• No results found

Angst, boosheid en framing : wat vinden mensen van overheidsingrijpen tegen IS? : een onderzoek naar de invloed van framing en de modererende rol van emoties op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen in de situ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Angst, boosheid en framing : wat vinden mensen van overheidsingrijpen tegen IS? : een onderzoek naar de invloed van framing en de modererende rol van emoties op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen in de situ"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Angst, boosheid en framing: Wat vinden

mensen van overheidsingrijpen tegen IS?

Een onderzoek naar de invloed van framing en de modererende rol van emoties op

de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS.

Lieke Bos

10747087

Universiteit van Amsterdam, Communicatiewetenschap

Bachelor thesis

Begeleidend docent: Annemarie van Oosten

Woorden: 7834

(2)

1 Inhoudsopgave Samenvatting 2 Inleiding 3 Theoretisch kader 5 Framing 5 Framing effect 5

De effecten van nieuws framing op attitude 6

De effecten van een risicoframe op de attitude t.a.v. overheidsingrijpen 7 De modererende rol van emoties op de vorming van attitude 8

Emoties 8 Angst 8 Boosheid 9 Methode 10 Participanten en procedure 10 Materialen 11 Metingen 11 Meten angst 12 Meten boosheid 13 Meten attitude 13 Experiment 13 Data-analyse 14 Resultaten 14 Steekproef 14

Het effect van framing op het zien van IS als dreiging 14 Het effect van framing op de attitude tegenover overheidsingrijpen 15

De invloed van angst op attitude 16

De modererende rol van angst 16

De invloed van boosheid op attitude 17

De modererende rol van boosheid 18

Interactie leeftijd en attitude 19

Manipulatiecheck 20

Conclusie/discussie 20

Literatuurlijst 24

(3)

2

Samenvatting

In dit onderzoek is er gekeken naar de rol van framing op de attitude van mensen in Nederland met betrekking tot het ingrijpen van de Nederlandse Staat tegen de

terreurbeweging IS. Er is gekeken of dit eventuele framing effect beïnvloed wordt door de emoties angst en boosheid. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een experiment met meerdere factoren: framing, boosheid en angst. Eén groep kreeg een bericht met een

risicoframe te lezen en de andere groep, de controlegroep, een neutraal bericht. Door middel van een online vragenlijst zijn de emoties en attitudes van 129 Nederlanders (ouder dan 18 jaar) gemeten. Uit de analyses blijkt dat er geen significante effecten zijn voor framing, boosheid en angst op de attitude tegenover overheidsingrijpen. Framing heeft dus geen invloed op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS en de emoties angst en boosheid hebben hierbij geen modererende rol. Wel is er een significant effect gevonden van leeftijd op de attitude tegenover overheidsingrijpen. Zo blijkt dat volwassenen (> 34.57 jaar) positiever tegenover overheidsingrijpen staan dan

jongvolwassenen (< 34.57 jaar). Ten slotte worden er verklaringen gegeven voor de

resultaten, beperkingen van het onderzoek besproken en suggesties voor vervolgonderzoek gedaan.

(4)

3

Inleiding

Niet alleen communicatiewetenschappers, niet alleen Nederlanders, maar internationaal is iedereen de laatste jaren bekend geraakt met de terreurbeweging de Islamitische Staat (IS). Helemaal na de aanslagen in Parijs en Brussel staan Nederlanders op scherp als het gaat om de vrees voor IS. Het komt nu allemaal wel heel dichtbij. Angst voor aanslagen in Nederland lijkt onder Nederlanders zeer aanwezig. Uit een peiling van het AD (2014) bleek namelijk al dat zeker 53.00% van de lezers bang was voor aanslagen van de moslimextremistische

beweging. Maar waartoe leidt deze angst onder de Nederlandse bevolking? Willen mensen dat de Nederlandse overheid de oorlog verklaart aan IS, of juist dat dat Nederland zoveel

mogelijk afzijdig blijft? Heeft de manier waarop over dit onderwerp wordt gesproken in de media hier invloed op?

Hoe de media verhalen vertelt, wat benadrukt wordt en wat wordt weggelaten, heeft invloed op hoe het bericht door het publiek ontvangen wordt. Een voorbeeld is het

benadrukken van het aantal doden door aanslagen en de kans dat er op korte termijn in de nabije omgeving een dergelijke aanslag plaats kan vinden. De manier waarop de media aspecten van een onderwerp benadrukt, wordt framing genoemd (Entman, 1993). Frames zijn latente berichten van de journalisten, die richting geven aan een bepaalde manier van denken over dit onderwerp. Wanneer mensen onzeker zijn over hoe zij een issue moeten

interpreteren, dan kunnen deze mensen de perspectieven of frames die journalisten gebruiken meenemen in hun beoordelingen en attitudes ten opzichte van het issue (Van Gorp, 2005). Uit onderzoek blijkt dat framing een direct effect heeft op attitudes en meningen van mensen (Lecheler, Schuck & De Vreese, 2013). Sommige frames geven een indicatie van wat goed is en wat slecht. Deze frames bevatten positieve en/of negatieve aspecten van een issue, terwijl andere frames neutraal zijn in hun informatie (De Vreese & Boomgaarden, 2003).

Volgens de Prospect Theory (Kahneman & Tversky,1979) kunnen gedragsintenties en attitudes van mensen worden beïnvloed door het lezen van een bericht in een gain- of loss frame. Een gain frame benadrukt de positieve uitkomsten van een gebeurtenis, een loss frame de negatieve. Bij een gain frame zal er eerder risicoavers gedrag worden vertoond. Mensen zijn minder bereid om risico’s te nemen bij de benadrukking van positieve uitkomsten. Maar, wanneer de boodschap in een loss frame wordt gelezen, zal men eerder bereid zijn om risico’s te nemen om mogelijke nadelige uitkomsten te voorkomen. Daarentegen blijkt dat de

overheid significant minder steun krijgt als maatschappelijk relevante issues in een loss frame worden geplaatst, dan wanneer de berichten in termen van kansen en mogelijkheden worden geframed (De Vreese & Kandyla, 2009). Dit lijkt de bovenstaande theorie tegen te spreken.

(5)

4

Ook wordt hier geen rekening gehouden met de invloed van emoties van mensen met betrekking op het onderwerp waarover de overheid beslissingen neemt.

Emoties als angst en boosheid hebben een invloed bij het nemen van beslissingen, maar hebben tegengestelde effecten; angst zorgt voor risicoaverse keuzes, terwijl boosheid de voorkeur voor risicoaverse keuzes verlaagt (Habib, Cassotti, Moutier, Houdé & Borst, 2015). Er zal daarom worden gekeken naar de effecten van framing in combinatie met angst en boosheid op de attitude van mensen ten aanzien van overheidshandelingen. De

onderzoeksvraag die centraal staat luidt:

Wat voor invloed heeft het gebruik van een risicoframe in de berichtgeving op de attitude van mensen in Nederland (vanaf 18 jaar) met betrekking tot het ingrijpen van de Nederlandse Staat tegen de terreurbeweging IS, en wordt dit beïnvloed door emoties?

Hiervoor wordt er een experiment uitgevoerd. Er wordt gefocust op risico framing (wat gelijk staat aan loss framing), aangezien de kans op positieve berichten over terrorisme nihil is.

Angst leidt tot risicoaversie voor wat betreft terrorisme en kan leiden tot een afkeurende attitude ten aanzien van militair ingrijpen. Mensen willen zo min mogelijk risico’s lopen, dus afzijdig blijven lijkt beter (Huddy, Feldman, Taber & Lahav, 2005). Boosheid daarentegen, wordt gezien als een mobiliserende emotie (Valentino, Brader, Groenendyk, Gregorowicz & Hutchings, 2011; Nabi, 1999) en gaat vaak gepaard met attitudeverandering (Dillard,

Plotnick, Godbold, Freimuth & Edgar, 1996). Hierdoor is het interessant om te onderzoeken wat voor gedrag boosheid aanwakkert, oftewel: zorgt boosheid ervoor dat mensen eerder achter overheidsingrepen staan in deze situatie? Een andere vraag die opspeelt is of deze emoties zorgen voor verschillende effecten van een risicoframe. In dit geval zouden emoties dus een moderator zijn.

Lecheler et al. (2013) en Kuhne en Schemer (2015) gaven aan dat vervolgonderzoek nodig is naar de modererende rol van emoties op framing effecten. Bovendien is het

interessant om te onderzoeken welke emotie overheersend is onder de bevolking en tot welke attitude ten opzichte van overheidsingrijpen met betrekking tot IS dit leidt. Het onderzoek dat tot nu toe gedaan is, is wat ouder en toegepast op andere issues. Of de resultaten toepasbaar zijn op de huidige situatie moet onderzocht worden. Het is bovendien van belang om te weten welke attitude er heerst In Nederland en of deze beïnvloed wordt door de media. Aangezien IS momenteel veel in het nieuws is en er een groot bewustzijn is onder mensen van de bedreiging van deze groep extremisten is het relevant om te weten wat de Nederlandse bevolking van de overheid verlangt.

