• No results found

Verlaagd ruw eiwit als alternatief voor AMGB's bij gespeende biggen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verlaagd ruw eiwit als alternatief voor AMGB's bij gespeende biggen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verlaagd ruw eiwit als alternatief

voor AMGB’s bij gespeende

biggen

(2)

Colofon

Uitgever Praktijkonderzoek Veehouderij Postbus 2176, 8203 AD Lelystad Telefoon 0320 - 293 211 Fax 0320 - 241 584 E-mail info@pv.agro.nl Internet http://www.pv.wur.nl Redactie en fotografie Praktijkonderzoek Veehouderij © Praktijkonderzoek Veehouderij

Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever deze uitgave of delen van deze uitgave te kopiëren, te vermenigvuldigen, digitaal

om te zetten of op een andere wijze beschikbaar te stellen.

Aansprakelijkheid

Het Praktijkonderzoek Veehouderij aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit

onderzoek of de toepassing van de adviezen

Bestellen

ISSN 1570-8632 Eerste druk 2003/oplage 80

(3)

PraktijkBoek Varkens 26

Verlaagd ruw eiwit als alternatief voor

AMGB's bij gespeende biggen

M.M. van Krimpen

A.H.A.A.M. van Lierop

G.P. Binnendijk

(4)

Samenvatting

In de veehouderij maakt men op dit moment veelvuldig gebruik gemaakt van antimicrobiële groeibevorderaars (AMGB’s) in voeders voor landbouwhuisdieren. Het gebruik van AMGB’s wordt vanaf 2006 wellicht volledig verboden, omdat het gebruik van antibiotica resistentie van

bacteriepopulaties tot gevolg kan hebben. Met dit vooruitzicht is de mengvoersector bezig met het ontwikkelen van voerconcepten die een alternatief kunnen zijn voor AMGB’s.

In opdracht van Orffa-Nederland en Ajinomoto Eurolysine zijn we in twee experimenten op respectievelijk Praktijkcentrum Rosmalen en Praktijkcentrum Sterksel nagegaan wat het effect is van verlaagd ruw eiwit in voeders als alternatief voor AMGB’s op technische resultaten en

gezondheid van gespeende biggen. In deze experimenten zijn drie proefbehandelingen met elkaar vergeleken: voer zonder AMGB, voer met AMGB en voer met verlaagd ruw eiwit.

Op een leeftijd van gemiddeld 4 weken zijn de biggen gespeend en ingedeeld voor de proef. De biggen zijn vanaf spenen 34 dagen gevolgd. In het eerste experiment zijn 540 biggen gevolgd (drie behandelingen x 180 biggen per behandeling) en in het tweede experiment 630 biggen. De behandelingen zonder en met AMGB zijn toen elk 22 keer herhaald en de behandeling met verlaagd ruw eiwit 19 keer.

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn:

Toevoeging van Avilamycine aan het voer geeft geen verbetering van de technische resultaten van de gespeende biggen vergeleken met biggen die voer zonder AMGB kregen.

Verlaging van het ruw eiwitgehalte in combinatie met het op peil houden van het niveau van eerst limiterende aminozuren heeft over de hele opfokperiode een negatief effect op de groei, voeropname en voederconversie in vergelijking met de proefgroepen zonder en met AMGB. Het verstrekken van voer met verlaagd ruw eiwit vermindert de mate van voorkomen en ernst van diarree.

Het verstrekken van voer met verlaagd ruw eiwit verhoogt de voerkosten en verlaagt de opbrengsten en het saldo per afgeleverde big.

Praktische relevantie

We concluderen op grond van de resultaten uit dit onderzoek dat verlaging van het ruw eiwitgehalte in combinatie met het op peil houden van de eerst limiterende aminozuren leidt tot vermindering van de technische resultaten. Dergelijke voeders hebben echter wel een positief effect op de diergezondheid. Uit de literatuur blijkt dat verstrekking van laag eiwitvoeders zonder negatieve effecten op de technische resultaten wel mogelijk is als de elektrolytenbalans minimaal ongeveer 175 mEq/kg bedraagt. In het huidige onderzoek week de elektrolytenbalans van de laag eiwitvoeders (circa 100 mEq/kg) aanzienlijk af van de waarden die in de literatuur als optimaal genoemd worden. Aanvullend onderzoek moet uitwijzen wat het effect is van voeders met verlaagd ruw eiwit én een optimale elektrolytenbalans.

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting

1 Inleiding ... 1

2 Materiaal en methode ... 2

2.1 Proefopzet ... 2

2.2 Verzameling en verwerking van de gegevens ... 3

3 Resultaten experiment 1 ... 5

3.1 Chemische samenstelling van de proefvoeders ... 5

3.2 Technische resultaten tijdens de opfokperiode ... 6

3.3 Gezondheid en uitval tijdens de opfokperiode ... 7

3.4 Economische resultaten ... 8

4 Resultaten experiment 2 ... 10

4.1 Chemische samenstelling van de voeders ... 10

4.2 Technische resultaten in de opfokperiode ... 11

4.3 Gezondheid en uitval tijdens de opfokperiode ... 13

4.4 Economische resultaten ... 14

5 Discussie en conclusies... 16

Literatuur ... 19

Bijlagen... 21

Bijlage 1 Grondstoffen- en chemische samenstelling speenvoeders experiment 1 ... 21

Bijlage 2 Grondstoffen- en chemische samenstelling opfokvoeders experiment 1 ... 22

Bijlage 3 Grondstoffen- en chemische samenstelling speenvoeders experiment 2 ... 23

(6)

1 Inleiding

In de veehouderij wordt op dit moment veelvuldig gebruik gemaakt van antimicrobiële

groeibevorderaars (AMGB’s). In het Rapport 'Antimicrobiële Groeibevorderaars' (1998) adviseert de Gezondheidsraad de Nederlandse overheid om het gebruik van AMGB’s binnen een aantal jaren volledig te verbieden. Een aantal AMGB’s zijn al sinds juli 1999 verboden in verband met verwantschap met humane antibiotica. De EU heeft inmiddels besloten het gebruik van AMGB’s volledig te verbieden vanaf 1 januari 2005.

AMGB’s staan ter discussie omdat het gebruik ervan resistentie van bacteriepopulaties tot gevolg kan hebben. Deze resistentie kan mogelijk worden overgedragen naar de bacterieflora van de mens. Bovendien kan de effectiviteit van antibiotica (gebruikt om infecties bij varkens te bestrijden) afnemen wanneer varkens voortdurend AMGB’s opnemen via het voer (Bogaard, 2000; Bogaard et al., 1999; Kamphues en Hebeler, 1999).

Bij gespeende biggen worden de meeste problemen verwacht, wanneer geen AMGB’s meer worden toegevoegd aan het voer. Daarom wordt in de praktijk slechts op beperkte schaal AMGB-vrij voer verstrekt aan gespeende biggen. Het duidelijk positief effect van AMGB’s bij jonge biggen is voor een groot deel terug te voeren op een verminderde gevoeligheid voor verteringsstoornissen (speendiarree) waarbij pathogene micro-organismen een rol spelen (Kamphues en Hebeler, 1999). In verband met de resistentieproblematiek en het vooruitzicht dat alle AMGB’s vanaf 2005 verboden worden, is de mengvoedersector bezig met het ontwikkelen van voerconcepten die een alternatief kunnen zijn voor AMGB’s. Voorbeelden zijn verwerking van pre- en probiotica, gisten, etherische oliën, kruidenmengsels en zuren (Freitag et al., 1998; Piva, 1998). Deze toevoegingsmiddelen hebben vaak een antimicrobiële werking en/of stimuleren in het maagdarmkanaal de aanwezigheid van bacteriepopulaties die voor het dier gunstig zijn.

Een mogelijk voerconcept als alternatief voor AMGB’s is het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het voer in combinatie met toevoeging van synthetische aminozuren. Ruw eiwitverlaging leidt tot minder onverteerd eiwit in de dikke darm, waardoor minder eiwitfermentatie optreedt en de kans op diarree afneemt (Dewey, 1993). Daarnaast wordt de buffercapaciteit van het voer verlaagd, waardoor een betere aanzuring van de spijsbrij in de maag plaatsvindt (Prohaszka and Baron, 1979). Door tegelijkertijd de gehalten van eerst limiterende aminozuren te verhogen tot boven de norm verwachten we dat de dierprestaties van gespeende biggen verbeteren.

In opdracht van Orffa-Nederland en Ajinomoto Eurolysine zijn we in twee proeven op respectievelijk Praktijkcentrum Rosmalen en Praktijkcentrum Sterksel nagegaan wat het effect is van ruw

eiwitverlaging in combinatie met verhoging van de eerst limiterende aminozuren als alternatief voor AMGB’s op technische resultaten en gezondheid van gespeende biggen.

(7)

2 Materiaal en methode

Praktijkonderzoek Veehouderij heeft twee experimenten uitgevoerd om het effect te bepalen van verlaagd ruw eiwit in voeders voor gespeende biggen. De twee proeven waren identiek van opzet. Bij de uitwerking van de resultaten van het eerste experiment bleek dat de voeders met verlaagd ruw eiwit onbedoeld een hogere hardheid hadden dan de controlevoeders. Omdat dit de uitkomsten van de proef mogelijk negatief heeft beïnvloed, is besloten het experiment te herhalen.

2.1 Proefopzet

Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van november 2000 tot en met maart 2001 (experiment 1) en in de periode van maart tot en met juli 2002 (experiment 2).

In experiment 1 zijn 540 gespeende biggen gevolgd, verdeeld over 18 ronden (180 dieren per behandeling) en drie proefbehandelingen. De gespeende biggen hadden een Yorkshire

slachtvarkenvaderdier als vader en een rotatiekruisingszeug als moeder. De rotatiekruisingszeug bestond uit een combinatie van Nederlands Landvarken, Yorkshire zeugenlijn en Fins Landvarken. In verband met de overschakeling van het bedrijf op baconproductie zijn de mannelijke biggen niet gecastreerd.

In experiment 2 zijn in totaal 630 gespeende biggen gevolgd, verdeeld over drie

proefbehandelingen en over 19 ronden (bij de behandeling met laag ruw eiwit) of 22 ronden (bij de behandelingen met en zonder AMGB). De gespeende biggen waren van het kruisingstype Torso (GYs x Du)-eindbeer x (GYs x NL)-zeug. In dit experiment zijn behandeling 1 en 2 elk 22 keer herhaald (220 dieren per behandeling). Behandeling 3 is 19 keer herhaald (190 dieren per behandeling).

Op een leeftijd van gemiddeld 4 weken zijn de biggen gespeend en ingedeeld voor de proef. De biggen zijn vanaf spenen 34 dagen gevolgd.

Proefbehandelingen

In het onderzoek zijn de volgende drie proefbehandelingen met elkaar vergeleken:

1. Voer zonder AMGB; de gespeende biggen kregen de gehele proefperiode voer zonder AMGB’s.

2. Voer met AMGB; de gespeende biggen kregen de gehele proefperiode voer met 40 ppm Avilamycine (een AMGB).

3. Voer met verlaagd ruw eiwit; de gespeende biggen kregen de gehele proefperiode voer waarvan het ruw eiwitgehalte was verlaagd met 15 g/kg, terwijl het niveau van de eerst limiterende aminozuren (lysine, methionine + cysteine, threonine en tryptofaan) met 5% was verhoogd in vergelijking met de voeders van behandeling 1 en 2. Zowel het speenvoer als het opfokvoer bevatte geen AMGB’s.

Proefindeling

In het onderzoek is een blokkenindeling toegepast. Er werd bij de indeling binnen een ronde gestreefd naar vijf borgen/beren en vijf zeugen per hok, waarbij biggen afkomstig van dezelfde zeug zoveel mogelijk over de verschillende proefgroepen zijn verdeeld. Door deze indeling is binnen een blok gestreefd naar een zo laag mogelijke spreiding in opleggewicht van de biggen.

(8)

Biggen die bij het spenen 5 kg of minder wogen, of fysieke (zichtbare) afwijkingen hadden, zijn niet in de proef ingedeeld. Binnen een blok werden de hokken willekeurig toegewezen aan een

proefbehandeling. Een afdeling werd steeds in één keer vol gelegd.

Voedering en drinkwaterverstrekking

Tijdens het onderzoek hebben we de biggen de gehele opfokperiode onbeperkt gevoerd via droogvoer- of brijbakken. De voeders werden handmatig verstrekt. Tijdens de zoogperiode zijn de biggen bijgevoerd met een commerciële melkkorrel. Vanaf spenen tot 14 dagen na spenen ontvingen de biggen speenvoer, waarna ze in 3 dagen geleidelijk werden overgeschakeld op opfokvoer. De proefvoeders zijn in één keer aangemaakt. Vooraf zijn van de voeders productiemonsters genomen, waarin de Weende analyse componenten, het zetmeelgehalte (volgens Ewers) en het Avilamycine gehalte (in experiment 2 alleen van behandeling 1 en 2) bepaald zijn.

De biggen konden gedurende de gehele opfokperiode onbeperkt water opnemen via een drinknippel. In de proef zijn geen medicamenten preventief aan het voer of water toegevoegd.

Huisvesting en klimaat

Experiment 1 is uitgevoerd in tien biggenopfokafdelingen met elk zes grondhokken voor tien biggen. In acht afdelingen hadden de hokken (2,65 m x 1,25 m) een dichte bolle vloer met vloerverwarming en metalen driekantroostervloeren. Deze afdelingen werden mechanisch geventileerd. In twee afdelingen waren de hokken (2,65 m x 1,25 m) voorzien van volledig kunststofroostervloeren. Deze afdelingen werden natuurlijk geventileerd.

Bij opleg werd de ruimtetemperatuur ingesteld op 27o

C en vervolgens in 5 weken afgebouwd tot 20oC. In de afdelingen met vloerverwarming werd de vloertemperatuur bij opleg ingesteld op 32oC

en vervolgens in 2 weken afgebouwd tot 29o

C en daarna in 3 weken tijd tot 20o

C. Experiment 2 is uitgevoerd in biggenopfokafdelingen met elk tien grondhokken voor tien

gespeende biggen. De hokken waren 1,8 meter breed en 2,2 meter lang. De vloer bestond volledig uit kunststof roosters. De verse lucht werd via de centrale gang aangevoerd en kwam door een plafondventilatiesysteem in de afdeling. Op de dag van opleg werd de afdelingstemperatuur ingesteld op 26,5oC en volgens een curve afgebouwd tot 20oC op dag 34 na opleg.

2.2 Verzameling en verwerking van de gegevens

Alle dieren zijn bij opleg, 14 dagen na opleg en 34 dagen na opleg individueel gewogen. Daarnaast is de voergift per hok bijgehouden. Aan de hand van deze gegevens zijn de volgende

productiekenmerken per hok berekend: groei per dag, voer- en EW-opname per dag en voeder- en EW-conversie. Het optreden en het verloop van ziekten en/of gebreken en de behandeling ervan zijn per dier geregistreerd. Bij uitval van een dier zijn de datum, het gewicht en de vermoedelijke oorzaak van uitval genoteerd. De uitgevallen dieren zijn niet meegenomen in de berekening van de technische resultaten.

Per afdeling is van elk voer een verzamelmonster genomen en na beëindiging van de proefronde gekoeld opgeslagen. De monsters werden uit voorzorg genomen met de bedoeling deze later eventueel te analyseren als hieraan behoefte zou zijn ter verklaring van de resultaten.

Gedurende de gehele proef zijn alle hokken de eerste drie weken na opleg driemaal in de week (op maandag, woensdag en vrijdag) beoordeeld op het vóórkomen van diarree. Bij de diarreescore is gekeken naar de consistentie van de mest in het hok en naar de dieren. De consistentie van de mest was opgedeeld in drie klassen; normale mest (geen diarree), pasteuze mest en waterdunne

(9)

mest. Daarbij is per hok een inschatting gemaakt van het aantal dieren dat in elke klasse viel. Tevens is een economische berekening uitgevoerd.

Statistische analyse

De kengetallen groei, voeropname, voederconversie, EW-opname, EW-conversie en het financieel resultaat zijn geanalyseerd met behulp van variantie-analyse (Genstat_5_Committee, 1993). Het model, waarin ‘het hok’ de kleinste experimentele eenheid is, zag er als volgt uit:

Y = + ronde + blok binnen ronde + behandeling + rest Waarin : Y = de te verklaren variabele

= algemeen gemiddelde

Met de chi-kwadraattoets (SAS, 1990) is nagegaan of tussen de proefgroepen verschillen bestonden in het aantal uitgevallen dieren en het aantal dieren dat behandeld is wegens

gezondheidsstoornissen. De diarreescores zijn geanalyseerd met het drempelmodel van McCullagh

(10)

3 Resultaten experiment 1

In dit hoofdstuk worden de chemische samenstelling van de proefvoeders, de technische resultaten, een aantal gezondheidsparameters en de economische resultaten beschreven.

3.1 Chemische samenstelling van de proefvoeders

De gemiddelde resultaten van de chemische en fysische analyses van de proefvoeders zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1 Chemische en fysische analyses van de proefvoeders (g/kg)

Zonder AMGB Met AMGB Met laag ruw eiwit Berekend Geanalyseerd Berekend Geanalyseerd Berekend Geanalyseerd

Speenvoeders Droge stof Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Avilamycine (ppm) 880 184 57 37 53 378 0 895 182 55 31 55 398 <1 880 184 57 37 55 377 40 896 184 56 32 55 396 40 880 170 50 31 52 417 0 892 167 46 26 48 445 <1 Lysine 12,5 12,1 12,5 12,4 12,8 11,9 Methionine 4,6 4,4 4,6 4,3 5,0 4,3 Cysteine 2,8 2,8 2,8 2,8 2,6 2,6 Threonine 8,4 8,4 8,4 8,3 8,7 8,1 Tryptofaan 2,6 2,5 2,6 2,6 2,7 2,5 Isoleucine 7,5 7,3 7,6 7,5 7,9 7,7 Valine 8,8 8,6 8,9 8,7 8,9 8,6 Hardheid (kg) --- 5,9 --- 6,6 --- 7,2 Opfokvoeders Droge stof Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Avilamycine (ppm) 874 180 56 39 51 385 0 881 179 54 36 50 390 <1 874 180 56 40 52 385 40 884 179 54 36 51 392 37,1 876 165 45 33 47 433 0 885 164 43 28 46 444 <1 Lysine 11,6 11,4 11,6 11,5 12,0 11,9 Methionine 4,1 3,8 4,1 3,9 4,6 4,2 Cysteine 3,0 2,8 3,0 2,7 2,8 2,6 Threonine 7,9 7,8 7,9 7,9 8,1 7,9 Tryptofaan 2,5 2,4 2,5 2,5 2,6 2,5 Isoleucine 7,2 7,0 7,2 7,1 7,4 7,5 Valine 7,8 8,2 7,8 8,3 8,0 8,4 Hardheid --- 3,5 --- 3,3 --- 4,7

(11)

De berekende en geanalyseerde waarden van de voeders komen in veel gevallen goed overeen. Alleen zijn de geanalyseerde ruwe celstofgehalten van de speenvoeders iets lager en de

geanalyseerde zetmeelgehalten hoger dan vooraf berekend. De mate van afwijking is echter voor alle speenvoeders vergelijkbaar. Ook zijn de geanalyseerde aminozurengehalten van het speenvoer met laag ruw eiwit lager dan berekend. De gehalten van sommige aminozuren in zowel het

speenvoer als opfokvoer met verlaagd ruw eiwit zijn gelijk of zelfs lager dan die in de speenvoeders en opfokvoeders met en zonder AMGB, terwijl deze gehalten juist 5% moeten zijn. De voeders met laag ruw eiwit lijken wat harder dan de voeders zonder of met AMGB.

3.2 Technische resultaten tijdens de opfokperiode

In tabel 2 zijn de technische resultaten van de gespeende biggen weergegeven. De resultaten zijn vermeld voor de periode waarin de speenvoeders werden verstrekt (tot en met 14 dagen na opleg), de periode waarin de opfokvoeders werden verstrekt (vanaf 15 tot en met 34 dagen na opleg) en voor de gehele opfokperiode.

Tabel 2 Technische resultaten van biggen die gedurende de opfokperiode voer kregen zonder

AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit SEM1

Sign2

Aantal dieren 180 180 180 Aantal hokken 18 18 18

Van opleg tot en met 14 dagen na opleg

Speengewicht (kg) 7,5 7,5 7,5

Groei (g/dag) 233ab 243a 217b 5,8 *

Voeropname (kg/dag) 0,27 0,27 0,26 0,005 n.s.

Voederconversie 1,16a 1,14a 1,22b 0,016 **

EW-opname per dag 0,30 0,31 0,29 0,006 n.s.

EW-conversie 1,30a 1,27a 1,37b 0,018 ** Van 15 dagen na opleg tot einde opfok (34 dagen na opleg)

Tussengewicht (kg) 10,7 10,9 10,5

Groei (g/dag) 549a 559a 487b 7,4 ***

Voeropname (kg/dag) 0,78a 0,79a 0,69b 0,010 ***

Voederconversie 1,43 1,42 1,43 0,009 n.s. EW-opname per dag 0,86a 0,87a 0,77b 0,011 ***

EW-conversie 1,57 1,56 1,57 0,009 n.s.

Van opleg tot einde opfok (34 dagen na opleg)

Eindgewicht (kg) 21,6 22,0 20,2 Groei (g/dag) 419a 428a 375b 5,6 *** Voeropname (kg/dag) 0,57a 0,58a 0,52b 0,007 *** Voederconversie 1,36ab 1,35a 1,38b 0,008 * EW-opname per dag 0,63a 0,64a 0,57b 0,008 ***

EW-conversie 1,51ab

1,49a

1,52b

0,008 *

1 SEM = gepoolde standaard error van het gemiddeld (geeft een indicatie van de nauwkeurigheid

van de schatting van de gemeten variabele)

2 Significantie: n.s. = niet significant, * = (p < 0,05), ** = (p < 0,01), *** = (p < 0,001) a,b Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

(12)

Van opleg tot 14 dagen na opleg groeiden de biggen met voer met verlaagd ruw eiwit langzamer dan dieren die voer met AMGB kregen. De groei van biggen die voer zonder AMGB kregen lag hier tussenin en verschilde niet aantoonbaar van de beide andere proefgroepen. Er was geen verschil in voer- en EW-opname tussen de behandelingen. Biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen, hadden een ongunstigere voeder- en EW-conversie dan dieren met voer zonder of met AMGB. Van 15 dagen na opleg tot einde opfok was de groei en de voer- en EW-opname van biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen lager dan van biggen met voer zonder of met AMGB. Er was geen verschil in voeder- en EW-conversie tussen de proefgroepen.

Over de hele opfokperiode groeiden biggen met verlaagd ruw eiwitvoeders ten opzichte van de beide andere proefgroepen langzamer en namen minder voer op. Biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen, hadden een ongunstigere voeder- en EW-conversie dan biggen die voer met AMGB kregen. De voeder- en EW-conversie van biggen met voer zonder AMGB lag hier tussenin en verschilde niet wezenlijk van de beide andere behandelingen.

3.3 Gezondheid en uitval tijdens de opfokperiode

Het vóórkomen van diarree

In tabel 3 zijn de mate van vóórkomen en de ernst van de diarree weergegeven gedurende de eerste 3 weken van de opfokperiode.

Tabel 3 Mate van vóórkomen en ernst van diarree (uitgedrukt als percentage van het aantal waarnemingen) van biggen in de opfokperiode met voer zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit Significantie1

Aantal dieren 180 180 180

Aantal hokken 18 18 18

Eerste week na opleg

Geen diarree 80,7 86,4 87,1

Pasteuze diarree 10,6 a 8,2 b 7,2 b **

Waterdunne diarree 8,7 5,4 5,7

Tweede week na opleg

Geen diarree 81,9 90,6 88,7 Pasteuze diarree 11,0 a 7,4 b 8,4 b ***

Waterdunne diarree 7,1 2,0 2,9

Derde week na opleg

Geen diarree 90,7 93,0 93,9

Pasteuze diarree 7,5 5,9 4,3 n.s. Waterdunne diarree 1,8 1,1 1,8

1 Significantie: n.s. = niet significant, ** = (p < 0,01), *** = (p < 0,001) a,b Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

(13)

Tijdens de eerste en tweede week na opleg hadden biggen die voer met AMGB of met verlaagd ruw eiwit kregen duidelijk minder en in minder ernstige mate diarree dan biggen met voer zonder AMGB. In de derde week na opleg was er geen verschil in mestconsistentie tussen de drie proefgroepen.

Uitval en veterinaire behandelingen

In tabel 4 zijn het aantal uitgevallen dieren en het aantal dieren dat behandeld is wegens gezondheidsstoornissen weergegeven. Daarnaast zijn de redenen van uitval en van behandelen vermeld.

Tabel 4 Uitval en veterinaire behandelingen van biggen die gedurende de opfokperiode voer kregen zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit Significantie1

Aantal dieren opgelegd 180 180 180

Aantal hokken 18 18 18 Aantal uitgevallen dieren 4 8 5 n.s. Reden van uitval:

- maagdarmaandoeningen 2 1 0 2

- beenwerkaandoeningen 1 1 0 2

- luchtwegaandoeningen 0 2 0 2

- achterblijven 0 0 4 2

- diversen 1 4 1 2

Aantal dieren behandeld 17 12 12 n.s. Reden van behandelen:

- maagdarmaandoeningen 1 1 0 2 - beenwerkaandoeningen 11 3 5 # - luchtwegaandoeningen 1 4 3 2 - hersenverschijnselen 0 1 0 2 - achterblijven 2 0 3 2 - diversen 2 3 1 2

1 Significantie: n.s. = niet significant, # = (p < 0,10) 2 Aantallen te laag om te toetsen

De drie proefgroepen verschilden niet wezenlijk van elkaar in aantal uitgevallen dieren en aantal veterinair behandelde dieren. Wel was er een tendens (p=0,06) tot meer veterinair-behandelde dieren voor beenwerkaandoeningen (met name kreupelheden en/of gewrichtsontsteking) bij de varkens met voer zonder AMGB’s ten opzichte van de dieren die voer met AMGB kregen.

3.4 Economische resultaten

In de economische berekening zijn de verschillen in technische resultaten, de kosten voor veterinaire behandelingen en de arbeidskosten voor het behandelen van de dieren meegenomen. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor de economische berekening:

- Opbrengstprijs: biggenprijs is € 41,50 bij 25 kg (KWIN-V, 2002). Biggen lichter of zwaarder dan 25 kg brengen per kg afwijking € 1,10 minder of meer op.

(14)

- Voerkosten: de kosten van de voeders bedroegen:

speenvoer zonder AMGB’s € 37,39 per 100 kg speenvoer met AMGB (Avilamycine) € 38,11 per 100 kg speenvoer met verlaagd ruw eiwitgehalte € 43,16 per 100 kg opfokvoer zonder AMGB’s € 30,19 per 100 kg opfokvoer met AMGB (Avilamycine) € 30,91 per 100 kg opfokvoer met verlaagd ruw eiwitgehalte € 36,09 per 100 kg - Medicijnkosten: per injectie wordt gemiddeld 2 ml van een medicijn ingespoten. De kosten van

het medicijn bedragen € 0,09 per ml.

- Arbeidskosten: de arbeidskosten zijn € 18,00 per uur (Landelijk Biggenprijzenschema, juli 2002).

- Uit waarnemingen op het proefbedrijf van het Praktijkonderzoek Varkenshouderij blijkt dat het individueel behandelen van één gespeende big 1,13 minuut kost. Er is vanuit gegaan dat elk veterinair behandeld dier gemiddeld twee keer is behandeld. De totale kosten (arbeid + medicijnkosten) van een veterinaire behandeling bedragen dus € 1,04.

- Kosten voor uitval: de kosten van een uitgevallen big bedragen € 33,79. Omdat er tussen de proefbehandelingen geen aantoonbaar verschil was in aantal uitgevallen biggen, zijn de kosten voor uitval voor alle behandelingen gelijkgesteld, gebaseerd op het niveau van de behandeling met laag ruw eiwit.

- Overige kosten: de kosten voor algemene gezondheidszorg, water, gas, elektra, strooisel en dergelijke bedragen € 1,23 (KWIN-V, 2002).

In tabel 5 zijn de resultaten van de economische berekening vermeld per afgeleverde big.

Tabel 5 Financieel resultaat (€) per afgeleverde big van biggen die gedurende de opfokperiode

voer kregen zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit SEM1

Significantie2 Opbrengst 38,05a 38,38a 36,58b 0,197 *** Voerkosten 6,19a 6,42b 6,60c 0,078 *** Gezondheidskosten 0,10 0,07 0,07 Uitvalkosten 0,97 0,97 0,97 Overige kosten 1,23 1,23 1,23 Opbrengst – kosten 29,56a 29,69a 27,71c 0,079 ***

1 SEM = gepoolde standaard error van het gemiddeld (geeft een indicatie van de nauwkeurigheid van de schatting

van de gemeten variabele)

2 Significantie: *** = (p < 0,001)

a,b,c Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

De opbrengst van de dieren met een verlaagd ruw eiwitgehalte was aantoonbaar lager dan van de dieren die voer met of voer zonder AMGB’s kregen. De voerkosten waren het laagst voor voer zonder AMGB’s en het hoogst voor voer met een verlaagd ruw eiwitgehalte. De voerkosten van de dieren die voer met AMGB kregen lag hier tussenin. Het saldo van opbrengsten min kosten was bij de behandeling met verlaagd ruw eiwit aantoonbaar lager dan bij de proefbehandelingen zonder en met AMGB.

(15)

4 Resultaten experiment 2

In dit hoofdstuk worden de chemische samenstelling van de proefvoeders, de technische resultaten en een aantal gezondheidsparameters tijdens de opfokperiode en de economische resultaten van het onderzoek beschreven.

4.1 Chemische samenstelling van de voeders

De gemiddelde resultaten van de chemische analyses van de proefvoeders zijn weergegeven in tabel 6.

Tabel 6 Chemische en fysische analyses van de proefvoeders (g/kg)

Zonder AMGB Met AMGB Met laag ruw eiwit Berekend Geanalyseerd Berekend Geanalyseerd Berekend Geanalyseerd

Speenvoeders Droge stof Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Avilamycine (ppm) 873 172 54 39 62 363 0 884 170 40 40 55 365 0 873 173 54 39 62 361 40 888 172 41 39 58 365 30 870 159 48 37 58 398 0 884 157 39 40 53 402 - Lysine 12,3 11,6 12,3 11,7 12,7 11,7 Methionine 4,3 3,7 4,3 3,8 4,8 4,0 Cysteine 3,2 2,8 3,2 2,9 3,0 2,6 Threonine 8,4 7,7 8,4 7,8 8,6 7,6 Tryptofaan 2,6 2,4 2,6 2,4 2,7 2,4 Isoleucine 7,5 6,9 7,6 6,8 7,9 7,2 Valine 8,6 7,9 8,6 7,7 8,9 8,0 Hardheid (kg) - 4,9 - 4,6 - 4,3 Slijtvastheid (%) - 92,8 - 93,4 - 92,7 Opfokvoeders Droge stof Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Avilamycine (ppm) 868 165 49 43 58 388 0 882 166 48 42 53 396 0 869 166 49 43 58 386 40 884 169 51 42 54 391 38 861 151 44 42 55 424 0 878 151 42 39 48 430 - Lysine 11,5 10,6 11,5 10,9 11,6 11,4 Methionine 3,9 3,5 3,9 3,6 4,4 3,7 Cysteine 3,1 2,8 3,1 2,8 2,7 2,6 Threonine 7,8 7,5 7,8 7,6 7,9 7,5 Tryptofaan 2,4 2,4 2,4 2,4 2,5 2,3 Isoleucine 6,9 6,4 7,0 6,5 7,3 7,0 Valine 8,0 7,4 8,1 7,6 8,2 8,0 Hardheid (kg) - 6,7 - 6,6 - 6,2 Slijtvastheid (%) - 97,8 - 97,8 - 98,0

(16)

Uit tabel 6 blijkt dat de berekende en geanalyseerde waarden redelijk goed overeenkomen. Wel zijn de geanalyseerde ruw vetgehalten in de speenvoeders lager uitgevallen dan berekend, maar de mate van verlaging is echter voor alle speenvoeders vergelijkbaar. De geanalyseerde

aminozurengehalten blijken eveneens lager te zijn dan berekend, maar ook voor deze gehalten geldt dat de mate van verlaging voor alle voeders vergelijkbaar is. Dit geldt echter niet voor het speenvoer met verlaagd ruw eiwit; in dit voer is de afwijking tussen de geanalyseerde en berekende waarden voor de meeste aminozuren hoger dan bij de beide andere speenvoeders. De gehalten van sommige aminozuren in zowel het speenvoer als opfokvoer met verlaagd ruw eiwit zijn gelijk of zelfs lager dan die in de speenvoeders en opfokvoeders met en zonder AMGB, terwijl deze gehalten juist 5% moeten zijn. Het geanalyseerde Avilamycinegehalte van het speenvoer met AMGB is iets lager dan vooraf berekend. De onderlinge verschillen in hardheid en slijtvastheid van zowel de speenvoeders als de opfokvoeders waren gering.

