• No results found

De man met de hamer na de hamerslag: het herroepingsrecht in het online kunstveilingwezen : Een onderzoek naar de vraag of Nederlandse online veilinghuizen voldoen aan de uit de Consumentenrichtlijn afkomstige verplicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De man met de hamer na de hamerslag: het herroepingsrecht in het online kunstveilingwezen : Een onderzoek naar de vraag of Nederlandse online veilinghuizen voldoen aan de uit de Consumentenrichtlijn afkomstige verplicht"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De man met de hamer ná de hamerslag: het

herroepingsrecht in het online

kunstveilingwezen

Een onderzoek naar de vraag of Nederlandse online

veilinghuizen voldoen aan de uit de Consumentenrichtlijn

afkomstige verplichting een consumentenkoper over zijn

herroepingsrecht te informeren in de algemene voorwaarden.

Universiteit van Amsterdam

Student: Elaine Kreiken

Studentnummer: 11848790

E-mail: elaine.kreiken@gmail.com

Master Privaatrecht: Privaatrechtelijke rechtspraktijk

Scriptiebegeleider: dhr. dr. R.J.Q. Klomp

(2)

2

Abstract

Ter implementatie van de Richtlijn Consumentenrechten heeft het daar uit afkomstige herroepingsrecht in Nederland een plek gekregen in artikel 6:230o BW en in Engeland in artikel 13 van de Engelse Consumer Contracts Regulations. Wanneer een online veilingkoop als consumentenkoop kwalificeert, kan in de situatie dat het veilinghuis heeft voldaan aan de informatieplicht omtrent het ontbindingsrecht (ingevolge artikel 6:230m lid 1, onder aanhef en sub-leden, h, i en k) kan een consumentkoper tot twee weken na het uitbrengen van het bod een beroep op zijn ontbindingsrecht. Voldoet een veilinghuis echter niet aan deze informatieplicht, dan heeft de consument de mogelijkheid tot een jaar na de verkoop nog een beroep doen op zijn ontbindingsrecht. Hierdoor loopt het veilinghuis risico slachtoffer te worden van frauduleuze praktijken, dan wel economisch risico doordat het voor een verrassing kan komen te staan als het veilinghuis ineens inkomsten misloopt waar het al op had gerekend. Ook stelt het veilinghuis zich bloot aan het risico beboet te worden door het ACM voor het overtreden van de Wet handhaving consumentenbescherming, dan wel omdat het handelen van het veilinghuis in die situatie als een oneerlijke handelspraktijk kwalificeert. Daarom is in dit onderzoek onderzocht of online kunstveilinghuizen in hun algemene voorwaarden voldoen aan de informatieplicht omtrent het ontbindingsrecht afkomstig uit de Richtlijn Consumentenrechten. In dit onderzoek wordt de situatie in zowel Nederland als Engeland belicht. Voor de Nederlandse situatie zijn de algemene voorwaarden van de volgende veilinghuizen geselecteerd en onderzocht: het Zeeuwse Veilinghuis, Notarishuis Arnhem, Veilinghuis AAG, NRC Veilingen, Veilinghuis Van Spengen, Venduehuis Maastricht B.V., Dickhaut Maastricht B.V.. Voor de Engelse situatie worden de algemene voorwaarden van het veilinghuis Christie’s bestudeerd. Uit het onderzoek blijkt dat met name onder Nederlandse veilinghuizen misverstanden bestaan over de vraag of het ontbindingsrecht op de werkwijze van het veilinghuis van toepassing is. Wanneer de veilinghuizen wél de consument informeren over zijn ontbindingsrecht, is pas aan deze informatieverplichting voldaan als zij dit op een duidelijke en begrijpelijke wijze doen. Daarnaast zal het geven van informatie over de daarmee samenhangende verplichtingen niet vergeten moeten worden. Ook dit gaat niet bij elk veilinghuis goed. Hoewel de Nederlandse online kunstveilinghuizen zich nog niet allen genoeg van het herroepingsrecht op de hoogte lijken te hebben gesteld, volgt Christie’s getrouw de regels. Er zijn nog geen rechtszaken tegen het online kunstveilingwezen aangespannen, maar ik sluit niet uit dat online kunstveilinghuizen, die de koop op afstand-regels betreffende de koop op afstand, met boetes van het ACM, dan wel consumentkopers worden geconfronteerd die zich een jaar na hun koop nog op hun ontbindingsrecht uit hoofde van art. 6:230o BW beroepen. Het veilinghuis zal dan moeten kunnen bewijzen dat er geen sprake is van een consumentenkoop dan wel koop op afstand, of dat zij heeft voldaan aan haar informatieverplichting ingevolge art. 6:230m BW. Het is de Nederlandse online kunstveilinghuizen aanbevolen hun algemene voorwaarden nog eens goed te bestuderen en deze, voor zover zij dat nog niet doen, aan de koop op afstand-regels aan te passen.

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Methodologie ... 7

1. Het Europese juridische kader voor de koop op afstand ... 9

1.1 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie ... 9

1.2 Richtlijnen omtrent consumentenbescherming ...10

1.3 Minimum- vs. maximum richtlijn en doorwerking in de nationale rechtsorde ...11

1.4 EU-recht omzeilen?...12

2. Nederlandse juridische kader van het ‘veilingrecht’ ... 15

2.1 Totstandkoming overeenkomst koper/inbrenger/veilinghuis ...15

2.2 Verhouding tussen veilinghuis/inbrenger/koper ...15

2.4 Algemene voorwaarden ...17 2.5 Conclusie ...18 3. Ontbindingsrecht ... 19 3.1 Begrippen ...19 3.2 Informatieplicht ...22 3.3 Ontbindingstermijn ...23 3.4 Toezicht ACM ...23 3.4.1. Overtreding informatieplicht ... 25 3.4.2. Oneerlijke handelspraktijk ... 26 3.5 Ontbindingsrecht wenselijk? ...27 3.6 Conclusie ...28

4. Herroepingsrecht in algemene voorwaarden van veilinghuizen ... 29

4.1 Zeeuwse Veilinghuis ...29

4.2 Notarishuis Arnhem ...30

4.3 Veilinghuis AAG ...30

4.4 NRC Veilingen ...31

4.5 Veilinghuis van Spengen ...31

4.6 Venduehuis der Notarissen B.V. ...31

4.7 Dickhaut Maastricht B.V. ...32

4.8 Conclusie ...32

5. Engelse juridische kader van het ‘veilingrecht’ ... 34

5.1. Totstandkoming overeenkomst ...34

5.2. Rechtsverhouding tussen inbrenger/veilinghuis/koper ...35

5.3. Rechtsverhouding in de praktijk ...37

5.4. Algemene voorwaarden ...37

5.5 Conclusie ...39

6. Herroepingsrecht in de algemene voorwaarden van Engelse veilinghuizen ... 40

6.1 Conditions of Sale van Christie’s ...40

6.2 Conclusie ...41 7. Conclusie ... 42 8. Literatuurlijst ... 43 ANNEX I ... 49 ANNEX II ... 54 ANNEX III ... 59 ANNEX IV ... 62

(4)

4

ANNEX V ... 63

ANNEX VI ... 69

ANNEX VII ... 72

(5)

5

Inleiding

Globalisering en de komst van het internet heeft de kunstmarkt in de loop der jaren veranderd. Galerieën verkopen nu ook kunst op online platforms en daarnaast is de markt transparanter geworden door websites als Artnet waarop veilingopbrengsten worden gepubliceerd.1 Ook voor veilinghuizen is het gemakkelijker geworden voor om hun internationale klantenkring te bereiken, door bijvoorbeeld veilingen online te organiseren, dan de mogelijkheid te geven tijdens een normale veiling online mee te bieden. Deze ontwikkelingen zijn voor de Nederlandse kunstmarkt ook merkbaar geweest. Wereldwijd verdwenen bij Christie’s 10 procent van de banen, en zo ook in Nederland. 2 Sotheby’s Nederland is volledig gestopt met het organiseren van veilingen in Nederland. 3 Nederlandse kunstveilinghuizen die in een lager prijssegment zitten, hebben deze trend ook ontdekt en zijn online gaan veilen.4 Onderzoek van de Stichting We Like Art heeft uitgewezen dat 39% van kunstkopers dit online koopt.5 Wanneer een koopovereenkomst tussen een veilinghuis en een consument via een online veilingplatform tot stand komt, zijn de koop op afstand-regels afkomstig uit de Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten van toepassing (hierna: ‘Richtlijn’ of ‘Richtlijn consumentenrechten’). Het gevolg hiervan is dat de desbetreffende consument het herroepingsrecht toekomt. In het traditionele veilingmodel komen de hoogste bieder slechts de ‘traditionele rechtsmiddelen’ toe wanneer hij spijt heeft de aanschaf van het kunstwerk.6 Het herroepingsrecht is aldus een nieuw recht waar online kunstveilinghuizen hun weg in moeten vinden. Ingevolge de Wet handhaving consumentenbescherming is het van belang dat veilinghuizen zich houden aan de koop op afstand-regels, waaronder de plicht de consument te informeren over herroepingsrecht. Wanneer veilinghuizen dit structureel niet doen kan het ACM hen een hoge boete opgelegd of zij kunnen een jaar na de verkoop nog

1

About, Artnet.com/about/aboutindex.asp?F=1 2

A. Ribbens, ‘Veilinghuis Christie’s schrapt banen’, NRC 8 maart 2017 (online publiek). 3

H. De Klerck, ‘Sotheby’s A’Dam stopt met veilen’, De Volkskrant 2 juli 2011 (online publiek). 4

Van Zadelhoff Veilingen, “Derde Generatie”, laatst geraadpleegd op 14 april 2018, Vanzadelhoff.nl/?p=226 5

We like Art!, ‘Onderzoek: 39% van de kunstkopers koopt online kunst | belang van online kunstmarkt groeit’, (online publiek).

