• No results found

Fear appeals en alcoholreductie : een experimentele studie naar het verschil in effectiviteit tussen persoonlijke en sociale fear appeals op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fear appeals en alcoholreductie : een experimentele studie naar het verschil in effectiviteit tussen persoonlijke en sociale fear appeals op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

_____________________

FEAR APPEALS EN ALCOHOLREDUCTIE

Een experimentele studie naar het verschil in effectiviteit tussen persoonlijke en sociale fear appeals op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren

______________________

Kiki van den Hamer 10562303

Afstudeerproject Persuasieve Communicatie E.S. Smit

Communicatiewetenschap UvA

Aantal woorden: 6.269

(2)

1 Samenvatting

Nederlandse jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar drinken vaak alcohol. Dit is ernstig omdat zij de schadelijke gevolgen hiervan niet goed overzien. Deze studie bekijkt in hoeverre de invloed van persoonlijke fear appeals versus sociale fear appeals verschilt op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren. Ook wordt er rekening gehouden met de eventuele mediatie van attitude ten opzichte van verantwoord

alcoholgebruik. Om dit te onderzoeken is er gebruikt gemaakt van een experimenteel

tussengroependesign onder 83 Nederlandse jongvolwassenen (18 tot en met 25 jaar). Uit de resultaten kwam naar voren dat de effectiviteit van persoonlijke fear appeals versus sociale fear appeals niet significant verschillen op het veranderen van de gedragsintentie. Ook wordt dit effect niet verklaard door attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik. Wel worden persoonlijke fear appeals als significant beangstigender ervaren dan sociale fear appeals. Dit kan worden meegenomen in het maken van alcoholreductiecampagnes voor deze doelgroep gemaakt door verschillende instellingen.

(3)

2 1.Inleiding

In vergelijking met andere landen wordt er in Nederland bovengemiddeld veel alcohol gedronken (Nationale Drug Monitor, 2016). Dit is ernstig omdat alcoholische drank en met name het overmatige gebruik hiervan invloed heeft op bijna alle organen en samenhangt met zo’n zestig verschillende klachten, waaronder chronische aandoeningen en acute

verwondingen (Cargiulo, 2007). Vooral jongvolwassenen, in deze studie gedefinieerd als de leeftijdsgroep van 18 tot en met 25 jaar, drinken overmatig en overzien de gevolgen van hun drankgebruik niet goed. Overmatig drinken betekent meer dan 21 glazen alcohol per week (mannen), of meer dan 14 glazen per week (vrouwen) (Trimbos Instituut, 2015). Volgens recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2016) drinkt ruim 84% van de Nederlandse 18- tot 25-jarigen wel eens alcohol, waarvan 12,4% overmatig. Slechts 28% geeft aan hun alcoholgebruik schadelijk te vinden.

Gezien de eerdergenoemde schadelijke gevolgen van alcohol is het noodzakelijk om

alcoholconsumptie te reduceren binnen deze leeftijdsgroep. Een veelgebruikte manier om zo een gedragsverandering te realiseren is middels het gebruik van fear appeals (angstprikkels) in gezondheidsboodschappen. Gezondheidscampagnes met fear appeals promoten gezond gedrag door de ernst van de negatieve gevolgen van risicogedrag te benadrukken door het gebruik van levendige beelden en teksten. De bedoeling is dat hierdoor de aandacht van het publiek wordt getrokken, waarna een emotionele reactie plaatsvindt, die op haar beurt weer motiveert tot een gedragsverandering (Baron, Logan, Lilly, Inman & Brennan, 1994). Een bekend en typisch voorbeeld hiervan zijn de angstaanjagende afbeeldingen en teksten die gebruikt worden op sigarettenpakjes. Volgens de literatuurstudie uitgevoerd door van den Hamer (2016) kunnen gezondheidsboodschappen met fear appeals krachtiger bevonden worden dan gezondheidsboodschappen met andere emotionele appeals, zoals humor. Gezondheidsboodschappen met fear appeals leiden namelijk volgens verschillende onderzoeken tot een hogere gedragsintentie tot het gewenste gedrag.

Uit deze literatuurstudie gedaan door van den Hamer (2016) komen voornamelijk twee typen fear appeals naar voren die in deze studie van belang zullen zijn, namelijk een persoonlijke fear appeal en een sociale fear appeal. Het gaat er hierbij om hoe de boodschappen met angstprikkels geframed zijn. Een persoonlijke fear appeal gaat in deze studie in op de negatieve persoonlijke gevolgen van overmatige alcoholconsumptie. Hierbij kan gedacht worden aan hersenschade en verschillende vormen van kanker. Het tweede frame is een

(4)

3

sociale fear appeal, deze gaat in op de negatieve sociale gevolgen van overmatige

alcoholconsumptie. Het gaat hierbij om de gevolgen waarmee een persoon zijn omgeving kan belasten en waarmee hij zelf belast kan worden, zoals zinloos geweld en auto-ongelukken. Het is belangrijk om het verschil in effectiviteit van deze twee fear appeals te onderzoeken, want dit is essentieel voor verschillende instanties en voornamelijk voor de jongvolwassenen zelf. Zij drinken, zoals eerder gezegd, aanzienlijk vaker dan andere leeftijdsgroepen. Dit betekent dat zij meer kans hebben op de nare lange termijn gevolgen hiervan, die chronische aandoeningen en een verkorte levensduur met zich mee kunnen brengen. Wanneer zij effectief benaderd kunnen worden heeft dat een positieve invloed op hun gezondheid. Wanneer blijkt dat ofwel een sociale ofwel een persoonlijke fear appeal beter werkt voor deze doelgroep, kan dit worden ingezet voor een eventuele online campagne van de overheid of een

gezondheidsorganisatie, om deze effectiever te maken.

Ook op wetenschappelijk vlak zal dit onderzoek nieuwe inzichten bieden. Er is namelijk veel onderzoek gedaan naar de effecten van fear appeals, maar weinig naar het verschil in

effectiviteit binnen frames van fear appeals. Daarnaast kijkt deze studie als een van de eersten naar teksten op gezondheidswebsites. Dit omdat e-Health een snel groeiende methode is om gezondheidscampagnes te verbeteren en ondersteunen (Korp, 2016). Bovendien blijkt uit onderzoek van Hu en Sundar (2009) dat de gedragsintentie wordt verhoogd wanneer het gaat om informatie van een informatieve website in plaats van een blog of persoonlijke pagina. Ook zijn Nederlandse jongvolwassenen vaak online te vinden. Ruim 98,8% van de

Nederlanders van 18 tot 34 jaar gebruikt namelijk internet (Media Standaard Survey , 2015). Hieronder valt dus ook de doelgroep voor deze studie. Een reden dat gezondheidswebsites vaak worden geraadpleegd, is dat het verkrijgen van gezondheidsinformatie via zo een deskundige website minder tijd en moeite kost dan het raadplegen van een gespecialiseerde dokter (Ybarra & Micheal, 2006). Om deze reden zal onderzoek naar deze vorm van online communicatie een waardevolle toevoeging zijn aan de bestaande literatuur. Daarnaast kunnen er uit deze studie nieuwe vragen naar voren komen en kan deze als basis dienen voor

vervolgonderzoek.

