LISO-PROJECT:
DIRECTIEVRAGENLIJST
MEI 2015
Technische rapportering
J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine &
J. Van Damme
LISO-PROJECT:
DIRECTIEVRAGENLIJST
MEI 2015
Technische rapportering
J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine &
J. Van Damme
Promotoren coördinatieteam: B. De Fraine, K. Verschueren,
K. Petry, S. Gielen, J. Van Damme, A. Vandenbroecke, M.
Van Houtte en J. P. Verhaeghe
Research paper SSL/2015.18/2.1
Leuven, December 2015
Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.
Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:
Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015), LiSO-project:
Directievragenlijst mei 2015 technische rapportering, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, Leuven
Voor meer informatie over deze publicatie jonas.dockx@ppw.kuleuven.be, eef.stevens@ppw.kuleuven.be, catharina.custers@ppw.kuleuven.be, ilka.fidlers@ppw.kuleuven.be,
bieke.defraine@ppw.kuleuven.be, jan.vandamme@ppw.kuleuven.be
Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek.
In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.
Voorwoord
Dit technisch rapport kadert binnen de derde generatie van het Steunpunt Studie‐ en Schoolloopbanen (2012‐2015). Dit steunpunt omvat verschillende onderzoeksdomeinen, waarvan één betrekking heeft op de schoolloopbanen van leerlingen (onderzoekslijn 2.1). Binnen dit onderzoeksdomein werd in het schooljaar 2013-2014 gestart met het onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’, kortweg het LiSO-project. Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren.
Dit rapport beschrijft de technische resultaten en descriptieve kenmerken van de vragenlijst voor
directieleden die in functie van het LiSO-project werd afgenomen in mei 2015. Op dat moment
bevonden de meeste leerlingen van de LiSO-steekproef zich in het tweede semester van het tweede leerjaar van het secundair onderwijs.
Graag bedanken we het coördinatieteam en de promotoren voor hun medewerking en feedback tijdens de ontwikkeling van dit instrument. Onze dank gaat ook uit naar onze collega’s van het
Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, de medewerkers van het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen en de voormalige medewerkers van OBPWO 09.05.
Tot slot onze welgemeende dank aan alle scholen die deelnemen aan het LiSO-project. Voor deze vragenlijst zijn we in het bijzonder alle directieleden dankbaar die de directievragenlijst invulden.
Inhoud
Voorwoord v
Inhoud vii
Inleiding 1
Hoofdstuk 1 Opbouw van de vragenlijst 3 Hoofdstuk 2 Afnameprocedure directievragenlijst mei 2015 4
2.1 Verspreiding van de vragenlijsten 4 2.2 Afnameprocedure directievragenlijst 4
Hoofdstuk 3 Responsgegevens en afnamedata directievragenlijst mei 2015 6
3.1 Responsgegevens 6
3.2 Afnamedata 6
Hoofdstuk 4 Statistische kenmerken van items en schalen 8
4.1 Statistische kenmerken van items en schalen directievragenlijst mei 2015 9 4.1.1 Leiderschap en schoolbeleid 9 4.1.2Evaluatie van leerkrachten 17 4.1.3Ervaren tekorten 20 4.1.4Participatie en samenwerking 21
4.1.5Schoolklimaat 24
4.1.6Professionalisering van leerkrachten 30
4.1.7Zorg op school 32
4.2 Samenhang tussen schalen directievragenlijst mei 2015 36
Bibliografie 38
Bijlage 1 Mail directieleden 39 Bijlage 2 Mail LiSO-contactpersoon 41 Bijlage 3 Uitwerking directievragenlijst in Websurvey 43 Bijlage 4 Histogrammen schalen 66
Inleiding
Dit technisch rapport kadert binnen het LiSO-project (Loopbanen in het Secundair Onderwijs) van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen (2012-2015). Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen
het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Hierbij is het uitgangspunt dat niet
alleen factoren op het niveau van de individuele leerling (leerlingkenmerken) en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. Het LiSO-project wil hier een bron van informatie zijn voor scholen en beleidsmakers en wil specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestaties (van onder meer Nederlands, wiskunde en Frans) en voor non-cognitieve uitkomsten van leerlingen (zoals schoolwelbevinden, engagement en interesse).
De focus ligt vooral op factoren die door de school of het beleid kunnen worden beïnvloed om zo de individuele leerlingprestaties te maximaliseren en te komen tot meer gelijke onderwijskansen voor iedere leerling. Het LiSO-project wil op deze manier bijdragen tot beslissingen die de onderwijseffectiviteit in Vlaanderen zullen doen toenemen. Om deze doelstelling te bereiken, werd vanaf de start van het schooljaar 2013-2014 een cohorte van ongeveer 6.500 leerlingen gevolgd doorheen hun gehele secundaire schoolloopbaan. Deze leerlingen bevonden zich in september 2013 in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs.
Om meer te weten te komen over factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau namen we een
vragenlijst af van alle directieleden in het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair
onderwijs. Dit technische rapport beschrijft de responsgegevens, afnamedata en technische
kenmerken van de schalen en items van de vragenlijst voor directieleden die werd afgenomen in mei 2015. Op dat moment bevonden de meeste LiSO-leerlingen zich in het tweede semester van het
tweede jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. De instrumentontwikkeling van de
vragenlijst voor directieleden werd al besproken in een voorgaand rapport (Dockx et al., 2015).
Deze vragenlijst voor directieleden is één van de verschillende vragenlijsten die worden afgenomen binnen het LiSO-project. Er worden ook vragenlijsten afgenomen van leerlingen, ouders, vakleerkrachten en klastitularissen om meer te weten te komen over de verschillende factoren die schoolloopbanen mogelijk verklaren. Naast deze vragenlijsten worden er van de leerlingen op verschillende tijdstippen toetsen voor wiskunde, Nederlands en Frans afgenomen in functie van de schoolse prestaties van leerlingen. De vragenlijst voor directieleden kan niet los gezien worden van deze instrumenten.
In hoofdstuk 1 wordt de opbouw van de vragenlijst kort toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens de afnameprocedure van de directievragenlijst beschreven. In hoofdstuk 3 worden de
responsgegevens besproken. In hoofdstuk 4 worden de statistische kenmerken besproken van de items en schalen opgenomen in de directievragenlijst.
In bijlage 2 wordt de mail voor de LiSO-contactpersonen weergegeven die informeert over de verschillende digitale vragenlijsten (waaronder de directievragenlijst).
In bijlage 3 wordt weergegeven hoe de vragenlijst voor directieleden in de praktijk werd afgenomen in Websurvey.
Hoofdstuk 1 Opbouw van de vragenlijst
De theoretische achtergronden van de schalen/items in de vragenlijst voor directieleden werden al besproken in het rapport over de instrumentontwikkeling van deze vragenlijst (Dockx et al., 2015). Tabel 1 geeft een overzicht van de schalen/items.
Tabel 1
Overzicht thema’s en schalen/items vragenlijst voor directieleden
Thema Schaal/item
Leiderschap en schoolbeleid
Overeenkomst in doelgerichtheid Onderwijskundig leiderschap Mate van studiekeuzebegeleiding
Opvatting over zittenblijven
Positieve houding ten aanzien van inclusief onderwijs Negatieve verwachtingen ten aanzien van kansarme leerlingen
Klassamenstelling eerste graad
Evaluatie leerkrachten
Frequentie evaluatiemomenten Informatiebronnen voor evaluatie Feedback door middel van evaluatie
Reflecterend vermogen Tekorten binnen de school Ervaren tekorten
Participatie en samenwerking
Leerkrachtparticipatie Leerlingparticipatie
Positieve ervaringen samenwerking CLB Positieve houding samenwerking ouders
Schoolklimaat
Probleemgedrag van leerlingen Probleemgedrag van leerkrachten Ordelijk en positief gedrag van leerlingen Aandacht voor de sociale en persoonlijke ontwikkeling Prestatiegericht beleid in onderwijsdoelen en leerresultaten Professionalisering leerkrachten Schoolbeleid professionaliseringsactiviteiten
Hoofdstuk 2 Afnameprocedure directievragenlijst
mei 2015
De vragenlijst voor directieleden is een digitale vragenlijst en werd afgenomen door middel van
Websurvey (zie instrumentontwikkeling Dockx et al., 2015). Voor elk directielid werd een geïndividualiseerde vragenlijst voorzien. Dit betekent dat voor elk directielid de schoolnaam wordt
weergegeven waar hij of zij directielid is als ook de precieze functie waarmee het directielid diende aangesproken te worden (algemeen directeur, technisch directeur, directeur eerste graad, …). Voor
elk directielid was er dus een persoonlijke weblink.
