• No results found

De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdwaarneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdwaarneming"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op Subjectieve Tijdwaarneming

Product: Bachelorthese Robbin Wegerink Naam: Robbin Wegerink

Studentnummer: 10757759 Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dr. Mark Rotteveel Datum: 02-06-17

Aantal woorden: 5207 Abstract: 133

(2)

Inhoudsopgave 1. Abstract 3 2. Inleiding 4 3. Methode 9 3.1 Deelnemers 9 3.2 Design 9 3.3 Materialen en Apparatuur 10 3.4 Procedure 12 4. Resultaten 12 5. Discussie 16 6. Literatuurlijst 20 7. Appendices 7.1 Woordgroepen (A) 23 7.2 Informed Consent (B) 25 7.3 Exit Interview (C) 26 7.4 Tabel X (D) 29

(3)

Abstract

De bestaande literatuur over de invloed van fluency op subjectieve tijdwaarneming omvat een opvallende tegenstelling. Het is namelijk on-duidelijk of fluency leidt tot een langere of subjectieve tijdwaarneming. Naast fluency, is affect ook een niet-temporele factor die een invloed lijkt te hebben op de subjectieve tijdwaarneming. Om meer duidelijheid te schep-pen binnen deze tegenstrijd, is er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van fluency (makkelijk vs. moeilijk leesbaar lettertype), affect (positieve, neutrale en negatieve woorden) en tijdsaanbieding (vijf verschillend aanbiedingstijden) op subjectieve tijdwaarneming. Uit de resultaten bleek dat fluency zorgde voor een relatieve overschatting van tijd ten opzichte van disfluency. Ook bleek dat positief affect hetzelfde effect had als fluency (overschatting) en negatief affect als disfluency (onderschatting). Hiermee is de misattributiehypothese ondersteund, en is er daarnaast theoretische ondersteuning gevonden voor de correspondentiehypothese.

(4)

De Invloed van Fluency en Affect op Tijdwaarneming

Mensen zijn in het algemeen extreem accuraat in het waarnemen van tijd (Meck, 1995). Dat mensen zo goed zijn in deze vaardigheid, kan deels verk-laard worden vanuit een evolutionair perspectief (Callistel & Gibbon, 2000). Het kan namelijk van levensbelang zijn om te weten met wat voor snelheid een roofdier nadert, zodat er op tijd gevlucht kan worden. Daarnaast is het ook essentieel om te weten met wat voor snelheid een dier rent om tijdens het jagen de prooi te raken met bijvoorbeeld een speer. Ook uit onderzoek naar muziek en tijdwaarneming is gebleken dat men in staat is om slechts zeer kleine vervormingen in ritmische muziek waar te nemen (Janata & Grafton, 2003; McAuley & Jones, 2003). Ondanks dat men in het algemeen goed is in het waarnemen van tijd, bestaan er situaties waarin dit niet altijd het geval is. Zo lijkt de tijd voorbij te vliegen wanneer mensen het leuk hebben, vandaar de uitspraak 'time flies when having fun' (Lui, Penney & Schirmer, 2011). Daarentegen lijkt de tijd juist weer langer te duren als men zich verveelt. Dit suggereert dat affect een rol zou kunnen spelen bij tijdwaarneming. Een ander bekend voorbeeld is dat het vaakt lijkt alsof mensen die een andere taal spre-ken veel sneller sprespre-ken dan in werkelijkheid, aangezien deze informatie moeilijker te verwerken is dan de eigen taal waarin gesproken wordt. Dit werkt de suggestie op dat de mate waarin iemand iets vloeiend kan ver-werken, ook wel fluency genoemd (Oppenheimer, 2008), net als affect invloed kan hebben op de subjectieve tijdwaarneming.

Oorspronkelijk was met name sprake van perceptual fluency, wat bi-jvoorbeeld als verklaring in het onderzoek van Zajonc (1980) naar het 'mere exposure effect' naar voren kwam. Deze vorm van fluency zorgde volgens Zajonc voor een verhoogde herkenning en een toegenomen liking tot de be-treffende stimulus. Tegenwoordig wordt aan fluency door onderzoekers een verschillende betekenis gegeven. Zo definiëren Alter en Oppenheimer (2009) fluency als een subjectieve ervaring. Zij suggereren dat iedere taak langs een continuüm loopt van moeiteloos tot zeer inspannend, wat correspondeert met de subjectieve ervaring van vloeiend tot niet vloeiend. Echter beweren Reber, Winkielman en Schwarz (1998) dat fluency niet per se een subjectieve ervar-ing is en automatisch leidt tot een toename in likervar-ing. Ook Winkielman en Cacioppo (2001) lieten door middel van EMG zien dat fluency automatisch

(5)

leidt tot liking, doordat proefpersonen gezichtsspierbewegingen vertoonden die gerelateerd zijn aan positief affect (bewegingen in de grote lachspier) bij het zien van neutrale stimuli met een hoge afbeelding-achtergrond contrast (makkelijke verwerking). Als dit het geval zou zijn zal fluency tot een toe-name in liking leiden zelfs wanneer er geen bewuste affectieve evaluatie van de stimulus plaatsvindt. Dit blijkt niet het geval te zijn, aangezien uit recent onderzoek van Carr, Rotteveel en Winkielman (2016) naar voren kwam dat fluency alleen voor een toename in liking kan zorgen wanneer een affectieve evaluatie van de stimulus plaatsvindt.

Naast dat fluency een toegenomen mate van liking voor stimuli kan verklaren, lijkt het ook mogelijk te zijn dat fluency een onderliggende verklar-ing is voor de verschillen in subjectieve tijdwaarnemverklar-ing (Witherspoon en Al-lan, 1985; Matthews, 2011). Zo demonstreerden Witherspoon en Allan (1985) dat tijdsperceptie beïnvloed wordt door herhaalde stimulus presentatie. Hun onderzoek bestond uit een perceptuele identificatietaak, waar voorafgaand de deelnemers een lijst woorden hardop moesten oplezen. Vervolgens werden er woorden 30 of 50 milliseconden (ms.) aangeboden, waarbij de helft van de woorden bestond uit nieuwe woorden en de andere helft uit woorden die de deelnemers hardop hadden opgelezen. Na elke aanbieding moesten de deelnemers de duur van het woord beoordelen op één van de vier tijdscate-gorieën (20, 33, 46 of 59 ms.). Uit de resultaten bleek dat woorden die her-haald werden als langer werden waargenomen. Dit effect verklaren With-erspoon en Allan aan de hand van de misattributie hypothese: een eerdere aanbieding van een stimulus verhoogt de perceptuele fluency van deze stimu-lus, dat incorrect wordt toegewezen aan een langere duur van aanbieding. Hi-eruit werd geconcludeerd dat fluency leidt tot een langere tijdwaarneming.