Het is dus belangrijk om het verschil in effectiviteit van deze fear appeals te onderzoeken in deze context en onder deze doelgroep. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:

(5)

4

Hoofdvraag: In hoeverre verschillen de effecten van persoonlijke fear appeals versus sociale fear appeals in online gezondheidsboodschappen op de gedragsintentie om

alcoholconsumptie te reduceren onder Nederlandse jongvolwassenen (18 tot 25 jaar)? Volgens de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991) heeft gedragsintentie belangrijke voorspellers. Attitude ten opzichte van het gewenste gedrag is daar één van. In dit onderzoek is het gewenste gedrag een verantwoorde alcoholconsumptie. Wanneer de attitude ten

opzichte van een verantwoorde alcoholconsumptie negatief is, zal een individu, volgens de theorie van gepland gedrag, minder snel geneigd zijn daadwerkelijk minder te gaan drinken. Deze variabele zal in deze studie worden meegenomen om te bekijken of het eventuele effect van de fear appeals hierdoor verklaard kan worden. Dit leidt tot de volgende deelvraag: Deelvraag: In hoeverre wordt het effect van fear appeals in gezondheidsboodschappen op gedragsintentie om alcoholgebruik te reduceren verklaard door de attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik?

2. Conceptueel model

Allereerst is het belangrijk dat de variabelen uit de hoofdvraag nader uitgelegd worden. Onder persoonlijke fear appeals worden angstprikkels verstaan die de ernstige gevolgen van alcohol voor de respondent zelf aankaarten, zoals hersenschade en andere chronische aandoeningen. Sociale fear appeals gaan in op de ernstige gevolgen voor de sociale omgeving van

alcoholgebruik, hierbij kan het gaan over zinloos geweld en verkeersongelukken. Daarnaast omvat gedragsintentie om alcohol te reduceren (gedragsintentie), het voornemen dat iemand heeft om minder alcoholische dranken te nuttigen. De reden dat dit onderzoek gedragsintentie meet is omdat daadwerkelijke gedragsverandering lastig te meten is met het experimentele design van deze studie. Gedragsverandering is namelijk vaak een langdurig proces. Volgens de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991) is gedragsintentie om het gewenste gedrag uit te voeren de belangrijkste voorspeller van gedragsverandering naar het gewenste gedrag.

Wanneer de intentie ontbreekt, zal er logischerwijs geen verandering in het gedrag optreden. Door het meten van de meetbare variabele gedragsintentie kunnen er toch uitspraken gedaan worden over eventuele mogelijke gedragsveranderingen. Tot slot is er voor een populatie gekozen van Nederlandse jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) omdat zij, zoals eerder gezegd, een risicogroep vormen. Ook kan de leeftijdsgroep van 18 tot en met 25 jaar goed als een geheel worden genomen omdat zij dezelfde levensfase doormaken. In deze leeftijd is het

(6)

5

namelijk de tijd dat de jongvolwassenen nieuwe rollen en verantwoordelijkheden aannemen, zoals studeren (Arnett, 2000).

Uit de literatuurstudie van van den Hamer (2016) blijkt dat fear appeals blokkades op kunnen roepen wanneer de dreigingen te groot en te persoonlijk worden. Hierdoor kan de boodschap verworpen worden waardoor de effecten verloren kunnen gaan. Omdat Nederlandse

jongvolwassenen veel alcohol drinken, wordt er vanuit gegaan dat de dreigingen te persoonlijk zullen zijn. Dit zal dan leiden tot het verwerpen van de boodschap met een persoonlijke fear appeal en het niet optreden van een verandering in de gedragsintentie. Verwacht wordt dat sociale fear appeals hier uitkomst zullen bieden. Volgens het experiment van Dickinson-Delaporte en Holmes (2011) is het namelijk zo dat sociale dreiging voor meer verandering zorgt in de coping response dan een fysieke bedreiging. Dit zou ook leiden tot een negatieve attitude ten opzichte van het ongewenste gedrag en acceptatie van de

boodschap. Een boodschap moet logischerwijs wel geaccepteerd worden om verwerkt te worden. Wanneer een boodschap niet verwerkt wordt treden de gewenste veranderingen in gedragsintentie niet op.

Op basis van deze bevindingen is de volgende hypothese opgesteld, namelijk:

H1. Sociale fear appeals zullen effectiever zijn in het veranderen van de gedragsintentie om alcohol te reduceren onder Nederlandse jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) dan dat

persoonlijke fear appeals dit zullen doen

Ook wordt er in deze studie rekening gehouden met de eventuele mediërende variabele attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik (attitude). Met attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik wordt de houding en mening die iemand heeft ten opzichte van het met mate nuttigen van alcoholische dranken bedoeld. Het toevoegen van deze mediatie is, zoals eerder aangegeven, gedaan op basis van de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991), waarin attitude ten opzichte van het gewenste gedrag een belangrijke determinant is voor het vormen van de gedragsintentie om gezond gedrag uit te voeren. Verwacht wordt dat de attitude het verwachte oorzakelijke verband tussen fear appeals en gedragsintentie zal verklaren.

H2. Het effect van fear appeals in online gezondheidsboodschappen op gedragsintentie om alcoholgebruik te reduceren zal verklaard worden door de attitude ten opzichte van

(7)

6

Bovenstaande is samengevoegd in onderstaand model (Figuur 1).

Figuur 1. Conceptueel Model

3. Methode

3.1 Onderzoeksmethode

In dit onderzoek werd er gekozen om gebruik te maken van een experiment. Dit omdat de hoofdvraag een oorzaakgevolg relatie omvatte. Een experiment kan worden omschreven als een gecontroleerde methode van waarneming, waarbij de waarden van één of meer

onafhankelijke variabelen worden gemanipuleerd met als doel het oorzakelijke of causale effect daarvan vast te stellen (‘t Hart, Boeije & Hox, 2009). In dit onderzoek werd het causale effect van sociale en persoonlijke fear appeals in online gezondheidsboodschappen op de gedragsintentie om de alcoholconsumptie te reduceren onderzocht. Een experiment is de enige onderzoeksmethode waarbij een causaal verband kan worden vastgesteld, om deze reden was dit de meest geschikte methode om dit onderzoek mee uit te voeren. In dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van een experimenteel tussengroependesign.