2.1 Verspreiding van de vragenlijsten
De verspreiding van de vragenlijst voor directieleden gebeurde op volgende wijze. Elk directielid ontving zijn persoonlijke weblink voor de geïndividualiseerde vragenlijst voor directieleden. De
weblink voor deze vragenlijst werd per mail verstuurd naar de directieleden (bijlage 1). In deze
e-mail stond onder meer informatie over de inhoud en de einddatum van deze vragenlijst. Ook naar de LiSO-contactpersoon werd een mail gestuurd met onder meer informatie over de inhoud van de verschillende digitale vragenlijsten en de einddatum van deze vragenlijsten (bijlage 2). De directievragenlijst was immers niet de enige digitale vragenlijst die werd afgenomen. Naast deze vragenlijst werd tijdens dezelfde periode ook een vakleerkrachtenvragenlijst en klastitularisvragenlijst afgenomen. Sommige directieleden hebben ook deze andere vragenlijsten moeten invullen.
2.2 Afnameprocedure directievragenlijst
Wanneer de directieleden de weblink ontvingen via mail, dienden zij eerst de instructies in de mail te lezen. Vervolgens dienden zij op de weblink te klikken en de instructies vanuit Websurvey te volgen. We beschrijven hier kort de onderdelen die zij moesten doorlopen om de directievragenlijst in te vullen:
- De directieleden kregen eerst informatie over het LiSO-project, de directievragenlijst zelf, de bescherming van de privacy, hoe de vragenlijst in te vullen en de contactgegevens van het LiSO-project.
op ‘versturen’ klikken om alle antwoorden door te sturen. We merken op dat de antwoorden reeds werden opgeslagen per afgewerkt onderdeel tijdens het invullen van de vragenlijst. Er moest dus niet noodzakelijk op ‘versturen’ geklikt worden opdat het LiSO-project de antwoorden van de directieleden kon ontvangen.
- Hierna werden de directieleden bedankt voor hun medewerking, werd nogmaals het gebruik van de gegevens en de bescherming van de privacy uitgelegd en werden de contactgegevens van het LiSO-project opnieuw meegedeeld.
Wanneer de directieleden hun vragenlijst hadden ingevuld, kregen zij een bedankingsmail. Wanneer de afnameperiode was afgelopen, kreeg ook de LiSO-contactpersoon een bedankingsmail.
In bijlage 3 wordt de directievragenlijst weergegeven en wordt er per schermafdruk een uitgebreide toelichting voorzien over het doel en de inhoud van elk onderdeel van de vragenlijst.
Hoofdstuk 3 Responsgegevens en afnamedata
directievragenlijst mei 2015
3.1 Responsgegevens
De totale LiSO-steekproef op 1 mei van het tweede leerjaar secundair onderwijs bestond uit 6.629 leerlingen in 51 pedagogisch gehelen (bestaande uit 70 instellingsnummers). Binnen de steekproef waren 5.585 leerlingen ingeschreven in het tweede leerjaar A en 1.044 leerlingen ingeschreven in het beroepsvoorbereidend leerjaar (BVL). De respons van deze vragenlijst wordt zowel op schoolniveau als leerlingniveau berekend. Op schoolniveau wordt een ingediende directievragenlijst van een directielid behorende tot een school als een positieve respons voor deze school beschouwd. De respons op leerlingniveau wordt vervolgens berekend door na te gaan hoeveel leerlingen er zich in deze scholen bevinden. Alle vragenlijsten die werden ingediend waren volledig ingevuld, de respons is dus constant over alle vragen heen. We merken op dat bij er enkele scholen meerdere directievragenlijsten werden ingevuld omdat er meerdere directieleden waren. Er werden 70
directievragenlijsten ingediend. In tabel 2 wordt de respons op school- en leerlingniveau in de
steekproef weergegeven.
3.2 Afnamedata
De directieleden/scholen kregen vanaf 28 april tot en met 7 juni de tijd om de directievragenlijst in te vullen. Aan deze voorwaarde werd steeds voldaan. Er is dus slechts een beperkte spreiding in invuldata. Wij vermoeden dan ook dat deze spreiding niet tot een vertekening zal leiden. In figuur 1 wordt de cumulatieve frequentieverdeling weergegeven van de invuldata van de directievragenlijst. Deze grafiek geeft per dag weer hoeveel directievragenlijsten tot dan toe werden ingevuld.
Tabel 2
Responsgegevens op school- en leerlingniveau
Respons schoolniveau (%) Respons leerlingniveau (%) 41/51
(80,39%)
5.139/6.629 (77,38%)
Figuur 1
Cumulatieve frequentieverdeling invuldata directievragenlijst
In tabel 3 worden percentiel 10, percentiel 25, de mediaan, percentiel 75 en percentiel 90 van de afnamedata weergegeven. De percentielen van de afnamedata geven weer op welke datum minstens 10%, 25%, 75% of 90% van de directievragenlijsten werden ingevuld. De mediaan geeft weer wanneer minstens 50% van de directievragenlijsten werden ingevuld, deze is dus gelijk aan percentiel 50. Hier zien we dat minstens 50% van de directieleden een ingevulde vragenlijst had tussen 04/05 en 26/05. Minstens 90% van de vragenlijsten werden ingevuld tot en met 02/06.
Tabel 3
Verdelingskenmerken afnamedata
P10 P25 Mediaan (P50) P75 P90 29/04 04/05 20/05 26/05 02/06
In de databank van het LiSO-project wordt steeds bijgehouden wanneer een vragenlijst werd voltooid. Deze datum kan dan ook steeds opgenomen worden als variabele.
Hoofdstuk 4 Statistische kenmerken van items en
schalen
In de directievragenlijst worden verschillende items opgenomen. Elk item meet daarbij een bepaald concept of een bepaalde mening van een directielid. De meeste items moeten beantwoord worden met een Likertschaal. Wanneer deze items naar hetzelfde concept of dezelfde mening peilen, vormen deze items samen een schaal. Op basis van de antwoorden op de Likertschalen van de items behorende tot een schaal kan een schaalscore per directielid berekend worden.
Het proces waarbij een schaal wordt opgesteld op basis van verschillende items noemen we
schaalconstructie. De schalen worden als volgt berekend: de scores op de verschillende items van een
schaal worden opgeteld en vervolgens gedeeld door het aantal items die tot de schaal behoren. Op deze manier is de maximale (minimale) schaalscore gelijk aan de maximale (minimale) score op één item.
Van de individuele items die beantwoord worden met een Likertschaal worden de volgende
descriptieve kenmerken besproken: het aantal geldige antwoorden van directieleden (N), het
gemiddelde (M), de spreiding (standaarddeviatie: SD) en de item-totaalcorrelatie (Rit). De
item-totaalcorrelatie wordt hierbij berekend als de correlatie tussen het item en het totaal van de andere items die tot dezelfde schaal behoren. Van de schaal zelf worden de volgende kenmerken besproken: het aantal geldige antwoorden van directielieden (N), het gemiddelde (M), de spreiding (SD), de scheefheid en de Cronbachs alfa. Hoe deze maten geïnterpreteerd dienen te worden, geven we hier weer:
- Het aantal geldige antwoorden van directieleden (N) dient steeds zo hoog mogelijk te zijn. Een relatief lage respons voor een bepaald item (of bepaalde schaal) wijst op moeilijkheden met dit item (of items behorende tot een schaal). Er moet dan zeer voorzichtig worden omgegaan met de interpretatie van dit item (deze schaal).
- Een laag of hoog gemiddelde (M) kan wijzen op sociale wenselijkheid. Tevens kan het zijn dat de antwoordtendens duidt op een uitzonderlijke situatie of een zeldzaam gedrag. Een zeer laag of hoog gemiddelde kan echter ook een interessante observatie op zich zijn. Er moet ingedachte gehouden worden dat de meeste items op een Likertschaal van vijf punten bevraagd worden, hierbij is er dus een theoretisch minimum en theoretisch maximum van respectievelijk één en vijf.
- De Cronbachs alfa is een maat voor betrouwbaarheid of interne consistentie. Deze wordt berekend op basis van de correlatie tussen de verschillende items van een schaal en de somscore van deze items. Deze maat is sterk verwant aan de item-totaalcorrelatie. Hoe dichter bij 1, hoe meer betrouwbaar de schaal is. Hierbij is wat als voldoende betrouwbaar beschouwd wordt grotendeels afhankelijk van de context waarin men de schaal gebruikt. In dit technisch rapport kiezen we ervoor om de meest gangbare cutoff van 0,70 te hanteren om een schaal als voldoende betrouwbaar te beschouwen (Lance, Butts & Michels, 2006).
- De scheefheid geeft de mate van afwijking weer van de normale verdeling. Een normale verdeling heeft daarbij de waarde 0, een links-scheve verdeling heeft een negatieve waarde en een rechts-scheve verdeling heeft een positieve waarde. Bij een waarde groter dan +/- 0,5 zeggen we dat de verdeling afwijkt van de normale verdeling.
Voor de items waarbij geantwoord dient te worden met een Likertschaal, maar die niet behoren tot
een schaal worden enkel het gemiddelde en de standaarddeviatie besproken. Tevens wordt hierbij de
relatieve antwoordfrequentie per punt in de Likertschaal weergegeven. Voor items waarbij gekozen moet worden tussen verschillende antwoordcategorieën wordt enkel de relatieve frequentie per antwoordcategorie weergegeven.
In sommige gevallen heeft een item dat behoort tot een schaal een tegengestelde betekenis tot de schaal zelf, het item heeft dan een negatieve relatie met zijn schaal. In dit geval wordt de schaal steeds
geïnverteerd: score 5 wordt score 1, score 4 wordt score 2, score 3 blijft score 3, score 2 wordt score
4 en score 1 wordt score 5. Deze items worden in de tabellen steeds aangeduid met een '(-)'. De descriptieve kenmerken van een item dat een tegengestelde betekenis heeft met zijn schaal worden steeds op de inverse van dit item berekend.
In bijlage 4 worden de histogrammen weergegeven van de schalen opgenomen in de directievragenlijst
Dit hoofdstuk heeft enkel als doel de technische resultaten en beschrijvende kenmerken van de
schalen en items behorende tot de directievragenlijst weer te geven. Er worden hierbij dan ook geen verklaringen gegeven over de gevonden resultaten. Hiervoor zijn meer gedetailleerde onderzoeken nodig met bijhorende theoretische kaders en statistische analyses.
4.1 Statistische kenmerken van items en schalen
directievragenlijst mei 2015
In deze sectie worden de statistische kenmerken van de items en schalen besproken die onderdeel zijn van de directievragenlijst van mei 2015.
4.1.1 Leiderschap en schoolbeleid
In de directievragenlijst staan verschillende vragen die peilen naar het leiderschap en het schoolbeleid dat van de directie uitgaat. Er worden vragen gesteld over de overeenkomst in doelgerichtheid,
(tabel 4). De schaal heeft een goede betrouwbaarheid, geen extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 5). Deze betrouwbaarheid ligt in de lijn van voorgaand onderzoek in het SiBO-project1
(Vandenberghe, Van Petegem & Van Damme, 2011). Tabel 4
Items overeenkomst in doelgerichtheid
Vraag: ‘In het eerste onderdeel van de directievragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
DOELGERICHT_01 Het team in onze school is enthousiast om er iets van te
maken. 70 4,16 0,58 0,48 DOELGERICHT_02R Niet alle leerkrachten hebben dezelfde mening over wat
belangrijk is voor onze school. (-) 70 2,66 1,02 0,68 DOELGERICHT_03 Alle leerkrachten werken hier in dezelfde geest aan de
basisdoelen van onze school. 70 3,63 0,82 0,70 DOELGERICHT_04 Iedereen trekt aan hetzelfde zeel in onze school. 70 3,33 0,85 0,65 DOELGERICHT_05 De leerkrachten in onze school steunen datgene wat we met
de school willen bereiken. 70 3,96 0,69 0,68 DOELGERICHT_06R Sommige leerkrachten houden er ideeën op na die niet echt
passen binnen de school. (-) 70 2,79 1,23 0,61 DOELGERICHT_07R In onze school zijn er meningsverschillen tussen de leden van
het team over welke school we willen zijn. (-) 70 3,27 0,99 0,66 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 5
Schaal overeenkomst in doelgerichtheid
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa DOELGERICHT_Schaal 70 3,40 0,66 -0,01 1,57 4,86 0,86
In de directievragenlijst worden ook enkele vragen gesteld over de mate van onderwijskundig leiderschap. Item LEIDERSCHAP_01 heeft zowel een laag gemiddelde als een kleine spreiding, terwijl de rest van de items geen extreme gemiddeldes hebben en voldoende grote spreidingen. Tevens
Tabel 6
Items onderwijskundig leiderschap
Vraag: ‘In welke mate voert u de volgende taken uit:’
Nr. Item N M SD Rit
LEIDERSCHAP_01 Opvangen en begeleiden van beginnende leerkrachten. 70 2,76 1,29 0,32 LEIDERSCHAP_02 Lessen van ervaren leerkrachten bijwonen om kennis van hun
werkwijzen en vaardigheden te krijgen. 70 1,19 0,49 0,20 LEIDERSCHAP_03 Bespreken van het functioneren van leerlingen met de
klasleerkracht of op de klassenraad. 70 3,07 1,68 0,69 LEIDERSCHAP_04 Aanwijzingen geven hoe probleemleerlingen het best kunnen
geholpen worden. 70 3,86 1,64 0,56 LEIDERSCHAP_05 Bespreken van nieuwe methoden en leermiddelen met de
leerkrachten. 70 2,01 1,01 0,58 LEIDERSCHAP_06 Evalueren van de resultaten die de leerlingen op de toetsen behaald
hebben. 70 2,34 1,31 0,54 LEIDERSCHAP_07 Overleggen met leerkrachten over het gebruik van
onderwijsmethoden. 70 2,11 1,02 0,72 LEIDERSCHAP_08 Met de leerkrachten besprekingen voeren over
bijscholingsinitiatieven die kunnen gevolgd worden. 70 2,16 1,19 0,44 Antwoordschaal met 6 punten: 1=nooit of zelden; 2=één keer per maand; 3=een paar keer per maand; 4=één keer per week; 5=een paar keer per week; 6=dagelijks
Tabel 7
Schaal onderwijskundig leiderschap
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa LEIDERSCHAP_Schaal 70 2,44 0,80 0,47 1,00 4,38 0,79
In de directievragenlijst worden vervolgens enkele vragen gesteld over de mate van studiekeuzebegeleiding. Alle items van deze schaal hebben hoge gemiddeldes en kleine spreidingen (tabel 8). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft een hoog gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 9). Het verwijderen van items leidt niet tot een verbetering in betrouwbaarheid van deze schaal. De resultaten hier verschillen van het LOSO-project2 waar de schaal wel als voldoende
Tabel 8
Items mate van studiekeuzebegeleiding
Vraag: ‘In het eerste onderdeel van de directievragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
STKZBEGELEIDING_01 Op onze school wordt met het CLB samengewerkt rond de
studiekeuzebegeleiding van de leerlingen. 70 4,31 0,67 0,20 STKZBEGELEIDING_02 Op onze school verloopt de begeleiding van de leerlingen bij
hun studiekeuzes volgens een welbepaalde strategie. 70 4,30 0,71 0,29 STKZBEGELEIDING_03 De ouders en leerlingen worden geïnformeerd over het
studieaanbod in de hogere jaren van onze school. 70 4,71 0,46 0,30 STKZBEGELEIDING_04 De ouders en leerlingen worden duidelijk geïnformeerd over
het studieaanbod in de hogere jaren van andere scholen. 70 4,10 0,89 0,26 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 9
Schaal mate van studiekeuzebegeleiding
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa STKZBEGELEIDING_Schaal 70 4,36 0,43 -0,31 3,25 5,00 0,44
In de directievragenlijst worden tevens enkele vragen gesteld over de mate van positieve opvatting over zittenblijven. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes, maar wel kleine spreidingen (tabel 10). Opvallend is dat ZB_02_R een negatieve item-totaal correlatie heeft, wat er op duidt dat dit item niet het beoogde concept meet. Ook item ZB_03 heeft een te lage item-totaal correlatie. De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 11). Het verwijderen van item ZB_02_R en/of item ZB_03 zou tot een hogere, maar nog steeds onvoldoende betrouwbaarheid leiden. We merken op dat wanneer we enkel items ZB_01_R en ZB_04_R gebruiken, we tot een voldoende betrouwbare schaal komen3. De resultaten hier
wijzen op een lagere betrouwbaarheid dan de schaal die werd gebruikt in het SiBO-project (Vandenberghe, de Bilde & Van Damme, 2011). In dit project werd deze schaal echter afgenomen bij leerkrachten.
Tabel 10
Items opvatting over zittenblijven
Vraag: ‘In het eerste onderdeel van de directievragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
ZB_01R Zittenblijven is nadelig voor het zelfbeeld van leerlingen. (-) 70 2,63 0,95 0,48 ZB_02R Leerlingen die (een jaar of meer) ouder zijn dan de rest van de klasgroep,
vertonen meer gedragsproblemen. (-) 70 3,40 0,75 -0,06 ZB_03 Leerlingen die onvoldoende scoren voor de algemene vakken in de eerste
graad doen best een jaar over. 70 2,31 0,93 0,18 ZB_04R Zittenblijven labelt een leerling voor de rest van zijn/haar
schoolloopbaan. (-) 70 3,41 0,92 0,48 ZB_05 Door een leerling een jaartje te laten overzitten, kan vermeden worden
hij of zij constant zou falen in de volgende klassen. 70 2,84 0,94 0,35 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 11
Schaal opvatting over zittenblijven
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa ZB_Schaal 70 2,92 0,52 -0,40 1,40 3,80 0,51
In de directievragenlijst worden eveneens enkele vragen gesteld over de mate van positieve houding ten aanzien van inclusief onderwijs. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes en kleine spreidingen. Item INCLOND_03_R heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 12). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 13). Het verwijderen van item INCLOND_03_R zou leiden tot een hogere, maar nog steeds onvoldoende betrouwbaarheid. De resultaten wijzen hier op een lagere betrouwbaarheid dan in het SiBO-project (Vandenberghe, Gadeyne & Van Damme, 2006) en de afname bij de vakleerkrachten in het LiSO-project (Dockx et al, 2015).
Tabel 12
Items positieve houding t.a.v. inclusief onderwijs
Vraag: ‘In het eerste onderdeel van de directievragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
HOUDING_INCLOND_01
Leerlingen met een specifiek probleem of een specifieke handicap doen het in het gewoon onderwijs doorgaans beter dan in het buitengewoon onderwijs.
70 2,76 0,52 0,24
HOUDING_INCLOND_02R
Voor de ontwikkeling van leerlingen met een specifiek probleem of een specifieke handicap is het beter dat ze worden opgevangen in het buitengewoon onderwijs. (-)
70 3,07 0,80 0,57
HOUDING_INCLOND_03R
De opvang van leerlingen met een specifiek probleem of een specifieke handicap is in hoofdzaak de taak van externe hulpverleningsinstanties. (-)
70 3,67 0,79 0,21
HOUDING_INCLOND_04 Het is een zinvolle doelstelling om leerlingen minder snel
naar het buitengewoon onderwijs door te verwijzen. 70 3,21 0,92 0,41 HOUDING_INCLOND_05R
De zorg voor leerlingen met een specifiek probleem of een specifieke handicap is wel de moeite waard, maar gaat vaak ten koste van de aandacht voor de overige leerlingen. (-)
70 2,97 0,99 0,36 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 13
Schaal positieve houding t.a.v. inclusief onderwijs
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa HOUDING_INCLOND_Schaal 70 3,14 0,51 -0,31 1,60 4,40 0,59
In de directievragenlijst worden ook enkele vragen gesteld over de mate van negatieve verwachtingen ten aanzien van kansarme leerlingen. 2 items van deze schaal hebben lage gemiddeldes terwijl alle items uitgezonderd 1 item kleine spreidingen hebben (tabel 14). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 15). De betrouwbaarheid van deze schaal in deze vragenlijst ligt in de lijn van het SiBO-project (Vandenberghe et al. 2011) en de afname bij de vakleerkrachten in het LiSO-project (Dockx et al., 2015).
Tabel 14
Items negatieve verwachtingen ten aanzien van kansarme leerlingen
Vraag: ‘In het eerste onderdeel van de directievragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
VERW_KANSARM_01 Om realistisch te zijn, moeten de schoolse verwachtingen
voor kansarme leerlingen veelal bijgesteld worden. 70 2,74 0,91 0,42 VERW_KANSARM_02 Kansarme ouders nemen minder het initiatief tot contact
met de leerkracht of de school. 70 3,66 0,80 0,45 VERW_KANSARM_03 Leerlingen uit kansarme milieus zijn vaak van nature
minder intelligent. 70 1,83 0,92 0,50 VERW_KANSARM_04 Leerlingen uit kansarme milieus vertonen vaker moeilijk
gedrag. 70 2,81 1,07 0,65 VERW_KANSARM_05R
Goed onderwijs kan ervoor zorgen dat leerlingen uit kansarme milieus even goed presteren als andere leerlingen. (-)
70 1,76 0,58 0,40
VERW_KANSARM_06 Kansarme ouders interesseren zich vaak minder voor de
schoolloopbaan van hun kind. 70 3,20 0,84 0,51 VERW_KANSARM_07 Leerlingen uit kansarme milieus zijn vaak sneller afgeleid
in de klas. 70 2,60 0,87 0,45 VERW_KANSARM_08 Kansarme ouders staan meestal meer wantrouwig
tegenover de leerkracht en de school. 70 2,54 0,88 0,41 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 15
Schaal negatieve verwachtingen ten aanzien van kansarme leerlingen
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa VERW_KANSARM_Schaal 70 2,64 0,54 -0,32 1,25 4,00 0,77
In de directievragenlijst is een vraag opgenomen die peilt naar welke overwegingen werden gemaakt bij de klassamenstelling in het eerste leerjaar (tabel 16). Hierbij zien we dat ‘voor dezelfde basisoptie kiezen’ en ‘voorkeur van leerlingen om samen in één klas te zitten’ als belangrijk beschouwd worden. Of leerlingen in dezelfde wijk of gemeente wonen wordt als minder belangrijk beschouwd. Tevens werd ook de vraag gesteld of er andere criteria zijn bij het samenstellen van klassen in het eerste leerjaar (tabel 17). Deze antwoorden zijn opgenomen in de LiSO-databank, maar worden hier niet besproken.
Tabel 16
Criteria klassamenstelling eerste leerjaar
Vraag: ‘Bij het samenstellen van de klassen in het eerste leerjaar trachten we...’
Nr. Item 1 2 3 4 5 6 N M* SD* KLSS1_01 de klassen zo homogeen mogelijk te maken
qua capaciteiten van leerlingen. 14,3 31,4 18,6 12,9 11,4 11,4 70 2,73 1.27 KLSS1_02 de leerlingen die in dezelfde gemeente of wijk
wonen samen in één klas te zetten. 21,4 32,9 20,0 12,9 4,3 8,6 70 2,41 1,14 KLSS1_03 de leerlingen die in dezelfde basisschool zaten
samen in één klas te zetten. 17,1 17,1 25,7 25,7 8,6 5,7 70 2,91 1,25 KLSS1_04 de voorkeur van leerlingen om met bepaalde
leerlingen samen te zitten te volgen. 5,7 5,7 10,0 41,4 32,9 4,3 70 3,94 1,11 KLSS1_05 de leerlingen die voor dezelfde basisoptie
kiezen samen in één klas te zetten. 5,7 7,1 7,1 20,0 51,4 8,6 70 4,14 1,23 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens; 6=niet van toepassing
*Categorie 6 (niet van toepassing) werd niet mee opgenomen in de berekening
Tabel 17
Extra criterium klassamenstelling eerste leerjaar
KLSS1_06 Vraag: ‘Indien u bij het samenstellen van de klassen in het eerste leerjaar rekening houdt
met zaken die hier niet vernoemd werden, gelieve deze zaken hier te vermelden:’ N %
[open vraag] 25 35,7%
In de directievragenlijst is er ook een vraag opgenomen die peilt naar welke overwegingen werden gemaakt bij de klassamenstelling in het tweede leerjaar (tabel 18). Hierbij zien we dat ‘voor dezelfde basisoptie kiezen’ wederom als belangrijk beschouwd wordt. De voorkeur van leerlingen om samen in een klas te zitten is nu minder belangrijk dan in het eerste jaar. Of leerlingen in dezelfde wijk of gemeente wonen wordt ook nu als minder belangrijk beschouwd. Tevens werd ook de vraag gesteld of er andere criteria zijn bij het samenstellen van klassen in het tweede leerjaar (tabel 19). Deze antwoorden zijn tevens opgenomen in de LiSO-databank, maar worden hier niet besproken.
Tabel 18
Criteria klassamenstelling tweede leerjaar
Vraag: ‘Bij het samenstellen van de klassen in het tweede leerjaar trachten we...’
Nr. Item 1 2 3 4 5 6 N M* SD* KLSS2_01 de klassen zo homogeen mogelijk te
maken qua capaciteiten van leerlingen. 22,86 28,57 15,71 11,43 11,43 10,00 70 2,56 1,34 KLSS2_02 de leerlingen die in dezelfde gemeente of
wijk wonen samen in één klas te zetten. 24,29 38,57 21,43 4,29 2,86 8,57 70 2,16 0,98 KLSS2_03
de leerlingen die in dezelfde klas in het eerste leerjaar zaten samen in één klas te zetten.
11,43 18,57 12,86 38,57 12,86 5,71 70 3,24 1,27
KLSS2_04
de voorkeur van leerlingen om met bepaalde leerlingen samen te zitten te volgen.
11,43 20,00 14,29 28,57 20,00 5,71 70 3,27 1,34
KLSS2_05 de leerlingen die voor dezelfde basisoptie
kiezen samen in één klas te zetten. 4,29 4,29 5,71 28,57 50,00 7,14 70 4,25 1,08 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens; 6=niet van toepassing
*Categorie 6 (niet van toepassing) werd niet mee opgenomen in de berekening
Tabel 19
Extra criterium klassamenstelling tweede leerjaar
KLSS2_06 Vraag: ‘Indien u bij het samenstellen van de klassen in het tweede leerjaar rekening houdt
met zaken die hier niet vernoemd werden, gelieve deze zaken hier te vermelden:’ N %
[open vraag] 14 20,0%
4.1.2 Evaluatie van leerkrachten
De directievragenlijst bevat ook verschillende vragen die peilen naar de evaluatie van leerkrachten. Er worden vragen gesteld over de frequentie van evaluatiemomenten, informatiebronnen voor evaluatie, feedback door middel van evaluatie en reflecterend vermogen.
Eerst wordt de vraag gesteld hoe vaak het werk van leerkrachten in de school formeel beoordeeld wordt (tabel 20). Hier duidt het merendeel van de directieleden aan dat leerkrachten ongeveer één keer per twee a drie jaar formeel beoordeeld worden.
Tabel 20
Frequentie evaluatiemomenten
EVAL_FREQ Vraag: ‘Hoe vaak wordt het werk van leerkrachten in uw school formeel beoordeeld
door u of andere directieleden?’ N %
1 nooit 2 2,9%
2 ongeveer één keer per twee a drie jaar 51 72,9% 3 ongeveer één keer per jaar 14 20,0% 4 meer dan één keer per jaar 3 4,3%
Vervolgens wordt de vraag gesteld welke informatiebronnen gebruikt worden bij de formele evaluatiemomenten (tabel 21). Hier zien we dat ‘observatie van lessen’, ‘reacties van ouders’, externen, andere personeelsleden,…’, ‘inbreng van de leerkracht zelf (vb. een portfolio)’, ‘zelfevaluatie van de leerkracht’ en ‘lesplannen van de leerkrachten’ het meest gebruikt worden als informatiebronnen.
Tabel 21
Informatiebronnen voor evaluatie
Nr. Vraag: ‘Welke informatiebronnen worden gebruikt om de leerkrachten te evalueren
tijdens formele evaluatiemomenten?’ N %
EVAL_INFO_01 observatie van de lessen 58 82,9% EVAL_INFO_02 lesplannen van de leerkrachten 41 58,6% EVAL_INFO_03 inbreng van de leerkracht zelf (vb. een portfolio) 46 65,7% EVAL_INFO_04 zelfevaluatie van de leerkracht 45 64,3% EVAL_INFO_05 de mening van leerlingen 26 37,1% EVAL_INFO_06 prestaties van de leerlingen 24 34,3% EVAL_INFO_07 reacties van ouders, externen, andere personeelsleden,… 49 70,0% EVAL_INFO_08 evaluatiedossier 33 47,1% EVAL_INFO_09 Andere 6 8,6%
In de directievragenlijst worden ook enkele vragen gesteld over de mate van feedback geven door middel van evaluatie. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes en kleine spreidingen. Item FB_04 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 22). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling
Tabel 22
Items feedback door middel van evaluatie
Vraag: ‘Gelieve de frequentie aan te geven waarmee elk van de volgende zaken voorkomt indien een beoordeling van het werk van leerkrachten zwakke punten aan het licht brengt of indien u vindt dat een leerkracht ondermaats presteert op vlak van zijn/haar lestaken.’
Nr. Item N M SD Rit
EVAL_FB_01 Ik, of anderen in de school, zorgen ervoor dat het resultaat van een
evaluatie aan de leerkracht wordt gemeld. 70 3,44 0,85 0,41 EVAL_FB_02 Ik, of anderen in de school, zorgen ervoor dat maatregelen om de zwakke
punten in het lesgeven te verhelpen, besproken worden met de leerkracht. 70 3,13 0,82 0,65 EVAL_FB_03 Ik, of anderen in de school, stellen een ontwikkelings- of trainingsplan op
voor de leerkracht om de zwakke punten in het lesgeven aan te pakken. 70 2,37 0,94 0,51 EVAL_FB_04
Ik, of anderen in de school, rapporteren het ondermaatse presteren aan een andere instantie om actie te ondernemen (bijv. schoolbestuur, inrichtende macht, verantwoordelijken onderwijsnet, inspecteur).
70 2,04 0,75 0,09
EVAL_FB_05 Ik, of anderen in de school, zorgen ervoor dat het werk van de leerkracht
vaker beoordeeld wordt. 70 2,40 0,77 0,34 Antwoordschaal is een schaal met 4 punten: 1=nooit; 2=soms; 3=meestal; 4=altijd
Tabel 23
Schaal feedback door middel van evaluatie
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa EVAL_FB_Schaal 70 2,68 0,53 -0,05 1,40 3,80 0,64
In deze directievragenlijst worden tevens enkele vragen gesteld over de mate van reflecterend vermogen. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes en kleine spreidingen. Item REFLVERM_01 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 24). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 25). Wanneer we item REFLVERM_01 verwijderen bekomen we een enigszins hogere betrouwbaarheid van 0,74. De resultaten wijzen hier op een lagere betrouwbaarheid dan in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 24
Items reflecterend vermogen Vraag: ‘Onze school slaagt erin...’
Nr. Item N M SD Rit
REFLVERM_01 functionering- en evaluatiegesprekken met leerkrachten te houden. 70 3,80 0,96 0,31 REFLVERM_02 weerstand van leerkrachten te overwinnen bij het vooruitzicht te
worden geëvalueerd. 70 3,59 0,77 0,37 REFLVERM_03 leerkrachten hun eigen aanpak systematisch in vraag te doen stellen. 70 3,43 0,73 0,61 REFLVERM_04 initiatieven te nemen om gegevens over het eigen schools functioneren
te verzamelen. 70 3,64 0,78 0,48 REFLVERM_05 alle leerkrachten te betrekken bij de bewaking van de kwaliteit van het
onderwijs. 70 3,63 0,76 0,47 REFLVERM_06 leerkrachten zich positief te doen opstellen tegenover zelfevaluatie. 70 3,44 0,83 0,46 REFLVERM_07 op schoolniveau aan zelfevaluatie te doen. 70 3,67 0,77 0,43 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 25
Schaal reflecterend vermogen
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa REFLVERM_Schaal 70 3,60 0,50 -0,15 2,29 5,00 0,73
4.1.3 Ervaren tekorten
In de directievragenlijst wordt tevens gepeild naar de ervaren tekorten. De directieleden dienen hierbij aan te duiden welke tekorten zij ervaren (tabel 26). We vinden dat er vooral tekorten ervaren worden bij materiële zaken waaronder ontoereikende lesruimtes en schoolgebouwen.
Tabel 26
Items ervaren tekorten
Vraag: ‘Wordt de mogelijkheid om les te geven in uw school gehinderd door één van de volgende kwesties?’
Nr. Item Ja (%) Nee
(%) ERVTEK_01 een gebrek aan gediplomeerde leerkrachten wetenschappen 4,3% 95,7% ERVTEK_02 een gebrek aan gediplomeerde leerkrachten wiskunde 4,3% 95,7% ERVTEK_03 een gebrek aan gediplomeerde leerkrachten Nederlands 1,4% 98,6% ERVTEK_04 een gebrek aan gediplomeerde leerkrachten Frans 4,3% 95,7% ERVTEK_05 een gebrek aan gediplomeerde leerkrachten voor andere vakken 17,1% 82,9% ERVTEK_06 een tekort aan of ontoereikend instructiemateriaal (bijv. handboeken of
uitrusting) 15,7% 84,3% ERVTEK_07 een tekort aan of ontoereikende computers voor de lessen 20,0% 80,0% ERVTEK_08 een tekort aan of ontoereikende verbindingen met het internet 27,1% 72,9% ERVTEK_09 een tekort aan of ontoereikende schoolgebouwen en –terreinen 31,4% 68,6% ERVTEK_10 een tekort aan of ontoereikende lesruimtes (bijv. klaslokalen) 34,3% 65,7% ERVTEK_11 andere 17,1% 82,9% Antwoordschaal is een ja-nee schaal
4.1.4 Participatie en samenwerking
De directieleden dienen ook vragen te beantwoorden omtrent participatie en samenwerking. Er worden vragen gesteld over leerkrachtparticipatie, leerlingparticipatie, positieve ervaringen in de samenwerking met het CLB en positieve ervaringen in de samenwerking met de ouders.
In de directievragenlijst worden vragen gesteld over de mate van leerkrachtparticipatie. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes terwijl alle items kleine spreidingen hebben (tabel 27). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 28). De resultaten wijzen hier op een gelijkaardige betrouwbaarheid als in het ICCS-project (International Civic and Citizenship Education Study) in 2009 (Schulz, Ainley & Fraillon, 2011).
Tabel 27
Items leerkrachtparticipatie
Vraag: ‘Kan u aangeven hoeveel leerkrachten op uw school volgens u...’
Nr. Item N M SD Rit
LKRPART_01 betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen op school? 70 2,23 0,57 0,42 LKRPART_02 zelf bijdragen aan het oplossen van problemen op school? 70 2,64 0,59 0,32 LKRPART_03 bruikbare voorstellen doen om het bestuur van de school te verbeteren? 70 2,23 0,73 0,55 LKRPART_04 actief deelnemen aan activiteiten in het kader van schoolontwikkeling en
-verbetering? 70 2,60 0,67 0,49 LKRPART_05 leerlingen aanmoedigen om actief deel te nemen aan het schoolleven? 70 3,07 0,60 0,49 Schaal is een schaal met 4 punten: 1=alle of bijna alle; 2=de meeste; 3=sommige; 4=geen of bijna geen; 5=niet van toepassing
Tabel 28
Schaal leerkrachtparticipatie
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa LKRPART_Schaal 70 2,55 0,43 0,26 1,60 3,40 0,70
In de directievragenlijst worden eveneens vragen gesteld over de mate van leerlingparticipatie. 2 items van deze schaal hebben lage gemiddeldes terwijl alle items kleine spreidingen hebben (tabel 29). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 30). De resultaten wijzen hier op een lagere betrouwbaarheid dan in het ICCS-project in 2009 (Schulz, Ainley & Fraillon, 2011).
Tabel 29
Items leerlingparticipatie
Vraag: ‘In welke mate wordt er op uw school rekening gehouden met de meningen van de leerlingen wanneer er over de volgende onderwerpen beslissingen worden genomen?’
Nr. Item N M SD Rit
LLNPART_01 het leer- en lesmateriaal 70 1,80 0,67 0,51 LLNPART_02 het lessenrooster 70 1,86 0,77 0,34 LLNPART_03 klasregels 70 2,79 0,74 0,30
Tabel 30
Schaal leerlingparticipatie
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa LLNPART_Schaal 70 2,28 0,45 0,02 1,20 3,20 0,61
In de directievragenlijst worden eveneens vragen gesteld over de mate van positieve ervaringen in de samenwerking met het CLB. 3 items van deze schaal hebben hoge gemiddeldes terwijl alle items kleine spreidingen hebben (tabel 31). De schaal heeft een goede betrouwbaarheid, heeft een niet extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 32). De resultaten wijzen hier op een gelijkaardige betrouwbaarheid als in het het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 31
Items positieve ervaringen samenwerking CLB
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
POSCLB_01 Over de huidige werking van ons CLB ben ik erg tevreden. 70 4,03 0,82 0,73 POSCLB_02 Het CLB doet voor onze school veel nuttig werk. 70 4,03 0,76 0,77 POSCLB_03 Het CLB brengt vaak interessante aanvullende gegevens aan bij de
bespreking over een leerling met leerproblemen. 70 3,80 0,88 0,74 POSCLB_04R De inbreng vanwege het CLB betekent praktisch niets voor het
werk van onze leerkrachten. (-) 70 3,77 0,85 0,54 POSCLB_05 Het CLB speelt in onze school een belangrijke rol in de verwijzing
en advisering van leerlingen. 70 3,63 0,94 0,57 POSCLB_06 Wij bespreken de ernstige problemen van onze leerlingen meestal
met iemand van het CLB. 70 4,54 0,56 0,46 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 32
Schaal positieve ervaringen samenwerking CLB
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa POSCLB_Schaal 70 3,91 0,68 -0,42 2,25 5,00 0,85
In de directievragenlijst worden eveneens vragen gesteld over de mate van positieve ervaringen in de samenwerking met ouders. 3 items van deze schaal hebben hoge gemiddeldes terwijl alle items kleine
enigszins hogere, maar nog steeds onvoldoende betrouwbaarheid. De resultaten wijzen hier op een lagere betrouwbaarheid dan in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 33
Items positieve ervaring samenwerking ouders
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
POSOUD_01 De contacten die ik met de ouders van onze leerlingen heb, zijn
over het algemeen aangenaam. 70 4,20 0,58 0,46 POSOUD_02R De ouders van de leerlingen van onze school stellen vaak
onredelijke eisen aan de leerkrachten en de school. (-) 70 3,50 0,93 0,46 POSOUD_03 Contacten met ouders betekenen voor mij als directielid een
belangrijke bron van informatie. 70 4,24 0,69 0,27 POSOUD_04 Oudercontacten leveren voor mij als directielid vrijwel niets op.
(-) 70 4,03 0,85 0,50 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 34
Schaal positieve ervaring samenwerking ouders
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa POSOUD_Schaal 70 3,99 0,53 -0,21 2,75 5,00 0,63
4.1.5 Schoolklimaat
De directievragenlijst bevat ook verschillende vragen over het schoolklimaat. Er worden dan ook schalen opgenomen over het probleemgedrag van leerlingen, probleemgedrag van leerkrachten, ordelijk en positief leerklimaat, aandacht voor de sociale en persoonlijke ontwikkeling en prestatiegericht klimaat.
In deze directievragenlijst worden vragen gesteld over de mate van probleemgedrag van leerlingen. 3 items van deze schaal hebben lage gemiddeldes terwijl 6 items kleine spreidingen hebben (tabel 35).
Tabel 35
Items probleemgedrag van leerlingen Vraag: ‘Leerlingen in de eerste graad...’
Nr. Item N M SD Rit
LLNPROB_01 plegen diefstal op school. 70 1,96 0,92 0,75 LLNPROB_02 plegen fysiek geweld op school. 70 2,11 1,00 0,87 LLNPROB_03 gebruiken alcohol of drugs in de schoolomgeving. 70 1,69 0,77 0,69 LLNPROB_04 intimideren of beledigen leerkrachten of ander personeel. 70 2,07 0,98 0,82 LLNPROB_05 plegen vandalisme op school. 70 2,04 1,03 0,82 LLNPROB_06 spijbelen tijdens de lesuren. 70 1,97 1,01 0,83 LLNPROB_07 intimideren of beledigen andere leerlingen. 70 2,70 1,11 0,79 LLNPROB_08 gebruiken schutting- of obscene taal. 70 2,60 1,08 0,82 LLNPROB_09 spieken of kijken af tijdens toetsen. 70 2,56 0,90 0,70 LLNPROB_10 storen de les. 70 2,86 0,95 0,78 LLNPROB_11 komen te laat op school. 70 2,47 0,97 0,66 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 36
Schaal probleemgedrag van leerlingen
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa LLNPROB_Schaal 70 2,28 0,80 0,57 1,00 4,55 0,95
In deze directievragenlijst worden tevens vragen gesteld over de mate van probleemgedrag van leerkrachten. 2 items van deze schaal hebben een laag gemiddelde terwijl 4 items een kleine spreiding hebben. Item LKRPROB_06 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 37). De schaal is net onvoldoende betrouwbaar, heeft geen extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 38). Het verwijderen van item LKRPROB_06 zou leiden tot een voldoende betrouwbaarheid van 0,74. De resultaten wijzen op een lagere betrouwbaarheid dan in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 37
Items probleemgedrag van leerkrachten Vraag: ‘Leerkrachten in onze school...’
Nr. Item N M SD Rit
LKRPROB_01 zijn ongewettigd langdurig afwezig. 70 1,36 0,64 0,41 LKRPROB_02 komen te laat. 70 2,09 0,96 0,62 LKRPROB_03 houden onvoldoende rekening met de noden van hun leerlingen. 70 2,40 1,00 0,44 LKRPROB_04 zijn kortstondig afwezig. 70 3,06 1,02 0,31 LKRPROB_05 hebben lage verwachtingen van leerlingen. 70 1,91 0,79 0,49 LKRPROB_06 hebben geen goede band met hun leerlingen. 70 2,26 1,32 0,20 LKRPROB_07 zijn te streng voor hun leerlingen. 70 2,36 0,96 0,50 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 38
Schaal probleemgedrag van leerkrachten
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa LKRPROB_Schaal 70 2,20 0,58 0,29 1,00 3,71 0,69
In deze directievragenlijst worden tevens vragen gesteld over de mate van ordelijk en positief leerklimaat. 7 items van deze schaal hebben een hoog gemiddelde terwijl alle items een kleine spreiding hebben. Item POSLEERKLIM_11 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 39). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft een hoog gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 40). De spreiding van het gemiddelde is wel zeer beperkt. Het verwijderen van item POSLEERKLIM_10 zou leiden tot een enigszins hogere betrouwbaarheid van 0,77. De resultaten wijzen op een lagere betrouwbaarheid dan in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 39
Items ordelijk en positief leerklimaat
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
POSLEERKLIM_01 In onze school schieten leerkrachten en leerlingen
gewoonlijk goed met elkaar op. 70 4,33 0,53 0,51 POSLEERKLIM_02 In onze school is er voor de leerlingen een duidelijk
schoolreglement. 70 4,24 0,67 0,33 POSLEERKLIM_03 In onze school worden leerlingen enthousiast gemaakt om
te leren. 70 3,96 0,55 0,35 POSLEERKLIM_04 In onze school wordt er door de leerkrachten geluisterd
naar de meningen van de leerlingen. 70 3,97 0,59 0,38 POSLEERKLIM_05 In onze school komen leerkrachten graag werken. 70 4,06 0,48 0,38 POSLEERKLIM_06 In onze school is er voldoende discipline. 70 4,07 0,52 0,52 POSLEERKLIM_07 In onze school worden leerlingen gerespecteerd zoals ze
zijn. 70 4,31 0,53 0,39 POSLEERKLIM_08 In onze school is er ruime aandacht voor de leerling als
persoon en niet als nummer. 70 4,56 0,50 0,63 POSLEERKLIM_09 In onze school hebben leerkrachten oog voor het sociale
leven van de leerlingen. 70 3,93 0,67 0,43 POSLEERKLIM_10 In onze school komen leerlingen over het algemeen graag
leren. 70 4,14 0,46 0,50 POSLEERKLIM_11 In onze school wordt het schoolreglement consequent
aangewend door leerkrachten. 70 3,56 0,71 0,23 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 40
Schaal ordelijk en positief leerklimaat
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa POSLEERKLIM_Schaal 70 4,10 0,31 0,06 3,27 4,82 0,76
In deze directievragenlijst worden tevens vragen gesteld over de mate waarin er aandacht is voor de sociale en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. 4 items van deze schaal hebben een hoog gemiddelde terwijl alle items een kleine spreiding hebben. Item AANDACHT_ONTW_05 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 41). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft
Tabel 41
Items aandacht voor de sociale en persoonlijke ontwikkeling
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
AANDACHT_ONTW_01
In onze school hechten we heel veel belang aan het ontwikkelen van de sociale vaardigheden van de leerlingen.
70 4,31 0,58 0,59
AANDACHT_ONTW_02
In onze school vinden we de sociale en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen minstens even belangrijk dan de cognitieve ontwikkeling.
70 4,36 0,68 0,51
AANDACHT_ONTW_03 In onze school is het vooral belangrijk dat leerlingen
zichzelf kunnen zijn en zichzelf kunnen ontdekken. 70 4,37 0,64 0,45 AANDACHT_ONTW_04 In onze school vormt de ontwikkeling van creativiteit één
van de belangrijkste doelstellingen. 70 4,47 0,58 0,51 AANDACHT_ONTW_05 In onze school vinden we het uitermate belangrijk dat
leerlingen zich gelukkig voelen op school. 70 3,37 0,92 0,37 AANDACHT_ONTW_06
In onze school proberen leerkrachten in hun lessen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de belangstelling en behoeften van leerlingen.
70 3,80 0,63 0,33 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 42
Schaal aandacht voor de sociale en persoonlijke ontwikkeling
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa AANDACHT_ONTW_Schaal 70 4,11 0,44 0,29 3,33 5,00 0,71
In deze directievragenlijst worden tevens vragen gesteld over de mate van prestatiegericht beleid in onderwijsdoelen. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes en kleine spreidingen (tabel 43). De schaal is voldoende betrouwbaar, heeft geen extreem gemiddelde en heeft een links-scheve verdeling (tabel 44). De resultaten wijzen op een lagere betrouwbaarheid dan de afname van deze schaal in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 43
Items prestatiegericht beleid-onderwijsdoelen
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
PRESTBEL_OD_01 In onze school zijn leerkrachten prestatiegericht. 70 3,44 0,85 0,64 PRESTBEL_OD_02 In onze school komen kennisgerichte doelen voorop. 70 3,26 0,81 0,50 PRESTBEL_OD_03 In onze school ligt de nadruk op het realiseren van
goede leerprestaties. 70 3,73 0,64 0,54 PRESTBEL_OD_04 In onze school staat het aanleren van leerstof centraal. 70 3,44 0,71 0,53 PRESTBEL_OD_05 In onze school stimuleert de directie prestatiegericht
onderwijs. 70 3,01 0,86 0,51 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 44
Schaal prestatiegericht beleid-onderwijsdoelen
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa PRESTBEL_OD_Schaal 70 3,38 0,56 -0,63 1,60 4,40 0,77
In deze directievragenlijst worden tevens vragen gesteld over de mate van prestatiegericht beleid in leerresultaten. Alle items van deze schaal hebben geen extreme gemiddeldes en kleine spreidingen. Item PRESTBEL_LR_03 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 45). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft geen extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 46). Wanneer item PRESTBEL_LR_03 verwijderd wordt is de schaal echter voldoende betrouwbaar met 0,76. De resultaten wijzen op een lagere betrouwbaarheid van deze schaal dan de afname in het SiBO-project (Vandenberghe et al., 2011).
Tabel 45
Items prestatiegericht beleid - leerresultaten
Vraag: ‘In dit onderdeel van de vragenlijst vragen we u om verschillende stellingen te beoordelen over de samenwerking tussen de verschillende actoren betrokken bij uw school. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item N M SD Rit
PRESTBEL_LR_01 Op onze school is er een grote bekommernis om de prestaties
van leerlingen. 70 3,99 0,55 0,44 PRESTBEL_LR_02 Op onze school is er een duidelijke gerichtheid op het bereiken
van zo hoog mogelijke leerresultaten voor élk leergebied. 70 3,59 0,79 0,52 PRESTBEL_LR_03 Op onze school bespreken leerkrachten leerlingprestaties om
het eigen onderwijsgedrag bij te sturen. 70 3,41 0,79 0,14 PRESTBEL_LR_04 Op onze school ligt de nadruk op presteren op elk leergebied
(ontwikkelingsdomein). 70 3,57 0,77 0,49 PRESTBEL_LR_05 Op onze school stelt men hoge eisen aan de leerlingen. 70 3,73 0,76 0,68 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens
Tabel 46
Schaal prestatiegericht beleid - leerresultaten
Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa PRESTBEL_LR_Schaal 70 3,66 0,49 -0,03 2,60 4,80 0,68
4.1.6 Professionalisering van leerkrachten
De directieleden krijgen tevens enkele vragen over de professionalisering van leerkrachten op hun school. Er worden vragen gesteld over het schoolbeleid i.v.m. professionaliseringsactiviteiten en de samenwerking rond professionele ontwikkeling.
Er wordt eerst gepeild naar het schoolbeleid i.v.m. professionaliseringsactiviteiten aan de hand van 4 vragen (tabel 47). Opvallend is dat alle directieleden aangeven dat leerkrachten vergoed worden bij het volgen van nascholingsactiviteiten en verwachten dat zij doorheen het jaar nascholingsactiviteiten volgen.
Tabel 47
Items schoolbeleid professionaliseringsactiviteiten
Vraag: ‘Geef uw mening over de professionalisering van leerkrachten op uw school. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item Ja (%) Nee (%) SCHBEL_PROFAC_01 In onze school worden leerkrachten vrijgesteld van
schooltaken indien zij nascholingsactiviteiten volgen. 67,1% 32,9% SCHBEL_PROFAC_02 In onze school worden leerkrachten vergoed voor onkosten
bij het volgen van nascholingsactiviteiten. 100,0% 0,0% SCHBEL_PROFAC_03 In onze school verwacht ik dat leerkrachten doorheen het
schooljaar nascholingsactiviteiten volgen. 100,0% 0,0% SCHBEL_PROFAC_04
Tijdens teamvergaderingen voorzie ik tijd voor leerkrachten om ideeën of informatie uit te wisselen over nascholingsactiviteiten.
75,7% 24,3% Antwoordschaal is een ja-nee schaal
Vervolgens wordt gepeild naar het schoolbeleid i.v.m. professionaliseringsactiviteiten aan de hand van 5 vragen (tabel 48). Bijna alle directieleden geven aan dat leerkrachten rapporteren over hun nascholingsactiviteiten bij hun collega’s. Tevens geven bijna alle directieleden aan dat de leerkrachten samenkomen om onderwijsdoelen te bespreken.
Tabel 48
Schoolbeleid samenwerking professionele ontwikkeling
Vraag: ‘Geef uw mening over de professionalisering van leerkrachten op uw school. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.’
Nr. Item Ja (%) Nee (%) SCHBEL_SAMPROFONTW_01 In onze school rapporteren leerkrachten over hun
nascholingsactiviteiten aan hun collega’s. 90,0% 10,0% SCHBEL_SAMPROFONTW_02 In onze school is er een beleid voor het samenwerken
tussen collega’s om hun klaspraktijk te verbeteren. 75,7% 24,3% SCHBEL_SAMPROFONTW_03 In onze school worden leerkrachten gestimuleerd om
lesvoorbereidingen te delen. 70,0% 30,0% SCHBEL_SAMPROFONTW_04 In onze school worden leerkrachten gestimuleerd om te
discussiëren over lesgeven. 72,9% 27,1% SCHBEL_SAMPROFONTW_05 In onze school komen leerkrachten samen om
onderwijsdoelen te bespreken. 92,9% 7,1% Antwoordschaal is een ja-nee schaal
4.1.7 Zorg op school
Op het einde van de vragenlijst krijgen de directieleden verschillende vragen omtrent zorg op school. Zo worden er items gegeven van schalen rond gedragen zorgvisie en professionalisering i.v.m. zorg op school, tevens worden er vragen gesteld over bepaalde invullingen en accenten in de zorgvisie. In de directievragenlijst worden vragen gesteld over de mate waarin de zorgvisie gedragen wordt door het leerkrachtenteam. 4 items van deze schaal hebben een hoog gemiddelde terwijl 5 items een kleine spreiding hebben. Item ZORGVISIE_GEDRAGEN_01 heeft daarbij een problematisch lage item-totaal correlatie (tabel 49). De schaal is onvoldoende betrouwbaar, heeft geen extreem gemiddelde en volgt de normale verdeling (tabel 50). Het verwijderen van item ZORGVISIE_GEDRAGEN_01 zou leiden tot een enigszins hogere betrouwbaarheid van 0,68. Dit is echter nog steeds onvoldoende betrouwbaar. Wanneer item ZORGVISIE_GEDRAGEN_02 echter ook verwijderd zou worden heeft de schaal een voldoende betrouwbaarheid van 0,70. De resultaten wijzen op een lagere betrouwbaarheid van deze schaal dan de afname in OBPWO 09.05 (Struyf, Verschueren, Verachtert & Adriaensens, 2012).
Tabel 49
Items gedragen zorgvisie
Vraag: ‘Geef aan in welke mate de volgende stellingen van toepassing zijn op uw school gaande van helemaal oneens tot helemaal eens.’
Nr. Item N M SD Rit
ZORGVISIE_GEDRAGEN_01 Op onze school is het voor alle leerkrachten duidelijk waar
onze school naar toe wil evolueren op vlak van zorg. 70 3,76 0,65 0,49 ZORGVISIE_GEDRAGEN_02 In onze school worden leerkrachten vergoed voor het volgen
van professionaliseringsactiviteiten. 70 4,01 1,06 0,28 ZORGVISIE_GEDRAGEN_03 Op onze school delen leerkrachten en directie/beleidsteam
dezelfde visie op zorg. 70 3,76 0,77 0,36 ZORGVISIE_GEDRAGEN_04 Op onze school is het verwezenlijken van de schoolvisie op
zorg een prioritaire bekommernis voor alle leerkrachten. 70 3,57 0,83 0,42 ZORGVISIE_GEDRAGEN_05 Op onze school is de visie op zorg gekend door alle
leerkrachten. 70 3,83 0,64 0,43
ZORGVISIE_GEDRAGEN_06
Op onze school waken we erover dat de zorgvisie op de agenda komt van diverse overlegorganen (bv. Personeelsvergadering, schoolraad, leerlingenraad, ouderraad).
70 3,90 0,76 0,47
Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens