok. Want dan val je van je voetstuk. In de judosport moet iedereen op gewicht zijn en hoe je dat doet, dat zie je zelf maar… Lukt dat niet, dan ben je een loser. Zo wordt voorbijgegaan aan hoe moeilijk het is om telkens voor een wedstrijd op het juiste gewicht te moeten komen. En zo blijven ook de gevaren verborgen: remming van de natuurlijke groei, fysieke en mentale klachten. Er is een onmiskenbaar verband tussen gewicht maken en depressieve klachten, angstklachten en een verstoord eetgedrag.

Altijd was er de druk van het moeten voldoen aan die gewichtsklassen. Zelf heb ik tijdens mijn sportloopbaan zeker twaalf jaar de eetstoornis boulimia gehad. Niet al-tijd even ernstig. Als ik goed in mijn vel zat, verdween het naar de achtergrond. Ik at soms te veel en probeerde dat kwijt te raken door over te geven of door laxantiagebruik. Toen ik in 2000 stopte met de wedstrijdsport werd het meteen minder en na een poos verdween het helemaal. Er was dus al heel wat tijd verstreken toen sportpsycho-loog Karin de Bruin en ik in 2014 het symposium ‘Gewicht maken? Of breken!’ organiseerden. Daardoor kon ik er ook over praten, het was iets van ‘vroeger’ geworden. Toen ik als onderzoeker mensen over dit onderwerp on-dervroeg, vond ik het niet zuiver om zelf te zwijgen over mijn eetstoornis. Ik wilde juist het taboe doorbreken!

Een andere aanleiding om erover te gaan praten was dat Gella Vandecaveye, een Belgische judoka die ik zeer bewonder, ook publiekelijk vertelde dat ze met eetpro-blemen had geworsteld tijdens haar sportcarrière. Voor mij was dat zowel een openbaring als een bevrijding. Ik dacht: zo zijn er ook honderden mensen die dat van mij nooit zouden verwachten. En zo blijft het taboe bestaan.

We maken nu een website met informatie over sport en afvallen en met de resultaten van ons onderzoek. En we denken na over de ontwikkeling van opleidingsmodules om het thema onder de aandacht te brengen van judo-trainers, maar ook van trainers van andere sporten met gewichtsproblematiek. Een eetstoornis bij een sporter is niet erger of minder erg dan bij een niet-sporter. Het komt op dezelfde manier tot uiting, maar de onderlig-gende thematiek en aanpak zijn anders.”

Kingsize Mars

“We zien aan de ene kant extreem afvallen en aan de andere kant een golf van obesitas. Vroeger keken we naar Amerika en verbaasden ons erover hoe dik de mensen daar waren, met hun mega-hamburgers en frisdrankbekers van anderhalve liter. Wij gaan dezelfde kant op met onze kingsize Mars boordevol suikers en smaakstoffen. Elk pondje gaat door het mondje, dacht ik vroeger. Maar er is meer aan de hand. Met alleen een beroep op de eigen verantwoordelijkheid kom je er niet. We leven in een wereld die uitnodigt tot eten en die beweging ontmoedigt. Daar is het merendeel van de mensen niet tegen opgewassen.

Jaren geleden hoorde ik een inleider op een congres van het American College of Sports Medicine zeggen: ‘Alle veranderingen die tot structurele gezondheidswinst hebben geleid, zijn tot stand gekomen door wettelijke maatregelen.’ Dat was voor mij een eyeopener. Ik denk niet aan een tax op ongezond voedsel of een hogere premie voor mensen met overgewicht, maar aan een effectiever gebruik van de openbare ruimte door bij-voorbeeld meer speelruimte voor kinderen te creëren. En door meer bewegen op school en het beter toegankelij-ker maken van sportfaciliteiten. Waarom staan die leeg op de uren dat er geen sportlessen zijn? Ik ben ook erg voor naschoolse opvang met een combinatie van sport, creativiteit en techniek. We zijn gemaakt om te bewegen. Als volwassene kun je tot op zekere hoogte kiezen, maar als kind niet.”

“Door over mijn eetstoornis

te praten wil ik het taboe

doorbreken!”