6 Denk bijvoorbeeld aan ontbinding (art. 6:265 BW), ontbinding wegens non-conformiteit (art. 7:17 BW), vervangende schadevergoeding wegens een wanprestatie (art. 6:74 jo. 6:87 BW) en vernietiging op grond van dwaling (art. 6:228 BW).

(6)

6 geconfronteerd worden met een ontevreden koper wiens ontbindingstermijn tot een jaar na de koop is verlengd.7

Dit onderzoek zal licht werpen op de vraag of online kunstveilinghuizen het herroepingsrecht een plek hebben gegeven in de door hen gehanteerde algemene voorwaarden. Meer specifiek zal bezien worden of in deze contractuele implementatie recht wordt gedaan aan de rechtszekerheid die dit recht de consument moet bieden. Wegens de internationale context waarin veilinghuizen met elkaar concurreren, zullen twee hoofdstukken respectievelijk het Engelse veilingrecht en de algemene voorwaarden van Christie’s behandelen. Aan de hand hiervan zal een aanbeveling gedaan worden voor de Nederlandse veilinghuizen die online veilingen organiseren. Meer specifiek zal dit onderzoek antwoord geven op de volgende vraag: Voldoen de algemene voorwaarden van Nederlandse online veilinghuizen aan de vereisten van het herroepingsrecht, afkomstig uit artikel 16 van de Richtlijn 2011/83/EG betreffende consumentenrechten, en geïmplementeerd in artikel 6:230m juncto 6:230o BW?8

Gezien het feit dat de Richtlijn consumentenrechten alleen ziet op consumenten gedefinieerd als ‘iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende

overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen’, zal mijn onderzoek zich beperken tot de situatie dat een onlineovereenkomst

wordt gesloten tussen een consument en een veilinghuis waar voor deze laatste het sluiten van de overeenkomst binnen zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit valt.9

In hoofdstuk 1 wordt het Europese kader geschetst waarbinnen het veilingwezen opereert. In hoofdstuk 2 komen de verschillende juridische kwalificaties aan bod waaronder een koopovereenkomst gesloten via een online veiling kan vallen. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 onder andere in op het ontbindingsrecht, de daarmee samenhangende begrippen, de informatieplicht en de consequenties van het overtreden van de uit het ontbindingsrecht voorvloeiende verplichtingen. Hoofdstuk 4 bestudeert of Nederlandse veilinghuizen deze regelgeving in hun algemene

7

Zie hoofdstuk 3. 8

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende

consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn consumentenrechten’).

(7)

7 voorwaarden respecteren. Hoofdstuk 5 geeft een beknopte schets van het Engelse rechtsstelsel waarbinnen het herroepingsrecht functioneert. Daarna zal in Hoofdstuk 6 besproken worden hoe Christie’s het herroeppingsrecht een plek heeft gegeven in haar algemene voorwaarden. Tenslotte zal in hoofdstuk 7 aan de hand van een vergelijking tussen de Nederlandse en Engelse situatie een aanbeveling worden gedaan.

Methodologie

Voor dit onderzoek is gekozen voor een beschrijvende analyse. De analyse zal zich richten op de Nederlandse en Engelse jurisdictie. De keuze om het Nederlandse recht omtrent het herroepingsrecht in het online kunstveilingwezen en hetzelfde onderwerp in de Engelse jurisdictie te beschrijven, ligt in de omstandigheid dat in de Engelse hoofdstad London, de kunstmarkt aanzienlijk groter is dan in Nederland. In London worden veilingen gehouden door grote namen zoals Christie’s, Sotheby’s, en Bonhams en gaan grote bedragen om in de kunstmarkt. Door deze beide situaties naast elkaar te leggen, kan aan het eind van het onderzoek aan de hand van een korte vergelijking van de situatie in beide landen een aanbeveling gedaan worden voor de Nederlandse situatie. Grote namen zullen immers meer juridische kosten maken om nationale regelgeving te onderzoeken en hun overeenkomsten hier aan te laten voldoen. De aanbeveling heeft tot doel een grotere rechtszekerheid voor zowel de consument als het veilinghuis te bewerkstelligen. Onder rechtszekerheid versta ik een situatie waarin het veilinghuis de consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze informeert over het ontbindingsrecht en de daarmee samenhangende verplichtingen.

Engeland is onderdeel van het Verenigd Koninkrijk, net zoals Wales, Schotland en Noord-Ierland. Hoewel deze landen een gemeenschappelijk parlement delen, heeft ieder van deze landen ook eigen wetgeving. Wegens het lidmaatschap van zowel Nederland als het Verenigd Koninkrijk van de Europese Unie, zal rekening gehouden worden met Europese verdragen, verordeningen en richtlijnen. Het ligt buiten het bereik van dit onderzoek om in te gaan op eventuele gevolgen die de Brexit zou kunnen hebben op de rechtsontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk. De Engelse jurisdictie is een common law jurisdictie, waar rechtsregels voornamelijk gevormd worden door de rechtspraak, waar de Nederlandse jurisdictie een civil law jurisdictie

(8)

8 is, waarin rechtsregels typisch gecodificeerd zijn in de wet. Er is rekening gehouden met deze verschillen tijdens het verrichten van het onderzoek.

(9)

9

1. Het Europese juridische kader voor de koop op afstand

Dit hoofdstuk zal uiteenzetten welke Europese regels er bestaan voor lidstaten op het gebied van consumentenbescherming.10 Deze uiteenzetting zal zich met name richten op de Richtlijn consumentenrechten, maar enkele andere richtlijnen zullen ook kort aan bod komen.11

1.1 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie

Alvorens inzicht te verkrijgen in de rol van het herroepingsrecht in de verhouding tussen online kunstveilinghuizen en consumenten in de nationale rechtssystemen, is het van belang het Europese kader bij deze consumentenovereenkomsten nader toe te lichten. Het bereiken van een hoog niveau van consumentenbescherming is een belangrijke doelstelling van de Europese Unie.12 Achterliggende gedachte van een hoog niveau van consumentenbescherming is het bewerkstelligen van een interne markt zonder binnengrenzen in de Europese Unie.13 De gemiddelde consument zal minder kennis hebben van het product dat hij aanschaft dan de professionele partij die dit te koop aanbiedt. Een bepaalde mate van uniformiteit van Europese regels maakt het de verkoper moeilijker om misbruik te maken van deze onwetendheid bij de consument. De drempel om een product te kopen van een buitenlandse verkoper zal lager zijn met de wetenschap dat je als consument niet met lege handen staat wanneer het object niet voldoet aan je verwachtingen. Zo creëren op Europees niveau opgestelde consumentenrechten meer vertrouwen tussen consumenten en handelaren, wat tot meer handel kan leiden en uiteindelijk tot een interne markt zonder binnengrenzen. Voor de kunstveilinghuizen betekent dit dat hun klantenkring zich heeft kunnen uitbreiden naar andere lidstaten en dat zij burgers van andere lidstaten dezelfde rechten dienen aan te bieden als aan een nationale burger. Als Europese burgers zich in alle lidstaten op dezelfde rechten kunnen beroepen, zal dit tot meer rechtszekerheid voor zowel consumenten als handelaren leiden.14

10

Het valt buiten het bereik van deze scriptie om in te gaan op mogelijke gevolgen op de uitbetaling van een volgrechtvergoeding ingevolge de Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een origineel kunstwerk te bespreken.

11

Richtlijn consumentenrechten. 12 Artikel 169 lid 1 en 2 jo. 114 VWEU. 13

Artikel 26 lid 1 VWEU.

(10)

10

1.2 Richtlijnen omtrent consumentenbescherming

Vooralsnog is de meeste Europese regelgeving op het gebied van consumentenbescherming te vinden in richtlijnen. De belangrijkste richtlijn voor dit onderzoek is de Richtlijn consumentenrechten, waarin ook het herroepingsrecht is gegeven.15 Een andere belangrijke richtlijn is de Richtlijn 93/13/EEG op oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: ‘Richtlijn oneerlijke bedingen’), welke regels geeft omtrent het gebruik van bedingen in door een bedrijf gehanteerde algemene voorwaarden, waarover niet is onderhandeld tussen partijen en waarin aldus een machtsverschil bestaat tussen de consument en het bedrijf.16 Tenslotte is ook de Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel van belang (hierna: ‘Richtlijn elektronische handel’, die onder andere van toepassing is op online contracten, met name op contracten voor online verkoop van consumentenproducten.17 Deze richtlijn zet ook uiteen wat de informatierechten zijn voor partijen wanneer zij online een contract afsluiten, en tot welke informatie-beschikbaarstelling zij verplicht worden. Deze drie richtlijnen bevorderen een hoog niveau van consumentenbescherming, dragen bij aan het creëren van een interne markt en harmonisatie op het gebied van consumentenbescherming. Met het opstellen van deze regels wordt beoogd een goede balans te vinden tussen hoge consumentenbescherming en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met dien verstande dat de regels ten behoeve van consumentenbescherming niet zo ver gaan dat deze afdoen aan het voornoemde concurrentievermogen.18 De richtlijnen omtrent consumentenovereenkomsten beogen daarnaast voldoende waarborgen in te bouwen voor de consument die het risico aandurft een product te kopen dat hij nog nooit in handen heeft gehad.19 Uiteindelijk kunnen deze maatregelen bijdragen aan het realiseren van de economische groei potentie die aan verkoop via het internet ten grondslag ligt. 20

15

Richtlijn consumentenrechten. 16

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (“Richtlijn oneerlijke bedingen”).

17

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel").