4.2 Technische resultaten in de opfokperiode

In tabel 7 zijn de technische resultaten van de gespeende biggen weergegeven. De resultaten zijn vermeld voor de periode waarin de speenvoeders werden verstrekt (tot en met 14 dagen na opleg), de periode waarin de opfokvoeders werden verstrekt (vanaf 15 tot en met 34 dagen na opleg) en voor de gehele opfokperiode.

(17)

Tabel 7 Technische resultaten van biggen die gedurende de opfokperiode voer kregen zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit SEM1

Sign2

Aantal dieren 220 220 190 Aantal hokken 22 22 19

Van opleg tot en met 14 dagen na opleg

Speengewicht (kg) 7,7 7,7 7,7 Groei (g/dag) 190b 183b 165a 5,5 ** Voeropname (kg/dag) 0,25b 0,23a 0,23a 0,005 *** Voederconversie 1,32a 1,29a 1,41b 0,031 *

EW-opname per dag 0,28b

0,26a

0,25a

0,005 *** EW-conversie 1,48a 1,44a 1,58b 0,035 * Van 15 dagen na opleg tot einde opfok (34 dagen na opleg)

Tussengewicht (kg) 10,7 10,5 10,2 Groei (g/dag) 462b 470b 401a 9,1 *** Voeropname (kg/dag) 0,72b 0,72b 0,65a 0,015 ** Voederconversie 1,56 1,54 1,61 0,024 n.s. EW-opname per dag 0,79b 0,79b 0,71a 0,017 **

EW-conversie 1,72 1,70 1,78 0,027 n.s.

Van opleg tot einde opfok (34 dagen na opleg)

Eindgewicht (kg) 20,8 20,9 19,0 Groei (g/dag) 351b 352b 304a 6,2 *** Voeropname (kg/dag) 0,53b 0,52b 0,47a 0,010 *** Voederconversie 1,50ab 1,48b 1,56a 0,021 * EW-opname per dag 0,58b 0,57b 0,52a 0.011 ***

EW-conversie 1,66ab

1,64b

1,72a

0,023 *

1 SEM = gepoolde standaard error van het gemiddeld (geeft een indicatie van de nauwkeurigheid van de schatting

van de gemeten variabele)

2 Significantie: n.s. = niet significant, * = (p < 0,05), ** = (p < 0,01), *** = (p < 0,001) a,b Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

Van opleg tot en met 14 dagen na opleg groeiden de dieren met voer met verlaagd ruw eiwit slechter, terwijl ook de voeder- en EW-conversie ongunstiger was in vergelijking met de dieren die voer zonder of met AMGB kregen. De voer- en EW-opname van de dieren met voer zonder AMGB was hoger dan van de beide andere proefgroepen.

Van 15 tot 34 dagen na opleg groeiden de dieren die voer met verlaagd ruw eiwit kregen duidelijk minder en was de voer- en EW-opname lager in vergelijking met de dieren die voer zonder of met AMGB kregen. De resultaten van de dieren met voer zonder of met AMGB verschilden onderling niet.

Tijdens de hele opfokperiode was zowel de groei, voer- en EW-opname en voeder- en EW-conversie van dieren die voer met verlaagd ruw eiwit kregen ongunstiger dan van de beide andere

proefgroepen. De resultaten van de dieren met voer zonder of met AMGB verschilden onderling niet.

(18)

4.3 Gezondheid en uitval tijdens de opfokperiode

Het vóórkomen van diarree

In tabel 8 zijn de mate van vóórkomen en de ernst van de diarree weergegeven gedurende de eerste 3 weken van de opfokperiode.

Tabel 8 Mate van vóórkomen en ernst van diarree (uitgedrukt als percentage van het aantal waarnemingen) van biggen in de opfokperiode met voer zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit Significantie1

Aantal dieren 220 220 190 Aantal hokken 22 22 19

Eerste week na opleg

Geen diarree 80,6 81,2 83,1

Pasteuze diarree 17,1 17,6 16,0 n.s. Waterdunne diarree 2,3 1,2 0,9

Tweede week na opleg

Geen diarree 87,5 90,3 92,4 Pasteuze diarree 12,5 a 9,5 ab 7,4 b ** Waterdunne diarree 0,0 0,2 0,2

Derde week na opleg

Geen diarree 90,3 90,5 95,6 Pasteuze diarree 9,4 a 9,0 a 4,4 b *** Waterdunne diarree 0,3 0,5 0,0

1 Significantie: n.s. = niet significant, ** = (p < 0,01), *** = (p < 0,001) a,b Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

In de eerste week na opleg was er geen verschil tussen de proefgroepen in de mate van voorkomen en ernst van diarree. In de tweede week na opleg kwam bij de dieren die voer met verlaagd ruw eiwit kregen duidelijk minder en in minder ernstige mate diarree voor dan bij dieren met voer zonder AMGB. De mate van voorkomen en ernst van diarree van dieren die voer met AMGB kregen lag hier tussenin en verschilde niet aantoonbaar van de beide andere proefgroepen. In de derde week na opleg kwam bij de dieren die voer met verlaagd ruw eiwit kregen duidelijk minder en in minder ernstige mate diarree voor dan bij dieren met voer zonder of met AMGB.

Uitval en veterinaire behandelingen

In tabel 9 zijn het aantal uitgevallen dieren en het aantal dieren dat behandeld is wegens gezondheidsstoornissen weergegeven. Daarnaast zijn de redenen van uitval en van behandelen vermeld.

(19)

Tabel 9 Uitval en veterinaire behandelingen van biggen die gedurende de opfokperiode voer verstrekt kregen zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit

Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit Significantie1

Aantal dieren opgelegd 220 220 190

Aantal hokken 22 22 19 Aantal uitgevallen dieren 5 2 3 n.s. Reden van uitval:

- streptococcen-infectie 2 1 0 2

- beenwerkaandoeningen 0 1 0 2

- luchtwegaandoeningen 1 0 0 2

- diversen 2 0 3 2

Aantal dieren behandeld 26 23 10 # Reden van behandelen:

- maagdarmaandoeningen 5 0 0 2

- beenwerkaandoeningen 8 12 4 n.s.

- luchtwegaandoeningen 7 7 5 n.s. - streptococcen-infectie 5 2 0 2

- diversen 1 2 1 2

1 Significantie: n.s. = niet significant, # = (p < 0,10) 2 Aantallen te laag om te toetsen

Het totaal aantal uitgevallen dieren verschilde niet aantoonbaar tussen de drie proefgroepen. Het aantal uitgevallen dieren per reden van uitval was te laag om uitspraken over te doen. Er was een tendens (p = 0,06) tot minder veterinaire behandelingen bij biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen. Het aantal veterinaire behandelingen voor beenwerk- en luchtwegaandoeningen verschilde niet tussen de proefgroepen. De aantallen van de overige categorieën van behandelen waren te laag om uitspraken over te doen.

4.4 Economische resultaten

In de economische berekening zijn de verschillen in technische resultaten, de kosten voor veterinaire behandelingen en de arbeidskosten voor het behandelen van de dieren meegenomen. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor de economische berekening:

- Opbrengstprijs: biggenprijs is € 41,50 bij 25 kg (KWIN-V, 2002). Biggen lichter of zwaarder dan 25 kg brengen per kg afwijking € 1,10 minder of meer op.

