OVERDRUK UIT:
Kroniek Archaeologia Mediaevalis, Namen, 2014, nr. 37, p. 120-122.
Archeologisch onderzoek in
de Belfortstraat 2013 (Gent, O.-Vl.)
Geert Vermeiren, Marie-Anne Bru & Bart Bot120
Archeologisch onderzoek in de Belfortstraat 2013 (Gent, O.-Vl.)
GeerT vermeiren, marie-anne Bru & BarT BoT
Gedurende de maanden september-oktober 2013 werd in het kader van het KoBra-project het westelijke deel van de Belfortstraat onderzocht door het team Stadsarcheologie van de Stad Gent. dit onderzoek gebeurde in samenwerking met de N.V. monument en het aannemersbedrijf ACLARGO. Voorafgaand aan dit archeologisch onderzoek werd reeds in 2010-2011 een klein deel van de Belfortstraat onderzocht, dit ter hoogte van de Hoogpoort. Hieruit volgde de prognose dat vooral de kruispunten de meeste informatie zouden opleveren. door de aanwezigheid van allerlei nutsleidingen bleef er in de westelijke helft van de straat nog nauwelijks ruimte over voor een sleuf van 2 m breed met archeologische informatie bewaard. In de Hoogpoort werd niet alleen het voormalige loopniveau van het middeleeuwse tracé, maar ook het oudere middeleeuwse pakket dat hierdoor werd afgedekt, uitgebreid geregistreerd. Ondanks de vele verstoringen kon ter hoogte van de Onderstraat een beperkte zone bemonsterd worden, waarbij bleek dat het om een
verzameling elkaar doorsnijdende kuilen ging. Waarschijnlijk behoren wel de houten planken in het profiel toe aan de restanten van een oorspronkelijk loopniveau. Op het kruispunt met de Kammerstraat bleek de verstoring door leidingtracés quasi compleet waardoor het niet mogelijk was om nog een dieptesondering te doen.
Fig. 1. Bakstenen funderingsbogen (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie).
visible actuellement, une chapelle rayonnante ouverte directement sur le déambulatoire. Elle permet aussi d’en restituer le programme décoratif et de s’interroger sur la qualité et la valeur démonstrative de l’ensemble. L’analyse archéologique autorise donc à se poser la question du rôle joué par chacun des espaces du complexe, qui s’érige en véritable ancrage de marchands étrangers dans la ville de dinant.
L’intervention a également mis au jour quelques structures antérieures à la collégiale du XIIIe siècle, appartenant sans doute à l’édifice précédent, déjà détruit lors de l’effondrement d’un pan de rocher. Seul un portail subsiste encore aujourd’hui en élévation, incorporé dans la maçonnerie postérieure du gouttereau nord de la nef. Le niveau de sol en avait déjà été identifié lors des fouilles pratiquées en 1980. dans le transept nord (Bonenfant P-P., 1980), au moment de la pose d’un chauffage par le sol. Ces rares éléments matériels, encore disparates, sont à mettre en relation avec un édifice antérieur.
Bibliographie
BonenfanT P.-P., 1980 : « Sondages dans la collégiale de dinant », Activités 79 du SOS Fouilles,
121
Archaeologia Mediaevalis / 37
de Belfortstraat, aanvankelijk Borluutstraat, werd pas in 1900 aangelegd als verbinding tussen de Botermarkt en Sint-Jacobs. Ze is er gekomen na het afbreken van diverse huizen die op het huidige tracé stonden en door het optrekken van nieuwe gebouwen volgens nieuwe rooilijnen. Tijdens het onderzoek van 2010-2011 werden verschillende muurresten van gebouwen aangesneden waarvan twee teruggingen op de relicten van een middeleeuws Steen. Zo werd duidelijk in de zone tussen Hoogpoort en Onderstraat, dat het achtererf van de 13de-eeuwse patriciërswoning in doornikse kalksteen, met toegang in de Hoogpoort, bij een latere verkaveling twee parallelle gebouwen moet hebben gekend. de funderingen van beide gebouwen op spaarbogen kenden een noord-zuid verloop en waren opgetrokken in doornikse kalksteen tot een diepte van ca. 8,60 m T.A.W. (afb. 1). Hogerop, op 9,10 m T.A.W., ging de natuursteen over in bakstenen van 29/28,5 x 14,5/14 x 8/7,5/7 cm met een beige zanderige kalkmortel en dit bewaard tot op ca. 11,33 m T.A.W. de constructiewijze en -materialen doen vermoeden dat deze herverkaveling in de 14de, dan niet 15de eeuw moet gebeurd zijn. In het westelijke perceel werd, ingewerkt in de lange scheidingsmuur op spaarbogen, een vierkante constructie opgetrokken. de fundering bestond uit doornikse kalksteen en was bewaard tot op een diepte van ca. 9,15 m T.A.W. Tussen 9,52 m en 9,60 m T.A.W. ging de fundering over in opgaande muren in baksteen van 29,5/29/28,5 x 14,5/14/13 x 8/7,5/7 cm. de aanzet van het gewelf zat op 10,74 m T.A.W. doch het eigenlijke gewelf was niet meer bewaard. de vulling van de constructie bestond uit een ongeveer 1 m dik zwartbruine kleverige puinvulling waarvan stalen zijn genomen. Waarschijnlijk moet het om een beerput gaan, naar analogie met gelijkaardige vierkante constructies in bakstenen van groot formaat, aangetroffen bij de opgravingen op het Emile Braunplein (2009-2010). Ten noorden van de beide parallelle muren op spaarbogen zat de oostelijke buitenrand van een natuurstenen waterput in doornikse kalksteen (afb. 2). de westelijke helft en de vulling waren volledig vergraven bij de aanleg van een latere riolering, maar de diameter moet ongeveer 1,30 m geweest zijn. de waterput zat bewaard op een hoogte van ca. 10,90 m T.A.W. en kon tot op een diepte van 6,90 m T.A.W. gevolgd worden zonder de onderkant te bereiken. In het metselwerk alsook in het profiel van de aanlegsleuf kon duidelijk vastgesteld worden dat men telkens een segment van de waterput opmetselde, men vervolgens een deel van de aanlegsleuf opvulde, alvorens weer op dezelfde wijze verder te gaan. Tussen 9,70 m en 9,60 m T.A.W. was er een overgang merkbaar in het verschillend hanteren van de breuksteen. Het onderste deel leek droog gemetseld, het bovenste deel met beige grofkorrelige kalkmortel. deze overgang was ook herkenbaar in de corresponderende pakketten in het profiel. De waterput is bij de herverkaveling van het oorspronkelijke achtererf op de scheiding komen te liggen tussen twee gebouwen in baksteen en raakte gedeeld of in onbruik.