Aan de andere kant laat recenter onderzoek van Matthews (2011) een ander effect zien van herhaalde blootstelling op tijdwaarneming, namelijk dat herhaalde blootstelling leidt tot een kortere tijdwaarneming. Een belangrijke kanttekening in dit onderzoek is dat Matthews het heeft over herhaalde bloot-stelling en nergens in zijn onderzoek het begrip fluency noemt. Echter, bij het herhaaldelijk zien van een stimulus kan verondersteld worden dat de stimulus makkelijker verwerkt wordt, en er sprake is van perceptuele vloeiendheid (Oppenheimer, 2008). Een nieuwe afbeelding zal moeilijker verwerkt

(6)

worden, wat gelijk staat aan perceptuele niet-vloeiendheid. In het onderzoek van Matthews voerden de deelnemers een taak uit waarbij er telkens twee foto's aangeboden werden. De eerste foto werd standaard voor 506 ms. aangeboden, waarna er een tussenpose was van 306 ms. Vervolgens werd de tweede foto op vijf verschillende tijden aangeboden (400, 447, 506, 565 of 612 ms.). De taak van de deelnemers was om aan te geven of de foto als lang-er of kortlang-er wlang-erd aangeboden dan de standaardstimulus. In de helft van de trials werd dezelfde foto aangeboden als de standaardstimulus, en in de an-dere helft was dit een nieuwe foto. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers de herhaalde foto's korter waarnamen dan de nieuwe foto's. Matthews verk-laart dit effect aan de hand van de neural coding efficiency hypothese. Vol-gens deze hypothese wordt binnenkomende informatie opgeslagen in het brein door middel van een bepaalde codering. Op het moment dat iemand herhaaldelijk wordt blootgesteld aan dezelfde stimulus, wordt de betreffende stimulus efficiënter gecodeerd in het brein. Om deze reden ontstaat er bij het herhaaldelijk zien van de stimulus minder hersenactiviteit dan wanneer een nieuwe stimulus wordt aangeboden die nog geen codering bezit in het brein, wat volgens Matthews (2011) leidt tot een verkorte tijdwaarneming.

Door de gevonden tegenstrijdigheid in de resultaten van fluency en tijdwaarneming (Witherspoon en Allan, 1985); Matthews, 2011) ligt het voor de hand om het verschil in de gebruikte taken als verklaring hiervoor te ge-bruiken. Wanneer dit het geval zou zijn, zou fluency binnen de taak van Mat-thews (2011) altijd moeten leiden tot een kortere tijdwaarneming. Om vast te stellen of dit het geval was, is er aan de Universiteit van Amsterdam een aan-tal experimenten uitgevoerd die het paradigma van Matthews repliceerden, maar tegen verwachting in ondersteuning vonden voor de misattributiehy-pothese (Corba, 2015; Beerepoot, 2015; van Veggel, 2015). Hieruit kan worden opgedaan dat het verschil in de gebruikte taken waarschijnlijk niet ten grondslag ligt aan of fluency leidt tot een onderschatting of overschatting van tijd.

Wat het verschil tussen de gevonden resultaten wellicht wel kan verk-laren is de operationalisatie van fluency, waarbij de interpretatie van herhaling als fluency leidt tot een onderschatting (Matthews, 2011) en fluency door leesbaarheid (Corba, 2015; Beerepoot, 2015; van Veggel, 2015) tot een

(7)

over-schatting. Als dit waar zou zijn, zou herhaalde aanbieding van woorden bin-nen de taak van Matthews tot een onderschatting moeten leiden. Uit onderzoek van Roks (2016) bleek inderdaad dat herhaalde woorden als korter werden waargenomen binnen de taak van Matthews, waarmee hij ondersteun-ing vond voor de neural codondersteun-ing efficiency hypothese. Dit resultaat wekt de suggestie dat de verschillen in de resultaten van Matthews (2011) en Corba (2015), Beerepoot (2015) en van Veggel (2015) waarschijnlijk toegeschreven kunnen worden aan de manier waarop fluency is geoperationaliseerd, namelijk door herhaling of door leesbaarheid.

Naast de niet-temporele factor fluency is affect ook een niet-temporele factor die invloed kan hebben op tijdwaarneming. Affect heeft in tegen-stelling tot fluency wel veel aandacht gekregen in het onderzoek naar de relat-ie met tijdwaarneming. In dit onderzoeksveld is een belangrijke hypothese aangeleverd, namelijk de aandachtshypothese (Lui et al., 2011). De aandachtshypothese stelt dat het werkgeheugen gericht is op de gebeurtenis in plaats van op de verstreken tijd wanneer een emotionele gebeurtenis plaatsvindt, waardoor de subjectieve ervaring kan ontstaan dat de verstreken tijd als korter werd waargenomen dan in werkelijkheid. Uit verschillende onderzoeken (Angrilli et al., 1997; Campbell & Bryant, 2007; Eisen, 2009) komt naar voren dat affect net als fluency een effect kan hebben op tijdwaarneming, waarbij positieve emoties zouden leiden tot een onder-schatting en negatieve emoties tot een overonder-schatting van tijd. In tegenstelling tot deze onderzoeken vonden Lui et al. (2011) dat zowel positieve als negatieve ervaringen tijdwaarneming op dezelfde manier (onderschatting) kunnen beïnvloeden, in tegenstelling tot de resultaten van Angrilli et al. (1997), Campbell & Bryant (2007) en Eisen, (2009).

Uit de bovengenoemde onderzoeken is gebleken dat affect de sub-jectieve tijdwaarneming kan beïnvloeden, echter is de precieze richting van positief en negatief affect op tijdwaarneming nog onduidelijk. Een theorie die mogelijk wel een richting van affect op tijdwaarneming kan bieden, is de cor-respondentiehypothese van Phaf en Rotteveel (2015). Deze hypothese stelt dat fluency intrinsiek correspondeert aan positief affect, en disfluency aan negatief affect. In andere woorden wijst deze hypothese aan dat fluency en positief affect net als disfluency en negatief affect dezelfde processen zijn.

(8)

Als dit waar zou zijn kan het huidige onderzoek mogelijk meer helderheid brengen over welke richting positief en negatief affect heeft op tijdwaarnem-ing, aangezien dat nu nog niet precies duidelijk is.

Ook heerst er nog onduidelijkheid over of het gevonden effect van Mathews (2011) wel te wijten is aan fluency. Wellicht kunnen de resultaten van Matthews (2011) ontstaan zijn door het positief affect (toename in liking) dat de deelnemer (onbewust) ervaarde als gevolg van herkenning van de stimuli, in plaats van het effect van herhaling op zich. Om meer duidelijkheid te krijgen over of de gevonden kortere tijdwaarneming van Matthews (2011) wel te wijten is aan fluency, wordt de rol van affect binnen zijn taak in dit onderzoek onderzocht. Wanneer blijkt dat positief affect binnen deze taak in-derdaad leidt tot een kortere tijdwaarneming, zou dit erop kunnen wijzen dat de resultaten van Matthews door herhaling komen. Wanneer positief affect echter een ander effect aanduidt betekent dit dat het effect van Matthews mo-gelijk door iets anders dan herhaling is veroorzaakt. Bekend uit onderzoek van Carr, Rotteveel en Winkielman (2016) is gebleken dat leesbaarheid als vorm van fluency interacteert met affect, maar het is nog onbekend of dit ef-fect ook terug te vinden is binnen tijdwaarneming. Dit efef-fect is geprobeerd te onderzoeken door van Veggel (2015), maar zij vond geen effect van affect omdat haar manipulatie van affect waarschijnlijk te zwak was. Het huidige onderzoek betreft een replicatie van het experiment van van Veggel op een punt na, namelijk dat er een aandachtsvraag zal worden toegevoegd na elke trial, om zo de aandacht van de proefpersoon meer te laten richten op de af-fectieve waarde van de woorden. Uit onderzoek van van Batum (2016) en Carr, Rotteveel en Winkielman (2016) is namelijk gebleken dat dit een suc-cesvolle manier is om de aandacht van de deelnemer bewust te laten richten op de affectieve lading van het woord. Verder zal fluency gemanipuleerd worden door de leesbaarheid van woorden, waar affect gemanipuleerd wordt door het gebruik van positieve, neutrale en negatieve woorden net zoals in het onderzoek van van Veggel (2015).

Doordat in dit onderzoek leesbaarheid als manipulatie wordt gebruikt, zullen er verwachtingen worden opgesteld aan de hand van de misattributie-hypothese (Witherspoon en Allan, 1985). Op basis van deze misattributie-hypothese kan ten eerste worden verwacht dat fluency zal zorgen voor een verlengde

(9)

tijdwaarneming (overschatting) en disfluency zal zorgen voor een verkorte tijdwaarneming (onderschatting). Ten tweede kan op basis van de corre-spondentiehypothese verwacht worden dat ook positieve woorden zullen zorgen voor een kleine overschatting en negatieve woorden voor een kleine onderschatting. Ten derde kan op basis van de correspondentiehypothese worden verwacht dat fluency en positieve woorden zullen zorgen voor de sterkste overschatting en disfluency en negatieve woorden voor de sterkste onderschatting. Daarnaast kan er een verwachting worden opgesteld voor de incongruentie van de tegenovergestelde processen die fluency en negatief af-fect en disfluency en positief afaf-fect omvatten. Zo wordt verwacht dat de com-binatie van fluency - negatief affect en disfluency - positief affect elkaar opheffen waardoor de tijdwaarneming niet overschat noch onderschat zal worden.

Methode Deelnemers

Er hebben 56 deelnemers meegedaan aan het onderzoek tussen de 17 en 37 jaar. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 20.38 jaar, (SD = 3.012). Van de 56 deelnemers waren er 35 vrouw (62.5%) en 21 man (37.5%). De steekproef bestond voornamelijk uit studenten waarvan het merendeel psy-chologiestudent was. Studenten die eerstejaars waren konden voor deelneme een proefpersoonpunt ontvangen. Een inclusiecriterium voor het onderzoek was dat de deelnemers Nederlands als moedertaal hadden. Wanneer dit niet zo was werden de deelnemers van het onderzoek uitgesloten, mits uit het exit-interview bleek dat zij Nederlands even vloeiend konden spreken en be-grijpen als hun moedertaal.

Design

In dit onderzoek zal de invloed van fluency en affect op tijdwaarneming worden onderzocht. Er zijn in het onderzoek drie onafhankelijke variabelen, namelijk fluency (fluency vs disfluency), affect (positief, neutraal en negatief) en tijdsaanbieding (400.1 ms, 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms of 633.4 ms). Het onderzoek zal om deze reden een 2 x 3 x 5 within-subjects repeated-measures design hebben. De afhankelijke variabele is subjectieve

(10)

tijdwaarneming die dichtoom wordt gemeten, waarbij 0 korter is en 1 langer. Om te kijken of aanbiedingstijd (5) x affect (3) x fluency (2) invloed hebben op de waargenomen tijd, zal een repeated measure ANOVA worden uitge-voerd. Wanneer blijkt uit exit-interviews dat er mogelijke outliers zijn door redenen als het niet afmaken van de test, in slaap gevallen, onder invloed van alcohol of Nederlands niet vloeiend kunnen spreken, zullen deze deelnemers niet worden meegenomen in de data-analyse.