(6)

5

Theoretisch Kader

In deze thesis wordt onderzocht wat voor invloed het gebruik van een risicoframe heeft in de berichtgeving over IS op de attitude van Nederlanders met betrekking tot mogelijk overheidsingrijpen in deze situatie. Angst en boosheid worden meegenomen als mogelijke moderatoren. Aan de hand van eerder onderzoek over framing en emoties zijn de hypotheses voor dit onderzoek opgesteld. Deze worden gevolgd door een beschrijving van de methode, een analyse van de resultaten, een conclusie en een discussie.

Framing

Het laatste decennium heeft framing een prominente plaats gekregen in het

wetenschappelijk onderzoek naar communicatie en de media (Van Gorp, 2005). Framen is het selecteren van bepaalde aspecten van de werkelijkheid en deze in een communicatieve tekst meer saillant maken. Hierbij wordt een bepaalde probleemdefinitie gepromoot, hoe je deze moet interpreteren, of dit goed of slecht is, en/of wordt er een aanbeveling gedaan voor hoe je moet handelen in de geframede situatie (Entman, 1993). Over de precieze definitie van framing bestaat wat discussie, maar de meeste studies delen één algemene opvatting over framing: de media heeft een belangrijke rol in de beïnvloeding van welke issues worden gepresenteerd in de massa, maar ook hoe deze worden ontvangen en welke waarde het publiek eraan zou moeten hechten (Kim & Cameron, 2011). Frames geven kortgezegd aan waar een issue over gaat en hoe iemand het zou moeten opvatten (Schuck & Feinholdt, 2015). Framing effect. Frames in communicatie beïnvloeden ook daadwerkelijk het gedrag en de attitude van het publiek (Balzarotti & Ciceri, 2014; Berbers, Boesman, D’Haenens, Koeman & Van Gorp, 2015; Chong & Druckman, 2007; De Vreese & Kandyla, 2009; Iguarta, Moral-Toranzo & Fernández, 2011; Scheufele, 2000). Sommige frames zijn aantonende wijs ‘goed en slecht’ en dragen positieve en/of negatieve elementen met zich mee, terwijl andere frames neutraler zijn (De Vreese & Boomgaarden, 2003). Er is aangetoond dat het framen van een issue op verschillende manieren invloed kan hebben op de cognitieve reacties, meningen en overtuigingen van mensen over dat issue (Balzarotti & Ciceri, 2014). Dit worden framing effecten genoemd. Framing effecten vinden plaats wanneer er (vaak kleine) veranderingen zijn in de presentatie van een issue, waardoor er verschil in meningen ontstaat. Het gaat om het proces waarbij mensen een begripsvorming ontwikkelen over een issue, of hun manier van denken bijstellen. Dit is een proces dat zich over tijd ontwikkelt (Chong & Druckman, 2007).

Een onderliggend mechanisme van framing is toegankelijkheid (Iguarta et al., 2011; Chong & Druckman, 2007); frames maken sommige aspecten tijdelijk meer toegankelijk in het geheugen. Doordat een bepaalde context benadrukt wordt, gaat men over dit punt meer

(7)

6

nadenken. Hierdoor bestaat er een grotere kans dat een bericht wordt verwerkt op de manier waarop het bericht geframed is. In het geval van nieuwe informatie waar men nog geen voorkennis van heeft, zal de informatie in de geframede richting worden verwerkt. Ook kan framing zorgen voor nieuwe opvattingen over een issue, of het kan opvattingen versterken, wat ertoe leidt dat zij naar deze opvattingen zullen handelen (Chong & Druckman, 2007). De effecten van nieuws framing op attitude

Een nieuwsframe is een invalshoek waaruit gebeurtenissen zijn gestructureerd, waarin sommige kenmerken worden benadrukt en andere naar de achtergrond worden gedrukt; het heeft een selectieve functie. Op die manier beveelt een nieuwsframe bepaalde oordelen en beslissingen aan (Balzarotti & Ciceri, 2014; Lecheler et al., 2013). Mediaframes beïnvloeden dus de manier waarop het publiek denkt en daarmee hun attitude. Het framen van terrorisme is bijzonder ontvankelijk voor framing effecten, doordat de meeste mensen de internationale conflicten en de complexe buitenlandse ideologie niet begrijpen (Iyengar, 1990). In dit geval heeft framing dus invloed op de attitude van mensen, omdat er nog geen sterke attitude gevormd is. Een attitude is een optelsom van beoordelingen over een bepaald object en deze beoordelingen kunnen beïnvloed worden door frames wanneer een attitude nog gevormd moet worden.

Uit onderzoek van Iguarta et al. (2011) blijkt dat het type nieuwsframe inderdaad leidt tot effecten op attitudes, maar ook op emoties. Nieuws framing bestaat uit verschillende onderdelen: het selecteren en benadrukken van bepaalde woorden, uitdrukkingen en

afbeeldingen voor een bepaald uitgangspunt, en focussen op een bepaalde invalshoek van een stuk informatie. Een gangbaar voorbeeld is het gain of loss frame, waarin verhalen de nadruk leggen op of de positieve uitkomsten van een gebeurtenis (gain frame), of de negatieve uitkomsten (loss frame). Bijvoorbeeld, er zijn krantenartikelen over de Orkaan Katrina gevonden die het aantal doden benadrukken, terwijl anderen de geredde levens benadrukken (Borah, 2009). Frames vormen de meningen van mensen die worden blootgesteld aan deze frames in verschillende situaties. Wanneer men onzeker is over de manier waarop ze een issue moeten interpreteren, wordt vaak het perspectief van het frame dat gebruikt is door de

journalist overwogen (Berbers et al., 2015). Journalisten moeten het materiaal altijd op een bepaalde manier hervormen (bijvoorbeeld een quote verkorten). Hierbij worden aspecten geselecteerd en meer saillant gemaakt (Entman, 1993). Door het belichten van bepaalde feiten boven andere feiten, kunnen nieuwsframes een sterke invloed hebben op de interpretatie van het publiek. Hieruit volgt de volgende hypothese:

(8)

7

H1: Wanneer respondenten een bericht in een risicoframe lezen, zullen zij IS als een grotere dreiging zien dan mensen die een neutraal bericht lezen.

De effecten van een risicoframe op de attitude ten aanzien van overheidsingrijpen Volgens de Prospect Theory van Kahneman & Tversky (1979) hangen mogelijke

effecten van het bericht af van het type frame. De Prospect Theory stelt dat als men onzeker is bij het nemen van beslissingen, men zijn voorkeur laat beïnvloeden door de omstandigheden. Het fundament van deze beslissingen wordt bepaald door psychologische kansen en waarden, oftewel: de mogelijke voor- of nadelige consequenties van bepaald gedrag en de waarde die men toekent aan deze mogelijke uitkomsten. De Prospect Theory suggereert dat mensen altijd een bepaald gewicht toekennen aan de uitkomsten van mogelijke beslissingen en de kansen op voor- en nadelen daarvan. In dit onderzoek gaat het om de gevolgen van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS. Zien mensen meer voor- of nadelen in overheidsingrijpen? Gaan de risico’s van niet ingrijpen boven de risico’s van wel ingrijpen?

Men ervaart verlies over het algemeen als erger dan men winst als goed ervaart. Wanneer er sprake is van mogelijke nadelige gevolgen, zijn mensen over het algemeen meer bereid om risico’s te nemen om deze gevolgen tegen te gaan. Wanneer er echter sprake is van potentiële voordelen, vertoont men vaker risicomijdend gedrag; het maakt minder uit of iets wel of niet gebeurt. Framing heeft in dat opzicht dus veel invloed; het kan zorgen dat potentiële risico’s of potentiële voordelen saillant gemaakt worden. Dit beïnvloedt de

vorming van de attitude van mensen. Dat informatie op diverse manieren geïnterpreteerd kan worden, zorgt dat het referentiepunt verandert. Dit maakt dat mensen de neiging hebben om andere keuzes te maken. Uit het onderzoek van Druckman & McDermott (2008) blijkt ook dat wanneer er geframed wordt op basis van potentiële winst, mensen minder risico’s durven te nemen dan wanneer er geframed wordt in mogelijke verliezen. Er dus kan worden

geconcludeerd dat wanneer informatie positief wordt geformuleerd, mensen eerder risicoavers gedrag vertonen. Wanneer een bericht een negatieve lading bevat, is men eerder bereid om risico’s te nemen (Kahneman & Tversky, 1979).

Op basis hiervan wordt verwacht dat als mensen berichten over IS in een risicoframe lezen, zij een positievere attitude hebben ten opzichte van overheidsingrijpen en een eventuele oorlogsvoering tegen IS (wat dus een risico met zich meebrengt) dan mensen die een neutraal bericht lezen. In het risicobericht worden de gevaren van IS benadrukt, het aantal slachtoffers door acties van IS en de kans op aanslagen op korte termijn in de nabije omgeving. Dit maakt dat mensen waarschijnlijk meer openstaan voor overheidsingrijpen tegen de terreurbeweging IS. Het neutrale bericht zorgt daarentegen niet dat mensen IS als een directe dreiging zien.

(9)

8

Hierdoor lijkt niets doen dus in orde. Op basis van bovenstaande theorie wordt de volgende hypothese opgesteld:

H2: Wanneer mensen een bericht met een risicoframe lezen, zullen zij een

positievere attitude hebben ten aanzien van overheidsingrijpen tegen IS dan mensen die een neutraal bericht lezen.