3.2 Steekproef en procedure

De onderzoekspopulatie bestond uit Nederlandse jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 25 jaar. Om aan proefpersonen te komen, werd er een gelegenheidssteekproef getrokken. Dit wil zeggen dat de proefpersonen zijn geworven uit een voor de onderzoeker makkelijk

toegankelijke populatie. Hiervoor is gekozen wegens de relatief korte periode van dataverzameling. Proefpersonen werden benaderd via de Facebookaccount van de

onderzoeker. Dit werd zowel via algemene berichten als via persoonlijke berichten direct aan Facebookvrienden die binnen de doelgroep vielen gedaan. Daarnaast werd het experiment verspreid via Facebookgroepen waarin de onderzoeker lid was, zoals de Facebookgroep

(8)

7

‘Communicatiewetenschap UvA’. Ook kon het bericht van de onderzoeker inclusief Qualtrics link gedeeld worden door andere Facebookgebruikers en dit is een aantal keer voorgekomen. Hierdoor kon het bereik worden vergroot. Dataverzameling via een sociaal medium als Facebook leek de beste methode omdat de doelgroep vaak op sociale media te vinden is. Volgens het CBS was 98% van de jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar actief op sociale media in 2012 (CBS, 2012). Dit maakt dat via een sociaal medium als Facebook een groot aantal mensen uit de doelgroep bereikt kan worden. In de oproep tot deelname die werd verspreid stond vanzelfsprekend dat het onderzoek bedoeld was voor 18 tot 25 jarigen.

Het eerste wat de proefpersonen te zien kregen was het welkomstwoord inclusief het informed consent formulier (Bijlage 1). Hier werden de proefpersonen ingelicht over de procedure van het onderzoek en dat hun anonimiteit gewaarborgd werd. Ook werd hier kenbaar gemaakt dat zij op elk moment hun deelname konden staken en hoe zij contact op konden nemen met zowel de ethische commissie als met de onderzoekers. De proefpersonen kon informed consent geven door op verder (‘>>’) te klikken. Vervolgens werd de

proefpersoon random aan één van de twee condities blootgesteld. Op elk van deze condities zat een tijdslot. Dit om ervoor te zorgen dat het stimulusmateriaal (Bijlage 2) aandachtig bekeken werd. Het tijdslot duurde dertig seconden, dit is gebaseerd op het leestempo van de onderzoeker, dat op voorhand getimed was. Daarnaast kon met het tijdslot in latere analyses worden vastgesteld in welke conditie de respondent zat. Na blootstelling aan de manipulatie was de vragenlijst (Bijlage 3) voor iedereen hetzelfde. Het begon met een aantal vragen over attitude ten opzichte van een verantwoorde alcoholconsumptie, gevolgd door vragen die de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren moesten meten. Hierna werd de

manipulatiecheck uitgevoerd aan de hand van drie vragen die later nader toegelicht zullen worden. Tot slot werden nog enkele demografische gegevens gevraagd, namelijk het geslacht van de proefpersoon en zijn leeftijd in jaren. In Qualtrics werd voor alle vragen gebruik gemaakt van een forced response om ervoor te zorgen dat de response-rate op de items zo hoog mogelijk was. Indien een vraag niet beantwoord was, kon er niet verder worden gegaan met het onderzoek. Het experiment werd afgesloten met een kort dankwoord en een

debriefing waarin stond dat de proefpersonen gemanipuleerd waren. Zo stond hier dat de site die zij te zien kregen wel echt bestond, maar dat deze slechts werd gebruikt als format. Tenslotte werden de resultaten opgeslagen in Qualtrics.

(9)

8

Het stimulusmateriaal voor dit onderzoek bestond uit twee gemanipuleerde teksten opeen gezondheidswebsite. De format hiervan was afkomstig van GezonheidsNet.nl. Er werd gekozen voor een websiteformat van een bestaande gezondheidswebsite zodat de teksten geloofwaardig en realistisch leken. De tekst voor conditie één was een persoonlijke fear appeal welke inging op de schadelijke gevolgen van alcohol voor de persoon zelf,

bijvoorbeeld hersenschade en verschillende vormen van kanker. Daarnaast stond bij deze tekst een afbeelding van het verschil in hersenactiviteit in nuchtere staat bij een zware drinker versus een niet-drinker van alcohol, waarop te zien is dat overmatig drinken leidt tot een verminderde hersenactiviteit. De tekst voor conditie twee was een sociale fear appeal. Deze ging voornamelijk in op de gevolgen van het drinken van alcohol voor de sociale omgeving, bijvoorbeeld agressiviteit en verkeersongelukken. Ook hier was een afbeelding te zien, ditmaal van een in de prak gereden auto. Beide teksten zijn niet afkomstig van de website gezondheidsnet.nl, maar zijn wel gebaseerd op andere sites die informatie geven over de gevolgen van alcohol, zoals Nationaal Kompas (Overheidswebsite). De inleiding van de tekst en de website format werden constant gehouden voor beide condities.

3.4 Pretest

Om het onderzoeksinstrument en het stimulusmateriaal te controleren werden verschillende tests uitgevoerd. Allereerst werd het onderzoeksinstrument beoordeeld door twee experts die hier feedback op gaven. Aan de hand hiervan zijn er afbeeldingen toegevoegd aan het

stimulusmateriaal. Ook is de fear check waarmee werd gemeten hoe beangstigend de boodschap werd bevonden, aangepast. De antwoordopties op deze vraag werden veranderd van ‘Ja’ of ‘Nee’ naar een 5-puntsschaal die later toegelicht zal worden. De pretest werd afgenomen onder 16 proefpersonen (8 in elke conditie) die bekenden waren van de

onderzoeker. Om bias te voorkomen werd deze personen gevraagd niet met het uiteindelijke experiment mee te doen. Het eerste dat uit de pretest naar voren kwam was dat het tijdslot werkte. Hieraan kon namelijk gelinkt worden wie in welke conditie had gezeten in SPSS. Om zeker te weten of de manipulatie het gewenste effect had werden verschillende relevante vragen gesteld voor dit onderzoek. Het is belangrijk te weten of een boodschap ook echt beangstigend is voor de proefpersonen, is dit niet zo, dan is er geen fear appeal aanwezig. Daarom werd de volgende vraag gesteld ‘In hoeverre vond u de gelezen tekst beangstigend?’. Deze vraag kon beantwoord worden aan de hand van een slider met aan het meest linkse uiteinde 0 = ‘Totaal niet beangstigend’ en aan het meest rechtse uiteinde 5 = ‘Zeer

(10)

9

beangstigend’. Uit de resultaten van de pretest kwam naar voren dat voor de conditie met persoonlijke fear appeal mensen gemiddeld 2,5 scoorden en op de sociale fear appeal 2,25. Op basis hiervan werden de condities met fear appeal angstig genoeg bevonden. Omdat dit

onderzoek kijkt naar twee soorten fear appeals (persoonlijk en sociaal) is het belangrijk dat de proefpersonen dit ook zo ervaren, ook al krijgen zij slechts één manipulatie te zien. De

volgende vraag werd gesteld om dit te meten: ‘In de gelezen tekst kwam vooral naar voren..’. De antwoordopties hiervoor waren: ‘De persoonlijke gevolgen van alcoholgebruik’; ‘De sociale gevolgen van alcoholgebruik’; ‘Geen van beide’. Uit de resultaten van de pretest kwam naar voren dat de manipulaties goed onderscheid maakten van elkaar. In conditie 1 (persoonlijke fear appeal) gaven alle 8 de proefpersonen aan dat ze over de persoonlijke gevolgen van alcoholgebruik hadden gelezen. Voor conditie 2 (sociale fear appeal) gaven 7 van de 8 proefpersonen aan over de sociale gevolgen van alcoholconsumptie te hebben gelezen. Deze vragen om de manipulatie te controleren werden ook gesteld in het uiteindelijke experiment.