Materialen en Apparatuur

Fluency zal gemanipuleerd worden door middel van lettertype, waarbij fluen-cy een makkelijk leesbaar lettertype omvat en disfluenfluen-cy een moeilijk leesbaar lettertype. In de vloeiende is gekozen voor het lettertype Arial, grootte 18, bold, in het zwart (VOORBEELD). In de disvloeiende conditie is gekozen voor Script MT Bold, grootte 18, in het grijs (VOORBEELD) (Carr, Rotteveel & Winkielman, submitted). Affect zal worden geoperationaliseerd door het gebruik van een uitgebalanceerde woordenlijst van Zeelenberg, Wagenmakers en Rotteveel (2006) die origineel uit 288 woorden bestond, maar in het huidige onderzoek is ingekort naar 285 (zie Appendix A). De lijst moest worden ingekort omdat de oefentrials van 18 naar 15 gingen doordat 15 te delen is door 5 en elke aanbiedingstijd in combinatie met affect dan eenmaal voorkomt. De volgende woorden zijn geschrapt, omdat deze woorden de laagste rating hadden met de corresponderende categorie: ’schat’ (positief, rating 4,17), ’fragment’ (neutraal, rating 2.17) en ’beroerd’ (negatief, rating 0.31). De ratings werden beoordeeld op een 7-punts Likert schaal, waarbij 1 'zeer negatief' en 7 'zeer positief' was. Na het schrappen van deze woorden bestond de lijst uit 95 positieve (voorbeelden zijn ’applaus’, ‘beroemd’, ‘cadeau’), 95 neutrale (voorbeelden zijn ’aard’, ‘broek’, ‘condi-tie’) en 95 negatieve woorden (voorbeelden zijn ‘afgang’, ‘boos’, ‘duivel’) bevat. Na de oefentrials bestond de echte taak uit 270 trials, waarbij er twee pauze momenten waren na 90 trials en na 180 trials. Alle combinaties (fluen-cy x affect x tijdsaanbieding) werden op een willekeurige manier aangeboden waarbij alle 270 gepresenteerd werden. De combinaties werden in het mid-den van het scherm weergegeven.

(11)

standaardstimulus ‘XXXXX’, waarbij het aantal x gelijk stond aan de hoev-eelheid letters van de target-stimulus (een positief, neutraal of negatief woord). De standaardstimulus werd voor 516.7 ms aangeboden. Vervolgens werd opnieuw een wit scherm aangeboden (316.9 ms) waarna de target-stimulus random werd aangeboden op vijf aanbiedingstijden (400.1 ms, 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms of 633.4 ms). Hierna moest de deelnemer de keuze maken of de target-stimulus korter (letter ’S’, aangegeven met een blauwe sticker) of langer (letter ‘L’ aangegeven met een gele sticker) was in vergelijking met de standaardstimulus. Het keuzescherm bleef aangeboden tot de deelnemer een keuze had gemaakt. Om de aandacht voor affect te ver-groten werd na het keuze scherm een scherm aangeboden met de vraag ‘wat voor gevoel geeft dit woord je?’ waarbij de deelnemer antwoord kon geven op een likert-schaal van 1 (negatief) tot 7 (positief). Ook dit scherm bleef staan tot de deelnemer antwoord had gegeven. De aanbiedingstijden waren overgenomen van het paradigma uit het onderzoek van Matthews (2011), waarbij de twee kortste en langste aanbiedingstijden waren weggelaten als versimpeling. De reden hiervoor is dat er anders te weinig waarnemingen per aanbiedingstijd zouden zijn. Echter, de aanbiedingstijden in het huidige onderzoek zijn niet exact hetzelfde als in het onderzoek van Matthews (2011), doordat de computerschermen in het UvA lab een refresh rate van 60Hz heb-ben. Dit betekent dat het scherm 60 keer per seconden knippert waardoor precies dezelfde tijden als Matthews (2011) niet haalbaar zijn. Het verschil tussen de exacte en aangepaste tijden is desondanks minimaal, namelijk 0.1, 0.3, 10.7, 1.7 en 21.4 milliseconden. Zie figuur 1 voor een overzicht van de schermen

Figuur 1. Een overzicht van de gebruikte schermen in de taak met de bijbe-horende anbiedingstijd.

(12)

Procedure

Het onderzoek werd uitgevoerd in het lab van de UvA (L2.22) op de roeter-seilandcampus. Voorafgaand aan het onderzoek moesten de deelnemers een informed consent tekenen (zie Appendix B), en een informatiebrochure door-lezen. Vervolgens werd de deelnemer achter een computer geplaatst en kreeg deze instructies van de proefleider. Voordat de taak startte werden de in-structies nogmaals gepresenteerd aan de deelnemers op de computer. Hierbij werd verteld dat het doel van het onderzoek was te kijken hoe goed de deelnemer zou zijn in het onderscheiden van verschillende aanbiedingstijden. Daarnaast werd verteld dat de deelnemer de emotionele betekenis van de woorden moest aangeven. Het onderzoek duurde maximaal 60 minuten. Ge-durende het onderzoek waren er steeds 2 proefleiders aanwezig. Wanneer de deelnemer klaar was met de taak werd er door de proefleider nog een interview afgenomen over het onderzoek (zie Appendix C voor de exit-vragenlijst). Als de deelnemer geïnteresseerd was in de resultaten van het onderzoek kon dit doorgegeven worden aan de proefleider en werd deze op de hoogte gehouden van de onderzoeksresultaten.

Resultaten

In het huidige onderzoek zijn er geen deelnemers geëxcludeerd, en dus zijn de gegevens van alle 56 deelnemers gebruikt voor de data-analyse.

De afhankelijke variabele tijdwaarneming is een dichotome variabele, aangezien deze werd gemeten door een kort-respons of een lang-respons. Deze variabele is omgezet naar gemiddelden met de waarde tussen 0 en 1, waarbij 0 staat voor korter en 1 voor langer. Waarden onder 0.5 geven een onderschatting aan en waarden boven 0.5 een overschatting van de waarge-nomen tijd.

Om te checken of de manipulatie van aandacht is geslaagd en of de woorden emotioneel hebben gewerkt, is er een repeated measures ANOVA uitgevoerd. De aanname van sphericiteit is voor affect geschonden (Mau-chly's W(2) = .18, p < .001). Aangezien de Greenhouse-Geisser waarde kleiner is dan 7.5 is er voor deze correctie gekozen (Field, 2009). Hieruit bleek dat er een significant hoofdeffect was voor affect, F(1.099, 60.46) =

(13)

506.92, p < .001, = .90. Bonferroni post-hoc toetsen lieten zien dat posi-tief affect (M = 2.44, SD = .08) significant verschilde van neutraal affect (M = 4.30, SD = .04) en negatief affect (M = 5.55, SD = .07). Alle p-waardes waren < .001. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de manipulatie van aandacht is geslaagd en dat de woorden emotioneel hebben gewerkt.