De modererende rol van emoties op de vorming van attitudes

Recent onderzoek toont aan dat framing niet alleen invloed heeft op cognitieve reacties, maar ook op emoties. Emoties spelen een cruciale rol in de manier waarop informatie

verwerkt wordt, oordelen en attitudes worden gevormd (Balzarotti & Ciceri, 2014; Kuhne & Schemer, 2015). Een andere benadering is dat het persuasieve effect van een frame afhangt van de emotionele reacties op dat frame (Gross, 2008). Angst en andere negatieve emoties kunnen pessimisme over toekomstige uitkomsten veroorzaken, wat mensen risicoaverser maakt (Kahneman & Tversky, 1979). Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat emoties de mogelijke framing effecten kunnen beïnvloeden.

Zo wordt de publieke perceptie over een bepaalde crisis beïnvloed door hoe het in de media wordt beschreven (Druckman & McDermott, 2008; Kim & Cameron, 2011), en er zijn twee manieren waarop emoties de invloed van risico framing beïnvloeden. Ten eerste kunnen emotionele reacties een tegenstrijdige invloed leveren op cognitieve interpretaties van een risico. Ten tweede kunnen emotionele afwegingen de invloed van het frame verslechteren of verbeteren. Emotie kan dus een grote invloed hebben op het framing effect en moet daarom nader onderzocht worden. De precieze rol van emoties is afhankelijk van het probleem en de specifieke emotie van de studie (Kim & Cameron, 2011). Daarom is het belangrijk om de emoties met betrekking tot de IS-situatie te bekijken, omdat eerdere onderzoeksresultaten dus niet generaliseerbaar zijn. In dit onderzoek worden de emoties angst en boosheid bekeken, omdat veel voorgaande onderzoeken veel aandacht besteden aan deze twee emoties. Angst en boosheid zouden dus ook voor dit onderzoek relevant kunnen zijn.

Angst. Angst ontstaat wanneer een situatie als een fysieke en/of psychologische dreiging wordt beschouwd en wanneer het buiten iemands controle is (Nabi, 1999). Angst neemt toe als vervelende gebeurtenissen of dreigingen een persoonlijke relevantie hebben. Op het gebied van terrorisme is angst een veel voorkomende emotie (Huddy et al., 2005). Gebaseerd op de behoefte aan bescherming, neigt men bij angst naar ontsnapping aan de dreiging, wat resulteert in ontwijkend gedrag (Nabi, 1999). Angstige mensen zien met name de risico’s van situaties, meer dan niet-angstige mensen (Huddy et al., 2005). Dit leidt tot een pessimistisch toekomstbeeld en risicoaversie (Druckman & McDermott, 2008; Habib et al., 2015; Huddy et

(10)

9

al., 2005; Lerner & Keltner, 2001) en daarmee ook tot het afkeuren van gevaarlijke militaire acties. Zo was na de aanslagen van 11 september 2001 het merendeel van de angstige Amerikanen tegen militaire acties (Huddy et al., 2005).

H3: Bange mensen staan negatiever tegenover overheidsingrijpen dan niet-bange mensen.

Wanneer mensen angst ervaren, staan ze meer open voor attitudeverandering omdat ze meer gericht zijn op externe informatie, zoals frames (Marcus, Sullivan, Theiss-morse & Stevens, 2005). Wanneer een bericht echter in risicovorm geframed wordt, is de verwachting dat de angstgevoelens versterkt worden. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H4: Het effect van framing op attitude is sterker voor bange mensen dan voor niet-bange mensen.

Boosheid. Boosheid ontstaat onder andere door een behoefte aan controle, die men op dit moment niet heeft, maar in handen is van iemand of iets anders (Druckman & McDermott, 2008; Griffin, Yang, Ter Huurne, Boerner, Oriz & Dunwoody, 2008). Verder wordt gezegd dat boosheid ontstaat wanneer er obstakels zijn die het behalen van een doel in de weg staan, of wanneer er aanvallen zijn op iemand zelf gericht of op zijn of haar geliefden (Nabi, 1999). Mensen worden boos als zij iemand anders verantwoordelijk houden voor een negatieve situatie (Griffin et al., 2008). Boosheid leidt tot optimisme over de toekomst en het maken van meer risicovolle keuzes (Habib et al., 2015; Lerner & Keltner, 2001), door behoefte aan wraak op een gericht doelwit dat men in de weg staat (Druckman & McDermott, 2008). Deze emotie wordt beschouwd als een zeer mobiliserende factor (Valentino et al., 2011), met als doel om zichzelf of geliefden te verdedigen, of iets te verbeteren waarvan men vindt dat het verkeerd is. Wanneer iemand boos is, wil men degene of dat wat schuldig is aan zijn of haar boosheid aanpakken. De zogenaamde barrière moet verwijderd worden, wat maakt dat boosheid wordt gezien als stimulator van gedrag (Nabi, 1999, 2010). Mensen steunen degene die probeert iets aan de situatie die hen zo boos maakt, te veranderen (Gross, 2008).

Boosheid triggert de al bestaande mening van mensen, wat hen minder gevoelig maakt voor externe invloeden (Druckman & McDermott, 2008). Verwacht wordt daarom dat mensen die boos zijn op de IS situatie, positiever zullen staan ten opzichte van overheidsingrijpen. Boosheid leidt bovendien tot onderdrukking van framing effecten (Habib et al., 2015). Dit leidt tot onderstaande hypotheses:

H5: Boze mensen staan positiever tegenover overheidsingrijpen dan niet-boze mensen. H6: Het effect van framing op attitude is zwakker voor boze mensen dan voor niet-boze mensen.

(11)

10

Methode Participanten en procedure

In dit onderzoek is het doel om een beeld te creëren van de attitude van volwassen Nederlanders (dus vanaf 18 jaar) ten opzichte van overheidsingrijpen wat betreft de situatie met IS. Iedereen wonend in Nederland van 18 jaar en ouder mocht deelnemen aan het onderzoek. Een zo groot mogelijke variatie in opleiding, leeftijd en geslacht was gewenst, al is het grootste deel van de respondenten student. Echter, de tijd en middelen ontbraken om een compleet zuivere steekproef samen te stellen. Daarom is er gekozen voor een convenience sample. Uit onderzoek blijkt dat de resultaten van convenience samples evengoed

generaliseerbaar zijn en dat de externe validiteit nauwelijks gevaar loopt (Mullinix, Druckman & Freese, 2014). De enquête voor het experiment is verspreid via social media (WhatsApp, Facebook, Twitter, LinkedIn en e-mail). De beoogde grootte van de steekproef, 100

respondenten, is in overleg met de docent vastgesteld.

Doordat de enquête via social media is verspreid, is het bereik en daarmee de non-respons rate niet traceerbaar. In totaal hebben 130 mensen de enquête ingevuld, waarvan er 129 tot de gewenste steekproef behoorden. Er is een drop-out rate van 0%. De verwachting was dat het merendeel van de steekproef studenten zou zijn. Onderzoek wijst uit dat het dit geen probleem hoeft te vormen voor de externe validiteit (Druckman & Kam, 2011). Lecheler et al. (2013) gebruikten in hun soortgelijke onderzoek ook een studentensteekproef. Volgens hen is de basis van het psychologische proces van emotionele reacties universeel, wat maakt dat resultaten verkregen uit een studentensteekproef bruikbaar zijn. Echter is de uiteindelijke steekproef wat leeftijd betreft representatiever voor de populatie dan verwacht werd. De respondenten (N = 129) hebben een gemiddelde leeftijd van 34.6 jaar (SD = 15.25). De jongste respondent is 19 jaar, de oudste 68 jaar.

De man/vrouw-verdeling is daarentegen wel scheef, evenals het opleidingsniveau van de respondenten. 73.64% van de respondenten is vrouw (n = 95) en 26.36% is man (N = 34). Veruit het grootste deel van de respondenten (78.30%) is of wordt hoogopgeleid (HBO/WO). Hierop volgt de groep die MBO (15.50%) gevolgd heeft, vervolgens HAVO/VWO (4.70%) en slechts twee respondenten (1.60%) gaven aan alleen het VMBO te hebben gevolgd. De deelnemers zijn random aan de diverse condities toegewezen om de respondenten zo gelijk mogelijk over de condities te verdelen en de resultaten op die manier zo intern valide

mogelijk te maken. Vervolgens is er gecontroleerd op geslacht, opleidingsniveau en leeftijd. Ook zijn de emoties angst en boosheid meegenomen als modererende factoren.

(12)

11

Om dit onderzoek uit te voeren is er gekozen om een experiment te doen met een between-subjects design. De onafhankelijke variabele van dit experiment was framing, met als moderatoren boosheid en angst. Er is gekozen voor een experimentele

onderzoeksstrategie, aangezien deze strategie bedoeld is om een oorzaak-en-gevolg effect aan te tonen bij een relatie tussen twee variabelen (Gravetter & Forzano, 2012). Er zijn in dit onderzoek twee condities met elkaar vergeleken en dus is er sprake van een 1-factorieel between-subjects onderzoeksdesign. In de daadwerkelijke analyses is er tussen en binnen de groepen nog onderscheid gemaakt tussen boze, niet-boze, bange en niet-bange mensen. Het gebruik van een between-subjects design heeft als voordeel dat er geen sprake is van tijds gerelateerde factoren of volgorde verschillen. Bovendien is elke individuele score geheel onafhankelijk van de andere scores (Graveter & Forzano, 2012).