- Voerkosten: de kosten van de voeders bedroegen:

speenvoer zonder AMGB’s € 36,65 per 100 kg speenvoer met AMGB (Avilamycine) € 37,38 per 100 kg speenvoer met verlaagd ruw eiwitgehalte € 44,32 per 100 kg opfokvoer zonder AMGB’s € 30,28 per 100 kg opfokvoer met AMGB (Avilamycine) € 31,01 per 100 kg opfokvoer met verlaagd ruw eiwitgehalte € 41,60 per 100 kg

- Medicijnkosten: per injectie wordt gemiddeld 2 ml van een medicijn ingespoten. De kosten van het medicijn bedragen € 0,09 per ml.

- Arbeidskosten: de arbeidskosten zijn € 18,00 per uur (Landelijk biggenprijzenschema juli 2002).

(20)

- Uit waarnemingen op het proefbedrijf van het Praktijkonderzoek Varkenshouderij blijkt dat het individueel behandelen van één gespeende big 1,13 minuut kost. Er is vanuit gegaan dat elk veterinair behandeld dier gemiddeld twee keer is behandeld. De totale kosten (arbeid + medicijnkosten) van een veterinaire behandeling bedragen dus € 1,04.

- Kosten voor uitval: de kosten van een uitgevallen big bedragen € 33,79. Omdat er tussen de proefbehandelingen geen aantoonbaar verschil was in aantal uitgevallen biggen zijn de kosten voor uitval voor alle behandelingen gelijkgesteld, gebaseerd op het niveau van de behandeling met laag ruw eiwit.

- Overige kosten: de kosten voor algemene gezondheidszorg, water, gas, elektra, strooisel en dergelijke bedragen € 1,23 (KWIN-V, 2002).

In tabel 10 zijn de resultaten van de economische berekening vermeld per afgeleverde big.

Tabel 10 Financieel resultaat (€) per afgeleverde big van biggen die gedurende de opfokperiode

voer kregen zonder AMGB’s, met AMGB (Avilamycine) of met verlaagd ruw eiwit Zonder AMGB Met AMGB Verlaagd ruw eiwit SEM1

Significantie2 Opbrengst 36,82a 36,87a 34,81b 0,252 *** Voerkosten 6,17a 6,22a 7,45b 0,112 *** Gezondheidskosten 0,13 0,11 0,06 Uitvalkosten 0,54 0,54 0,54 Overige kosten 1,23 1,23 1,23 Opbrengst – kosten 28,75a 28,77a 25,53b 0,190 ***

1 SEM = gepoolde standaard error van het gemiddeld (geeft een indicatie van de nauwkeurigheid van de schatting

van de gemeten variabele)

2 Significantie: *** = (p < 0,001)

a,b,c Een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

De opbrengst van de dieren die voer met een verlaagd ruw eiwitgehalte kregen was aantoonbaar lager dan van de dieren met voer zonder of met AMGB’s. De voerkosten van de proefgroep met verlaagd ruw eiwit waren significant hoger dan van de proefgroepen zonder of met AMGB. Het saldo van opbrengsten min kosten was bij de behandeling met verlaagd ruw eiwit aantoonbaar lager dan bij de proefbehandelingen zonder en met AMGB.

(21)

5 Discussie en conclusies

In dit onderzoek is gekeken naar het effect van verlaagd ruw eiwitgehalte in het voer op technische resultaten en gezondheid van gespeende biggen. De resultaten zijn vergeleken met voer zonder en met AMGB.

Effect van AMGB-toevoeging

Uit beide experimenten bleek van opleg tot einde opfok geen positief effect van het toevoegen van 40 ppm Avilamycine op de technische resultaten. Dit resultaat komt niet overeen met de

bevindingen van Freitag et al., 1998. Uit een door hen uitgevoerde evaluatie van zes biggenproeven waarin het effect van toevoeging van Avilamycine is onderzocht, bleek een gemiddeld positief effect van toevoeging van Avilamycine op voeropname, groei en

voederconversie van resp. 4,8%, 12,2% en 8,4%. De resultaten van de huidige proeven zijn echter wel in overeenstemming met eerdere bevindingen van Praktijkonderzoek Veehouderij met

experimenten die volgens dezelfde proefopzet zijn uitgevoerd (Van Krimpen en Binnendijk, 2001; Van Krimpen et al., 2002; Wijnands et al., 2002). Van de vijf vergelijkbare experimenten (inclusief het huidige) die tot nu door PV zijn uitgevoerd, gaf slechts één experiment een duidelijk verschil te zien in groei en voederconversie tussen de proefbehandelingen met en zonder AMGB. Volgens Thomke en Elwinger (1998) is de relatieve respons op AMGB’s onder goede milieuomstandigheden lager dan onder slechte milieuomstandigheden. Mogelijk dat de milieuomstandigheden in het huidige onderzoek goed waren, waardoor geen effect van AMGB aantoonbaar was. De

gezondheidsstatus (gebaseerd op het percentage uitval, het aantal veterinaire behandelingen en de diarreescores) lag op een hoog niveau. Dit kan een indicatie zijn voor goede milieuomstandigheden. De gemiddelde voeropname, groei en voederconversie lagen in experiment 2 wel op een lager niveau dan in de eerdere experimenten, waarin PV alternatieven voor AMGB heeft onderzocht. Mogelijk is dit het gevolg van de relatief warme zomerperiode, die voor een belangrijk deel samenviel met deze proef.

Effect van ruw eiwitverlaging

In beide experimenten bleven de technische resultaten van de biggen die voer kregen met verlaagd ruw eiwit significant achter bij de biggen met voer zonder of met AMGB. De hele opfokperiode groeiden de biggen gemiddeld 46 g/d minder, namen ze 55 g/d minder voer op en was de voederconversie 0,04 punt ongunstiger in vergelijking met de proefgroep zonder AMGB.

Verstrekken van voeders met verlaagd ruw eiwit had in deze experimenten met name een negatief effect op de voeropname en de groei. Deze resultaten komen niet overeen met die van Le Bellego et al. (2002), die bij verlaging van het ruw eiwitgehalte van 18,4% naar 16,9% geen wezenlijke negatieve effecten vonden op de groei, voeropname en voederconversie van gespeende biggen. Ook Gropp en Schuhmacher (1995) constateerden na een serie van drie biggenproeven, waarin het effect van een absolute ruw eiwitverlaging van 3% werd bepaald, geen negatieve effecten op dierprestaties. Dit gold echter alleen voor de behandelingen waar het niveau van de eerst

limiterende aminozuren op peil bleef. Ook Zheng et al. (2001) vonden geen verlaging van de groei en voeropname van biggen bij verstrekking van voeders met verlaagd ruw eiwitgehalte (van 20% naar 16%) als het isoleucinegehalte van het laag eiwitvoer werd aangevuld tot het niveau van het hoog eiwitvoer. In het huidige onderzoek waren de essentiële aminozurengehalten van de voeders met verlaagd ruw eiwit (inclusief het isoleucine- en valinegehalte) minimaal gelijk aan die van de voeders zonder en met AMGB. Het was de bedoeling dat de aminozurengehalten in deze voeders 5% hoger lagen, maar dit is niet gerealiseerd.

