• No results found

Maasvlakte-2. Nieuwe soorten voor dit gebied

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maasvlakte-2. Nieuwe soorten voor dit gebied"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 33(3),2012 68

Maasvlakte-2.

Nieuwe

soorten

voor

dit

gebied

Anton Janse¹

Uit het Eoceen

zijn

degrotestukkenvan Venericor

plani-costaende vele

fragmenten

vanHaustator solanderi be-kend uit diverse

suppleties.

Uit

gruis

vanhet nieuwe strand

zijn

hier

bijgekomen:

Omalaxis brusseliensis

Glibert, 1985,

beschreven ineenpostume

uitgave

van

zijn

werk

(lit. 2).

Een ander

gruismonster

leverdeeen

goed

herkenbaar

klepje

op vanPetalocardia

pectinifera (Sowerby,

1823) (fig. 2).

Beidesoorten

zijn

inmiddelsook op de Zandmotor

aange-troffenenkomen

algemeen

voor in de ZandenvanAalter en

Oedelem,

waardeze formaties

dagzomen.

Van miocene herkomst is de

volgende verrassing:

Meio-cardia

harpa (Goldfuss, 1840) (fig. 3),

dezesoortistevens

nieuwvoor het Nederlandse strand-en

kustgebied.

Jans-sen noemthem in het Misteboek zeldzaam

(lit. 3).

Ander-sonvermeldt deze als

regelmatig

voorkomend in de Rein-bek-Stufe

(lit. 4). Meldingen

vanGlibert uit het

Belgische

Mioceen

zijn:

schaars in het Anversienen25

exemplaren

uit het Bolderienvan

Bolderberg (lit. 5).

(het

hier

afge-beelde stuk is3

cm.)

Voor de Maasvlakte

zijn

herkenbare mioceenresten

zeld-zaam.

Mij

iseen vondstvan eenAnadara diluvii bekend

vandeeersteMaasvlakte. Het sediment waarin dit stuk is

aangetroffen

is

grof

zandmet

grind,

waarin enkele stukken

graniet

van

noordelijke

herkomst voorkomen. De

gletsjers

uit het Saalien bedekten de

noordelijke

helftvanNederland

enreikten inwatnuDuitsland is totaande

Rijnvallei.

De in dit

gebied dagzomende oligocene

enmiocene

lagen zijn

omgeploegd

enin het morainemateriaal

beland, kennelijk

zijn

stukken hieruit door de smeltwater rivieren in het

hui-dige Maasvlaktegebied

terecht

gekomen.

Bevestiging

van deze theorie is de vondst, in het zelfde strandvak van een groot

topffagment

van Habecardium tenuisulcatum

(Nyst, 1836) (fig. 4).

Eenrecentartikelvan

de

gebroeders

Cadée in

Afzettingen

vanoctober2011over

dezesoortiseeninstructiefverhaaloverde

mogelijke

her-komstzover vande

oorspronkelijke plaats

waarhedenten

dage

de

lagen

vanhet Eochatt

dagzomen (lit. 6).

Van de

1 Links;

Clinocardium ci-liatum(Fabricius, 1780)uit bo-ring Den Osse.

(So-werby, 1823)

Meiocardiaharpa

3

Habecardiumtenuisulcatum

Sedert kort iseen

gedeelte

vanhet nieuwe strandvoor het

publiek

bereikbaar. Een

verslag

van eenexcursie

daarheen,

houdtunogvan

mij tegoed.

In

Afzettingen

32

(2011) (lit. 1)

heb ik al enkele zaken

ver-meld,

zoals: Clinocardium cf. ciliatum

(Fabricius,

1780)

eenkoude soort,waarvanhiereen

plaatje (fig. 1).

Waarom conform? Het betrefteen

vijf

centimetergroot stukvandeonderrand,de voorabsolute determinatie

be-nodigde top-

enslotkenmerken ontbreken hier. Door mid-delvan

vergelijking

metandere Cardiidaevandeze

om-vang ben ik hiertoe

gekomen,

doorde

uitsluitingsmethode

toe tepassen. Ter illustratieeen

exemplaar

uit de

boring

Den Osse

bijgevoegd.

Hier komt dezesoortineen

vroeg-pleistoceen laag algemeen

voor. Er

zijn

echter

aanwijzin-gen dat dit beest

langere tijd

nadien in het

Noordzeegebied

aanwezig

isgeweest.

Clinocardium cf. ciliatum

(fabricius, 1780)van Maasvlak-te-2. Rechtsboven: Petalocardia pectinifera 2 (Goldfuss, 1840) 4 (Nyst, 1836)

(2)

AFZETTINGEN WTKG 33(3),2012 69

eersteMaasvlakte

zijn mij

eenzestal

exemplaren bekend,

waaronder het in de fossielenatlas

afgebeelde

stuk van

Dogterom.

Uit de

suppletie

van2004 is ook nogeengroot stuk

afkomstig,

dezesoortis dus

tamelijk

zeldzaam. Van de

suppleties

HoekvanHollandende Zandmotor

zijn mij

nog geen

meldingen

bekend.

Een woordvandankaanRonald Pouwervoor het maken van de

bijgevoegde plaatjes.

Literatuur

1 Janse, Anton,2011. Maasvlakte-2

publiekstrekker.

-Afzettingen

WTKG 32

(2)

p. 41-42.

2

Glibert, M.,

1985. Les Bivalves et

Gastéropodes

du Bruxellien inférieur de la

Belgique.

-Annalenvande

Kon.

Belg.

Ver. voor

Dierkunde,

deel115.

3 Janssen,

A.W.,

1984. Mollusken uit het Mioceenvan

Winterswijk-Miste.

-

Uitgeverij

KNNV.

4

Anderson, H.J.,

1964. Die miocdne Reinbek-Stufe in Nord- und Westdeutschlandund ihre Mollusken Fauna. 5

Glibert, M.,

1945. Faune

Malacologique

du Miocène de la

Belgique I, Pélécypodes. Verhandelingen

vanhet

Koninklijk

Natuurhistorisch Museumvan

België,

no.

103.

6

Cadée,

Gerhard C.enMartin

Cadée,

2011.

Habecardi-umtenuisulcatum

(Nyst, 1836) Op

Texel

aangespoeld.

Afzettingen

WTKG 32

(3)

p. 64-65.

‘Anton

Janse, GerardvanVoornestraat165, 3232 BEBrielle, tel. 0181- 416238,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Olifanten veroor- zaakten meer schade gedurende de herfst wanneer gewassen (vooral rijst) aan het rijpen waren. Luipaarden veroorzaakten meer schade aan vee geduren- de

Per soort staan het gemiddelde en de standaardafwijking van deze waargenomen hoogtes in tabel 2 in meters vermeld. soort gemiddelde

The focus of the pre-treatment methods used in this study was to increase the molecular weights of polyphenols and lignosulphonate, and thus to remove these compounds from

In die beginjare toe net ‘n klein groepie akademiese personeellede aan die Vaaldriehoekkampus verbonde was en hulle ‘n groot doseerlading moes hanteer, is min

As early as 1919 the municipality produced a town brochure and was placing advertisements in magazines, such as Industrial South Africa, in order to sell the

I used survey questionnaires to find out the levels of contraceptive awareness and knowledge among students in the Polytechnic, their primary sources of contraceptive information,

This chapter will explore relevant literature on brand loyalty, perceived value, commitment, switching costs, involvement, brand trust, customer satisfaction, culture,

Reductions in SED symptoms in WOW-only (also see Table 5) practically significantly exceeded outcomes of Control Group on the EDI-2 and OBCS with regard to Drive for thinness,