Fig. 2. Waterput opgebouwd met Doornikse kalksteen (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie).
122 de funderingen van het gebouw dat zijn toegang had
in de Onderstraat en het bijbehorende achtererf waren jonger dan deze onderzocht aan de Hoogpoort. de muren waren opgetrokken met bakstenen van 25 x 12/11,5/11 x 5/5,5/6 cm. Het gebruik van verschillende kalkmortelsoorten en de verschillende soorten pleister- en verflagen wijzen er op dat het gebouw gedurende zijn bestaan verschillende aanpassingen heeft gekend. de aanwezigheid van een baksteengewelf wijst op een kelderfunctie. de funderingen waren opgebouwd met bakstenen van een groter formaat namelijk 27/26,5 x 13 x 6,5 cm. meer naar het zuiden stond nog een bakstenen constructie waarvan de oost- en zuidmuur gedeeltelijk bewaard waren op ca. 9,90 m T.A.W. Hoe deze constructie te interpreteren valt ten opzichte van het volume aan de Onderstraat is niet duidelijk.
Ongeveer centraal tussen de gebouwen van de Hoogpoort en de Onderstraat bevonden zich enkele fragmentarische muurresten, mogelijk van eenzelfde constructie. Ze bestonden uit gerecupereerde doornikse kalksteen en
voornamelijk bakstenen van 27 x 13/12,5 x 6/5,5 cm, opgevoegd met een beige kalkmortel. In de zone tussen Onderstraat en Kammerstraat kon het traject van het steegje Petite rue basse of Kleine Onderstraat gevolgd worden. dit bevond zich ten oosten van een noord-zuid lopende muur in baksteen die ongeveer ter hoogte van de Onderstraat begon en ca. 15 m naar het noorden kon gevolgd worden. de bakstenen waren 27/26,5 x 12,5/12 x 6/5,5 cm groot en het geheel was opgevoegd met een beige kalkmortel. Over de lengte van 15 m kende de muur verschillende later ingebrachte ruimtes aan de westzijde die telkens door west-oost lopende muren werden onderverdeeld. de oostelijke muur van het steegje werd aan de Kammerstraat aangesneden en kon over een drietal meter worden gevolgd. Het geheel bestond uit bakstenen van 24,5/24 x 11,5 x 6/5,5 cm, opgevoegd met een beige kalkmortel. de jongste bestrating van de Kleine Onderstraat bestond uit kasseistenen en een smal gootje aan de westzijde. Voorafgaand aan de gebouwen en de aanleg van het steegje moet deze zone voornamelijk gediend hebben om zand van de Zandberg uit te graven, waarschijnlijk als grondstof voor bouwactiviteiten, om vervolgens deze putten weer op te vullen met veel organisch materiaal, waarschijnlijk afval. Een tweehonderdtal emmers van 10-l zijn verzameld op verschillende plaatsen in het steegje voor verder onderzoek.
Verder noordwaarts, richting de Sint-Jacobskerk, aan de voet van de Zandberg en buiten het afgebroken huizenblok, werden twee dieptesonderingen uitgevoerd (afb. 3). Zowel op een diepte van ca. 6,50 m als op 5,80 m T.A.W. waren duidelijke karrensporen zichtbaar. Het bovenste bewaarde straatniveau kende ook een grote hoeveelheid doornikse kalksteenfragmenten op een grijsbruin egaal zandlaagje ter versteviging van het loopniveau. de moederbodem zat op ca. 5,18 m T.A.W. De meer dan 2 m diep bewaarde profielen werden uitgebreid bemonsterd en de uitwerking hiervan moet in de nabije toekomst een concrete datering leveren voor deze middeleeuwse straatniveaus.
Fig. 3. Doorsnede aan de voet van de Zandberg (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie).