• No results found

De hedendaagse kerkganger : een kwalitatief onderzoek naar de door kerkgangers ervaren spanning tussen de waarden van het christelijk geloof en de waarden van de postmoderne samenleving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De hedendaagse kerkganger : een kwalitatief onderzoek naar de door kerkgangers ervaren spanning tussen de waarden van het christelijk geloof en de waarden van de postmoderne samenleving"

Copied!
176
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De hedendaagse kerkganger

Een kwalitatief onderzoek naar de door kerkgangers ervaren spanning tussen de waarden van het christelijk geloof en de waarden van de postmoderne samenleving

Bachelorscriptie

Algemene Sociale Wetenschappen

Joëlle Pelgrim-Dinkelman 10325972

Begeleidster Debby Gerritsen

Tweede lezer Marg van Eenbergen

Datum 23 januari 2017

(2)

1

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Samenvatting 3

Hoofdstuk 1 - Inleiding 4

Hoofdstuk 2 – Theoretisch kader 6

2.1 Van moderniteit naar postmoderniteit ... 6

2.1.1 De individualisering van de samenleving... 6

2.1.2 Het secularisatieproces ... 8

2.2 Religie in de postmoderne samenleving ... 9

2.2.1 Contra-secularisatie trends ... 9

2.2.2 Geloofsbeleving ... 11

2.2.3 Omgaan met discrepantie ... 11

2.2.4 Ik-gerichte kerkgang? ... 13 2.3 Interdisciplinariteit ... 14 Hoofdstuk 3 – Probleemstelling 16 3.1 Probleemomschrijving ... 16 3.2 Vraagstelling ... 16 3.3 Relevantie ... 18 Hoofdstuk 4 – Methodologie 19 4.1 Onderzoeksstrategie ... 19 4.2 Onderzoeksdesign ... 19 4.3 Onderzoeksmethode ... 20 4.4 Operationalisering ... 20 4.5 Respondenten en -werving ... 21 4.6 Dataverwerking en -analyse ... 22 4.7 Ethische kwesties ... 23 Hoofdstuk 5 – Resultaten 24 5.1 Onderzoeksproces ... 24 5.2 Individualisatietrend... 24 5.3 Geloofsbeleving en -invulling ... 28

5.4 Coping met discrepantie ... 30

Hoofdstuk 6 – Conclusie 36 6.1 Conclusie ... 36 6.2 Discussie ... 39 6.3 Evaluatie ... 40 Hoofdstuk 7 – Literatuurlijst 42 Hoofdstuk 8 – Bijlagen 46 8.1 Operationaliseringsschema ... 46

8.2 Vragenlijst voor semigestructureerd interview ... 47

8.3 Overzicht respondentengroep ... 50

8.4 Codeerschema ... 51

8.5 Gecodeerd transcript ... 54

(3)

2

Voorwoord

Hoewel dit voorwoord voor u pas het begin is, realiseer ik mij dat dit voorwoord voor mij een afsluiting is. De afsluiting van mijn studie Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. In dit verslag presenteer ik u het slotstuk: mijn scriptie. De afgelopen vijf maanden heb ik de kans gekregen onderzoek te doen naar een onderwerp dat mij interesseert: de kerk in de postmoderne samenleving. Ik kijk met plezier terug op dit onderzoek, dat een leerzaam en uitdagend proces is geweest.

Graag zou ik in dit voorwoord de ruimte nemen om degenen te bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit onderzoek. Ik wil mijn scriptiebegeleidster, Debby Gerritsen, bedanken voor de begeleiding en feedback tijdens dit proces. Daarnaast bedank ik de Meerkerk voor het meedenken en voor de mogelijkheid om mijn onderzoek onder de leden te houden. Ook uit ik mijn dank aan de respondenten van dit onderzoek. Jullie tijd en de eerlijke en open gesprekken maakten dat dit onderzoek kon plaatsvinden. Met plezier en belangstelling heb ik naar ieders verhaal geluisterd. Ik wil Danique, waarmee ik heel wat uurtjes links voorin de collegegaal heb doorgebracht, bedanken voor al het gezellige contact de afgelopen drie jaar. Tot slot bedankt ik mijn lieve man, Daan, voor alle bemoedigingen tijdens mijn studie. Bedankt dat je ondanks dat ik dat zelf wel eens deed, nooit het vertrouwen in mijn kunnen verloor.

Joëlle Pelgrim Januari 2017

(4)

3

Samenvatting

In deze casestudie is door middel van kwalitatief onderzoek onderzocht in hoeverre hedendaagse kerkgangers spanning ervaren tussen de individualistische waarden van de postmoderne samenleving en de waarden van het geloof dat deze hedendaagse kerkgangers aanhangen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een groot deel van het christelijke paradigma zich moeilijk laat verenigen met de hedendaagse maatschappij.

Door middel van vijftien semigestructureerde diepte-interviews met hedendaagse kerkgangers is inzicht in dit onderwerp verkregen. Hieruit zijn vijf concepten naar voren gekomen die een rol bleken te spelen in de ervaren spanning door hedendaagse kerkgangers, namelijk: individualisering, geloofsmotieven, discrepantie, copingstrategieën en conformering.

De conclusie van dit onderzoek luidt dat de hedendaagse kerkgangers op bepaalde gebieden wel degelijk spanning ervaren, voortgekomen uit de discrepantie tussen de normen en waarden van hun geloof en de individualistische waarden van de seculiere samenleving. Vooral de componenten van individualisering - de-institutionalisering, de-traditionalisering, fragmentatie en heterogeniteit - (Peters & Scheepers, 2000), blijken hier een rol in te spelen. De individualisatietrend, aanwezig in de seculiere samenleving, blijkt namelijk nauwelijks aanwezig te zijn in het dagelijks leven van de respondenten, hetgeen tot deze spanning leidt. Op het gebied van geloofsinvulling wint de individualisatietrend echter wel steeds meer terrein onder kerkgangers. Ook dit leidt tot spanning, aangezien de ‘ik-gerichte’ geloofsinvulling op gespannen voet staat met een aantal belangrijke waarden uit het geloof van de kerkganger.

(5)

4

1. Inleiding

“Religie heeft niet zoveel met naar de kerk gaan te maken”, zo luidde de mening van 40 procent van de Nederlandse bevolking in het onderzoek God in Nederland in 2015. Daarnaast laat het onderzoek zien dat religie voor deze burgers vooral iets persoonlijks is en niet zozeer een groepsgebeuren (Dekker, de Blok & de Hart, 2016). Er is de afgelopen decennia op het gebied van religie veel veranderd in Nederland. Ten tijde van de verzuiling was ons land geordend aan de hand van de verschillende religieuze stromingen. De godsdienst die men aanhing was richtinggevend voor de beslissingen die men maakte: van naar welke bakker je ging, tot naar welke televisiezenders je keek. Maar sinds de jaren ‘60 van de vorige eeuw is het hard gegaan met de ontkerkelijking. Hoewel vandaag de dag nog zo’n zes miljoen Nederlanders ingeschreven staan bij een kerkgenootschap, woont slechts 12% van de bevolking met regelmaat een kerkdienst bij (Dekker, de Blok & de Hart, 2016). Het onderzoek God in Nederland toont daarnaast aan dat niet alleen in de samenleving het christelijk geloof steeds minder zichtbaar is. Ook blijkt namelijk dat in de kerken zelf traditioneel christelijke geloofsvoorstellingen en uitingsvormen steeds meer terrein verliezen (Bernts & Berghuijs, 2016).

Deze trend van secularisatie en ontkerkelijking heeft de wetenschap beziggehouden. Verschillende wetenschappelijke disciplines stellen dat de oorzaak van deze veranderingen op religieus gebied ligt in een van de belangrijkste kenmerken van de postmoderniteit: de steeds verder vorderende individualisering (Beck, Giddens & Lash, 1994). Huidig onderzoek naar religie houdt zich bezig met hoe het religie vergaat in de postmoderniteit (Hellemans, 2007). Op deze vraag zijn verschillende antwoorden gevonden. Zo stellen psychologische theorieën dat waar religie in het verleden geïnstitutionaliseerd was, religie in de postmoderne samenleving steeds meer een individuele aangelegenheid is geworden die meer en meer op het individu en zijn individuele religieuze ervaring gericht is (Arnett & Jensen, 2002). Vanuit de sociologie wordt de nadruk gelegd op verminderde sociale cohesie, als gevolg van individualisering, hetgeen leidt tot een grotere keuzevrijheid voor het individu (Van Hoof & Van Ruysseveldt, 2004). Door deze ontwikkelingen is het individu genoodzaakt zelf een religie samen te stellen uit de vele verschillende aanbieders (Luckman, 1967; Hellemans, 2007). Haaks op deze individuele geloofsbeleving staat de gemeenschappelijke geloofsbeleving in de kerk. Steeds vaker rijst echter de vraag of de kerk stand zal houden in deze geïndividualiseerde samenleving. Klassieke geloofsopvattingen lijken vandaag de dag niet meer overeen te komen met de opvattingen van de samenleving en het kan dan ook als

(6)

5

ingewikkeld ervaren worden om als gelovige in deze geseculariseerde samenleving de christelijke religie aan te hangen. Een groot deel van het christelijke paradigma laat zich immers moeilijk verenigen met de moderniteit (Dekker, 2008).

Predikanten Paul Visser en Kees van Ekris haakten hierop in met een pleidooi in het Nederlands Dagblad (2016). Zo schreef Visser dat ‘geloof onder trouwe kerkgangers dreigt te verkruimelen’. Ook Van Ekris (2016) stelt dat kerkgangers het geloof voelen verdampen wanneer zij geconfronteerd worden met de postmoderne cultuur: geconfronteerd met nihilisme en consumentisme blijken kerkgangers weerloos te zijn, wat kan leiden tot interne gevoelens van spanning op geloofsgebied.

De kerk is geen zelfstandige entiteit in de maatschappij, maar onderdeel van de maatschappij. De hedendaagse kerkganger staat hoe dan ook in de postmoderne tijd, of hij dit nu wil of niet. Uit onderzoek blijkt dan ook dat kerken zich steeds meer conformeren aan de normen en waarden van de hedendaagse samenleving (Dekker, 2008). Zo lijken kerkgangers steeds verder mee te gaan in de ‘pick-and-choose’- cultuur, waarbij ze niet meer het complete geloof aanvaarden, maar slechts hetgeen kiezen dat henzelf verder helpt (Van Ekris 2016; Visser, 2016).

De Meerkerk, een evangelische gemeente in Hoofddorp, en tevens de casestudie van dit onderzoek, geeft in haar missiestatement aan ‘midden in de samenleving’ te staan. Dit onderzoek zal aan de hand van vijftien semigestructureerde interviews met leden van de Meerkerk pogen inzicht te verkrijgen in de manier waarop hedendaagse kerkgangers hun geloof beleven en in hoe zij omgaan met de individualistische waarden van de postmoderne samenleving.

(7)

6

2. Theoretisch kader

2.1 Van moderniteit naar postmoderniteit

Rond de jaren ’60 is er een breuk waar te nemen in onze samenleving. De industriële moderniteit ging over in een tweede moderniteit, ook wel de postmoderne samenleving genoemd. Het postmodernisme wordt vaak gezien als een logische voortzetting van het modernisme. Sinds het postmodernisme bevinden we ons dan ook niet buiten de moderniteit, maar zijn we een nieuwe fase van de moderniteit ingegaan (Hellemans, 2007).

Religie heeft veel ontwikkelingen doorgemaakt ten tijde van de moderne- en postmoderne tijd. De godsdienstsociologie beschrijft hoe met de opkomst van het postmoderne paradigma maatschappelijke veranderingen zijn opgetreden die van invloed waren op religie (Van Hoof & van Ruysseveldt, 2004). De komst van dit postmodernisme, en daarmee de deconstructie van het bestaande gedachtegoed, leidde tot onzekerheid, angst en twijfel onder de bevolking. De postmoderniteit kon niet langer voorzien in een hermeneutiek van vertrouwen, hetgeen een vereiste is voor religie (King, 2009, aangehaald in Beyers, 2014, p. 202). Door het wantrouwige en pessimistische postmoderne denken, is religie in een ander daglicht komen te staan (Beyers, 2014).

2.1.1 De individualisering van de samenleving

Individualisering is een van de belangrijkste kenmerken van deze nieuwe fase in de moderniteit (Beck, Giddens & Lash, 1994). Zo stellen Beck & Beck-Gernsheim (2002) dat individualisering de ‘sociale structuur van de postmoderniteit’ is geworden. Ook stellen zij dat individualisering een macro-sociaal fenomeen is en tevens een sociale aandoening die niet voortgekomen is uit de eigen beslissing van individuen; men zou er toe ‘veroordeeld’ zijn (Beck & Beck-Gernsheim, 2002, p. 4).

Het individualisatieproces toont zich in de vorm van institutionalisering, de-traditionalisering, fragmentatie en heterogeniteit, zo stellen sociologen Peters en Scheepers (2000). Het eerste kenmerk, de-institutionalisering, houdt de afzwakking van traditionele bindingen in. Instituties zoals het gezin, de kerk en politieke partijen verliezen hun sterke grip op het individu, waardoor sociale cohesie (gedeeltelijk) verdwijnt (Putnam, 1995; de Beer, 2007). Op het gebied van godsdienst was deze trend het meest duidelijk in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw. Kerkverlating en de afname van regelmatig kerkbezoek zijn de meest zichtbare processen hiervan, met als bijkomend gevolg dat een steeds kleiner deel van de Nederlanders zijn kinderen of zichzelf laat dopen, kerkelijk trouwt en kerkelijk begraven wil

(8)

7

worden. Deze verandering is vrij extreem: waar Nederland enkele decennia geleden nog een christelijke samenleving te noemen was, is het christendom tot een sociaal verschijnsel geworden dat nu slechts nog bij de minderheid aanwezig is (Felling, Peters & Scheepers, 2000).

De-traditionalisering heeft zich op godsdienstig gebied gekenmerkt als afzwakking van het traditionele christelijke geloof. Rond de jaren ‘90 stabiliseerde dit, en kon een vijfde deel van de Nederlandse bevolking gekarakteriseerd worden als gelovige christenen. Sinds die tijd heeft er een verandering in de samenleving plaatsgevonden, waarbij het geloof in God is vervangen door binnenwereldlijke levensbeschouwing (Felling, Peters, Scheepers, 2000, p. 240). Deze levensbeschouwing houdt de overtuiging van het bestaan van een hogere, doch binnenwereldlijke, werkelijkheid in. Hiermee gaat de overtuiging gepaard dat men zelf zin moet geven aan het leven, het lijden en de dood (van der Slik, Felling & Peters, 1996).

Het derde kenmerk van het individualiseringsproces is fragmentatie. Hiermee wordt gedoeld op de verminderde samenhang tussen verschillende opvattingen en waarden op allerlei levensgebieden. Door fragmentatie ontstaan er steeds minder herkenbare patronen. Op godsdienstig gebied betekent dit dat het geloof een minder belangrijke rol is gaan spelen bij de alledaagse besluiten die kerkleden nemen. Ook speelt het geloof een minder grote rol in de normen die zij hanteren bij het maken van deze besluiten. Dit heeft zich het meest duidelijk geopenbaard in de afname van het traditionele burgerlijke waardenpatroon (Felling, Peters & Scheepers, 2000). Dit houdt onder andere in dat het familialisme, de waardering van het traditionele huwelijk en gezin, is afgenomen en dat er meer ruimte is gekomen voor alternatieve vormen van het huwelijk en gezin-zijn (Eisinga, Scheepers & Bles, 2012).

Het vierde kenmerk van individualisering is het proces waarbij de wereld steeds meer heterogeen wordt. Doordat mensen niet langer een beroep doen op traditionele instituties voor de richtlijnen voor hun gedrag, zijn zij steeds meer hun eigen keuzes gaan maken, waardoor er meer heterogeniteit is ontstaan in deze keuzes (de Beer, 2007). Hierdoor zijn moderne samenlevingen gedifferentieerder geworden (van Hoof & van Ruysseveldt, 2004). Standaard biografieën zijn ‘do-it-yourself’-biografieën geworden (Beck & Beck- Gernsheim, 2002). Dit gaf ruimte aan het individu, waardoor er een groter scala aan religieuze groeperingen kon ontstaan. Deze verandering van het moderne naar het postmoderne paradigma is essentieel, wanneer men de ontwikkelingen wil begrijpen die door deze verandering op het gebied van religie ontstaan zijn.

(9)

8

2.1.2 Het secularisatieproces

De klassieke socioloog Max Weber kaartte het verminderde belang van religie voor de samenleving al vroeg aan. Weber stelde als oorzaak de rationalisering en verwetenschappelijking van de samenleving, en noemde dit proces de ‘onttovering van de samenleving’ (Ritzer, 2008). Tegenwoordig wordt dit proces de secularisatiethese genoemd. Hoewel de term ‘secularisatie’ voortkomt uit literatuur uit de jaren ‘50 en ‘60 van de twintigste eeuw, stamt het kernidee van de theorie uit de Verlichting. Het idee van secularisatie lijkt simpel: modernisering leidt tot afname van religie, zowel in de samenleving, als in de hoofden van individuen (Berger, 1999). Zo simpel blijkt de theorie echter niet te zijn, aangezien in onderzoek naar secularisatie met de term ‘secularisatie’ vaak niet hetzelfde bedoeld wordt (Dobbelaere, 2011).

Een van de meest bekende godsdienstsocologen, José Casanova, beschrijft secularisatie als een ideologie die vele vormen kan aannemen. Volgens hem kan secularisatie in drie categorieën verdeeld worden: ‘Secularisation as differentiation of the secular spheres

from religious institutions, secularisation as decline in religious beliefs and practices, and secularisation as marginalization of religion to a privatized sphere’ (Casanova, 1994, p. 211).

Recenter onderscheidt ook godsdienstsocioloog Karel Dobbelaere (2011) vergelijkbare analyseniveaus, namelijk het maatschappelijke, organisatorische en individuele niveau. Het eerste niveau dat Dobbelaere onderscheidt, is het macroniveau, oftewel maatschappelijke secularisatie. Volgens Luckmann (1967) is maatschappelijke secularisatie een proces waarbij autonome institutionele ideologieën verdwijnen en vervangen worden. De geïnstitutionaliseerde vorm van religie – religie in de kerk – wordt langzaam maar zeker naar de rand van de moderne, industriële samenlevingen geduwd. Terwijl de traditionele, heilige kosmos langzaam uiteenvalt, worden rationele institutionele ideologieën ontwikkeld. Dit proces werd eerder al beschreven door Durkheim (1964). Het stond volgens hem buiten kijf dat de geschiedenis ons het volgende leert: ‘religie omarmt een steeds kleiner deel van het sociale leven’. Durkheim beschreef dat waar oorspronkelijk alles doordrongen was van religie, in de loop van de tijd, stap voor stap, politieke, economische en wetenschappelijke functies zichzelf hebben bevrijd van religieuze functies.

Deze maatschappelijke secularisatie bracht veel veranderingen op gang: er was sprake van verandering in de organisatiestructuur van de samenleving, maar ook normen, waarden en rituelen veranderden. Geen gebied bleef onaangetast: zelfs religie moest gerationaliseerd worden (Dobbelaere, 2002). Dit rationaliseringsproces zorgde er op het organisatorische niveau - het mesoniveau – voor dat men zich ging aanpassen aan de seculiere waarden van de

(10)

9

samenleving, waardoor de invloed van religie in de samenleving af nam. Dit had zijn effect op sociale instituties, zoals de kerk, de politiek, educatie en het gezin. Men verloor hierbij aan gemeenschappelijke relaties, waardoor ook religie – wat een gemeenschappelijke basis heeft – haar impact op de samenleving verloor. Religie werd gereduceerd naar een lager niveau: het gezin, de privésfeer en kleinere religieuze groeperingen (Dobbelaere, 2002). Dit had op zijn beurt invloed op religie en op de religieuze beleving van het individu.

