• No results found

Openstaan voor risico's binnen technologische ontwikkelingen : een samenspel van angst en nieuwsgierigheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Openstaan voor risico's binnen technologische ontwikkelingen : een samenspel van angst en nieuwsgierigheid"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Openstaan voor Risico’s binnen Technologische Ontwikkelingen: Een

Samenspel van Angst en Nieuwsgierigheid

Surya R. Sidabutar

Studentnummer: 10642544

Bachelor thesis Sociale Psychologie Begeleid door Alessandra Galli Woordenaantal: 4902

(2)

Abstract

In dit onderzoek met een 2x2 design bij 60 participanten gekeken naar de invloed van nieuwsgierigheid als persoonlijkheidstrek op de relatie tussen toestandsangst en openstaan voor de risico’s van technologische ontwikkelingen. Hiertoe werd bij de experimentele conditie angst gemanipuleerd en bij de controle conditie niet. Participanten in de

experimentele conditie ervoeren meer angst op de nameting, echter verschilden de twee condities niet van elkaar. Verder werd er een effect gevonden van nieuwsgierigheid op risico attitude, maar werd er geen effect gevonden van toestandsangst op risico attitude. Ook werd er geen interactie effect tussen toestandsangst en nieuwsgierigheid gevonden. Er werd daarom geen ondersteuning gevonden voor nieuwsgierigheid als modererende factor in het verband tussen angst en attitude met betrekking tot risicovolle technologische ontwikkelingen.

(3)

Openstaan voor Risico’s binnen Technologische Ontwikkelingen: Een Samenspel van Angst en Nieuwsgierigheid

Stelt u eens voor: u bent na een drukke dag klaar met werken. U begeeft zich naar de ingang van het gebouw waar uw zelfsturende auto al klaar staat. De auto ontgrendelt u met de geïmplanteerde chip in uw linker hand, waarna u instapt en de auto vanzelf naar huis rijdt. In de auto scant u de elektronische tatoeage op uw onderarm en het systeem geeft aan dat u gestrest bent en het cortisol level in uw lichaam aan de hoge kant is. U besluit daarom wat rustgevende muziek te luisteren en aangezien er een geïmplanteerde koptelefoon in uw oren zit, hoeft u slechts op uw telefoon de muziek te selecteren. Eenmaal thuisgekomen stapt u uit, waarna de auto zichzelf parkeert. De voordeur wordt ontgrendeld met dezelfde chip in uw onderarm en na een lange dag ploft u op de bank.

De bovenstaande technologieën zijn momenteel al in ontwikkeling en hoewel technologische vooruitgang veel mogelijkheden biedt, zijn ze zeker niet zonder risico. Een zelfsturende auto ontneemt de controle over het stuur en het implanteren van een onderhuidse chip zou, wanneer dit fout gaat, kunnen zorgen voor verlamming. Of men de keuze maakt met deze ontwikkelingen mee te gaan of zich er van af te zetten, is deels afhankelijk van de

afwegingen die zij maken en de evaluatie van mogelijke uitkomsten (Hoelzl & Loewenstein, 2005; aangehaald in Maner & Gerend, 2007). In het huidige onderzoek zal worden gekeken naar hoe persoonlijkheidstrekken en affect hier een invloed op hebben.

Zoals hierboven is genoemd is bij besluitvorming de evaluatie van verschillende mogelijke positieve of negatieve uitkomsten van belang. Wanneer men een uitkomst als positief en waarschijnlijk ziet, zal men de keuze maken actie te ondernemen; wanneer een uitkomst als negatief en waarschijnlijk wordt gezien, zal men juist risico-vermijdende keuzes maken (Mellers & McGraw, 2001; aangehaald in Maner & Gerend, 2007). Dit kan worden gekoppeld aan de welbekende Regulatory Focus theorie, welke menselijke motivatie tracht te

(4)

verklaren en voorschrijft dat men over het algemeen een naderende (approach) of een vermijdende (avoidance) focus heeft (Higgins, 2000). Volgens deze theorie is het zo, dat mensen die overwegend approach-georiënteerd zijn, gemotiveerd zijn positieve uitkomsten te behalen, terwijl mensen die overwegend avoidance-georiënteerd zijn, gemotiveerd zijn negatieve uitkomsten te vermijden. Op deze manier kan iemands Regulatory Focus invloed hebben op de manier waarop zij beslissingen maken. Dit is ook gebleken uit het onderzoek van Idson, Liberman en Higgins (2004) waarbij participanten met approach-focus meer anticiperen op de mogelijke positieve resultaten van een keuze terwijl participanten met een avoidance-focus juist meer anticipeerden op mogelijke negatieve resultaten. Hieruit volgt dat mensen met een approach-focus ook sneller risico’s zouden nemen dan mensen met een avoidance-focus.

Een persoonlijkheidseigenschap die wordt gerelateerd aan approach en waar in dit onderzoek naar zal worden gekeken is nieuwsgierigheid (Maner & Gerend, 2007).