Eén groep deelnemers las in dit onderzoek alleen een bericht over IS met een

risicoframe, terwijl de controle groep alleen een bericht met dezelfde content, maar met een neutraal frame te lezen kreeg. De deelnemers zijn random aan de verschillende condities toegewezen om de interne validiteit te waarborgen. Na blootstelling aan de manipulatie werd er een vragenlijst afgenomen om de attitudes en emoties van de deelnemers te meten wat betreft de situatie over IS. Een vragenlijst blijkt een zeer geschikte manier om zowel attitudes, kennis, opinies en gevoelens te meten (Boeije, ’t Hart & Hox, 2009). Na het uitvoeren van een zuiver experiment kan men concluderen dat een eventueel verschil in uitkomsten

daadwerkelijk komt door de manipulatie, en dus dat X effect heeft op Y (Gravetter &

Forzano, 2012); in dit geval dat framing effect heeft op de attitude van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS. Om de interne validiteit zo goed mogelijk te waarborgen, zijn beiden berichten door mijzelf geschreven. Zo wordt de inhoud van de twee stimulusmaterialen op de manipulatie na exact gelijk gehouden, waardoor dit geen invloed kan hebben op de resultaten. Materialen

Er zijn twee vergelijkbare teksten geschreven die alleen verschillen in het type frame dat wordt gebruikt; neutraal of een risicoframe. De ene tekst is een heel feitelijke beschrijving van een situatie rondom IS, terwijl het andere bericht heel sterk de nadruk legt op de

bijbehorende risico’s en gevaren rondom IS, zoals het aantal doden door hun acties en de kans op aanslagen in de nabije omgeving. De teksten zijn gebaseerd op bestaande nieuwsartikelen om de externe validiteit te waarborgen.

Metingen

De variabelen die gemeten zijn, zijn de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS, de angst voor IS, de boosheid die ontstaat door IS, leeftijd,

(13)

12

opleidingsniveau en geslacht. Om attitude, boosheid en angst te meten zijn er bestaande schalen gebruikt, zodat het zeker is dat de schaal betrouwbaar en valide is.

Meten angst. Angst is gemeten met behulp van de schalen uit het onderzoek van Huddy et al. (2005). Er werd een achttal vragen gesteld (zie bijlage) over de mate van angst die mensen ervaren, en deze werd gemeten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. Uit de voormeting voor angst blijkt dat Nederlanders gemiddeld zelf zeggen redelijk bang (M = 2.95, SD = 0.86) te zijn voor de situatie rondom IS. Om te kijken of de variabelen ook in dit onderzoek samen tot schaal gevoegd mochten worden, is er ten eerste een principale componentenanalyse (PCA) uitgevoerd met een Varimax rotatie om te kunnen controleren waar het item het best bij past indien er meerdere componenten naar voren komen.

Deze analyse geeft aan dat de acht items voor angst een tweedimensionale schaal vormen: twee componenten hebben een eigenwaarde boven de 1 (eigenwaarde component 1 is 3.87 en eigenwaarde component 2 is 1.02). In de scree plot is één duidelijke component boven de knik te zien. De andere component blijkt de knik te zijn, die zelf iets hoger dan de waarde 1 ligt en dus wel een factor vormt. De vragen “Hoe bezorgd bent u dat er een

terroristische aanslag (van IS) in Nederland plaatsvindt op korte termijn?”, “Hoe bezorgd bent u dat IS Nederland aanvalt met biologische of chemische wapens?”, “Hoe bezorgd bent u dat uzelf, een vriend of familie het slachtoffer wordt van een terroristische aanslag van IS op korte termijn?” en “Hoe erg hebben terroristische aanvallen van IS uw gevoel van veiligheid aangetast?” behoren tot component 1, waarbij de derde vraag de hoogste samenhang heeft (componentlading is 0.74). De vragen “Als u denkt aan terroristische aanvallen van IS en de maatregelen die de Nederlandse overheid hiertegen heeft genomen, hoe vaak voelde u zich…” “Angstig?”, “Bevreesd?”, “Bezorgd?” en “Geschokt?” behoren tot component 2. Hierbij heeft de laatste vraag de grootste samenhang (componentlading is 0.79).

De verdeling van de variabelen over de twee componenten is gelijk aan die uit het onderzoek van Huddy et al. (2005) en dus kunnen de namen van de schalen worden overgenomen. Component 1 vormt de schaal ‘Gevoelde dreiging’. Deze schaal is redelijk betrouwbaar (α = 0.76) en kan niet verbeterd worden. Component 2 vormt de schaal ‘Angst’. Ook deze schaal is redelijk betrouwbaar (α = 0.78), maar kan worden verbeterd door toch het item “Geschokt” eruit te halen (α = 0.80). Deze wordt dus niet verder meegenomen. Ter controle is er nog een factoranalyse uitgedraaid voor de overgebleven angstvariabelen. Deze bleken nog steeds samen één factor te vormen. De component had een eigenwaarde van 3.66. Hoe lager de score op beide angstschalen, hoe banger de respondent is voor de situatie rondom IS.

(14)

13

Meten boosheid. Boosheid werd gemeten aan de hand van de schaal uit het onderzoek van Giner-Sorolla en Maitner (2013). Hier werden vier vragen gesteld (zie bijlage) over de boosheid die mensen hebben tegenover IS. Deze vragen werden aan de hand van een 7-punts Likertschaal beantwoord. Uit de voormeting voor boosheid gaven mensen zelf aan redelijk boos (M = 3.70, SD = 0.95) te zijn op de situatie rondom IS. Vervolgens is er ook voor

boosheid is een PCA uitgevoerd. Deze geeft aan dat de vier items samen een eendimensionale schaal vormen: slechts één component heeft een eigenwaarde hoger dan 1 (eigenwaarde is 2.83) en in de scree plot is een duidelijke knik te zien na deze component. Alle items hangen positief samen met de eerste component. De variabele “boos op IS” hangt het sterkst samen met deze component (componentlading is 0.92). Dit is een zeer betrouwbare schaal (α = 0.86) en hoeft dus niet verbeterd te worden. Bij deze schaal geldt: hoe hoger de score, hoe bozer de respondent is op de situatie rondom IS.

Meten attitude. Attitude is gemeten aan de hand van de volgende vragen: “Denkt u dat ingrijpen in de situatie rondom IS eerder positief of eerder negatief is voor Nederland?” en “Hoe staat u tegenover de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt met betrekking tot IS?” Vervolgens konden de deelnemers hun attitude aangeven aan de hand van een 11-punts schaal (0 = heel negatief, 10 = heel positief) (Iguarta, Moral-Toranzo & Fernández, 2011). Er is ten slotte ook voor attitude een PCA uitgevoerd, waaruit blijkt dat de twee items samen een eendimensionale schaal vormen: slechts één component heeft een eigenwaarde boven de 1 (eigenwaarde is 1.45). In de scree plot is er geen sprake van een knik, aangezien er maar twee variabelen zijn. Beiden hangen exact even sterk samen (componentenlading is 0.85). De Pearson is 0.45, wat betekent dat de schaal redelijk goed samenhangt en dus redelijk betrouwbaar is. De schaal kan niet worden verbeterd.

Experiment

Het experiment had een 1-factorieel design, met twee mogelijke moderatoren (angst en boosheid). De onafhankelijke variabele was het frame (risico of neutraal) van het bericht dat men te lezen kreeg. Eerst werd er een korte voormeting gedaan om de al bestaande emoties te meten. Vervolgens kreeg men een conditie toegewezen. De ene helft kreeg het

gemanipuleerde bericht, terwijl de andere helft het neutrale bericht te lezen kreeg. De respondenten zijn random aan de condities toegewezen door de ‘randomizer’ optie in

Qualtrics (risico frame: n = 66, neutraal frame: n = 63). Vervolgens moesten de respondenten vragen beantwoorden over hun attitude en werd er nog een nameting gedaan voor de emoties.

(15)

14

Data-analyse

De onafhankelijke variabele is categorisch, het type frame, en de afhankelijke variabele, attitude, zal is gemeten op en intervalniveau. Dit maakt dat er een eenwegs-variantieanalyse gebruikt is voor de data-analyse. Hierbij is er ook gekeken naar modererende factoren; angst en boosheid. Voor de moderatoren zijn groepen gemaakt. Eerst zijn de respondenten die hebben geantwoord met ‘weet niet/geen antwoord’ missing gemaakt. De angstschalen zijn vervolgens onderverdeeld in bang (score 1-2) niet bang (score 3-4). In de vragenlijst stond 1 voor heel erg bang, 2 voor enigszins bang, 3 voor een beetje en 4 voor helemaal niet. Op basis hiervan is besloten om de eerste twee scores als bang te benoemen en de laatste twee als niet bang. De score 5 (weet niet/geen antwoord) is missing gemaakt.

