• No results found

Is het persoonlijke leven van vrouwelijke politici in de VS belangrijker dan hun rol in de politiek? : een kwantitatief onderzoek naar de privatisering van vrouwelijke en mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële v

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is het persoonlijke leven van vrouwelijke politici in de VS belangrijker dan hun rol in de politiek? : een kwantitatief onderzoek naar de privatisering van vrouwelijke en mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële v"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is het persoonlijke leven van vrouwelijke

politici in de VS belangrijker dan hun rol in de

politiek?

Een kwantitatief onderzoek naar de privatisering van vrouwelijke en mannelijke

kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen in de Verenigde Staten in

2008 en 2016.

Marit Hoogenboom (10592865) Communicatiewetenschap AP Gemediatiseerde Campagnes Jonas Lefevere Aantal woorden: 7959 06-06-2016

(2)

2

Inhoudsopgave

Samenvatting

3

Inleiding

4

Relevantie 5

Theoretisch kader

7

Personalisering en privatisering 7

Mannen versus vrouwen 9

Methode

12

Sample 12 Variabelen 13 Afhankelijke variabelen 13 Onafhankelijke variabelen 13 Analyses 14

Resultaten

14

Conclusie en discussie

22

Conclusie 22 Discussie 24

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 24

Literatuurlijst

26

Appendix

30

Bijlage 1: Zoektermen LexisNexis 30

Bijlage 2: Tabellen 31

(3)

3

Samenvatting

In deze thesis is het verschil in media-aandacht tussen mannelijke en vrouwelijke kandidaten en het verschil in privatisering tussen mannelijke en vrouwelijke kandidaten tijdens de Amerikaanse voorverkiezingen van 2008 en 2016 onderzocht. Dit is onderzocht door middel van een inhoudsanalyse aan de hand van krantenartikelen. Er is verder ook gekeken naar het verschil tussen de voorverkiezingen van 2008 en 2016. Uit het onderzoek is gebleken dat mannelijke kandidaten vaker zijn genoemd in de artikelen dan vrouwelijke kandidaten. De hypotheses waarbij er een trend doorheen de tijd werd verwacht zijn allen verworpen. Tot slot is gebleken dat er bij vrouwelijke kandidaten meer sprake is van privatisering dan bij

(4)

4

Inleiding

In december 2015 viel Donald Trump Hillary Clinton aan in een tweet, waarbij hij refereerde naar de buitenechtelijke relaties die haar man, Bill Clinton, zou hebben gehad tijdens zijn presidentschap. Trump lijkt vaker gebruik te maken van persoonlijke zaken in zijn discussies met andere politici of zijn uitlatingen jegens een van hen. Volgens Clinton zelf valt hij haar wel vaker aan met seksistische uitlatingen (Volkskrant.nl, 2015). Nu lijkt dit een truc die wordt bedacht door de makers van verkiezingscampagnes om zo alles te doen wat mogelijk is om een kandidaat te laten winnen, maar de media in de Verenigde Staten gaan er veelal in mee. Volgens politici verdwijnt hierdoor de inhoud van de politieke informatie die gegeven wordt en zoeken journalisten steeds meer naar scoops en politieke schandalen om te scoren met waar zij denken dat het publiek in geïnteresseerd is (Brants, De Vreese, Möller et al., 2010). Ook volgens Vliegenhart (2012), is er een nieuwe manier waarop politici worden weergeven, wat personalisering wordt genoemd. Dit kan verwijzen naar het stemgedrag van kiezers, waar zij hun politieke keuzes wellicht meer op basis van individuele leiders maken, of naar politici die zich meer als individuele actoren gedragen en minder als een lid van een partij, terwijl partijen hun leider in het middelpunt van de aandacht plaatsen. Tot slot kan het verwijzen naar de manier waarop media politici presenteren (Van Aelst, Sheafer & Stanyer, 2012). In dit onderzoek wordt de mate van personalisering in de media onderzocht.

Personalisering in de media refereert naar een verandering in presentatie van politici in de media, waarbij er een verhoogde focus ligt op individuele politici en een verminderde focus op partijen, organisaties en instituties (Rahat & Sheafer, 2007). Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen twee vormen van personalisering. De eerste vorm impliceert een verschuiving in zichtbaarheid in de media van partijen naar individuele politici, of van de regering naar individuele leden van het kabinet. Dit wordt individualisatie genoemd. De tweede vorm is privatisering en impliceert een verschuiving van een politicus in zijn publieke rol naar een politicus als privépersoon (Van Aelst et al., 2012).

Hillary Clinton zou dit jaar de eerste vrouwelijke president van de Verenigde Staten kunnen worden en strijdt op dit moment enkel nog tegen mannen. Vrouwelijke politici zijn op het allerhoogste niveau in de Verenigde Staten niet zo goed gerepresenteerd op het allerhoogste niveau. Volgens Fox en Lawless (2014) kan dit komen door de kracht van de traditionele familieverhoudingen. Traditionele opvattingen over de rol van vrouwen binnen een gezin zouden vrouwen met kinderen kunnen tegenhouden om de politiek in te stappen. De

(5)

5 verantwoordelijkheden zouden vrouwen kunnen belemmeren om mee te doen aan moeilijke campagnes. Dit, omdat verschillende verplichtingen de flexibiliteit van vrouwen kunnen beïnvloeden.

Ook zouden vrouwen soms ‘te jong’ worden gevonden om in de politiek te stappen, wanneer zij nog jonge kinderen hebben. Ze worden dan weer ‘te oud’ gevonden wanneer zij in de leeftijd zijn dat er hormonale veranderingen plaatsvinden, omdat zij dan emotioneel onstabiel worden gezien. Ook worden hun seksuele identiteit en gedrag geconstateerd op een manier dat hun leiderschapskwaliteiten worden gekoppeld aan hun seksuele aantrekkelijkheid. Dit alles doet afbreuk aan hun politieke en electorale legitimiteit (Trimble, Wagner, Sampert, Raphael & Gerrits, 2013). Bovendien zou men in de veronderstelling zijn dat de vrouwelijke politici die er zijn, zich binnen de politiek beperken tot binnenlandse, maatschappelijke en meestal feministische vraagstukken (Wasburn & Wasburn, 2011; Banwart, Bystrom en Robertson, 2003). Deze traditionele rollen binnen een gezin en het beeld dat men heeft van vrouwen in de politiek zouden ook de reden kunnen zijn dat vrouwen wellicht anders in de media verschijnen dan mannen. Doordat vrouwen nog niet zo vaak in de politiek voorkomen als mannen, zou hun privéleven en de relatie tot hun politieke carrière zeer interessant zijn voor media. Zo zou onder andere sekse, maar ook de huwelijkse situatie vaak benoemd worden door media (Semetko & Boomgaarden, 2007; Trimble et al., 2013) Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

RQ: In hoeverre is er een verschil tussen privatisering van vrouwelijke kandidaten in vergelijking met mannelijke kandidaten in kranten in de Verenigde Staten tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008 en 2016?

Relevantie

Er zijn een aantal redenen waarom het van belang is om onderzoek te doen naar deze vraag. Allereerst is dit onderzoek voor de wetenschap relevant, omdat er wel onderzoek gedaan is naar personalisering en privatisering en vrouwelijke politici in de media in bijvoorbeeld Europese landen, maar nog niet in de Verenigde Staten. Zo hebben O’Neill, Savigny en Cann (2015) onderzocht hoe en hoe vaak vrouwelijke politici in Groot-Brittannië genoemd worden in de media. Mede vanwege de verschillende verkiezingsstelsels in verschillende landen zouden er zeker verschillen kunnen zijn. Op dit moment zijn in de Verenigde Staten de voorverkiezingen aan de gang, waar Hillary Clinton een grote rol in speelt. Het is nu nog niet duidelijk wat de mate van privatisering is in de Verenigde Staten, wanneer het aankomt op het

(6)

6 verschil tussen mannen en vrouwen. Bovendien is het geslacht van de kandidaten nog niet eerder als verklaring voor de mate van privatisering meegenomen in een onderzoek. Zeker nu er een vrouwelijke kanshebber is op het presidentschap is het dus van belang om dit te weten. Verder is dit onderzoek maatschappelijk relevant omdat media steeds belangrijker worden. De meeste mensen maken tegenwoordig gebruik van zowel printmedia, televisie en internet. Nieuwsmedia spelen dus ook een cruciale rol in het verbinden van kiezers en politieke actoren, omdat burgers vaak alleen afgaan op de informatie die in nieuwsmedia gegeven wordt over hun vertegenwoordigers (Vos, 2014). In dit onderzoek worden kranten

onderzocht, omdat kranten een grondige, uitgebreide en substantieve informatie over politieke campagnes, politieke issues en publieke beleidsmaatregelen geven (Benoit, Goode & Glantz, 2013). Bij televisie zal er wellicht sneller privatisering voorkomen omdat er gemakkelijk bijvoorbeeld familie in beeld kan komen. Wanneer er in kranten privatisering voorkomt, zijn er daadwerkelijk zaken over het privéleven van politici genoemd. Dit zegt wellicht nog meer over de mate van privatisering.