Bij het zoeken naar mogelijke verklaringen voor de achterblijvende resultaten bij voer met verlaagd ruweiwit werd geconstateerd dat in beide experimenten de dieet elektrolytenbalans (dEB) van de

(22)

laag eiwitvoeders aanzienlijk lager was dan van de voeders met en zonder AMGB. In de literatuur wordt aangegeven dat tegenvallende groei en voeropname het gevolg kunnen zijn van een suboptimale dEB (Dersjant Li et al., 2001). Mogelijk was hiervan ook sprake in het huidige onderzoek. Bij het optimaliseren van voeders met verlaagde ruw eiwitgehalten in combinatie met het toevoegen van industriële aminozuren is er een reële kans op gelijktijdige verlaging van de dEB. De dEB is een verhoudingsgetal van de mineralengehalten Na+, K+ en Cl- in het voer en wordt

berekend via de formule:

dEB (mEq/kg) = (Na/22,99 + K/39,10 – Cl/35,45) * 1000

uitgedrukt in mili-equivalenten per kg voer. Een lage dEB in het voer gaat samen met een hoge plasma Cl- - concentratie wat een verzurend effect heeft op het bloed (Dersjant Li et al., 2001;

Patience en Chaplin, 1997). Het dier probeert deze verzuring tegen te gaan door de HCO3

- concentratie in het bloed te verhogen en de voeropname te verlagen (Dersjant Li et al., 2001). Deze verhoging van de CL

-concentratie in het bloedplasma kan zowel veroorzaakt worden door een hoger chloorgehalte als door lagere natrium- of kaliumgehalten in het voer (Patience en Chaplin, 1997). De optimale dEB voor jonge biggen varieert van circa 175 mEq/kg (Patience et al., 1987) tot 200 – 500 mEq/kg (Dersjant Li et al., 2001). Om ervoor te zorgen dat de dEB boven de 170 mEq/kg bleef, voegden Le Bellego et al. (2002) natrium bicarbonaat als buffer toe aan het voer met het laagste ruw eiwitgehalte. In dit opzicht week de proefopzet van Le Bellego et al. (2002) duidelijk af van de huidige experimenten. Op het moment van het samenstellen van de voeders voor de huidige experimenten was nog niet voorzien dat de elektrolytenbalans een effect kan hebben op de proefuitkomsten. De gemiddelde dEB van de voeders zonder en met AMGB bedroeg 153 mEq/kg, terwijl deze waarde voor de voeders met verlaagd ruw eiwit op 99 mEq/kg uitkwam. Deze waarde is duidelijk lager dan de optimale waarde die verschillende auteurs

aangeven. De lage dEB waarde van de voeders met verlaagd ruw eiwit is vooral veroorzaakt door een lager kaliumgehalte, maar ook door een iets hoger chloorgehalte. De lage dEB in de voeders met verlaagd ruw eiwit kan een goede verklaring zijn voor de lage voeropname en groei van de biggen in het huidige onderzoek.

Effect op mestconsistentie en diergezondheid

Uit de huidige experimenten bleek dat biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen duidelijk minder en in minder ernstige mate diarree hadden dan biggen met voer zonder AMGB; in experiment 2 was de mestconsistentie van deze biggen in sommige waarnemingsperioden zelfs beter dan die van biggen die voer met AMGB kregen. In het tweede experiment was er bovendien een tendens tot minder veterinaire behandelingen bij de biggen die voer met verlaagd ruw eiwit kregen, terwijl in beide experimenten (vrijwel) geen biggen behandeld hoefden te worden tegen maagdarmaandoeningen. Deze bevindingen komen overeen met die van Bertol et al. (1999) en Le Bellego et al. (2002) die ook een verbetering van de mestconsistentie waarnamen bij verlaging van het ruw eiwitgehalte. Volgens Bolduan en Hackl (1995) kunnen voeders met een laag ruw

eiwitgehalte preventief werken tegen diarreeproblemen bij biggen. Le Bellego et al. (2002)

schrijven de verbetering in mestconsistentie toe aan de verminderde wateropname bij verlaging van het ruw eiwitgehalte in het voer. Ruw eiwitverlaging van het voer leidt mogelijk ook tot minder onverteerd eiwit in de dikke darm, waardoor minder eiwitfermentatie optreedt en de kans op diarree afneemt (Dewey, 1993). Daarnaast kunnen de verbeteringen het gevolg zijn van een betere aanzuring van de spijsbrij in de maag door een lagere buffercapaciteit van laag eiwitvoeders met als resultaat een geringere overlevingskans van diverse soorten pathogene bacteriën (Prohaszka en Baron, 1980).

(23)

Conclusies

Toevoeging van Avilamycine aan het voer geeft geen verbetering van de technische resultaten van de gespeende biggen vergeleken met biggen die voer zonder AMGB kregen.

Verlaging van het ruw eiwitgehalte in combinatie met het op peil houden van het niveau van eerst limiterende aminozuren heeft over de hele opfokperiode een negatief effect op de groei, voeropname en voederconversie in vergelijking met de proefgroepen zonder en met AMGB. Het verstrekken van voer met verlaagd ruw eiwit vermindert de mate van voorkomen en ernst van diarree.

Het verstrekken van voer met verlaagd ruw eiwit verhoogt de voerkosten en verlaagt de opbrengsten en het saldo per afgeleverde big.

Praktische relevantie

Op grond van de resultaten uit dit onderzoek concluderen we dat verlaging van het ruw eiwitgehalte in combinatie met het op peil houden van de eerst limiterende aminozuren leidt tot vermindering van de technische resultaten. Dergelijke voeders hebben echter wel een positief effect op de diergezondheid. Uit de literatuur blijkt dat verstrekking van laag eiwitvoeders zonder negatieve effecten op de technische resultaten wel mogelijk is als de elektrolytenbalans minimaal circa 175 mEq/kg bedraagt. In het huidige onderzoek week de elektrolytenbalans van de laag eiwitvoeders (circa 100 mEq/kg) aanzienlijk af van de waarden die in de literatuur als optimaal genoemd worden. Aanvullend onderzoek moet uitwijzen wat het effect is van voeders met verlaagd ruw eiwit én een optimale elektrolytenbalans.

(24)

Literatuur

Bellego, L.l., J. Noblet en L. le Bellego, 2002. Performance and utilization of dietary energy and amino

acids in piglets fed low protein diets. Livestock Production Science, 76(1-2): pp. 45-58.

Bertol, T.M., B.G.d. Brito en B.G. de Brito, 1999. Crude p otein levels in the post-weaning diets and

performance in piglets. Pesquisa Agropecuaria Brasileira, 34(6): pp. 1031-1037.

r r t r r r r r

Bogaard, A.E.J.M.v.d., 2000. Public health aspects of bacte ial resistance in food animals. Datawyse |

Universitaire Pers Maastricht, Maastricht.

Bogaard, A.E.v.d., E.E. Stobberingh en A.E. van den Bogaard, 1999. Antibiotic usage in animals. Impact

on bacterial resistance and public health. Drugs, 58(4): pp. 589-607.

Bolduan, G. en W. Hackl, 1995. Feeds for pigle s. Less dietary protein against piglet diarrhoea? Neue

Landwirtschaft(5): pp. 62-63.

Dersjant Li, Y., H. Schulze, J.W. Schrama, J.A. Verreth en M.W.A. Verstegen, 2001. Feed intake, growth,

digestibility of dry matter and nitrogen in young pigs as affected by dietary cation-anion difference and supplementation of xylanase. Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition, 85(3-4): pp. 101-109.

Freitag, M., H. Hensche, H. Schulte-Sienbeck en B. Reichelt, 1998. K itische Betrachtung des Einsatzes

von Leistungsfördern in der Tierernährung. 8, Forschungsberichte des Fachbereichs Agrarwirtschaft Soest; Universitåt-Gesamthochschule Paderborn Nr. 8, Soest.

Genstat_5_Committee, 1993. Genstat 5 Reference Manual; Release 3. - Clarendon Press, Oxford, UK.

Gropp, J. en A. Schuhmacher, 1995. P otein-sparing growth p omoters. 1995, No(266): pp. 268-270.

Kamphues, J. en D. Hebeler, 1999. Antibiotic growth promoting feed additives-an assessment from the

point of view of animal nutrition. Ubersichten zur Tierernahrung, 27(1): pp. 1-28.

Krimpen, M.M.v. en G.P. Binnendijk, 2001. Biosaf® als alternatief voor een antimicrobiële

groeibevorderaar in voer voor gespeende biggen. Rapport 202 Praktijkonderzoek Veehouderij, Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad pp. 1-15.

Krimpen, M.M.v., G.P. Binnendijk, J.G. Plagge en C. Del Prado, 2002. Intibo® als alternatief voo amgb's

bij gespeende biggen. Praktijkboek nr. 2 Praktijkonderzoek Veehouderij, Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad pp. 1-31.

KWIN-V, 2002. Kwantitatieve Informatie Veehouderij 2002-2003. - Lelystad.

Landelijk_biggenprijzenschema_juli_2002, 2002. LTO-Nederland.

Oude Voshaar, J.H., 1995. Statistiek voor onderzoekers. - Wageningen Pers, Wageningen.

Patience, J.F., R.E. Austic en R.D. Boyd, 1987. Effect of dieta y electrolyte balance on growth and

acid-base status in swine. Journal of Animal Science, 64(2): pp. 457-466.