Voor boosheid zijn eveneens groepen gemaakt van niet boos (score 1-4) en boos (score 5-7. De schaal liep van 1 tot 7, waarvoor 1 stond voor helemaal niet boos en 7 stond voor heel erg boos. 4 was neutraal, dus is er voor gekozen om een score vanaf 5 als boos te rekenen. De groep die het risicobericht heeft gelezen is vergeleken met de controlegroep. Vervolgens is bij beide groepen gekeken in hoeverre emoties het potentiële effect beïnvloed hebben, door te kijken naar interactie-effecten. Dit is uitgevoerd door middel van een variantieanalyse.

Resultaten

De gemiddelde attitude ten opzichte overheidsingrijpen van de Nederlandse regering onder de volwassen Nederlandse bevolking is vergeleken tussen Nederlanders die

verschillend geframede berichten hebben gelezen. Ook zijn mensen die diverse emoties ervaren met elkaar vergeleken om te kijken of een eventueel verband hierdoor beïnvloed zou worden. Volwassen Nederlanders zijn hier de onderzoekseenheden. Attitude is de

afhankelijke variabele en boosheid, angst en framing de onafhankelijke variabelen, met daarbij nog de demografische gegevens. Geen van de respondenten gaf aan onbekend te zijn met IS, dus hoefde er verder geen enkele respondent missing te worden gemaakt.

Het effect van framing op het zien van IS als dreiging

Hypothese 1 stelde: Wanneer respondenten een bericht in een risicoframe lezen, zullen zij IS als een grotere dreiging zien dan mensen die een neutraal bericht lezen. Om dit te toetsen is er een non-parametrische toets gedaan en is er gekeken naar de Goodman en

Kruskal tau, aangezien dreiging op een nominale schaal gemeten is. De Goodman en Kruskal tau heeft een waarde van .00 en p = .753. Dit betekent dat wanneer respondenten een bericht in een risicoframe lezen, zij IS niet significant als een grotere dreiging zien dan mensen die een neutraal bericht lezen. Hiermee wordt hypothese 1 dus verworpen.

(16)

15

Om de andere vijf hypotheses die gesteld zijn te toetsen, is er een variantieanalyse uitgevoerd waarbij effecten van een risicoframe worden onderzocht in samenhang met de effecten van de emoties angst en boosheid. Ook de mogelijke covarianten leeftijd, opleiding en geslacht worden meegenomen, omdat dit in veel voorgaande onderzoeken gebruikelijk is. De groepen zijn ongelijk verdeeld en dus wordt er gekeken naar Levene’s test. Hieruit blijkt dat er geen significante verschillen in varianties zijn in de populatie, F (11, 30) = 1.28, p = 0.285. Er mag dus een variantieanalyse worden uitgevoerd ondanks dat de groepen niet gelijk zijn.

Het effect van framing op de attitude tegenover overheidsingrijpen

De variantieanalyse is uitgevoerd om hypothese 2 te testen. Deze luidde: Wanneer mensen een bericht met een risicoframe lezen, zullen zij een positievere attitude hebben ten aanzien van overheidsingrijpen tegen IS dan mensen die een neutraal bericht lezen. In dit geval was de onafhankelijke variabele dus het frame en de afhankelijke variabele de attitude. Uit de resultaten blijkt dat mensen die een neutraal bericht lazen gemiddeld een positievere attitude (M = 4.58, SD = 0.64) ten aanzien van overheidsingrijpen hadden dan mensen die een risicobericht lazen (M = 3.91, SD = 0.65) (zie Figuur 1). Echter blijkt het effect van framing op attitude niet significant, F (1, 26) = 1.38, p = .250, η2 = 0.03. Dit betekent dat er geen daadwerkelijk effect is gevonden voor framing en dat de attitude dus niet beïnvloed wordt door een risicoframe. Hypothese 2 wordt dus verworpen.

Figuur 1. Gemiddelde attitude frames

0 1 2 3 4 5 6 Risico Neutraal

(17)

16

De invloed van angst op attitude

Ook om hypothese 3 te toetsen is er een variantieanalyse uitgevoerd, met als afhankelijke variabele weer attitude en met als onafhankelijke variabele angst. Indien hypothese 3 waar zou zijn, zouden bange mensen negatiever tegenover overheidsingrijpen staan dan niet-bange mensen. Wanneer er gekeken wordt naar de eerste angstschaal, lijken niet-bange mensen een positievere attitude (M = 5.22, SD = 0.49) ten aanzien van

overheidsingrijpen tegen IS te hebben dan bange mensen (M = 3.27, SD = 0.93) (zie Figuur 2). Echter is ook dit resultaat niet significant, F (1, 26) = 0.04, p = .850, η2 = 0.00. Hypothese 3 wordt dus verworpen, want bange mensen staan niet significant negatiever tegenover overheidsingrijpen dan niet-bange mensen. Ook voor de tweede angstschaal, gevoelde dreiging, zijn er geen significante verschillen gevonden tussen de gemiddelde attitude van bange (M = 4.92, SD = 0.62) en niet bange-mensen (M = 3.57, SD = 0.93), F (1, 26) = 0.84, p = .368, η2 = 0.02 (zie Figuur 2). Wederom wordt hypothese 3 dus verworpen.

Figuur 2. De invloed van angst op attitude ten opzichte van overheidsingrijpen De modererende rol van angst

Om hypothese 4 te toetsen, is er gekeken naar het interactie-effect tussen framing en angst. Ook deze resultaten waren te halen uit de variantieanalyse waar framing en angst beide onafhankelijke variabele waren en waarin attitude de afhankelijke variabele was. Indien hypothese 4 zou worden aangenomen, zou dit betekenen dat het effect van framing op attitude sterker is voor bange mensen dan voor niet-bange mensen. Uit de resultaten blijkt dat voor de

0 1 2 3 4 5 6

Bang Niet-bang Dreiging Geen dreiging

(18)

17

schaal van angst, bange mensen binnen het neutrale bericht positiever tegenover

overheidsingrijpen staan (M = 3.85, SD = 0.87) dan bange mensen binnen de risicoconditie (M = 2.70, SD = 1.35). Voor niet-bange mensen was het verschil in de attitude tegenover overheidsingrijpen tussen de mensen uit de neutrale conditie (M = 5.32, SD = 0.85) en de risicoconditie (M = 5.13, SD = 0.58) kleiner (zie Figuur 3). Deze verschillen blijken echter niet significant te zijn, F (1, 26) = 0.21, p = .651, η2 = 0.00.

Voor de andere angstschaal, gevoelde dreiging, blijkt dat binnen het neutrale bericht bange mensen negatiever staan tegenover overheidsingrijpen tegen IS (M = 4.76, SD = 1.02) dan bange mensen uit de risicoconditie (M = 5.08, SD = 0.66). Niet-bange mensen uit de neutrale conditie (M = 4.40, SD = 0.88) blijken een positievere attitude ten opzichte van overheidsingrijpen te hebben dan niet-bange mensen uit de risicoconditie (M = 2.75, SD = 1.33) (zie Figuur 3). Ook hier blijken desalniettemin geen significante resultaten te zijn, F (1, 26) = 0.81, p = .375, η2 = 0.02. Voor beide schalen is er dus geen significant verschil. Dit betekent dat het framing effect op attitude dus niet sterker is voor bange mensen dan voor niet-bange mensen. Hiermee wordt ook hypothese 4 verworpen.

Figuur 3. Interactie framing en angst op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen De invloed van boosheid op attitude

Evenals voor de emotie angst, is er voor de analyse van boosheid gebruik gemaakt van de variantieanalyse. Indien hypothese 5 zou worden aangenomen, zouden boze mensen positiever tegenover overheidsingrijpen staan dan niet-boze mensen. Wanneer er wordt gekeken naar de resultaten blijkt dat er bijna geen verschil is in de attitude van niet-boze

0 1 2 3 4 5 6

Bang Niet-Bang Dreiging Geen dreiging

Attitude t.o.v. overheidsingrijpen in risicoconditie Attitude t.o.v. overheidsingrijpen in neutrale conditie

(19)

18

mensen (M = 4.24, SD = 0.68) en boze mensen (M = 4.25, SD = 0.71) (zie Figuur 4). Er is dan ook geen significant verschil in de attitude van boze en niet-boze mensen als het gaat om overheidsingrijpen in de situatie rondom IS, F (1, 26) = 0.00, p = .993, η2 = 0.00. Ook hypothese 5 wordt dus verworpen.

Figuur 4. De invloed van boosheid op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen De modererende rol van boosheid

Verder is de variantieanalyse gebruikt om hypothese 6 te toetsen: het effect van framing op attitude is zwakker voor boze mensen dan voor niet-boze mensen. Om dit te toetsen is er gekeken naar een interactie-effect tussen framing en boosheid. Uit de resultaten blijkt dat niet-boze mensen uit de neutrale conditie een positievere attitude hebben ten aanzien van

overheidsingrijpen (M = 4.78, SD = 0.86) dan niet-boze mensen uit de risicoconditie (M = 3.70, SD = 0.81). Het verschil in de attitude van boze mensen in de neutrale conditie (M = 4.38, SD = 0.74) en boze mensen uit de risicoconditie (M = 4.12, SD = 0.84) is veel kleiner (zie Figuur 5). Echter blijkt het effect van framing op attitude niet significant zwakker te zijn voor boze mensen dan voor niet-boze mensen, F (1, 26) = 0.43, p = .520, η2 = 0.01.