18 Preambule 4 van de Richtlijn consumentenrechten. 19

Preambule 1 van de Richtlijn consumentenrechten. 20 Preambule 5 van de Richtlijn consumentenrechten.

(11)

11 Bij online veilingen, waar een kunstvoorwerp via een online platform wordt verkocht, kan de consument het voorwerp niet vooraf in persoon bestuderen.21 Daarom wordt de consument op grond van de Richtlijn consumentenrechten het herroepingsrecht toegekend.22 Dit recht zorgt er voor dat de consument de mogelijkheid heeft na ontvangst de voorwerpen te inspecteren en wanneer dat nodig is, de aard, de kenmerken en de werking van de gekochte goederen na te gaan.23 Wanneer een consument gebruik maakt van dit herroepingsrecht, komt daarbij een einde aan de wederkerige verplichtingen van de contractpartijen om de overeenkomst uit te voeren.24 In het Messner25 arrest was er sprake van een consument die een laptop had gekocht door middel van een koop op afstand, die na bijna een jaar een beroep deed op zijn herroepingsrecht. De verkoper wilde dat de desbetreffende consument een vergoeding betaalde voor de waardevermindering die het goed had opgelopen door zijn gebruik er van. Daarin gaf het hof de verkoper gelijk. Hier uit volgt dat onder omstandigheden een beroep op het herroepingsrecht partijen niet altijd direct zal bevrijden van hun verplichtingen. Het herroepingsrecht heeft een plek gekregen in artikel 8 tot en met 16 van de Richtlijn consumentenrechten.26 In Nederland heeft dit recht na implementatie een plek gekregen artikel 6:230o BW en in Engeland kan dit recht worden teruggevonden in artikel 13 van de Consumer Contracts Regulations 2013.27

1.3 Minimum- vs. maximum richtlijn en doorwerking in de nationale rechtsorde

Wanneer een richtlijn een minimumkarakter heeft, mogen lidstaten strengere regelgeving dan gegeven in de richtlijn opstellen, zolang dit verenigbaar is met het VWEU verdrag. In het geval van een richtlijn met een maximum karakter mag dat niet. De Richtlijn consumentenrechten heeft een maximum karakter, dus mogen lidstaten niet afwijken van de regels die bij de richtlijn zijn gegeven.28 Hierdoor zullen er weinig verschillen bestaan in de wijze waarop het Verenigd Koninkrijk en

21

In hoofdstuk (2) zal deze stelling bezien worden in de omstandigheden dat er wél een kijkdag bestond voordat de online veiling begon.

22

Artikel 9 van de Richtlijn consumentenrechten. 23

Preambule 37 van de Richtlijn consumentenrechten. 24

Preambule 37 van de Richtlijn consumentenrechten. 25

HvJ EU 3 september 2009 ECLI:EU:C:2009:502 (Messner), punt 29. 26

Richtlijn consumentenrechten. In de Nederlandse wetgeving zijn de regels omtrent de koop op afstand te vinden in artikel 6:230m tot en met 6:230r en 6:230v BW.

27 Art. 13 Consumer Contracts (Information, Cancellation and Additional Charges) Regulations 2013 (SI 2013/3134).

(12)

12 Nederland de richtlijn hebben geïmplementeerd. Door het maximum karakter worden verschillen in implementatie tussen lidstaten geminimaliseerd en daarmee de kosten voor handelaren. De Richtlijn oneerlijke bedingen heeft wel een minimum karakter waardoor afwijken van de richtlijn wel mogelijk is.29

Wanneer zich vragen voordoen over hoe een nationaal wetsartikel dat afkomstig is uit een Europese richtlijn moet worden uitgelegd, zal dit artikel altijd in overeenstemming met de richtlijn moeten worden uitgelegd. 30 Wanneer een implementatiedeadline is verstreken zonder dat een lidstaat een richtlijn heeft geïmplementeerd, kan een burger de overheid aansprakelijk stellen voor de door hem daardoor geleden schade.31 In een horizontale verhouding, tussen burgers of tussen een consument en een bedrijf, kan echter nooit rechtstreeks beroep worden gedaan op een richtlijn. Deze partijen zijn dus afhankelijk van de nationaal geïmplementeerde wetgeving om zich op hun rechten te kunnen beroepen.

1.4 EU-recht omzeilen?

Daarnaast is het van belang te vermelden dat bedrijven niet bewust het EU-recht kunnen omzeilen door het recht van een derde land van toepassing te verklaren op een consumentenovereenkomst, op basis van artikel 6 van Verordening (EG) 593/2008 (hierna: ‘Rome I’). Deze verordening, waar zowel de Nederlandse als Engelse wetgever zich aan moet houden, is behulpzaam voor het vaststellen van het toepasselijke recht op overeenkomsten wanneer een conflict tussen partijen ontstaat. Artikel 6 van Rome I bepaalt dat wanneer een overeenkomst wordt gesloten door een natuurlijke persoon, met een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep, de overeenkomst beheerst wordt door het recht van het land waar deze consument zijn gewone verblijft plaats heeft.32 In dat geval is ook vereist dat de verkoper commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar die consument woont of deze activiteiten richt op verschillende landen waaronder ook het land waar die consument in woont. Tenslotte moet het sluiten van de overeenkomst tussen de handelaar en de betreffende consument onder de eerdergenoemde commerciële of

29

Art. 8 Richtlijn oneerlijke bedingen. 30 Art. 267 VWEU.

31

Zie ook HvJ EU 19 november 1999 ECLI:EU:C:1991:428 (Francovich), punt 40. 32 Art. 6 lid 1 Verordening (EG) 593/2008 (Rome I).

(13)

13 beroepsactiviteiten vallen.33 Wanneer richten deze middelen zich dan op de lidstaat waarin de consument woont? Is daartoe voldoende dat de website in het Engels is geschreven? In het arrest Pammer geeft het Hof van Justitie een niet uitputtende lijst met factoren die er op kunnen wijzen dat een bedrijf zijn diensten richt op de lidstaat waarin de consument woonplaats heeft. Dat zijn volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende factoren:

“het internationale karakter van de activiteit, routebeschrijvingen vanuit andere

lidstaten naar de plaats waar de ondernemer is gevestigd, het gebruik van een andere taal of munteenheid dan die welke gewoonlijk wordt gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is en de mogelijkheid om in die andere taal de boeking te verrichten en te bevestigen, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, uitgaven voor een zoekmachineadvertentiedienst die worden gemaakt om consumenten die in ander lidstaten woonplaats hebben gemakkelijker toegang te verlenen tot de site van de ondernemer of diens tussenpersoon, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, en de verwijzing naar een internationale clientèle dat is samengesteld uit

klanten die woonplaats hebben in verschillende lidstaten.”34

Wanneer een veilinghuis een online website heeft, die ook in het Engels beschikbaar is, dan is dat onvoldoende om te concluderen dat de diensten zich richten op een andere lidstaat dan waar het bedrijf is gevestigd, aldus het Hof van Justitie in het arrest Pammer.35 Desondanks kunnen partijen overeen komen dat de overeenkomst wordt beheerst door buitenlands recht zolang dat er niet toe leidt dat de consument de bescherming verliest van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, welke hij had gehad op basis van het recht dat van toepassing was geweest op grond van artikel 6 lid 1 Rome I. 36 Dit betekent dat deze regels beperkt zijn tot de situaties waarin het recht voortvloeiend uit een verordening of richtlijn, van dwingende aard is. De Richtlijn consumentenrechten heeft een dwingend karakter, wat er op neer komt dat consumenten geen afstand kunnen doen van de rechten die hen toegekend zijn op basis deze richtlijn. Daarnaast volgt ook uit dit artikel dat bedingen die voorzien in de afstand van deze rechten niet bindend zijn voor de

33

Art. 6 lid 1 sub a en sub b Verordening (EG) 593/2008 (Rome I).

34 HvJ EU 7 december 2010, ECLI:EU:C:2010:740 (Pammer & Hotel Alpenhof), punt 93. 35

HvJ EU 7 december 2010, ECLI:EU:C:2010:740, (Pammer & Hotel Alpenhof), punt 94. 36 Art. 6 lid 3 Verordening (EG) 593/2008 (Rome I).

(14)

14 consument.37 Een consument kan dus geen afstand doen van zijn herroepingsrecht en kan daarnaast de nietigheid inroepen van elk beding in de algemene voorwaarden dat voorziet in de directe of indirecte afstand van dit herroepingsrecht. Dat veilinghuizen zoals Christie’s en Sotheby’s die in Engeland veilen mogelijk hun statutaire zetel elders hebben, of het recht van een derde land van toepassing verklaren op door hen gesloten overeenkomsten, doet dus niet af aan de toepassing van Europese consumentenregels. Tot slot moeten lidstaten ook zelf maatregelen nemen om te voorkomen dat partijen een overeenkomst sluiten en in de algemene voorwaarden hiervan opnemen dat zelfs als er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en een lidstaat, het toepasselijke recht het recht is van een derde land.38 Er zijn verder geen Europese regels specifiek voor het online veilingwezen die bespreking behoeven in dit onderzoek.

37

Art. 25 Richtlijn consumentenrechten. 38 Art. 6 lid 2 Richtlijn oneerlijke bedingen.

(15)

15

2. Nederlandse juridische kader van het ‘veilingrecht’

In het Nederlandse recht is er geen bijzondere titel in het Burgerlijk Wetboek voor de veilingkoop. De wederzijdse overeenkomstrechtelijke rechten en verplichtingen tussen het veilinghuis en de koper zullen dus doorgaans blijken uit de algemene voorwaarden. Dit hoofdstuk zal de overeenkomstrechtelijke achtergrond schetsen die benodigd is om de context te begrijpen waarbinnen de door veilinghuizen gehanteerde algemene voorwaarden werken.