Patience, J.F. en R.K. Chaplin, 1997. The relationship among dietary undetermined anion, acid-base

(25)

Piva, A., 1998. Non-conventional feed additives. Journal of Animal and Feed Sciences, 7(Supp 1): pp. 143-154.

Prohaszka, L. en F. Baron, 1980. The predisposing role of high dietary p otein supplies in

enteropathogenic E. coli infections of weaned pigs. Zentralblatt fur Veterinarmedizin, 27B(3): pp. 222-232.

r

t

t

Rapport_Antimicrobiële_Groeibevorderaars, 1998. Rapport Gezondheidsraad: Antimicrobiële

Groeibevorderaars.

SAS, 1990. SAS/STAT User's Guide: Statistics (Release 6.04 Ed.). - SAS Inst. Inc., Cary, NC, USA.

Thomke, S. en K. Elwinger, 1998. Growth promotants in feeding pigs and poultry. I. Growth and feed

efficiency respons to antibio ic growth promotants. Annales de Zootechnie, 47: pp. 85-97.

Wijnands, A.L., M.M.v. Krimpen en G.P. Binnendijk, 2002a. Digestarom® als alternatief voor amgb's bij

gespeende biggen. Praktijkboek nr. 3 Praktijkonderzoek Veehouderij, Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad pp. 1-30.

Wijnands, A.L., M.M.v. Krimpen, G.P. Binnendijk en A.H.A.A.M.v. Lierop, 2002b. VFAppetite® en V&V® als

alternatief voor AMGB's bij gespeende biggen. Praktijkboek nr. 15 Praktijkonderzoek Veehouderij, Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad pp. 1-31.

Zheng, C.T., D.F. Li, S.Y. Qiao, L.M. Gong, D.F. Zhang, P. Thacker en I.K. Han, 2001. Effects of

isoleucine supplementation of a low pro ein, corn-soybean meal diet on the performance and immune function of weanling pigs. Asian Australasian Journal of Animal Sciences, 14(1): pp. 70-76.

(26)

Bijlagen

Bijlage 1 Grondstoffen- en chemische samenstelling speenvoeders experiment 1

Zonder AMGB Met AMGB Met verlaagd ruw eiwit Mervit Avilamycine Aardappeleiwit Gerst Sojaschroot Maïs ontsloten Tarwe Getoaste sojabonen Lijnzaad Zonnebloemzaadschroot Vismeel Weipoeder Soja-olie Synth. Aminozuren Fumaarzuur Calciumformiaat Vitaminen + mineralen EW Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Darmvert. Lysine Darmvert. Meth. + Cyst. Darmvert. Threonine Darmvert. Tryptofaan Suiker Fosfor Verteerbaar fosfor Calcium Avilamycine (ppm) Elektrolytenbalans (mEq/kg) - 17 365 50 250 50 73 20 20 33 75 11 6 5 8 16 1,12 184 57 37 55 378 10,7 6,4 6,7 2,1 59 6,1 3,6 7,6 - 166 8,0 17 358 50 250 50 73 20 20 31 75 11 6 5 8 16 1,12 184 57 37 56 377 10,7 6,4 6,7 2,1 60 6,1 3,6 7,6 40 168 - 40 445 36 250 50 0 20 0 24 75 17 11 5 8 19 1,12 170 50 31 52 417 11,3 6,8 7,1 2,3 53 5,7 3,6 7,3 - 113 De berekende samenstelling is in g/kg

(27)

Bijlage 2 Grondstoffen- en chemische samenstelling opfokvoeders experiment 1

Zonder AMGB Met AMGB Met verlaagd ruw eiwit Mervit Avilamycine Aardappeleiwit Gerst Sojaschroot Maïs ontsloten Tarwe Getoaste sojabonen Lijnzaad Zonnebloemzaadschroot Vismeel Weipoeder Soja-olie Synth. Aminozuren Fumaarzuur Calciumformiaat Vitaminen + mineralen EW Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Darmvert. Lysine Darmvert. Meth. + Cyst. Darmvert. Threonine Darmvert. Tryptofaan Suiker Fosfor Verteerbaar fosfor Calcium Avilamycine (ppm) Elektrolytenbalans (mEq/kg) - 13 445 118 50 200 13 30 13 23 37 21 6 5 8 18 1,10 180 56 39 51 385 10,0 6,0 6,3 2,0 45 5,8 3,3 7,1 - 144 8 12 438 118 50 200 13 30 13 23 37 21 6 5 8 18 1,10 180 56 40 52 385 10,0 6,0 6,3 2,0 46 5,8 3,3 7,1 40 146 - 40 549 35 50 200 0 0 0 23 37 23 10 5 8 20 1,10 165 45 33 47 433 10,5 6,3 6,6 2,1 38 5,4 3,3 6,8 - 85 De berekende samenstelling is in g/kg

(28)

Bijlage 3 Grondstoffen- en chemische samenstelling speenvoeders experiment 2

Zonder AMGB Met AMGB Laag ruw eiwit Mervit Avilamycine Gerst Tarwe Sojaschroot Maïs ontsloten Getoaste sojabonen Aardappeleiwit Lijnzaad Zonnebloemzaadschroot Weipoeder Soja-olie Synth. Aminozuren Vitaminen + mineralen EW Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Darmvert. Lysine Darmvert. Meth. + Cyst. Darmvert. Threonine Darmvert. Tryptofaan Suiker Fosfor Verteerbaar fosfor Calcium Avilamycine (ppm) Elektrolytenbalans (mEq/kg) - 361 - 85 250 75 - 20 20 111 13 37 29 1,11 172 54 39 62 363 10,2 5,9 6,4 2,0 81 5,7 3,3 7,5 - 148 8 353 - 85 250 75 - 20 20 111 13 37 29 1,11 173 54 39 62 362 10,2 5,9 6,4 2,0 82 5,7 3,3 7,5 40 150 - 377 50 43 250 - 27 20 20 111 19 54 29 1,11 159 48 37 58 398 10,7 6,2 6,7 2,1 74 5,5 3,3 7,5 - 102 De berekende samenstelling is in g/kg

(29)

Bijlage 4 Grondstoffen- en chemische samenstelling opfokvoeders experiment 2

Zonder AMGB Met AMGB Laag Ruw eiwit Mervit Avilamycine Gerst Sojaschroot Maïs ontsloten Tarwe Getoaste sojabonen Aardappeleiwit Lijnzaad Weipoeder Zonnebloemzaadschroot Soja-olie Synth. Aminozuren Vitaminen + mineralen EW Ruw eiwit Ruw vet Ruwe celstof As Zetmeel Darmvert. Lysine Darmvert. Meth. + Cyst. Darmvert. Threonine Darmvert. Tryptofaan Suiker Fosfor Verteerbaar fosfor Calcium Avilamycine (ppm) Elektrolytenbalans (mEq/kg) - 429 125 50 200 5 - 10 56 30 28 34 34 1,09 165 49 43 58 388 9,5 5,6 6,0 1,9 58 5,8 3,3 7,5 - 149 8 421 125 50 200 5 - 10 56 30 28 34 34 1,09 166 49 43 58 386 9,5 5,6 6,0 1,9 58 5,8 3,3 7,5 40 151 - 439 25 50 250 5 15 10 56 30 24 62 34 1,09 151 44 42 55 424 10,2 6,0 6,4 2,0 52 5,7 3,3 7,5 - 95 De berekende samenstelling is in g/kg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• No differences in lipid concentrations, within or between Group 1 (SlO) and Group 2 (SFO) occurred, suggesting that the moderate intake of sucrose (15% of total energy) had

This message, it was recommended, would focus on ID voters, most of whom the analysis of past election results had revealed to have been voting for the opposition since 1994,

The non-host pathogen may still however possess general elicitors that result in PR gene expression in a host plant through systemic acquired resistance (SAR) leading to a

Secondly, the interplay between their teaching strategy (PK – including their knowledge of the nature of technology education, the technology curriculum, its goals, knowledge

Therefore, a comprehensive analysis is necessary to reveal the intercultural linguistic features of this kind of discourse, for example the natural interactions recorded

In this context, this study will focus on the por- trayal of Christ as the Suffering Physician (perceived as a Real Pre- sence in the Eucharistic host by means of transubstantiation)

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State