• No results found

Gender non-conforme adolescenten, motieven voor alcohol gebruik en eigenwaarde : mediatie van eigenwaarde bij motivatie tot alcoholgebruik onder gender non-conforme adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gender non-conforme adolescenten, motieven voor alcohol gebruik en eigenwaarde : mediatie van eigenwaarde bij motivatie tot alcoholgebruik onder gender non-conforme adolescenten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gender non-conforme adolescenten, motieven voor alcohol gebruik en eigenwaarde

Mediatie van eigenwaarde bij motivatie tot alcoholgebruik onder gender non-conforme adolescenten

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

Demi Hijwegen, 11865423

Begeleiding: mw. prof. dr. H.M.W. (Henny) Bos en mw. dr. F.B. (Floor) van Rooij

(2)

Abstract

Introduction. Gender nonconformity is used as a way to signify that someone’s gender

expression breaks cultural expectations for normatively ‘doing gender’ within a certain society and era. Sexual minorities are at increased risk for multiple mental health burdens and externalizing problems, compared with heterosexuals. That is why this study examined whether gender nonconformity in 16- to 21-year-old Dutch adolescents was related to having more motivation for alcohol use and whether this relation was mediated by self-esteem.

Method. Data were collected from 122 Dutch high school students (39 boys and 68 girls,

Mage = 17.19 years), through a questionnaire. Results. Gender nonconformity was found to predict higher motivation for two motives for alcohol use: coping and conformity. Only these relations were mediated by low self-esteem. No mediation of self-esteem was found for the relation between gender nonconformity and the social and enhancement motives. Conclusion. These findings suggest that internalizing problems can predict more externalizing problems in gender nonconforming adolescents. More research is needed to find if, in addition to self-esteem, more factors can provide greater motivation for alcohol use among adolescents. In the end, interventions for alcohol use can be deployed in a more targeted and specific way.

Keywords: gender nonconformity, alcohol use, motivation, self-esteem, mental health, adolescents

(3)

Mediatie van Eigenwaarde bij Motivatie tot Alcoholgebruik onder Gender Non-Conforme Adolescenten

Gender non-conformiteit is het uiten van kenmerken die, cultureel gezien, meer geassocieerd worden met het andere geslacht dan het geslacht wat toegekend is bij de

geboorte (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2002). Bijvoorbeeld: jongens die in vergelijking met andere jongens een meer vrouwelijk of minder mannelijk uiterlijk, interessegebied of

activiteit keuze hebben, worden gezien als gender non-conform. Gender non-conformiteit wordt in westerse samenlevingen vaak verbonden aan homoseksualiteit (Katz, 2007; Lhomond, 1993). In de huidige samenleving heerst het stereotype beeld dat, in vergelijking met heteroseksuelen, een homoseksuele man relatief vrouwelijk is en een lesbische vrouw relatief mannelijk. Onderzoek van Lippa (2008) bevestigt dit stereotype. Dat homoseksuele individuen vaker gender non-conform zijn dan heteroseksuele individuen, betekent niet dat alle homoseksuele individuen gender non-conform zijn of dat alle heteroseksuelen gender conform zijn (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2005).

Eerder onderzoek heeft laten zien dat gender non-conforme jongeren meer

psychosociale problematiek ervaren, in vergelijking met gender conforme jongeren (Cohen-Kettenis, Owen, Kaijser, Bradley, & Zucker, 2003; Rieger & Savin-Williams, 2012).

Onderzoeken laten bijvoorbeeld meer angst, depressie en sociale terugtrekking zien bij gender non-conforme jongeren in vergelijking met gender conforme leeftijdsgenoten

(Cohen-Kettenis et al., 2003; Roberts, Rosario, Slopen, Calzo, & Austin, 2013; Singh, Bradley, & Zucker, 2011).

Een verklaring waarom gender non-conformiteit negatief gerelateerd is aan psychosociale problematiek wordt vaak gegeven aan de hand van de seksuele

minderheidsstress theorie (Meyer, 1995; 2003). Hoewel de seksuele minderheidsstress theorie ontwikkeld is om de verschillen tussen heteroseksuele individuen en homoseksuele

(4)

individuen te verklaren, wordt het ook gebruikt om de rol van gender non-conformiteit, het behoren tot een seksuele minderheid en het ontstaan van psychosociale problemen te verklaren (Meyer, 2003).

De seksuele minderheidsstress theorie (Meyer, 2003) veronderstelt dat gender non-conforme individuen een verhoogd risico hebben voor psychosociale problemen in

vergelijking tot gender conforme individuen, omdat zij worden blootgesteld aan additionele stressoren verwant aan hun minderheidspositie (Dohrenwend, 2000; Frost, 2011; Schwartz & Meyer, 2010). Gedacht kan worden aan vooroordelen en discriminatie (Fedewa & Ahn, 2011). Deze stressoren komen voor seksuele minderheden bovenop de algemene stressoren die iedereen ervaart. Deze additionele stressoren kunnen leiden tot meer stress, wat op zijn tijd kan zorgen voor de ontwikkeling van psychosociale problematiek (Meyer, 1995; 2003)

In de seksuele minderheidsstress theorie wordt er een onderscheid gemaakt in distale en proximale minderheidsstressoren. Een distale minderheidsstressor is bijvoorbeeld een negatieve sociale ervaring die te maken heeft met seksuele geaardheid. Een proximale

minderheidsstressor is een meer subjectieve stressor. Het is de subjectieve beleving van stress van een individu, die afhangt van iemands percepties of beoordelingen van een bepaalde ervaring (Meyer, 2003). Proximale minderheidsstressoren zijn bijvoorbeeld, er vanuit gaan dat er negatieve sociale gebeurtenissen gaan plaatsvinden, de seksuele geaardheid verbergen voor anderen en geïnternaliseerde homofobie (Meyer, 1995; 2003).

Het seksuele minderheidsstress model is verder ontwikkeld door Hatzenbuehler in het psychologisch mediatie model (Hatzenbuehler, 2009). Dit model is met name onderzocht met betrekking tot seksuele minderheden in het algemeen (Hatzenbuehler, 2009). Veel onderzoek rondom seksuele minderheden gaat over interpersoonlijke aspecten, weinig onderzoek is gedaan naar intra persoonlijke aspecten (Hatzenbuehler, 2009; Meyer, 2003). Het

(5)

psychologische processen en neemt aan dat deze processen de relatie tussen stigma gerelateerde stress en psychosociale problemen medieert (Hatzenbuehler, 2009). Het

psychologisch mediatie model oppert dat de ene risico factor een consequentie is van de ander en dat dit samen resulteert in de internaliserende of externaliserende problemen van een individu (Hatzenbuehler, 2009).

Hoewel seksuele minderheden stressoren zouden kunnen vermijden door er niet openlijk voor uit te komen, is dit voor gender non-conforme individuen moeilijk. Dit komt doordat zij, vanwege hun gender expressie, door hun omgeving gezien kunnen worden als homo of lesbisch (Johnson & Ghavani, 2011; Rieger, Linsenmeier, Gygax, Garcia, & Bailey, 2010). Door de duidelijk zichtbare gender expressie van gender non-conforme minderheden zou verwacht kunnen worden dat voor hen beide verklaringsmodellen sterker werken, in vergelijking met gender conforme minderheden. Seksuele minderheden die meer gender non-conform zijn ervaren meer sekse gerelateerd slachtofferschap en afwijzing en dus meer problemen met de psychosociale gezondheid (Baams, Beek, Hille, Zevenbergen, & Bos, 2013; Sandfort, Melendez, & Diaz, 2007).

Een voorbeeld van een intra persoonlijk aspect is eigenwaarde (Hatzenbuehler, 2009). Veel onderzoek is gedaan naar seksuele minderheden en internaliserende problemen als lage eigenwaarde (Collier, Bos, Merry, & Sandfort, 2012; Plöderl & Fartacek, 2005; Wichstrom & Hegna, 2003; Ziyadeh et al., 2007). Jongeren uit seksuele minderheden lijken, in vergelijking met leeftijdsgenoten, een lagere eigenwaarde te hebben (Plöderl & Fartacek, 2005; Wichstrom & Hegna, 2003; Ziyadeh et al., 2007). Niet alleen lagere eigenwaarde maar ook

externaliserende problematiek als alcoholgebruik lijkt vaker voor te komen bij seksuele minderheden (Garofalo, Wolf, Kessel, Palfrey, & DuRant, 1998; Ziyadeh et al., 2007), hoewel hier in vergelijking met internaliserende problemen onder jongeren uit een seksuele minderheid veel minder onderzoek naar is gedaan. Wat het effect van een lage eigenwaarde

(6)

heeft op psychopathologie en externaliserende problemen moet nog verder onderzocht worden (Hatzenbuehler, 2009).

Er zijn verschillende motieven voor het drinken van alcohol. Denk aan: sociaal (drinken met vrienden), genot (je beter voelen), coping (vergeten van problemen) en conformering (horen bij een groep) (Cooper, 1994; Cooper, Russell, Skinner, & Windle, 1992; Patrick, Schulenberg, O’Malley, Johnson, & Bachman, 2011). Bestaand onderzoek laat zien dat het drinken van alcohol wordt gebruikt als een manier om met een stressvolle

gebeurtenis, als discriminatie, om te gaan (Greely & Oei, 1999). Meerdere onderzoeken veronderstellen dat sociale normen zorgen voor meer alcohol gebruik. Sociale normen refereren naar de invloed die de omgeving heeft op het gebruik van alcohol bij een individu en zijn voorspellers voor problemen met alcohol, met name onder adolescenten (Bux, 1996; Hatzenbuehler, Corbin, & Fromme, 2008; Sher, Bartholow, & Nanda, 2001).

Individuen ontwikkelen middelen om met stigma gerelateerde stress om te gaan. Algemeen onderzoek naar veerkracht laat zien dat blootstelling aan bepaalde vormen van stress (controleerbare vormen) leidt tot meer veerkrachtige uitkomsten (Fergus &

Zimmerman, 2005; Garmezy, 1991; Rutter, 1993). Het is mogelijk dat stigmatiserende stressoren (acute stressoren die niet als enorm belastend worden ervaren) reacties uitlokken die later gebruikt kunnen worden bij andere stressoren (Hatzenbuehler, 2009). Veel gender non-conforme individuen leven namelijk een gelukkig leven wat niet bepaald is door

problematiek en stigmatisering (Riggle, Whitman, Olson, Rostosky, & Strong, 2008). Onder gender non-conforme individuen is er echter nog weinig onderzoek gedaan naar veerkracht (Hatzenbuehler, 2009).

Zowel internaliserende als externaliserende problematiek wordt vaak in verband gebracht met seksuele minderheden (Collier et al., 2012; Garofalo et al., 1998; Ziyadeh et al., 2007). Weinig onderzoek is gedaan naar internaliserende en externaliserende problematiek bij

(7)

gender non-conforme adolescenten (Hatzenbuehler, 2009). Verwacht wordt dat zowel het minderheidsstress model (Meyer, 2003) als het psychologisch mediatie model

(Hatzenbuehler, 2009) van toepassing zullen zijn op gender non-conforme minderheden of zelfs nog meer van toepassing zullen zijn op gender non-conforme minderheden vergeleken met gender conforme minderheden, omdat er bij hen meer zichtbare gender expressie is (Johnson & Ghavani, 2011; Rieger et al., 2010). Daarbij wordt verwacht dat internaliserende en externaliserende problemen ook van toepassing zijn op gender non-conforme minderheden.

In het komende onderzoek zal gekeken worden naar de samenhang tussen gender non-conformiteit, onder adolescenten van 16 tot en met 21 jaar, en motivatie tot het gebruiken van alcohol. Gekeken wordt of gender non-conforme adolescenten meer redenen hebben voor het drinken van alcohol door een lage eigenwaarde (mediatie). De onderzoeksvraag luidt: Is er een mediatie van eigenwaarde in de motivatie tot alcoholgebruik onder gender non-conforme adolescenten van 16 tot en met 21 jaar. Verwacht wordt dat wanneer een adolescent gender non-conform is, er een lagere eigenwaarde zal zijn. Verder wordt verwacht dat eigenwaarde een beschermende factor is en dat een hoge eigenwaarde zal zorgen voor minder motivatie tot alcoholgebruik. Als de eigenwaarde daar en tegen laag is, zal er meer motivatie zijn tot het gebruiken van alcohol.

Misbruik van alcohol, met name grote hoeveelheden tegelijk, wordt een steeds groter probleem in de huidige samenleving (Conrod, Castellanos-Ryan, & Mackie, 2011). Vroeg en veel drinken van alcohol lijkt te leiden tot het meer gebruiken en afhankelijk zijn van alcohol wanneer iemand volwassen is (Kraus, Bloomfield, Augustin, & Reese, 2000; Zucker, 2008). Ook kan het leiden tot antisociaal gedrag (Grant, Stinson, & Harford, 2001) en drugsgebruik (McGue, Iacono, Legrand, Malone, & Elkins, 2001). Wanneer uit het onderzoek duidelijk wordt of de mate van gender non-conformiteit in verband staat met motieven voor het drinken

(8)

van alcohol en blijkt dat eigenwaarde een beschermende factor is, kunnen er effectievere interventies worden ingezet.

Methode

Participanten

De onderzoeksgroep van dit onderzoek bestond uit adolescenten van het Middelbaar Beroepsonderwijs (mbo; n = 59, 41.0%) en uit de bovenbouw van het havo/ vwo (n = 85; 59.0%). In totaal hebben er 144 participanten deelgenomen aan het onderzoek (vrouw: n = 98, 68.1%; man: n = 46, 31.9%). Zij zijn geworven door een selecte doelgerichte steekproef. Alleen scholieren/ studenten op havo, vwo of mbo scholen, tussen de 16 en 21 jaar mochten deelnemen aan het onderzoek. Nadat de participanten die de afgelopen zes maanden geen alcohol hadden gedronken eruit waren gehaald, bleven er 123 participanten over. Het uiteindelijke aantal participanten, na controle op missende waarden, is 122. Deze

participanten hebben een gemiddelde leeftijd van 17.19 jaar (SD = 1.32, min = 16, max = 21). Van de participanten heeft 91.0 procent een Nederlands of westerse achtergrond en 9.0 procent een westerse achtergrond. De participanten uit dit onderzoek met een niet-westerse achtergrond zijn, of zelf of (één van) beide ouders, geboren in: Taiwan, Suriname, Kenia, Zuid-Afrika, Dominicaanse Republiek, China, Tunesië, Afghanistan, Namibië en Algerije. In Tabel 1 (Bijlage A) zijn de demografische achtergrondgegevens van de uiteindelijke onderzoeksgroep weergegeven.

Procedure

Voor dit cross-sectionele onderzoek werd persoonlijk contact gelegd met verschillende scholen (mbo, havo, vwo). Zij zijn gebeld voor hun deelname en hebben een informatiebrief over het onderzoek toegestuurd gekregen. Wanneer gewenst, kon ook de vragenlijst ingezien worden. Aangezien de respondenten 16 jaar of ouder waren, was er geen vorm van consent van de ouders nodig. De respondenten zijn vooraf, door middel van een informatiebrief,

(9)

geïnformeerd over de inhoud van het onderzoek, de procedure, anonimiteit, vrijwilligheid en het feit dat op elk moment de deelname aan het onderzoek kan worden gestopt. Tijdens de afname hebben de participanten nogmaals de informatiebrief en een toestemmingsformulier overhandigd gekregen, welke in een aparte enveloppe (los van de vragenlijst) ingeleverd moest worden.

Bij de onderzoeksgroep werd eenmalig een vragenlijst op papier afgenomen, waarin verschillende variabelen gemeten werden. Denk hierbij aan: leeftijd, geslacht,

genderconformiteit, alcoholgebruik, psychosociale gezondheid en zelfbeeld. De vragenlijsten werden afgenomen op de scholen zelf, in de reguliere klassensetting (mentorklas). De

gemiddelde tijd voor het invullen van de vragenlijst was ongeveer 20 minuten. De voor dit onderzoek samengestelde vragenlijst kan opgevraagd worden bij de onderzoeker. Er is gebruik gemaakt van kwantitatief, hypothese toetsend onderzoek.

Anonimiteit van de jongeren is gewaarborgd door de vragenlijsten niet van naam, maar van nummer te voorzien en de respondenten op afstand van elkaar de vragenlijsten in te laten vullen. Ook de toestemmingsformulieren zijn niet voorzien van naam, maar van

studentnummer. Wanneer participanten, na afloop van het invullen van de vragenlijst, vragen hadden over het onderzoek of behoeften hadden om te praten konden zij mailen naar één van de onderzoekers. Dit is niet gebeurd.

Meetinstrumenten

Sociaal demografische achtergrondvariabelen. In de vragenlijst werden vragen

meegenomen die sociaal demografische achtergrondvariabelen als, leeftijd, etniciteit, sekse en opleidingsniveau meten. Bij de variabele etniciteit werd onderscheid gemaakt tussen

‘Nederlands/ westers’ en ‘niet-westers’. De jongeren in deze studie werden beschouwd als ‘Nederlands/ westers’ als beide ouders in Nederland of een ander westers land geboren zijn.

(10)

Wanneer één van beide of beide ouders in een niet-westers land geboren zijn, werden de jongeren beschouwd als ‘niet-westers’.

Gender non-conformiteit. De onafhankelijke variabele gender non-conformiteit is

gemeten met de Beliefs About Others’ Perceptions – Gender Typicality vragenlijst die is gebruikt in het onderzoek van Green, Rimes, en Rahman (2018). Met deze vragenlijst schatten de respondenten in, hoe andere mensen zijn of haar genderkenmerken beschouwen over een reeks van gedragingen, interesses, hobby’s, uiterlijk, gebaren en interpersoonlijke stijlen (bijvoorbeeld emotionele responsen). De vragenlijst is gebaseerd op eerdere literatuur over gender conformiteit en op vaak gebruikte lijsten voor het meten van gender non-conformiteit (Zucker et al., 2006). Voor het huidige onderzoek zijn de 15 items vertaald.

De items zijn verdeeld in vijf sub schalen van drie items: uiterlijk, emotionele reacties, sport interesse, beroepsinteresses en interpersoonlijk handelen. Een voorbeeld item voor de schaal uiterlijk is: ‘Mensen vinden mijn uiterlijk?’ Een voorbeeld item voor de schaal emotionele reacties is: ‘Mensen vinden de manier waarop ik reageer als anderen emotionele steun nodig hebben?’ Een voorbeeld voor de schaal sport interesse is: ‘Mensen vinden mijn interesse in ruige fysieke sporten?’ Een voorbeeld voor de schaal beroepsinteresses is: ‘Mensen vinden mijn interesse in de vakken die ik leuk vind op school?’ Een voorbeeld voor de schaal interpersoonlijk handelen is: ‘Mensen vinden de mate waarin ik dingen zelf beslis/ onafhankelijk ben?’ De antwoorden werden gegeven op een Likertschaal lopend van (1) ‘erg mannelijk’ tot (5) ‘erg vrouwelijk’. De vragen zijn zo gecodeerd dat een hoge score voor zowel mannen als vrouwen dezelfde uitkomstmaat heeft, hoge gender non-conformiteit.

Tussen de vijf sub schalen is er een hoge onderlinge samenhang, met een minimum van .17 (p = .06) en een maximum van .53 (p < .001). Vanwege deze relatief sterke

(11)

samengesteld. De betrouwbaarheid van de schaal voor gender non-conformiteit is α = .89. De betrouwbaarheid is α > .70 en wordt als betrouwbaar geacht (Kline, 1999).

Motivatie tot alcoholgebruik. Voordat respondenten de vragenlijst met betrekking tot

motieven tot het gebruiken van alcohol invulden, werd er eerst een selectievraag ingevuld. Hierin werd op een Likertschaal lopend van (0) ‘0 keer’ tot (6) ’40 keer of meer’, ingevuld hoe vaak er in het afgelopen half jaar (6 maanden) alcohol was gedronken door de respondent (Xue, Zimmerman, & Cunningham, 2009). Participanten die ‘0 keer’ invulden, sloegen de vraag voor motieven tot alcoholgebruik over en werden niet meegenomen in het huidige onderzoek.

Voor het meten van de afhankelijke variabele: de verschillende motieven tot het gebruiken van alcohol, is er gebruik gemaakt van de Drinking Motive Questionnaire Revised ([DMQ-R]; Cooper, 1994). Deze lijst is voor het onderzoek vertaald en bestaat uit 20 items, verdeeld in vier motieven van ieder vijf items. De motieven zijn onder te verdelen in een sociaal, coping, genots-, en conformeringsmotief. Een voorbeelditem voor een sociaal motief is: ‘Ik drink om te genieten op een feest.’ Een voorbeelditem voor een coping motief is: ‘Ik drink om zorgen te vergeten.’ Een voorbeelditem voor een genotsmotief is: ‘Ik drink omdat het spannend is.’ Een voorbeelditem voor een conformeringsmotief is: ‘Ik drink om niet buitengesloten te worden.’ Antwoorden op de items werden gegeven op een Likertschaal lopend van (1) ‘bijna nooit/ nooit’ tot (5) ‘bijna altijd/ altijd’.

De DMQ-R heeft, in het huidige onderzoek, een betrouwbaarheid van α = .91. De afzonderlijke schalen hebben een betrouwbaarheid van α = .87 voor de sociale motieven, α = .83 voor de coping motieven, α = .84 voor de genotsmotieven en α = .77 voor de

conformeringsmotieven. Alle waarden liggen boven α = .70 en worden betrouwbaar geacht (Kline, 1999). Daarnaast is de DMQ-R is in verschillende onderzoeken gebruikt en

(12)

gevalideerd (o.a. Grant, Stewart, O’Connor, Blackwell, & Conrod, 2007; Kuntsche, Stewart, & Cooper, 2008).

Eigenwaarde. Eigenwaarde werd gemeten aan de hand van een vertaling van

Rosenberg’s Self-Esteem Scale (Rosenberg, 1965). Deze schaal meet met 10 items de mate van eigenwaarde van de adolescent. Een voorbeeld vraag is: ‘Ik ben tevreden over mezelf.’ Antwoorden worden gegeven op een Likertschaal lopend van (1) ‘past helemaal niet bij mij’ tot (4) ‘past goed bij mij’. Rosenberg’s Self-Esteem schaal wordt vaak gebruikt voor het meten van eigenwaarde en is ook valide gebleken (Martin-Albo, Núñez, Navarro, & Grijalvo, 2007; Robins, Hendin, & Trzesniewski, 2001; Tomas & Oliver, 1999). De betrouwbaarheid van de vertaalde schaal voor het meten van eigenwaarde is in het huidige onderzoek α = .89. Deze schaal is volgens de opgestelde criteria van Kline (1999), α > .70, voldoende

betrouwbaar.