De veranderingen op maatschappelijk en organisatorisch niveau leidden ertoe dat er een daling van het aantal kerkleden plaatsvond, dat huidige kerkleden zich steeds verder losmaakten van de kerk en dat religie buiten het bereik van de religieuze autoriteiten opkwam. Dit getuigt allemaal van individuele secularisatie, oftewel secularisatie op microniveau (Dobbelaere, 2002, p. 153). De opkomst van religie buiten het bereik van de religieuze autoriteiten lijkt in strijd te zijn met de secularisatiethese. Terwijl religieuze autoriteiten in verschillende samenlevingen aan macht en invloed hebben verloren, hebben toch oude en nieuwe vormen van religie zich voortgezet in de levens van individuen (Berger, 1999). Dit inzicht leidde tot twijfel aan de secularisatiethese en een steeds hevigere kritiek op deze theorie in de loop van de jaren ’80. Sinds die tijd werd het idee dat modernisering zou leiden tot afname van religie steeds vaker gefalsificeerd. Hoewel modernisering seculiere effecten heeft gehad, heeft de moderne tijd ook krachtige bewegingen van contra-secularisatie teweeggebracht (Hellemans, 2007). Door deze trends in de context van het postmodernisme te plaatsen, kunnen ze beter worden begrepen.

2.2 Religie in de postmoderne samenleving

2.2.1 Contra-secularisatie trends

Ten tijde van de postmoderne samenleving is religie verandert. Een van deze veranderingen wordt veroorzaakt door de secularisatietrend, hierboven reeds besproken. Daarnaast is er ook een aantal contra-secularisatietrends te onderscheiden. De eerste trend hiervan is de opkomst van nieuwe religieuze bewegingen (Hellemans, 2007). Waar er voor 1960 slechts enkele tientallen niet-christelijke groeperingen waren, blijken dit er nu alleen al in het Westen meer dan drieduizend te zijn (Becker, & de Hart, 2006). Zeker Nederland blijkt, met haar calvinistische cultuur, pluralisme en tolerantie, een goede voedingsbodem te zijn voor nieuwe religieuze bewegingen en biedt dan ook plaats voor religieuze groeperingen uit alle windstreken. Zo zijn bijvoorbeeld de ideeën van ‘New Age’ in de jaren tachtig erg populair

(11)

10

geworden in ons land en spreekt het boeddhisme veel Nederlandse middenklassers aan (Becker, De Hart & Mens, 2009).

Het ‘rationele keuze paradigma’ biedt uitleg voor de opkomst van dit soort nieuwe religieuze groeperingen. Dit paradigma veronderstelt dat mensen ten alle tijden even religieus zijn. Wanneer er sprake is van afname in geregistreerde religiositeit zou dit slechts van tijdelijke aard zijn en als oorzaak het ongeschikte aanbod van kerken hebben. Gezien de blijvende zoektocht van mensen naar religie zullen nieuwe groeperingen opkomen om dit gat in de markt te vullen (Hellemans, 2007). Ook godsdienstwetenschapper Berger (1999) stelt dat de 21e eeuw niet minder religieus zal zijn dan de vorige eeuwen. Omdat de moderniteit premoderne zekerheden heeft verzwakt, zullen mensen op zoek gaan naar nieuwe zekerheden, die veelal worden gevonden in religieuze bewegingen.

Daarnaast hebben maatschappelijke factoren ruimte geboden aan de opkomst van religieuze groeperingen. Een daarvan is de scheiding van kerk en staat geweest. De religieuze vrijheid en tolerantie die hiermee gepaard gingen, bood nieuwe religieuze groeperingen de mogelijkheid zich te vestigen en de concurrentie met de gevestigde kerk aan te gaan. Tevens heeft de opkomst van media het mogelijk gemaakt nieuwe ideeën en idealen snel onder een groot publiek te verspreiden. Ook speelt de individualiseringstrend een rol: individuen krijgen hierdoor de kans ongewone keuzes te maken (Hellemans, 2007).

Een tweede trend in religie in de postmoderne tijd is de individualisering van individuele religiositeit. Hiermee wordt de individuele religiositeit van ‘geïndividualiseerde individuen’ bedoeld, wat Hellemans (2007, p. 177) ook wel het spiritualiteitsparadigma noemt. De psychologie laat ziet dat waar religie in het verleden geïnstitutionaliseerd was, religie in de postmoderne samenleving steeds meer een individuele aangelegenheid is geworden die steeds meer op het individu en zijn individuele religieuze ervaring gericht is (Arnett & Jensen, 2002). Luckmann was de eerste die over deze individualiseringtheorie schreef in zijn boek The Invisible Religion (1967). Luckmann ziet kerken niet langer als de primaire leverancier van religie, maar als een secundaire leverancier van religieus materiaal waarmee individuen aan de slag kunnen gaan. Naast kerken als leverancier van religieus materiaal worden individuen overspoeld met religieus materiaal van de vele religieuze groeperingen die in de loop der jaren zijn ontstaan. Volgens Luckmann is men genoodzaakt zelf een religie samen te stellen uit deze verschillende aanbieders (Hellemans, 2007, p. 179). Traditionele vormen van religie hebben plaats gemaakt voor ‘pick and choose’- religie, of ‘religie à la carte’, zoals Dobbelaere het noemt (2002, 2011).

(12)

11

De individualisatietrend en de daarmee opgekomen contra-secularisatietrends hebben dus geleid tot de hernieuwde opkomst van religie en een breed scala aan wijzen van geloofsbeleving. Religie is dus nog steeds belangrijk in de moderniteit, ondanks dat het zich in andere vormen vertoont.

2.2.2 Geloofsbeleving

Socioloog Luckmann (1967) stelt dat geloofsbeleving kan worden onderscheiden in twee dimensies, te weten de objectieve en de subjectieve dimensie. De objectieve dimensie houdt religieus gedrag in dat geobserveerd kan worden. Denk hierbij aan kerkbezoek, de frequentie van het kerkbezoek, de participatie in het kerkelijk leven en de frequentie van het bijbel lezen en bidden. De subjectieve dimensie heeft betrekking op religieuze waarden, normen en attitudes. Dit gaat bijvoorbeeld over het feit of men in God gelooft, of men gelooft dat er leven na de dood is en of Jezus opstond uit de dood.

Ook vanuit de psychologie is onderzoek gedaan naar vormen van geloofsbeleving en motieven voor kerkgang. De laatste generatie godsdienstpsychologen bouwt hierbij voort op het werk van Allport (1966) die twee manieren onderscheidde waarop religieuze mensen hun geloof uiten, ervaren en motiveren (Dierickx, 2015). Hierbij maakte hij onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke religiositeit. Bij extrinsieke religiositeit wordt godsdienst als middel gehanteerd om andere doelen te bereiken, zoals veiligheid, sociale status, troost en sociale steun van een geloofsgemeenschap. Deze doelen kunnen dan ook worden gezien als extrinsieke motieven om naar de kerk te gaan. Intern religieuze individuen zien daarentegen hun geloof als doel op zich. Zij zien geloof als hetgeen dat het leven betekenis geeft en zij maken niet-religieuze waarden dan ook ondergeschikt aan die van hun godsdienstige overtuiging.

Geloofsbeleving krijgt echter pas een betekenis wanneer hiernaar wordt gekeken vanuit de context. Er is altijd sprake van een interactie tussen kerk, religie en samenleving. De kerk is geen zelfstandige entiteit in de maatschappij, maar onderdeel van de maatschappij (Dekker, 2008, p.7).

2.2.3 Omgaan met discrepantie

Ondanks de overgang naar de postmoderniteit en alle veranderingen die daarmee gepaard gaan, is er in Nederland nog steeds een groep mensen die, ogenschijnlijk, niet mee doet aan deze trend: veel kerkgangers houden vast aan traditionele gezamenlijke geloofsbeleving. Door

(13)

12

alle veranderingen wordt dit echter steeds vaker als ingewikkeld ervaren. Waar kerk en samenleving eens op een lijn lagen, is hier in de postmoderne tijd nauwelijks nog sprake van. Klassieke geloofsopvattingen komen vandaag de dag niet meer overeen met de opvattingen van de samenleving en het kan dan ook als stressvol en complex ervaren worden om als gelovige in deze geseculariseerde samenleving te staan en de christelijke religie aan te hangen (Dekker, 2008).

De hedendaagse kerkganger staat hoe dan ook in de postmoderne tijd, of hij dit nu wil of niet, terwijl een groot deel van het christelijke paradigma zich moeilijk laat verenigen met de moderniteit (Dekker, 2008). Binnen de psychologie is er veel onderzoek gedaan naar strategieën die als doel hebben om met dit soort stressvolle tegenstrijdigheden om te gaan. Deze strategieën worden ook wel copingstrategieën genoemd. Een veelgebruikte definitie hiervan komt van Lazarus en Folkman (1984, aangehaald in Baldacchino, Borg, Muscat & Sturgeon, 2012, p. 822) die coping omschrijven als een inspanning om stressvol ervaren situaties onder controle te krijgen.