Nieuwsgierigheid is een fundamenteel aspect van menselijke motivatie. Het wordt

gedefinieerd als het opzoeken van, herkennen van en openstaan voor nieuwe stimuli, kennis en ervaringen. Dit wordt door Kashdan et al. (2009) omschreven als stretching. Daarnaast zorgt nieuwsgierigheid er ook voor dat men bereid is het nieuwe, onzekere en onvoorspelbare karakter van het leven te omarmen, wat wordt omschreven als embracing (Kashdan et al., 2009). Dat nieuwsgierige mensen deze eigenschappen bezitten werd bevestigd in een onderzoek van Kashdan, Sherman, Yarbro en Funder (2013) waarin werd gekeken wat voor gedrag nieuwsgierige mensen in sociale situaties vertoonden. Er werd een overeenstemming gevonden tussen zelf-rapportage, beoordeling van vrienden en ouders en de beoordeling van een onafhankelijke observator: nieuwsgierige participanten vertoonden eigenschappen als onconventioneel denken, een non-kritische en een non-defensieve houding en het hebben van een tolerantie voor angst en onzekerheid. Volgens Silvia (2008) komt dit doordat mensen

(5)

doorgaans twee automatische beoordelingen (appraisals) maken met betrekking tot de omgeving. Ten eerste wordt er beoordeeld of het nieuw, complex en uitdagend is (growth potential), en ten tweede wordt er beoordeeld of men hiermee om zou kunnen gaan (coping potential). Uit onderzoek hiernaar bleek dat mensen die nieuwsgierig zijn verschillen van mensen die niet nieuwsgierig zijn, doordat zij bij nieuwe, onvoorspelbare en onzekere stimuli de inschatting maken er beter mee om te kunnen gaan vergeleken met mensen die in mindere mate nieuwsgierig zijn.

Omdat nieuwsgierige mensen over het algemeen actief op zoek zijn naar nieuwe kennis en ervaringen wordt vaak gerelateerd aan approach-georiënteerd gedrag (Maner & Gerend 2007). Hierdoor volgt uit de Regulatory Focus theorie en het hierboven genoemde onderzoek van Idson, Liberman en Higgins (2004) dat mensen die nieuwsgierig zijn bij het maken van een beslissing ook vaak anticiperen op de mogelijke positieve in plaats van op de negatieve consequenties van een keuze. Dit wordt ondersteund door een onderzoek van Maner en Gerend (2007), waarbij participanten een vragenlijst moesten invullen met betrekking tot risicovol gedrag. Er werden een aantal positieve en negatieve consequenties van het

risicovolle gedrag gegeven, waarvan ze moesten beoordelen in hoeverre ze deze wenselijk of onwenselijk vonden en in hoeverre ze verwachtten dat elk van deze consequenties zouden plaatsvinden. Participanten die hoog scoorden op nieuwsgierigheid waren meer gericht op de mogelijke positieve consequenties van risicovol gedrag en achtten deze ook als

waarschijnlijker dan negatieve consequenties.

Wanneer nieuwsgierige mensen dan de optie krijgen bijvoorbeeld een chip in hun onderarm te implanteren, zou aan de hand van wat hierboven is besproken kunnen worden verwacht dat zij sneller bereid zijn tot het omarmen van de risico’s die hieraan verbonden zijn dan mensen die in mindere mate nieuwsgierig zijn ingesteld. Enerzijds omdat ze openstaan

(6)

voor nieuwe stimuli en ervaringen en deze zelfs opzoeken, anderzijds omdat ze anticiperen op de mogelijke positieve consequenties in plaats van de negatieve.

Vaak is het echter zo, dat men door motivatie en affect bij het maken van een beslissing twee verschillende kanten op wordt getrokken, waarbij men er bijvoorbeeld enerzijds naar verlangt nieuwe mogelijkheden te onderzoeken en er anderzijds op gericht is zichzelf te beschermen tegen gevaar (Maner & Gerend, 2007). Een affectieve staat kan er namelijk voor zorgen dat signalen van gevaar of signalen van kansen in de omgeving sneller worden opgepikt (Schwarz & Clore, 1983; aangehaald in Maner & Gerend, 2007). Op die manier kan ook affect er voor zorgen dat men promote of avoidance focused raakt.

Een voorbeeld van een affectieve staat waarbij men gericht is op zelfbescherming en sneller signalen van gevaar in de omgeving op de voorgrond treden is angst. Door de

avoidance-focus die een staat van angst bij iemand naar boven brengt, is het volgens de Regulatory Focus theorie zo dat mensen die zich angstig voelen bij het maken van een beslissing meer anticiperen op mogelijke negatieve uitkomsten in plaats van de positieve uitkomsten (Idson, Lieberman & Higgins, 2004). Dit bleek ook uit een onderzoek van Shepperd, Grace, Cole en Klein (2005) waar participanten een test maakten en terwijl ze op de uitslag aan het wachten waren een kopje koffie te drinken kregen. Hoe meer participanten de lichamelijke spanning die ze voelden, toeschreven aan de invloed van koffie in plaats van aan angst, hoe optimistischer ze waren over de uitslag van de test. Hieruit volgt dat hoe angstiger men zich voelde, hoe pessimistischer ze zijn over de mogelijke uitslag. Zo bleek ook uit een onderzoek van Maner en Gerend (2007), waar naar voren kwam dat mensen die zich angstig voelden meer gericht waren op de negatieve consequenties van risico gedrag en de kans hierop ook als hoger inschatten dan de kans op positieve consequenties. Dit werd ondersteund in een ander onderzoek waar participanten die zich angstig voelden meer

(7)

pessimistische risico inschattingen en meer risico vermijdende keuzes maakten dan participanten die zich boos of blij voelden (Lerner & Keltner, 2001).