“Het vak is

geprofessionali­

seerd. Er is goede,

uniforme scholing,

een zorg standaard

dementie en richt­

lijnen”

meer dan 80. Het vak is boven-dien geprofessionaliseerd. Er is goede, uniforme scholing. Een zorgstandaard dementie en richtlijnen beschrijven hoe we onze werkzaamheden moeten verrichten. Het is belangrijk om zo de kwaliteit te bewaken, want dit is geen beschermd beroep. Iedereen kan zich casemanager dementie noemen.”

Loop je nog ergens tegenaan?

“Mijn valkuil is dat ik me te veel laat meeslepen door mijn werk. Vroeger wilde ik persoonlijk afscheid nemen van iedere cliënt die overleed. Inmiddels kan ik beter afstand nemen. Breder bezien zijn er te weinig casemanagers dementie. Als ik iedere cliënt zou aannemen, had ik onvoldoende tijd om mijn cliënten adequaat te begeleiden. Het aantal casemanagers is mede afhankelijk van financiering door zorgverzekeraars en hierover moet elk jaar onderhandeld worden. Duidelijkheid over de financiering zou dan ook welkom zijn.”

(11)

Minister Schippers van

Volksgezondheid wil dat

de informatievoorziening

over geneesmiddelen

toegankelijker wordt voor

zorgverleners. Die is nu nog

te versnipperd. Volgens de

minister moet het Farma­

cotherapeutisch Kompas

het

centrale loket worden van

waaruit voorschrijvers

ge-makkelijk hun weg kunnen

vinden naar de benodigde

informatie.

Farmacotherapeutisch Kompas:

Poort naar informatie

over geneesmiddelen

met algemene informatie, zoals de heer-sende opvattingen en aanwijzingen voor het maken van een keuze. De redactie maakt voor deze informatie onder meer gebruik van wetenschappelijke literatuur en standaarden en afspraken van beroepsgroepen.

De geneesmiddelen zijn gesorteerd op werk-zame stoffen. Daaronder zijn de merknamen te vinden van medicijnen die deze stoffen be-vatten. Maar wie de merknaam als zoekterm gebruikt, komt ook op de goede plek terecht. Elke beschrijving heeft dezelfde rubrieken in dezelfde volgorde, zoals samenstelling, ei-genschappen, indicaties, contra-indicaties en bijwerkingen. De beschrijving sluit af met een advies over het al dan niet voorschrijven van het geneesmiddel. Dit advies wordt gefor-muleerd door de Commissie Geneesmidde-len van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Zorginstituut. De commissie onderwerpt elk geneesmiddel aan een kritische beoorde-ling. Farmacotherapeutische overwegingen staan hierbij voorop, maar de commissie weegt ook het kostenaspect mee. Tekst: Jos Leijen

Het Farmacotherapeutisch Kompas (FK) bestaat als website én als app. Dit jaar werken zowel ICT-specialisten als redacteuren hard aan herziening van de website. De honderd meest voorkomende indicaties worden her-schreven, zodat voorschrijvers sneller vanuit de indicatie bij de juiste geneesmiddelen terechtkomen. De richtlijnen van beroeps-groepen zijn hierbij het uitgangspunt. Na deze honderd volgen de minder vaak voor-komende indicaties.

Voorschrijvers kunnen straks vanuit de informatie van het FK sneller naar aanvul-lende informatie van bijwerkingencentrum lareb, het Centraal Bureau Geneesmiddelen (CBG) en het Europees Geneesmiddelenbu-reau EMA. Via zogeheten deeplinks komt de gebruiker rechtstreeks op de juiste pagina terecht. Bijvoorbeeld om iets te lezen over mogelijke bijwerkingen van een geneesmid-del. Daarna komen er ook verbindingen met het Geneesmiddelenbulletin en MedicijnBalans.

Deskundige redactie

Sandra Landa is manager informatievoor-ziening en monitoring bij het Zorginstituut. Zij is verantwoordelijk voor het FK. “Ik ben geen arts of apotheker”, bekent ze. “Ik richt me meer op het bewaken van het proces dan op de inhoud. We hebben een zeer deskun-dige redactie met apothekers, artsen en een medisch bioloog. Zij staan borg voor de in-houdelijke kwaliteit. Het redactieteam is heel betrokken en ze werken uitstekend samen.” Minister Schippers wil dat verschillende partijen in de informatievoorziening over geneesmiddelen nauwer gaan samenwerken. In mei ondertekenden de betrokken organi-saties een overeenkomst om hun informatie te stroomlijnen. Het FK krijgt hierbij een

centrale rol. “De sfeer tussen de partijen is heel positief”, aldus Landa. “We staan voor hetzelfde doel: voorschrijvers ondersteunen en de informatie zo toegankelijk mogelijk maken.”

Het FK moet volgens de minister een portaal worden voor voorschrijvers. Vanuit dit por-taal zijn er ingangen naar de informatie van de verschillende partijen. “Elke organisatie blijft daarbij verantwoordelijk voor zijn eigen informatie”, zegt Landa. “Iedere partner is uniek en heeft zijn eigen specifieke expertise. Als we dit goed combineren is het totaal meer dan de som der delen. We kunnen elkaar aanvullen en versterken.”

Bijbel van voorschrijvers

De eerste editie van het FK verscheen in 1982 onder auspiciën van de toenmalige Zieken-fondsraad. Sindsdien is het FK uitgegroeid tot de bijbel van voorschrijvers. Het is met afstand de meest geraadpleegde informa-tiebron over geneesmiddelen. Vanaf begin 2004 bestaat het FK ook als website, en sinds december 2011 kunnen voorschrijvers én consumenten de app downloaden naar hun tablet of telefoon. Toen werd ook afscheid genomen van de papieren versie van het FK. Het FK beschrijft alle geregistreerde genees-middelen die op de Nederlandse markt zijn toegelaten, plus de apotheekbereidingen. De geneesmiddelen zijn verdeeld in groepen. Over elke groep biedt het FK een inleiding

“Ons doel: voorschrijvers

ondersteunen en de

informatie zo toegankelijk

mogelijk maken”

“Samen bieden we de

condities om het voor­

schrijven te optimaliseren”

Vernieuwde website

Al voordat minister Schippers in oktober 2014 opriep tot stroomlijning van de informatie-voorziening, werkte het Zorginstituut aan de vernieuwing van de FK-website. Landa: “We hebben regelmatig contact met voorschrij-vers via gebruikerspanels. Daarnaast hebben we een gebruikersonderzoek gedaan. Hieruit kwamen verschillende verbeterpunten naar voren. Bijvoorbeeld verbetering van de zoek-functie en de mogelijkheid om vanuit een indicatie te zoeken.”

Ook de kosten van geneesmiddelen krijgen een plekje in het FK. Nu zijn deze gegevens te vinden op medicijnkosten.nl. Door de prijzen te integreren in het FK, heeft de voorschrijver direct zicht op de kosten. Landa: “Een extra voorziening is dat de voorschrijver dan ook geneesmiddelen naast elkaar kan zetten om ze te vergelijken, zoals je ziet op sommige websites van winkels. Dat is een belangrijk hulpmiddel om medisch optimaal en tegelijk het meest doelmatig voor te schrijven.”

De vernieuwde website moet begin 2016 ‘live’ gaan. De redactie is mede voor dit doel uitgebreid van 4,8 naar 7 fte. Landa kijkt uit naar de lancering van de vernieuwde site en verdere samenwerking met andere partijen die informatie over geneesmiddelen verspreiden. “Het is een boeiende ontwik-keling. De samenwerking geeft een nieuwe dimensie aan het FK. Samen kunnen we de condities bieden om het voorschrijven van geneesmiddelen te optimaliseren. Dat is een mooie uitdaging.”

Dit is de derde aflevering in een serie over infor­ matievoorziening over geneesmiddelen. In vorige edities van Zorg Magazine verschenen artikelen over bijwerkingencentrum lareb en het Genees-middelenbulletin.