Binnen de copingstrategieën kan er onderscheid gemaakt worden tussen de

vermijdende en de confronterende strategie. De vermijdende strategie houdt in dat de persoon

die de stressveroorzakende situatie ervaart deze ontloopt of ontkent. De confronterende strategie houdt in dat de persoon juist de confrontatie met de stressgevende situatie aangaat (van der Ploeg, 2011). Tieleman (1995) vertaalde deze copingstrategieën naar drie soorten reacties die kerkgangers kunnen hebben op de discrepantie tussen de waarden van de christelijke traditie en de waarden van de dominante postmoderne cultuur. De eerste vorm van reactie die hij beschreef is die van frontale afwijzing. Gelovigen die dit doen veroordelen de postmoderne cultuur en willen hier afstand van nemen. Een tweede mogelijke reactie is

relativering. Hoewel deze reactie milder is dan die van frontale afwijzing, blijft men naar het

‘oude’ neigen. De laatste reactie die wordt beschreven, is die van ontmoeting. Om midden in de samenleving te kunnen staan, is de ontmoeting tussen kerkganger en seculiere samenleving nodig om deze samenleving te kunnen begrijpen. Het vraagt van de kerk en haar kerkgangers dan ook inspanning om aansluiting te vinden bij de seculiere samenleving. Wanneer de kerk dit niet doet, zal de kerk een eiland worden in de samenleving, hetgeen niet overeenkomt met de christelijke opdracht om een ‘zoutend zout’ in deze wereld te zijn en dus midden in de samenleving te staan (Tieleman, 1995).

De vraag is echter in hoeverre kerkgangers zich, wanneer zij midden in de samenleving staan, nog onderscheiden van de ‘geïndividualiseerde religiositeit van het geïndividualiseerde individu’ (Hellemans, 2007). De coping strategie van ‘ontmoeting’ lijkt

(14)

13

namelijk een tegendraads effect te hebben: onderzoek toont aan dat de kerk(ganger) zich steeds meer conformeert aan de maatschappij en de tijd waarin ze leeft (Dekker, 2008, p. 7).

2.2.4 Ik-gerichte kerkgang?

In het Westen lijkt niet alleen buiten, maar ook binnen de kerk sprake te zijn van individuele ‘pick-and-choose’-religiositeit. De kerkganger lijkt zich hiermee te conformeren aan de individualistische waarden van de postmoderne samenleving. Deze ‘pick-and-choose’-religie moet nauw afgestemd zijn op iemands levenssituatie. Zo stelt Vuijsje (2007) dat de keuze uit verschillende religieuze waarheden wordt beïnvloed door praktische overwegingen, ook binnen de kerk. Een criterium lijkt te zijn dat religie moet helpen, en bovenal jezelf moet helpen (Zondag, 2013). Daarnaast moet het religieuze leven waar je deel van wordt niet alleen je eigen keuze zijn, maar het moet ook tot je spreken: ‘het moet zin hebben in termen van mijn spirituele ontwikkeling’ (Taylor, 2002, aangehaald in Zondag, 2013, p. 43). Het resultaat hiervan is een ‘volgens persoonlijke smaak bij elkaar geraapte mengelmoes van religieuze ingrediënten’ (Hellemans, 2007, p. 180).

Sayers (2016) beschrijft in zijn boek Disappearing church hoe het individualisme een belangrijke rol speelt in deze nieuwe vorm van geloven. Deze alternatieve vorm van religie, gekarakteriseerd door sporadische betrokkenheid, passiviteit, angst voor commitment en consumptiegerichtheid, wordt ook wel gnosticisme genoemd. Het gnosticisme wijdt de ‘self’ in als de belangrijkste autoriteit, waarbij God steeds verder wordt gedegradeerd naar de rol van ‘dienaar’ en ‘stimulator’ van de persoonlijke verlangens. Hierbij streeft het individu naar haar eigen ontwikkeling en verlossing. Daarnaast is geobserveerd dat het hedendaagse christendom de bijbel verdrongen heeft als handboek voor het leven en dit heeft vervangen voor persoonlijke ervaringen, verlangens en voorkeuren. Persoonlijke vrijheden zijn hiermee de kern van deze nieuwe vorm van geloven geworden (Sayers, 2016). Ook McKnight (2015) stelt dat deze verandering niet alleen buiten, maar ook binnen de kerkmuren zichtbaar is geworden. In de interviews in dit onderzoek zal worden geprobeerd te achterhalen of de individualisatietrend is doorgesijpeld in het (geloofs)leven van hedendaagse kerkgangers en of dit heeft geleid tot geïndividualiseerde religiositeit onder hedendaagse kerkgangers. Dit inzicht is van belang, aangezien de mate van conformatie aan ‘seculiere waarden’ van invloed kan zijn op de spanning die het individu ervaart tussen de waarden van het geloof dat hij aanhangt en de waarden van de postmoderne samenleving (Dekker, 2008).

(15)

14

2.3 Interdisciplinariteit

Zoals blijkt uit het theoretisch kader wordt bij beantwoording van de hoofdvraag van dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende disciplines. De spanning die hedendaagse kerkgangers ervaren tussen de individualistische waarden van de postmoderne samenleving en de waarden van het geloof dat zij aanhangen, wordt benaderd vanuit de godsdienstwetenschap, de sociologie en de (godsdienst)psychologie. Deze disciplines hebben zich allen beziggehouden met het onderwerp van dit onderzoek, maar hebben hierbinnen een andere focus.

De godsdienstwetenschap richt zich op de veranderingen die religie heeft doorgemaakt en op welke manier deze van invloed zijn op de samenleving. Vanuit de sociologie zijn de kenmerken van de postmoderniteit, waaronder de toenemende individualisering (Peters & Scheepers, 2000), toegelicht. Binnen dit onderzoek speelt het concept individualisering een belangrijke rol, aangezien dit van invloed is op de geloofsbeleving van het individu en van de samenleving. Ook zijn inzichten uit de psychologie noodzakelijk bij beantwoording van de hoofdvraag, aangezien deze discipline zich focust op de religieuze ervaring voor het individu (Arnett & Jensen, 2002) en de discrepantie die kerkgangers kunnen ervaren tussen hun christelijke waarden en de waarden van de postmoderniteit (Tieleman, 1995). Daarnaast laten inzichten uit de psychologie verschillende manieren zien waarop kerkgangers om kunnen gaan met deze ervaren discrepantie, ook wel ‘copingstrategieën’ genoemd. Door deze inzichten uit verschillende disciplines met elkaar te combineren, zal er een completer beeld van het vraagstuk ontstaan.

De interdisciplinariteit van dit onderzoek komt naar voren in het hoofdconcept van dit onderzoek, namelijk ‘individualisering’. Individualisering is een van de belangrijkste kenmerken van het postmodernistische paradigma en leent zich hier goed voor een interdisciplinaire aanpak, door het micro- en macroperspectief van waaruit er naar dit concept kan worden gekeken. Zo kan de invloed van individualisering op het individu het beste benaderd worden vanuit de psychologie. De psychologie richt zich op de invloed van individualisering op de identiteit van het individu, terwijl de invloed van individualisering voor de samenleving als geheel het beste benaderd kan worden vanuit de sociologie. De sociologie toont de gevolgen van individualisering op macroniveau, waarvan één gevolg is dat individualisering heeft geleid tot afname van traditionele bindingen.

Andere belangrijke concepten in dit onderzoek zijn ‘geloofsbeleving’ en ‘de functie van geloof’. Waar de sociologie zich meer richt op de functie van geloof voor de samenleving, richt de godsdienstpsychologie zich op de functie van geloof voor het individu

(16)

15

(Allport, 1966). Door de verschillende perspectieven op de hoofdconcepten van dit onderzoek naast elkaar te leggen, zal er een completer beeld ontstaan van de invloed van de postmoderne tijd op de geloofsbeleving van hedendaagse kerkgangers. Daarnaast vullen de theorieën elkaar niet alleen aan, maar worden deze ook geïntegreerd. Dit gebeurt wanneer er gekeken wordt naar de mate waarin hedendaagse kerkgangers de componenten van de individualistische samenleving (macro) in hun eigen leven ervaren en zich hier eventueel aan conformeren (micro).

(17)

16

3. Probleemstelling

3.1 Probleemomschrijving

Zoals in het theoretisch kader naar voren is gekomen, heeft de komst van het postmodernistische paradigma veel veranderingen teweeg gebracht op het gebied van religie in Nederland. De individualisatietrend, gekenmerkt door institutionalisering, de-traditionalisering, fragmentatie en heterogeniteit, is kenmerkend voor de postmoderniteit (Peters & Scheepers, 2000). Deze individualisatietrend heeft ertoe geleid dat klassieke geloofsopvattingen niet meer overeen komen met de opvattingen die vandaag de dag in de samenleving leven. Het gevolg hiervan is dat het voor hedendaagse kerkgangers stressvol kan zijn om als gelovige in deze samenleving te staan (Dekker, 2008).

Het is onduidelijk in welke mate hedendaagse kerkgangers spanning ervaren tussen de normen en waarden van het geloof dat zij aanhangen en de normen en waarden van de seculiere samenleving en hoe zij met deze spanning omgaan. Het doel van dit onderzoek is dan ook het in beeld brengen van de spanning die hedendaagse kerkgangers ervaren. Het is hierbij belangrijk te kijken naar de door kerkgangers gehanteerde copingstrategieën om met de hierboven genoemde tegenstrijdigheid om te gaan, aangezien deze copingstrategieën van invloed kunnen zijn op de mate waarin hedendaagse kerkgangers spanning ervaren (Baldacchino, Borg, Muscat & Sturgeon, 2012).

Om dit vraagstuk inzichtelijk te maken zal allereerst worden ingegaan op de mate waarin kerkgangers de verschillende componenten van de individualisatietrend, zoals Peters & Scheepers (2000) ze beschreven, ervaren in hun dagelijks leven. Daarnaast wordt er ingegaan op de mate waarin hedendaagse kerkgangers zich conformeren aan de individualistische normen en waarden van de samenleving, en hoe dit voortvloeit in hun geloofsbeleving. Dit is noodzakelijk, aangezien de mate van conformatie aan individualistische waarden van invloed kan zijn op de ervaren spanning (Dekker, 2008). Ten slotte wordt in ingegaan op de copingstrategieën die kerkgangers hanteren om met de ervaren discrepantie tussen de verschillende normen en waarden om te gaan (Tieleman, 1995).

3.2 Vraagstelling

In dit onderzoek zal de volgende vraag centraal staan: In hoeverre ervaren hedendaagse kerkgangers spanning tussen de individualistische waarden van de postmoderne samenleving en de waarden van het christelijk geloof dat zij aanhangen? Hierbij zal het onderzoek zich

(18)

17

specifiek richten op de Meerkerk, de casestudie van dit onderzoek. De centrale onderzoeksvraag zal aan de hand van de volgende deelvragen worden beantwoord.

Deelvraag 1: In welke mate ervaren hedendaagse kerkgangers de verschillende componenten van de individualisatietrend in hun dagelijks leven?

Het christelijke paradigma laat zich tegenwoordig vaak moeilijk verenigen met de postmoderniteit. Peters & Scheepers (2000) beschreven vier componenten van de individualisatietrend, namelijk de-institutionalisering, de-traditionalisering, fragmentatie en heterogeniteit. Deze componenten zullen in deze deelvraag aan bod komen. Daarnaast wordt er ingegaan op de toegenomen keuzevrijheid (zowel buiten als binnen de kerk) ten gevolge van de verminderde sociale cohesie (van Hoof & van Ruysseveldt, 2004).

Deelvraag 2: In welke mate beleven hedendaagse kerkgangers hun geloof als individuele religiositeit?

Om inzicht in deze deelvraag te krijgen, zal gebruik worden gemaakt van het werk van Arnett & Jensen (2002). Zij beschreven de trend in religie in de postmoderniteit, waarin religie in toenemende mate een individuele aangelegenheid is geworden. Dit wordt ook wel het spiritualiteitsparadigma genoemd (Hellemans, 2007).

Daarnaast zal bij beantwoording van deze vraag gebruik worden gemaakt van het werk van Allport (1966), die onderzoek heeft gedaan naar de verschillende manieren waarop religieuze mensen hun geloof uiten, ervaren en motiveren. Dit zal inzicht geven in de manier waarop de hedendaagse kerkganger invulling geeft aan zijn geloof. Hierbij zal specifiek gekeken worden of deze beweegredenen op individualistische waarden gestoeld zijn.

Deelvraag 3: Hoe gaan hedendaagse kerkgangers om met de eventueel ervaren discrepantie tussen de waarden van hun geloof en de individualistische waarden van de seculiere samenleving?

Dekker (2008) schrijft dat kerken zich steeds meer conformeren aan de huidige maatschappij, gezien het christelijke paradigma zich moeilijk laat verenigen met de moderniteit. Om deze deelvraag te beantwoorden zal de definitie van coping van Lazarus en Folkman (aangehaald in Baldacchino, Borg, Muscat & Sturgeon, 2012, p. 822) gebruikt worden en tevens het werk van Tieleman (1995), die drie manieren van coping op geloofsgebied beschreef, namelijk: frontale afwijzing, relativering en ontmoeting.

(19)

18

3.3 Relevantie

Het postmodernistische paradigma heeft ertoe geleid dat Nederland meer seculier en individualistischer is geworden. Er wordt in toenemende mate, zeker naar aanleiding van het onderzoeksrapport God in Nederland (2016), zorg geuit over wat er met Nederland zal gebeuren wanneer de samenleving meer seculier wordt. Onlangs verschenen hierover in het Nederlands Dagblad twee artikelen waarin zorg werd geuit over spanning die kerkgangers kunnen ervaren wanneer zij in aanraking komen met het postmoderne paradigma (Van Ekris, 2016; Visser, 2016). Aangezien deze spanning van invloed kan zijn op het (geestes)leven van mensen is het van belang onderzoek te doen naar waar de spanning die hedendaagse kerkgangers ervaren, ten gevolge van de discrepantie tussen de christelijke en de seculiere waarden, vandaan komt.

Daarnaast blijkt uit onderzoek dat een coping strategie van de kerkganger is dat hij zich steeds meer conformeert aan de individualistische waarden van de postmoderne samenleving, wat onder andere leidt tot verminderde betrokkenheid en commitment met de kerk (Sayers, 2016). De uitkomsten van dit onderzoek leiden tot meer inzicht in de wisselwerking tussen deze spanning en coping strategie. Inzicht in de verminderde commitment met de kerk kan interessant zijn voor kerken, aangezien dit kan leiden tot inzicht in de manier waarop kerken hun leden toegewijd kunnen houden.

Eveneens blijkt uit het theoretisch kader dat er geen eenduidigheid is over de invloed van copingstrategieën op de ervaren spanning door hedendaagse kerkgangers. Dit onderzoek kan hier een bijdrage aan leveren en tracht daarmee de invloed van copingstrategieën op de ervaren spanning te verduidelijken.

(20)

19

4. Methodologie

4.1 Onderzoeksstrategie

In dit onderzoek zullen inzichten uit de godsdienstwetenschappen gecombineerd worden met inzichten uit de sociologie en (godsdienst)psychologie om tot een nieuw begrip te komen van de spanning die hedendaagse kerkgangers ervaren tussen de waarden uit de seculiere samenleving en de waarden van het geloof dat de hedendaagse kerkgangers aanhangen. Omdat de ‘ervaren spanning’ een abstract en moeilijk te meten begrip is, is kwalitatief onderzoek van belang. Door gebruik te maken van een kwalitatieve onderzoeksstrategie zal gepoogd worden diepgaande informatie te vergaren, waardoor er tot een juist interdisciplinair begrip kan worden gekomen dat inzicht zal geven in de beleefde spanning tussen de waarden van het geloof dat de respondenten aanhangen en de individualistische waarden van de seculiere samenleving.

De ontologie van dit onderzoek is constructivistisch (Bryman, 2012). De ervaren spanning door hedendaagse kerkgangers verwijst naar hoe kerkgangers de discrepantie tussen verschillende waarden zien en ervaren. Het gaat hierbij dus om het perspectief van de respondenten, een werkelijkheid die alleen in het hoofd van de respondenten bestaat. Alleen zij kunnen vertellen hoe de discrepantie tussen waarden tot eventuele spanning kan leiden.

De epistemologie van dit onderzoek is interpretavistisch (Bryman, 2012). Belevingen en gevoelens rondom religie zijn persoonlijk en tevens sociale constructies, waardoor deze belevingen afhankelijk zijn van de interpretaties van de respondenten. Hierdoor is een objectieve analyse niet mogelijk. Aangezien dit onderzoek inzicht probeert te verschaffen in de belevingen en gevoelens van mensen, zal er worden uitgegaan van een interpretatieve epistemologie (Bryman, 2012). Om deze complexe constructen te kunnen doorgronden, is een inductieve werkwijze noodzakelijk. Deze manier van analyse maakt het mogelijk om de gevoelens en belevingen van de respondenten weer te geven en te begrijpen.

4.2 Onderzoeksdesign

Het onderzoeksdesign in dit onderzoek is een case studie. Er wordt diepgaand onderzoek gedaan naar één specifieke case, namelijk de Meerkerk. Deze vorm van onderzoek doen, maakt het mogelijk het hedendaagse fenomeen van ‘kerkgang’ binnen een ‘real life context’, de Meerkerk, te achterhalen (Yin, 1994). Het voordeel van de case studie is dat de onderzoeker zelf de te onderzoeken eenheden kan selecteren, waardoor de meeste relevante eenheden in het onderzoek worden betrokken (Verschuren & Doorewaard, 2000).

(21)

20

Daarentegen heeft dit design als nadeel dat de resultaten van dit onderzoek niet direct te generaliseren zijn naar andere hedendaagse kerkgangers (Bryman, 2012). Dit nadeel kan echter worden gecompenseerd doordat een case studie diepgaande inzichten kan verschaffen in de invloed die de postmoderniteit heeft op de ervaren discrepantie door hedendaagse kerkgangers. Dit kan tot meer begrip over dit proces leiden, wanneer dit in het licht van grotere theorieën wordt geplaatst. Dit kan bruikbaar zijn voor andere onderzoeken op het gebied van kerkgang in de postmoderniteit, omdat dit de mogelijkheid verschaft buiten de kaders van de bestaande literatuur te interpreteren (Eisenhardt, 1989).

4.3 Onderzoeksmethode

Er is binnen dit onderzoek gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Aangezien de ‘ervaring’ en ‘beleving’ van kerkgangers in dit onderzoek centraal staan, is de keuze van onderzoeksmethode gevallen op semigestructureerde interviews. Deze methode biedt niet alleen de mogelijkheid alle respondenten naar dezelfde concepten te vragen, maar biedt ook veel ruimte voor eigen inbreng (Bryman, 2012). Deze vrije ruimte voor respons is belangrijk, omdat dit de respondenten de mogelijkheid geeft aspecten aan te halen die een rol spelen in de spanning die kerkgangers ervaren, die niet bekend zijn in de bestaande literatuur. De ervaring en beleving van hedendaagse kerkgangers kan op deze manier goed in kaart worden gebracht. Een andere reden dat er voor semigestructureerd interviews is gekozen, is dat geloofsbeleving een persoonlijk onderwerp is, dat tot gevoeligheden zou kunnen leiden. In een focusgroep zouden de respondenten daardoor minder open kunnen antwoorden, waardoor sommige meningen verzwegen zouden worden of niet aan bod zouden komen (Bryman, 2012).

4.4 Operationalisering

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het van belang dat de concepten uit dit onderzoek meetbaar worden gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van de drie deelvragen. Centraal in dit onderzoek staat het concept individualisering. Daarnaast staan de concepten geloofsbeleving en -invulling en coping centraal, hieronder verder toegelicht. Het operationaliseringsschema (bijlage 1) geeft een compleet overzicht van alle concepten, dimensies en indicatoren.

(22)

21

In navolging van het werk van Peters & Scheepers (2000) is het concept individualisering opgedeeld in vier dimensies, namelijk: de-institutionalisering, de-traditionalisering, fragmentatie en heterogeniteit. De-institutionalisering houdt de afzwakking van traditionele bindingen in. De-tradtitionalisering gaat over de afname van de populariteit van traditionele opvattingen en waardeoriëntaties. Fragmentatie wordt gekenmerkt door de afgenomen rol die religieuze normen spelen bij het maken van beslissingen en heterogeniteit gaat over de door het individu ervaren ruimte om eigen keuzes te maken.

Geloofsbeleving en -invulling

De manier waarop hedendaagse kerkgangers hun geloof beleven en invulling geven kan bijdragen aan de eventuele discrepantie die zij ervaren tussen de normen en waarden die zij vanuit hun geloof aanhangen en de normen en waarden van de seculiere samenleving. Luckmann (1967) maakte onderscheid tussen twee dimensies van geloofsbeleving, de objectieve en subjectieve dimensie, welke zijn opgenomen in het operationaliseringsschema. Aan de hand van het werk van Allport (1966) zijn in het operationaliseringsschema twee dimensies op het gebied van geloofsinvulling opgenomen: intrinsieke en extrinsieke religiositeit.

Daarnaast wordt er binnen de tweede deelvraag de nadruk gelegd op het werk van Hellemans (2007) en Arnett & Jensen (2002) die stellen dat religie steeds meer een individuele aangelegenheid is geworden. Door te vragen naar de motieven van hedendaagse kerkgangers voor hun geloofsinvulling, kan worden onderzocht of de verschillende dimensies van de individualiseringstrend hieraan ten grondslag liggen (Peters & Scheepers, 2000).

Coping met discrepantie

Tieleman (1995) onderscheidde drie manieren waarmee kerkgangers om kunnen gaan met ervaren tegenstrijdigheid tussen hun normen en waarden, en de normen en waarden van de seculiere samenleving. Deze drie omgangsvormen, frontale afwijzing, relativering en ontmoeting, zijn opgenomen in het operationaliseringsschema.

4.5 Respondenten en –werving

Zoals eerder genoemd, is de case van dit onderzoek de Meerkerk, een evangelische gemeente in Hoofddorp. De populatie van dit onderzoek bestaat uit de leden van de Meerkerk, ook wel Meerkerkers genoemd. De Meerkerk begon als een samenkomst van predikant Wigle Tamboer, zijn vrouw en 13 andere christenen, op 17 september 1984. Inmiddels is de

(23)

22

Meerkerk uitgegroeid tot een gemeente waar elke zondag zo’n 1500 mensen samenkomen. Er is bewust voor deze kerk gekozen, aangezien het missiestatement van de Meerkerk interessant is voor het onderwerp van dit onderzoek. Het missiestatement luidt als volgt: ‘Midden in de

samenleving bewust getuige zijn van Jezus Christus, om mensen te helpen Hem te vinden en Hem steeds meer te volgen’. De Meerkerk geeft dus aan ‘midden in de samenleving’ – de

postmoderne samenleving - te staan. Doordat de kerk nastreeft midden in de samenleving te staan, wordt verwacht dat discrepantie tussen de waarden van de seculiere samenleving en de waarden van het geloof dat de respondent aanhangt, duidelijk naar voren komt.

Er is bewust voor gekozen om alleen leden, en niet slechts de bezoekers van de Meerkerk, te interviewen. Deze keuze is gemaakt aangezien leden een bewuste keuze hebben gemaakt om lid te worden. Wanneer iemand lid wil worden van de Meerkerk, dient hij of zij eerst de ‘introductiecursus’ van de Meerkerk te hebben gevolgd. Na deze cursus is deze persoon ‘aspirant lid’ en kan hij of zij lidmaatschap aanvragen. Wanneer deze persoon in een kerkdienst op zondag wordt bevestigd als nieuw lid, is hij of zij officieel lid van de Meerkerk. Aangezien er in deze tijd veel ‘kerkshoppers’ zijn, en dit onderzoek zich juist wil richten op de ‘conventionele kerkgang’, is deze keuze gemaakt. Daarnaast is er voor de Meerkerk gekozen omdat de onderzoekster zelf naar deze gemeente gaat en zo gemakkelijk in contact kan komen met de leden van de Meerkerk.

Via purposive sampling (Bryman, 2012, p. 418) zal er contact gezocht worden met een aantal respondenten. Deze respondenten worden geselecteerd op basis van de verwachting dat zij relevante antwoorden kunnen geven op de interviewvragen. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van snowball sampling (Bryman, 2012, p. 424).

4.6 Dataverwerking en -analyse

De verkregen data uit de interviews zullen worden getranscribeerd, waarna deze gecodeerd kunnen worden. Het opgestelde codeerschema maakt het mogelijk om fenomenen die onder dezelfde categorie gecodeerd worden te vergelijken, wat theoretische uitwerking van deze categorieën mogelijk maakt. De data zullen worden geanalyseerd om zo grounded theory te kunnen vormen (Bryman, 2012). De data zullen in eerste instantie worden gecodeerd door gebruik te maken van open coding op onderwerp (Strauss en Corbin, 1990, aangehaald in Bryman, 2012, p.569). Vervolgens zal axial coding op de data worden toegepast, om verbanden tussen de open codes te leggen om zo tot verschillende categorieën te komen. Dit maakt het mogelijk de antwoorden van de respondenten met elkaar te vergelijken. Om dit proces inzichtelijk te maken is in bijlage 4 het codeerschema bijgevoegd. Bij het coderen zal

(24)

23

gebruik worden gemaakt van verschillende kleuren post-its en markers, elk verbonden aan een eigen hoofdconcept. Eén transcript zal op dezelfde manier uitgewerkt worden op de computer en in bijlage 5 worden toegevoegd. Het coderen is een iteratief proces: er zal telkens revisie nodig zijn, zodat de meest relevante concepten naar voren zullen komen (Bryman, 2012).

4.7 Ethische kwesties

Aangezien een groot deel van het christelijke gedachtegoed zich moeilijk laat verenigen met het gedachtegoed van de postmoderniteit, kan het interview over geloofsbeleving een gevoelig onderwerp zijn (Dekkers, 2008). Geloofsbeleving is daarnaast ook een erg persoonlijk onderwerp, dat tot gevoeligheden zou kunnen leiden. Hier zal rekening mee worden gehouden bij de afname van de interviews. Voordat het interview begint, zal gevraagd worden om toestemming voor de opname van het interview. Tevens zal duidelijk worden gemaakt dat de privacy van de respondent te allen tijde gewaarborgd wordt. Dit wordt gedaan door de respondenten in het onderzoek niet bij naam te noemen. Om een vertrouwelijke sfeer te creëren zal voorafgaand aan het onderzoek duidelijkheid worden geschept over het doel van het interview en het onderzoek. Daarnaast wordt voorafgaand aan het interview aangegeven dat de respondent het te allen tijde kan aangeven wanneer hij of zij een bepaalde vraag niet wil beantwoorden.

(25)

24

5. Resultaten

5.1 Onderzoeksproces

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zijn er vijftien semigestructureerde interviews gehouden met leden van de Meerkerk. In de resultaten zal met de aanduiding ‘respondent 1’ tot en met ‘respondent 15’ naar de respondenten worden verwezen. Twaalf van deze interviews zijn bij de respondenten thuis gehouden, één interview is gehouden in een restaurant in de woonplaats van de respondent, één interview bij de interviewster thuis en één interview is gehouden in de Meerkerk. De interviews duurden tussen de 32 en 52 minuten. De leeftijd van de respondenten varieerde tussen de 22 en de 55 jaar. Het aantal jaren lidmaatschap van de respondenten varieerde tussen vier werken en 28 jaar lidmaatschap. Voorafgaand aan de interviews is aan de respondenten toestemming gevraagd om de gesprekken op te nemen. Iedere respondent ging hiermee akkoord. Na afloop van elk interview zijn de gesprekken getranscribeerd (bijlage 6). Zie bijlage 3 voor meer informatie over de respondentengroep.

Zoals aangegeven is er bij de respondentenwerving zowel gebruik gemaakt van

purposive sampling als van snowball sampling. Daarnaast heeft er een gesprek

plaatsgevonden met de voorganger van de Meerkerk, Wigle Tamboer. Hij stelde voor om nieuwe leden, bevestigd op 4 december 2016, mee te nemen in dit onderzoek, aangezien zij in de voorbereiding op het lidmaatschap samen hebben gesproken over de uitdagingen van ‘kerk-zijn’ in de postmoderne samenleving. Naar aanleiding hiervan is ook met hen contact opgenomen. De respondentenwerving verliep erg soepel, vrijwel iedereen die werd benaderd stemde ermee in deel te nemen aan het onderzoek. Bij de codering van de data, voortgekomen uit de interviews, kwamen zowel concepten naar voren die overlap vertoonden met de theorie, als nieuwe concepten, namelijk: ‘geloofsmotieven’ en ‘keuzevrijheid’. Aan de hand van de deelvragen en de daarbij horende axiale codes zullen hieronder de resultaten gepresenteerd worden.

5.2 Individualisatietrend

Ervaren individualisering

Alle vijftien respondenten gaven aan in meer of mindere mate te ervaren dat de samenleving steeds meer geïndividualiseerd raakt. Uit de antwoorden bleek dat de respondenten individualisering vooral associëren met de ik-gerichtheid van de hedendaagse samenleving.

(26)

25

Ook bleek dat de respondenten een negatieve connotatie bij het onderwerp ‘individualisering’ hadden. Woorden zoals ‘jammer’, ‘vereenzaming’, ‘geen oog voor elkaar’ en ‘onvriendelijk’ kwamen meerdere malen in de interviews terug.

De respondenten ervaarden vooral dat mensen in relaties tegenwoordig steeds vaker voor zichzelf kiezen. Respondent 5 zei hierover: “(…) Ik denk dat dat [zelfgerichtheid]

mensen gewoon verdriet doet, doordat contacten verloren gaan, omdat mensen zoveel op zichzelf gericht zijn. Relaties zijn toch iets waarin je moet investeren en ik denk dat mensen toch liever in zichzelf investeren dan in een ander.” (vrouw, 43 jaar). Ook respondent 9

(vrouw, 49 jaar) gaf dit aan, zij zei: “Ik denk vooral dat mensen heel erg zichzelf zo belangrijk

vinden. Daar gaat het om: wat ík leuk vind. En in relaties ook voor zichzelf kiezen en niet voor hun kinderen, want ja ‘ik heb toch ook een leven’.”

Twee jongere respondenten (respondent 10; 22 jaar en respondent 14; 25 jaar) gaven aan niet goed te kunnen vertellen of de samenleving steeds meer geïndividualiseerd raakt. De reden die zij hiervoor gaven was dat ze nog te jong zijn om deze transitie te hebben meegemaakt. Respondent 14 gaf aan dat hij dan zou moeten putten uit de ervaringen van zijn grootouders. Wel vond hij dat er de laatste jaren een soort ‘anonimiteit’ via de sociale media is ontstaan, wat hij toeschreef aan de toenemende individualisering.

Verbondenheidsgevoel

De verkregen data geven informatie over de mate waarin kerkgangers zich verbonden voelen met instituten zoals het gezin, de kerk en politieke partijen. Uit de interviews kwam naar voren dat alle respondenten zich in (zeer) grote mate verbonden voelen met hun gezin. De meeste respondenten gaven echter wel aan zich meer verbonden te voelen met het gezin dat zij zelf hadden gesticht, dan met het gezin waar zij uit voortkomen.

Daarentegen was er binnen de respondentengroep sprake van verdeeldheid over de mate waarin zij zich verbonden voelen met een politieke partij. Zes respondenten gaven aan totaal geen verbondenheid te voelen met een politieke partij, zes respondenten voelden zich soms verbonden een politieke partij en drie respondenten gaven aan zich sterk verbonden te voelen met een politieke partij. Daarnaast gaf de meerderheid van de respondenten aan dat hun geloof een rol speelt bij het maken van hun stemkeuze. Ook gaven vier respondenten aan dat zij het belangrijk vinden dat hun christelijke normen en waarden doorwerken in de politiek.

Veertien van de vijftien respondenten gaven aan zich erg verbonden te voelen met hun kerk. De respondent die aangaf deze verbondenheid niet heel sterk te voelen, gaf hiervoor als

(27)

26

reden dat dit waarschijnlijk komt omdat zij geen lid meer is van een kring (een kleine bijbelstudiegroep). Zij zei: “Ik voel me niet heel erg verbonden met de kerk. Maar dat is denk

ik ook een beetje mijn eigen schuld, omdat ik in het begin wel naar een kring ging, (…) en ik merk wel dat dat je meer verbindt met de kerk dan wanneer je niet naar een kring gaat.” (Respondent 5, 43 jaar). Verschillende respondenten gaven aan dat de mate van

verbondenheid samenhangt met hun inzet voor de kerk of deelname aan activiteiten buiten de zondagsdiensten om. Zo zei respondent 3: “En ik voel me op dit moment wel sterk verbonden

met de Meerkerk, maar dat komt ook omdat ik nu JeugdAlpha doe en help bij de zondagsschool.” (vrouw, 53 jaar). Respondent 9 zei: “Ik voel me daar [de Meerkerk] in grote mate mee verbonden. Dat uit zich in dat ik elke zondag naar de kerk ga, maar dat ik ook actief ben bij de Alphacursus, en het hebben van onze huiskring. Ik voel me deel van de Meerkerk.”(vrouw, 49 jaar). Daarnaast werd meerdere malen aangegeven dat de grootte van

de Meerkerk negatief bijdraagt aan het gevoel van verbondenheid. Zo zei respondent 5 dat het door de grootte van de Meerkerk erg van je eigen inzet afhangt of je je verbonden voelt met de kerk.

Belang traditionele waarden en banden

Een andere manier waarop de individualisatietrend tot uiting kan komen is het afgenomen belang van traditionele waarden en banden (de Beer, 2007). Ten tijde van de individualisering zijn waarden zoals vrijheid en autonomie een belangrijkere rol gaan spelen en zijn traditionele banden zoals het huwelijk en het traditionele gezin minder belangrijk geworden. Uit de interviews blijkt echter dat dit onder de respondenten niet het geval is. Wanneer het ging om de waarden vrijheid en autonomie gaven bijna alle respondenten aan dat zij dit een slechte, beangstigende en doorgeschoten ontwikkeling vonden. Ook gaven de respondenten aan deze waarden ‘egoïstische waarden’ te vinden. Zo zei respondent 14: “(…) ik zie mensen doorslaan

in een bepaalde manier van: ik mag alles zelf kiezen, wat ik vind is het belangrijkste. En dan denk ik.. ja, daar ben ik het eigenlijk niet mee eens. De wereld draait niet om mij alleen.”

(man, 25 jaar). Meerdere respondenten gaven aan dat zij vonden dat vrijheid alleen tot op bepaalde hoogte een goede zaak was: vrijheid moet begrensd en ingekaderd zijn. Vrijheid binnen de kaders van hun geloof zou pas ‘echte’ vrijheid geven, zo stelden zij.

Ook gaven de respondenten aan veel waarde te hechten aan het traditionele gezin. Dit kwam eerder naar voren bij de sterke verbondenheid die de respondenten voelden met hun gezin. Op basis van hun geloof stelden de respondenten dat het huwelijk bedoeld is voor een man en een vrouw. Veel medeleven werd getoond met de kinderen in samengestelde- en

(28)

27

homoseksuele gezinnen en de respondenten gebruikten woorden zoals ‘tragisch’, ‘verdrietig’ en ‘gebrokenheid’ om dit aan te duiden. Respondent 4 zei hierover: “Ja, ik vind het heel

tragisch dat dat gebeurt. (…) En ik kan me voorstellen dat kinderen onthecht en ontworteld raken, ook als volwassenen. En dat dat hun relaties ook niet ten goede komt. Dus ik denk dat het heel schadelijk is. Jammer, op z’n zachtst gezegd.” (man, 51 jaar).

Wanneer het ging over het traditionele gezin werden termen als ‘stabiliteit’ en ‘veilige haven’ gebruikt. Ook werd aangegeven dat God het gezin bedoeld heeft als een huwelijk tussen een man en een vrouw. De meeste respondenten keurden alternatieve gezinsvormen dan ook of basis van hun geloof af. Respondent 1 zei: “Ik ben wel een voorstander van het

traditionele gezin. Ik geloof ook wel dat dat zo is van hoe God het bedoeld heeft. Ik denk dat ik toch wel vreemd op kijk van andersoortige gezinnen. Tegelijkertijd begrijp ik ook dat er mensen zijn die graag in een andere combinatie met elkaar door het leven gaan. Dat moet kunnen denk ik, maar ik vind het altijd een beetje zielig voor de kinderen eerlijk gezegd.”

(man, 53 jaar). Hoewel de respondenten het op basis van hun geloof niet eens waren met alternatieve vormen van gezin-zijn, toonden zij hier over het algemeen wel begrip voor.

Ervaren keuzevrijheid

De individualisering van de samenleving heeft ertoe geleid dat samenlevingen meer heterogeen zijn geworden, doordat men meer ruimte ervaart om eigen keuzes te maken (van Hoof & van Ruysseveldt, 2004). Er is aan de respondenten gevraagd in welke mate zij het gevoel hebben dat zij vrij zijn om hun eigen keuzes te maken en of hun geloof hier een beperkende rol in speelt. Ook werd hen gevraagd of zij het idee hebben dat niet-gelovigen meer keuzevrijheid hebben. Hier kwam uit naar voren dat het geloof van de respondenten een grote rol speelt bij het maken van keuzes, en dat zij zich, vooral bij het maken van grote keuzes, laten leiden door God. Respondent 5 zei hierover: “‘s Ochtends bid ik, en vraag ik of

God mij wil leiden. Dan is het misschien niet dat je bij iedere beslissing die je maakt bewust zegt van, God wat vindt u er van? Maar zeker bij belangrijke keuzes, daar betrek je zeker God in, natuurlijk.” (vrouw, 43 jaar). Wel vonden de respondenten dat hun geloof hen soms

beperkt in hun keuzevrijheid. Hierin waren twee categorieën te onderscheiden: een aantal respondenten ervoeren de beperkte keuzevrijheid als positief. Zij gaven aan dat dit gezond zou zijn en uiteindelijk leidt tot de juiste weg. Zo zei respondent 4: “Ik denk dat beperkingen

in keuzes niet altijd ongezond zijn. Ik denk dat als je alles moet kunnen wat je wil, dat dat uiteindelijk best een snelle snelweg is naar je ondergang (…).” (man, 51 jaar). Wanneer de

(29)

28

beperkte keuzevrijheid als negatief werd ervaren, werd er gerefereerd naar regeltjes vanuit het geloof, opgelegd door ouders of door de kerk.

De meningen waren verdeeld over de vraag of niet-gelovigen meer keuzevrijheid hebben dan christenen. Enerzijds werd deze vraag met ‘ja’ beantwoord, met het argument dat niet-gelovigen volledig hun eigen gang kunnen gaan en niet na hoeven te denken over wat God van de keuze vindt. “Ja, ik denk het wel, omdat die niet per se nadenken over: wat zal

God vinden? Dus die kunnen volledig hun eigen gang gaan. Dus daarin denk ik dat zij qua keuzes meer vrijheid hebben.”, stelde respondent 7 (vrouw, 43 jaar). Anderzijds werd er

gesteld dat niet-gelovigen een ‘slaaf van de vrijheid’ zijn geworden, waardoor zij uiteindelijk minder keuzevrijheid ervaren. Respondent 11 (man, 35 jaar) zei hierover dat hij vrijheid nastreven als iets heel beperkts ziet. Wanneer je hier constant op gefocust bent, zou dat je een slaaf maken van het vrij willen zijn, zo stelde hij.

5.3 Geloofsbeleving en –invulling

Motieven kerkgang

In het interview werd gevraagd naar de motieven van de respondenten om hun geloof op de conventionele manier, de zondagse kerkgang, invulling te geven. De antwoorden op deze vraag waren verdeeld. In alle antwoorden van de respondenten kwam echter wel terug dat het ‘samen zijn’, de ‘ontmoeting’ en de ‘betrokkenheid’ met een gemeenschap belangrijke motieven zijn om naar de kerk te gaan. Zij waarderen het om deel te zijn van de kerkgelijke gemeenschap en het ‘er voor elkaar zijn’ maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Respondent 2 vertelde: “Ja ik vind de ontmoeting met anderen ook heel goed, het is goed om

elkaar te ontmoeten en te bemoedigen. Als je samen blij bent, dan vermeerdert die blijdschap zich. Maar ook in verdriet, als je dat deelt, dan voel je je gedragen, omdat de ander ook verdrietig is met jou. Je bent een gemeenschap met elkaar.” (vrouw, 55 jaar). Drie

respondenten gaven daarnaast aan dat je zo’n gemeenschap echt nodig hebt om te geloven, omdat geloven in je ééntje moeilijker is dan samen. Respondent 1 vatte dit als volgt samen:

“Ik heb het nodig omdat ik denk dat je niet in je eentje kan geloven. Dat je dan toch verslapt of het langzaamaan niet meer zo belangrijk voor je wordt. Je hebt het nodig om elkaar te ontmoeten.” (man, 53 jaar).

Hoewel respondenten, 3, 5, 7, 8 en 11 aangaven dat de opkomst van de media het makkelijker heeft gemaakt vanuit huis naar een preek te kijken of te luisteren, gaven zij alle vijf aan dat de voorkeur hier toch niet naar uit ging, aangezien het ‘bij elkaar zijn in een kerk’

(30)

29

echt een meerwaarde oplevert. “Als we hier de televisie aan zouden zetten en naar zo’n

zondagse dienst zouden luisteren, dan merk je dat je gewoon continu afgeleid bent. (…) Terwijl als je in de kerk zit dan weet je gewoon: we gaan hier naartoe om samen te beleven dat we God gaan dienen en grootmaken. En dan ben je anders gericht, dan ben je meer gericht op de dienst, op wat er gezegd wordt, op wat je zingt en waarvoor je zingt. Dus dat vind ik wel degelijk een verschil”, zei respondent 7 (vrouw, 43 jaar).

Een tweede motief om naar de kerk te gaan, dat door 14 respondenten werd genoemd, is geloofsopbouw. De respondenten gaven aan gevoed te worden door de preek, de aanbidding, het zingen en de ontmoeting met medechristenen. “Bijbellezen en bidden kun je ook wel thuis

doen, lekker in je eentje. Maar de kerk is dan toch datgene wat je samenbindt. Ik leer ontzettend veel van hoe mensen om gaan met hun geloof, hoe ze de bijbel toepassen in hun leven.” (respondent 14, man, 25 jaar). Respondent 3 zei daarentegen dat zij niet naar de kerk

ging om zelf gevoed te worden of iets te horen te krijgen, maar juist om aan anderen uit te kunnen delen.

Om de motivatie voor de kerkgang aan te duiden, gebruikten twee respondenten een vergelijking. Respondent 2 (vrouw, 55 jaar), vergeleek haar geloof met een vlammetje dat altijd brandt, een waakvlammetje. “Door naar de kerk te gaan, laait dit vlammetje op tot een

vuurtje.” Hiermee bedoelde ze dat de kerkgang bijdraagt aan de versterking van haar geloof.

Respondent 8 (vrouw, 55 jaar) vergeleek de kerk met het lichaam van Christus, waarin elk kerklid een onderdeel van het lichaam van Christus is. Zij gaf aan het mooi te vinden om alle onderdelen van het lichaam van Christus iedere keer weer te ontmoeten.

Motieven kerk keuze

Om inzicht te krijgen in de mate waarin kerkgangers hun geloof als individuele religiositeit beleven, is in de interviews gevraagd naar de keuzes die de respondenten maken waarin hun geloof tot uiting komt. Een van die keuzes is de keuze om lid te worden van de Meerkerk. Hier bleken verschillende motieven aan ten grondslag te liggen, op te delen in ‘het praktische aanbod’ van de Meerkerk, ‘de inhoud van de diensten’, en ‘het gevoel’ dat de respondenten bij de Meerkerk hadden. Bijna de helft van de respondenten gaf aan dat het aanbod van de Meerkerk een motief was om voor de Meerkerk te hebben gekozen. Hierbij werd als voorbeeld de kwaliteit van de muziek, het aanbod van de kinder- en jeugdprogramma’s, de sociale contacten en de grootte van de kerk en de positief ervaren anonimiteit die daarmee gepaard gaat, genoemd. Deze anonimiteit werd vooral gewaardeerd door de respondenten op het moment dat zij voor het eerst naar de Meerkerk kwamen. “De Meerkerk is groot, dus dan

(31)

30

wordt er ook niet meteen van alles van je verwacht. Lekker even kijken wat we er van vinden.” (vrouw, 34 jaar). Ook respondent 13 gaf aan de grootte van de kerk een voordeel te

vinden: “Het is een voordeel dat je gewoon kan komen, maar ook weer kan gaan” (man, 35 jaar). Bij alle respondenten kwam deze positieve opvatting over anonimiteit voort uit een aversie tegen de sociale controle die zij in eerdere kerken hadden ervaren.

Ook de inhoud van de zondagsdiensten van de Meerkerk bleek bij de meerderheid van de respondenten een rol te hebben gespeeld in de keuze om lid te worden. Zo kaartte respondent 1 (man, 53 jaar) aan dat het feit dat de Meerkerk een bijbelgetrouwe gemeente is, heeft bijdragen aan zijn keuze voor de Meerkerk en gaf respondent 9 (vrouw, 49 jaar) aan dat de kern van het geloof in de Meerkerk centraal staat, wat voor haar een reden was om lid van de Meerkerk te worden.

Daarnaast gaf de meerderheid van de respondenten aan dat het gevoel van ‘vrijheid’, ‘thuiskomen’ en ‘welkom voelen’ een rol had gespeeld in de keuze voor de Meerkerk. “We

voelden ons wel meteen heel welkom. (…) Het was zo bijzonder dat we daar heen gingen en ons zo welkom voelden, dat we zoiets hadden van.. nou misschien is dit Gods weg die we moeten gaan.”, zo zei respondent 12 (vrouw, 34 jaar). Deze gevoelens hingen veelal samen

met andere motieven voor kerkkeuze. Respondent 1 (man, 53 jaar) legde een verband tussen de anonimiteit van de kerk en deze gevoelens: “De Meerkerk is een kerk is waar we ons

direct thuis voelden. Destijds ook omdat het een hele grote kerk was waardoor je vrij anoniem kon zijn, in eerste instantie.” Respondent 14 (man, 25 jaar) legde juist een verband tussen de

gemeenschap en deze gevoelens. Hij gaf aan zich thuis te voelen onder Meerkerkers, omdat zij als gezamenlijk doel hebben om echt op zoek te zijn naar God.

Geloofsinvulling

De manier waarop kerkgangers hun geloof invulling geven, zegt ook iets over de manier waarop zij hun geloof beleven. In de interviews is daarom gevraagd naar de frequentie van de kerkgang, de verdere betrokkenheid bij de kerk en de rol die bidden en bijbellezen speelt in hun dagelijks leven. Alle respondenten gaven aan dat hun streven was iedere zondag de kerkdienst bij te wonen. Als uitzonderingen hierop werden de voorbeelden van ziekte en vakantie genoemd. Iedere respondent gaf aan dat bidden en bijbellezen een dagelijkse rol speelt in hun leven. Hierbij werd regelmatig aangegeven dat bidden vooral iets was waar de respondenten door de dag heen mee bezig waren, terwijl voor het bijbellezen een vast moment op de dag werd gekozen. Daarnaast gaven alle respondenten aan naast de zondagsdienst op een of andere manier betrokken te zijn bij de kerk. De meest voorkomende antwoorden waren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Radicale denkers / natuurrecht is universeel Volledige gelijkheid voor verschillende achtergestelde groepen: de derde stand, religieuze minderheden, vrouwen en slaven.

In dit artikel worden, uitgaande van het feit dat de rechtspraak zowel dichter op de huid wordt gezeten als ook zelf nadrukkelijker het publieke debat opzoekt, enkele

Vanuit het besef dat de christendemocratie zich niet alleen vanuit zijn mensbeeld onderscheidt van andere grote politieke stromingen, maar ook een eigen visie op de aard van de

Grote, anonieme scholengemeenschappen bijvoorbeeld zijn volgens de RMO niet bevorderlijk voor het bijbrengen van waarden en normen.. Het resultaat van al deze ontwikkelingen is dat

Veel meer moet tegemoet worden gekomen aan de wens van veel mensen om zelf een nieuwe balans te kunnen vinden tussen scholing, arbeid, opvoeding van kinderen, zorgtaken en

“Maar waarom gebruikt hij zijn talent niet ergens anders voor?”.. “Omdat zijn familie al tot de geestelijkheid behoorde en hij kreeg zijn opleiding

de boerschoeika’s naar een bal gaan en de rode Assepoester thuis blijft om de boel af

Beantwoord deze vraag door met twee voorbeelden aan te tonen of dit ideaal geheel, gedeeltelijk of helemaal niet gerealiseerd was?. • in de Brezjnevperiode (1964-1982) sprake