Daarnaast waren er drie vragen die speciaal voor de pretest waren opgesteld en dus niet mee werden genomen in het daadwerkelijke experiment. Twee daarvan waren ook een

manipulatiecheck en gingen in op de geloofwaardigheid van het stimulusmateriaal en of deze realistisch gevonden werd. De vragen die hiervoor gesteld werden waren respectievelijk: ‘Vond u het gelezen artikel afkomstig van www.gezondheidsnet.nl geloofwaardig?’ (Antwoordopties: ‘Ja’, ‘nee’); ‘Vond u het gelezen artikel afkomstig van

www.gezondheidsnet.nl realistisch?’ (Antwoordopties: ‘Ja’, ‘nee’). Vrijwel alle proefpersonen uit de pretest antwoorden in beide gevallen ‘Ja’. Daarom werd het stimulusmateriaal niet aangepast.

Een andere vraag die specifiek voor de pretest was toegevoegd was een vraag naar opmerkingen of onduidelijkheden tijdens het doorlopen van de vragenlijst. Hoewel veel proefpersonen deze vraag open lieten, waren er twee die dit niet deden. Toevallig gingen beide opmerkingen over de attitudeschaal en daarom werd deze nogmaals volledig onder de loep genomen. Een voorbeeld van een opmerking was dat de stelling ‘’Ik vind het nuttigen van alcoholische dranken normaal’’ vaag was. Zo stelde de respondent dat het erg aan het tijdstip en de weekdag lag of hij het normaal vond of niet. Deze stelling werd dus te vaag bevonden en daarom werd deze vraag geherformuleerd naar ‘’Het drinken van alcohol zie ik als iets normaals’’. Met deze formulering is het duidelijker dat het om alcohol drinken in het algemeen gaat. Daarnaast werden drie vaag geformuleerde stellingen verwijderd. Daarvoor in

(11)

10

de plaats kwamen twee nieuwe stellingen deels gebaseerd op het onderzoek van Francalanci, Chiassai, Ferrara, Feretti en Mattei (2011). Het was niet nodig om de drie verwijderde items inhoudelijk te vervangen. In plaats daarvan werden twee stellingen die keken naar het sociale aspect van alcohol. Hier was namelijk nog geen rekening mee gehouden in de attitudeschaal, maar het werd wel van belang gevonden. Het drinken van alcoholische dranken wordt namelijk in veel delen van de wereld als een normaal kenmerk van sociale bijeenkomsten gezien (WHO, 2014). Uiteindelijk bleven er acht stellingen over in plaats van negen.

3.4 Metingen

De afhankelijke variabele voor dit onderzoek was gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren. Deze werd gemeten aan de hand van drie stellingen beginnend met ‘In de nabije toekomst…’.Een voorbeeld van een item is: ‘In de nabije toekomst zal ik proberen om minder te drinken’. De items werden gemeten op een 7-punts Likertschaal (van 1 = Helemaal mee oneens tot en met 7 = Helemaal mee eens). Hoe hoger de proefpersoon hier op scoort, hoe hoger zijn gedragsintentie om alcohol te reduceren. De vragen zijn gebaseerd op het onderzoek van Rise, Kovac, Kraft en Moan (2008) en aangepast naar alcoholconsumptie. Ook was er een mediërende variabele tussen de online gezondheidsboodschap en de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren, namelijk de attitude ten opzichte van verantwoorde alcoholconsumptie. Deze werd gemeten aan de hand van acht stellingen welke gebaseerd waren op de studies van Vargas (2011) en Francalanci, Chiassai, Ferrara, Feretti en Mattei (2011). Uit deze onderzoeken werden de stellingen die het beste aansloten bij de te meten variabele, attitude ten opzichte van verantwoorde alcoholconsumptie, vertaald en gebruikt om een nieuwe schaal te creëren die paste bij dit onderzoek. Daarnaast was er ruimte voor het lichtelijk aanpassen van een stelling uit één van de gebruikte studies. Een voorbeeld van een stelling is: ‘Het drinken van alcohol verlicht dagelijkse spanningen’. De acht

stellingen worden gemeten aan de hand van een 7-punts Likertschaal (van 1 = Helemaal mee oneens tot en met 7 = Helemaal mee eens). De manipulatiecheck bleef hetzelfde als in de pretest op de vragen over geloofwaardigheid en realiteit na.

Verder werden nog wat demografische gegevens gevraagd. De leeftijd in jaren kon zelf ingevuld worden door de proefpersonen. Deze variabele was belangrijk om mee te nemen, omdat zo met meer zekerheid vastgesteld kon worden dat alleen de doelgroep (Nederlandse jongvolwassenen van 18-25 jaar) meegenomen werd in verdere analyses. Daarnaast werd het

(12)

11

geslacht van de proefpersonen gevraagd. Hiervoor werd simpelweg de vraag gesteld ‘Wat is uw geslacht?’ waarbij de proefpersoon twee opties had, namelijk man of vrouw.

3.5 Analyseplan

Voordat er enige analyses gedaan werden, werden eerst afwijkende waardes verwijderd. Ook werd de variabele leeftijd gecheckt, waarna waardes die afweken van de doelgroep missing gemaakt werden. Vervolgens werd via beschrijvende statistiek bekeken hoe de demografische gegevens verdeeld waren binnen de groep. Het ging vooral om de gemiddelde leeftijd en om de man-vrouwverhouding.

Wanneer dit was gedaan, werd er een principale componenten factoranalyses uitgevoerd voor de schalen attitude ten opzichte van alcoholconsumptie en gedragsintentie om

alcoholconsumptie te reduceren. De volgende stappen werden voor beide schalen apart doorlopen. Met de factoranalyse werd er gekeken of er daadwerkelijk één schaal was met een Eigenwaarde hoger dan 1 (één punt boven de knik in de scree plot). Wanneer er een

component was gevonden werd er een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De Cronbach’s Alfa moest hiervoor hoger zijn dan 0,7. Wanneer dit klopte werd de schaal geconstrueerd. Vervolgens werd de variabele conditie gehercodeerd (Conditie 1 = 1; Conditie 2 = 2 wordt Conditie 1 = 0; Conditie 2 = 1). Deze variabele werd normaal gesproken op nominaal niveau gemeten, maar door deze de waarden 0 en 1 te geven, gedroeg deze zich als ratio meetniveau. Op deze manier werd het mogelijk gemaakt om bijvoorbeeld de benodigde regressieanalyses uit te voeren.