2.1 Totstandkoming overeenkomst koper/inbrenger/veilinghuis

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding.39 Bij de aanvaarding van de overeenkomst, worden ook de algemene voorwaarden geaccepteerd. Daarmee wordt afdeling 6.5.3. van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing op de overeenkomst. Met dien verstande dat deze afdeling van toepassing is op elke overeenkomst die tot stand komt tussen een gebruiker van algemene voorwaarden en een consument die zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.40 Zelfs als de overeenkomst door buitenlands recht wordt beheerst, is deze afdeling van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. 41 Dit onderzoek beperkt zich tot de voornoemde situatie waarin afdeling 6.5.3 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is.

2.2 Verhouding tussen veilinghuis/inbrenger/koper

Bij een veilingkoop zijn drie partijen betrokken, namelijk de inbrenger, het veilinghuis en de consument-koper. Het is de vraag welke rechtsverhouding van toepassing is op hun onderlinge verhouding en hoe wij de overeenkomsten tussen deze partijen mogen kwalificeren. Doorgaans nemen veilinghuizen in hun algemene voorwaarden op dat zij hun werkzaamheden verrichten op grond van een bijzondere variant van de overeenkomst van opdracht, namelijk de bemiddelingsovereenkomst.42 Het veilinghuis treedt in deze constructie op als een bemiddelaar tussen de inbrenger en de koper, in opdracht van de inbrenger. Het veilinghuis doet als bemiddelaar een overeenkomst tussen deze twee partijen tot stand komen, waar het veilinghuis zelf

39

Art. 6:217 lid 1 jo. 3:37 jo. 3:33 BW. De wijze waarop dit aanbod en de aanvaarding daarvan tot uitdrukking wordt gebracht, is vorm vrij. Volgens art. 6:219 BW heeft de aanbieder een ‘recht van herroeping’. Dit is een ander soort herroepingsrecht dan het herroepingsrecht dat afkomstig is uit Richtlijn consumentenrechten.

40 Ar. 6:247 lid 4 BW. 41

Art. 6:247 lid 4 BW. 42 Art. 7:425 BW.

(16)

16 juridisch tussen uit valt.43 Het veilinghuis handelt in deze situatie in de hoedanigheid van middellijke vertegenwoordiger van de inbrenger, wat volgt uit artikel 3:67 lid 1 BW.44 De inbrenger geeft het veilinghuis een volmacht om in zijn naam een overeenkomst te sluiten met de koper.45 Er kan zich echter een probleem voordoen wanneer de koper de inbrenger in rechte wil aanspreken terwijl het veilinghuis niet de identiteit van de inbrenger bekend wil maken. Het veilinghuis zal zichzelf in die situatie promoveren tot de positie van verkoper, en het zal worden geacht de koopovereenkomst met de consumentkoper zelf te zijn aangegaan.46 Wanneer dit laatste zich voordoet, kan de koper het veilinghuis in rechte aanspreken in plaats van de inbrenger.47 Omdat het vaak om dure objecten gaat die worden geveild, zullen vele inbrengers (en kopers) geheimhouding van hun identiteit op prijs stellen. Vaak zal er dan ook een koopovereenkomst tot stand komen tussen het veilinghuis en de koper op grond van de laatst genoemde constructie. In een dergelijk geval zal de koopovereenkomst dus te kwalificeren zijn als een consumentenkoop, tenzij ten tijde van het aangaan van de koop de naam van de inbrenger bekend was en deze inbrenger niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.48

Een andere rechtsfiguur op basis waarvan het veilinghuis zal kunnen handelen is de lastgevingsovereenkomst. De inbrenger zal dan met het veilinghuis een overeenkomst van opdracht sluiten zonder volmacht, wat het veilinghuis een inspanningsverplichting geeft ten aanzien van de overeengekomen afspraken.49 Gezien de omstandigheid dat het veilinghuis de opdracht zal krijgen voor rekening van de inbrenger (lees: de lastgever) een overeenkomst te sluiten met een koper (lees: een derde), zal deze overeenkomst te kwalificeren zijn als een lastgevingsovereenkomst.50 Het kan ook mogelijk zijn dat het veilinghuis in het veilingproces voorafgaand aan het tot stand komen van de koopovereenkomst voor zowel de inbrenger als de hoogste bieder en/of meerdere bieders opdrachten moet verrichten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn omdat deze laatsten hebben 43 Art. 7:425 BW; Klomp 2009, p. 87. 44 Art. 3:67 lid 1 BW. 45

Art. 3:61 lid 2 jo. lid 1 BW. 46

Art. 3:67 lid 2 BW; Hof Amsterdam 9 oktober 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5415. 47

De inbrenger kan echter wel in vrijwaring worden opgeroepen, waardoor zij haar identiteit toch prijs moet geven.

48 Art. 7:5 lid 1 BW; Van Harreveld, Bb 2016/47, p. 4. 49

Art. 7:400 BW e.v.; Klomp 2009, p. 90 e.v.. 50 Art. 7:414 lid 1 BW; Klomp 2009, p. 94.

(17)

17 afgesproken opgebeld te willen worden om telefonisch mee te bieden. In deze situatie heeft het veilinghuis twee lastgevers, de inbrenger en de bieder(s).51 Het ‘dienen van twee heren’ zoals in de beschreven situatie, is toegestaan zolang de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen de belangen van beide lastgevers is uitgesloten.52 Een dergelijke strijd is uitgesloten omdat het de partijen beide duidelijk zal zijn dat het veilinghuis het doel heeft een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.53 Nadat het hoogste bod is uitgebracht en de veilingmeester het betreffende kavel heeft afgehamerd, komt er een overeenkomst tot stand tussen het veilinghuis en de koper (lees: hoogste bieder). Juridisch gezien zal het veilinghuis in deze situatie optreden als de wederpartij van de consumentkoper, wat tot gevolg heeft dat artikel 7:5 lid 1 BW geldt en artikel 7:5 lid 2 BW buiten toepassing blijft. 54 Paragraaf 2.4 zal nader ingaan op de algemene voorwaarden die doorgaans bij het sluiten van een dergelijke overeenkomst van toepassing raken.

2.4 Algemene voorwaarden

Wanneer een overeenkomst online tot stand komt, door middel van een internetveiling, zal het veilinghuis m.i. ook op grond van een lastgevingsovereenkomst als verkoper partij worden bij een koopovereenkomst met de hoogste bieder (zie paragraaf 2.3).55 Op elke overeenkomst, die kwalificeert als een consumentenkoop, is afdeling 6.3.2B van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.56 Aangezien deze afdeling van dwingend recht is, zal een veilinghuis er goed aan doen de wettelijke verplichtingen die uit deze afdeling voortvloeien op te nemen in de algemene voorwaarden.57 Wanneer een overeenkomst tot stand komt, worden daar doorgaans ook de algemene voorwaarden bij geaccepteerd.58 Deze algemene voorwaarden moeten aan de koper ter hand worden gesteld voordat de overeenkomst online tot stand komt. 59 In de jurisprudentie is bepaald dat het voldoende is dat een bezoeker van de website de algemene voorwaarden kan vinden,

51

Art. 7:417 lid 1 BW; Klomp 2009, p. 94. 52

Art.7:417 lid 1 BW; Klomp 2009, p. 94. 53

Klomp 2009, p. 94. 54

Asser/Tjong Tjing Tai 7 IV* 2014/222 en 228. 55

Grosheide 2011, p. 342. 56

Art. 6:230h lid 1 BW, behoudens de uitzonderingen als genoemd in lid 2 van hetzelfde artikel. 57

Art. 6:230i lid 1 jo. lid 2 BW. 58

Art. 6:234 jo. 6:233 sub BW. Als dit niet gebeurt kan een beding in de algemene voorwaarden vernietigd worden. Art. 6:234 jo. 6:233 sub b BW.

59 Art. 6:234 lid 2 jo. 6:233 sub b BW; Loos 2011, p. 85. Voor de wijze waarop de algemene voorwaarden bij een openbare live veiling ter hand gesteld dienen te worden, zie Klomp 2009, p. 58 en Rb. Amsterdam 29 augustus 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2598, r.o. 4.2 .

(18)

18 deze kan inzien en vervolgens op een duurzame gegevensgebruiker kan opslaan.60 Het is onvoldoende dat een consument door middel van een knip- en plakfunctie de algemene voorwaarden kan overbrengen naar een op te slaan (Word) document.61

Wanneer in de algemene voorwaarden bedingen voorkomen die op de grijze of zwarte lijst staan, dan kunnen deze respectievelijk vermoed en geacht worden onredelijk bezwarend te zijn, met vernietigbaarheid tot gevolg.62 In een rechtsgeschil betreffende een overeenkomst, moet de rechter een oneerlijk beding in de overeenkomst ambtshalve toetsen en als hij daarbij concludeert dat dit beding onredelijk bezwarend is, moet hij dit beding vernietigen.63 Een beding dat het ontbindingsrecht, dat een consument op grond van artikel 6:230o BW toekomt, beperkt of uitsluit, staat ook op de grijze lijst.64 De omstandigheid dat dit beding op de grijze lijst voorkomt, houdt in dat het veilinghuis, dat een dergelijk beding hanteert, de kans krijgt om te bewijzen dat dit beding naar de specifieke omstandigheden van het geval niet onredelijk bezwarend is. Faalt het veilinghuis hier in, dan is het beding vernietigbaar. Hanteert een bedrijf een beding in de algemene voorwaarden dat op de zwarte lijst voorkomt, dan is tegenbewijs niet mogelijk en is het beding altijd vernietigbaar.