Bovendien is dit onderzoek van belang, omdat eerdere onderzoeken personalisering niet eenduidig definiëren (van Santen & van Zoonen, 2009; Rahat & Sheafer, 2007; Kriesi, 2012). Hierdoor kunnen resultaten moeilijker met elkaar vergeleken worden, aangezien er niet over dezelfde definities van personalisering wordt gesproken. Onderzoeken naar personalisering maken veelal brede definities van personalisering en richten zicht niet op één aspect. In dit onderzoek wordt dit wel gedaan en zal er enkel gekeken worden naar privatisering. Daarnaast is dit onderzoek relevant, omdat personalisering effect kan hebben op het

stemgedrag van kiezers. Zo raken burgers door personalisering meer betrokken bij de politiek en hierdoor wordt hun stemgedrag beïnvloed. Zij voelen zich dan namelijk meer verbonden met politici, omdat zij zich met hen kunnen identificeren en omdat ze hen kunnen beoordelen als ‘persoon’ (Garzia, 2011). Ook is er volgens Karp en Banducci (2008) een link tussen de representativiteit van vrouwen in de politiek en de attitude jegens het politieke stelsel. Het aantal vrouwen in het parlement zou namelijk een positief effect hebben op evaluaties over de kwaliteit van het democratische proces. Dit positieve effect geldt volgens hen bij zowel mannen als vrouwen. Tot slot blijkt uit het onderzoek van Miller en Peake (2013) dat wanneer media zaken uit het persoonlijke leven van vrouwelijke politici noemen, dit zorgt voor een negatief effect op de attitude jegens deze vrouwelijke politici.

Het is dus voor de maatschappij van belang om te weten te komen hoe de verhoudingen wat betreft de privatisering bij mannelijke- en vrouwelijke kandidaten in de Verenigde Staten nu werkelijk zit, zodat burgers hier zich bewust van kunnen zijn.

(7)

7 In het vervolg van dit onderzoek zal er een theoretisch kader besproken worden, waarin aan de hand van literatuur de belangrijkste theorieën voor dit onderzoek besproken worden. Vervolgens zal in de methode uitgelegd worden hoe dit onderzoek is uitgevoerd, waarna de resultaten besproken worden. Tot slot zullen in de conclusie de belangrijkste bevindingen benoemd worden, zullen er implicaties van het onderzoek gegeven worden en zullen er aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan worden.

Theoretisch kader

Allereerst zal het concept privatisering aan de hand van personalisering besproken worden. In dit onderzoek zal gekeken worden naar het verschil hoe media omgaan met mannelijke en vrouwelijke kandidaten. Verder zullen er op basis van literatuur in dit stuk hypotheses opgesteld worden.

Personalisering en privatisering

Er is veel onderzoek gedaan naar personalisering, maar deze onderzoeken en de definities die gehanteerd worden verschillen sterk van elkaar, waardoor het lastig is de resultaten met elkaar te vergelijken (Kriesi, 2012; Rahat & Sheafer, 2007). De reden voor deze inconsistentie is volgens Rahat en Sheafer (2007) dat er geen uniforme conceptuele aanpak is en er geen operationele definities worden gehanteerd. Zo definiëren Rahat en Sheafer (2007)

personalisering van politici als een proces waarin het politieke gewicht op de individuele actor in een politiek proces groter wordt, terwijl het belang van de politieke partij vermindert. Kriesi (2012) definieert personalisering als een toenemende focus op kandidaten in plaats van partijen, instituties of issues en wanneer er meer gekeken wordt naar niet-politieke

persoonlijke kenmerken in plaats van politiek gerelateerde problemen.

Zoals eerder werd benoemd kan er binnen personalisering onderscheid worden gemaakt tussen individualisering en privatisering. Met individualisering wordt de zichtbare

verschuiving in de media van partijen naar individuele politici bedoeld. Binnen privatisering kan er vervolgens onderscheid gemaakt worden tussen persoonskenmerken, waarbij de focus ligt op niet politiek gerelateerde kenmerken en het persoonlijke leven, waarbij de focus ligt op het privé leven en persoonlijke interesses (Van Aelst et al., 2012). De definitie van personalisering van Rahat en Sheafer (2007) komt overeen met de eerste vorm van

(8)

8 personalisering volgens Van Aelst et al. (2012), namelijk individualisering. Rahat en Sheafer (2007) nemen ook privatisering op in hun onderzoek, alleen staat dit los naast personalisering. Zij definiëren privatisering als de focus van de media op persoonlijke karaktereigenschappen en het persoonlijke leven van individuele kandidaten. Dit komt sterk overeen met de definitie van privatisering van Van Aelst et al. (2012).

Vanwege de brede definities die voor personalisering worden gehanteerd zal er in dit

onderzoek enkel gekeken worden naar privatisering. Ook wordt in dit onderzoek gekeken naar het verschil tussen mannelijke kandidaten en vrouwelijke kandidaten en daar is privatisering een aspect waarbij er een verschil wordt verwacht. Verder zal er niet zoals in het onderzoek van Van Aelst et al. (2012) binnen privatisering onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen, maar privatisering zal meer benaderd worden zoals de definitie van Rahat en Sheafer (2007), dus de focus van de media op persoonlijke karaktereigenschappen en het persoonlijke leven van individuele kandidaten. De definitie van Rahat en Sheafer (2007) wordt als betere definitie beschouwd, omdat privatisering in dit onderzoek wordt gezien als één overkoepelend begrip en niet wordt gesplitst. Hierbij worden de aspecten die onder persoonskenmerken of het persoonlijke leven vallen niet als aparte aspecten van privatisering gezien, zoals bij Van Aelst et al. (2012), maar juist als gelijk beschouwd. Naast het ontbreken van consensus in literatuur over de definitie van personalisering en privatisering, is er ook geen consensus wanneer het gaat om een wel of niet bestaande trend. Volgens Vliegenthart (2012) hebben de opkomst van televisie en internet bijgedragen aan de nieuwe manier waarop politici worden belicht door media. Daarnaast spelen politici steeds meer in op de media, door hun activiteiten aan te passen aan mediacriteria om zo meer in de media te verschijnen (Vos, 2014). Volgens Wolfsfeld (2004) zijn het juist de veranderingen in personalisering bij het gedrag van politici die er als eerst voor zorgen dat personalisering in de media voorkomt. Hij impliceert een model waarbij de personalisering in de politiek invloed heeft op de personalisering in de media, welke vervolgens weer van invloed is op de personalisering binnen de politiek. Rahat en Sheafer (2007) verwachten dan ook dat institutionele veranderingen tot meer significante en onmiddellijke veranderingen leiden dan technologische ontwikkelingen. Deze

ontwikkelingen zouden namelijk op lange termijn effect hebben op personalisering. Dit alles impliceert dat personalisering stijgt door de tijd heen. Kriesie (2012) heeft echter voor vijf van de zes Europese landen die hij onderzocht, geen bewijs gevonden voor een bestaande trend voor zowel personalisering als privatisering. Toch zien Vliegenthart (2012) en Van Aelst et al. (2012) privatisering net als personalisering wél als een trend door de tijd heen. Ook aan privatisering zou technologie namelijk een bijdrage leveren. Zo zorgt voortdurende

(9)

9 technologische innovatie volgens Thomspon (2004) voor een vermindering van de privacy van politici. Ook is het steeds moeilijker om te controleren wat voor privé informatie er over politici rondgaat in de media. Privatisering zal dus in de toekomst toenemen. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H1: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van privatisering dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008.

Vrouwen versus mannen

De rol van vrouwen in het dagelijks leven wordt vaak anders gezien dan die van mannen. Zo zouden vrouwen meer gericht zijn op hun gezin in plaats van op hun professionele carrière (Fox & Lawless, 2014). Dit beïnvloedt zowel het aantal vrouwen in de politiek, als het beeld dat men heeft van vrouwelijke politici. Hoe vrouwen in de politiek belicht worden, is volgens Wasburn en Wasburn (2011) een lastige zaak en kan een negatieve invloed voor hen hebben. Wanneer zij beschreven worden als vrouwelijk of meelevend, kunnen veel kiezers denken dat ze ongeschikt zijn om beslissingen te maken over militaire of economische zaken.

Daarentegen, als ze beschreven worden als bekwaam of stoer, kan dit verkeerd vallen bij kiezers die geloven in de traditionele familierollen. Daarnaast is een lang bestaand onderdeel van de Amerikaanse politieke cultuur dat men ervan uit gaat dat de expertise van vrouwelijke politici zich beperkt tot binnenlandse maatschappelijke vraagstukken. Vrouwelijke politici worden minder serieus genomen dan hun mannelijke collega’s en voor hen is het moelijker om de media-agenda te beïnvloeden dan voor mannen (Wasburn & Wasburn, 2011). Het is echter van groot belang voor politici dat zij in de media verschijnen. Het niet verschijnen in de media kan voor politici namelijk politieke ‘dood’ betekenen (O’Neill et al., 2015). Dit blijkt ook uit het onderzoek van Hopmann, Vliegenthart, De Vreese en Albæk (2010). Zij suggereren dat de zichtbaarheid in de media effect heeft op zwevende kiezers. Dit zou voor vrouwelijke politici een groter risico zijn dan voor mannen, omdat media het nalaten om hun standpunten en prestaties op dezelfde manier te belichten als die van mannen (O’Neill et al., 2015).

Voor vrouwen zou het dus moeilijker zijn dan voor mannen om media-aandacht te verkrijgen. Of dit daadwerkelijk ook zo uitpakt is door onder andere Vos (2014) onderzocht. Zij geeft in een literatuurstudie aan dat de uitkomsten van onderzoeken naar de mate van berichtgeving van vrouwelijke politici in vergelijking met mannelijke politici niet eenduidig zijn. Volgens Ross, Evans, Harrison, Shears en Wadia (2013) krijgen vrouwelijke politici minder

(10)

media-10 aandacht dan mannelijke politici. Specifiek voor de VS is uit het onderzoek van Wasburn en Wasburn (2011) naar de berichtgeving over Sarah Palin echter gebleken dat zij vaker

genoemd werd dan haar mannelijke tegenstander. Ook uit het onderzoek van Banwart et al. (2003) is gebleken dat vrouwen vaker in de media verschijnen dan mannen, tijdens de race voor de Senaat en het gouverneurschap in de Verenigde Staten. Verkiezingen voor de Senaat en het gouverneurschap in de VS zullen hoogstwaarschijnlijk minder media-aandacht

verkrijgen dan de voorverkiezingen voor het presidentschap, toch zou dit onderzoek vergelijkbaar kunnen zijn. Beiden onderzoeken richten zich namelijk op media en

verkiezingen, en bovendien zijn ze beiden in de VS uitgevoerd. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H2: Vrouwelijke kandidaten komen in verhouding vaker voor in kranten dan mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen in de Verenigde Staten van 2008 en 2016.