Om de eerste hypothese (H1) te toetsen, werd een t-toets op twee gemiddelden uitgevoerd. Op basis van deze analyse werd besloten of hypothese 1 geaccepteerd of verworpen werd.

Vervolgens werd er een mediatieanalyse gedaan met de variabelen conditie, attitude ten opzichte van alcoholconsumptie en gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren om de tweede hypothese (H2) te toetsen. Allereerst werd er gekeken naar drie losse enkelvoudige lineaire regressieanalyses en of de resultaten hiervan significant waren. Er werd alleen verder gegaan met de mediatieanalyse wanneer alle relaties significant waren of als op zijn minst de resultaten van de twee regressieanalyses met gedragsintentie als afhankelijke variabele significant waren. Dit was echter niet het geval, daarom werd de mediatieanalyse slechts tot dit punt uitgevoerd.

(13)

12 4. Resultaten

4.1 Steekproefverdeling

Dit was een samengesteld experiment, dat wil zeggen dat er een extra conditie was die niet van belang was in dit onderzoek en dus niet is meegenomen. In totaal hebben 180

respondenten deelgenomen aan het experiment, waarvan 131 respondenten het onderzoek daadwerkelijk af hebben gemaakt. In totaal hebben 88 proefpersonen deelgenomen in de voor dit onderzoek relevante condities. Vijf respondenten weken qua leeftijd af van de doelgroep. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn op basis daarvan missing gemaakt. Uiteindelijk konden de resultaten van 83 proefpersonen mee worden genomen voor verdere analyses. Na het random indelen van de condities, hadden 41 respondenten conditie 1 ‘Persoonlijke fear appeal’ en 42 respondenten conditie 2 ‘Sociale fear appeal’. Er deden 24 mannen (28,9%) en 59 vrouwen (71,1%) mee aan het onderzoek. De gemiddelde leeftijd van deze respondenten was 21 jaar (M = 21,41, SD = 1,77).

4. 2 Manipulatiecheck

Er werd een Chi-kwadraat toets uitgevoerd om te bekijken of de respondenten door hadden of de gelezen tekst over de sociale of persoonlijke gevolgen van overmatige alcoholconsumptie ging. Er bleek een significant verschil te zijn tussen de 2 condities, χ 2 (2) = 51,13, p < 0,001. Dit was een sterk verband en dus kan de manipulatie als succesvol worden beschouwd (λ = 0,64). In totaal gaven 35 van de 41 proefpersonen in conditie 1 (persoonlijke fear appeal) aan over de persoonlijke gevolgen van alcohol gelezen te hebben. Voor conditie 2 (sociale fear appeal) gaven 33 van de 42 proefpersonen aan over de sociale gevolgen van alcohol gelezen te hebben.

Vervolgens werd er een fear check gedaan, zoals uitgelegd in de methodesectie. Uit de resultaten kwam naar voren dat beide condities gemiddeld hoger dan 2 scoorden. Conditie 1 (persoonlijke fear appeal) werd beangstigender gevonden (M = 2,56, SD = 1,32) dan conditie 2 (sociale fear appeal) (M = 2,07, SD = 0,97). Dit verschil was significant, t(81)=1,92, p < 0,005. CI = [-0,02, 1,00]. Dit wil zeggen dat conditie 1 significant beangstigender was dan conditie 2. De gevolgen hiervan zullen nader worden uitgelegd in de discussie.

(14)

13

Om erachter te komen of er een schaal gemaakt mocht worden voor de acht items die attitude moesten meten, werd er eerst een principale-componenten-factoranalyse uitgevoerd. Er bleek 1 component te zijn met een Eigenwaarde hoger dan 1(Eigenwaarde = 4,00). Dit was dan ook terug te zien in de scree plot, waar één component was links boven de knik. Alle items

laadden positief. Dit wil zeggen dat hoe hoger iemand scoort op deze schaal, hoe positiever de attitude t.o.v. verantwoord alcoholgebruik. Op basis hiervan werd besloten dat alle acht de items meegenomen konden worden in de betrouwbaarheidsanalyse. Hieruit bleek dat er een goede betrouwbare schaal gecreëerd kon worden voor attitude (Cronbach’s α = 0,85). De schaal hoefde en kon niet verbeterd worden door middel van het verwijderen van items. Dezelfde analyses moesten uitgevoerd worden voor gedragsintentie. Deze schaal bestond uit drie items. Na de principale-componenten-factoranalyse bleek wederom dat er 1 component was met een Eigenwaarde hoger dan 1 (Eigenwaarde = 2,69) en dus één component links boven de knik in de screeplot. Vervolgens werd er een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De schaal gedragsintentie bleek goed betrouwbaar (Cronbach’s α = 0,94). De schaal hoefde en kon niet verbeterd worden door middel van het verwijderen van items.

4.4 Hypothesetoetsing

Om er achter te komen of er een verschil was in effect van de twee fear appeals (persoonlijk en sociaal) op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren (H1) werd er een t-toets op twee gemiddelden uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat de proefpersonen in conditie 1 (persoonlijke fear appeal) hoger scoorden op gedragsintentie (M = 3,59, SD = 1,72) om alcoholconsumptie te reduceren dan de proefpersonen in conditie 2 (sociale fear appeal) (M = 3,56, SD = 1,61). Dit verschil is echter niet significant, t (80,34) = 0,10, p = 0,918, CI = [-0,70, 0,77].

Vervolgens werd er een mediatieanalyse gedaan om hypothese 2 te toetsen. Deze hypothese toetst of het effect van fear appeals in online gezondheidsboodschappen op gedragsintentie werd verklaard door de attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik. Om dit te doen moesten drie enkelvoudige lineaire regressieanalyses uit worden gevoerd om de significantie van drie verschillende relaties te testen (Figuur 2).

(15)

14 Figuur 2. Regressies voor de Mediatieanalyse

Als eerste werd de regressieanalyse a gedaan met conditie als onafhankelijke variabele en attitude als afhankelijke variabele. Uit deze enkelvoudige lineaire regressieanalyse kwam naar voren dat deze relatie niet significant is, F (1, 81) = 0,66, p = 0,421. Het verschil in fear appeal voorspelt dus niet de attitude. Ten tweede werd regressieanalyse b gedaan met attitude als onafhankelijke variabele en gedragsintentie als afhankelijke variabele. Hieruit kwam naar voren dat deze relatie niet significant is, F (1, 81) = 3,23, p = 0,076. Het verschil in attitude voorspelt dus niet de gedragsintentie. Als derde werd regressie analyse c gedaan met conditie als onafhankelijke variabele en gedragsintentie als afhankelijke variabele. Ook deze relatie was niet significant, F (1, 81) = 0,01, p = 0,918. Het verschil in attitude voorspelt dus niet de gedragsintentie.

