• No results found

Geuremissie bij vleesvarkens op brijvoer niet hoger dan op droogvoer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geuremissie bij vleesvarkens op brijvoer niet hoger dan op droogvoer"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V A R K E N S & P L U I M V E E

achter

gr

ond

Vochtrijk diervoer afkomstig uit de levensmiddelenindustrie vindt de laatste tien jaar zijn weg steeds vaker in rantsoenen voor varkens. De herkomst ervan is divers, evenals de samenstelling. De gedachte heerst dat varkens-bedrijven die deze producten voeren, meer stank-overlast zouden veroorzaken. Gemeenten krijgen daarover geregeld klachten. Ze hebben daarop gereageerd door in milieuvergunningen extra voorwaarden te stellen aan het gebruik van vocht-rijke bijproducten. Zo mogen bepaalde produc-ten niet worden gevoerd en moet de voorraad van bepaalde producten worden beperkt.

Omdat onderzoek naar de aard en omvang van geuroverlast door gebruik van vochtrijk voer nog nauwelijks plaatsvindt, zijn deze voorwaarden echter niet of nauwelijks gestoeld op objectieve maatstaven. Om te voorkomen dat dergelijk dier-voer steeds meer aan banden wordt gelegd op basis van gebrekkige informatie, is voor het Pro-ductschap Vee en Vlees onderzoek gedaan naar de effecten van vochtrijke bijproducten op de geuremissie uit vleesvarkenstallen.

Meer geur in zomer

Op Praktijkcentrum Sterksel zijn geurmetingen uitgevoerd in vier vleesvarkensafdelingen, zowel ’s zomers als ’s winters. Per ronde is op vijf dagen gemeten, waarbij de meetdagen verspreid waren over de ronde. De volgende vier rantsoe-nen zijn met elkaar vergeleken:

1. droogvoer (dv);

2. brijvoer zonder vochtrijke diervoeders oftewel droogvoer in brijvorm (brijvoer: dv); 3. brijvoer met tarwezetmeel,

aardappelstoom-schillen en kaaswei (brijvoer: twz, ass, wei);

I

O n d e r z o e k i n

t w e e f a s e n

V-focus oktober 2004

37

4. brijvoer met tarwezetmeel, aardappelstoom-schillen, kaaswei en biergist (brijvoer: twz, ass, wei, bg).

Het brijvoer werd drie keer per dag verstrekt in lange troggen en het droogvoer werd onbeperkt verstrekt in brijbakken. Alle afdelingen waren vergelijkbaar ingericht, met twaalf hokken met in elk hok twaalf dieren. De hokken hadden een bolle vloer met voor in het hok een waterkanaal en achterin een mestkanaal met schuine wanden en een riolering. De geuremissie op een meetdag is berekend door het ventilatiedebiet te verme-nigvuldigen met de geurconcentratie van de lucht in de ventilatiekoker. De geuremissie is uit-gedrukt in Odour Units per seconden per dier-plaats (OUE/s/dp).

Uit de meetgegevens blijkt dat de geuremissie in de zomerronde meer is dan in de winter. Dit wordt vooral veroorzaakt door een verschil in ventilatiedebiet tussen de zomer- en winterron-de. Bij de brijvoerrantsoenen is in de zomer de geurconcentratie van de uitgaande lucht ook hoger dan in de winter. Dit is echter niet het geval bij het droogvoerrantsoen.

Op de meetdagen varieerde de geuremissie uit de afdelingen van 1,6 tot 33,6 OUE/s per dierplaats. De laagste en hoogste emissie op een meetdag werd gemeten bij de varkens die brijvoer zonder vochtrijk voer kregen. In tabel 1 staat de gemiddel-de geuremissie en gemiddel-de variatiecoëfficiënt weergege-ven van de hele meetperiode. Door de verschillen in emissie op de afzonderlijke meetdagen was de variatiecoëfficiënt vrij groot bij alle rantsoenen. Opvallend is dat de geuremissie van vleesvarkens op brijvoer met vochtrijk voer niet hoger is dan die van vleesvarkens op droogvoer. De veronder-stelling dat dit wel zo zou zijn, blijkt niet uit deze proef.

Door ir. Maikel Timmerman (ASG)

Het voeren van vochtrijke bijproducten aan varkens dreigt aan

banden gelegd te worden. Dit voer zou meer stankoverlast

ver-oorzaken. Op Praktijkcentrum Sterksel blijkt de geuremissie van

vleesvarkens op brijvoer met vochtrijk diervoer niet hoger dan de

geuremissie van vleesvarkens op droogvoer.

Geuremissie bij vleesvarkens op brijvoer

niet hoger dan op droogvoer

B R I J V O E R O P S T E R K S E L

Een groep vleesvarkens vreet brijvoer uit de lange trog.

Foto: ASG

36

V-focus oktober 2004

Rantsoen Gemidd.

Var.coëf-geuremissie ficiënt

(OUE/s/dp) (%)

Droogvoer 9,2 21 Brijvoer: dv 9,4 28 Brijvoer: wei, twz, ass 8,2 23 Brijvoer: wei, twz, ass, bg 9,4 21 De gemiddelde geuremissie en varia-tiecoëfficiënt van de vleesvarkens op de verschillende rantsoenen.

Geuremissie en

variatiecoëfficiënt

Zomer en winter

0,0 2,5 5,0 7,5 10,0 12,5 15,0 17,5 20,0 winterronde zomerronde % Droogvoer Brijvoer: DV TWZ, ASS, Brijvoer: Wei Brijvoer: TWZ, ASS, Wei, BG

Geuremissie tijdens de zomer- en winterronde van vleesvarkens op de verschillende rantsoenen.

Geur komt van verschillende bronnen op het bedrijf, zoals mest, dieren en voer. Om te bepalen of het gebruik van vochtrijk voer extra geuroverlast veroorzaakt, was het onderzoek in twee fasen opgesplitst. In een labora-toriumproef werd bepaald of de geur-concentratie en/of geurbeleving van vochtrijk diervoer verschilde ten opzichte van droogvoer. Hieruit bleek dat bepaalde vochtrijke diervoeders een hogere geurconcentratie en -beleving hebben dan droogvoer. In de tweede fase is op Praktijkcentrum Sterksel de geuremissie uit vleesvar-kensstallen onderzocht van rantsoe-nen met en zonder vochtrijk voer.

(2)

V A R K E N S & P L U I M V E E

achter

gr

ond

Vochtrijk diervoer afkomstig uit de levensmiddelenindustrie vindt de laatste tien jaar zijn weg steeds vaker in rantsoenen voor varkens. De herkomst ervan is divers, evenals de samenstelling. De gedachte heerst dat varkens-bedrijven die deze producten voeren, meer stank-overlast zouden veroorzaken. Gemeenten krijgen daarover geregeld klachten. Ze hebben daarop gereageerd door in milieuvergunningen extra voorwaarden te stellen aan het gebruik van vocht-rijke bijproducten. Zo mogen bepaalde produc-ten niet worden gevoerd en moet de voorraad van bepaalde producten worden beperkt.

Omdat onderzoek naar de aard en omvang van geuroverlast door gebruik van vochtrijk voer nog nauwelijks plaatsvindt, zijn deze voorwaarden echter niet of nauwelijks gestoeld op objectieve maatstaven. Om te voorkomen dat dergelijk dier-voer steeds meer aan banden wordt gelegd op basis van gebrekkige informatie, is voor het Pro-ductschap Vee en Vlees onderzoek gedaan naar de effecten van vochtrijke bijproducten op de geuremissie uit vleesvarkenstallen.

Meer geur in zomer

Op Praktijkcentrum Sterksel zijn geurmetingen uitgevoerd in vier vleesvarkensafdelingen, zowel ’s zomers als ’s winters. Per ronde is op vijf dagen gemeten, waarbij de meetdagen verspreid waren over de ronde. De volgende vier rantsoe-nen zijn met elkaar vergeleken:

1. droogvoer (dv);

2. brijvoer zonder vochtrijke diervoeders oftewel droogvoer in brijvorm (brijvoer: dv); 3. brijvoer met tarwezetmeel,

aardappelstoom-schillen en kaaswei (brijvoer: twz, ass, wei);

I

O n d e r z o e k i n

t w e e f a s e n

V-focus oktober 2004

37

4. brijvoer met tarwezetmeel, aardappelstoom-schillen, kaaswei en biergist (brijvoer: twz, ass, wei, bg).

Het brijvoer werd drie keer per dag verstrekt in lange troggen en het droogvoer werd onbeperkt verstrekt in brijbakken. Alle afdelingen waren vergelijkbaar ingericht, met twaalf hokken met in elk hok twaalf dieren. De hokken hadden een bolle vloer met voor in het hok een waterkanaal en achterin een mestkanaal met schuine wanden en een riolering. De geuremissie op een meetdag is berekend door het ventilatiedebiet te verme-nigvuldigen met de geurconcentratie van de lucht in de ventilatiekoker. De geuremissie is uit-gedrukt in Odour Units per seconden per dier-plaats (OUE/s/dp).

Uit de meetgegevens blijkt dat de geuremissie in de zomerronde meer is dan in de winter. Dit wordt vooral veroorzaakt door een verschil in ventilatiedebiet tussen de zomer- en winterron-de. Bij de brijvoerrantsoenen is in de zomer de geurconcentratie van de uitgaande lucht ook hoger dan in de winter. Dit is echter niet het geval bij het droogvoerrantsoen.

Op de meetdagen varieerde de geuremissie uit de afdelingen van 1,6 tot 33,6 OUE/s per dierplaats. De laagste en hoogste emissie op een meetdag werd gemeten bij de varkens die brijvoer zonder vochtrijk voer kregen. In tabel 1 staat de gemiddel-de geuremissie en gemiddel-de variatiecoëfficiënt weergege-ven van de hele meetperiode. Door de verschillen in emissie op de afzonderlijke meetdagen was de variatiecoëfficiënt vrij groot bij alle rantsoenen. Opvallend is dat de geuremissie van vleesvarkens op brijvoer met vochtrijk voer niet hoger is dan die van vleesvarkens op droogvoer. De veronder-stelling dat dit wel zo zou zijn, blijkt niet uit deze proef.

Door ir. Maikel Timmerman (ASG)

Het voeren van vochtrijke bijproducten aan varkens dreigt aan

banden gelegd te worden. Dit voer zou meer stankoverlast

ver-oorzaken. Op Praktijkcentrum Sterksel blijkt de geuremissie van

vleesvarkens op brijvoer met vochtrijk diervoer niet hoger dan de

geuremissie van vleesvarkens op droogvoer.

Geuremissie bij vleesvarkens op brijvoer

niet hoger dan op droogvoer

B R I J V O E R O P S T E R K S E L

Een groep vleesvarkens vreet brijvoer uit de lange trog.

Foto: ASG

36

V-focus oktober 2004

Rantsoen Gemidd.

Var.coëf-geuremissie ficiënt

(OUE/s/dp) (%)

Droogvoer 9,2 21 Brijvoer: dv 9,4 28 Brijvoer: wei, twz, ass 8,2 23 Brijvoer: wei, twz, ass, bg 9,4 21 De gemiddelde geuremissie en varia-tiecoëfficiënt van de vleesvarkens op de verschillende rantsoenen.

Geuremissie en

variatiecoëfficiënt

Zomer en winter

0,0 2,5 5,0 7,5 10,0 12,5 15,0 17,5 20,0 winterronde zomerronde % Droogvoer Brijvoer: DV TWZ, ASS, Brijvoer: Wei Brijvoer: TWZ, ASS, Wei, BG

Geuremissie tijdens de zomer- en winterronde van vleesvarkens op de verschillende rantsoenen.

Geur komt van verschillende bronnen op het bedrijf, zoals mest, dieren en voer. Om te bepalen of het gebruik van vochtrijk voer extra geuroverlast veroorzaakt, was het onderzoek in twee fasen opgesplitst. In een labora-toriumproef werd bepaald of de geur-concentratie en/of geurbeleving van vochtrijk diervoer verschilde ten opzichte van droogvoer. Hieruit bleek dat bepaalde vochtrijke diervoeders een hogere geurconcentratie en -beleving hebben dan droogvoer. In de tweede fase is op Praktijkcentrum Sterksel de geuremissie uit vleesvar-kensstallen onderzocht van rantsoe-nen met en zonder vochtrijk voer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, in order to do so, the discourse on education for “sustainable development” will need to ensure that it makes room for an educational content which not only acknowledges,

Signed: 98 local Muslims of the Cape In the last quarter of the nineteenth century, to further pursue and manage the religious and educational activities of Sheik Abu Bakr Effendi

Aerial surveys were conducted within a research project funded by LNV (Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality) and RWS (Ministry of Transport, Public Works and

This study focuses on the missed opportunities in the prevention of mother to child transmission (PMTCT) of HIV in a sub-district of the North West Province

Ek wou verder bepaal hoe die onderwys van blankes in sy ontwikkeling dour gcbcurtcnisse op maatskaplike, staatkundige en kerklike terrain beinvloed is.. In 'n

Peter Evans’ embedded autonomy concept which applauds dense ties and cooperation between the state and society on economic policies best explains the collaboration

This article shows that rural Swazi communities have established non-state community security frameworks that operate outside the realm of the state and in the process contribute

Uit NRS-gegevens zijn van de bedrijven die ruwvoer hebben laten onderzoeken in de jaren ’96, ’97 en ’98 een aantal kengetallen berekend: non return percentage 56 dagen na 1e