Verder is uit het onderzoek van Semetko en Boomgaarden (2007) naar de mediaberichtgeving in Duitsland tijdens de verkiezingen waarin Angela Merkel meedeed, gebleken dat sekse vaker benadrukt wordt bij vrouwelijke kandidaten dan bij mannelijke kandidaten. Er wordt dus vaker gesproken over het feit dat de kandidaat een vrouw is, wanneer de berichtgeving gericht is op het kandidaatschap. Volgens Trimble et al. (2013) is er in Canada bij vrouwelijke politici meer sprake van privatisering dan bij mannelijke politici. Zij concluderen dat de seksualiteit, uiterlijk en huwelijkse situatie van vrouwelijke kandidaten vaker werd besproken in de media dan die van mannelijke kandidaten. Ook blijkt uit hun onderzoek dat wanneer vrouwelijke kandidaten de race wonnen, hun privézaken nog meer werden benadrukt. Zo werden van vrouwelijke winnaars vaker hun uiterlijk en persoonlijke leven beschreven in nieuwsberichten over hun kandidaatschap, dan van mannelijke winnaars. Dit was vooral het geval nadat duidelijk was geworden dat zij hadden gewonnen. Ook blijkt uit het onderzoek van Banwart et al. (2003) dat vrouwen in de media vooral worden gedefinieerd aan de hand van hun geslacht, kinderen en burgerlijke staat. O’Neill et al. (2015) hebben in hun onderzoek ook de vergelijking gemaakt tussen mannen en vrouwen. Ze suggereren dat vrouwelijke politici in Groot-Brittannië meer verschenen in niet-politiek gerelateerde berichten en dat de focus op het persoonlijke lag. Hiermee verschilden de vrouwelijke politici van de mannelijke politici. Dit verschil zou kunnen komen doordat er nog weinig vrouwen in de politiek zijn en dit dus nog als ´nieuw´ wordt gezien. De traditionele man-vrouw rollen lijken voor veel

(11)

11 mensen nog een grote rol te spelen, waardoor er anders naar vrouwen in de politiek wordt gekeken dan naar mannen (Fox & Lawless, 2014). Dit kan zich ook uiten in de media. Het verschijnen in niet-politiek gerelateerde berichten, zoals in de genoemde onderzoeken, komt overeen met de definitie van privatisering van Rahat en Sheafer (2007), en dus met de definitie die wordt gehanteerd voor dit onderzoek. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H3: Bij vrouwelijke kandidaten is er meer sprake van privatisering dan bij mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen in de verenigde Staten van 2008 en 2016.

Volgens Fox en Lawless (2014) weerhoudt hun rol in de familie vrouwen er echter niet van om door te willen stromen in de politiek. Er komen dan ook steeds meer vrouwen in de politiek vergeleken met jaren geleden. Dit wordt bevestigd in de studies van Semetko en Boomgaarden (2007) en Trimble et al. (2013). Daarnaast zou er volgens Miller en Peake (2013) een trend zijn wat betreft de mediaberichtgeving over vrouwelijke politici. Deze zou zijn opgeschoven naar een toenemende berichtgeving over vrouwelijke politici, in

vergelijking met mannelijke politici. Dit is een verschil met vroeger, waar er toen veelal meer mediaberichtgeving over mannelijke politici plaatsvond.

Bovendien spelen technologische ontwikkelingen mee bij mediaberichtgeving. Zo zorgen technologische ontwikkelingen voor een stijging van berichtgeving over politici en tevens voor een toename van privatisering (Thompson, 2004). Privatisering wordt dan ook gezien als een proces door de tijd heen (Van Aelst et al., 2012). De combinatie van de verandering van de genoemde concepten leidt tot de volgende hypotheses:

H4a: Vrouwelijke kandidaten komen in verhouding vaker voor in kranten dan mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008.

H4b: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van privatisering bij vrouwelijke kandidaten dan bij mannelijke kandidaten dan tijdens de presidentiële

voorverkiezingen van 2008.

H4c: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van privatisering bij Hilary Clinton dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008.

(12)

12

Methode

Er is gekozen om dit onderzoek uit te voeren door middel van een kwantitatieve

inhoudsanalyse. Dit onderzoek betreft krantenartikelen. Door gebruik te maken van een kwantitatieve inhoudsanalyse kan op een efficiënte manier veel data uit de media verzameld worden. Bovendien kan hierdoor gemakkelijk een trend onderzocht worden. Daarnaast is deze onderzoeksmethode gekozen omdat voorgaande onderzoeken naar personalisering ook

gebruik hebben gemaakt van een inhoudsanalyse (Kriesi, 2012; O’Neill et al., 2015; Rahat & Sheafer, 2007).

Bij deze inhoudsanalyse is gebruik gemaakt van twee kranten uit de Verenigde Staten. Dit zijn The New York Times en USA Today. Voor deze kranten is gekozen omdat zij zowel op papier als online tot de kranten met de grootste oplages behoren. Ook The Wall Street Journal heeft een grote oplage, maar deze krant wordt als minder relevant geacht voor dit onderzoek, vanwege het financiële oogpunt van de krant (Journalism, 2015a; Journalism, 2015b).

De krantenartikelen uit de presidentiële voorverkiezingen van 2008 en van 2016 zijn gekozen, omdat in beide voorverkiezingen vrouwelijke kandidaten meededen. In 2008 stelde Hillary Clinton zich verkiesbaar voor de nominatie bij de Democraten, terwijl in 2016 naast Hillary Clinton (D) ook Carly Fiorina (R) zich als presidentskandidaat verkiesbaar stelde.

Sample

In LexisNexis is gezocht naar artikelen. De zoektermen die hiervoor gebruikt zijn, zijn te vinden in Bijlage 1.

Vervolgens is voor elke krant in elk jaar een random sample getrokken van 150 artikelen van 1 augustus 2015 tot en met 31 maart 2016. Er is dus gebruik gemaakt van een gestratificeerd sample. In totaal zijn er dus 600 artikelen gecodeerd op actor niveau. Van deze artikelen zijn enkel de artikelen gebruikt waar geschreven werd over de voorverkiezingen en waar de naam van een kandidaat genoemd werd. De samplingeenheid in dit onderzoek was dus het

krantenartikel. De registratie-eenheid was de actor. Voor elke kandidaat die genoemd werd zijn alle variabelen gecodeerd. Hierbij was echter de voorwaarde dat de naam van een kandidaat minstens twee keer genoemd moest zijn. Er bleken 95 artikelen niet relevant voor dit onderzoek. Dit heeft geleid tot N=1444. Hiervan kwamen er 741 items uit 2007/2008 en 703 uit 2015/2016.

(13)

13

Variabelen

Om de hypotheses te toetsen zijn verschillende variabelen gemeten. Uitgebreide beschrijvingen zijn te vinden in het codeboek (Bijlage 3).

Afhankelijke variabelen

De variabele Privatisering meet of er in het krantenartikel sprake is van privatisering van de kandidaat. Dit is gemeten door middel van een somschaal, die varieert van 0 tot 7. Hierbij betekent 0 dat privatisering niet aanwezig is en 7 dat privatisering wel aanwezig is. Deze somschaal is gebaseerd op de volgende zeven items:

- Komt de familie van de kandidaat naar voren in het item/artikel? - Is er aandacht voor het liefdesverleden van de kandidaat?

- Is er aandacht voor de opvoeding van de kandidaat?

- Wordt er gesproken over het leven van de kandidaat vóór zijn politieke carrière? - Wordt er gesproken over het uiterlijk van de kandidaat?

- Wordt er gesproken over (karakter)eigenschappen van de kandidaat? - Wordt er gesproken over demografische kenmerken van de kandidaat?

Al deze variabelen zijn dichotoom, wat betekent dat bij het meten van de variabelen ofwel (0) Nee ofwel (1) Ja is gecodeerd. Van alle bovenstaande items ligt Krippendorff’s alpha boven 0,8, wat betrouwbaar is, behalve Familie (α = 0,75). Deze wordt echter wel meegenomen in de analyses, omdat de alpha betrouwbaar genoeg is voor de variabele privatisering.

Privatisering is moeilijk te meten, en omdat de verschillende concepten samen genomen zullen worden, wordt de iets lagere alpha van Familie, hoog genoeg geacht om meegenomen te worden in de analyses.

Verder meet de variabele Naam kandidaat welke kandidaten in de artikelen genoemd zijn. De lijst van kandidaten is te vinden in het codeboek op blz. 32 t/m 34 (Bijlage 3). Op die manier kunnen H2 en H4a gemeten worden. Van deze variabele is Krippendorff’s alpha 1.

Onafhankelijke variabelen

De variabele Jaartal meet of het krantenartikel gaat over de presidentiële voorverkiezingen van 2008 (0) of van 2016 (1).

Tot slot meet de variabele Geslacht of de kandidaat die genoemd werd in het artikel een man (0) of een vrouw (1) is.