Analyseplan

De data is gecontroleerd op de correctheid van de gegevens en codeerfouten. Waar nodig zijn er items hercodeerd en er is gecontroleerd op missende waarden. De participanten waarbij er missende waarden gevonden waren, zijn uit het onderzoek gehaald. In de

beschrijvende analyses is gekeken of sociaal demografische gegevens samenhangen met motieven tot alcoholgebruik, door middel van een Pearson’s r correlatie bij twee continue variabelen en t-tests bij een continue en een categorische variabele. Waar het significant was, werden deze sociaal demografische achtergrondgegevens meegenomen als covariaat in de verdere analyses. Ook is er een Pearson’s r correlatie uitgevoerd om de samenhang te meten tussen gender non-conformiteit, eigenwaarde en de vier motieven voor alcoholgebruik sociaal, coping, genot en conformering.

Er is vervolgens een bootstrap mediatie analyse uitgevoerd door een PROCESS macro (Hayes, 2013). Hiermee werd gekeken of gender non-conformiteit in verband staat met de

(13)

motieven voor alcoholgebruik en of deze eventuele relatie gemedieerd werd door

eigenwaarde. Bij een bootstrap worden willekeurige steekproeven uitgevoerd, op basis van de originele data. In de huidige analyse werd de bootstrap uitgevoerd met 10.000 willekeurige steekproeven. Alleen de analyses waarin de mogelijke mediatie variabele (eigenwaarde) samen hangt met gender non-conformiteit en met één van de motieven van alcoholgebruik, zijn getest. Voor elke willekeurige steekproef zijn de mediatie effecten berekend. De

verdeling van deze effecten werd vervolgens gebruikt om een 95% betrouwbaarheidsinterval te verkrijgen, voor de grootte van indirecte effecten van eigenwaarde op de eventuele relatie tussen gender non-conformiteit en de vier motieven voor alcoholgebruik. De indirecte

effecten voor een mediator is significant wanneer het verkregen betrouwbaarheidsinterval niet de waarde 0 bevat (Hayes, 2013). Het toepassen van bootstrapping wordt aangeraden

wanneer er kleine, niet gelijke groepen zijn (Hayes, 2013).

Resultaten

Beschrijvende statistieken

Er zijn geen significante correlaties gevonden tussen de sociaal demografische achtergrondvariabelen sekse, leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit en al in dit onderzoek opgenomen motieven tot het gebruiken van alcohol sociaal, coping, genot en conformering. Er hoeft bij verdere analyses geen rekening te worden gehouden met één van de sociaal demografische achtergrondvariabelen. De uitwerkingen zijn te vinden in Tabel 2 (Bijlage A).

In Tabel 3 (Bijlage A) zijn de Pearson r correlaties tussen gender non-conformiteit, eigenwaarde en de vier motieven tot het gebruiken van alcohol beschreven. Uit de correlatie blijkt dat er een positieve samenhang is tussen alle vier de motivatie stijlen voor het drinken van alcohol. Hoe hoger de motivatie op één van de vier stijlen voor het drinken van alcohol, hoe hoger dit ook voor de andere stijlen lijkt te zijn. Verder is er een positieve samenhang tussen gender conformiteit en het motief coping. Wanneer iemand meer gender

(14)

non-conform is, kan er meer motivatie zijn om te drinken om zorgen te vergeten. Een negatieve samenhang is gevonden tussen gender non-conformiteit en eigenwaarde. Een hogere gender non-conformiteit, lijkt te duiden op lagere eigenwaarde. Tot slot is er een negatieve

samenhang gevonden tussen eigenwaarde en de motieven coping en conformering. Hoe hoger de eigenwaarde, hoe minder de motivatie tot het drinken van alcohol te maken zal hebben met het vergeten van problemen of het bij een groep willen horen.

Mediatie analyse

Er is voor het coping- en conformeringsmotief voor het gebruiken van alcohol een bootstrap mediatie analyse uitgevoerd met een PROCESS macro (Hayes, 2013). Alleen de mediatie analyses waarbij de mediatie variabele (eigenwaarde), significant samenhangt met zowel de onafhankelijke variabele (gender non-conformiteit) als één van de afhankelijke variabelen (motieven tot alcohol) zijn beschreven.

Coping. Eigenwaarde medieert de samenhang tussen gender non-conformiteit en het

alcoholmotief coping (B = 0.16, SE = .07, bootstrap 95%, CI = .05; .32). Figuur 1 (Bijlage B) laat de resultaten zien van deze mediatie en de niet-gestandaardiseerde coëfficiënten voor iedere route (PROCESS Model 4). Het totale model verklaart voor 19% de variantie voor coping als motivatie voor drinken, F (2,119) = 14.27, p < .001. Respondenten die meer gender non-conform zijn, rapporteren minder hoge eigenwaarde (path a), een lage eigenwaarde is daarbij weer een voorspeller voor een hogere mate van coping als motief tot het drinken van alcohol (path b). Zoals te zien in Figuur 1 (Bijlage B) is gender non-conformiteit een

significante voorspeller voor coping als motivatie voor alcoholgebruik, voordat de mediator toegevoegd wordt, t(120) = 2.07, p = .041, 95% CI = .01; .45 (path c). De samenhang tussen gender non-conformiteit en coping als motivatie voor alcoholgebruik is niet meer significant wanneer de mediator toegevoegd wordt (path c’), wat wijst op een volledige mediatie.

(15)

Conformering. Eigenwaarde medieert de samenhang tussen gender non-conformiteit

en het alcoholmotief conformering (B = 0.07, SE = .03, bootstrap 95%, CI = .02; .15). Figuur 2 (Bijlage B) laat de resultaten zien van deze mediatie en de niet-gestandaardiseerde

coëfficiënten voor iedere route (PROCESS Model 4). Het totale model verklaart voor 13% de variantie voor conformering als motivatie voor drinken, F(2,119) = 9.10, p < .001.

Respondenten die meer gender non-conform zijn, rapporteren minder hoge eigenwaarde (path a), een lage eigenwaarde is daarbij weer een voorspeller voor conformering als motief voor het drinken van alcohol (path b). Zoals te zien in Figuur 2 (Bijlage B) is gender

non-conformiteit geen significante voorspeller voor conformering als motivatie voor

alcoholgebruik, voordat de mediator toegevoegd wordt, t(120) = 0.41, p = .679, 95% CI = -.09; .14 (path c). De samenhang tussen gender non-conformiteit en conformering als motivatie voor het drinken van alcohol is ook niet significant wanneer de mediator toegevoegd wordt (path c’), wat wijst op gedeeltelijke mediatie.

Discussie

Het huidige onderzoek heeft als doel om te onderzoeken of gender non-conforme jongeren (tussen de 16 en 21 jaar) meer redenen hebben voor het drinken van alcohol door een lage eigenwaarde. Op basis van gevonden literatuur werd verwacht dat internaliserende en externaliserende problemen ook van toepassing zullen zijn op gender non-conforme

minderheden (Hatzenbuehler, 2009; Meyer, 2003; Johnson & Ghavani, 2011). Verwacht werd dat wanneer een adolescent gender non-conform is, er een lagere eigenwaarde zal zijn. Verder werd verwacht dat eigenwaarde een beschermende factor is en dat een hoge

eigenwaarde zal zorgen voor minder motivatie tot alcoholgebruik. Wanneer de eigenwaarde daar en tegen laag is, zal er meer motivatie zijn tot het gebruiken van alcohol.

In dit onderzoek is er mediatie effect gevonden van eigenwaarde op de samenhang tussen gender non-conformiteit en coping als motivatie voor het drinken van alcohol.

(16)

Wanneer iemand meer gender non-conform is, zal de eigenwaarde lager zijn en de kans om coping als een motivatie voor het drinken van alcohol lijkt groter. Een gender non-conforme adolescent zal, in vergelijking met gender conforme adolescenten, vaker alcohol drinken om problemen en zorgen te vergeten en om om te gaan met vervelende situaties. Deze bevinding komt overeen met eerder onderzoek (Collier et al., 2012; Garofalo et al., 1998;

Hatzenbuehler, 2009; Meyer, 2003; Plöderl & Fartacek, 2005; Ziyadeh et al., 2007).

Tevens is er een gedeeltelijke mediatie gevonden van eigenwaarde op de samenhang tussen gender non-conformiteit en conformering als motivatie voor het drinken van alcohol. Wanneer iemand meer gender non-conform is, zal de eigenwaarde lager zijn en conformering als motivatie voor het drinken van alcohol lijkt groter. Er zal door gender non-conforme adolescenten vaker gekozen worden om alcohol te drinken om bij een groep te horen, door een lagere eigenwaarde. Eerder onderzoek ondersteunt deze bevindingen (Collier et al., 2012; Garofalo et al., 1998; Hatzenbuehler, 2009; Meyer, 2003; Plöderl & Fartacek, 2005; Ziyadeh et al., 2007).

Tegen de verwachtingen in, is er geen mediatie effect gevonden van eigenwaarde op de samenhang tussen gender non-conformiteit en de twee motieven voor het gebruiken van alcohol: sociaal en genot. Een verklaring voor het feit dat er geen mediatie effect is van eigenwaarde voor alle vier de motieven voor alcoholgebruik, kan worden gevonden wanneer de motieven opgedeeld worden in de verwachtingen van een individu. Bij de motieven coping en conformering, verwacht de drinker dat er een negatieve situatie is en dat het drinken van alcohol deze situatie zal verminderen (Cooper, 1994; Cox & Klinger, 1988, 1990; Kuntsche, Knibbe, Gmel, & Engels, 2005). Bij de motieven sociaal en genot is er de verwachting van de drinker dat een positief gevoel versterkt en vergroot zal worden door het drinken van alcohol (Cooper, 1994; Cox & Klinger, 1988, 1990; Kuntsche et al., 2005).

(17)

Individuen met een lage eigenwaarde zijn geneigd om positieve gevoelens te temperen of zelfs te vermijden (Wood, Heimpel, & Michela, 2003). Er wordt aan positieve

gebeurtenissen minder waarde gehecht door individuen met een lage eigenwaarde, negatieve gebeurtenissen worden daarentegen belangrijker gevonden (Campbell, Chew, & Scratchley, 1991). Individuen met een lage eigenwaarde zien mogelijk van sociale- en genotsmotieven niets positiefs. Hierdoor zullen ze niet snel alcohol drinken met sociale of genotsredenen als motivatie.

Een tweede verklaring kan te vinden zijn in het feit dat zowel het sociale- als het genotsmotief erg afhankelijk zijn van de sociale omgeving. Voor beide motieven zijn er naast het individu ook nog andere mensen betrokken. Sociale normen, die door anderen opgelegd worden, zijn voorspellers van problemen met alcohol met name onder adolescenten (Bux, 1996; Hatzenbuehler et al., 2008; Sher et al., 2001). Dit zou kunnen betekenen dat het effect van de omgeving zwaarder weegt dan de lage eigenwaarde van een individu. Een sociale omgeving die betrokken is bij het drinken van alcohol, zou (onbewust) ervoor kunnen zorgen dat het effect van een lage eigenwaarde afneemt (Valkenburg, Peter, & Schouten, 2006). De lage eigenwaarde zou door de sociale omgeving meer naar de achtergrond kunnen verdwijnen of zou zelfs iets toe kunnen nemen (Valkenburg et al., 2006).

Deze studie kent een aantal beperkingen. Een methodologische beperking in het huidige onderzoek is dat er een groot verschil zit tussen het aantal respondenten wat

aangegeven heeft gender conform en gender non-conform te zijn. De groep gender conforme adolescenten was aanzienlijk groter dan de groep gender non-conforme adolescenten.

Aangezien de groep gender non-conforme adolescenten relatief klein was, neemt de kans dat verschillen en effecten per toeval gevonden zijn, toe (Bryman, 2016). Ten tweede is het huidige onderzoek een cross-sectioneel onderzoek. Hierdoor is het onmogelijk om de richting van de gevonden verbanden te onderzoeken en hier uitspraken over te doen.

(18)

Ten derde is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een vragenlijst. De respondenten namen door middel van zelf-rapportage deel aan het onderzoek. Hierdoor kon de respondent niet vrij zijn verhaal vertellen en was er een kans op sociaal wenselijke antwoorden, ook al was het invullen van de vragenlijst anoniem. Tot slot kwamen alle respondenten uit eenzelfde regio. Mogelijk wordt het hierdoor moeilijk om de resultaten te generaliseren.

Naast beperkingen zijn er ook een aantal sterke punten in dit onderzoek. Het huidige onderzoek draagt bij aan de actualiteit. Gender non-conformiteit wordt een steeds groter onderdeel van de hedendaagse samenleving (Caenegem et al., 2015). Daarnaast draagt dit onderzoek bij aan nieuwe inzichten met betrekking tot gender non-conforme adolescenten. Onderzoek onder gender non-conforme adolescenten is schaars (Hatzenbuehler, 2009), dit onderzoek geeft enkele aanvullingen op onderzoek naar gender non-conformiteit.

Een ander sterk punt is het gebruik van een relatief korte, duidelijk toegespitste vragenlijst. Hierdoor was het invullen van de vragenlijst geen enorme belasting voor de respondenten en was het voor hen makkelijker om zich goed op de vragen te kunnen

concentreren. Daarnaast is dit onderzoek één van de eerste onderzoeken waarin de vertaalde lijst voor gender non-conformiteit van Green et al. (2018) is gebruikt en een hoge

betrouwbaarheid had. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor toekomstige onderzoeken naar gender non-conformiteit. Deze vragenlijst vraagt tevens gender non-conformiteit op een zeer specifieke manier uit, vergeleken met ander gebruikte meetinstrumenten voor gender non-conformiteit (Wylie, Corliss, Boulanger, Prokop, & Austin, 2010).

Met vervolgonderzoek kan er gekeken worden naar andere internaliserende problemen die een rol spelen in de relatie tussen gender non-conformiteit en motieven tot alcoholgebruik. Naast zelfrapportages zal er gebruik gemaakt kunnen worden van andere bronnen, zoals het gezin, leeftijdsgenoten, leerkrachten en naast een vragenlijst zal er ook gebruik gemaakt kunnen worden van interviews. Dit kan zorgen voor een completer en betrouwbaarder beeld.

(19)

Daarnaast is het zinvol om te starten met een longitudinaal onderzoek. Hierdoor zal er meer inzicht komen in causale verbanden en hoe de verbanden veranderen over de tijd. In vervolgonderzoek is het ook het overwegen waard om de groep niet-drinkers mee te nemen in het onderzoek. Dit geeft mogelijk een completer beeld en meer informatie. Ook het uitbreiden van het onderzoeksgebied is van belang in vervolgonderzoek, zo kunnen resultaten beter gegeneraliseerd worden.

Tot slot is het interessant voor vervolgonderzoek om de invloed van veerkracht mee te nemen. Veerkracht kan ervoor zorgen dat individuen middelen ontwikkelen om, bijvoorbeeld beter om te gaan met stress (Fergus & Zimmerman, 2005). Mogelijk heeft dit nog invloed op de relatie tussen gender non-conforme adolescenten, eigenwaarde en alcoholgebruik.

Meer aandacht zal er, gezien de resultaten in het huidige onderzoek, moeten komen voor gender non-conforme adolescenten. Weinig is er nog over deze doelgroep bekend. Meer bekendheid over gender non-conformiteit en de eventueel samenhangende problematiek, kan stigmatisering en discriminatie voor deze adolescenten doen verminderen.

Dit onderzoek heeft aangetoond dat, gender non-conforme adolescenten door een lagere eigenwaarde, mogelijk meer kans hebben om coping of conformering als motief te gebruiken voor het drinken van alcohol. Met deze informatie kunnen interventies gerichter worden ingezet om zo het misbruik van alcohol, wat een steeds groter probleem wordt in de huidige samenleving, tegen te gaan (Conrod et al., 2011). Tevens kunnen deze bevindingen het startpunt zijn voor verder onderzoek naar internaliserende en externaliserende

problematiek bij gender conforme adolescenten in Nederland. Hierbij is het gender non-conform zijn niet per definitie iets negatiefs en zal op zichzelf niet zorgen voor meer

internaliserende of externaliserende problemen. Het gaat erom hoe de omgeving hierop reageert, wat maakt dat er internaliserende of externaliserende problematiek zal ontstaan.

(20)

Referenties

Baams, L., Beek, T., Hille, H., Zevenbergen, F. C., & Bos, H. M. W. (2013). Gender nonconformity, perceived stigmatization, and psychological well-being in Dutch sexual minority youth and young adults: A mediation analysis. Archives of Sexual Behavior, 42, 765-773. doi:10.1007/s10508-012-0055-z

Bailey, J. M., & Zucker, K. J. (1995). Childhood sex-typed behaviour and sexual orientation: A conceptual analysis and quantitative review. Developmental Psychology, 31, 43-55. doi:10.1037/0012-1649.31.1.43

Bryman, A. (2016). Social research methods. Oxford university press. Geraadpleegd van: https://books.google.nl

Bux, D. A., Jr. (1996). The epidemiology of problem drinking in gay men and lesbians: A critical review. Clinical Psychology Review, 16, 277–298. doi:10.1016/0272-7358(96)00017-7

Campbell, J. D., Chew, B., & Scratchley, L. S. (1991). Cognitive and emotional reactions to daily events: The effects of self-esteem and self-complexity. Journal of Personality, 59, 473-505. doi:10.1111/j.1467-6494.1991.tb00257.x

Caenegem, E. van, Wierckx, K., Elaut, E., Buysse, A., Dewaele, A., Nieuwerburgh, F. van, … T’Sjoen, G. (2015). Prevalence of gender nonconformity in Flanders, Belgium.

Archives of Sexual Behavior, 44, 1281-1287. doi:10.1007/s10508-014-0452-6 Cohen-Kettenis, P. T., Owen, A., Kaijser, V. G., Bradley, S. J., & Zucker, K. J. (2003).

Demographic characteristics, social competence, and problem behavior in children with gender identity disorder: A cross-national, cross-clinic comparative analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 31, 41-53. doi:10.1023/A:1021769215342

(21)

Collier, K. L., Bos, H. M. W, Merry, M. S., & Sandfort, T. G. M (2012). Gender, ethnicity, religiosity, and same-sex sexual attraction and the acceptance of same-sex sexuality and gender non-conformity. Sex Roles, 68, 724-737. doi:10.1007/s11199-012-0135-5 Conrod, P. J., Castellanos-Ryan, N., & Mackie, C. (2011). Long-term effects of a

personality-targeted intervention to reduce alcohol use in adolescents. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 79, 296-306. doi:10.1037/a0022997

Cooper, M. L. (1994). Motivations for alcohol use among adolescents: Development and validation of a four-factor model. Psychological Assessment, 6, 117–128.

doi:10.1037=1040–3590.6.2.117

Cooper, M. L., Russell, M., Skinner, J. B., & Windle, M. (1992). Development and validation of a three-dimensional measure of drinking motives. Psychological Assessment, 4, 123–132. doi:10.1037==1040–3590.4.2.123

Cox, W. M., & Klinger, E. (1988). A motivational model of alcohol use. Journal of Abnormal Psychology, 97, 168-180. doi:0021-843X/88/$00.75

Cox, W. M., & Klinger, E. (1990). Incentive motivation, affective change, and alcohol use: A model. In W. M. Cox (Ed.), Why people drink. Parameters of alcohol as a reinforcer (pp. 291 -314). New York, NY: Gardner Press.

Dohrenwend, B. P. (2000). The role of adversity and stress in psychopathology: Some evidence and its implications for theory and research. Journal of Health and Social Behavior. 41, 1–19. doi:10.2307/2676357

Fedewa, A. L., & Ahn, S. (2011). The effects of bullying and peer victimization on sexual-minority and heterosexual youths: A quantitative meta-analysis of the literature. Journal of GLBT Family Studies, 7, 398-418. doi:10.1080/1550428X.2011.592968

(22)

Fergus, S., & Zimmerman, M. A. (2005). Adolescent resilience: A framework for understanding healthy development in the face of risk. Annual Review of Public Health, 26, 399–419. doi:10.1146/annurev.publhealth.26.021304.144357

Frost, D. M. (2011). Stigma and intimacy in same-sex relationships: A narrative approach. Journal of Family Psychology, 25, 1-10. doi:10.1037/2326-3598.1.s.49

Garmezy, N. (1991). Resilience in children’s adaptation to negative life events and stressed environments. Pediatric Annals, 20, 463–466. doi:10.3928/0090-4481-19910901-05 Garofalo, R., Wolf, R. C., Kessel, S., Palfrey, J., & DuRant, R. H. (1998). The association

between health-risk behaviors and sexual orientation among a school-based sample of adolescents. Pediatrics, 101, 895–902. doi:10.1542/peds.101.5.895

Grant, B. F., Stinson, F. S., & Harford, T. C. (2001). Age at onset of alcohol use and DSM-IV alcohol abuse and dependence: A 12-year follow-up. Journal of Substance Use, 13, 493-504. doi:10.1016/S0899-3289(01)00096-7

Grant, V. V., Stewart, S. H., O’Connor, R. M., Blackwell, E., & Conrod, P. J. (2007).

Psychometric evaluation of the five-factor Modified Drinking Questionnaire – Revised in undergraduates. Addictive Behaviors, 32, 2611-2632.

doi:10.1016/j.addbeh.2007.07.004

Greeley, J., & Oei, T. (1999). Alcohol and tension reduction. In K. E. Leonard & H. T. Blane (Eds.), Psychological theories of drinking and alcoholism (pp. 14–53). New York, NY: Guilford Press.

Green, L., Rimes, K. A., & Rahman, Q. (2018). Beliefs About Others’ Perceptions – Gender Typicality: Scale development and relationships to gender non conformity, sexual orientation, and well-being. The Journal of Sex Research, 55, 837-849.

(23)

Hatzenbueler, M. L. (2009). How does sexual minority stigma “get under the skin”? A psychological mediation framework. Psychological Bulletin, 135, 707-730. doi:10.1037/a0016441

Hatzenbuehler, M. L., Corbin, W. R., & Fromme, K. (2008). Trajectories and determinants of alcohol use among sexual minority young adults and their heterosexual peers: Results from a prospective study. Developmental Psychology, 44, 81–90. doi:10.1037/0012-1649.44.1.81

Hayes, A. F. (2013). Introduction to mediation, moderation, and conditional process analysis. New York, NY: Guilford Press.

