• No results found

De Carbon Footprint : een belangrijk criterium voor duurzaamheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Carbon Footprint : een belangrijk criterium voor duurzaamheid"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• BLOEMBOLLENVISIE • 8 september 2011 8 september 2011 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 8 september 2011 8 september 2011 • BLOEMBOLLENVISIE • 20 • BLOEMBOLLENVISIE • 8 september 2011 8 september 2011 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 8 september 2011 8 september 2011 • BLOEMBOLLENVISIE • 21

E

en Carbon Footprint is een getal dat aangeeft hoeveel broeikasgassen er zijn vrijgekomen bij de productie van een product. In steeds meer landen wordt bij levering van producten gevraagd om een Car-bon Footprint. Voor exporteurs en handelaren van leverbare bollen en vaste planten is het in de toekomst dus van belang om aan te kunnen geven wat de Carbon Footprint van hun pro-duct is. Praktijkonderzoek Plant en Omgeving heeft in opdracht van Anthos en het Product-schap Tuinbouw een rekenmodel ontwikkeld waarmee telers van bloembollen en vaste plan-ten met slechts een paar variabelen de Carbon Footprint van hun producten kunnen bere-kenen. Dit model was al beschikbaar voor de gewassen tulp, lelie, hyacint en gladiool, maar is recent uitgebreid met nog acht bolgewas-sen en een- en tweejarige vaste planten (tabel

1). De gebruikte methodiek is afgestemd met het LEI en Blonk Milieu Advies. Het model kan gedownload worden in de vorm van een Excel bestand van de website van Anthos: www. anthos.org

VErschillEn in

duurzaam-hEid

Het model berekent met een druk op de knop een CO2-footprint getal voor een partij van 1.000 leverbare bollen. Daarvoor moeten het productiegebied, de exportdatum en eventue-le energiebesparende opties op het bedrijf wor-den aangevinkt (afbeelding 1). Een vergelijking laat zien dat er een factor 10 verschil kan zitten in CO2-footprint tussen de gewassen (afbeel-ding 2). Dit verschil zit vooral in de verwerking en bewaring (groene gedeelte) en het materi-aalgebruik (gele gedeelte). De verwerking- en bewaringsfase leidt voor bijna alle bloembol-len tot het grootste gedeelte van de broeikasgas emissies. Het terugbrengen van de circulatie en

ventilatie bij de bewaring, bijvoorbeeld door frequentieregelaars en/of ethyleen gestuurde ventilatie, maakt de footprint van de teelt dus aanzienlijk kleiner. Het is niet ondenkbaar dat er in de toekomst gecertificeerde bollen op de markt komen die energiezuinig zijn bewaard. Ook energie-intensieve materialen, zoals plas-tics, zijn een grote bron van broeikasgassen. Het gebruik van bloembollennetten bij op klei geteelde bloembollen zorgt er daarom voor dat deze bollen een iets grotere CO2-footprint heb-ben dan wanneer ze op zand waren geteeld. Ook plastic als verpakkingsmateriaal is de moeite waard om onder de loep te nemen. De Carbon Footprint van een partij tulpen wordt met circa 15% verkleind als de plastic export-kratten niet worden afgedankt, maar na afle-vering van de partij worden teruggezonden en hergebruikt. Het nieuwe herbruikbare export-fust ‘Utilysys’, dat onlangs werd gepresenteerd door de KAVB en Anthos, is dus niet alleen vanuit economisch en kwaliteitsoogpunt erg Tekst: Kim van der Putten, PPO

Afbeeldingen: PPO

De moderne consument vindt het steeds belangrijker om bewuste

keu-zes te maken. Met ‘Ecobranding’ en ‘Green marketing’ kunnen

produ-centen hier handig op inspelen. Door te investeren in

milieuvriende-lijke teeltmethoden kunnen zij hun producten laten onderscheiden op

gebied van duurzaamheid. Maar duurzaamheid is een breed begrip. Er

kan bijvoorbeeld gekeken worden naar watergebruik, ecotoxiciteit,

dier-vriendelijkheid of levensduur. Een steeds vaker gebruikt criterium voor

duurzaamheid is de Carbon Footprint.

onderzoek

resumé

Steeds vaker vragen kopers om het effect op het milieu van geproduceerde bloem-bollen en vaste planten. De Carbon Foot-print is een methode om dat effect te bere-kenen. Dit model was al ontwikkeld voor enkele bolgewassen. Voor nog eens acht bolgewassen en een- en tweejarige vaste planten is de methode nu ook beschikbaar.

de carbon Footprint: een belangrijk criterium voor duurzaamheid

interessant, maar kan ook de Carbon Footprint aanzienlijk verkleinen. Ook andere transport-materialen kunnen een groot effect hebben op de Carbon Footprint. Bij het transport van vaste planten wordt turf gebruikt. Turf is een fossiele brandstof en alle in dit materiaal opgeslagen koolstof leidt uiteindelijk tot een grote emis-sie van CO2. Zonder het gebruik van turf kan de relatief grote Carbon Footprint van tweeja-rige vaste planten met de helft worden terug-gebracht.

Het verschil tussen gewassen komt ook voor een deel voort uit de bolmaat. Over het alge-meen hebben kleinere bollen een kleinere foot- print omdat er minder materialen en handelin-gen nodig zijn en omdat er meer stuks in een transporteenheid passen. Dit is gunstig voor bewaring en transport. Een uitzondering hier-op zijn Irissen. Door de hoge temperaturen bij de bewaring is de iristeelt niet alleen ener-gie-intensief in vergelijking met andere bolge-wassen, maar ook in vergelijking met andere landbouwgewassen. Met name glastuinbouw-gewassen, zoals tomaat en aardbeien, staan vanwege de belichting en verwarming bekend als grote verbruikers van gas en elektriciteit. Een zakje irisbollen heeft een twee keer zo grote Carbon Footprint als een bakje Neder-landse aardbeien en bijna drie keer zo groot als een trosje Hollandse tomaten van hetzelf-de gewicht.