(14)

14

Analyses

De variabelen waarmee privatisering wordt gemeten zijn dichotome variabelen. Hierdoor is het niet mogelijk om een factoranalyse uit te voeren om op die manier een schaal te vormen. Daarom is via het programma STATA een mokkenschaal uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de variabelen meerdere schalen vormen die allen significant zijn1. Desondanks is er voor gekozen om de verschillende items tot één schaal samen te voegen. Dit, omdat zij wel degelijk allemaal privatisering meten. Uit de codering is namelijk gebleken dat de

verschillende items die privatisering meten, niet systematisch samen voorkomen. In sommige artikelen werd bijvoorbeeld iemands leeftijd of geslacht benoemd, terwijl in andere artikelen er over de echtgenote van de kandidaat werd geschreven. Deze aspecten werden soms dus niet samen benoemd, terwijl het beiden wel degelijk indicaties van privatisering zijn. De

variabelen die gebruikt zijn om privatisering te meten, zijn gebaseerd op de variabelen in de studies van Van Aelst et al. (2011) en Trimble (2013). Om alle aspecten van privatisering in kaart te brengen, wordt het geoorloofd geacht om de variabelen tot één schaal te vormen. Om de eerder besproken hypotheses te toetsen zullen er verschillende analyses uitgevoerd worden. Voor H2 en H4a is het databestand getransformeerd, naar een bestand waarbij elke kandidaat die aan de voorverkiezingen meedeed per artikel op een eigen lijn gecodeerd is. Hierbij werd dus per kandidaat gecodeerd of deze wel of niet voorkwam in het artikel. Bij de andere hypotheses staan enkel de kandidaten die daadwerkelijk genoemd werden in het artikel in het databestand.

Resultaten

Zoals eerder genoemd, is privatisering gemeten door middel van verschillende variabelen. In Figuur 1 is te zien hoe vaak elke variabele die privatisering meet, voor is gekomen. Zoals te zien is kwamen, wanneer er sprake was van privatisering, Demografische eigenschappen het vaakst voor, namelijk 314 keer. Hierbij was er bijvoorbeeld sprake van het noemen van het geslacht, ras of de leeftijd van een kandidaat. Demografische eigenschappen wordt gevolgd door Carrière met 159 keer, Familie met 152 keer, Eigenschappen met 112 keer, Opvoeding

1

Schaal 1 bevat opvoeding (H=0,79) en demografische kenmerken (H=0,79). Schaal 2 bevat familie (H=0,50) en liefdesverleden (H=0,50). Schaal 3 bevat uiterlijk (H=0,35) en eigenschappen (H=0,35). Carrière hoorde bij geen enkele schaal. Alle schalen zijn significant (p<0,001).

(15)

15 met 18 keer, Uiterlijk met 15 keer en tot slot kwam Liefdesverleden het minst voor, namelijk 9 keer.

Figuur 1: De mate van voorkomen van verschillende concepten van privatisering.

Zoals in Tabel 1 in Bijlage 2 te zien is, ligt de mate van privatisering voor de jaren 2007/2008 en 2015/2016 zeer dicht bij elkaar. In 2007/2008 was het gemiddelde op de

privatiseringsschaal 0,52. In 2015/2016 was dit gemiddelde 0,56. Bij beiden verkiezingsjaren is dit gemiddelde zeer laag. Dit duidt erop dat er gemiddeld weinig sprake was van

privatisering. In 2007/2008 is er bij 279 (37,7%) gecodeerde items sprake van privatisering. Bij 2015/2016 is dit aantal 282 (40,1%). Dit betekent dus dat er in veel gevallen géén sprake is van privatisering (bij 2007/2008 in 62,3% en bij 2015/2016 in 59,9% van de gevallen). Verder is het opvallend dat het in het jaar 2007/2008 twee keer voor is gekomen dat er vijf is gescoord op de privatiseringsschaal en in het jaar 2015/2016 nooit. Daarentegen is er in het jaar 2015/2016 vaker twee gescoord op de privatiseringsschaal dan in het jaar 2007/2008. Namelijk, 10,4% tegen 8,8%.

Om te toetsen bij welk verkiezingsjaar er meer sprake is van privatisering (H1: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van privatisering dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008), is er een logistische regressieanalyse uitgevoerd.

0 50 100 150 200 250 300 350

(16)

16 Bij deze logistische regressieanalyse is de dummyvariabele van privatisering gebruikt als afhankelijke variabele. De uitkomsten van de analyse zijn te zien in Tabel 2.

Tabel 2: Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op privatisering.

Onafhankelijke variabele COEF SE

Geslacht 0,62*** (0,13)

Jaar 0,14 (0,11)

Constant -0,67*** (0,08)

Pseudo R² 0,02

*** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05

Uit de logistische regressieanalyse is gebleken dat de variabele Jaartal een positief effect heeft op privatisering. Dit houdt in dat er meer sprake is van privatisering in het verkiezingsjaar 2015/2016. Dit effect is echter niet significant. H1 wordt daarom verworpen. Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er niet meer sprake van privatisering dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008.

Deze analyse met het regressiemodel dat in Tabel 2 te zien is, toetst naast H1, ook meteen H3: Bij vrouwelijke kandidaten is er meer sprake van privatisering dan bij mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen in de verenigde Staten van 2008 en 2016. Er is gebleken dat de variabele Geslacht een positief, significant effect heeft op privatisering. Dit houdt in dat er significant meer sprake is van privatisering bij vrouwelijke kandidaten. Ook is er gekeken naar de probabiliteiten. Hieruit is gebleken dat wanneer de kandidaat die genoemd werd in het artikel een man is, de gemiddelde kans op privatisering 36% is. De gemiddelde kans op privatisering wanneer de genoemde kandidaat een vrouw is, is 50%. Hiermee wordt H3 aangenomen.

Zoals in de methode al genoemd is, is voor H2 en H4a de data getransformeerd, waardoor er één case is aangemaakt voor elke combinatie artikel-kandidaat. Hierdoor geeft de afhankelijke variabele, voor elk artikel, aan of een kandidaat wel (1) of niet (0) in het artikel voorkomt. Er wordt hierbij dus getoetst op alle kandidaten die deelnamen aan de verkiezingen, of deze nu wel of niet voorkomen in het artikel. Bij de andere hypotheses, die kijken naar privatisering, wordt echter getoetst op de kandidaten die daadwerkelijk voorkomen in het artikel

(17)

17 Om H2: Vrouwelijke kandidaten komen in verhouding vaker voor in kranten dan mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen in de Verenigde Staten van 2008 en 2016 te toetsen is er een logistische regressieanalyse uitgevoerd. Bij deze analyse is het wel of niet genoemd worden van de kandidaat, de afhankelijke variabele. Allereerst is deze

regressieanalyse uitgevoerd met alle kandidaten die in Tabel 3 in Bijlage 2 te zien zijn. Deze tabel bevat de kandidaten die in meer dan 5% van de krantenartikelen genoemd zijn. Ook Carly Fiorina is toegevoegd aan deze tabel, ondanks dat zij in slechts 1,8% van de

krantenartikelen wordt genoemd. Om deze hypothese te toetsen, wordt namelijk gekeken naar het verschil tussen mannen en vrouwen. Er zijn in het jaar 2015/2016 slechts twee

vrouwelijke kandidaten, Hillary Clinton en Carly Fiorina. Omdat Fiorina belangrijk is voor het vergelijken tussen mannen en vrouwen, wordt zij toch als belangrijke kandidaat en ook als topkandidaat beschouwd.

De resultaten van de analyse zijn te zien in Tabel 4. De variabele Geslacht heeft een positief, significant effect op het wel of niet voorkomen van een kandidaat. Dit houdt in dat vrouwen significant vaker genoemd werden in krantenartikelen. Ook de variabele Jaartal heeft een positief, significant effect op het wel of niet voorkomen van een kandidaat.

Via de probabiliteiten is vervolgens gekeken naar de gemiddelde kans op het voorkomen van een kandidaat. Hieruit is gebleken dat de gemiddelde kans dat de kandidaat die in het artikel genoemd werd een vrouw is, 35% is. De gemiddelde kans dat de kandidaat die in het artikel genoemd werd een man is, is 26%.

Tabel 4: Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op de mate van voorkomen van kandidaten in krantenartikelen.

Onafhankelijke variabele COEF SE

Geslacht 0,51*** (0,08)

Jaar -0,68*** (0,07)

Constant -0,67*** (0,05)

Pseudo R² 0,04

*** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05

Uit de vorige analyse zou blijken dat H2 zou worden aangenomen. In deze analyse worden echter 13 mannen vergeleken met 2 vrouwen. Om een meer gelijke vergelijking te maken tussen mannen en vrouwen en om zo dus preciezer uitspraak te kunnen doen, is binnen de 15

(18)

18 belangrijkste kandidaten een selectie van 5 mannen en 2 vrouwen gemaakt. Deze worden gezien als de topkandidaten. De kandidaten die gebruikt zijn, kwamen allen (behalve Carly Fiorina, zoals eerder genoemd) in meer dan 10% van de krantenartikelen voor. De namen van hen zijn rood onderstreept in Tabel 3 in Bijlage 2 en zijn de volgende kandidaten. Uit

2007/2008: Hillary Clinton, Barack Obama, John McCain en Mitt Romney. Daarnaast zijn volgende kandidaten uit 2015/2016 geselecteerd: Hillary Clinton, Bernie Sanders, Ted Cruz, Marco Rubio, Donald Trump en Carly Fiorina.

Met enkel deze topkandidaten in de analyse, is een logistische regressieanalyse uitgevoerd. De resultaten van deze regressieanalyse zijn te zien in Tabel 5. Uit de analyse is gebleken dat de variabele Geslacht een negatief, niet significant effect heeft op voorkomen van een

kandidaat. Dit zou betekenen dat mannen juist vaker genoemd worden in artikelen. Dit effect is echter niet significant, waardoor dit niet aangenomen kan worden.