Johnson, K. L., & Ghavami, N. (2011). At the crossroads of conspicuous and concealable: What race categories communicate about sexual orientation. PLoS One, 6, e18025. doi:10.1371/journal.pone.0018025

Katz, J. (2007). The invention of heterosexuality. Chicago, IL: University of Chicago Press. Kline, P. (1999). The handbook of psychological testing (2nd ed.). Londen: Routledge. Kraus, L., Bloomfield, K., Augustin, R., & Reese, A. (2000). Prevalence of alcohol use and

the association between onset of use and alcohol-related problems in a general population sampel in Germany. Addiction, 95, 1389-1401. doi:10.1046/j.1360-0443.2000.95913899.x

Kuntsche, E., Knibbe, R., Gmel, G., & Engels, R. (2005). Why do young people drink? A review of drinking motives. Clinical Psychology Review, 25, 841-861.

doi:10.1016/j.cpr.2005.06.002

Kuntsche, E., Stewart, S. H., & Cooper, M. L. (2008). How stable is the motive-alcohol use link? A cross-national validation of the Drinking Motives Questionnaire Revised among adolescents from Switzerland, Canada, and the United States. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 69, 388-396. doi:10.15288/jsad.2008.69.388

(24)

Lhomond, B. (1993). Between man and woman: The character of the lesbian. Journal of Homosexuality, 25, 63-73. doi:10.1300/J082v25n01_05

Lippa, R. A. (2002). Gender-related traits of heterosexual and homosexual men and women. Archives of Sexual Behavior, 31, 83-98. doi:10.1023/A:1014035302843

Lippa, R. A. (2005). Sexual orientation and personality. Annual Review of Sex Research, 16, 119-153. doi:10.1080/10532528.2005.10559831

Lippa, R. A. (2008). The relation between childhood gender nonconformity and adult

masculinity–femininity and anxiety in heterosexual and homosexual men and women. Sex Roles, 59, 684-693. doi:10.1007/s11199-008-9476-5

Martin-Albo, J., Núñez, J. L., Navarro, J. G., & Grijalvo, F. (2007). The Rosenberg Self-Esteem Scale: Translation and validation in university students. The Spanish Journal of Psychology, 10, 458-467. doi:10.1017/S1138741600006727

McGue, M., Iacono, W. G., Legrand, L. N., Malone, S., & Elkins, I. (2001). Origins and consequences of age at first drink. I. Associations with substance-use disorders, disinhibitory behavior and psychopathology, and P3 amplitude. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 25, 1156-1165. doi:0145-6008/01/2508-1156$03.00/0 Meyer, I. H. (1995). Minority stress and mental health in gay men. Journal of Health and

Social Behavior, 36, 38-56. doi:10.1037/0278-6133.27.4.455

Meyer, I. H. (2003). Prejudice, social stress, and mental health in lesbian, gay, and bisexual populations: Conceptual issues and research evidence. Psychological Bulletin, 129, 674-697. doi:10.1037/2F0033-2909.129.5.674

Patrick, M. E., Schulenberg, J. E., O’Malley, P. M., Johnson, L. D., & Bachman, J. G. (2011). Adolescents’ reported reasons for alcohol and marijuana use as predictors of substance use and problems in adulthood. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 72, 106– 116. doi:10.15288=jsad.2011.72.106

(25)

Plöderl, M., & Fartacek, R. (2005). Suicidality and associated risk factors among lesbian, gay, and bisexual compared to heterosexual Austrian adults. Suicide and Life Threatening Behavior, 35, 661–670. doi:10.1521/suli.2005.35.6.661

Rieger, G., Linsenmeier, J. A., Gygax, L., Garcia, S., & Bailey, J. M. (2010). Dissecting ‘‘gaydar’’: Accuracy and the role of masculinity-femininity. Archives of Sexual Behavior, 39, 124–140. doi:10.1007/s10508-008-9405-2

Rieger, G., & Savin-Williams, R. C. (2012). Gender nonconformity, sexual orientation, and psychological well-being. Archives of Sexual Behavior, 41, 611-621.

doi:10.1007=s10508-011-9738-0

Riggle, E. D. B., Whitman, J. S., Olson, A., Rostosky, S. S., & Strong, S. (2008). The positive aspects of being a lesbian or gay man. Professional Psychology: Research and

Practice, 39, 210-217. doi:10.1037/0735-7028.39.2.210

Roberts, A. L., Rosario, M., Slopen, N., Calzo, J. P., & Austin, S. B. (2013). Childhood gender nonconformity, bullying victimization, and depressive symptoms across adolescence and early adulthood: An 11-year longitudinal study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 52, 143–52.

doi:10.1016/j.jaac.2012.11.006

Robins, R. W., Hendin, H. M., & Trzesniewski, K. H. (2001). Measuring global self-esteem: Construct validation of a single-item measure and the Rosenberg Self-Esteem Scale. Personality and Social Psychology Bulletin, 27, 151-161.

doi:10.1177/0146167201272002

Rosenberg, M. (1965). Society and the adolescent self-image. Princeton, NY: Princeton Univeristy Press.

Rutter, M. (1993). Resilience: Some conceptual considerations. Journal of Adolescent Health, 14, 690–696. doi:10.1016/1054-139X(93)90196-V

(26)

Sandfort, T. G. M., Melendez, R. M., & Diaz, R. M. (2007). Gender nonconformity, homophobia, and mental distress in Latino gay and bisexual men. Journal of Sex Research, 44, 181–189. doi:10.1080/00224490701263819

Schwartz, S., & Meyer, I. H. (2010). Mental health disparities research: The impact of within and between group analyses on tests of social stress hypotheses. Social Science & Medicine, 70, 1111-1118. doi:10.1016/j.socscimed.2009.11.032

Sher, K. J., Bartholow, B. D., & Nanda, S. (2001). Short-and long-term effects of fraternity and sorority membership on heavy drinking: A social norms perspective. Psychology of Addictive Behaviors, 15, 42–51. doi:10.1037//0893-164X.15.1.42

Singh, D., Bradley, S. J., & Zucker, K. J. (2011). Commentary on ‘an affirmative intervention for families with gender variant children: Parental rating of child mental health and gender’ by Hill, Menvielle, Sica, and Johnson (2010). Journal of Sex and Marital Therapy, 37, 151-157. doi:10.1080/0092623X.2011.547362

Tomas, J. M., & Oliver, A. (1999). Rosenberg’s Self-Esteem Scale: Two factors or method effects. Structural Equation Modeling: A Multidisciplinary Journal, 6, 84-98. doi:10.1080/10705519909540120

Valkenburg, P. M., Peter, J., & Schouten, A. P. (2006). Friend networking sites and their relationship to adolescents’ well-being and social self-esteem. CyberPsychology & Behavior, 9, 584-590. doi:10.1089/cpb.2006.9.584

Wichstrom, L., & Hegna, K. (2003). Sexual orientation and suicide attempt: A longitudinal sample of the general Norwegian sample. Journal of Abnormal Psychology, 112, 144– 151. doi:10.1037/0021-843X.112.1.144

Wood, J. V., Heimpel, S. A., & Michela, J. L. (2003). Savoring versus dampening: Self-esteem differences in positive affect. Journal of Personality and Social Psychology, 85, 566-580. doi:10.1037/0022-3514.85.3.566

(27)

