• No results found

Bruinbergstraat, Oosteveld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bruinbergstraat, Oosteveld"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be

2012

B

RUINBERGSTRAAT

,

O

OSTEVELD

(2)

Opdrachtgever:

Studiebureau Borghart

Titel:

Archeologisch onderzoek Bruinbergstraat-Tinhoutstraat, Oostveld

Vergunningsnummer:

2012/013

Locatie:

Hoek Bruinbergstraat 1-Tinhoutstraat 164, Oostveld, Oedelem, Beernem

Periode:

31 januari 2012

Versie:

Eindrapport

Auteurs:

Dieter Verwerft en Jan Huyghe

Raakvlak: Komvest 45 8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be Veldmedewerkers:

Serge Van Liefferinge en Maritza Verstraete

Metaaldetectie:

(3)

1.

Inleiding... 4

2.

Historische situering ... 5

3.

Bodemkundige situering ... 6

4.

Veldwerk ... 7

5.

Vondsten ... 7

6.

Besluit ... 7

7.

Bibliografie ... 8

(4)

1. Inleiding

Naar aanleiding van de verkaveling van vijf loten op de hoek van de Bruinbergstraat 1 en de Tinhoutstraat 164 te Beernem voert Raakvlak op 31 januari 2012 een archeologisch proefonderzoek uit (zie fig. 1

en 2).

Het archeologisch onderzoek heeft tot doel het inventariseren en waarderen van potentieel archeologisch erfgoed, dat door de geplande werken wordt verstoord. De resultaten worden geëvalueerd om de voordien ongekende, archeologische waarde van het bodemarchief vast te stellen en indien nodig een vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving aan te bevelen.

Fig. 2: Het projectgebied aangeduid in het wit op de topografische kaart 1:10.000 (bron: GISWEST)

Fig. 1: Het projectgebied in het rood aangeduid op de kadasterkaart

(5)

2. Historische situering

In de middeleeuwen bestaat het gehucht Oostveld uit heidegrond, eigendom van de abdij Ter Doest. In het oosten ligt een onontgonnen veldgebied, Swarte Veldt genaamd. Dit gebied verleent zijn naam aan de molen die rond 1800 op de projectlocatie verrijst: de Zwarte Veldmolen. De molen wordt in 1930 vervangen door een stoommaalderij en afgebroken.

Historisch-cartografisch onderzoek bevestigt dit beeld (zie fig. 3 en 4). Op de Pourbuskaart (gemaakt tussen 1561 en 1571) ligt het gebied in een open, sterk beboste omgeving. Wanneer de Kabinetskaart opgemaakt wordt tussen 1770 en 1771 bevindt er zich een bescheiden hoeve op de hoek van de Bruinbergstraat en de Tinhoutstraat. Een molen vinden we niet terug op de kaart. Deze is dus gebouwd na 1771 en voor 1809 (wanneer ze voor het eerst verschijnt op het primitief kadaster).

Fig. 3: Projectgebied aangeduid in het wit op de Pourbus-kaart (1: projectgebied, 2: Hoorn, 3: Oedelem)

Fig. 4: Het projectgebied op de Kabinetskaart (bron: KBR.BE)

(6)

3. Bodemkundige situering

Het projectgebied ligt in de zandstreek. De Vlaamse zandstreek is een relatief laaggelegen streek waarvan de bodems afgezet zijn door poolwinden tijdens de laatste ijstijd (het Weichseliaan), zo’n 11.600 tot 11.500 jaar geleden. De bodemkaart duidt deze locatie aan als vochtig (Sdh) zand (zie

fig. 5).

Om deze gegevens aan te vullen hebben we vierprofielen geplaatst, verspreid over het onderzoeksterrein (zie fig. 6). Uit deze profielen blijkt dat er weinig bodemontwikkeling heeft plaatsgevonden of dat de originele bodem is verdwenen. Alle profielen kenmerken zich door een dikke, sterk humeuze ploeglaag (H1) bovenop een oude ploeglaag (H2). Tussen deze oude ploeglaag en de moederbodem zijn spadesporen zichtbaar. De moederbodem bestaat uit geel zand en zandleem en groene klei (C-horizont, H3).

Fig. 5: Projectgebied aangeduid in het wit op de bodemkaart (bron: GISWEST)

Fig. 6: Sleuf 2, profiel 1 (H1: ploeglaag, H2: oude ploeglaag, H3: moederbodem)

(7)

4. Veldwerk

Om het archeologisch potentieel van de projectlocatie te bepalen worden op 31 januari 2012 drie proefsleuven getrokken op de onbebouwde delen van het onderzoeksterrein (zie fig. 7). Deze sleuven leveren geen enkel archeologisch relevant spoor op.

Daar de molen zich langs de Bruinbergstraat bevond, zijn hier geen sporen van teruggevonden in de sleuven.

Fig. 7: Grondplan 5. Vondsten

De enige vondsten betreffen 19e en 20e eeuws puin. Dit puin is het resultaat van de recente sloop naar aanleiding van de verkaveling.

6. Besluit

Het proefonderzoek levert geen enkel archeologisch relevant spoor op. Op basis hiervan is een vervolgonderzoek niet vereist. Wel willen we u wijzen op het decreet op de bescherming van het archeologisch patrimonium van 30 juni 1993 (en latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten), wat o.a. aangifte van eventuele vondsten inhoudt, indien er tijdens de werken toch nog onverwachte vondsten zouden worden aangetroffen.

(8)

7. Bibliografie

http://cai.erfgoed.net/

http://www.giswest.be/artman/publish/cat_index_83.html

http://www.giswest.be/artman/publish/cat_index_103.html

http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/89206

http://www.kbr.be/collections/cart_plan/ferraris/ferraris_nl.html

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vraag is dan ook niet zozeer waarom Van der Poel niet meer aandacht aan de Brabantse Rose heeft besteed, als wel waarom er na haar proefschrift van 1989 geen onderzoek meer is

Learning the language of the doctorate by unravelling threshold concepts such as doctorateness, employing trans-national approaches to doctoral education and

Opgemerkt dient te worden dat moet worden aangesloten bij het CFH advies: bij ernstige actieve reumatoïde artritis komt behandeling met rituximab (in combinatie met methotrexaat)

In tabel C staat het effect van de combinatie vanggewas en spuittechniek (conventioneel of luchtondersteuning) op de driftreductie weer­ gegeven ten opzichte van de drift naar het

In tabel 13 zijn concentraties aan vetzuren en het aandeel vertakte vetzuren weergegeven per kruisingstype. Uit deze tabel blijkt dat er verschillen waren tussen de drie

Op deze bedrijven waar gedurende de teelt aangetaste planten zijn gevonden met drie bedrijven met een vroege en drie bedrijven met een late aantasting zijn de volgende

Figuur 3.19 laat zien dat de patronen van de cumulatieve aanzandingsvolumes vergelijkbaar zijn voor de drie situaties (voor/na kustversterking en na aanleg Zandmotor). In de eerste

~~_Y~E~!!i!~E~~!~, waarin de mogelijkheid van verblijven (de verblijfs- functie) gerealiseerd dient te worden; het verkeersproces wordt geken- merkt door het gedrag