Bij deze laatste analyse zijn alleen de topkandidaten meegenomen. Zoals te zien is in Tabel 3, Bijlage 2, heeft Hillary Clinton een groot aandeel binnen de genoemde kandidaten. Bij deze analyse worden de vrouwelijke kandidaten (Clinton en Fiorina) vergeleken met zeven mannelijke kandidaten. Omdat Clinton dus een groot aandeel heeft binnen de genoemde kandidaten, wordt het belangrijk geacht dat zij vergeleken wordt met andere kandidaten die ook een belangrijk aandeel hebben binnen de genoemde kandidaten. Hierom wordt er uitgegaan van de laatste analyse en wordt H2 dus verworpen.

Tabel 5: Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op de mate van voorkomen van topkandidaten in krantenartikelen.

Onafhankelijke variabele COEF SE

Geslacht -0,06 (0,09)

Jaar -0,60*** (0,08)

Constant -1,50* (0,06)

Pseudo R² 0,03

*** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05

Om H4a: Vrouwelijke kandidaten komen in verhouding vaker voor in kranten dan mannelijke kandidaten tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008 te kunnen toetsen is een logistische regressieanalyse uitgevoerd, waarbij het wel of niet genoemd worden van de kandidaat, de afhankelijke variabele was. Deze analyse is uitgevoerd voor de kandidaten die te zien zijn in Tabel 3, Bijlage 2. De

(19)

19 resultaten van de analyse zijn te vinden in Tabel 6. Hier is te zien dat de variabele Geslacht een positief, significant effect heeft op het wel of niet genoemd worden van een kandidaat. Dit betekent dat vrouwen significant vaker genoemd werden in krantenartikelen dan mannen.

Tabel 6: Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op de mate van voorkomen van kandidaten in krantenartikelen.

Onafhankelijke variabele COEF SE

Geslacht Jaartal Geslacht * Jaartal 1,12*** -0,47*** -1,08*** (0,13) (0,08) (0,17) Constant -0,79*** (0,06) Pseude R² 0,05 *** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05

Vervolgens is er naar de probabiliteiten gekeken. Hieruit is gebleken dat in het jaar 2007/2008 de kans dat de genoemde kandidaat een vrouw is, 59% is. Voor mannen is deze kans 31%. In het jaar 2015/2016 is gebleken dat de kans dat een kandidaat die in het artikel genoemd werd een vrouw is, 23% is. De kans dat een kandidaat een man is, is 22%.

Hieruit blijkt dus dat H4a zou worden verworpen. Vrouwelijke kandidaten komen namelijk juist vaker voor in krantenartikelen over de verkiezingen van 2007/2008 dan in die van 2015/2016. Een verklaring voor het ruime verschil tussen 2007/2008 zou kunnen zijn, dat in 2007/2008 Hillary Clinton de enige vrouw was. Zij was een belangrijke kandidaat en werd ook veel genoemd in de krantenartikelen, zoals te zien is in Tabel 3, Bijlage 2. In 2015/2016 was naast Hillary Clinton, ook Carly Fiorina kandidaat. Zij was minder populair en haalt waarschijnlijk het gemiddelde voor vrouwelijke kandidaten in 2015/2016 naar beneden. Ook voor H4a is er een regressieanalyse uitgevoerd waarbij alleen gekeken is naar de

topkandidaten (rood onderstreept in Tabel 3, Bijlage 2). De resultaten van deze analyse zijn te vinden in Model 1 en Model 2 in Tabel 7. Model 1 impliceert de resultaten uit het jaar

2007/2008 en Model 2 impliceert de resultaten van 2015/2016. Uit de analyse is gebleken dat er in het jaar 2007/2008 een positief, significant effect is op de variabele Geslacht. Dit houdt dus in dat vrouwen significant vaker voorkomen dan mannen. Door middel van de

probabiliteiten is gekeken naar de gemiddelde kans. Dit heeft laten zien dat de kans dat de genoemde kandidaat een vrouw is, 59% is. De kans dat de genoemde kandidaat een man is, is 41%.

(20)

20 In het jaar 2015/2016 is er een negatief significant effect op de variabele Geslacht. Dit houdt juist in dat mannen significant vaker voorkomen dan vrouwen. Via de probabiliteiten is gekeken naar de gemiddelde kans dat vrouwen, dan wel mannen in de artikelen voorkomen. Hieruit is gebleken dat de kans dat de genoemde kandidaat in het artikel een vrouw is, 23% is. De kans dat de kandidaat een man is, is 36%.

Aan deze laatste analyse is dus juist te zien dat mannen een grotere kans hebben om voor te komen in een artikel dan vrouwen in het jaar 2015/2016, wanneer wordt gekeken naar de topkandidaten. Ook is dus te zien dat in het jaar 2007/2008 de kans dat een de genoemde kandidaat een vrouw is, 59% is, terwijl deze kans in 205/2016 slechts 23% is.

Deze laatste analyse komt overeen met de gevonden resultaten waarbij niet enkel werd gekeken naar de zeven topkandidaten. H4a wordt dus verworpen.

Tabel 7: Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op de mate van voorkomen van topkandidaten in krantenartikelen met tevens een interactie effect. Model 1 impliceert verkiezingsjaar 2007/2008 en Model 2 impliceert verkiezingsjaar 2015/2016.

Model 1 Model 2

Onafhankelijke variabele COEF SE COEF SE

Geslacht 0,71*** 0,14 -0,59 0,12

Constant -0,35*** (0,07) -0,59 0,06

Pseude R² 0,03 0,02

Om H4b: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van privatisering bij vrouwelijke kandidaten dan bij mannelijke kandidaten dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008 te meten is een logistische regressieanalyse

uitgevoerd. Bij deze analyse is de dummyvariabele van privatisering gebruikt als afhankelijke variabele. De resultaten hiervan zijn te zien in Tabel 8. Er is te zien dat de variabele Geslacht een positief, significant effect heeft op de privatisering. Dit houdt in dat er significant meer sprake is van privatisering bij vrouwelijke kandidaten. Ook heeft de variabele Jaartal een positief significant effect op privatisering.

(21)

21 Tabel 8. Het effect van geslacht en verkiezingsjaar op het voorkomen van privatisering in

krantenartikelen, met tevens een interactie effect.

Onafhankelijke variabele COEF SE

Geslacht Jaartal Geslacht * Jaartal 0,99*** 0,32* -0,78** (0,18) (0,13) (0,23) Constant -0,76*** (0,09) Pseudo R² 0,03 *** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05

Vervolgens is er gekeken naar de probabiliteiten. Er is gebleken dat wanneer er in de

voorverkiezingen van 2007/2008 een vrouw genoemd werd in een artikel, de gemiddelde kans op privatisering 56% was. Wanneer in 2007/2008 een man genoemd werd, was de gemiddelde kans op privatisering 32%.

In de voorverkiezingen van 2015/2016 was de gemiddelde kans op privatisering wanneer een vrouw in het artikel voorkwam 44%. Wanneer een man in het artikel voorkwam, was de gemiddelde kans 39%. In de jaren 2007/2008 was de kans op privatisering, wanneer de genoemde kandidaat vrouwelijk was, dus juist groter dan de kans in de jaren 2015/2016. H4b kan dus worden verworpen.

Voor H4c: Tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2016 is er meer sprake van

privatisering bij Hilary Clinton dan tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008. Om te toetsen of er bij Hillary Clinton in 2016 meer sprake is van privatisering dan in 2008, is er een t-toets op gemiddelden uitgevoerd. In het verkiezingsjaar 2007/2008 is er sprake van 0,74 op de somschaal van privatisering (SD = 0,81), terwijl bij 2015/2016 dit gemiddelde 0,62 is (SD = 0,83). Dit verschil is echter niet significant t (297) = 1,31, p = 0,19, CI = [-0,06, 0,31]. Naast dat tijdens verkiezingsjaar 2015/2016 juist minder sprake was van privatisering bij Hillary Clinton dan in 2007/2008, is dit verschil niet significant en wordt H4c dus verworpen.

(22)

22

Conclusie en discussie

Door middel van dit onderzoek is getracht antwoord te geven op de vraag in hoeverre er een verschil is tussen privatisering van vrouwelijke kandidaten in vergelijking met mannelijke kandidaten in kranten in de Verenigde Staten tijdens de presidentiële voorverkiezingen van 2008 en 2016. Zoals eerder is genoemd, is dit onderzoek zowel wetenschappelijk, als maatschappelijk van belang. Er is namelijk nog niet eerder onderzoek gedaan naar het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke kandidaten wat betreft privatisering tijdens de voorverkiezingen in de VS. Ook is dit onderzoek van belang omdat er in tegenstelling tot veel andere onderzoeken, personalisering duidelijk is afgebakend, door enkel te kijken naar

privatisering. Bovendien is het onderzoek van belang om meer kennis en bewustzijn te creëren bij burgers wat betreft privatisering. Hun stemgedrag, verbondenheid met de politiek, attitude jegens het politieke stelsel en attitude jegens vrouwelijke politici kan namelijk beïnvloed worden door personalisering (Garzia, 2011; Karp & Banducci, 2008; Miller & Peake, 2013).

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn er zes hypotheses geformuleerd. Deze hypotheses zijn opgesteld op basis van bestaande literatuur. Hieronder zal er besproken worden of de resultaten van het onderzoek overeenkomen met de hypotheses of dat deze verworpen moeten worden.