2.5 Conclusie

Dit hoofdstuk besprak volgens welke rechtsfiguren het Europese herroepingsrecht in de verhouding tussen het veilinghuis en de consument van toepassing raakt. In de praktijk willen veilinghuizen graag de anonimiteit van hun inbrengers waarborgen, hierdoor raakt de koper niet bekend met de naam van de inbrenger. Slechts in de situatie dat de consumentkoper zowel de naam van de inbrenger te weten krijgt én deze inbrenger ook consument is, zal er geen sprake zijn van een consumentenkoop. Veilinghuizen dienen zich hier van bewust te zijn en zich moeten houden aan de regels afdeling 5 van boek 6 BW, dan wel de identiteit van de inbrenger binnen een redelijk tijdsbestek moeten onthullen.

60

HvJ EU 5 juli 2012, ECLI:EU:C:2012:419 (Content Services), punt 51. 61

Zie ook Martius, in Wessels/Jongeneel/Hendrikse 2006, p. 393. 62

Art. 6:236 en 6:237 BW jo. 3:53 BW. Volgens art. 6:238 lid 2 BW moeten de bedingen waar voorgaande artikelen op doelen wel duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Wanneer er twijfel bestaat over de betekenis van het beding wordt deze ten gunste van de wederpartij uitgelegd.

63

HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 (Heesakkers/Voets), r.o. 3.5.3 en r.o. 3.7.3; Loos 2011, p. 79. 64 Art. 6:236 sub b BW.

(19)

19

3. Ontbindingsrecht

In Nederland heeft het ontbindingsrecht een plek gekregen in afdeling 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, welteverstaan in artikel 230o van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, te onderscheiden van de ontbinding zoals we dat kennen uit artikel 6:265 BW. 65 Van deze afdeling mag niet ten nadele van de consument worden afgeweken. 66 Dit hoofdstuk bespreekt onder andere de werking van het ontbindingsrecht en wat de consequenties zijn van het verzuimen van de informatieplicht.

3.1 Begrippen

Alvorens het ontbindingsrecht nader te bespreken, zullen enkele relevante termen begrippen besproken worden. Te beginnen met het begrip ‘consument’, hieronder wordt “iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen” verstaan.67 Onder een consumentenkoop wordt “de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit” verstaan. 68 Wanneer er sprake is van een consumentenkoop zijn de bepalingen van Titel 1 van boek 7 BW over de consumentenkoop van toepassing. Op grond van deze titel kent de wetgever consumenten meer bescherming toe ten opzichte van een partij die optreedt in uitoefening van zijn bedrijf of beroep. De consument die partij is bij een koop op afstand krijgt ook meer wettelijke bescherming dan een professionele partij in de positie van koper. Een koop op afstand is “de overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend

65

Art. 6:230g tot en met art. 6:230o BW; Art. 6:265 BW. 66

Art. 6:230i lid 1 BW. 67

Art. 6:230g lid 1 sub a BW. 68

Art. 6:230g lid 1 sub c BW jo. art. 7:5 lid 1 BW; HvJ EU 20 januari 2005, ECLI:EU:C:2005:32 (Gruber), punt 54. In het arrest Gruber wordt deze term nog iets meer gespecifieerd voor de situatie dat er twijfel bestaat of een natuurlijke persoon daadwerkelijk in privé-hoedanigheid handelt of in uitoefening van zijn bedrijf of beroep. In dat geval zal er op basis van een percentuele verdeling van die hoedanigheden gekeken worden welke

hoedanigheid de overhand heeft en dat bepaalt de kwalificering van de overeenkomst als consumentenkoop of niet. Volgens Prof. M.B.M. Loos is het beroepsmatige aandeel onbetekenend als dat aandeel minder is dan 25%, zie verder M.B.M. Loos, WPNR 2005-6638.

(20)

20 gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand”.69 Dat zal doorgaans het geval zijn wanneer door het veilinghuis gebruik wordt gemaakt van een website om het kavel aanbod te tonen en de bieders hun bod uitbrengen via een internetverbinding. Een internetveiling valt niet onder de definitie van een openbare veiling wat volgens artikel 6:230 g lid 1 sub j BW “een verkoopmethode [is] waarbij zaken of diensten door middel van een transparante competitieve biedprocedure onder leiding van een veilingmeester door de handelaar worden aangeboden aan consumenten, die persoonlijk aanwezig zijn op de veiling of daartoe

de mogelijkheid hebben, en waarbij de winnende bieder zich verbindt de zaken of

diensten af te nemen”.70 De consument heeft geen recht op ontbinding wanneer hij de zaak heeft gekocht, en de overeenkomst aldus is gesloten, bij aanwezigheid tijdens een openbare veiling.71 Enkele veilinghuizen hebben deze definitie goed bestudeerd en oordelen dat een “hybride veilingmodel” waarbij een bieder de mogelijkheid heeft online mee te bieden tijdens een traditionele ‘live’ veiling ook onder het begrip “openbare veiling” valt omdat bieder hierbij wel de mogelijkheid wordt geboden tijdens de veiling persoonlijk aanwezig te zijn. Dit lijkt mij juist, maar doet helaas wel afbreuk aan de consumentenrechten van consumenten die gebruik maken van deze online optie en redelijkerwijs niet in staat zijn (bijvoorbeeld wegens grote afstanden) de veiling in persoon bij te wonen. Met name wegens het belang dat bieders gewoonlijk hechten aan hun anonimiteit zet ik ook vraagtekens bij de hoeveelheid bieders die bij dit model daadwerkelijk gebruik zullen maken van de optie aanwezig te zijn. Het veilinghuis kan bij wijze van spreken een “show” opvoeren om aan de koop op afstand-regels te ontkomen. Hoewel de wettelijke definitie dit toelaat, lijkt mij dit niet wenselijk voor de mate van consumentenbescherming dat de Richtlijn beoogt te bewerkstelligen.

Een online overeenkomst, gesloten tussen een online kunstveilinghuis en een consumentkoper. zal gewoonlijk kwalificeren als een koop op afstand en daarmee zal het ontbindingsrecht van toepassing zijn. Volgens Van Esch zou een koop die tot stand komt doordat de koper, na de op de website aangeboden producten gezien te hebben, naar de locatie gaat van de winkelier om een overeenkomst te sluiten, niet

69 Art. 6:230g lid 1 sub e BW. 70

Art. 6:230g lid 1 sub j BW. 71 Art. 6:230p sub c BW.

(21)

21 onder de definitie van de koop op afstand vallen.72 Zou andersom, wanneer een koper eerst een object bekijkt in het veilinghuis tijdens een kijkdag en vervolgens een onlineovereenkomst afsluit na het winnende bod te hebben uitgebracht, wel sprake zijn van een koop op afstand? Is er voor het sluiten van een dergelijke overeenkomst uitsluitend gebruik gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand? Volgens Van Harreveld zal er in deze situatie alsnog sprake zijn van een koop op afstand met het gevolg dat het ontbindingsrecht toch van toepassing zou zijn.73 Ik deel de mening van Van Harreveld, het daadwerkelijke sluiten van de overeenkomst, komt immers wel op afstand tot stand. In de voornoemde situatie zal een consument goed weten wat hij koopt en vaak afspreken dat hij het object zelf komt ophalen. Het online biedingsproces begint mijns inziens daardoor meer op een te vervullen voorwaarde te lijken van een verder door partijen in elkaars aanwezigheid al afgesloten overeenkomst. Waar het ontbindingsrecht juist ziet op een “uitproberen”, krijgt het ontbindingsrecht in deze situatie meer de vorm van een verlengde termijn voor de winnende bieder om het object te onderzoeken en te laten taxeren door kunst-experts. Als het resultaat van een dergelijke taxatie in waarde tegenvalt, kan de bieder gemakkelijk van het object af. Mijns inziens wordt hiermee afbreuk gedaan aan het doel (en daarmee de aard) van een veiling de daadwerkelijke marktprijs van een object vast te stellen op basis van de daarnaar aanwezige vraag.

In de praktijk bieden enkele veilinghuizen die internetveilingen houden voorafgaand aan de opening daarvan zulke kijkmogelijkheden aan, de zogenaamde ‘kijkdagen’. Tijdens deze kijkdagen kunnen potentiele bieders de zaken in persoon bekijken en inspecteren. Hoewel de consument de mogelijkheid heeft de kunstvoorwerpen te bezichtigen, blijft hij zich in een kwetsbare positie bevinden wanneer hij uiteindelijk via een internetverbinding het kunstobject aanschaft. Daarom zal ook een online veiling met kijkdagen een koop op afstand zijn en zal het veilinghuis de consumentenkoper moeten informeren over zijn ontbindingsrecht.74

72 Van Esch 2004, p. 152.

73

Van Harreveld, Bb 2016/47, p. 5. 74 Art. 6:20m lid 1 sub h BW.