Hypothese 6 wordt hiermee verworpen.

0 1 2 3 4 5 6 Boos Niet-boos

(20)

19

Figuur 5. Interactie tussen framing en boosheid op de attitude ten opzichte van

overheidsingrijpen

Interactie leeftijd en attitude

Er zijn vervolgens nog enkele exploratieve analyses gedaan, om te kijken of er enige invloed was van de gemeten demografische gegevens van de respondenten. Uit de

variantieanalyse blijkt dat er een significant effect is van leeftijd. Opleidingsniveau en

geslacht gaven geen significante resultaten en worden dus verder buiten beschouwing gelaten. Leeftijd is voor de analyse opgedeeld in twee groepen, op basis van de gemiddelde leeftijd: jongvolwassenen (< 34.57 jaar) en volwassenen (> 34,57 jaar). Leeftijd blijkt een significant hoofdeffect te hebben, F (1, 26) = 4.39, p = .046, η2 = 0.10. Jongvolwassenen hebben significant een positievere attitude ten aanzien van overheidsingrijpen (M = 4.88, SD = 1.56) dan volwassenen (M = 4.75, SD = 1.68) (zie Figuur 6).

0 1 2 3 4 5 6 Boos Niet-boos

Attitude t.o.v. overheidsingrijpen in de risicoconditie Attitue t.o.v. overheidsingrijpen in de neutrale conditie

(21)

20

Figuur 6. Invloed leeftijd op attitude ten opzichte van overheidsingrijpen Manipulatiecheck

In het risicoconditie gaf 53.00% aan dat het gelezen bericht ook daadwerkelijk de risico’s benadrukte. In de neutrale conditie gaf 71.40% aan dat het bericht neutraal geschreven was. Hieruit blijkt dat het bericht in de risicoconditie niet voldoende als risicobericht ervaren werd. Verder is er door middel van kruistabellen geanalyseerd of de respondenten de gelezen artikelen geloofwaardig vonden. Binnen de risicoconditie vond 90.90% van de respondenten het gelezen artikel geloofwaardig en binnen de neutrale conditie lag het percentage op 81.00%. Of de respondenten iets nieuws geleerd hebben van het artikel is voor dit onderzoek verder niet relevant en wordt dus niet nader onderzocht.

Conclusie/ discussie

In dit onderzoek is de volgende vraag onderzocht: Wat voor invloed heeft het gebruik

van een risicoframe in de berichtgeving op de attitude van mensen in Nederland (vanaf 18 jaar) met betrekking tot het ingrijpen van de Nederlandse Staat tegen de terreurbeweging IS, en wordt dit beïnvloed door emoties?

Uit de resultaten blijkt dat wanneer mensen een risicobericht lazen, zij een iets minder positieve attitude hadden ten opzichte van overheidsingrijpen dan mensen die een neutraal bericht lazen, maar deze verschillen waren niet significant. Hieruit valt te concluderen dat het frame geen daadwerkelijke invloed heeft op de attitude van mensen als het gaat om

overheidsingrijpen rondom IS. Dit sluit niet aan bij voorgaande onderzoeken, aangezien daar

0 1 2 3 4 5 6 Jongvolwassenen Volwassenen

(22)

21

wel werd aangetoond dat framing een effect heeft op attitudes van mensen (Balzarotti & Ciceri, 2014; Iguarta et al., 2011; Iyengar, 1990). Dat er in dit onderzoek geen framing effect optreedt, kan komen doordat IS een veel besproken onderwerp is in de media, en mensen daardoor al een sterke attitude gevormd hebben. De invloed van één geframed bericht in dit onderzoek is dan niet meer voldoende om de attitude te beïnvloeden.

Ook voor de rol van de emotie angst op de attitude tegenover overheidsingrijpen in de situatie rondom IS zijn er geen significante resultaten gevonden. We mogen dus niet zeggen dat bange mensen negatiever zijn ten opzichte van overheidsingrijpen in de situatie rondom IS dan niet-bange mensen. Ook was er geen significant interactie-effect gevonden tussen framing en angst. Angst is in deze case dus geen modererende factor. Dit geldt voor beide schalen die voor angst gevormd zijn. Wederom sluit dit resultaat niet aan bij voorgaand onderzoek. Op basis daarvan blijkt er namelijk wel een invloed van angst te zijn. Angst zou namelijk leiden tot risicoaversie (Druckman & McDermott, 2008; Habib et al., 2015; Lerner & Keltner, 2001) en het afkeuren van gevaarlijke militaire acties (Huddy et al., 2005).

Ook voor de emotie boosheid zijn er geen significante resultaten gevonden. Boze mensen staan dus niet positiever tegenover overheidsingrijpen dan niet-boze mensen en het effect van framing op attitude is niet zwakker voor boze mensen dan voor niet-boze mensen. Dit sluit echter niet aan op de theorie uit voorgaande onderzoeken, waaruit geconcludeerd kan worden dat boosheid een mobilisator is, waardoor mensen de oorzaak van het probleem aan willen pakken en een mate van wraak of gerechtigheid willen (Druckman & McDermott, 2008; Nabi, 2010; Valentino et al., 2011). Dat er voor zowel angst als boosheid geen

significante effecten gevonden zijn, kan te maken hebben met het feit dat de respondenten de emoties niet zozeer ervaarden toen zij de vragenlijst invulden. Er is namelijk niets gedaan in dit experiment om deze emoties aan te wakkeren. Het zou dus interessant zijn om in de toekomst een gelijksoortig onderzoek uit te voeren, maar dan de attitudes pas te meten na de triggering van emoties door bijvoorbeeld eerst een filmpje te laten zien of een tekst te laten lezen dat boosheid en/of angst op kan wekken.

Een andere verklaring voor het feit dat er zo weinig significante effecten zijn gevonden, kan zijn dat emoties inderdaad (bijna) geen invloed uitoefenen op de attitude voor

overheidsingrijpen, of dat de vragen in dit onderzoek niet goed genoeg gesteld zijn. Emoties meten is namelijk zeer complex. Om uit te sluiten of emoties daadwerkelijk geen enkele invloed hebben op de attitude en framing, zou dus verder onderzoek gedaan moeten worden aangezien uit de literatuur dus wordt verwacht dat er wel een effecten van emoties optreden,

(23)

22

zoals hierboven al genoemd (Balzarotti & Ciceri, 2014; Druckman & McDermott, 2008; Habib et al., 2015; Huddy et al., 2005; Kuhne & Schemer, 2015; Lerner & Keltner, 2005).

Er is verder nog gekeken of respondenten IS als een grotere dreiging zagen als zij een risicobericht lazen, maar hier blijkt geen significant verschil uit te komen. Er is in gevoel van dreiging dus geen verschil tussen mensen die een neutraal bericht lazen en mensen die een risicobericht lazen. Dit kan komen doordat veel mensen in de risico-conditie, hun gelezen bericht niet als risicovol beschouwden. In vervolgonderzoek zouden risico’s dus nog sterker benadrukt moeten worden en zou de manipulatie vooraf getest en verbeterd moeten worden.

Als allerlaatste is er nog gecontroleerd op demografische variabelen van respondenten, namelijk leeftijd, opleiding en geslacht. Uit de analyses blijkt dat er alleen een

noemenswaardig hoofdeffect bestaat van leeftijd op de attitude ten opzichte van

overheidsingrijpen. Volwassenen staan gemiddeld positiever tegenover overheidsingrijpen dan jongvolwassenen. Eventuele mogelijke oorzaken hiervoor kunnen liggen in meer

nieuwsinteresses, meer begrip van de gevaren; meer besef van de situatie, meer aandacht voor politieke kwesties en meer maatschappelijke betrokkenheid, en zo verder. Dit zijn echter aannames, maar het is interessant om dit verder te onderzoeken.

Naar aanleiding van dit onderzoek is de algemene conclusie en daarmee het antwoord op de onderzoeksvraag, dat er geen framing effecten zijn gevonden wat betreft de attitude van volwassen Nederlanders als het gaat over overheidsingrijpen van de Nederlandse Staat

tegenover de terreurbeweging IS. Het lezen van een bericht met een risicoframe of een

neutraal bericht, heeft dus geen enkele invloed op de attitude van overheidsingrijpen tegen IS. Deze attitudes worden niet significant beïnvloed door emoties en dus hebben deze emoties geen modererende rol. Dit onderzoek spreekt resultaten van eerdere onderzoeken dus tegen. Limitaties van onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek

Dit onderzoek heeft nog wel enkele beperkingen, waardoor vervolgonderzoek

noodzakelijk is. Zo blijkt namelijk uit de manipulatiecheck dat slechts de helft van de mensen uit de risicoconditie ook doorhadden dat zij een bericht met risico’s hadden gelezen. In vervolgonderzoek zouden de artikelen vooraf beter getest moeten worden, voordat het experiment wordt uitgevoerd. Zo kan een framing effect eerder gevonden worden. Een ander punt waar rekening mee gehouden moet worden is dat IS in de periode voor dit onderzoek al veel in het nieuws was door de aanslagen in Parijs, en de aanslag op Brussel vond plaats vlak voordat dit experiment uitgevoerd werd. Doordat de media weer vol stond met berichten over IS werd er waarschijnlijk al een sterke attitude bij mensen gevormd, waardoor het effect van framing in dit onderzoek nauwelijks zichtbaar was. Het is dus relevant om deze situatie

(24)

23

nogmaals te onderzoeken in een periode waarin de media minder aandacht besteed aan de situatie rondom IS.