Footprint bolbloEmEn

In het algemeen scoort de teelt van bloembol-gewassen en vaste planten gemiddeld vergele-ken met andere landbouwgewassen. Bloembol-len en vaste planten zitten op circa 1,6 en 1,75 kg CO2 per kg product, bijzondere bolgewassen iets hoger met een footprint van 1,9 kg CO2 per kg. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat dit alleen de footprint is voor de teelt. Als de bollen worden afgebroeid tot bloemen, dan wordt de Carbon Footprint verder uitgebreid met ener-gie en materiaalgebruik in de kasfase. Momen-teel wordt bij PPO gewerkt aan een Carbon Footprint model waarin ook de broeierij wordt

meegenomen. De broeierij is qua processen complexer dan de teelt. Verschillen in energie-gebruik door trekduur, meerlagenteelt en ver-schillen in materiaalgebruik door broei op pot-grond of water, maken dat de footprints van de broeierij naar verwachting meer uiteenlopend zijn dan van de teelt. Voor dit project wordt ook de broei in andere klimaatzones meegenomen. Begin volgend jaar zal dit model beschikbaar zijn voor de praktijk.

bErEkEning co

2

-Footprint

De Carbon Footprint dankt zijn naam aan het meest voorkomende broeikasgas kool-stofdioxide. Maar ook andere gassen dragen bij aan het broeikaseffect en maken daarom deel uit van de Carbon Footprint. De hoeveel-heid uitstoot van deze gassen is weliswaar klei-ner, maar de broeikasgaswerking is veel ster-ker: 1 kg methaangas (CH4) is bijvoorbeeld 25 keer zo schadelijk als 1 kg CO2 en 1 kg lachgas (N2O) is vergelijkbaar met wel 298 kg CO2. De uitstoot van deze gassen wordt daarom omge-rekend naar CO2-equivalenten. De directe uit-stoot van broeikasgassen is een aanzienlijk

deel van de Carbon Footprint, maar een nog veel groter gedeelte bestaat uit indirecte uit-stoot. Deze indirecte uitstoot wordt veroor-zaakt door de productie van halffabricaten, bijvoorbeeld kunstmest en gewasbescher-mingsmiddelen of wordt uitgestoten bij de del-ving van grondstoffen. Tabel 2 geeft een over-zicht van de belangrijkste uitstootcategorieën bij de teelt van bloembollen en vaste planten. Alle teeltprocessen waarvan verwacht kan wor-den dat ze voor meer dan 1% bijdragen aan de CO2-footprint worden meegenomen. De bere-keningen gaan uit van gemiddelde normen uit de praktijk. Alleen voor transport en bewaring wordt gevraagd om nauwkeurige informatie op te geven. Transport en bewaring kunnen sterk verschillen van partij tot partij en bepalen daar-naast een flink deel van de Footprint.

Deze projecten zijn uitgevoerd in opdracht van en gefinancierd door Anthos en het Product-schap Tuinbouw; uw sector investeert in dit onderzoek via het Productschap Tuinbouw. Meer informatie is te vinden op www.tuinbouw. nl onder projectnummer 14026

Teeltbewerkingen meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, materialen, die-selverbruik van tractoren voor grondbewerking, oogst Verwerking en bewaring elektraverbruik voor verwerkingslijnen, gebruik van

hef-trucks, en voor ventilatie, circulatie en koeling, en gasver-bruik voor bewaring

Import/export transport over land of over zee van het productiegebied naar het afzetgebied

Landgebruik verlies aan CO2-buffercapaciteit door ontginning en decom-positie van dode organische stof

Afbeelding 2: CO2-uitstoot van een partij Nederlandse bollen/planten die naar de VS wordt verscheept (per 1.000 planten/bollen)

Tabel 2: de meest CO2 intensieve productiestappen bij de teelt van bloembollen Gewas Subtypes

Lelie Orientals, Longiflorum, LA, Aziaten Allium

Crocus Dahlia Fritillaria

Narcis Grofbollig, Tête-à-Tête Gladiool

Hyacint Tulp Klei, Zand Muscari Iris

Vaste planten Eenjarig, Tweejarig Zantedeschia

Tabel 1: Beschikbare CO2-footprints van bloembollen en vaste planten in het uitge-breide model

Afbeelding 1: Schermafbeel-ding van de invoerpagina van het vernieuwde CO2 -footprintmodel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jy kan byvoorbeeld sê dat die idees oor die sentrum altyd so vars soos 'n piesang moet wees, verrassend moet wees sodat die tieners altyd so nuuskierig soos 'n bobbejaan is oor

 Primary: To determine the physical demands of elite lead rugby referees by measuring the: duration of a match, total distance covered (m), % time spent in each heart rate zone

De politicoloog Koopmans heeft deze doorslaggevende factoren voor het in beweging komen van mensen als volgt gesystematiseerd: het gaat erom dat er door politieke autoriteiten

The reformulation of the linear programming problem, equation 4.7 subjected to equation 4.8, as a k -shortest path problem on a directed acyclic graph will be as follows (Berclaz

In the other eight observations, we did not find significant lin- ear correlations between CIs and magnitudes (Table 3 ). In some of them, significant colour variations are seen but

The results are neutral, and it can be concluded that the study population does not perceive BEE as either having a positive or negative impact on SMEs.. •