Aangezien alle drie deze relaties niet significant zijn, zal niet verder worden gegaan met de mediatieanalyse. Deze resultaten zijn namelijk voldoende om te zeggen dat er is geen sprake van mediatie. Dat wil zeggen dat attitude ten opzichte van een verantwoorde

alcoholconsumptie het oorzakelijke verband tussen conditie en gedragsintentie niet verklaart. Hypothese 2 wordt daarom verworpen.

5. Discussie

Allereerst zullen uit de gepresenteerde resultaten verschillende conclusies worden getrokken. Vervolgens zullen een aantal, dat dit onderzoek kent, besproken worden. Daarnaast zijn er een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

(16)

15

Deze studie onderzocht in hoeverre persoonlijke fear appeals versus sociale fear appeals in online gezondheidsboodschappen verschilden in effectiviteit op de gedragsintentie om alcoholconsumptie te reduceren onder Nederlandse jongvolwassenen (18 tot en met 25 jaar). Hypothese 1 voorspelde dat sociale fear appeals hierin effectiever zouden zijn. Er werd echter geen significant effect gevonden. Dus hypothese 1 moet verworpen worden. Ook werd er gekeken naar een eventuele mediatie van attitude ten opzichte van verantwoorde

alcoholconsumptie (H2). Ook hier werden geen significante effecten gevonden en daardoor moet ook deze hypothese verworpen worden.

Hoewel er geen significante effecten uit de hypothesetoetsing naar voren zijn gekomen, komt er uit de resultaten van de manipulatiecheck wel naar voren dat de boodschap met de

persoonlijke fear appeal (conditie 1) significant beangstigender wordt gevonden dan de boodschap met de sociale fear appeal (conditie 2). Echter, er moet rekening gehouden worden met het feit dat dit nog steeds niet erg hoog op de fear check schaal lag. Zo kan er gesteld worden dat een online gezondheidsboodschap met een persoonlijke fear appeal Nederlandse jongvolwassenen dus banger maakt voor de schadelijke gevolgen van alcohol dan een online boodschap met een sociale fear appeal, maar de mate van angst blijft niet hoog. Ook kan er niks gezegd worden over de gevolgen hiervan voor de gedragsintentie om de

alcoholconsumptie te reduceren of voor de attitude ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik.

Het niet vinden van significante effecten in de hypothesetoetsing kan mogelijk verklaard worden aan de hand van verschillende opties. Zo kan het zijn dat de fear appeal niet goed werkt omdat alcohol vaak gebruikt wordt door de doelgroep. Wanneer iets veel gezien en gebruikt wordt in de sociale omgeving wordt dit genormaliseerd en niet als gevaarlijk gezien (Parker, 2005). Hierdoor kan het lastig zijn voor mensen om de gevaren in te schatten en kunnen blokkades op verschillende manieren optreden, zoals neutralisatie (‘‘Dit overkomt mij niet’’) en minimalisatie (‘‘Deze informatie wordt sterk overdreven’’) (Peters, Ruiter & Kok, 2012). Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Kessels, Ruiter, Wouters en Jansma (2014) dat stelt dat blokkades vooral optreden wanneer de informatie belangrijk is voor de persoon zelf. Door deze blokkades treden effecten niet op. Ook in dit onderzoek was dat het geval voor beide fear appeals. Alcoholconsumptie wordt namelijk als een normaal kenmerk van sociale bijeenkomsten gezien (WHO, 2014). Ook drinken de jongvolwassenen zelf veel, de informatie komt dus dichtbij. Er werd zoals gezegd relatief laag gescoord op de fear check. Voor de persoonlijke fear appeal was dit het gemiddelde van de schaal en voor de sociale fear

(17)

16

check was dit zelfs net iets onder het gemiddelde van de schaal. Dit kan dus komen doordat er blokkades optraden of doordat het manipulatiemateriaal niet beangstigend genoeg was. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat de boodschap niet geaccepteerd of verwerkt is, waardoor er geen oorzakelijk verbanden zijn gevonden tussen zowel conditie en gedragsintentie als tussen conditie en attitude.

Ook kan het zo zijn geweest dat de intentie voor gedragsverandering en een verandering in de attitude niet in zo een korte tijd optreden en dat hier een langer proces voor nodig is. Zo stelt het Transtheoretische Model voor Verandering in Gezondheidsgedrag (Prochaska & Velicer, 1997) dat er verschillende fases zijn tot er daadwerkelijke gedragsverandering optreedt. Dit model stelt ook dat de attitude eerst moet veranderen. Er wordt vooral ingegaan op het eerst klaar moeten zijn voor verandering voordat de intentie veranderd. Een persoon moet dus eerst veel informatie moet krijgen en moet geloven dat er een probleem is, voordat de intentie veranderd. In dit experiment wordt een verandering in de gedragsintentie wellicht te snel verwacht, terwijl dit een langdurig proces is.

5.2 Beperkingen & Aanbevelingen

Deze studie kent een aantal beperkingen. De eerste heeft te maken met de getrokken

gelegenheidssteekproef. Hoewel deze steekproef als voordeel heeft dat er gemakkelijk en snel proefpersonen uit de populatie getrokken kunnen worden, zijn er ook nadelen. De

onderzoeker bevindt zich namelijk in een hoogopgeleide kring, waardoor het overgrote deel van de proefpersonen waarschijnlijk hoogopgeleid is. Dit is een aanname, want

opleidingsniveau is niet gemeten. Om een beter profiel te krijgen van de onderzoekspopulatie is het beter om meer gegevens te vragen. Deze waarschijnlijk hoogopgeleide populatie is niet representatief voor de eigenlijke doelgroep van Nederlandse jongvolwassenen van 18 tot en met 25 jaar. Dit maakt dat de resultaten moeilijk te generaliseren zijn. Omdat de

proefpersonen naar alle waarschijnlijkheid veelal hoogopgeleid zijn, bestaat er een

mogelijkheid dat zij het onderzoek door hebben gehad, waardoor er bias kan zijn ontstaan. Er is reden om dit aan te nemen aangezien zij hoogstwaarschijnlijk vaker mee doen aan

wetenschappelijk onderzoek, waardoor zij bekend zijn met bepaalde manieren van

ondervraagd en gemanipuleerd worden. Daarnaast heeft de gelegenheidssteekproef gezorgd voor een scheve man-vrouwverhouding. Er deden namelijk 24 mannen (28,9%) en 59

(18)

17

van de resultaten. Beter is om een gelijke verhouding te hebben die representatiever is voor de doelgroep. Bovendien voldeed de steekproef niet aan de sluiscriteria van minimaal 50

personen per conditie. Wanneer er meer proefpersonen worden geworven, kunnen er

uitspraken gedaan worden die beter te generaliseren zijn. Ook had het nemen van een grotere steekproef mogelijk tot significante resultaten kunnen leiden. Voor vervolgonderzoek is het dan ook sterk aan te raden een grotere steekproef te trekken.