Door middel van een repeated measures ANOVA werd getoetst of flu-ency (2) x affect (3) x aanbiedingstijd (5) invloed hadden op de waargenomen tijd. Een overzicht van de gemiddelde scores op de waargenomen tijd is te zien in appendix D. Uit de toetsingsresultaten bleek dat er een significant hoofdeffect was voor fluency op tijdwaarneming, F(1,55) = 10.51, p = .002 = .16. Makkelijk leesbare woorden (fluency) (M = .47, SD = .02) werden relatief overschat ten opzichte van moeilijk leesbare woorden (disfluency) (M = .41, SD = .02). De verwachting was dat fluency zou zorgen voor een over-schatting, en disfluency voor een onderschatting. Uit de resultaten is gebleken dat aan deze verwachting is voldaan. In Tabel 1 zijn de gemiddelde scores en standaarddeviaties van fluency te zien.

Tabel 1.

Proportie Langresponsen Gemiddelden en Standaarddeviaties van Fluency

Voor affect is de assumptie van sphericiteit geschonden, en aangezien de Greenhouse-Geisser waarde van sphericiteit < 7.5 is, is er gebruik gemaakt van de Greenhouse-Geisser correctie (Field, 2009). Uit de toetsingsresultaten bleek dat er een significant hoofdeffect was van affect, F(1.37,110) = 7.14, p = .005 = .12. Positieve woorden (M = .48, SD = .02) werden relatief over-schat ten opzichte van neutrale woorden (M = .44, SD = .02) en negatieve

(14)

woorden (M = .42, SD = .02). Bonferroni post-hoc toetsen lieten zien dat het verschil tussen positief en negatief affect significant was (Mverschil = .60, p < .05). Er is geen significant verschil tussen zowel neutraal affect en positief affect als neutraal affect en negatief affect. De verwachting was dat positieve woorden relatief zouden worden overschat, en negatieve woorden onderschat. Uit de resultaten is gebleken dat aan deze verwachting is voldaan. In Tabel 2 zijn de gemiddeldes en standaarddeviaties van positief, neutraal en negatief affect te zien op tijdwaarneming.

Tabel 2.

Proportie Langresponsen Gemiddelden en Standaarddeviaties van Affect

Voor tijdsaanbieding is de assumptie van sphericiteit geschonden, en is er voor Greenhouse-Geisser gecorrigeerd aangezien deze waarde kleiner is dan 7.5 (Field, 2009). Uit de toetsingsresultaten bleek dat er een significant hoof-deffect was van tijdsaanbieding, F(37.12, 220) = 148.11, p < .001, = .73. "Tijdsaanbieding 1" werd als kortst waargenomen (M = .17, SD = .02), en "tijdsaanbieding 5" werd als langst waargenomen (M = .70, SD = .03). Dit is naar verwachting, gezien "tijdsaanbieding 1" 400.1 ms. duurde en "tijd-saanbieding 5" duurde 633.4 ms. Bonferroni post-hoc toetsen lieten zien dat voor alle verschillen tussen de tijdsaanbiedingen de p-waarde < .001 was.

Voor het interactie-effect tussen fluency en affect is aan de assumptie van sphericiteit voldaan (Mauchly's W(2) = .96, p = .339). Voor het interactie-effect werd verwacht dat fluency en positieve woorden zouden zorgen voor de sterkste overschatting, en disfluency en negatieve woorden voor de sterkste onderschatting. Ook werd verwacht dat fluency en negatieve woorden en

(15)

dis-fluency en positieve woorden elkaar zouden opwegen in het effect op tijdwaarneming. Uit de resultaten is gebleken dat aan de eerste verwachting is voldaan, namelijk makkelijk leesbare (fluency) en positieve woorden zorgden relatief voor de sterkste overschatting, (M = .49, SD = .02) en moeilijk leesbare (disfluency) en negatieve woorden voor de sterkste onderschatting (M = .38, SD = .02). Daarnaast bleek uit een uitgevoerde t-toets dat de gemiddelden voor fluency en negatief affect en disfluency en positief affect niet significant van elkaar verschilden, t(55) = -.12, p = .903. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deze incongruente processen elkaar ophieven en daarmee is aan de tweede verwachting voor het interactie-effect voldaan.

Verder bleek uit de toetsingsresultaten dat het interactie-effect signifi-cant was, F(2, 110) = 3.11, p = .049, = .05. Om te kijken waar het effect precies vandaan komt, is er een simple effects analyse uitgevoerd. Uit de simple effects analyse bleek dat de subjectieve tijdwaarneming van positief affect vergelijkbaar was voor fluency (M = .49, SD = .02) en disfluency (M = .46, SD = .02), p = .101. De subjectieve tijdwaarneming van negatief affect verschilde wel significant tussen fluency (M = .45, SD = .02) en disfluency (M = .38, SD = .02), p < .05. De subjectieve tijdwaarneming van neutraal affect verschilde ook significant tussen fluency (M = .48, SD = .02) en disfluency (M = .41, SD = .02), p < .05. Tot slot bleek uit de simple effects analyse dat bin-nen disfluency positief affect significant verschilde van negatief affect (Mverschil = -.08, p < .001). Ook bleek dat neutraal affect binnen disfluency sig-nificant verschilde van zowel positief (Mverschil = .04, p = .009 ) als negatief affect (Mverschil = -.05, p = .002). Binnen fluency bleek daarentegen dat er geen significant verschil was tussen positief en negatief affect (Mverschil = -.04, P = .139). Ook verschilde neutraal affect niet significant van zowel positief (Mverschil = -.02, p = .358) als negatief affect (Mverschil = .02, p = .222). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er binnen het interactie-effect een effect is van affect binnen disfluency, dat veroorzaakt wordt door negatief affect. In Tabel 3 zijn de gemiddeldes en standaarddeviaties weergegeven van de interacties op tijdwaarneming.

(16)

Tabel 3.

Proportie Langresponsen Gemiddelden en Standaarddeviaties van Fluency en Affect

Discussie

In dit onderzoek is onderzocht wat de invloed is van fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming. Uit de resultaten is gebleken dat er een effect is van fluency, namelijk dat fluency leidt tot een langere subjectieve

tijdwaarneming dan disfluency. Daarnaast is gevonden dat positief affect en negatief affect van elkaar verschilden, waarbij positief affect leidde tot een relatieve overschatting ten opzichte van negatief affect. Verder is gebleken dat fluency en affect met elkaar interacteren, waarbij fluency en positief affect elkaar net zoals disfluency en negatief effect versterken. Dit zorgde relatief voor sterkste overschatting bij fluency en positief affect, en voor sterkste onderschatting bij disfluency en negatief affect. Tot slot bleek dat de tegen-strijdige processen van zowel fluency en negatief affect als disfluency en posi-tief effect elkaar ophieven en resulteerden in vergelijkbare subjectieve

tijdwaarnemingen.

In de inleiding is besproken dat het huidige onderzoek een conceptuele replicatie van het onderzoek van van Veggel (2015) betrof. De resultaten van het huidige onderzoek betreffend fluency zijn in lijn met het onderzoek van Veggel (2015), aangezien daar ook uit kwam dat fluency leidde tot een

(17)

langere tijdwaarneming dan disfluency. Een toevoeging van dit onderzoek op het onderzoek van van Veggel (2015) is dat uit dit onderzoek blijkt dat affect ook invloed heeft op tijdwaarneming. Van Veggel (2015) vond geen resultaat voor affect en gaf als verklaring dat het wellicht mogelijk was dat affect in haar onderzoek vooral onbewust verwerkt werd, en dat de bewuste waarnem-ing van affectieve woorden mogelijk een vereiste is om een effect te vinden. Zij suggereerde om in toekomstig onderzoek te zorgen voor een sterkere ma-nipulatie van affect, zodat de affectieve woorden genoeg aandacht zouden krijgen en meer bewust zouden worden waargenomen. In het huidige onderzoek werd deze affectieve evaluatie geoperationaliseerd door de vraag 'wat voor gevoel geeft dit woord je?' te stellen. De proefpersoon werd

hierdoor geacht om bewust na te denken over de affectieve betekenis van het woord, en moest dit aangeven op een schaal van 1 (heel negatief) tot 7 (heel positief), waarbij 4 neutraal representeerde. Aangezien uit de analyse van de beoordeling van de affectieve waarden van de woorden is gebleken dat posi-tieve, neutrale en negatieve woorden van elkaar verschilden kan gecon-cludeerd worden dat het verhogen van de aandacht door de aandachtsvraag te stellen heeft gewerkt.

Daarnaast is in de inleiding besproken dat een doel van dit onderzoek was om duidelijkheid te scheppen over of de resultaten van Matthews (2011) mogelijk te verklaren zijn door het positief affect dat de proefpersonen ervoeren als gevolg van herhaling dat mogelijk zorgde voor een meer vloeiende verwerking van de stimuli. Als dit zo zou zijn dan had positief af-fect in dit onderzoek moeten leiden tot een onderschatting van tijd. In tegen-deel bleek dat positief affect juist zorgde voor een overschatting van tijd, wat een aanwijzing is voor dat de resultaten van Matthews dat herhaling leidt tot een onderschatting door een mogelijk ander proces dan fluency zijn ontstaan. Het is echter mogelijk dat affect op een andere manier interacteert met leesbaarheid dan met herhaling, waardoor het bij herhaling mogelijk wel tot congruente resultaten met fluency kan leiden. Een suggestie voor vervol-gonderzoek is om te onderzoeken wat de rol van affect binnen het paradigma van Matthews is wanneer herhaling als manipulatie van fluency wordt ge-bruikt in plaats van leesbaarheid.

(18)

overschatting van de subjectieve tijdwaarneming, is hiermee zoals verwacht de misattributiehypothese van Witherspoon en Allan (1985) ondersteund. De resultaten van dit onderzoek zijn daarmee ook in lijn met de resultaten van Corba (2015), Beerepoot (2015) en van Veggel (2015). Aangezien With-erspoon en Allan (1985) niet aangeven welk mechanisme voor het effect van een overschatting zorgt, is het aannemelijk om de aandachtshypothese als verklaring te gebruiken (Lui et al., 2011). Het is het meest waarschijnlijk dat door de gemakkelijke verwerking bij fluency er meer aandacht over is geweest om op de tijd te letten, waardoor de waargenomen tijd als langer werd beoordeeld.

Uit het huidige onderzoek is ook gebleken dat het affect hetzelfde effect teweegbrengt als fluency, waarmee de correspondentiehypothese van Phaf en Rotteveel (2005) theoretisch is ondersteund. In hun onderzoek is deze hy-pothese namelijk gebaseerd op herhaling als vorm van fluency, waardoor deze hypothese niet volledig ondersteund kan worden door onze manipulatie van leesbaarheid. Naast dat affect hetzelfde effect als fluency heeft, is ook geble-ken dat affect interacteert met fluency. Hierbij is er echter alleen een effect gevonden van affect binnen disfluency, dat veroorzaakt is door negatief af-fect. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat door de grotere mate van vloeiendheid bij makkelijk leesbare woorden ervoor heeft gezorgd dat deelnemers meer op de tijd hebben gelet dan op de affectieve waarde van de woorden, waardoor er bij fluency geen effect van affect is gevonde. Disfluen-cy vereiste namelijk een grotere aandacht voor het woord en de emotionele lading doordat het moeilijker te lezen was. Een mogelijke verklaring positief affect niet interacteert met fluency kan zijn dat het effect van de positieve woorden die disvloeiend werden aangeboden sterker is geweest dan het effect van disvloeiendheid, waardoor de gemiddelden van fluency en positief en dis-fluency en positief niet betrouwbaar van elkaar verschilden. Om uit te sluiten of fluency slechts interacteert met negatief affect, zou hier in de toekomst onderzoek naar gedaan moeten worden. Dit zou bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door het interactie-effect van fluency en affect te onderzoeken bij meerdere vormen van fluency, en meer proefpersonen dan in het huidige onderzoek.

(19)

dit onderzoek geen rekening is gehouden met individuele verschillen, terwijl deze er wel zijn. Het is goed mogelijk dat sommige proefpersonen beter zijn in het discrimineren van aanbiedingstijden dan anderen, wat voor een

vertekening in de resultaten zou kunnen zorgen. Het zou zo kunnen zijn dat de meerderheid goed is in het discrimineren van tijd waardoor het gevonden effect van fluency wellicht minder sterk is. Andersom zou het effect sterker kunnen zijn wanneer de meerderheid slecht is in het discrimineren van tijd bijvoorbeeld. Desalniettemin heeft dit onderzoek een redelijk aantal proefper-sonen gehad, waardoor de kans groot is dat dit soort effecten door individuele verschillen uitgebalanceerd zijn en dus geen probleem vormen voor de

toepasbaarheid van de resultaten.

Er kan geconcludeerd worden dat ondanks de beperkingen het onderzoek een meerwaarde heeft geleverd voor het onderzoeksveld van tijdwaarneming. Het onderzoek heeft voortgebouwd op eerder onderzoek door een effect van affect te vinden op tijdwaarneming, die er op lijken te wijzen dat fluency inderdaad binnen het paradigma van Matthews (2011) leidt tot een overschatting, wat de suggestie wekt dat er in de resultaten van Mat-thews (2011) iets anders is gebeurd dat niets met fluency te maken heeft. Als dit zou dat betekenen dat de tegenstrijdigheid over wat het effect van fluency is wellicht meer eenzijdig kan worden en verklaard kan worden door de misattributiehypothese. Daarnaast zijn er in dit onderzoek een aantal sugges-ties gegeven voor vervolgonderzoek om op voort te kunnen bouwen. De re-sultaten ondersteunen de misatrributiehypothese (Witherspoon & Allan, 1985), waarbij aandacht de verklarende factor lijkt te zijn uit de aandachthy-pothese (Lui et al., 2011). Daarnaast wordt de correspondentiehyaandachthy-pothese the-oretisch ondersteund, waaruit geconcludeerd kan worden dat affect net als fluency, een invloed heeft op tijdwaarneming.

(20)

Literatuurlijst

Alter, A. L., & Oppenheimer, D. M. (2009). Uniting the tribes of fluency to form a metacognitive nation. Personality and social psychology re-view.

Angrilli, A., Cherubini, P., Pavese, A., & Manfredini, S. (1997). The in-fluence of affective factors on time perception. Attention, Percep-tion, & Psychophysics, 59(6), 972-982.

Beerepoot, W. (2015). De invloed van perceptuele vloeiendheid en affect op subjectieve tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelor-these). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Campbell, L. A., & Bryant, R. A. (2007). How time flies: a study of nov-ice skydivers. Behaviour research and therapy, 45(6), 1389-1392.

Carr, E. W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (2016). Easy moves: Per-ceptual fluency facilitates approach-related

ac-tion. Emotion, 16(4), 540.

Corba, J. (2015). Perceptual fluency bij de informatieverwerking van af-fectieve stimuli en de effecten op de subjectieve tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Gallistel, C. R., & Gibbon, J. (2000). Time, rate, and conditioning. Psy-chological review, 107(2), 289.

Field, A. P. (2009). Discovering statistics using SPSS. London, England: SAGE

Janata, P., & Grafton, S. T. (2003). Swinging in the brain: shared neural substrates for behaviors related to sequencing and music. Nature

(21)

neuroscience, 6(7), 682-687.

Lui, M. A., Penney, T. B., & Schirmer, A. (2011). Emotion effects on timing: attention versus pacemaker accounts. PloS one, 6(7), e21829.

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: the effects of prior exposure on temporal discrimination, judg-ment, and production. Plos One, 6, 1-7.

McAuley, J. D., & Jones, M. R. (2003). Modeling effects of rhythmic context on perceived duration: a comparison of interval and entrainment approaches to short-interval timing. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 29(6), 1102.

Meck, W. H. (1996). Neuropharmacology of timing and time perception. Cognitive brain research, 3(3), 227-242.

Oppenheimer, D. M. (2008). The secret life of fluency. Trends in cognitive sciences, 12(6), 237-241.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bi-as. Emotion, 5(3), 309.

Reber, R., Winkielman, P., & Schwarz, N. (1998). Effects of perceptual flu-ency on affective judgments. Psychological science, 9(1), 45-48.

Roks, M. (2016). De Invloed van Vloeiende Informatieverwerking op de Sub-jectieve Tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese). Uni-versiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Schwarz, N., Bless, H., Strack, F., Klumpp, G., Rittenauer-Schatka, H., & Simons, A. (1991). Ease of retrieval as information: Another look at the availability heuristic. Journal of Personality and Social

(22)

psychol-ogy, 61(2), 195.

van Batum, F. (2016). De invloed van emotionele woorden op de waarneming van tijd getoetst in een nieuw paradigma (niet gepubliceerde bache-lorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

van Veggel, J. (2015). De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op Sub-jectieve Tijdswaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese). Uni-versiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgments in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13(2), 101-111.

Zajonc, R. B. (1980). Feeling and thinking: Preferences need no inferences. American psychologist, 35(2), 151.

Zeelenberg, R., Wagenmakers, E. J., & Rotteveel, M. (2006). The impact of emotion on perception bias or enhanced processing?. Psychological Science, 17(4), 287-291.