Ook is, zoals hierboven al vermeld, in dit onderzoek niets gedaan om emoties als angst en boosheid aan te wakkeren. Wanneer de respondenten deze emoties daadwerkelijk ervaren wanneer zij deelnemen aan het experiment, komen er misschien wel significante resultaten naar voren. Ten slotte is het nog interessant om onderzoek te doen naar de invloed van leeftijd op attitude. In dit onderzoek kwam er namelijk een hoofdeffect van leeftijd op de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen naar voren, maar hier is verder geen verklaring voor

gevonden. Het is dus interessant om in vervolgonderzoek de rol van leeftijd op attitude te onderzoeken. Er kan gebruik worden gemaakt van diepte-interviews om een helder beeld te krijgen van de attitudes van mensen uit verschillende leeftijdsgroepen, maar ook kan er gebruik worden gemaakt van een vragenlijst om er achter te komen wat nou precies de rol van leeftijd is bij de vorming van de attitude ten opzichte van overheidsingrijpen.

(25)

24

Literatuurlijst

Balzarotti, S., & Ciceri, M. R. (2014). News reports of catastrophes and viewers’ fear: Threat appraisal of positively versus negatively framed events. Media Psychology, 17(4), 357– 377. doi:10.1080/15213269.2013.826588

Berbers, A., Joris, W., Boesman, J., D’Haenens, L., Koeman, J., & Van Gorp, B. (2015). The news framing of the “Syria fighters” in Flanders and the Netherlands: Victims or

terrorists? Ethnicities, 0(0), 1 – 21. doi:10.1177/1468796815603753

Borah, P. (2009). Comparing visual framing in newspapers: Hurricane Katrina versus

tsunami. Newspaper Research Journal, 30(1), 50–57. doi:10.1177/073953290903000106

Chong, D., & Druckman, J. N. (2007). Framing theory. Annual Review of Political Science,

10(1), 103–126. doi:10.1146/annurev.polisci.10.072805.103054

Druckman, J.N. & Kam, C.D. (2011). Students as experimental participants: A defense of the ‘narrow data base’. In J.N. Druckman, D.P. Green, J.H. Kuklinski, and A. Lupia (Eds.),

Cambridge Handbook of Experimental Political Science, (pp. 41-57). New York:

Cambridge University Press.

Druckman, J. N., & McDermott, R. (2008). Emotion and the framing of risky choice. Political

Behavior, 30(3), 297–321. doi:10.1007/s11109-008-9056-y

Entman, R.M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal of

communication, 43(4), 51 – 58. doi:10.1111/j.1460-2466.1993.tb01304.x

Giner-Sorolla, R., & Maitner, A. T. (2013). Angry at the unjust, scared of the powerful: emotional responses to terrorist threat. Personality and Social Psychology Bulletin,

39(8), 1069–1082. doi:10.1177/0146167213490803

Griffin, R. J., Yang, Z., Huurne, E. ter., Boerner, F., Ortiz, S., & Dunwoody, S. (2008). After the flood of information. New York, 29(3), 285–315. doi:10.1177/1075547007312309

Gorp. B. van. (2005) Where is the frame? Victims and intruders in the Belgian press coverage of the asylum issue. European Journal of Communication 20(4), 484–507.

(26)

25

Gross, K. (2008). Framing persuasive appeals: Episodic and thematic framing, emotional response, and policy opinion. Political Psychology, 29(2), 169–192. doi:10.1111/j.1467-9221.2008.00622.x

Habib, M., Cassotti, M., Moutier, S., Houdé, O., & Borst, G. (2015). Fear and anger have opposite effects on risk seeking in the gain frame. Frontiers in Psychology, 6(253), 1–7. doi:10.3389/fpsyg.2015.00253

Huddy, L., Feldman, S., Taber, C., & Lahav, G. (2005). Threat, anxiety, and support of antiterrorism policies. American Journal of Political Science, 49(3), 593–608. doi:10.1111/j.1540-5907.2005.00144.x

Igartua, J. J., Moral-Toranzo, F., & Fernández, I. (2011). Cognitive, attitudinal, and emotional effects of news frame and group cues, on processing news about immigration. Journal of

Media Psychology, 23(4), 174–185. doi:10.1027/1864-1105/a000050

Iyengar, S. (1990). Framing responsibility for political issues: The case of poverty. Political

Behavior 12(1), 19–40. doi: 10.1007/BF00992330

Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk.

Econometrica, 47(2), 263–292. doi:10.1111/j.1536-7150.2011.00774.x

Kim, H. J., & Cameron, G. T. (2011). Emotions matter in crisis: The role of anger and sadness in the publics’ response to crisis news framing and corporate crisis response.

Communication Research, 38(6), 826–855. doi:10.1177/0093650210385813

Kuhne, R., & Schemer, C. (2015). The emotional effects of news frames on information processing and opinion formation. Communication Research, 42(3), 387–407. doi:10.1177/0093650213514599

Lecheler, S., Schuck, A. R. T., & De Vreese, C. H. (2013). Dealing with feelings: Positive and negative discrete emotions as mediators of news framing effects. Communications,

38(2), 189–209. doi:10.1515/commun-2013-0011

Lerner, J. S., & Keltner, D. (2001). Fear, anger, and risk. Journal of Personality and Social

(27)

26

Marcus, G. E., Sullivan, J. L., Thiess-Morse, E., & Stevens, D. (2005). The emotional foundation of political cognition: The impact of extrinsic anxiety on the formation of political tolerance judgments. Political Psychology, 26(6), 949–963. doi: 10.1111/j.1467-9221.2005.00452.x

Mullinix, K. J., Leeper, T. J., Druckman, J. N., & Freese, J. (2014). The generalizability of survey experiments. Journal of Experimental Political Science, 2(2), 109 – 138. doi:10.1017/XPS.2015.19

Nabi, R. L. (1999). A cognitive-functional model for the effects of discrete negative emotions on information processing, attitude change, and recall. Communication Theory, 9(3), 292–320. doi:10.1111/j.1468-2885.1999.tb00172.x

Nabi, R. L. (2010). The case for emphasizing discrete emotions in communication research.

Communication Monographs, 77(2), 153–159. doi:10.1080/03637751003790444

Riepema, S. (2014, 25 september). Peiling: helft Nederlanders bang voor aanslag IS. Geraadpleegd van http://www.ad.nl/ad/nl/32380/Aanval-op-Islamitische- Staat/article/detail/3754962/2014/09/25/Peiling-helft-Nederlanders-bang-voor-aanslag-IS.dhtml

Scheufele, D. A. (2000). Agenda-setting, priming, and framing revisited: Another look at cognitive effects of political communication. Mass Communication and Society, 3(2-3), 279–316. doi: : 10.1207/S15327825MCS0323_07

Schuck, A.R.T., & Feinholdt, A. (in press). News framing effects and emotions: research trends and developments. In R. Scott & S. Kosslyn (Eds.), Emerging trends in the social

and behavioral sciences. Hoboken, NJ: John Wiley and Sons

Valentino, N. a., Brader, T., Groenendyk, E. W., Gregorowicz, K., & Hutchings, V. L. (2011). Election night’s alright for fighting: The role of emotions in political participation. The

Journal of Politics, 73(01), 156–170. doi:10.1017/S0022381610000939

Vreese, C.H. de, & Boomgaarden, H.G. (2003) Valenced news frames and public support for the EU. Communications, 28(4), 361–81. doi:10.1515/comm.2003.024

(28)

27

Vreese, C. H. de., & Kandyla, A. (2009). News framing and public support for a common foreign and security policy. Journal of Common Market Studies, 47(3), 453–481. doi:10.1111/j.1468-5965.2009.01812.x

(29)

28

Bijlage

Onderzoeksinstrument:

Beste deelnemer,

Hierbij nodig ik u uit om deel te nemen aan een onderzoek dat uitgevoerd wordt aan de Graduate School of Communication aan de Universiteit van Amsterdam.

Ik vraag u hierbij mee te werken aan het onderzoek genaamd “Berichtgeving rondom IS”. In de online vragenlijst zult u vragen beantwoorden over uw houding ten opzichte van de situatie rondom IS. U zult een krantenbericht te lezen krijgen dat op waarheid gebaseerd is, en aan de hand hiervan zullen vervolgens nog wat vragen worden gesteld over uw houding en

gemoedstoestand. Het onderzoek duurt ongeveer 5 minuten.

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodiging voor dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Lieke Bos

(liekeelize@hotmail.com). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot

het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐fmg@uva.nl.

Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek

Wat is uw leeftijd? ………..