Meest geraadpleegde

bron van informatie

Het Farmacotherapeutisch Kompas is dé informatiebron over geneesmid-delen voor voorschrijvers. Elke dag heeft de website 165 duizend hits. Veel artsen openen de website voordat ze hun eerste patiënt bin-nen laten komen. Zo hebben ze de informatie direct bij de hand. Het FK beschrijft ruim veertienhon-derd geneesmiddelen. De website bevat achthonderd inleidingen met algemene informatie. Vier keer per jaar wordt de informatie op de web-site geactualiseerd. Deze frequentie wordt na de oplevering van het vernieuwde FK verhoogd. De FK-app is inmiddels meer dan tweehonderdduizend keer gedown-load. De app krijgt een gemiddelde waardering van 4,4 op een schaal van 5. Enkele reacties van gebruikers: “Deze app is erg handig als je in de zorg zit en bezig bent met medicatie. Alle informatie altijd bij de hand. Super.” En: “Deze app biedt ook de patiënt met enige medische kennis veel informatie over bijwerkingen, contra-indicaties en interacties.”

(12)

Tekst: Robert van der Broek

Beeld: De Beeldredaktie | Herbert Wiggerman “Het Afwegingskader Wlz is een instrument, dat niet functioneert zonder de kennis van de mensen die met dat instrument moe-ten werken”, zegt Ted van der Velden. Als onderzoeker bij het CiZ is hij betrokken bij de indicatiestelling voor opname in de Wlz. “Maar dat het kader nodig was, staat buiten kijf. De hervorming van de AWBZ naar de Wlz vroeg om een instrument dat ons houvast geeft. We gaan nog wel een omslag in ons denken en handelen maken. We praten nog steeds over ‘stoornissen’ en ‘beperkingen’ in plaats van over ‘mogelijkheden’. We moeten begrippen als ‘voorliggende voorzieningen’ en ‘mantelzorg’ uit ons vocabulaire schrap-pen en vervangen door ‘oplossingen’. Dat al die begrippen nog gebruikt worden in de programmatuur waarmee we werken vind ik dan ook niet handig.”

Wel of geen permanente zorg

Het Zorginstituut ontwikkelde het Afwegings-kader Wlz op basis van een gestructureerde vragenlijst. Mede aan de hand van die vragen-lijst kunnen de onderzoekers van het CiZ een zorgvuldige afweging maken om te beoorde-len of de verzekerde voldoet aan de criteria voor zorg vanuit de Wlz. Belangrijk daarbij is het signaleren van het al dan niet ‘optreden van ernstig nadeel voor de verzekerde’. De

programmatuur bevat ook ondersteunings-vragen om tot een eenduidige conclusie te komen. Van der Velden heeft een positief gevoel over het Afwegingskader Wlz, omdat hij daarmee de grootste groep cliënten, die met een ‘passende grondslag’, bereikt. Wel heeft het CiZ nog te maken met cliënten die niet be-grijpen waarom ze niet in de Wlz komen. “Kijk, iemand die een ernstige vorm van autisme heeft, zal naar alle waarschijnlijkheid niet beter worden. Toch komt die cliënt niet meer in aanmerking voor zorg vanuit de Wlz. Leg dat maar eens uit! Even zo lastig is het om iemand, die eerder een indicatie kreeg op basis van een verstandelijke handicap, uit te leggen dat de grondslag niet van toepassing is omdat de IQ-grens is bijgesteld. Wat ouderen betreft: dat is vaak een momentopname. Een 80-jarige die geestelijk nog bij de tijd is, kan buiten de Wlz vallen. Maar de kans is groot dat hij er morgen wél voor in aanmerking komt.”

Overzicht houden

Toch zijn dat de uitzonderingen, benadrukt Van der Velden. “Het is belangrijk dat je duidelijk bent in het gesprek met cliënten. We moeten ervoor waken dat de cliënt, die centraal behoort te staan, het overzicht ver-liest. Daar spelen wij een belangrijke rol in. Dit door een combinatie van betrokkenheid bij de verzekerde en voldoende professionele afstand. En dat alles binnen de lijnen van het Afwegingskader.”

Ted van der Velden over het nieuwe Afwegingskader Wlz:

“Een goed

instrument dat

ons houvast geeft”

Het nieuwe Afwegingskader Wlz bepaalt of een cliënt recht

heeft op langdurige zorg in de Wlz of ondersteuning krijgt

via andere domeinen zoals de Wmo. Levert dat dilemma’s

op voor de onderzoekers van het Centrum Indicatiestelling

Zorg (CiZ)?

Wet langdurige

zorg (Wlz)

De Wet langdurige zorg is er voor mensen met een lichamelijke, psychogeriatrische, somatische, verstandelijke of zintuiglijke beperking die permanent toezicht of 24 uur zorg nabij nodig hebben. Maar hoe beoordeel je of zij die intensieve zorg echt nodig hebben? Het Zorginstituut heeft de taak de wet uit te leggen en dat geldt dus ook voor deze criteria. Omdat het CIZ de criteria bij de indicatiestelling gaat toepassen, werkten het Zorg-instituut en CiZ intensief samen bij de ontwikkeling van dit Afwegingskader.

(13)

Tekst: Jacqueline Schadee Beeld: Frank Muller (HH)

Anders dan vroeger wordt de hoorzorg sinds 2013 ‘functiegericht’ omschreven. Dat betekent dat het functieverlies waarvoor de hulpmiddelen compensatie bieden, bepa-lend is. Dankzij deze ruimere omschrijving kunnen nieuwe hoorhulpmiddelen makkelij-ker instromen in het verzemakkelij-kerde pakket. De Wit: “Het gaat erom dat verzekerden, gelet op hun gehoorproblematiek, een passend hoortoestel krijgen.”

Nieuw vergoedingssysteem

Een andere verandering is dat de maxi-mumvergoeding per 2013 is vervangen door een eigen bijdrage van 25 procent van de aanschafprijs. “Vroeger hadden verzekeraars geen belang bij het onderhandelen over de prijs van hoortoestellen”, licht De Wit toe. “Ongeacht de prijs die aan de verzekerde in rekening werd gebracht, moest de verze-keraar het maximum vergoedingsbedrag betalen. Nu hebben ze een prikkel om scherp te onderhandelen.”

Door de verandering in het vergoedings-systeem is het merendeel van de gebruikers van hoortoestellen minder duur uit. Wanneer ze bijvoorbeeld een toestel van duizend euro krijgen, betalen ze daarvoor tweehonderd-vijftig euro. In het oude systeem betaalden ze, bij de maximumvergoeding van vijfhon-derd euro, voor datzelfde toestel vijfhonvijfhon-derd euro: het dubbele.

Slechthorenden blij met veranderingen in hoorzorg

“De regels

zijn nu veel

transparanter”

in de praktijk nog ruimte voor verbetering. “De keuzemogelijkheden voor mensen met gehoorverlies kunnen nog wel worden uitgebreid. Ook kan de voorlichting over het gebruik van het keuzeprotocol hoorzorg en de inhoud ervan nog worden aangescherpt.”

NVVS: meer transparantie

Directeur Joop Beelen van de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden (NVVS), zelf slechthorend, is “heel blij” dat het ministerie de functiegerichte verstrekking die voor veel medische hulpmiddelen geldt, nu ook voor hoorhulpmiddelen heeft ingezet. Beelen was namens de NVVS betrokken bij de evalu-atie van de beleidswijziging. “Voorheen was de manier waarop bepaald werd op welk

toestel je recht had, nogal ondoorzichtig. Het leek alsof de hoorzorg steeds commerciëler werd. Soms was niet duidelijk waarom er een duurder toestel nodig was. Nu zijn de regels transparanter.”

De nieuwe werkwijze heeft voor audiciens nog wat voeten in de aarde, aldus Beelen. “De vragenlijst wordt niet altijd gebruikt, omdat veel audiciens vinden dat ze best zon-der die lijst kunnen beoordelen welk toestel mensen nodig hebben.” Het laatste woord is daarover volgens Beelen nog niet gesproken. “De afspraken rondom het nieuwe systeem zijn nog in ontwikkeling. Alle partijen – overheid, audiciens, zorgverzekeraars en hoortoestelgebruikers – zijn daarover volop met elkaar in gesprek.”

De hoorzorg toegankelijker,

doelmatiger en beter

betaal-baar maken voor

verzeker-den. Dat was het doel van

de nieuwe regels die sinds

1 januari 2013 gelden voor de

aanschaf en vergoeding van

hoortoestellen. Deze zomer

verscheen een rapport van

het Zorginstituut waarin

deze beleidswijziging werd

geëvalueerd. Adviseur Johan

de Wit licht de wijzigingen

toe.

“Het gaat erom dat verzekerden, gelet op hun gehoor­

problematiek, een passend hoortoestel krijgen”

“Je koopt zo’n

apparaat niet

voor de lol”

Sinds haar geboorte heeft mevrouw Mol-Glas (70) het syndroom van Usher, een zeldzame ziekte waar-door ze steeds minder hoort en ziet en nu ook in een rolstoel zit. Eind vorig jaar kreeg ze, na vijf jaar, een nieuw hoortoestel aangemeten. Haar werd verteld dat het toestel buiten haar categorie viel en dat ze het gehele bedrag, 3.498 euro, zelf moest betalen. “Daar schrok ik van”, bekent ze. “Ik heb dat toestel echt nodig: ik draag het niet voor mijn lol.” Gelukkig werd dit voor-jaar bekend dat ook de toestellen worden vergoed van mensen die vanwege een specifiek gehoorpro-bleem een apparaat nodig hebben dat buiten hun categorie valt. “Ik had hem evengoed gekocht hoor”, lacht de oud-inpakster van Verkade. “En ik ben ontzettend blij met dit nieuwe toestel. Achtergrondgelui-den klinken zachter en als mensen praten, vallen er geen lettergrepen meer weg!”

Tot slot zijn ook de indicatiecriteria versoe-peld. Hierdoor kunnen mensen die maar aan één oor gehoorverlies hebben ook vanuit de basisverzekering een hoortoestel vergoed krijgen.

Keuzeprotocol

In de praktijk worden hoortoestellen op basis van hun functionaliteit ingedeeld in een ca-tegorie. Aan de hand van een gehoormeting en een vragenlijst (‘keuzeprotocol hoorzorg’) stelt een audicien vast voor welke categorie hoortoestellen een gebruiker in aanmerking komt. De vragen gaan over de mate waarin mensen last hebben van hun gehoorverlies: ‘Verstaat u de caissière?’ ‘Kunt u een gesprek met drie mensen volgen?’.

Uit de evaluatie van het Zorginstituut blijkt dat de meeste verzekerden sinds 2013 over het algemeen iets tevredener zijn over hun hoortoestel en over de dienstverlening door de audicien. Toch is er volgens De Wit

Uit de evaluatie blijkt dat de meeste verzekerden sinds 2013 iets tevredener zijn over hun hoortoestel en over de dienst­ verlening door de audicien.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze moeder is trots op wat haar kind heeft bereikt en zij weet maar al te goed dat niet alle ouders dit over hun kinderen kunnen zeggen.. Niet uit kranten, maar uit eerste hand

Verzeker je kind dat je hier samen door moet en dat het niet gemakkelijk zal zijn.. Maak ook duide- lijk dat jij er zeker zal zijn

Hoe vaak Bert niet ’s avonds laat eten of wat lekkers naar zolder heeft gebracht.. Naast mijn fulltime- baan heb ik m’n

Zodra ik voel dat het niet lang meer kan duren, zodra ik voel dat mijn lever niet lang meer zal functioneren, kan ik terecht bij Wim Distelmans in het ziekenhuis van Jette.. Dat is

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

Daarnaast valt op dat leerlingen in het beroepssecundair onderwijs vanaf de tweede graad systematisch worden uitgesloten van verplichte emo- tieve tekstsoorten, die als “doel hebben

Dat betoogde Vellinga donderdagavond op een bijeenkomst in Focus Filmtheater Arnhem die was belegd door Milieudefensie Arnhem en Stichting Kloppend Stadshart, tegenstanders van

De bekeerling krijgt een opdracht mee: met in zijn achterhoofd de essentie van de tora die Hillel hem meegaf moet hij nu zelf aan de studie om te leren, wat dit betekent voor