(22)

22

3.2 Informatieplicht

In het geval de online veilingkoop kwalificeert als een koop op afstand, komt de consument het ontbindingsrecht toe.75 De termijn waarbinnen de consument zich hierop kan beroepen begint te lopen vanaf het moment dat de handelaar voldaan heeft aan zijn informatieplicht.76 Artikel 6:230m lid 1 BW geeft het veilinghuis de verplichting op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie te verstrekken voordat de consument gebonden raakt aan de onlineovereenkomst, dus zelfs voordat een aanbod wordt gedaan tot het sluiten daarvan. In het artikel valt na te lezen om welke informatie het precies gaat. Voor het op de koop op afstand toepasselijke ontbindingsrecht is artikel 6:230m lid 1, aanhef en onder sub-leden h, i en k BW van belang.77 Uit sub h volgt de verplichting voor het veilinghuis de consument informatie te verstrekken over het recht van ontbinding, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig artikel 6:230o BW. Daarnaast moet het modelformulier voor de uitoefening van het ontbindingsrecht in bijlage I, deel B van de Richtlijn consumentenrechten worden opgenomen.78 Ook zal het veilinghuis de consument moeten wijzen op de kosten van het terug verzenden van het kunstobject en daarbij vermelden of de consument die kosten moet dragen.79 Tenslotte moet het veilinghuis voor zover de overeenkomst niet in het recht van ontbinding van de overeenkomst voorziet, de consument informeren dat hij geen recht van ontbinding heeft of, voor zover van toepassing, informatie verschaffen over de omstandigheden waarin de consument afstand doet van zijn recht van ontbinding.80 Wat betreft een openbare veiling is ingevolge artikel 6:230 lid 2 BW een de in lid 1 in onderdelen b, c en d, bedoelde informatieverplichting worden voldaan door de overeenkomstige gegevens van de veilingmeester te verstrekken. Daarmee blijft de anonimiteit van de inbrenger gewaarborgd. Een online kunstveiling valt echter niet onder het begrip van “openbare veiling” waardoor de informatie in uit sub-leden b, c en d wél aan de consumentkoper gegeven zal moeten worden. Dit bemoeilijkt een online kunstveilinghuis de anonimiteit van haar inbrengers te waarborgen.

75

Wanneer de koop wordt gedaan op een openbare veiling, is art. 6:230m lid 2 van toepassing. De

informatieverplichting over het recht van ontbinding en dit recht zelf bestaan in dit geval niet ingevolge art. 6:230o lid 1 jo. 6:230m lid 1 sub e jo. 6:230g lid 1 sub e BW.

76

Art. 6:230m lid 1 jo. lid 2 BW. 77

Art. 6:230m lid 1 sub h, i en k BW. 78 Art. 6:230o lid 3 jo. 6:230m lid 1 sub h BW. 79

Art. 6:230m lid 1 sub i BW. 80 Art. 6:230m lid 1 sub k BW.

(23)

23

3.3 Ontbindingstermijn

Wanneer aan deze informatieverplichting is voldaan, en de zaak conform artikel 6:230o lid 1 sub b BW geleverd is, gaat de termijn van 14 dagen lopen waarbinnen het ontbindingsrecht kan worden uitgeoefend. 81 Een consument kan het ontbindingsrecht inroepen door een daartoe strekkende ondubbelzinnige verklaring te doen of door een modelformulier in te vullen.82 Dit formulier hoort het bedrijf te verschaffen. Volgens arrest Messner kan je na het inroepen van je ontbindingsrecht, mogelijk wel een verplichting hebben een gebruiksvergoeding te betalen.83 Als niet juist is voldaan aan de informatieplicht, gaat de voornoemde fatale termijn van 14 dagen pas lopen als de handelaar alsnog voldoet aan die informatieplicht.84 Deze verlenging van de mogelijkheid een beroep te doen op het ontbindingsrecht is wel beperkt tot uiterlijk een jaar na ontvangst van de zaak. Het veilinghuis kan dan uiterlijk een jaar na de koop nog verzocht worden het goed terug te nemen en de som terug te betalen.85 Niet alleen kan een dergelijke situatie nadeel voor het veilinghuis opleveren wegens door het veilinghuis onvoorziene financiële tegenvallers, ook loopt zij het risico een boete te krijgen van het ACM bij niet-naleving van de koop op afstand-regels.

3.4 Toezicht ACM

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) toetst op basis van de Wet handhaving consumentenbescherming (hierna: Whc) of handelaren voldoen aan de Nederlandse wetgeving inzake consumentenbescherming. Ingevolge artikel 2.9 Whc mag de ACM een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opleggen wanneer zij van oordeel is dat een inbreuk of intracommunautaire inbreuk op de Whc heeft plaats gevonden. Van een inbreuk zal in ieder geval sprake zijn als een handelaar als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onderdeel b BW die een overeenkomst met een consument aangaat, en aldus titel 5 van boek 6 BW van toepassing is, niet de bepalingen van die titel in acht neemt.86 In die titel staan onder andere artikel 6:230m BW en artikel 6:230o BW. In de Wet handhaving consumentenbescherming wordt een ‘inbreuk’ aangemerkt als “elke overtreding van een wettelijke bepaling als bedoeld in de bijlage bij deze wet,

81

Art. 6:230o lid 1 sub b BW. 82

Art. 6:230o lid 3 BW. 83

HvJ EU 3 september 2009, ECLI:EU:C:2009:502 (Messner), punt 29. 84 Art. 6:230o lid 2 jo. lid 1 sub b BW.

85

Terugbetaling dient te gebeuren conform art. 6:230r lid 1 BW. 86 Art. 8.2a Wet handhaving consumentenbescherming (hierna: Whc).

(24)

24 welke schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consument.”87 Wil er aldus sprake zijn van een inbreuk, dan zal er sprake moeten zijn van een overtreding en schade. In eerder genoemde bijlage wordt de Richtlijn consumentenrechten genoemd. De handhavingsbevoegdheid van de richtlijn-artikelen die in de Nederlandse wet zijn geïmplementeerd, wordt door artikelen 8.2a, 8.4a en 8.5 Whc gegeven.

In de bijlage van de Boetebeleidsregels ACM 2014 geeft de ACM aan welke specifieke boetes gekoppeld worden aan het plegen van een inbreuk op bepaalde artikelen.88 Zo wordt een inbreuk op artikel 6:230m, eerste lid, aanhef en sub h beboet met een boete categorie II (€75.000) en het overtreden van lid 1, dan wel lid 2 van artikel 6:230o BW wordt beboet door een boete categorie III (€150.000).89 De ACM kan de boete matigen naar 1 lagere categorie dan wel opschroeven naar 1 hogere categorie.90 De praktijk leert dat de ACM gebruikt maakt van deze bevoegdheid wanneer ondernemers verplichtingen die samen hangen met het ontbindingsrecht, niet nakomen. Zo werd een onderneming beboet wegens het niet-naleven van de plicht om de consument wanneer hij een beroep doet op het ontbindingsrecht, terug te betalen met hetzelfde betalingsmiddel als de consument heeft gedaan.91 Van een inbreuk is sowieso sprake als een handelaar een consument pas terugbetaalt in het zelfde betalingsmiddel nadat de consument hier zelf over begint, ook wel een “piepsysteem” genoemd.92

Een andere overtreding is artikel 6:230s BW die in samenhang gelezen moet worden met artikelen 6:230o lid 1 sub b en 6:230m lid 1 onder aanhef en sub h BW.93 Zo beboette de ACM een ondernemer omdat deze de consument liet opdraaien voor de retourkosten nadat deze laatste een beroep had gedaan op zijn ontbindingsrecht. Dit mag, echter slechts in het geval dat de handelaar in kwestie de consument geïnformeerd heeft dat de retourkosten voor zijn rekening zullen komen.94

87

Art. 1.1, aanhef en onder f, Whc. 88

Art. 2.5 lid 2 Boetebeleidsregels ACM 2014. 89

Art. 2.5 lid 1 jo. 2.3 Boetebeleidsregels ACM 2014 en bijlage behorende bij artikel 2.5, tweede lid, en artikel 2.7, derde lid, van de Boetebeleidsregels ACM 2014.

90

Art. 2.5 lid 3 Boetbeleidsregels ACM 2014. 91

Art. 6:230r jo. 6:230m, lid 1 onder aanhef en sub h jo. 6:230o lid 1 sub b BW en Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBOT:2016:72.

92 Rechtbank Rotterdam 27 juli 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:56. 93

Rechtbank Rotterdam 7 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9632.

(25)

25

3.4.1. Overtreding informatieplicht

Een overtreding van de informatieplicht uit hoofde van artikel 6:230m lid 1 BW is al snel door de handelaar begaan. De rechtbank verwacht van een handelaar die zich in het maatschappelijk verkeer begeeft dat deze zich vergewist op de op hem van toepassing zijnde wetgeving. Tevens is de rechtbank van mening dat de tekst van artikel 6:230m eerste lid, aanhef en onder h en i duidelijk is. 95 Op grond van artikel 6:230m lid 1 BW moet de handelaar, al voordat de consument gebonden raakt aan een overeenkomst op afstand, op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie verstrekken. Onder “duidelijk en begrijpelijk” wordt een “actief verstrekken van informatie” verstaan.96 De consument hoeft dus niet zelf actief op zoek te gaan naar deze informatie. Dit kan onder omstandigheden meebrengen dat de consument niet alleen in de algemene voorwaarden op het ontbindingsrecht gewezen moet worden, maar ook elders, zoals op een speciale website-pagina waar de retour-regels uiteen zijn gezet.97 Een handelaar kan aldus aan dit vereiste voldoen door de informatie betreffende het ontbindingsrecht op een toegankelijke wijze op zijn website te vermelden. Wat onder zulke toegankelijkheid wordt verstaan, kan echter nog ter discussie staan.

De informatie zal in elk geval als “duidelijk en begrijpelijk” beschouwd kunnen worden als de informatie voor de consument grammaticaal begrijpelijk is. 98 Daarbij is maatgevend wat de gemiddelde consument, daar onder te verstaan een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, heeft kunnen begrijpen uit de door de handelaar verstrekte informatie.99 Er pas aan de informatieverplichting voldaan als de verstrekte informatie juist is, en voor zover de informatie op meerdere locaties op de website wordt gedeeld, de informatie juist is gegeven op elke locatie.100

95

Rechtbank Rotterdam 7 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9632, r.o. 7.3. 96

Besluit boete webwinkel Shoebaloo ACM 28 september 2016, 16.0136.32, r.o. 38. 97

Rechtbank Rotterdam 7 december 2012, ECLI:NL:RBROT:2017:9632, r.o. 4.3; zie ook Besluit boete webwinkel Shoebaloo ACM 28 september 2016, 16.0136.32, r.o. 39.