(30)

29 Basisonderwijs VMBO HAVO/VWO MBO HBO/WO anders Bent u… Man Vrouw

Bent u bang voor de situatie rondom IS?

Ja Nee

Bent u boos op de situatie rondom IS?

Ja Nee

Vul de onderstaande vragen zo eerlijk mogelijk in. Het gaat hierbij de gevoelens die u op dit moment heeft.

(31)

30

Column Options

Geef hier uw score

Heel bezorgd Een beetje bezorgd Niet echt bezorgd Helemaal niet bezorgd Weet ik niet/ geen antwoord Hoe bezorgd

bent u dat er een terroristische aanslag (van IS) in Nederland plaatsvindt op korte termijn? Hoe bezorgd bent u dat IS Nederland aanvalt met biologische of chemische wapens? Hoe bezorgd bent u dat uzelf, een vriend of familie het slachtoffer wordt van een terroristische aanslag van IS op korte termijn?

(32)

31

Vul de onderstaande vraag zo eerlijk mogelijk in. Het gaat hierbij om de gevoelens die u op dit moment heeft

Column Options

Geef hier uw score

Heel erg Enigszins Een beetje Helemaal niet Weet ik niet/ geen antwoord Hoe erg hebben terroristische aanvallen van IS uw gevoel van veiligheid aangetast?

Vul onderstaande vraag zo eerlijk mogelijk in. Het gaat daarbij om de gevoelens die u op dit moment heeft.

Column Options

Als u denkt aan terroristische aanvallen van IS en de maatregelen die

de Nederlandse overheid hiertegen heeft genomen, hoe vaak voelde u

zich…. Heel vaak Soms Niet vaak Nooit Weet ik niet/ geen antwoord ... Angstig?

(33)

32

Column Options

Als u denkt aan terroristische aanvallen van IS en de maatregelen die

de Nederlandse overheid hiertegen heeft genomen, hoe vaak voelde u

zich…. Heel vaak Soms Niet vaak Nooit Weet ik niet/ geen antwoord ... Bevreesd? ... Bezorgd? ... Geschokt?

Beoordeel de volgende stellingen met een cijfer van 1 t/m 7. 1 = helemaal niet, 7 = heel erg. Het gaat hierbij om de gevoelens die u op dit moment heeft.

Column Options

Ik hoeverre voelt u zich...

1 (helemaal niet) 2 3 4 5 6 7 (heel erg) ... boos op IS? ... razend op IS? ... gefrustreerd door IS?

(34)

33

Column Options

Ik hoeverre voelt u zich...

1 (helemaal niet) 2 3 4 5 6 7 (heel erg) ... verontwaardigd door IS?

U zult zodadelijk een nieuwsbericht te zien krijgen. Lees dit bericht goed door. Na afloop zullen er vragen over dit bericht gesteld worden. U kunt pas verder naar de volgende pagina wanneer de pijltjes onder in het scherm verschijnen.

Lees de volgende tekst aandachtig door:

NEDERLAND VERSTERKT STRIJD TEGEN IS

Nederland gaat zijn bijdrage versterken in de internationale strijd tegen de terreurbeweging IS, meldt een nieuwsbericht van de Rijksoverheid. Sinds oktober 2014 levert Nederland al een bijdrage in de internationale strijd. Aanleiding hiervoor waren de razendsnelle opmars van IS in Irak, de grove schending van de mensenrechten die daarmee gepaard gingen en de directe bedreiging die IS ook voor Europa, en daarmee ook voor Nederland vormt.

Aan de hand van toenemende dreiging voor aanslagen in Europa, en de reeds plaatsgevonden aanslagen in o.a. Parijs en Brussel, heeft de ministerraad ingestemd met versterking van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen IS.

Er zullen maatregelen worden genomen om via politieke, militaire en humanitaire middelen de inzet in zowel Syrië als Irak te intensiveren. Om een effectievere strijd te kunnen voeren tegen IS in Irak, is er besloten om IS ook in Oost-Syrië aan te pakken met luchtaanvallen. “De voortgang die wordt geboekt in Irak, beklijft niet als IS in staat blijft om vanuit Oost-Syrië de strijd in Irak aan te sturen, versterking te zenden en slachtoffers te maken. Het aangrijpen van de aanvoerlijnen in Oost-Syrië is dus cruciaal’, aldus minister Hennis van Defensie. De vier

(35)

34

Nederlandse F-16’s worden momenteel alleen boven Irak ingezet en blijven tot 1 juli actief. Daarnaast onderzoekt Nederland de mogelijkheid om Iraakse strijdkrachten meer materiële steun te bieden en wordt er bekeken of het mogelijk is meer training te geven aan de grondtroepen die daar in strijd zijn met IS.

Ook stelt het kabinet meer geld beschikbaar om de Syrische oppositiegroepen te ondersteunen met civiele middelen en medische steun. Dit alles naar aanleiding van de laatste dreiging van IS. Volgens hen waren de aanslagen in Brussel nog maar een begin, slechts een

waarschuwing.

OF

NEDERLAND VERSTERKT STRIJD TEGEN IS

Nederland gaat zijn bijdrage versterken in de internationale strijd tegen de terreurbeweging IS, meldt een nieuwsbericht van de Rijksoverheid. Sinds oktober 2014 levert Nederland al een bijdrage in de internationale strijd. Aanleiding hiervoor waren de razendsnelle opmars van IS in Irak, de grove schending van de mensenrechten die daarmee gepaard gingen en de directe bedreiging die IS ook voor Europa, en daarmee ook voor Nederland vormt.

Aan de hand van toenemende dreiging voor aanslagen in Europa, en de reeds plaatsgevonden aanslagen in o.a. Parijs en Brussel, heeft de ministerraad ingestemd met versterking van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen IS.

Er zullen maatregelen worden genomen om via politieke, militaire en humanitaire middelen de inzet in zowel Syrië als Irak te intensiveren. Om een effectievere strijd te kunnen voeren tegen IS in Irak, is er besloten om IS ook in Oost-Syrië aan te pakken met luchtaanvallen. “De voortgang die wordt geboekt in Irak, beklijft niet als IS in staat blijft om vanuit Oost-Syrië de strijd in Irak aan te sturen, versterking te zenden en slachtoffers te maken. Het aangrijpen van de aanvoerlijnen in Oost-Syrië is dus cruciaal’, aldus minister Hennis van Defensie. De vier Nederlandse F-16’s worden momenteel alleen boven Irak ingezet en blijven tot 1 juli actief. Daarnaast onderzoekt Nederland de mogelijkheid om Iraakse strijdkrachten meer materiële steun te bieden en wordt er bekeken of het mogelijk is meer training te geven aan de grondtroepen die daar in strijd zijn met IS.

Ook stelt het kabinet meer geld beschikbaar om de Syrische oppositiegroepen te ondersteunen met civiele middelen en medische steun.

(36)

35

Column Options

Geef hier uw score

1 (heel negatief) 2 3 4 5 6 7 8 9 10 (heel positief) Denkt u dat ingrijpen in de situatie rondom IS eerder positief of eerder negatief is voor Nederland? Hoe staat u tegenover de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt met betrekking tot IS?

Geef een score van 1 t/m 5. 1 = Helemaal niet, 5= Heel erg.

1 2 3 4 5

Bent u na het lezen van het bericht boos op de situatie rondom IS?

(37)

36

1 2 3 4 5

Bent u na het lezen van het bericht bang voor de situatie rondom IS?

Heeft u iets nieuws geleerd door het door u gelezen bericht? Ja

Nee

Vindt u het gelezen artikel geloofwaardig? Ja

Nee

Ziet u IS als een directe dreiging? Ja

Nee

Was u voor het lezen van de tekst al bekend met de moslim-extremistische beweging IS? Ja

Nee

Benadrukte het door u gelezen bericht de risico’s rondom IS? Ja

Nee

Was het door u gelezen bericht neutraal geschreven? Ja

(38)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

albei partye bevoordeel. Band en mond belowe : met nadruk bevestig. Uit die hand verkoop : privaat, nie per publieke veiling nie. Iemand op die .hande dra : regtig baie

This paper presents a real-time monitoring and control system for low voltage grids built with Smart State Technology’s (SST) LV-Sensors and their open platform

The Vivado Pipeline Analysis Tool [6] builds upon the ideas presented in [8] and [9]. By using the timing models implemented in Vivado, an existing design is analyzed for

As a result of the review process, 2 papers were accepted for inclusion in the ISPRS Annals and 4 in the ISPRS Archives, while remaining contributions were either rejected

When applied to HFMD outbreak data collected for 2008–11 in Beijing, China, our model successfully predicted the peak week of an outbreak three weeks before the actual arrival of

Zimbabwe’s Ministry of Women Affairs, Gender and Community Development, has a mandate to raise awareness with people about gender- based violence.. This is also

The ‘good’ was an extrinsic property for Qohelet and he denied the reality of intrinsic and instrumental goodness that could constitute any absolute value. The metaphysics

(S)AE: (Serious) Adverse Event; ABC: Activity Based Costing; CEA: Cost- Effectiveness Analysis; GPS: Global Positioning System; HRQOL: Health Related Quality of Life; ICER: