• No results found

Uit de mest- en mineralenprogramma's : Praktijksituatie graslandvernieuwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de mest- en mineralenprogramma's : Praktijksituatie graslandvernieuwing"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uit de mest- en mineralenprogramma's

Praktijksituatie graslandvernieuwing

Inleiding

In Nederland wordt in de praktijk veel grasland vernieuwd (jaarlijks ca. 13% van het graslandareaal). Graslandvernieuwing vindt plaats door herinzaai van blijvend grasland of in een wisselbouwsysteem met akkerbouwgewassen. Kennis van de huidige

praktijksituatie van graslandvernieuwing is nodig bij de ontwikkeling van adviezen en richtlijnen, zodat nutriëntenverliezen beperkt kunnen worden. In het kader van het project "Synthese van bodem-gewassystemen" in 398-II is graslandvernieuwing in de praktijk onderzocht door middel van een schriftelijke enquête onder melkveehouders en een workshop. Figuur 1 laat zien dat bijna iedere melkveehouder die de vragenlijst terug-gestuurd heeft, aan graslandvernieuwing doet.

Herinzaai blijvend grasland

De twee belangrijkste motieven om blijvend grasland te vernieuwen zijn: a. een te lage grasproductie en

b. een te hoog aandeel van ongewenste grassoorten.

Een perceel komt in aanmerking voor herinzaai indien de droge stofproductie minder dan 8 - 10 ton /ha bedraagt en/of het aandeel gewenste grassen lager is dan 60 - 70%. Volgens de melkveehouders wordt deze situatie vooral veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden (te droog of te nat), slecht management of een combinatie van die twee. Ook een te laag klaveraandeel (minder dan 10 - 20%) kan een reden zijn voor herinzaai, voornamelijk bij biologische boeren. Herinzaai vindt bij voorkeur plaats aan het einde van de zomer in de maanden augustus en september vanwege gunstige weers-omstandigheden en omdat er dan geen voorjaarssnede verloren gaat. Het belangrijkste positieve resultaat van herinzaai is de extra grasproductie. Nadelen van herinzaai

Figuur 1. Verdeling van graslandvernieuwing onder de melkveehouders, die de vragenlijst hebben teruggestuurd (n=37).

(2)

Voor meer informatie:

Ir. J.G. (Sjaak) Conijn PRI Informatieblad 398.60 Oktober 2004 Postbus 16.. 6700 AA Wageningen Mest- en Mineralenprogramma's 398-I, 398-II, 398-III

Tel. 0317- 4 7 59 09 Gefinancierd door het ministerie vanv LNV e-mail: Sjaak.Conijn@wur.nl www.mestenmineralen.nl

werden weinig genoemd. Het meest genoemde nadeel was de vermindering van draagkracht op veen- of kleigrond door herinzaai.

De helft van de melkveehouders bemest het eerste jaar na herinzaai op dezelfde manier als voor herinzaai. De andere helft past de bemesting aan en in de meeste gevallen gaat het dan om een verlaging van de mestgift om de stikstof die vrijkomt uit de

ondergeploegde zode optimaal te benutten. Een klein deel van de melkveehouders verhoogt de mestgift om extra stikstof toe te dienen voor de opbouw van de nieuwe graszode.

Wisselbouw gras-akkerbouwgewas

Het belangrijkste motief voor wisselbouw in de melkveehouderij is de extra opbrengst van gras én akkerbouwgewas ten opzichte van continu-teelt. Andere motieven zijn het op peil houden van het nivo van organische stof en bodemvruchtbaarheid ten behoeve van het akkerbouwgewas en de verlaagde druk van onkruiden, ziekten en plagen. Voor melkveehouders kan het ook economisch interessant zijn om percelen te verhuren aan akkerbouwers of bloembollentelers. De extra kosten voor loonwerk en graszaad vormen een nadeel van wisselbouw ten opzichte van continuteelt. Volgens de enquête bestaat een wisselbouwsysteem uit een akkerbouwperiode van 1 tot 4 jaar en een

graslandperiode van 2 tot 6 jaar. Tijdens de akkerbouwperiode wordt meestal een voedergewas (bijv. maïs of voedergraan) voor eigen gebruik geteeld, maar in enkele gevallen ook een gewas voor commerciële doeleinden, zoals aardappelen of bloembollen. Gras wordt ingezaaid in de maanden juli tot oktober afhankelijk van het tijdstip waarop het akkerbouwgewas geoogst wordt. Ruim de helft van de

melkveehouders bemest het eerste jaar in de akkerbouwfase op dezelfde manier als de daaropvolgende akkerbouwjaren. De andere helft verlaagt de bemesting voor het eerste jaar akkerbouw ten opzichte van de volgende jaren. Tijdens het eerste jaar gras wordt door de helft van de melkveehouders op dezelfde manier bemest als in de

daaropvolgende grasjaren. Door de andere helft wordt er in de meeste gevallen meer mest toegediend om het organische stofgehalte van de bodem weer te verhogen en de opbouw van de graszode te stimuleren.

Conclusies

• De grote voorkeur van melkveehouders voor herinzaai in augustus en september staat haaks op het voornemen om het scheuren van grasland in het najaar te verbieden ter beperking van de nutriëntenverliezen. Als alternatief is de huidige praktijk van voorjaarsinzaai niet altijd succesvol. Er zullen wellicht nieuwe alternatieven onderzocht moeten worden.

• Tijdens de workshop werd aangegeven dat herinzaai niet altijd nodig is, omdat een slechte graszode ook door goed management verbeterd kan worden. Op welke manier herinzaai voorkomen kan worden door goed management, zou beter onderzocht en voorgelicht moeten worden.

• De resultaten ten aanzien van de bemesting na het scheuren van grasland, zowel bij herinzaai als bij wisselbouw, laten zien dat er in de praktijk veel variatie is.

Melkveehouders gaven in de workshop aan dat ze onvoldoende kennis hebben om goed te bemesten. De bemestingsadviezen rond herinzaai (vóór en erna) zouden geactualiseerd en beter gecommuniceerd moeten worden met de praktijk.

Referentie

Russchen, H.J., 2004. Graslandvernieuwing: herinzaai en wisselbouw in de praktijk. Wageningen, Plant Research International, rapport xx (in press).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Statistics indicate that HIV/Aids is primarily a problem of developing societies. More than a decade of attempts to address the HIV/Aids pandemic have demonstrated that

Met die uitvoering van hierdie navorsing is daar verskeie aspekte geïdentifiseer wat verdere aandag verdien het by die uitvoering van hierdie studie, naamlik: GRK ontstaan as

Daar word toenemend na hierdie betrokkenheid, wat daar tussen In werkgewer en sy werknemers bestaan, verwys as. In

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

( https://topsectorenergie.nl ) TKI’s Topconsortia voor Kennis en Innovatie ( https://topsectorenergie.nl ) Projecten In dit document verstaan we

There is no evidence of VHE emission from any individual GRB during the period covered by the HESS observations, nor from stacking analysis using the whole sample and a priori

In the early 1970s, the Human Sciences Research Council (HSRC) explored the possibility of establishing a regional history studies section within the Institute for Historical

Given the short exposure, low flux, steep spectral slope, and degradation of the optical efficiency, a spectrum for 2007 could only be generated with the spectrum cuts ( Aharonian et