Uit wat hierboven is besproken volgt dat mensen met een nieuwsgierige

persoonlijkheid, en dus een approach-focus, sneller bereid zouden kunnen zijn tot het nemen van risico’s en beter om kunnen gaan met een staat van onzekerheid dan mensen die in mindere mate nieuwsgierig zijn aangelegd. Het is desondanks echter niet onwaarschijnlijk dat ook nieuwsgierige mensen wel eens worden gevat door onzekerheid en daardoor in bepaalde mate angst ervaren, wat avoidance-gedrag teweegbrengt. Op dat soort momenten worden zij door de approach-focus die gerelateerd is aan nieuwsgierigheid en de avoidance-focus die gerelateerd is aan angst twee kanten op getrokken. In een onderzoek van Kashdan en Roberts (2004) werd gekeken naar de rol die nieuwsgierigheid en sociale angst hebben bij het vormen van een band binnen sociale interactie, aangezien nieuwsgierigheid hier doorgaans een positieve invloed op heeft. Uit het onderzoek bleek dat dit inderdaad zo was:

nieuwsgierigheid had een positieve invloed had op de mate van aantrekking en intimiteit. Dit was echter alleen zo voor participanten die laag scoorden op sociale angst. Voor hoge scores op sociale angst verzwakte de positieve relatie tussen nieuwsgierigheid en de kwaliteit van de band.

Aangezien zowel motivatie als affect invloed heeft op het beslissingsproces is het interessant om te kijken in hoeverre affect dat avoidance-gedrag teweegbrengt mensen met een approach-focus er van weerhoudt risico’s te nemen. Tot op heden is er nog geen onderzoek gepubliceerd dat deze relatie heeft geschetst. Specifiek zal binnen dit onderzoek worden gekeken in hoeverre mensen die verschillen in nieuwsgierigheid en de mate waarin ze zich angstig voelen, bereid zijn risico’s te omarmen die verbonden zijn aan technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld het plaatsen van implantaten, chips of elektrodes om het

(8)

als moderator dient in het verband tussen angst en risico nemen, waarbij het verband hiertussen verzwakt naarmate men meer nieuwsgierig is.

Om dit te onderzoeken was er bij de huidige studie sprake van een controle en een experimentele conditie. De twee condities doorgingen dezelfde procedure, echter werd er in de experimentele conditie angst gemanipuleerd en in de controle conditie niet. Verder werd gekeken in hoeverre men een nieuwsgierige persoonlijkheid had, in hoeverre men angst ervaarde voor en na de manipulatie en in hoeverre men openstond voor de risico’s van technologische ontwikkelingen. Er werd ten eerste verwacht dat participanten in de

experimentele conditie als gevolg van de manipulatie hoger scoorden op angst bij de nameting dan participanten in de controle conditie. Ten tweede werd verwacht dat hoe hoger men scoorde op angst, hoe lager men zou scoren op risico attitude. Ten slotte werd verwacht dat dit negatieve verband zou worden verzwakt naarmate men hoger scoorde op

nieuwsgierigheid.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden honderd participanten mee, waarvan 29 mannen en 31 vrouwen. Eerstejaars psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam werden beloond met een halve participatiepunt; anderen participeerden vrijwillig.

Materiaal

State and Trait Anxiety Index. Een Nederlandse vertaling van de State and Trait Anxiety Inventory (STAI) (Van der Ploeg, Defares & Spielberger, 2000), werd gebruikt om angst te meten. De vragenlijst bestaat uit 20 items die angstdispositie meten (“Ik raak helemaal gespannen en in beroering als ik denk aan mij zorgen van de laatste tijd”) en 20

(9)

items die toestandsangst meten (“Ik voel me kalm”, “Ik voel me nerveus”). Er werd een 4-punt Likertschaal gebruikt, waarbij 1 = geheel niet en 4 = zeer veel. De somscore per domein kan worden berekend door de scores per item bij elkaar op te tellen, waardoor er per domein een minimale score van 20 is en een maximale score van 80. De STAI is een veelgebruikt, valide en betrouwbaar meetinstrument.

Curiosity and Exploration Inventory II. Een Nederlandse vertaling van de Curiosity and Exporation Inventory II (Kashdan et al., 2009), werd gebruikt om nieuwsgierigheid te meten. De vragenlijst bestaat uit 13 items en meet individuele verschillen in het opzoeken van nieuwe kennis en ervaringen (Stretching) en in het omarmen van het onzekere en

onvoorspelbare karakter van het alledaagse leven (Embracing). Voorbeeld items zijn “Ik bekijk uitdagende situaties als een kans om te groeien en leren” en “Ik zoek actief naar zo veel mogelijke informatie in een nieuwe situatie”. Er werd een 5-punt Likertschaal gebruikt, waarbij 1 = nauwelijks/helemaal niet en 5 = heel erg. Uit onderzoek van Kashdan et al. (2009) is gebleken dat de CEI-II een betrouwbaar en valide meetinstrument is.

Behavioral Inhibition Scale/Behavioral Activation Scale. Er werd gebruik gemaakt van een Nederlandse vertaling van de Behavioral Inhibition Scale (BIS)/Behavioral Activation Scale (BAS) (Carver & White, 1994). De vragenlijst bestaat uit 24 items. Er zijn vier

domeinen, namelijk BIS, BAS drive, BAS fun seeking en BAS reward responsiveness.

Voorbeeld items zijn “Als ik iets zie, zal ik er gewoonlijk alles aan doen om dit te krijgen” en “Ik pieker wel eens over het maken van fouten” en konden worden beantwoord op een 4-punts Likertschaal, waarbij 1 = helemaal mee eens en 4 = helemaal mee oneens. Uit het onderzoek van Carver en White (1994) blijkt dat de BIS/BAS een betrouwbaar en valide meetinstrument is.

Regulatory Focus Questionnaire. Er werd gebruik gemaakt van een Nederlandse vertaling van de Regulatory Focus Questionnaire (RFQ) (Higgins, Friedman, Harlow, Idson

(10)

& Ayduk, 2001). De vragenlijst bestaat uit 11 items die twee domeinen meten. Domein één meet in hoeverre men er over het algemeen op gericht is de huidige staat te verbeteren (Promotion) en domein twee meet in hoeverre men er over het algemeen op gericht is de huidige staat niet te laten verslechteren (Prevention). Voorbeeld items voor beide domeinen zijn “Doe je het vaak goed op verschillende dingen die je uitprobeert?” en “Hoe vaak heb je in je kinderjaren iets gedaan wat jouw ouders niet tolereerden?”. De items konden worden beantwoord op een 5-punts Likertschaal, waarbij 1 = nooit/zelden en 4 = erg vaak. Onderzoek van Higgins et al. (2001) heeft aangetoond dat de RFQ een betrouwbaar en valide

meetinstrument is.

Domain Specific Risk-Taking Scale. Drie aspecten van risico nemen werd gemeten met behulp van de Domain Specific Risk-Taking Scale (DOSPERT) (Blais & Weber, 2006). De DOSPERT meet (1) hoe waarschijnlijk het is dat een participant risicovol gedrag zou uitvoeren, (2) in hoeverre participanten iets als risicovol beschouwt en (3) in hoeverre participanten denken dat er voordelen zijn wanneer ze het gedrag zouden uitvoeren. De vragenlijst bevatte items die implanteerbare technologie beschreven en items die

niet-implanteerbare technologie beschreven. In totaal werden er tien voorbeelden gegeven en kon men hun waarschijnlijkheid, risico perceptie en verwachte voordelen beantwoorden op een 7-punt Likertschaal (Appendix A). Er werd een risico attitude coëfficiënt berekend voor beide domeinen door de regressie coëfficiënten van schaal (2) en schaal (3) als voorspellers van schaal (1) samen te voegen.

Procedure

De studie werd omschreven als een onderzoek naar de invloed van beweging op individuele voorkeuren. Participanten namen één voor één deel aan het onderzoek en werden op willekeurige basis toegewezen aan de controle of experimentele conditie. Bij binnenkomst

(11)

werd de participanten gevraagd een aantal vragenlijsten in te vullen, waaronder de STAI en de CEI-II. Vervolgens werd ze gevraagd op de gang te wachten totdat één van de onderzoekers ze kwam halen. Bij participanten in de experimentele conditie werd daarna op de gang een masker en een blinddoek opgedaan en begeleid naar de tweede kamer. In het midden van de kamer werd ze gevraagd een rondje te draaien. Wanneer zij met hun gezicht richting de laptop stonden, vroeg één van de onderzoekers hen vooruit te lopen tot ze het woord ‘stop’ hoorden, waarna ze het masker af mochten doen. Ze vulden vervolgens nogmaals de STAI vragenlijst in en daarnaast vulden ze ook de DOSPERT in. Participanten in de controle conditie

ondergingen dezelfde procedure, echter werd er bij hen geen masker en blinddoek opgedaan.

Data Analyse

Om te controleren of er geen verschillen waren tussen beide groepen op de voormeting werd gebruik gemaakt van en Chi-kwadraat toets en onafhankelijke t-toetsen. Om te kijken of de experimentele manipulatie geslaagd werden vervolgens de scores op het toestandsangst onderdeel van de STAI vragenlijst voor beide condities op de voor en nameting vergeleken met behulp van een repeated measures variantie analyse (ANOVA). Voor modererende en mediërende effecten werd getoetst met behulp van model 14 van PROCESS.

Resultaten

Aan het onderzoek hebben 60 participanten meegedaan. Er was geen sprake van uitval of incomplete metingen, waardoor alle gegevens zijn meegenomen in de analyses. Bij alle toetsen die zijn uitgevoerd is een significantieniveau van 0,05 gehanteerd.