Daarnaast is een online experiment verspreid via Facebook niet de beste optie. Het kan namelijk zo zijn dat de demografische gegevens niet naar waarheid in zijn gevuld door de proefpersonen zonder dat de onderzoeker hierachter is gekomen. Dit zou voor vertekening kunnen zorgen in de resultaten. Dit is echter niet waarschijnlijk aangezien dit een

gelegenheidssteekproef was, waardoor de onderzoeker ongeveer wist welke populatie er bereikt werd. Daarnaast kan het zo zijn dat de proefpersonen afgeleid waren tijdens het onderzoek omdat het experiment via sociale media verspreid werd. Op deze manier kunnen externe factoren een rol spelen wanneer niet de volledige aandacht werd gegeven aan het stimulusmateriaal. Om meer controle te krijgen over de demografische gegevens en externe factoren kan er voor gekozen worden om het onderzoek niet online te verspreiden, maar face-to-face uit te voeren. Daarnaast maakte het gebrek aan persoonlijk contact het makkelijker om het onderzoek te staken waardoor de non-response rate hoger werd. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd, want van de totale 180 respondenten hebben uiteindelijk 49 respondenten het onderzoek niet afgemaakt. Aan de andere kant is deze methode wel erg anoniem waardoor er eerlijker geantwoord kan worden. Ook kunnen er via sociale media snel en veel mensen bereikt worden. Gezien de korte periode van dataverzameling was dit dan ook een goede optie. Beter zou zijn om een langere dataverzamelingsperiode in te stellen, waardoor een grotere en meer random steekproef getrokken kan worden.

Ook waren er wat beperkingen in het onderzoeksinstrument zelf. De eerste beperking was dat de vraag of de participant alcohol dronk ontbrak. Het is vanzelfsprekend lastig om de

gedragsintentie om de alcoholconsumptie te reduceren te meten als deze persoon nooit drinkt. Echter, aangezien eerder is aangegeven dat een erg hoog percentage van Nederlandse

jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 25 wel alcohol nuttigt, zorgt dit

waarschijnlijk niet voor erg veel vertekening in de resultaten. Het is echter raadzaam deze vraag wel mee te nemen in vervolgonderzoek. Een tweede beperking is dat het

manipulatiemateriaal niet beangstigend genoeg werd gevonden. Dit kan door de

(19)

18

genoeg of dat dit niet goed gemeten werd. Voor vervolgonderzoek moet nader onderzocht worden waar dit precies aan lag, zodat er een betere manipulatie kan worden opgesteld. Ook kan het uitvoeriger testen van het stimulusmateriaal hier wellicht uitkomst bieden.

Ondanks een aantal beperkingen kunnen de resultaten zeker bijdragen in het maken van beslissingen over alcoholreductiecampagnes voor Nederlandse jongvolwassenen. Zo kan er beter gekozen worden voor het gebruik van een persoonlijke fear appeal wanneer de instantie die deze campagne voert, de jongvolwassenen angst in wilt boezemen. Ook is dit onderzoek een toevoeging aan bestaande literatuur en een goede basis voor vervolgonderzoek. Er zou in de toekomst meer onderzoek gedaan moeten worden naar het verschil in frames van fear appeals. Het meenemen van angstprikkels in het algemeen is namelijk te vaag om er in de praktijk gebruik van te maken. Het optreden van blokkades kan hoogstwaarschijnlijk zeker verschillen per frame. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de resultaten dat een persoonlijke fear appeal significant beangstigender wordt gevonden. Daarom is het goed om niet alleen persoonlijke en sociale fear appeals verder te onderzoeken, maar ook dieper in te gaan op andere frames die boodschappen met fear appeals kunnen hebben. Verstandig is dan om ook een

controleconditie mee te nemen in vervolgonderzoek om zo een beter inzicht te krijgen in de effecten van boodschappen met verschil in fear appeals in vergelijking met boodschappen zonder fear appeal. Op deze manier kunnen campagnes in de toekomst nog doeltreffender worden gemaakt in het reduceren van de alcoholconsumptie.

(20)

19 Literatuurlijst

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human

decision processes, 50(2), 179-211. DOI: 10.1016/0749-5978(91)90020-T

Arnett, J. J. (2000). Emerging adulthood: A theory of development from the late teens through the twenties. American psychologist, 55(5), 469. DOI: http:10.1037/0003

066X.55.5.469

Baron, R., Logan, H., Lilly, J., Inman, M., & Brennan, M. (1994). Negative emotion and message processing. Journal of Experimental Social Psychology,30(2), 181-201. DOI: 10.1006/jesp.1994.1009

Cargiulo, T. (2007). Understanding the health impact of alcohol dependence. American

journal of health-system pharmacy, 64. DOI: 10.2146/ajhp060647

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016). Bevolkingstrends april 2016: Meningen van

jongeren over alcoholgebruik. Geraadpleegd 3 januari 2017, van

file:///C:/Users/10562303/Downloads/2016-meningen%20van%20jongeren-over- alcoholgebruik.pdf

Dickinson-Delaporte, S. J., & Holmes, M. D. (2011). Threat appeal communications: The interplay between health resistance and cognitive appraisal processes. Journal of Marketing Communications, 17(02), 107-125. DOI: 10.1080/13527260903234356 Francalanci, C., Chiassai, S., Ferrara, G., Ferretti, F., & Mattei, R. (2011). Scale for the measurement of attitudes towards alcohol. Alcohol and Alcoholism, 46(2), 133-137. Graaf, R. de, Ten Have, M., & Dorsselaer, S. van. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Nemesis-2: Opzet en eerste resultaten, Trimbos-Instituut,

Utrecht.

Hamer, K. van den. (2016). Angst als motivatie voor gezonder gedrag.