98

HvJ Eu 30 april 2014, ECLI:EU:C:2014:282 (Kasler e.a.), punt 75.

99 Zie bijv. HvJ EG 27 november 2008, ECLI:EU:C:2008:655 (Intel/Intelmark), punt 34 e.v. en HvJ EU 20 september 2017, ECLI:EU:C:2017:703 (Andriciuc e.a.), punt 51.

(26)

26

3.4.2. Oneerlijke handelspraktijk

Een overtreding van de verplichtingen uit hoofde van artikelen 6:230m, 6:230r en 6:230r BW kan onder omstandigheden ook als een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193b lid 2 (al dan niet in verband met artikel 6:193a lid 1, aanhef en onder f BW gelezen) en/of zoals bedoeld in artikel 6:193c lid 1, aanhef en onder g en slotgedeelte, kwalificeren. 101 Het gevolg hiervan is dat een handelaar een onrechtmatig daad heeft begaan en in het geval de consument concrete schade heeft geleden, de handelaar aansprakelijk gehouden kan worden voor deze schade. 102

Zo zal bijvoorbeeld op basis van artikel 6:193b lid 2 sub a BW sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk als een handelaar “in strijd met de vereisten van professionele toewijding” handelt.103 Het begrip “onder professionele toewijding” valt uiteen in twee elementen, namelijk de bijzondere vakkundigheid en de zorgvuldigheid.104 In het geval de handelaar geacht kan worden (in dit onderzoek: het veilinghuis) een normaal (of hoger) niveau van zorgvuldigheid en deskundigheid te hanteren, zal hij als professioneel toegewijd beschouwd worden en zal niet voldaan zijn aan het criterium van artikel 6:193b lid 2 sub a juncto 6:193a lid 1, aanhef en onder f BW. Het is niet noodzakelijk (maar mogelijk nuttig voor het vaststellen van het normale niveau) dat dit normale niveau blijkt uit een gedragscode. Is er wel sprake van een gedragscode waarin de “normale marktpraktijk” is vastgelegd, dan kan die gedragscode voor de rechter als meetlat dienen. Consumenten en handelaren in de sector waarin die gedragscode geldt, zelfs diegenen die niet daarbij zijn aangesloten, kunnen dan immers geacht worden te weten wat de geldende normen zijn. Er is geen uniforme gedragscode voor het Nederlandse online (kunst)veilingwezen. In dat geval is het noodzakelijk dat het veilinghuis van tevoren duidelijk moeten kunnen zijn dat een bepaalde handelspraktijk in strijd is met de professionele toewijding.105 Dit zal bijvoorbeeld wel het geval zijn als de ACM een ondernemer aanwijzingen heeft gegeven betreffende het voldoen aan de met het herroepingsrecht verbonden rechtsbepalingen. 106 In het geval van afdeling 6.5.2B zou ik zeggen dat het niet

101

Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7231, r.o. 12.3 en 12.6. 102

Art. 6:162 BW. 103

Art. 6:193b lid 2 sub a BW.

104 Art. 6:193a lid 1, aanhef en onder f BW. 105

Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7231, r.o. 12.4. 106 Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7231, r.o. 12.6.

(27)

27 moeilijk moet zijn om voor een online kunstveilinghuis in te schatten dat deze bepalingen op zijn handel van toepassing zijn.

Niet alleen kan de handelaar op basis van artikel 6:193b BW aansprakelijk gesteld worden, ook artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder sub g kan een grondslag voor aansprakelijkheid vormen.107 Kort gezegd wordt hierin een handelspraktijk als misleidend aangemerkt als een handelaar onjuiste of misleidende informatie verstrekt de rechten van de consument verminderen. De voornoemde ‘rechten van de consument’ zien ook op het recht van ontbinding van een overeenkomst en het daaruit voortvloeiende recht tot terugbetaling.108

3.5 Ontbindingsrecht wenselijk?

Het ontbindingsrecht is mijn inziens onverenigbaar met de aard van de objecten die worden verkocht door het online kunstveilingwezen. Kunst, antiek en andere verzamelobjecten zijn over het algemeen van unieke aard, hebben een hoge waarde en de waarde ervan wordt subjectief vastgesteld. De bepaling van de prijs van een kunstwerk is daarmee afhankelijk van heel andere factoren dan de bepaling van de marktprijs van een (machinaal) geproduceerd consumentenproduct. Ook zal in het hoge segment kunst gekocht worden met het oogmerk te speculeren op de waarde. Men zal echter niet een koffieapparaat kopen met de hoop dat deze na een paar jaar van gebruik meer waard is geworden. Schaarste en uniekheid van een kunstwerk spelen een grote rol bij het vaststellen van de waarde daarvan. Wanneer een kunstwerk op de markt is gebracht en aan het publiek is geadverteerd en het vervolgens niet verkoopt op een veiling, verliest het enige marktwaarde omdat de “nieuwheid” en “aantrekkelijkheid” er vanaf is. Dit zal ook gelden voor het geval een object wél op de veiling wordt verkocht, maar vervolgens de bieder terug komt op zijn of haar beslissing door een beroep te doen op zijn/haar ontbindingsrecht.109 Voor vele verzamelaars zal het een negatief signaal zijn over de waarde als een kunstobject snel nadat het verkocht is, opnieuw op de markt komt. In deze aspecten schuilt het onoverkomelijke verschil met een “normaal consumentenproduct”. Een ontbinding kan de inbrenger dus achterlaten met een minder aantrekkelijk en mogelijk onverkoopbaar dan wel in (aanzienlijke) waarde gedaald, object. Daarnaast moedigt

107

Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7231.

108 Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7231, r.o. 11.3. 109

P. Valentin & A. Jasani, ‘Danger ahead. Auction undermined by new consumer protection’, Art@Law 23 November 2013 (online publiek).

(28)

28 het bieders aan om onverantwoord te bieden, wetende dat zij nog hun koop kunnen annuleren. Dit kan de marktprijzen vervalsen. Ook kan het veilinghuis kosten gemaakt hebben om het object op de markt te brengen, zoals door het object extra te adverteren. Wie vergoedt deze kosten indien een beroep wordt gedaan op het ontbindingsrecht? Op basis van het voorgaande was het beter geweest als kunst, antiek en verzamelobjecten waren uitgesloten van de toepassing de Richtlijn. Nu veilinghuizen meer online gaan veilen en verzamelaars meer online kopen, wordt door het ontbindingsrecht risicovoller voor verkopers hun objecten in Europa op de markt te brengen en daarmee minder aantrekkelijk. Dat zou zonde zijn voor de kunstmarkt.

3.6 Conclusie

Na een bespreking van de relevante begrippen in de koop op afstand-regels, werd besproken welke vormen van een internet veiling wel of niet onder het begrip ‘koop op afstand’ kunnen vallen. Door nieuwe veilingvormen te introduceren proberen veilinghuizen onder de regels van de Richtlijn consumentenrechten uit te komen. Wanneer de koop op afstand-regels wel van toepassing zijn, doet het veilinghuis er goed aan te voldoen aan haar informatieplicht. Doet het veilinghuis dit niet, dan kan een consument nog een jaar na de verkoop een beroep doen op zijn ontbindingsrecht of kan het ACM een boete opleggen. De te vermelden informatie moet op duidelijke en begrijpelijke wijze, en tevens toegankelijke wijze, aan de consument verschaft worden. Een handelen wat hier niet mee overeenstemt, kan als oneerlijke handelspraktijk worden aangemerkt en aansprakelijkheid van het veilinghuis meebrengen. Het is daarom van belang dat een veilinghuis de consument wijst op dit ontbindingsrecht in de algemene voorwaarden en met voorkeur ook op een aparte plek op de website. Het volgende hoofdstuk zal licht werpen op de vraag of veilinghuizen in de praktijk voldoen aan deze verplichting.

(29)

29

4. Herroepingsrecht in algemene voorwaarden van veilinghuizen

Dit hoofdstuk zal het (al dan niet) aanwezige ontbindingsrecht in de algemene voorwaarden van verschillende Nederlands (online) kunstveilinghuizen uitlichten.110 In de eerste vier paragrafen komen veilinghuizen aan bod, die volgens het Nationale Kunstplatform behoren tot de grootste kunstveilinghuizen van Nederland.111 Niet alle veilinghuizen die ter sprake komen, hanteren een zuiver online veilingmodel. Enkelen hanteren het hybride veilingmodel. Desalniettemin worden zij besproken omdat in hun algemene voorwaarden bedingen voorkomen die voor dit onderzoek interessant zijn om te belichten. Notarishuis Arnhem en Venduehuis der Notarissen B.V. zijn geselecteerd wegens hun omvang en bedrijfsmodel. Tenslotte komt NRC Veilingen aan bod. Dit veilinghuis maakt gebruikt van een veilingplatform dat onder de verantwoordelijkheid van een buitenlandse derde partij valt.

4.1 Zeeuwse Veilinghuis

Het Zeeuwse Veilinghuis organiseert hybride veilingen. Opvallend aan de algemene voorwaarden van dit veilinghuis is dat artikel 4.3. aangeeft dat de koopovereenkomsten die via het Zeeuwse Veilinghuis gesloten worden in vrijwel alle gevallen uitgezonderd zijn van de consumentenkoop omdat het veilinghuis bij de totstandkoming ervan optreedt als tussenpersoon.112 Dat het Zeeuwse Veilinghuis dit aangeeft in hun algemene voorwaarden, geeft aan dat zij zich bewust zijn van de consequenties van de kwalificatie als consumentenkoop. Het veilinghuis zelf zal in ieder geval van de toepassing van het ontbindingsrecht uitgesloten zijn, omdat een hybride veiling geldt als een openbare veiling, wat uitgesloten is van de werking van de consumentenkoop. Voor een zuiver online veilinghuis is van belang dat zij met een dergelijke bepaling niet de werking van Titel 5, afdeling 2B van boek 6 BW ontspringen. Koop op afstand-regels zoals het ontbindingsrecht blijven slechts buiten toepassing als het veilinghuis aan de consumentkoper de identiteit van bekend maakt van de consument-inbrenger.113

110

In de bijlagen zijn de algemene voorwaarden voor zover relevant voor dat deel opgenomen en het geval de algemene voorwaarden relatief beknopt zijn, opgenomen in hun geheel.