(12)

Verschillen Tussen Groepen op de Voormeting

Om te controleren of mannen en vrouwen gelijk verdeeld waren over de condities werd over deze data een Chi kwadraat toets uitgevoerd. In de controle conditie zaten 18 mannen en 12 vrouwen en in de experimentele conditie zaten 11 mannen en 19 vrouwen. Aan assumpties van de grootte van de steekproef en onafhankelijkheid van data werd voldaan. Mannen en vrouwen waren gelijk verdeeld over beide condities, χ² (1) = 3,27, p = 0,120. Om te controleren of er geen verschillen waren tussen participanten met betrekking tot leeftijd en scores op de BIS/BAS, CEI, RFQ en de STAI werd over deze data een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Voor de variabele leeftijd bleek uit de Shapiro-Wilk t-toets en Levene’s test dat aan zowel de assumptie van normale verdeling als aan de assumptie van gelijkheid van varianties niet was voldaan. Ook voor een aantal onderdelen van de BIS/BAS vragenlijst (BIS, BAS Drive en BAS Reward Responsiveness), het Prevent onderdeel van de RFQ vragenlijst en voor de STAI werd niet aan de assumptie van normale verdeling voldaan. Er werd voor het analyseren van deze variabelen daarom gebruik gemaakt van de Mann-Whitney test. Er bleek dat participanten in de controle conditie gemiddeld hoger scoorden (M = 23,93, SD = 3,19) op het Promote onderdeel van de RFQ vragenlijst dan participanten in de experimentele conditie (M = 22,23, SD = 2,85), t(58) = 2,18, p = 0.034. De participanten verschilden niet op de andere variabelen (Tabel 1).

Tabel 1

Gemiddelde Somscores (Gem), Standaarddeviaties (SD), t-toets (t) en Mann-Whitney (U) teststatistieken en bijbehorende p-waardes voor leeftijd, BIS/BAS, CEI, RFQ en STAI op de voormeting Conditie Gem SD t(58) p U p Controle 22,10 1,936 Leeftijd - - 522.500 p = 0,277 Experimenteel 23,07 2,888 Controle 10,20 2,670 BASDrive - - 464.500 p = 0,829 Experimenteel 10,30 2,277 Controle 10,03 2,606 BASFunseeking -0,77 p = 0.446 - -

(13)

Experimenteel 10,60 3,092 Controle 13,03 5,143 BASRewardresponsiveness - - 406.600 p = 0.512 Experimenteel 12,53 5,277 Controle 18,00 4,367 BIS - - 48600 p = 0,593 Experimenteel 18,73 4,756 Controle 17,20 4,029 CEI Stretching 0,10 p = 0,919 - - Experimenteel 17,10 3,566 Controle 13,83 4,864 CEI Embracing -1,03 p = 0,307 - - Experimenteel 15,10 4,656 Controle 23,93 3,194 RFQ Promote 2,17 p = 0,034 - - Experimenteel 22.23 2,849 Controle 16,50 5,070 RFQ Prevent 0,251 p = 0,803 - - Experimenteel 16,17 5,227 Controle 40,47 7,162 STAI Trait - - 435.000 p = 0,824 Experimenteel 40,60 7,811 Controle 34,47 9,224 STAI State - - 423000 p = 0,689 Experimenteel 33,80 8,410 Manipulatiecheck

Om te controleren of de experimentele manipulatie geslaagd was en participanten in de experimentele conditie na de manipulatie meer angst ervoeren werd een variantie analyse (mixed ANOVA) uitgevoerd over de gemiddelde scores op het toestandsangst domein van de STAI (Tabel 2). Er was hier sprake van één tussen-deelnemers variabele conditie (controle vs. experimenteel), één binnen-deelnemers variabele meetmoment (voor vs. na) en één

afhankelijke variabele, namelijk score op het toestandsangst onderdeel van de STAI

vragenlijst. Uit de Shapiro-Wilk toets bleek dat voor scores op de nameting aan de assumptie van normale verdeling was voldaan. De scores op de voormeting waren voor zowel de

controle conditie, W(30) = 0,927, p = 0,041 als de experimentele conditie, W(30) = 0,929, p = 0,045 niet normaal verdeeld. Er werden geen outliers in de data gevonden en na inspectie van de Q-Q en P-P grafieken is er besloten de variantie analyse voort te zetten.

(14)

Tabel 2

Gemiddelde Somscores en Standaarddeviaties (SD) op toestandsangst voor de controle groep en de experimentele groep op de voormeting en nameting

Conditie Gemiddelde SD Controle 34,47 9,222 Voormeting Experimenteel 33,80 8,409 Controle 36,43 8,760 Nameting Experimenteel 41,43 11,000

Er was sprake van een significant hoofdeffect voor meetmoment, F(1) = 16,649, p < 0,001, r = 0,47 terwijl het effect voor conditie niet significant was, F(1) = 1,041, p = 0,312, r = 0,98. Wel was er sprake van een significant interactie-effect tussen meetmoment en

conditie, F(1) = 5,801, p = 0,019, r = 0,30. Dit interactie effect houdt in dat het verschil in de gemiddelde toestandsangst scores tussen de meetmomenten afhing van de conditie waarin men zat. Hierbij scoorden de condities gemiddeld gelijk op de voormeting, maar was er bij de experimentele conditie een sterkere stijging in angst scores tussen de voor en nameting dan bij de controle conditie. De overlappende betrouwbaarheidsintervallen en een onafhankelijke t-toets t(58) = -1,947, p = 0,057, r = 0,25, laten echter zien dat ook op de nameting er geen verschil was tussen de groepen (Figuur 1). Dit wijst er op dat, door de manipulatie, angstscores stegen bij de experimentele conditie, maar dat er bij de controle conditie onbedoeld ook een toename in angst plaatsvond, waardoor de groepen niet van elkaar verschilden op de nameting. Dit is niet in lijn met de verwachtingen.