Wylie, S. A., Corliss, H. L., Boulanger, V., Prokop, L. A., & Austin, S. B. (2010). Socially assigned gender nonconformity: A brief measure for use in surveillance and

investigation of health disparities. Sex Roles, 63, 264-276. doi:10.1007/s11199-010-9798-y

Xue, Y., Zimmerman, M. A., & Cunningham, R. (2009). Relationship between alcohol use and violent behavior among urban african american youths from adolescence to emerging adulthood: A longitudinal study. American Journal of Public Health, 99, 2041-2048. doi:10.2105/AJPH.2008.147827

Ziyadeh, N. J., Prokop, L. A., Fisher, L. B., Rosario, M., Field, A. E., Camargo, C. A., & Austin, S. B. (2007). Sexual orientation, gender, and alcohol use in a cohort study of U.S. adolescent girls and boys. Drug and Alcohol Dependence, 87, 119–130.

doi:10.1016/j.drugalcdep.2006.08.004

Zucker, R. A. (2008). Anticipating problem alcohol use developmentally from childhood into middle adulthood: What have we learned? Addiction, 103, 100-108.

doi:10.1111/j.1360-0443.2008.02179.x

Zucker, K. J., Mitchell, J. N., Bradley, S. J., Tkachuk, J., Cantor, J. M., & Allin, S. M. (2006). The Recalled Childhood Gender Identity/Gender Role Questionnaire: Psychometric properties. Sex Roles, 54, 469-483. doi:10.1007/s11199-006-9019-x

(28)

Bijlage A Tabellen

Tabel 1

Beschrijvende Statistieken van de Participanten (n = 122) Sekse, % (n) Man 32.0 (39) Vrouw 68.0 (83) Leeftijd M 17.19 SD 01.32 Opleidingsniveau, % (n) Mbo 43.4 (53) Havo/ Vwo 56.6 (69) Etniciteit, % (n) Nederlands/ westers 91.0 (111) Niet-westers 9.0 (11)

Noot. Niet-westerse achtergrond is afkomstig uit: Taiwan, Suriname,

Kenia, Zuid-Afrika, Dominicaanse Republiek, China, Tunesië, Afghanistan, Namibië en Algerije.

(29)

Tabel 2

Gemiddelde scores, standaard deviaties en de motieven van alcohol in de relatie tot sociaal demografische achtergrondgegevens (n = 122)

Sociaal Coping Genot Conformering

M (SD) F / r p M (SD) F / r p M (SD) F / r p M (SD) F / r p Sekse *.459 .628 2.519 .053 *.761 .810 *1.835 .362 Man 3.05 (0.97) 1.30 (0.62) 2.39 (0.94) 1.19 (0.41) Vrouw 2.96 (1.02) 1.55 (0.66) 2.34 (0.98) 1.13 (0.30) Leeftijd - (-) *.024 .789 - (-) *.099 .279 - (-) -.006 .951 - (-) *-.010 .912 Opleidingsniveau *.916 .266 2.599 .116 *.456 .447 **.053 .900 Mbo 2.87 (1.04) 1.58 (0.74) 2.28 (0.92) 1.16 (0.36) Havo/ Vwo 3.08 (0.96) 1.39 (0.58) 2.42 (1.00) 1.15 (0.32) Etniciteit 4.027 .639 *.080 .765 *.146 .319 14.621 .134 Nederlands/westers 3.09 (0.72) 1.53 (0.68) 2.64 (0.96) 1.40 (0.54) Niet-westers 2.98 (1.03) 1.47 (0.66) 2.33 (0.96) 1.13 (0.30)

Noot. De vier motieven voor het drinken van alcohol zijn: sociaal, coping, genot en conformering. De correlatie tussen de vier motieven voor het drinken van alcohol en

leeftijd van de respondenten is uitgevoerd met een Pearson’s r correlatie. De correlatie tussen de vier motieven voor het drinken van alcohol en sekse, opleidingsniveau en etniciteit is uitgevoerd met een t-test. Sekse is 0 = man, 1 = vrouw. Opleidingsniveau is 1 = Mbo, 2 = Havo/ Vwo. Etniciteit is 0 = Nederlands/ westers, 1 = Niet-westers.

(30)

Tabel 3

Beschrijvende Statistieken en Pearson’s r Correlatie tussen Gender Non-Conformiteit, Eigenwaarde en de Motieven tot Alcoholgebruik: Sociaal, Coping, Genot en Conformering (n = 122)

1 2 3 4 5 6 M SD Min Max 1. GNCa - 1.97 0.53 1.00 3.47 2. Eigenwaarde -.31** - 3.12 0.59 1.30 4.00 3. Sociaalb -.07** -.15*** - 2.99 1.00 1.00 5.00 4. Copingb *.19** -.44*** .55*** - 1.47 0.66 1.00 4.20 5. Genotb -.09** -.11*** .72*** .51*** - 2.36 0.96 1.00 4.80 6. Conformeringb *.04** -.36*** .43*** .46*** .38*** - 1.15 0.34 1.00 2.40

Noot. Gender non-conformiteit bestaat uit de antwoordopties 1 (erg gender conform) tot en met 5 (erg gender non-conform). Eigenwaarde bestaat uit de antwoordopties 1

(past helemaal niet bij mij) tot en met 4 (past goed bij mij). De vier alcoholmotieven bestaan uit de antwoordopties 1 (bijna nooit/ nooit) tot en met 5 (bijna altijd/ altijd). a Gender non-conformiteit. b Motieven tot het gebruiken van alcohol.

(31)

Bijlage B

Pijlenschema mediatiemodel

Figuur 1. Mediatie analyse van eigenwaarde op gender non-conformiteit en het coping alcohol motief.

Gender non-conformiteit Coping motief

Eigenwaarde B = 0.07, SE = 0.11, p = .505 path c’ B = -0.47, SE = 0.10, p < .001 path b B = -0.34, SE = 0.10, p < .001 path a

Gender non-conformiteit Coping motief

B = 0.23, SE = 0.11, p = .041 path c

(32)

Figuur 2. Mediatie analyse van eigenwaarde op gender non-conformiteit en het conformering alcohol motief.

Gender non-conformiteit Conformering motief

Eigenwaarde B = -0.05, SE = 0.06, p = .383 path c’ B = -0.34, SE = 0.10, p < .001 path a B = -0.22, SE = 0.05, p < .001 path b Gender non-conformiteit B = 0.24, SE = 0.06, p = .679 path c Conformering motief

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

One hundred and twenty juice samples obtained from eight different fruits; Musa sapientum (banana) ; Mangifera indica ( mango ) ; Citrullus lanatus (watermelon) ;

Maar hier wordt een lastig dilemma bloot- gelegd: in hoeverre moeten adolescenten worden beschermd en is er ruimte voor het vastleggen van seksuele handelingen tussen minderjarigen

Conclusion: Endovascular treatment of PAA with heparin-bonded stent grafts is a safe treatment option with good early and mid-term patency rates comparable with open repair using

It allows us to develop playgrounds that support open-ended play while keeping the players engaged.. However, the mere introduction of technology into playgrounds is not a guarantee

To decom- pose the problem, we distinguish three attack vectors used for accomplishing an input manipulation: (i) user application (e.g., issue legitimate but malicious user commands

Where crypto currency transactions are classified as money, VAT is imposed on the supply of goods or services to a customer by a VAT vendor (supplier) and not on the medium used as

inhou as •n onttrekkingsreaksie en dat hier meer sprake is van •n vorm van ak- tiewe verwerping van norme wat alleen verstaan kan word deur die reaksie ook

This visual observation of a favorable US effect even at lower flow rates indicates that acoustophoretic focus- ing enables the synthesis of smaller particles with narrower