111 ‘Veilinghuizen’, Nationaalkunstplatform.nl/veilinghuizen/ 112

Artikel 4.3 van de algemene voorwaarden van het Zeeuwse Veilinghuis, zie Annex I. 113 Art. 6:230g lid 1 sub j BW.

(30)

30

4.2 Notarishuis Arnhem

Het Notarishuis Arnhem is vanaf mei 2018 begonnen online veilingen te organiseren op het platform BVA Art & Antiques. Op dit platform zijn geen algemene voorwaarden voor de koper te vinden. De algemene voorwaarden van het Notarishuis Arnhem zullen dan dus van toepassing zijn op de koopovereenkomst. In artikel 16 Wet Consumentenkoop van de algemene voorwaarden zegt het veilinghuis dat “aankopen op een internetveiling vallen onder de wet consumentenkoop. Particuliere kopers hebben 14 dagen bedenktijd. Aankopen op een zaalveiling vallen niet onder deze wet.”114 Hoewel het veilinghuis informeert over de bedenktijd van 14 dagen, wordt de koper niet geïnformeerd dat dit de termijn is waarbinnen de consumentkoper kan ontbinden en op welke manier dit recht kan worden ingeroepen, noch wordt informatie gegeven over aanvullende verplichtingen. Mijns inziens verschaft het veilinghuis hiermee niet “duidelijke en begrijpelijke” informatie en voldoet het daarmee niet aan de informatieplicht betreffende het ontbindingsrecht.115

4.3 Veilinghuis AAG116

Veilinghuis AAG (hierna ‘AAG’) organiseert ook hybride veilingen. De algemene voorwaarden van AAG zijn beknopt opgesteld en maken geen melding van het ontbindingsrecht, wat strikt genomen niet hoeft omdat een hybride veiling valt onder de uitzondering op de consumentenkoop.117 Opvallend is dat AAG onverkochte zaken in de aftersales aanbiedt, tijdens welke volgens de website van AAG slechts de mogelijkheid bestaat, schriftelijk, telefonisch of een online bod uit te brengen. In het geval er meerdere bieders bieden op hetzelfde kavel, ontstaat volgens AAG een nieuwe veiling waarbij degene die uiteindelijk het hoogste bod uitbrengt, het kavel koopt.118 Mijns inziens is deze laatste procedure te kwalificeren als een zuivere internetveiling, waardoor de eerder genoemde uitzondering niet opgaat en de regels betreffende de koop op afstand van toepassing raken. Hier wordt echter geen melding van gemaakt in de algemene voorwaarden. AAG voldoet daarmee mijns inziens niet het daarmee niet aan de informatieplicht betreffende het ontbindingsrecht.

114

Art. 16 van de algemene voorwaarden van het Notarishuis Arnhem, zie Annex II. 115

Art. 6:230m lid 1 BW.

116 Algemene voorwaarden van Veilinghuis AAG, zie Annex III. 117

Een hybride veiling valt onder de definitie ‘openbare veiling’, ingevolge art. 6:230g lid 1 sub j BW. 118 Aftersale, Veilinghuisaag.com/cms/page/key/aftersale-general.

(31)

31

4.4 NRC Veilingen119

Dit veilinghuis maakt gebruik van online veilingplatform “Invaluable”. De algemene voorwaarden van deze laatste worden gehanteerd waardoor het recht van de Amerikaanse staat Massachusetts van toepassing is op de overeenkomst die met NRC Veilingen wordt gesloten.120 Dit recht is van toepassing op alle rechtsgeschillen die voortkomen uit de overeenkomst. Ook het toepasselijke formele recht is het recht van de Staat Massachusetts. Artikel 6 Rome I steekt hier echter een stokje voor, rechten ontleend aan Europese wet- en regelgeving kunnen niet door middel van een dergelijke constructie omzeild worden.121 Invaluable treedt op als een bemiddelaar aangezien het zichzelf vrijwaart van eventuele claims. 122 Wanneer zich een rechtsgeschil voordoet, zal de koper zich dus moeten richten op de verkoper, NRC Veilingen zelf. Gezien het voorgaande en de omstandigheid dat het ontbindingsrecht nergens in de algemene voorwaarden wordt genoemd, voldoet NRC Veilingen daarmee niet aan de informatieplicht betreffende het ontbindingsrecht.

4.5 Veilinghuis van Spengen123

Veilinghuis van Spengen (hierna: ‘Van Spengen’) veilt kunst- en antiek voor hoge bedragen.124 Hoewel Van Spengen kijkdagen organiseert voor de objecten die online geveild worden, is er bij dit veilinghuis geen sprake van een hybride veiling. Volgens Van Spengen zijn uitgebrachte biedingen op een online veiling bindend en is een koper rechtsgeldig aan zijn bod gebonden. Op het moment dat de koper het winnende bod heeft uitgebracht, komt op dat moment de overeenkomst tot stand.125 In de algemene voorwaarden is er niets te vinden wat enigszins op een ontbindingsrecht lijkt te duiden.

4.6 Venduehuis der Notarissen B.V. 126

Het Venduehuis der Notarissen B.V. (hierna: ‘Venduehuis’) organiseert online veilingen en voldoet aan zijn informatieverplichting. Zo wordt de consumentkoper gewezen op het ontbindingsrecht in artikel 16.1 van de algemene voorwaarden. Andere informatie die gegeven moet worden uit hoofde van de informatieverplichting

119

Kunst van NRC-lezers. Nu onder de hamer, Nrcveilingen.nl/nieuws. 120

Art. 1.7 van de algemene voorwaarden van NRC Veilingen. Zie Annex IV. 121

Zie paragraaf 1.4. 122

Art. 1.7 van de algemene voorwaarden van NRC Veilingen. Zie Annex IV. 123

Algemene voorwaarden, zie Annex V.

124 Veilinghoogtepunten, Vanspengen.nl/index.php/veiling-hoogte-punten. 125

Voorwaarden voor online bieden van de Algemene voorwaarden van Van Spengen, zie Annex V. 126 Algemene voorwaarden, Veilinghuis der Notarissen B.V., zie Annex VI.

(32)

32 wordt gegeven in artikel 16.2. Krachtens artikel 16.11 liggen de kosten voor terugzending bij de consumentkoper. Het Venduehuis hanteert een langere termijn voor de uitbetaling aan de inbrenger, namelijk 30 dagen, ruim nadat de bedenktijd voorbij is.127

4.7 Dickhaut Maastricht B.V. 128

Dickhaut Maastricht B.V. organiseert online veilingen met kijkdagen. De enige wijze om de koop als consumentkoper te ontbinden is op basis van artikel 3.4 van de Algemene Voorwaarden. Dickhaut Maastricht B.V. voldoet echter niet aan haar informatieplicht inzake het ontbindingsrecht (lees: herroepingsrecht).

1.1. Overzicht ontbindingsrecht in algemene voorwaarden van veilinghuizen met internetveilingen

Ontbindingsrecht Termijn Modelformulier

Zeeuwse veilinghuis

Nee Nee Nee

Notarishuis Arnhem

Nee Ja Nee

Veilinghuis AAG Nee Nee Nee

NRC Veilingen Nee Nee Nee

Veilinghuis Van Spengen

Nee Nee Nee

Venduehuis der Notarissen B.V.

Ja Ja Ja

Dickhaut

Maastricht B.V.

Nee Nee Nee

4.8 Conclusie

Onder de onderzochte Nederlandse veilinghuizen werken enkelen met een hybride veilingmodel en de meesten met een online veiling. Sommige hybride veilinghuizen lijken niet er zich van bewust te zijn dat zij echter óók een online veiling tot hun

127

Art. 6.5 van de algemene voorwaarden van Venduehuis der Notarissen B.V., zie Annex VI. 128 Art. 5 van de algemene voorwaarden van Venduehuis Dickhaut B.V., zie Annex VII.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-niet gelegen is in een afgebakend overstromingsgebied of een afgebakende oeverzone zoals vastgesteld door de Vlaamse regering en dat hij zijn verzekeraar

De in gebreke gebleven koper is eveneens gehouden tot betaling van de intresten op zijn prijs en de kosten, aan de bedongen rentevoet en dit voor de periode beginnend bij

Artikel 1. Deze verkoopsvoorwaarden zijn van toepassing op alle online verkopen op biddit.be van onroerende goederen – vrijwillige, gerechtelijke en vrijwillige onder

De in gebreke gebleven koper is eveneens gehouden tot betaling van de intresten op zijn prijs en de kosten, aan de bedongen rentevoet en dit voor de periode beginnend bij de

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.51 van de Vlaamse Codex Wonen, consulteerde de notaris het register van herstelvorderingen, vermeld in artikel 3.44, §1, derde

Het aandeel van de BRICS-landen, Singapore, Hong Kong in logistieke diensten wordt steeds groter, met prestaties die elk jaar verbeteren (goedkope

van de oorspronkelijke koopprijs, in voorkomend geval verhoogd met de vergoedende intresten ten belope van de wettelijke rentevoet te rekenen vanaf de 1 ste dag van het 5de

Omschrijvingen in de catalogus en alle inlichtingen, schriftelijk of mondeling gegeven, worden geacht naar beste weten van de zijde van verkoopster gedaan te zijn en kunnen