Hu, Y., & Sundar, S. S. (2009). Effects of online health sources on credibility and behavioral intentions. Communication Research. DOI: 10.1177/0093650209351512

Kessels, L. T., Ruiter, R. A., Wouters, L., & Jansma, B. M. (2014). Neuroscientific evidence for defensive avoidance of fear appeals. International Journal of Psychology, 49(2), 80-88. DOI: 10.1002/ijop.12036

Korp, P. (2006). Health on the Internet: implications for health promotion. Health education

research, 21(1), 78-86. DOI: 10.1093/her/cyh043

Laar, M.W. van, & Ooyen-Houben, M.M.J. van (2015). Nationale drug monitor: Jaarbericht 2015. Utrecht: Trimbos-instituut

(21)

20

Media Standaard Survey. (2015). Rapportage 2014 Media Standaard Survey (MSS). Geraadpleegd op 7 december 2017, van

https://kijkonderzoek.nl/images/MSS/MSS_2014_rapportage_150302.pdf

Nationale Drug Monitor. (2016). Jaarbericht 2016. Geraadpleegd op 22 december 2016, van https://assets.trimbos.nl/docs/3fdeab39-f34e-4aa0-97af-5dbf111c05a0.pdf

Parker, H. (2005). Normalization as a barometer: Recreational drug use and the consumption of leisure by younger Britons. Addiction Research & Theory, 13(3), 205-215. DOI: 10.1080/16066350500053703

Peters, G. J. Y., Ruiter, R. A., & Kok, G. (2013). Threatening communication: a critical re- analysis and a revised meta-analytic test of fear appeal theory. Health Psychology

Review, 7(sup1), S8-S31.DOI: 10.1080/17437199.2012.703527

Prochaska, J. O., & Velicer, W. F. (1997). The transtheoretical model of health behavior change. American journal of health promotion, 12(1), 38-48. DOI: 10.4278/0890- 1171-12.1.38

Rise, J., Kovac, V., Kraft, P., &Moan, I. S. (2008). Predicting the intention to quit smoking and quitting behaviour: Extending the theory of planned behaviour. British journal of health psychology, 13(2), 291-310. DOI: 10.1348/135910707X187245

Trimbos Instituut, 2015, Alcoholinfo: Risico’s voor jongeren. Ontleend aan http://www. alcoholinfo.nl/publiek/opvoeding/risico-s-voor-jongeren

Vargas, D. D. (2011). Attitudes of nursing students facing questions related to alcohol, alcoholism and the alcoholic. Acta Paulista de Enfermagem, 24(5), 638-644. DOI: 10.1590/S0103-21002011000500007

Ybarra, M. L., & Suman, M. (2006). Help seeking behavior and the Internet: a national survey. International journal of medical informatics, 75(1), 29-41. DOI:

10.1016/j.ijmedinf.2005.07.029

World Health Organisation (2014). Global status report on alcohol and health 2014. Ontleend aan

http://www.who.int/substance_abuse/publications/global_alcohol_report/msb_gsr_ 2014_1.pdf?ua=1

(22)

21 Bijlage 1: Informed Consent

Beste deelnemer,

Allereerst hartelijk dank dat u mee wilt doen aan dit onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een vierdejaars student Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en is deel van het afstudeerproject.

In het onderzoek wordt u gevraagd een tekst te lezen met betrekking tot de gevolgen van alcoholgebruik. Wij vragen u dit aandachtig te lezen alvorens u de vragen hierover beantwoordt. Het onderzoek zal maximaal 10 minuten van uw tijd in beslag nemen.

Daarnaast zal uw anonimiteit gewaarborgd worden en is deelname geheel vrijblijvend. U kunt op elk moment uw deelname afbreken en u kunt tot 24 uur na deelname uw toestemming voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens intrekken.

Mochten er naar aanleiding van uw deelname aan dit onderzoek bij u klachten of

opmerkingen zijn, dan kunt u contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Communicatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐525 3680;

ascor‐secr‐fmg@uva.nl. Bij vragen over het onderzoek en voor het inzien van de resultaten kunt u contact opnemen met Kiki van den Hamer door te mailen naar

kiki.vandenhamer@student.uva.nl.

Wanneer u akkoord gaat met de eerder genoemde informatie, kunt u naar de volgende pagina gaan om het onderzoek te starten.

Met vriendelijke groet, Kiki van den Hamer

(23)

22 Bijlage 2: Stimulusmateriaal

Lees de onderstaande tekst aandachtig door. Wanneer u klaar bent met lezen kunt u onderaan de pagina op het pijltje klikken om verder te gaan.

(24)

23

Lees de onderstaande tekst aandachtig door. Wanneer u klaar bent met lezen kunt u onderaan de pagina op het pijltje klikken om verder te gaan.

(25)

24 Bijlage 3: Vragenlijst

Geef aan in hoeverre de volgende stellingen op u van toepassing zijn.

Helemaal mee oneens Mee oneens Een beetje mee oneens Niet mee eens, niet mee oneens Een beetje mee eens Mee eens Helemaal mee eens

Het drinken van alcohol geeft mij

een goed gevoel       

Het drinken van alcohol verlicht dagelijkse spanningen        Gematigde alcoholconsumptie

kan geen kwaad       

Bij sociale aangelegenheden is de sfeer beter wanneer er alcohol wordt gedronken       

Het drinken van alcohol is

plezierig       

Het drinken van alcohol geeft mijn

zelfvertrouwen een boost

      

Het drinken van alcohol zie ik als

iets normaals       

Over het algemeen

(26)

25

Geef aan in hoeverre de volgende stellingen op u van toepassing zijn. In de nabije toekomst... Helemaal mee oneens Mee oneens Een beetje mee oneens Niet mee eens, niet mee oneens Een beetje mee eens Mee eens Helemaal mee eens Zal ik proberen om minder te drinken        Heb ik mij voorgenomen om minder te drinken        Ben ik van plan om minder te gaan drinken       

In de gelezen tekst kwam vooral naar voren:  de persoonlijke gevolgen van alcoholgebruik  de sociale gevolgen van alcoholgebruik  geen van beide

Vul in wat voor u van toepassing is

In hoeverre vond u de gelezen tekst beangstigend die alcohol

drinken zichzelf onder controle

(27)

26 Wat is uw leeftijd in jaren?

_____________________

Wat is uw geslacht?  Man

 Vrouw

Hartelijk dank voor uw deelname!

Voor onderzoeksdoeleinden is het format van www.gezondheidsnet.nl gebruikt. Teksten en afbeeldingen die u heeft gezien, waren echter niet afkomstig van deze website. De informatie is op tweemanieren gemanipuleerd, waarvan u er één heeft gezien. Voor inhoudelijke vragen of het inzien van de resultaten kunt u contact opnemen met Kiki van den Hamer;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze onderzoeksvraag bestaat uit drie delen. Het eerste doel van dit onderzoek is het bepalen of er sprake is van een intergenerationeel conflict tussen

These questionnaires assess mental well- being (Short Warwick-Edinburgh Mental Well-being Scale (SWEM- WBS)) [17, 21], mood and feeling (Short Mood and Feelings

walking speed increases, but only t rue for slow and fast speeds when casted. • DMoS is thus sensitive to walking speed and

The literature overview also brought to light the latest research on various assessment methods being used in postgraduate medical education and in the other

In deze studie werd onderzocht wat de invloed van expertise in een shock appeal met betrekking tot kinderarbeid was op de effectiviteit van de shock appeal en de attitude jegens

Further inspection revealed that participants scoring low on long term orientation, scored higher on fear and susceptibility after reading the self-targeted narrative than

Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat er geen significant verschil bestaat tussen een fysieke en een sociale fear appeal op de afhankelijke variabelen de attitude

This strategy issues warnings based on lane changes by surrounding traffic: While driving in automated mode on motorways with full longitudinal and lateral control the transitions