(23)

Appendix A Woorden

Positief Negatief Neutraal

aaien afgang aanbod

aardig agressie aard

applaus akelig arbeid

baat bang aspect

begaafd bedrog beetje

bekwaam berucht bellen

beleefd bitter bizar

beloning blind blinken

beroemd bloed brij

best boos broek

bloei crisis buitenaf

braaf dief cabine

briljant dilemma casino

cadeau dode cent

charmant donderen cijfer

correct donker code

creatief doof comité

dapper drama conditie

deugd dreigend context

elegant driftig delven

engel duister dialoog

feest duivel drankje

fraai dwang drietal

fris falen dronk

gaaf fataal duizend

geliefd fout economie

geluk geslagen evolutie

gerust gevangen feit

geschenk giftig fles

geschikt grauw fractie

gewonnen haat fungeren

gezond herrie gamma

glorie hongerig gewicht

goed hopeloos gloeien

grappig idioot inwendig

gratie jammeren jeep

gratis janken jonker

guitig kaal kalk

gunnen kanker kauwen

handig kapot klappen

held klagen klok

hemels klap kudde

hoera koud lade

hoop kwaal laken

humor kwalijk lied

ideaal kwellen lijn

ijverig kwetsen linnen

jolig lawaai lopend

jong lelijk marine

juweel leugen media

kameraad monster meeuw

(24)

keurig nijdig meten

klasse nood mythe

knap onrust natie

knus ontslaan ontlenen

lach pech oosters

leuk piekeren oppakken

lief pistool opzoeken

luxe plaag orkest

makker plagen persen

moedig puin piano

opgewekt raar pijl

oprecht ramp piloot

paradijs rotzooi premier

perfect ruzie prompt

plus saai reeks

populair schade rivier

pret schande ronde

prima schelden rugzak

royaal schim ruiken

schoon schoft schema

slim slaaf smaak

speels sleur smidse

strelen smerig sparen

succes star stijl

teder stikken stof

triomf stomp straks

troost stress sultan

trots tragisch tante

trouw triest tempo

verzorgd verdomme tent

verzot verraad thee

voldaan verrot tijdig

volmaakt vijandig tijdperk

vredig vuil toezien

vreugde wanhoop totaal

vriend weduwe verblijf

waardig woest vloeien

welkom wraak werkend

wijsheid zeuren wetboek

winst ziekte wetgever

zalig zielig zender

zoen zinloos zoek

(25)

Appendix B

Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beant-woord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar zullen worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn per-soonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Debby den Houdijker (debbyden-houdijker@live.nl; 0629150553). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik mij wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psy-chologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

... ... Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

... ... Naam onderzoeker Handtekening

(26)

Appendix C

Exit interview bij: “ Tijdwaarneming is een kunst “ Proefper-soonnummer: Persoonlijke vragen: 1. Wat is je geslacht? Man/Vrouw 2. Wat is je leeftijd? --- 3. Wat is je woonplaats? ---

4. Studeer je? Zo ja, wat studeer je? Ja/Nee, --- 5. Wat is je moedertaal? ---

6. Heb je alle woorden kunnen lezen? a. Ja

b. Nee, ik ben mijn bril of contactlenzen vergeten mee te ne-men

c. Nee, ik heb een dyslexieverklaring

d. Nee, ik heb niet alle woorden kunnen lezen vanwege ande-re ande-redenen, namelijk:

---

Exit-interview vragen:

(27)

(Omcirkel wat het meest van toepassing is) Moeilijk Makkelijk 1 2 3 4 5 6 7 Vervelend Leuk 1 2 3 4 5 6 7 ZOZ Uitdagend Saai 1 2 3 4 5 6 7 Langdradig Snel gaan 1 2 3 4 5 6 7

8. Hoe lang denk je dat dit onderzoek heeft geduurd? --- Minuten

9. Heb je tijdens het gehele onderzoek je aandacht bij de taak kun-nen houden? Zo niet, vanaf welk moment kon jij je aandacht niet meer bij de taak houden?

---

10. Wat is je opgevallen aan de woorden die werden aangeboden? ---

11. Heb je woorden gezien die emotioneel geladen waren? Zo ja, wel-ke woorden?

(28)

---

12. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillend lettertype wer-den aangebower-den? ---

13. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillende kleuren wer-den aangebower-den? ---

14. Heb je opgemerkt dat de aanbiedingstijd van de woorden verschil-lend was? ---

15. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en het lettertype en kleur waarin het wordt aangebo-den? Zo ja, leg uit welke.

---

16. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en de emotionele lading van de woorden? Zo ja, leg uit welke.

(29)

---

17. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de emotionele lading van een woord en het lettertype en kleur waarin het wordt aangebo-den? Zo ja, leg uit welke.

---

18. Heb je nog aanvullende vragen of opmerkingen die niet aan bod zijn gekomen? ---

(30)

Appendix D (Tabel X)

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Proportie Langresponsen van Fluency, Affect en Aanbiedingstijd.

Fluency Affect Aanbiedingstijd * Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency Positief 1 0.18 0.21 2 0.36 0.24 3 0.50 0.21 4 0.66 0.23 5 0.76 0.21 Neutraal 1 0.21 0.20 2 0.36 0.22 3 0.47 0.19 4 0.63 0.20 5 0.71 0.23 Negatief 1 0.16 0.20 2 0.32 0.25 3 0.46 0.21 4 0.60 0.25 5 0.74 0.22 Disfluency Positief 1 0.20 0.20 2 0.33 0.19 3 0.48 0.20 4 0.60 0.23 5 0.69 0.26 Neutraal 1 0.14 0.17 2 0.24 0.17 3 0.44 0.22 4 0.55 0.23 5 0.67 0.26 Negatief 1 0.12 0.16 2 0.27 0.21 3 0.36 0.23 4 0.49 0.25 5 0.63 0.28

* Aanbiedingstijd 1 = 400.1 ms, aanbiedingstijd 2 = 466.7 ms, aanbiedingstijd 3 = 516.7 ms, aanbiedingstijd 4 = 566.7 ms en aanbiedingstijd 5 = 633.4 ms.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

When looking in more detail at the HPO characteristics, several characteristics can be noticed that have a direct relation with performance management: “The organisation is

The goal of this live study is to evaluate our instrument (the checklist) and its effect on the validation process of a given SRS.. The live study will most notably help

Komplekse strukture, byvoorbeeld ’n kanon in die tenoor met ’n omgekeerde kanon in die pedale terwyl die gospel-melodie daaroorheen gehoor word, maak van ’n prelude soos Just as I am

Mechanistically different from bacterial adhesion, transmission involves adhesion of donor bacteria to a receiver surface and subsequent detachment from the donor

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case see Table

Novel biobased recyclable polymers “going green”is not enough, M.Beljaars, A.A.Broekhuis, H.J.Heeres, F.Picchioni, Biobased Performance Materials symposium 2014, Wageningen,

Therefore, galaxies with compact dust emission would be a key population for understanding the morphological and star formation evolution from star-forming disks to quiescent

Study success is high on the nation HE policy agenda in Norway, and Norway is monitoring student completion and dropout rates through register data, both at