(15)

Figuur 1. Gemiddelde somscores per meetmoment en groep inclusief gecorrigeerde betrouwbaarheidsintervallen

Hoofdanalyse

Hoewel er na de manipulatie geen verschil was in angst tussen beide groepen is er voor gekozen de data nader te analyseren en om verdere effecten te onderzoeken. Om te kijken welke variabelen risico attitude voorspelden werden er twee lineaire regressie analyses uitgevoerd (methode: ENTER) waar bij het eerste model de risico attitude coëfficiënt voor implanteerbare technologie (E_RA) de afhankelijke variabele was en bij het tweede model de risico attitude coëfficiënt voor niet-implanteerbare technologie (NE_RA). De variabelen groep, toestandsangst op de nameting en beide componenten van de CEI (Stretching en Embracing) werden toegevoegd als onafhankelijke variabelen. Uit de output bleek dat aan de assumpties van multicollineariteit, homoscedasticiteit en onafhankelijkheid van residuen was voldaan.

(16)

In het eerste model waarbij E_RA de afhankelijke variabele was, bleek dat het

Embracing component van de CEI vragenlijst een significante voorspeller was t(55) = 2,68, p = 0,010. Hetzelfde bleek voor toestandsangst, t(55) = 2,02, p = 0,048. Zowel groep, t(55) = -0,74, p = 0,462, als CEI Stretching, t(55) = -1,12, p = 0,267, was geen significante

voorspeller. In het tweede model voorspelde geen enkel van de onafhankelijke variabelen NE_RA significant, p > 0,105.

Om te onderzoeken of nieuwsgierigheid een modererend effect had op het verband tussen toestandsangst en E_RA werd in het PROCESS programma model 14 van Hayes (2013) toegepast. De gemiddelde scores per conditie op E_RA staan in Tabel 3. Hierbij was groep de onafhankelijke variabele X, E_RA de afhankelijke variabele Y, toestandsangst op de nameting de mediator M en CEI Embracing de moderator V (Afbeelding 1A).

Afbeelding 1. Conceptueel (A) en statistisch model (B) van het onderzochte indirecte effect, waarbij X = groep, Y = E_RA, M = toestandsangst en V = CEI Embracing

Tabel 3

Gemiddelde Somscores en Standaarddeviaties (SD) op E_RA voor de controle groep en de experimentele groep

Conditie Gemiddelde SD

Controle -0,03 0,794

E_RA

(17)

Uit de analyse bleek dat er een significant effect was van CEI Embracing op E_RA (b2, Afbeelding 1B), b = 0,054, 95% CI [0,011; 0,097], t(55000) = 2,49, p = 0,016. Verder werden er twee trends gevonden, namelijk het effect van groep op toestandsangst (a1, Afbeelding 1B), b = 5,0, 95% CI [-0,227; 10,227], t(58000) = 1,91, p = 0,061, en het effect van toestandsangst op E_RA (b1, Afbeelding 1B), b = 0,021, 95% CI [-0,003; 0,046], t(55000) = 1,75, p = 0,086. Daarnaast was het directe effect van groep (c’, Afbeelding 1B) niet significant, b = -0,107, 95% CI [-0,567; 0,352], t(55000) = -0,47, p = 0,642. Tot slot was het interactie effect tussen de mediator toestandsangst en de moderator CEI Embracing (b3, Afbeelding 1B) niet significant, b = 0,001, 95% CI [ 0,005;0,003], t(55000) = 0,57, p = -0,570, wat ook niet in lijn was met de verwachtingen.

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken in hoeverre mensen die verschillen in

nieuwsgierigheid en de mate waarin zij angst ervaren, bereid zijn tot het omarmen van de risico’s die verbonden zijn aan technologische ontwikkelingen. Uit de resultaten is gebleken dat geen van de verwachtingen kon worden bevestigd. Er werd namelijk ten eerste geen relatie gevonden tussen de conditie waarin men zat en de mate waarin zij angst ervoeren: participanten in de controle conditie waren even angstig na de manipulatie als participanten in de experimentele conditie. Daarnaast werd ook gevonden dat de mate waarin participanten angst ervoeren er niet voor zorgde dat zij meer of minder open stonden voor risicovolle technologische ontwikkelingen. Wel werd gevonden dat het Embracing component van nieuwsgierigheid hieraan gerelateerd was: participanten die er van nature toe in staat waren het nieuwe, onzekere en onvoorspelbare karakter van het leven te omarmen, stonden meer open voor risicovolle technologische ontwikkelingen. Dit gold echter alleen voor

(18)

koptelefoon of het plaatsen van een ontgrendelingschip. Tot slot had het Embracing component geen invloed op de relatie tussen toestandsangst en het openstaan voor implanteerbare technologische ontwikkelingen. Er werd in dit onderzoek daarom geen ondersteuning gevonden voor de gestelde hypothese, namelijk dat nieuwsgierigheid als modererende factor dient binnen de relatie tussen angst en het openstaan voor risico’s.

Hoewel er geen eerder onderzoek is gepubliceerd dat de relatie tussen toestandsangst, nieuwsgierigheid en attitude met betrekking tot risicovolle technologische ontwikkelingen heeft geschetst, komen bovenstaande resultaten ook niet overeen met de resultaten van een aantal eerder genoemde onderzoeken die de constructen apart hebben onderzocht.

Bovenstaande resultaten komen bijvoorbeeld niet overeen met de resultaten van het onderzoek van Lerner en Keltner (2001), waaruit bleek dat participanten die zich angstig voelden meer risico vermijdende en pessimistische risico inschattingen maakten dan

participanten die zich boos of blij voelden. De resultaten komen gedeeltelijk overeen met de resultaten uit het onderzoek van Marend en Gerend (2007) waaruit bleek dat participanten die hoog scoorden op nieuwsgierigheid ook meer gericht waren op positieve consequenties van risicovol gedrag en deze ook als waarschijnlijker inschatten dan participanten die laag

scoorden op nieuwsgierigheid. In het huidige onderzoek werd slechts ondersteuning gevonden voor de invloed van een bepaald soort nieuwsgierigheid op risico attitude, namelijk het

omarmen van onzekerheid, nieuwigheid en onvoorspelbaarheid. Ook werd er in het huidige onderzoek geen interactie effect gevonden tussen toestandsangst en nieuwsgierigheid, wat in het onderzoek van Kashdan en Roberts (2004) wel het geval was. Dit wijst er op dat er geen relatie bestaat tussen angst, nieuwsgierigheid en het openstaan voor risico’s bij technologische ontwikkelingen, echter zijn er een aantal punten waarin het onderzoek tekort schiet.

Een eerste tekortkoming binnen dit onderzoek is dat de manipulatie van angst geen verschil maakte. Hoewel participanten in de experimentele conditie wel meer angst ervoeren

(19)

na de manipulatie, ervoeren participanten in de controle conditie onbedoeld ook meer angst. Het resultaat hiervan was dat er geen verschil was tussen de twee groepen in hun scores op de angstvragenlijst, waardoor de onafhankelijke variabele groep in het model (x, Afbeelding A1) wegviel.

Daarnaast was de manipulatie mogelijk ook niet sterk genoeg was. Bij het

toestandsangst domein van de STAI vragenlijst is de minimum score 20 en de maximum score 80. Beide condities scoorden echter aan de lage kant op de nameting, namelijk 36 bij de controle groep en 41 bij de experimentele groep. Terugkoppelend naar de Regulatory Focus theorie, kan het zo zijn dat men pas een avoidance focus krijgt wanneer angst in sterkere mate aanwezig is. Aangezien beide condities niet in sterke mate angst ervoeren, kan het zo zijn dat er daardoor geen effect was op de mate waarin men openstond voor risicovolle technologische ontwikkelingen en er daarom ook geen significant modererend effect van nieuwsgierigheid werd gevonden. Om dit bij vervolgonderzoek te ondervangen wordt aangeraden een andere manipulatie van angst te gebruiken.

Een ander kritiekpunt heeft te maken met de statistische power van het onderzoek. Er van uitgaande dat het onderzochte effect bestaat in de populatie en de nulhypothese in werkelijkheid niet waar is, kunnen er twee dingen gebeuren (Wilson VanVoorhis & Morgan, 2007). Ten eerste kan het zijn dat de gevonden resultaten de nulhypothese niet ondersteunen, wat men statistische power noemt en wat inhoudt dat de test er toe in staat is een effect te detecteren wanneer deze in de werkelijkheid ook bestaat. Ten tweede kan op basis van de data de nulhypothese onterecht worden aangenomen, wat men een type II fout noemt. Wanneer de statistische power te laag is, verhoogt dit automatisch de kans op een type II fout. De

statistische power van een onderzoek kan worden verhoogd door een hoog aantal

participanten te werven, aangezien grote steekproeven een accuratere representatie zijn van de onderzochte populatie dan kleine steekproeven (Cronbach, Gleser, Nanda & Rajaratnam,

(20)

1972; aangehaald in Wilson VanVoorhis & Morgan, 2007). Een vuistregel voor het aantal benodigde participanten bij een regressie analyse met individuele voorspellers is N > 104 + aantal voorspellers (Green, 1991; aangehaald in Wilson VanVoorhis & Morgan, 2007). Aangezien in het huidige onderzoek slechts 60 participanten zijn geworven, was de statistische power aan de lage kant en kan het zijn dat er daarom geen significant indirect effect van groep op risico attitude via angst en nieuwsgierigheid werd gevonden. Voor

volgend onderzoek zou het daarom raadzaam zijn meer participanten te werven en daarmee de power te verhogen.

In het huidige onderzoek is er geen ondersteuning gevonden voor een interactie tussen angst en nieuwsgierigheid met invloed op de mate waarin men openstaat voor het nemen van risicovolle beslissingen. Echter wordt er wel voortgebouwd op de al bestaande literatuur over de invloed van nieuwsgierigheid alleen. Mogelijk wordt in de toekomst duidelijker hoe de verschillende mechanismen een rol spelen bij het openstaan voor risicovolle beslissingen.

(21)

Literatuurlijst

Blais, A.-R., & Weber, E. U. (2006). A Domain-Specific Risk-Taking (DOSPERT) scale for adult populations. Judgment and Decision Making, 1(1), 33-47.

Carver, C. S., & White, T. L. (1994). Behavioral inhibition, behavioral activation, and affective responses to impending reward and punishment: The BIS/BAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 67(2), 319-333.

Hayes, A. F. (2013). An introduction to mediation, moderation, and conditional process analysis: A regression-based approach. New York, NY: Guilford Press.

Higgins, E. T. (2000). Making a good decision: Value from fit. American Psychologist, 55, 1217-1230.

Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31, 3-23.

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2004). Imagining how you’d feel: The Role of motivational experiences from regulatory fit. Personality and Social Psychology Bulletin, 30(7), 926-937.

Kashdan, T. B., Gallaghar, M. W., Silvia, P. J., Winterstein, B. P., Breen, W. E., Terhar, D., & Steger, M. F. (2009). The curiosity and exploration inventory-II: Development, factor structure, and psychometrics. Journal of Research in Psychology, 43, 987-998. Kashdan, T. B., & Roberts, J. E. (2004). Trait and state curiosity in the genesis of intimacy:

Differentiation from related constructs. Journal of Social and Clinical Psychology, 23(6), 792-816.

Kashdan, T. B., Sherman, R. A., Yarbro, J., & Funder, D. C. (2013). How are curious people viewed and how do they behave in social situations? From the perspectives of self, friends, parents, and anacquainted observers. Journal of Personality, 81(2), 142-154.

(22)

Lerner, J. S., & Keltner, D. (2001). Fear, anger, and risk. Journal of Personality and Social Psychology, 81(1), 146-159.

Maner, J. K., & Gerend, M. K. (2007). Motivationally selective risk judgments: Do fear and curiosity boost the boons or the banes? Organizational Behavior and Human Decision Processes, 103, 256-267.

Shepperd, J. A., Grace, J., Cole, L. J., & Klein, C. (2005). Anxiety and outcome predictions. Personality and Social Psychology Bulletin, 31(2), 267-275.

Silvia, P. J. (2008). Appraisal components and emotion traits: Examining the appraisal basis of trait curiosity. Cognition and Emotion, 22(1), 94-113.

Van der Ploeg, H. M., Defares, P. B., & Spielberger, C. D. (2000). Handleiding bij de Zelfbeoordeling Vragenlijst, ZBV: Een Nederlandse bewerking van de Spielberger State-Trait-Anxiety- Inventory, STAI-DY. Lisse, Swets en Zeitlinger.

Wilson VanVoorhis, C. R., & Morgan, B. L. (2007). Understanding power and rules of thumb for sample sizes. Tutorials in Quantitative Methods for Psychology, 3(2), 43-50.

(23)

Appendix A Domain Specific Risk Taking-Scale

Item Domein 1 Domein 2 Likelihood Perception Expected

Benefits 1 Het dragen van

een interne koptelefoon Het aanschaffen van een huisrobot Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 2 Elektrode in je brein implanteren om kennis te kunnen upgraden Het aanschaffen van een auto

die emoties begrijpt en daarop kan inspelen Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 3 Elektronische tatoeage laten zetten die informatie van het lichaam controleert en doorstuurt Een scanner gebruiken die de nutritionele waarde van eten scant Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 4 Implantaten in de erogene zones laten plaatsen voor seksueel genot Rijden in een zelfsturende auto Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 5 Een chip onder

de huid laten plaatsen om eigendom te ontgrendelen zonder sleutels Persoonlijke informatie afstaan voor automatische gezichtsherke nning als veiligheidsma atregel Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal: 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Specifiek voor ondernemingen met een technologische basis is duidelijk gemaakt waarom technologische ontwikkelingen voor onzekerheid zorgen, met welke methoden en bronnen

- In slechts één onderzoeksgebied zijn in het jaar voorafgaand aan de SWOV -metingen meer dan zes geplande, aselecte alcoholcontroles per 100.000 inwoners uitgevoerd, in

In summary, sequence formation in the Pause and No-Pause sequences together, relative to the Control sequence, implicated a large bilateral cortico-subcortical network

Franken &amp; Vaartjes reported 6 minutes needed to reach a stable flow rate in a multi-infusion set-up after flow rate doubling of one pump from 5.0 – 10.0 ml/h [14].. This

the change in stress state in a situation of bending over a tool radius caused by a normal stress at the contact must not be ignored in an analysis. Nevertheless, more research is

Julia wordt plotseling wakker door een geluid in haar kamer en ziet er grie- zelige schaduwen.. Simon heeft bij het spelen drie keer op een

4 Als een autono- me drone beslissingen neemt die de bestuurder niet kon voor- zien of kan beïnvloeden, kan aansprakelijkheid mogelijk ver- schuiven naar de verkoper of fabrikant,

Voor een vervolgonderzoek wordt aanbevolen om gerichtere secundaire data te zoeken en te analyseren om vast te kunnen stellen wat de impact is van de technologische