Conclusie

Volgens H1 is er tijdens de voorverkiezingen in de VS van 2016 er meer sprake van

privatisering dan tijdens de voorverkiezingen in 2008. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat deze veronderstelling lijkt te kloppen, alleen was dit niet significant. Daarom wordt H1 verworpen. Dit is in strijd met verschillende studies, die impliceerden dat

privatisering steeds verder toeneemt (Vliegenthart, 2012; Vos, 2014; Wolfsfeld, 2004; Rahat & Sheafer, 2007; Van Aelst, 2012; Thompson, 2004). Dit resultaat komt echter wel overeen met het onderzoek van Kriesi (2012), waarin geen bewijs werd gevonden voor een bestaande trend. Een verklaring voor dit resultaat zou kunnen zijn dat er over individuele kandidaten uit 2015/2016 al meer bekend is over hun privéleven dan over kandidaten uit 2007/2008. Dit is bijvoorbeeld bij Hillary Clinton het geval, omdat zij aan beide voorverkiezingen deelnam. H2 veronderstelt dat vrouwen in verhouding vaker voorkomen in kranten dan mannelijke kandidaten tijdens de voorverkiezingen in de VS. Na dit onderzocht te hebben kan er gezegd

(23)

23 worden dat H2 verworpen moet worden. Mannelijke kandidaten komen dus vaker voor in kranten dan vrouwelijke kandidaten. H2 was opgesteld op basis van het onderzoek van Wasburn en Wasburn (2011) en Banwart et al. (2003). Wellicht komen deze studies niet overeen met dit onderzoek, omdat bij Wasburn en Wasburn (2011) enkel Sarah Palin als vrouwelijke politicus onderzocht werd, terwijl zij behoorlijk in opspraak is gekomen om haar uitgesproken ideeën, toen zij verkiesbaar was als vicepresident. Het kan dus zo zijn dat dat niet representatief is. In het onderzoek van Banwart et al. (2000) zijn er juist meer vrouwen onderzocht dan in dit onderzoek, waardoor de resultaten wellicht verschillen. Het resultaat op H2 komt echter wel overeen met het onderzoek van Ross et al. (2013). Zij impliceren dat vrouwelijke politici juist een stuk minder media-aandacht krijgen dan mannelijke politici. Er moet echter wel een kanttekening worden geplaatst bij dit resultaat en het verwerpen van H2. Zo wordt namelijk verwacht dat dit resultaat zich voordoet vanwege het grote verschil tussen de twee vrouwelijke kandidaten uit 2015/2016. In het jaar 2007/2008 was Hillary Clinton namelijk de enige vrouwelijke kandidaat en zij kreeg in dat jaar veel media-aandacht. In 2015/2016 was naast Hillary Clinton, ook Carly Fiorina kandidaat. Fiorina kreeg echter veel minder media-aandacht dan Hillary Clinton, waardoor zij waarschijnlijk het gemiddelde voor 2015/2016 naar beneden heeft gehaald.

Naar aanleiding van H3 werd verwacht dat bij vrouwelijke kandidaten meer sprake is van privatisering dan bij mannelijke kandidaten tijdens de voorverkiezingen in de VS van 2008 en 2016. Uit de resultaten is gebleken dat H3 aangenomen moet worden. Dat er meer sprake is van privatisering bij vrouwelijke kandidaten dan bij mannelijke kandidaten komt overeen met verschillende studies die eerder zijn genoemd (Semetko & Boomgaarden, 2007; Trimble et al., 2013; Banwart et al., 2003; O’Neill et al., 2015). Deze onderzoeken concludeerden allen dat bij vrouwelijke politici meer sprake was van een soort vorm van privatisering dan bij mannelijke politici.

In het onderzoek naar H4a, H4b en H4c is getracht een trend te constateren, door de

voorverkiezingen van 2008 en 2016 met elkaar te vergelijken. Echter, alle drie de hypotheses worden verworpen. Dit betekent dat volgens dit onderzoek vrouwelijke kandidaten in

2015/2016 niet meer voorkwamen in de krantenartikelen dan mannelijke kandidaten, dan in 2007/2008. Daarnaast is juist bij mannelijke kandidaten meer sprake van privatisering dan bij vrouwelijke kandidaten. Tot slot is er geen bewijs gevonden dat er meer sprake was van privatisering bij Hillary Clinton in 2015/2016 dan in 2007/2008. Dit komt niet overeen met verschillende studies die impliceren dat vrouwelijke kandidaten steeds meer voorkomen in de media en dat er bij hen ook een toename is van privatisering vergeleken met mannelijke

(24)

24 kandidaten (Miller & Peake, 2013; Van Aelst et al., 2012; Thompson, 2004). Een verklaring hiervoor is dezelfde als die voor het verwerpen van H1. Individuele kandidaten kunnen

namelijk een rol hebben gespeeld. Zo nam Hillary Clinton deel aan beide voorverkiezingen en was zij al bekend als first lady naast Bill Clinton. Daarnaast kreeg Barack Obama veel

aandacht, omdat hij de eerste Afro-Amerikaanse president kon worden, was Jeb Bush al bekend vanwege zijn broer en voormalig president Georg W. Bush en ook Donald Trump kwam vaak in opspraak vanwege zijn zeer uitgesproken mening.

Discussie

Zoals al eerder genoemd verschillen sommige resultaten van dit onderzoek met die van andere onderzoeken. Een verklaring hiervoor is dat ondanks dat alle vrouwelijke kandidaten uit de onderzochte voorverkiezingen zijn meegenomen in het onderzoek, dit er slechts twee waren: Hillary Clinton in 2008 en 2016 en Carly Fiorina in 2016. Daarom moet een kanttekening geplaatst worden bij alle conclusies die gesteld worden over vrouwelijke kandidaten. Ook moet gedacht worden aan het feit dat Hillary Clinton door haar man en ex-president Bill Clinton al bekend was toen zij zich verkiesbaar stelde voor de Democratische nominatie in 2008. In 2016 was zij dus nóg bekender door haar eerdere nominatie. Er kan dus gezegd worden dat Clinton niet representatief is voor andere vrouwelijke politici. Het lage aantal vrouwelijke kandidaten en de bekendheid van Clinton is dus niet goed voor de

generaliseerbaarheid en de interne validiteit van dit onderzoek.

Een andere beperking van dit onderzoek is dat de verkiezingsjaren die onderzocht zijn, niet op elkaar aansluiten. Het verkiezingsjaar 2012 is namelijk niet onderzocht, omdat hier slechts één vrouwelijke kandidaat heeft meegedaan, Michelle Bachmann (R). Bovendien trok zij zich vroegtijdig terug uit. Doordat er dus een relatief groot gat zit tussen de twee onderzochte verkiezingsjaren en er geen kennis is over het jaar 2012, kunnen er wellicht minder goede uitspraken gedaan worden over de onderzochte trend van privatisering.

Een positief punt over dit onderzoek is dat de sample die gebruikt is, groot is en dus goed is voor de generaliseerbaarheid. De conclusies over de hypotheses die gedaan worden zijn dus daadwerkelijk relevant en vormen samen het antwoord op de onderzoeksvraag.

Suggesties voor vervolgonderzoek

Dit leidt tot enkele suggesties voor vervolgonderzoek. Zowel H4a, H4b en H4c toetsten een trend, maar zijn alle drie verworpen. Een suggestie voor een volgend onderzoek zou kunnen

(25)

25 zijn dat er voor een langere en aansluitende periode dan bij dit onderzoek, een trend

onderzocht wordt. Wellicht kunnen er dan meer uitspraken gedaan worden over al dan niet toenemende privatisering. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek zou een onderzoek kunnen zijn naar de Senaat of het gehele Congres van de VS. In deze organen zijn

vrouwelijke politici beter vertegenwoordigd dan bij voorverkiezingen voor het

presidentschap. Een ander voorbeeld is een onderzoek waarbij andere media zoals televisie worden onderzocht. Het is dan bij deze onderzoeken wellicht interessant om te onderzoeken of privatisering in een andere context meer voorkomt bij vrouwelijke kandidaten dan bij mannelijke kandidaten, zoals in dit onderzoek.

Ondanks enkele beperkingen is dit onderzoek zeer relevant geweest.. Het onderzoek heeft een goede basis gelegd voor vervolgonderzoek naar privatisering en de impact die geslacht hierop heeft. Voorheen was er nog geen kennis over de impact van geslacht op privatisering tijdens de voorverkiezingen voor het presidentschap in de VS en nu is bekend dat geslacht wel degelijk van invloed is op privatisering.

(26)

26

Literatuurlijst

Banwart, M. C., Bystrom, D. G., & Robertson, T. (2003). From the primary to the general election a comparative analysis of candidate media coverage in mixed-gender 2000 races for governor and US Senate. American Behavioral Scientist, 46(5), 658-676.

Brants, K., de Vreese, C. H., Möller, J., & van Praag, P. (2010). The real spiral of cynicism? Symbiosis and mistrust between politicians and journalists. International Journal of

Press/ Politics, 15(1), 25‐40. doi: 10.1177/1940161209351005

Fox, R. L., & Lawless, J. L. (2014). Reconciling Family Roles with Political Ambition: The New Normal for Women in Twenty-First Century US Politics. The Journal of Politics, 76(2), 398-414.

Garzia, D. (2011). The personalization of politics in Western democracies: causes and consequences on leader-follower relationships. The Leadership Quarterly, 22(4), 697-709. doi: 10.1016/j.leaqua.2011.05.010

Hopmann, D. N., Vliegenthart, R., De Vreese, C., & Albæk, E. (2010). Effects of election news coverage: How visibility and tone influence party choice. Political

Communication, 27(4), 389-405.

Journalism. (2015). Newspapers: Circulation at the Top 5 U.S. Newspapers Reporting Monday-Friday Averages. Geraadpleegd op: 23 februari 2016, van

http://www.journalism.org/media-indicators/average-circulation-at-the-top-5-u-s-newspapers-reporting-monday-friday-averages/

(27)

27 Journalism. (29 april 2015). Newspapers: Fact Sheet. Geraadpleegd op 23 februari 2016, van http://www.journalism.org/2015/04/29/newspapers-fact-sheet/

Karp, J. A., & Banducci, S. A. (2008). When politics is not just a man’s game: Women’s representation and political engagement. Electoral Studies, 27(1), 105–115.

doi:10.1016/j.electstud.2007.11.

Kriesi, H. (2012). Personalization of national election campaigns. Party Politics, 18(6), 825-844. doi: 10.1177/1354068810389643

Miller, M. K., & Peake, J. S. (2013). Press Effects, Public Opinion, and Gender: Coverage of Sarah Palin’s Vice-Presidential Campaign. The International Journal of Press/Politics, 18(4), 482-507.

O’Neill, D., Savigny, H., & Cann, V. (2015). Women politicians in the UK press: not seen and not heard?. Feminist Media Studies, 1-15.

Rahat, G., & Sheafer, T. (2007). The personalization(s) of politics: Israel, 1949–2003. Political Communication 41(1), 65–80. doi: 10.1080/10584600601128739

Ross, K., Evans, E., Harrison, L., Shears, M., & Wadia, K. (2013). The Gender of News and News of Gender A Study of Sex, Politics, and Press Coverage of the 2010 British General Election. The International Journal of Press/Politics, 18(1), 3-20.

Semetko, H. A., & Boomgaarden, H. G. (2007). Reporting Germany's 2005 Bundestag election campaign: Was gender an issue? The Harvard International Journal of

(28)

28 Thompson JB (2004) The new visibility. Theory, Culture & Society, 22(6), 31–51.

Trimble, L., Wagner, A., Sampert, S., Raphael, D., & Gerrits, B. (2013). Is It Personal? Gendered Mediation in Newspaper Coverage of Canadian National Party Leadership Contests, 1975–2012. The International Journal of Press/Politics, 18(4), 462–481. doi:10.1177/1940161213495455

van Aelst, P., Sheafer, T., & Stanyer, J. (2012). The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalization and key findings. Journalism, 13(2), 203-220. doi:10.1177/1464884911427802

van Santen, R., & van Zoonen, L. (2009). Stand van de Wetenschap: Popularisering en personalisering in politieke communicatie. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 37(2), 155.

Vliegenthart, R. (2012). The Professionalization of Political Communication? A Longitudinal

Analysis of Dutch Election Campaign Posters. American Behavioral Scientist, 56(2), 135-150. doi: 10.1177/0002764211419488

Volkskrant. (29 december 2015). Trump voort oorlog met Hillary Clinton over Bills affaires. Geraadpleegd op: 24 februari 2016, van http://www.volkskrant.nl/buitenland/trump-voert-oorlog-met-hillary-clinton-over-bills-affaires~a4215642/

Vos, D. (2014). Which politicians pass the news gates and why? Explaining inconsistencies in research on news coverage of individual politicians. International Journal of

(29)

29 Wasburn, P. C., & Wasburn, M. H. (2011). Media coverage of women in politics: The curious case of Sarah Palin. Media, Culture & Society, 33(7), 1027-1041.

Wolfsfeld, G. (2004). Media and the path to peace. Cambridge, England: Cambridge University Press

(30)

30

Appendix

Bijlage 1:

Zoektermen LexisNexis

In LexisNexis is gezocht naar artikelen door middel van de volgende zoekterm in 2008: (election! AND primaries) AND (Clinton OR Biden OR Dodd OR Edwards OR Gravel OR Kucinich OR Obama OR Richardson OR Vilsack OR Brownback OR Gilmore OR Guiliani OR Huckabee OR Hunter OR McCain OR Paul OR Romney OR Tancredo OR Thompson).

In 2016 is de volgende zoekterm gebruikt: (election! AND primaries) AND (Sanders OR Clinton OR Lessig OR O’Malley OR Trump OR Carson OR Cruz OR Kasich OR Rubio OR Bush OR Gilmore OR Christie OR Fiorina OR Santorum OR Paul OR Huckabee OR Pataki OR Graham OR Jindal).

Op deze manier is er gezocht naar krantenartikelen waar in ieder geval de woorden ‘election’ en ‘primaries’ in voorkwamen. Bovendien moest er ook de achternaam van een van de kandidaten van dat verkiezingsjaar in voorkomen.

(31)

31

Bijlage 2:

Tabellen

Tabel 1: De mate van privatisering op een schaal per verkiezingsjaar.

Privatisering 2007/2008 2015/2016 Totaal 0 462 62,3% 421 59,9% 883 61,1% 1 196 26,5% 193 27,5% 389 26,9% 2 65 8,8% 73 10,4% 138 9,6% 3 12 1,6% 12 1,7% 24 1,7% 4 4 0,5% 4 0,6% 8 0,6% 5 2 0,3% 0 0% 2 0,1% Totaal 741 703 1444

Tabel 3: De mate van voorkomen van de belangrijkste kandidaten per verkiezingsjaar.

Kandidaat 2007/2008 Kandidaat 2015/2016 Hillary Clinton 174 23,5% Hillary Clinton 125 17,8% Mike Huckabee 48 6,5% Bernie Sanders 93 13,2% John Edwards 50 6,7% Ted Cruz 95 13,5% Barack Obama 179 24,% John Kasich 41 5,8% Rudy Guiliani 44 5,9% Marco Rubio 71 10,1%

(32)

32 John McCain 114 15,4% Donald Trump 158 22,5% Mitt Romney 75 10,1% Jeb Bush 38 5,4% Chris Christie 19 2,7% Carly Fiorina 13 1,8%

(33)

33

Bijlage 3:

CODEBOEK VOORVERKIEZINGEN VS (2008-)2016

Dit codeboek is van toepassing op de analyse van zowel Amerikaanse kranten als

Amerikaanse nieuwsuitzendingen. De gecodeerde Amerikaanse kranten zijn USA Today en de New York Times. De gecodeerde nieuwsprogramma’s zijn ABC World News, CBS

Evening News en Fox News Sunday. Omdat er twee verschillende type media geanalyseerd worden, zal er bij de specifieke vragen omtrent de media aangegeven worden of dit een item is voor krantenartikelen of nieuwszenders. Voorbeeld: A4. Naam van de krant (alleen

kranten). Ook zal er bij deze vragen de extra antwoordoptie ‘niet van toepassing’ gegeven worden, zodat er geen lege hokjes ontstaan.

Er zal gecodeerd worden met het Microsoft Office programma Excel.

SELECTIE MEDIABERICHTEN

Kranten

Er wordt een selectie gemaakt van de artikelen uit de kranten The New York Times en USA Today. De kranten zijn verkregen via LexisNexis door een combinatie van verschillende zoektermen. ZOEKTERMEN; (elections AND primaries) AND (Sanders OR Clinton OR Lessig OR O’Malley OR Trump OR Carson OR Cruz OR Kasich OR Rubio OR Bush OR Gilmore OR Christie OR Fiorina OR Santorum OR Paul OR Huckabee OR Pataki OR Graham OR Jindal).

Via de site random.org zal er per krant en per jaar (2007/2008 en 2015/2016) een random steekproef getrokken worden uit de gevonden artikelen.

Nieuwsprogramma’s

De nieuwsprogramma’s zijn verkregen via de website Hulu.com. Op deze website zijn de doordeweekse uitzendingen van ABC World News en CBS Evening News in de periode november 2015 tot en met maart 2016 terug te vinden. Van Fox News Sunday kunnen de zondaguitzendingen vanaf 2016 bekeken worden. Bij Fox News Sunday zullen dus alle uitzendingen bekeken worden, terwijl er van de nieuwsuitzendingen bij ABC en CBS een systematische steekproef getrokken wordt door middel van een geconstrueerde week. De geconstrueerde week werkt als volgt: Voor ABC worden er uitzendingen gecodeerd in een periode van 22 weken (november tot en met maart). In de eerste volle week van november (vanaf 2 november) zal er gecodeerd worden op maandag, woensdag en vrijdag. De week hierop worden alleen dinsdag en donderdag gecodeerd. De derde week worden alleen maandag, woensdag en vrijdag weer gecodeerd. De vierde week worden weer alleen de

(34)

34 uitzendingen op dinsdag en donderdag gecodeerd, en zo verder. Uiteindelijk zal er een totaal van 55 uitzendingen van ABC gecodeerd zijn.

REGELS EN AFSPRAKEN

De algemene richtlijnen voor zowel krantenartikelen als nieuwsprogramma’s zijn als volgt:

1. De registratie-eenheid is op actor-niveau. De actoren zijn in dit geval de potentiële presidentskandidaten tijdens de voorverkiezingen van 2012 (voor kranten) en potentiële presidentskandidaten tijdens de voorverkiezingen van 2016 (voor kranten en nieuwszenders). De potentiële presidentskandidaten zullen in het vervolg van het codeboek enkel kandidaten (of kandidaat) genoemd worden.

2. De naam van eenzelfde kandidaat moet minstens twee keer genoemd worden in een artikel of nieuwsitem om mee te kunnen worden genomen in de analyse. De reden hiervoor is om opsommingen en korte nieuwsberichten/nieuwsitems te voorkomen.

3. De registratie van presidentskandidaten per artikel of nieuwsitem stopt bij 10 presidentskandidaten.

4. De items in nieuwsuitzendingen worden bij deze analyse afgebakend door van anker tot anker te tellen. Voorbeeld: Nieuwslezer leidt onderwerp in. Er komt een

correspondent in beeld. De nieuwslezer gaat het gesprek aan met de correspondent. De nieuwslezer bedankt de correspondent en begint met nieuw onderwerp. Het item duurt dan vanaf de inleiding van het onderwerp tot en met het bedanken van de correspondent.

(35)

35

A. ALGEMENE INFORMATIE

A1. Itemnummer – Krippendorffs Alpha = 1

Krantenartikelen

Het nummer van krantenartikelen is het nummer dat via LexisNexis is toegedeeld inclusief een K. Om onderscheid te maken tussen de kranten, zal de krant NY Times van 2007-2008 aangegeven worden met een 1000tal; USA Today 2007-2008 met een 2000tal; NY Times 2015-2016 met 3000tal en USA Today 2015-2016 met een 4000tal.

Voorbeeld: LexisNexis nummer aan krantenartikel van USA Today 2007-2008 is 101. Itemnummer dat je invult, is K2101.

Nieuwsuitzendingen

Het nummer van de items is allereerst afhankelijk van welke codeur je bent. Sacha schrijft de itemnummers vanaf 1000; Lizel vanaf 2000; Marit vanaf 3000 en Charlotte vanaf 4000. Het itemnummer is daarnaast afhankelijk van de lengte van het item in de nieuwsuitzending. Het item begint bij de opening van het onderwerp door het anker en eindigt bij het thuisbeeld van het anker in vol scherm (dus niet als het anker het beeld deelt met een correspondent). Zie voor meer informatie richtlijn 4.

Voorbeeld: Lizel haar vierde item schrijft ze als 2004. <open antwoord> A2. Codeur 0. Sacha 1. Lizel 2. Marit 3. Charlotte

A3. Datum – Krippendorffs Alpha = 1

De datum moet worden gecodeerd als DD/MM/JJJJ Voorbeeld: 21/01/2001. <open antwoord>

A4. Naam van het medium – Krippendorffs Alpha = 1

0. USA Today 1. New York Times 2. ABC World News 3. CBS Evening News 4. Fox News Sunday

(36)

36 De lengte van het artikel wordt aangeduid door het aantal woorden. Dit wordt via LexisNexis bij de artikelen weergegeven. Als het om nieuwsuitzendingen gaat, codeer je een 0.

<open antwoord>

A6. Lengte item (alleen nieuwsuitzendingen) – Krippendorffs Alpha = 1

De lengte van het item wordt berekend op basis van de algemene richtlijnen. De lengte reken je om in secondes. Omdat het om secondewerk zal gaan, is het de bedoeling dat we coderen per 5 secondes. Voorbeeld: Indien een item ongeveer 1 minuut en 13 seconden duurt, moet dit gecodeerd worden als 75. Indien een item 5 minuten en 1 seconde duurt, moet dit gecodeerd worden als 300. Indien het item 2 minuten en 3 seconden duurt, moet er naar boven afgerond worden, naar 125. Als het om krantenartikelen gaat, codeer je een 0. <open antwoord>

B. RELEVANTIE

Vervolg kranten

Lees het artikel scannend om te bepalen of het relevant is (lees: politiek nieuws, zie B1). Dit houdt in dat de titel en de eerste paragraaf worden gelezen. Indien dit niet duidelijk is, wordt het gehele artikel gelezen. Beantwoord altijd vraag B1. Indien het artikel niet relevant is, stop na B1 met coderen. Daarentegen codeer je verder als het artikel relevant is.

Vervolg nieuwsuitzendingen

Bepaal aan de hand van de inleiding van het anker (de nieuwslezer/nieuwslezeres) of het item relevant is (lees: politiek nieuws, zie B1). Dit houdt in dat de gehele inleiding van het anker wordt bekeken. Bij twijfel wordt het gehele item bekeken. Beantwoord altijd vraag B1. Indien het item niet relevant is, stop je met coderen na beantwoording van B1. Daarentegen codeer je verder als het artikel relevant is.

B1. Betreft het artikel Amerikaans politiek nieuws? – Krippendorffs Alpha = 1

Kranten

Wat is politiek nieuws? Het betreft politiek nieuws wanneer er minimaal één actor (zie definitie actor hieronder) in het artikel voorkomt en deze actor een politieke actor is. Er moet minimaal 1 politieke actor of ‘keyword’ (zoals: primaries, presidential elections, elections, presidential candidates, candidates) voorkomen in het artikel.

(37)

37 Bij nieuwsitems is er sprake van politiek nieuws indien er (1) minimaal één actor in het item voorkomt, (2) deze actor een politieke actor is, of als het item gaat over de

(voor)verkiezingen in de VS van 2016. Een politieke actor kunnen zowel een groep of personen zijn. Voorbeelden zijn de democratische partij, de republikeinse partij, een politicus, een senator en de president.

0. Nee 1. Ja

INDIEN HET ANTWOORD NEE IS, DAN NIET VERDER CODEREN. LEGE KOLOMMEN OPVULLEN MET 999.

B2. Om welke voorverkiezingen gaat het? – Krippendorffs Alpha = 1

Dit is vaak al af te lezen aan de datum van het artikel/de uitzending. Indien het onduidelijk is om welke voorverkiezingen het gaat, kies voor optie 2.

0. 2007/2008 1. 2015/2016

2. Niet van toepassing

B3. Hoe vaak wordt de naam van de Democratische partij genoemd in het nieuwsitem (alleen nieuwsuitzendingen)? – Krippendorffs Alpha = 0,9985 = 1

Tel hoe vaak de naam van de Democratische partij genoemd wordt. Indien de naam van de partij niet genoemd wordt, noteer dan 0. Het gaat hierbij alleen om audio en niet om visuele teksten. Elke actor in het nieuwsitem die de naam van de Democratische partij noemt moet worden meegeteld. De volgende verwijzingen naar de Democratische partij moeten ook meegeteld worden: Liberal Party, Liberals.

Als het om krantenartikelen gaat codeer je 999. <open vraag>

B4. Hoe vaak wordt de naam van de Republikeinse partij genoemd in het nieuwsitem (alleen nieuwsuitzendingen)? – Krippendorffs Alpha = 0,99

Tel hoe vaak de naam van de Republikeinse partij genoemd wordt. Indien de naam van de partij niet genoemd wordt, noteer dan 0. Het gaat hierbij alleen om audio en niet om visuele teksten. Elke actor in het nieuwsitem die de naam van de Republikeinse partij noemt moet worden meegeteld. De volgende verwijzingen naar de Republikeinse partij moeten ook meegeteld worden: Conservative Party, Conservatives, Grand Old Party (GOP).

(38)

38 Als het om krantenartikelen gaat codeer je 999.

<open vraag>

B5. Wordt er gesproken over een kandidaat tijdens de voorverkiezingen? – Krippendorffs Alpha = 1

Volgens de algemene richtlijnen, moet de kandidaat minstens twee keer met naam in het artikel/item genoemd worden.

0. Nee 1. Ja

INDIEN HET ANTWOORD NEE IS, DAN NIET VERDER CODEREN. KOLOMMEN OPVULLEN MET 999.

B6. Welke kandidaat komt in het artikel voor? – Krippendorffs Alpha = 1

De kandidaat moet minstens twee keer in het artikel/item genoemd worden (zie algemene richtlijnen). Verwijzingen naar de kandidaat zoals hij/zij worden niet meegeteld.

Voor nieuwsuitzendingen mag de kandidaat alleen worden meegenomen, als deze twee keer genoemd is, ongeacht of dat in de aankondiging is. Namen van kandidaten visueel zichtbaar in beeld tellen niet mee.

De eerste kandidaat die voorkomt vanaf het artikel/item (titel telt niet mee) wordt als eerste actor geregistreerd, de tweede kandidaat is de tweede registratie-eenheid en zo verder. Zoals in de algemene richtlijnen te lezen is, is er een maximum van 10 registratie-eenheden per artikel of nieuwsitem.

Code Kandidaat Partij Jaar

1 Hillary Clinton DEM 2008, 2016 2 Bernie Sanders DEM 2016 3 Lawrence Lessig DEM 2016 4 Martin O’Malley DEM 2016

5 Jim Webb DEM 2016

(39)

39 7 Elizabeth Warren DEM 2016 (not running)

8 Ben Carson REP 2016

9 Ted Cruz REP 2016

10 John Kasich REP 2016

11 Marco Rubio REP 2016

12 Donald Trump REP 2016

13 Jeb Bush REP 2016

14 Chris Cristie REP 2016

15 Carly Fiorina REP 2016

16 Jim Gilmore REP 2016

17 Lindsay Graham (man)

REP 2016

18 Mike Huckabee REP 2016, 2008

19 Bobby Jindal REP 2016

20 George Pataki REP 2016

21 Rand Paul REP 2016

22 Rick Perry REP 2016

23 Rick Santorum REP 2016

24 Scott Walker REP 2016

25 Joe Biden DEM 2008

26 Christoffer Dodd DEM 2008

27 John Edwards DEM 2008

28 Mike Gravel DEM 2008

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this study was to explore the influence of authentic leadership through workplace trust (conceptualised as trust in the organisation, immediate supervisor and co-workers)

Aave graduated cum laude in 2001 and started working as an assistant in sport psychology at the University of Tartu. In 2002 she started her PhD studies at the University

Therefore, to assess the fairness of OBA, rather than using the average consumer benchmark, the target group benchmark should be used, which according to article

Door de indicatoren te gebruiken die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen als bepalend en voorspellend voor invloed binnen de social media, kan op een

Er mogen geen stukjes bladsteel bij het snijvlak blijven zitten, omdat deze snel tot rotting kunnen overgaan* Wanneer de kool gepeld, dus zon- der omblad, wordt aangevoerd, moeten

First, full cooperation, where the national court applies the CJEU’s judgment to the letter; second, fragmented cooperation, where the CJEU decides to reformulate the question and

With regard to their experience of national citizenship, the interviewees indicated that they thought that the formal citizenship requirements, like learning the Dutch language, was

Om ruimtelijk beleid goed uit te voeren moet er niet alleen sprake zijn van een beleid van bovenaf opgelegd, maar door een constante samenspraak tussen de verschillende overheden