• No results found

De samenhang tussen elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit bij amsterdamse studenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De samenhang tussen elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit bij amsterdamse studenten"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Samenhang tussen Elektronisch Mediagebruik in Bed en

Slaapkwaliteit bij Amsterdamse Studenten

Klinische Psychologie Bachelor Project Universiteit van Amsterdam

Naam: Cox Anna Foss

Studie: Universiteit van Amsterdam, Psychologie Studentnummer: 10748776

Datum: 22-12-2017 Aantal woorden: 4.994

(2)

Abstract

Deze studie onderzocht de samenhang tussen elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit bij 99 Amsterdamse studenten (24.2% man, 75.8% vrouw). Mediagebruik werd onderzocht a.d.h.v. televisie, computer- en telefoongebruik, waarbij de frequentie en tijdsduur in bed werd onderzocht. Slaapkwaliteit werd gemeten a.d.h.v. The Pittsburgh Sleep Quality

Index. Het doel was nagaan of er een positief verband bestaat tussen elektronisch

mediagebruik in bed en slechte slaapkwaliteit. Een correlatieanalyse wees een positief

verband tussen frequentie-en duur van mediagebruik in bed en slechte slaapkwaliteit uit. Hoe vaker en langer media in bed wordt gebruikt, hoe slechter de slaapkwaliteit.

Vervolgonderzoek zou dieper in kunnen gaan op het verband tussen inhoud van media en slaap. Meer inzicht zou tot betere hulpverlening kunnen leiden voor studenten met

(3)

De Samenhang tussen Elektronisch Mediagebruik in Bed en Slaapkwaliteit bij Amsterdamse Studenten

De afgelopen tien jaar is het gebruik van elektronische media, zoals de telefoon, computer en televisie, sterk toegenomen. Met name het elektronisch mediagebruik onder adolescenten blijkt gestegen (Rideout, Foehr & Roberts, 2010, aangehaald in Lemola et al. 2015). In 2005 spendeerde de gemiddelde Nederlander van 13 jaar en ouder, zes uur en dertig minuten per dag aan elektronische media (Rideout, Foehr & Roberts, 2010) en in 2015 bleek dit gebruik gestegen naar gemiddeld acht uur en 33 minuten op een doorsnee dag (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2016). Dit is bijna even lang als de gemiddelde werkdag van een volwassene, terwijl adolescenten dit zeven i.p.v. vijf dagen per week doen.

Volgens The National Sleep Foundation (2011) heeft 97% van de Amerikaanse adolescenten tenminste een elektronisch media-apparaat in hun slaapkamer (Hysing et al. 2014) en gebruikt meer dan de helft van de adolescenten uit alle technologisch geavanceerde landen elektronische media binnen het laatste uur voordat ze gaan slapen (Fossum et al. 2014). Met de toename in toegankelijkheid van elektronische media lijken deze cijfers alleen maar te groeien en integreert het zich in het leven van de gemiddelde adolescent als iets onmisbaars en vanzelfsprekends (Cain & Gradisar, 2010).

Parallel aan de toename in elektronisch mediagebruik is er het afgelopen decennium sprake van een afname in slaap onder adolescenten (Pallesen et al. 2005). Volgens Gerard Kerkhof, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en slaaponderzoeker, blijken adolescenten vaker dan andere leeftijdsgroepen te maken te hebben met slaapproblemen. Gemiddeld slaapt 30% van de Nederlandse adolescenten zes uur of minder per nacht, terwijl we tussen de 7.5 en 8.5 uur nodig hebben voor een goede nachtrust (Omgaan met

Slapeloosheid, 2010). Tevens stellen de huidige slaapstatistieken vast dat slechts 15% van de jongeren daadwerkelijk goed slaapt (Nationaal slaaponderzoek, 2017). Gezien het belang van slaap zijn dit schrikbarende cijfers. Goede slaap is essentieel voor het leergeheugen,

emotieregulatie en gedragsregulatie (Fossum et al. 2014). Slaap is met name van belang voor studerende adolescenten. Een slechte slaapkwaliteit blijkt geassocieerd met beperkingen in het procedureel, declaratief- en werkgeheugen1 en hangt samen met een slechte concentratie (Cain & Gradisar, 2010). Deze factoren verminderen de academische prestatie, terwijl deze leeftijdsgroep veelal op school zit en studeert. Slechte slaapkwaliteit blijkt ook gerelateerd

1

Procedureel: onbewuste geheugen van motorische en cognitieve vaardigheden. Declaratief: bewuste, lange termijngeheugen van kennis. Werkgeheugen: kortetermijngeheugen.

(4)

aan problemen in het maken van beslissingen en het kritisch denken (Gilbert & Weaver, 2010; aangehaald in Lavender, 2015). Voor optimale academische prestaties is het van belang om goed te slapen.

De huidige afname in slaapkwaliteit en toename in elektronisch mediagebruik zou kunnen wijzen op een samenhang tussen deze. Het doel van deze studie is om het elektronisch mediagebruik in bed van studenten, studerend in Amsterdam, in kaart te brengen en na te gaan of het gebruik van media in bed samenhangt met slaapkwaliteit. Mogelijk beïnvloed overmatig mediagebruik een goede nachtrust.

Volgens het model van Cain en Gradisar (2010) zijn er drie mogelijke mechanismen die ten grondslag liggen aan het verband tussen mediagebruik en slechte slaapkwaliteit. Als eerste mechanisme zou de blootstelling aan fel licht, afkomstig van het scherm van het apparaat, mogelijk de slaap beïnvloeden (Cain & Gradisar, 2010). Fel licht zou de afgifte van melatonine verminderen en een staat van alertheid in gang zetten (Hysing et al. 2017).

Hierdoor zou de tijd die het kost om in slaap te vallen verlengd, en de uiteindelijke duur van de slaap verkorten. Als tweede mechanisme zou de inhoud van media spanning, angst en stress met zich meebrengen, waardoor de slaapkwaliteit negatief zou kunnen worden beïnvloed (Exelmans & van de Bulck, 2016). Als derde mechanisme zou het gegeven dat elektronisch mediagebruik geen specifieke start of eindtijd heeft de slaapkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het besef van de daadwerkelijke duur van het elektronisch mediagebruik ontbreekt en de tijd waarin men zich voorbereid op het slapengaan wordt in beslag genomen door het mediagebruik (Exelmans & van de Bulck, 2016).

Volgens The National Sleep Foundation heeft 57% van de Amerikaanse adolescenten een televisie in hun slaapkamer, 43% een computer, en neemt 77% hun telefoon mee naar bed. Uit onderzoek is gebleken dat adolescenten met meer media in de slaapkamer hier ook vaker en langer gebruik van maken (Hysing et al., 2017). Bovendien blijkt 37% van de adolescenten elektronische media te gebruiken als routine om in slaap te komen (Eggermont & van den Bulck, 2006). Daarbij is er ook een verband gevonden tussen de hoeveelheid elektronische media in de slaapkamer en de slaapkwaliteit. Adolescenten met vier of meer media-apparaten in hun slaapkamer blijken significant minder te slapen dan adolescenten met drie of minder media-apparaten in hun slaapkamer (Cain & Gradisar, 2010).

Televisiekijken en slaapkwaliteit

Blijkens eerder onderzoek heeft maar liefst 64% van de scholieren tussen de 14-18 jaar een televisie in de slaapkamer (Chahal et al., 2012, aangehaald in Lavender, 2015).

(5)

Desalniettemin wees eerder onderzoek uit dat kinderen met een televisie in hun slaapkamer meer gebruik maken van media, meer televisiekeken en meer slaapproblemen ondervonden dan kinderen zonder televisie in hun slaapkamer (Hysing et al., 2017). Tevens voorspelt de toegankelijkheid van televisiekijken in bed een latere bedtijd (Custers & Van den Bulck, 2011). Er is veel eerder onderzoek gedaan naar de samenhang tussen televisiekijken en slaap bij scholieren. Ondanks dat er geen significante correlatie is gevonden tussen televisiekijken en slaapduur, hebben verschillende studies wel een relatie gevonden tussen televisiekijken en slaapvariabelen zoals een langere inslaaptijd (Li et al., 2007; Johnson et al., 2004). Daarbij wees het longitudinaal onderzoek van Johnson et al. (2004) uit dat het aantal uur

televisiekijken van kinderen van 14 jaar geassocieerd is met een toename in slaapproblemen op latere leeftijd (16-22 jaar). Andere onderzoekers vonden een significant verband tussen televisiekijken in de avond en een kortere slaapduur bij kinderen tussen de 6 en 10 jaar (BaHammam et al., 2006; Thorleifsdottir et al., 2002). Uit onderzoek van Toyran, Ozmert en Yurdakok (2002) bleek dat kinderen die na 9 uur s ‘avonds televisiekijken een hogere

frequentie van slaapproblemen ondervinden dan kinderen die na 9 uur s ‘avonds geen televisie meer kijken. Vergelijkbare resultaten werden ook gevonden bij adolescenten (Eggermonth & van de Bulck, 2006).

Computergebruik en slaapkwaliteit

Volgens het Australisch Bureau van Statistieken blijkt het aantal huishoudens met een computer in 1998 tot 2008 te zijn verdubbeld, en het aantal internetverbindingen

vervijfvoudigd (Cain & Gradisar, 2010). Er is veel onderzoek gedaan naar verbanden van computergebruik op slaap. Blijkens eerder onderzoek hangt frequent gebruik van een

computer of het spelen van onlinegames samen met een latere bedtijd (Van den Bulck, 2004), een langere inslaaptijd (Gaina et al., 2006), en een kortere totale slaapduur (Adam, Snell & Pendry, 2007). Echter kwam niet al het eerder onderzoek tot dezelfde conclusies; Van den Bulck (2004) vond geen significante relatie tussen computergebruik en opstaan-tijd, en onderzoek van Li et al. (2007) vond geen significante relatie tussen computergebruik en slaapstoornissen (slapeloosheid, slaapangst). Studies die computergebruik in de avond betrokken kwamen tot eensgezindere conclusies. Het spelen van videogames en

computergebruik voor het slapengaan blijkt geassocieerd met een latere bedtijd (Eggermont & van den Bulck, 2006), een kortere slaapduur en opstaan-tijd (Oka, Suzuki & Inoue, 2008) en een slechtere algehele slaapkwaliteit (Mesquita & Reimao, 2007). Veel eerder onderzoek bekijkt computergebruik a.d.h.v. de tijd die men spendeert op het internet en het spelen van videogames; Van den Bulck (2006) meet computergebruik van adolescenten a.d.h.v. de totale

(6)

tijd per dag die wordt gespendeerd op het internet, en Oka et al. (2008) categoriseren

internetgebruik via een questionnaire die internetverslaving in kaart brengt. Een kanttekening aan Van den Bulck (2006) is dat er enkel wordt gekeken naar het spelen van videogames, en niet naar algemeen computergebruik. Tevens kijken beide onderzoeken naar de totale tijd van computergebruik per dag, en niet specifiek naar de duur van internetgebruik in bed voor het slapengaan. Deze huidige studie ondervangt bovengenoemde door specifiek te kijken naar computergebruik in bed voor het slapengaan. Computergebruik wordt hierin niet

gespecificeerd of gecategoriseerd. Het gaat bij deze studie primair om de samenhang tussen computergebruik in bed en slaapkwaliteit.

Telefoongebruik en slaapkwaliteit

Volgens de statistieken uit 2013 heeft 90% van de gehele bevolking een mobiele telefoon (Exelmans & van den Bulck, 2016). Tevens blijkt 34% van de Amerikaanse

adolescenten in bed tekstberichten te versturen, waarvan één derde tijdens het slapen minstens één keer per maand wakker wordt door een binnenkomend bericht (Cain & Gradisar, 2010). Er is veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen telefoongebruik in bed en

slaapvariabelen; Thomee et al. (2007) wezen uit dat een hoge frequentie binnenkomende telefoontjes en berichten in de nacht een jaar later slaapproblemen voorspelden (Saling & Haire, 2016). Van den Bulck (2007) concludeerde dat 62% van de adolescenten gebruik maakt van een telefoon in bed. Van den Bulck (2007) onderzocht tevens de relatie tussen moeheid en telefoongebruik bij studenten, en stelde dat 35% van de extreme moeheid ervaart door studenten kan worden verklaard door telefoongebruik in bed. Blijkens onderzoek naar Japanse adolescenten is telefoongebruik in bed geassocieerd met een kortere slaapduur, meer moeheid overdag en slechtere slaapkwaliteit (Harada et al., 2002). Eveneens zou een kortere slaapduur gerelateerd zijn aan meer telefoongebruik in bed (Harada et al., 2002) en is de aanwezigheid van een telefoon in bed een sterke voorspeller van slaapproblemen onder middelbare scholieren (Kubiszeweski et al., 2014). Echter, niet al het eerder onderzoek komt tot dezelfde conclusies: Gaina et al. (2005) vonden geen significante relatie tussen

telefoongebruik bij adolescenten en de tijd die het kost om in slaap te vallen. Tevens vonden Yen et al. (2008) geen samenhang tussen problematisch telefoongebruik (verslaving) en totale slaapduur of insomnia bij Taiwanese adolescenten. Op Van den Bulck (2007) na heeft weinig eerder onderzoek de doelgroep studenten onderzocht. Dit onderzoek zal dit ondervangen door de samenhang tussen telefoongebruik in bed en verschillende variabelen van slaapkwaliteit bij Amsterdamse studenten na te gaan.

(7)

Deze studie zal elektronische mediagebruik in bed, onderscheidend in televisiekijken, computer- en telefoongebruik, bij Amsterdamse studenten onderzoeken. Hierbij zal worden nagegaan wat de samenhang is tussen de frequentie- en duur van mediagebruik en

slaapkwaliteit van Amsterdamse studenten. Allereerst zal in kaart worden gebracht hoe vaak en langdurig studenten in bed voor het slapengaan media gebruiken. Hierbij zal specifiek worden ingegaan op de tijdsduur van het mediagebruik in bed, in minuten. Dit voegt deze studie toe aan eerdere studies, aangezien veel eerder onderzoek enkel de frequentie van het mediagebruik nagaat (Van den Bulck, 2007, Xandis & Brignell, 2016, Exelmans & van den Bulck, 2016, Liu et al., 2017, Saling & Haire, 2016, Lavender, 2015) en de duur hiervan niet betrekt. Tevens wordt slaapkwaliteit gemeten via een breed scala aan verschillende

slaapvariabelen. De data wordt verzameld in de vorm van zelfrapportage, d.m.v.

onlinevragenlijsten. Verwacht wordt dat er positieve verbanden bestaan tussen de frequentie en de duur van mediagebruik in bed en slechte slaapkwaliteit, weergegeven in Figuur 1. Aansluitend wordt verwacht dat van alle media-apparaten de telefoon het meest in bed wordt gebruikt en het sterkst samenhangt met slaapkwaliteit. Inzicht in deze verbanden zou kunnen leiden tot een betere voorlichting en hulpverlening aan studenten met slaapproblemen.

Elektronisch mediagebruik

Figuur 1. Samenhang tussen elektronisch mediagebruik en slaapkwaliteit

Methode Deelnemers

Na het voldoen van een poweranalyse bleken er 88 participanten nodig te zijn voor het behalen van een effectgrootte van .3, een power van .9 en een alpha van .052. De deelnemers werden geworven via onlineadvertenties vanuit de LAB-Universiteitssite en het sociale-media

2

Effectgrootte: een statistische maat voor hoe sterk het effect van een handeling is op een populatie, power: onderscheidend vermogen, alpha: de kans op onbetrouwbaarheid van een statistische toets.

Televisiekijken Computergebruik Telefoongebruik

Slechte

Slaapkwaliteit

(8)

platform Facebook. Uitsluitend deelnemers die voldeden aan de volgende inclusiecriteria konden meedoen aan het onderzoek: a) Amsterdamse student, studerend aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) of Universiteit van Amsterdam (UvA), b) vallend binnen de

leeftijdscategorie 18 en 28 jaar, c) Nederlands en Engels kunnen lezen, aangezien de vragenlijst afwisselend in deze talen weergegeven werd. Tevens werden de deelnemers die voldeden aan de volgende exclusiecriteria uitgesloten: a) indien sprake van middelenmisbruik of verslaving, b) indien sprake van een vastgestelde slaapstoornis volgens de Diagnostic and

Statistical Manual of Mental Disorders (5th ed.; DSM-5; American Psychiatric Association,

2013). Studenten aan de Universiteit van Amsterdam met als studierichting Psychologie kregen als beloning voor hun deelname 0.37 participatiepunt toegekend. Andere UvA-studenten of HvA-UvA-studenten kregen geen beloning.

Materiaal

Het elektronische mediagebruik werd gemeten aan de hand van een zelf-geconstrueerde vragenlijst, welke de duur en frequentie van verschillende soorten

mediagebruik in de avond in bed meet. Onder deze vijf mediavormen vallen 1) sociale-media (Facebook, Instagram, Snapchat, Twitter), 2) televisie (televisie, film, serie), 3)

computer/laptop (internet, film, serie), 3) videogames (computer, telefoon, console,

handheld), 4) muziek (rustgevende of reguliere muziek), 5) telefoon (Apps, whatsapp, bellen, sms). Deze studie focust zich op de mediavormen televisiegebruik, computergebruik en telefoongebruik. De vragenlijst bestaat uit 6 items met scores tussen de 1 en 5, waarbij de laagst haalbare score 6 is en de hoogst te behalen score 30. Per mediavorm wordt gevraagd naar het aantal avonden mediagebruik per week, waarbij de score 1 staat voor ‘nooit’ en de score 5 voor ‘7 avonden per week’. Tevens wordt per mediavorm gevraagd hoelang men inschat hier per week gebruik van te maken, waarbij de score 1 staat voor ‘minder dan 15 minuten’ en de score 5 voor ‘langer dan 2 uur’. De somscore van alle items is de totale score op mediagebruik, waarbij geldt hoe hoger de score, hoe groter het mediagebruik van de deelnemers in bed voor het slapengaan.

Slaapkwaliteit werd gemeten aan de hand van The Pittsburgh Sleep Quality Index

(PSQI) door Buysse, Reynolds, Monk, Berman en Kupfer (1998). De PSQI meet

slaapkwaliteit aan de hand van zeven componenten: 1) subjectieve slaapkwaliteit, 2) latentietijd tot slaap, 3) slaapduur, 4) de hoeveelheid echte slaap, 5) slaapverstoringen, 6) gebruik van slaapmiddelen, 7) dagelijks disfunctioneren. De PSQI is een betrouwbare vragenlijst (Cronbach’s a = 0.83), bestaande uit 19 items met scores tussen de 0 en 21. De vragenlijst bevat naast een aantal vragen over slaapgedrag, ook vragen over slaapkwaliteit

(9)

welke gescoord worden via een vierpuntschaal. Een voorbeelditem luidt: ‘Hoe zou u uw

slaapkwaliteit van de afgelopen maand gemiddeld inschalen?’ De totale score van de PSQI is

de optelsom van de zeven componenten, waarbij elk component wordt gescoord van 0 tot 3. De componenten verschillen in normering en interpretatie van de score. Voor de uiteindelijke, totale score van de PSQI geldt hoe lager de score, hoe beter de slaapkwaliteit. Beide

vragenlijsten zijn bijgevoegd in de Appendix A. Procedure

In de maand november werden studenten van de HvA en UvA via een link op de sociale-mediasite Facebook en Universiteitssite http://www.lab.uva.nl benaderd, om de onlinesurvey in te vullen. Enkel deelnemers die voldeden aan de inclusie-en exclusiecriteria konden de onlinesurvey voldoen. Allereerst kregen de deelnemers een toelichting over het doel en de inhoud van de vragenlijst, waarnaar een informed consent volgde. De survey bestond uit twee vragenlijsten, waaronder een zelf-geconstrueerde vragenlijst over

elektronisch mediagebruik in de avond in bed en The Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) om de slaapkwaliteit te meten. De afname van de onlinesurvey kon men in eigen omgeving uitvoeren en duurde maximaal 30 minuten. Het onderzoek werd goedgekeurd door de commissie Ethiek van de UvA (09-10-2017, https://www.lab.uva.nl/lab/ethics/). Statistische Bewerkingen

In deze studie werd voor het verwerken van de data gebruik gemaakt van het

statistische programma Statistical Package for the Social Science (SPSS). Allereerst werd de ruwe data nauwkeurig herschreven en onvolledige data verwijderd. Vervolgens werden de mediavormen die deze studie niet betrekt verwijderd uit de data van de mediavragenlijst. Dit resulteerde in geselecteerde data, specifiek betreffende televisie, computer- en

telefoongebruik. De volledige data werd vervolgens voor beide vragenlijsten apart

genormeerd en omgescoord voor interpretatie, waarnaar er gecontroleerd werd voor extreme scores. Hierbij werd een uitzonderlijke score gevonden op de variabele slaapkwaliteit (M = 16.00, SD = 2.98). Echter werd besloten deze score niet te verwijderen, omdat deze niet extreem afweek en het enkel één score betrof. Vervolgens werd de gemiddelde leeftijd en het percentage mannen en vrouwen in de steekproef bepaald, waarna de beschrijvende

statistieken per vragenlijst werden opgevraagd. Hierbij werd gecontroleerd voor de assumptie van normaliteit, welke nagaat of de verdeling van een bepaalde populatie overeenkomt met de statistische verwachtingen (Field, 2013). Blijkens de Kortosis en Skewnessanalyse werd aan de assumptie van normaliteit voldaan, waarnaar non-paramedische toetsen konden worden uitgesloten. De verschillen tussen mannen en vrouwen in slaapkwaliteit en mediagebruik

(10)

werden getoetst via een Independent t-test. Via een Pearson’s correlatieanalyse werd het verband tussen de continue variabelen elektronisch mediagebruik en slaapkwaliteit gemeten. De resultaten werden weergegeven via gemiddelden en standaarddeviaties. Hierbij werd een significantieniveau aangenomen met een p-waarde kleiner dan .05 (< .05), en werden

significante correlaties als klinisch significant gezien bij een waarde groter dan r = .30 (Field, 2013).

Resultaten

In totaal deden er 132 deelnemers mee aan dit onderzoek. 33 deelnemers werden uitgesloten omdat deze voortijdig gestopt waren met het invullen van de vragenlijst, waardoor deze onvolledig was. In totaal voldeden 99 Amsterdamse studenten de gehele onlinesurvey, waaronder 24 mannen (24.2% van de steekproef) en 75 (75.8% van de steekproef) vrouwen. Alle deelnemers waren tussen de 18 en 28 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 21.60 jaar (SD = 2.51).

De deelnemers kregen vragen over hun slaapkwaliteit (M = 5.63, SD = 2.98) en mediagebruik in bed (M = 18.54, SD = 5.49), waarnaar de vragen over mediagebruik

onderscheid maakten tussen de frequentie van elektronisch mediagebruik in bed per week (M = 9.05, SD = 2.31) en de duur van elektronisch mediagebruik in bed per week (M = 9.48, SD = 3.46). Tabel 1 geeft de beschrijvende statistieken weer van de deelvariabelen van

elektronisch mediagebruik en slaapkwaliteit voor geslacht.

Tabel 1

Gemiddelde Slaapkwaliteit en Elektronisch Mediagebruik Scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Mannen en Vrouwen

Slaapkwaliteit Elektronisch Mediagebruik Totaal Elektronisch Mediagebruik Frequentie Elektronisch Mediagebruik Duur Geslacht M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) Man (n = 24) 6.08 (3.12) 17.42 (6.45) 8.54 (2.72) 8.88 (3.94) Vrouw (n = 75) 5.48 (2.94) 18.89 (5.14) 9.21 (2.16) 9.68 (3.30)

Uit Tabel 1 blijkt dat mannen gemiddeld slechter op slaapkwaliteit scoren dan vrouwen, aangaande hoe hoger de score hoe slechter de slaapkwaliteit. Daarentegen

(11)

gebruiken mannen gemiddeld minder lang en minder vaak elektronische media in bed dan vrouwen. Desalniettemin verschilt het mediagebruik tussen mannen en vrouwen niet significant, F (97, 32.87) = 1.78, p = .186. Dit is mogelijk te wijten aan het feit dat de man-vrouw verhouding in de steekproef ongelijk is, de gemiddelden dichtbij elkaar liggen en de algehele steekproef een relatief kleine sample betrof.

Het doel van deze studie was nagaan of er een positief verband bestaat tussen

elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit. Om het verband tussen mediagebruik in bed en slaapkwaliteit te onderzoeken werd er in deze studie gebruik gemaakt van een

Pearson’s correlatieanalyse voor slaapkwaliteit, totaal elektronisch mediagebruik in bed (de

frequentie en duur samengenomen), de frequentie van elektronisch mediagebruik in bed per week (zie Figuur 2.) en de duur van elektronisch mediagebruik in bed per week (zie Figuur 3.). Via de waarden van Skewness en Kurtosis werd nagegaan of bovenstaande gegevens aan de assumptie van normaliteit voldeden. Alle waarden vielen rond de 0, waarnaar er aan de assumptie werd voldaan (Field, 2013). De resultaten van de correlatieanalyse zijn

weergegeven in Tabel 2.

Figuur 2. Het verband tussen de frequentie van elektronisch mediagebruik in bed per week en

(12)

Figuur 3. Het verband tussen de duur van elektronisch mediagebruik in bed per week en

slaapkwaliteit.

Tabel 2

Slaapkwaliteit, Elektronisch Mediagebruik (EMG) in Totaal, Frequentie van Elektronisch Mediagebruik en de Duur van Elektronisch Mediagebruik: Correlaties (N=99)

Slaapkwaliteit Totaal EMG Frequentie EMG Duur EMG Slaapkwaliteit 1 .287** .287** .263** Totaal EMG - 1 .925** .967** Frequentie EMG - - 1 .799** Duur EMG - - - 1

**. De correlatie is significant bij p < .05

Uit Tabel 2, bovenstaand, blijkt dat alle elektronische mediavariabelen zwak correleren (< .3), maar wel significant zijn met slaapkwaliteit. Uit de resultaten blijkt dat slaapkwaliteit zwak positief correleert met totaal elektronisch mediagebruik in bed,

(13)

betreffende zowel de frequentie en de duur per week van mediagebruik in bed, r =.29. Dit verband houdt in dat hoe meer totaal elektronische mediagebruik in bed, hoe slechter de slaapkwaliteit. Tevens wijzen de resultaten uit dat slaapkwaliteit zwak positief correleert met de frequentie van mediagebruik per week in bed, r = .29. Dit verband houdt in dat hoe meer avonden per week er in bed elektronische media wordt gebruikt, hoe slechter de

slaapkwaliteit. Uit de resultaten blijkt tevens dat slaapkwaliteit zwak positief correleert met de duur van mediagebruik per week in bed, r = .26. Dit verband houdt in dat hoe langer

elektronische media wordt gebruikt per week in bed, hoe slechter de slaapkwaliteit. Eveneens wijzen de resultaten uit dat er sprake is van een sterke correlatie (> .7) tussen de frequentie en de duur van mediagebruik per week in bed, r = 0.8. Dit verband houdt in dat hoe vaker er elektronische media wordt gebruikt per week in bed, hoe langer de duur van het elektronische mediagebruik is per week in bed. Bovengenoemde resultaten komen overeen met de vooraf gestelde hypotheses.

Om na te gaan welk media-apparaat het sterkst correleert met slaapkwaliteit werd een tweede Pearson’s correlatieanalyse uitgevoerd voor de variabelen slaapkwaliteit, frequentie en duur van elektronisch mediagebruik. Hierbij werden de verschillende mediavormen apart meegenomen: televisiekijken, computer- en telefoongebruik, weergegeven in Tabel 3 op de volgende bladzijde.

(14)

Slaapkwaliteit, Frequentie en Duur van Televisiekijken, Computergebruik en Mobiele Telefoongebruik in bed: Correlaties (N=99)

Frequentie Televisie Frequentie Computer Frequentie Telefoon Duur Televisie Duur Computer Duur Telefoon Slaapkwaliteit Frequentie Televisie 1 .252 .101 .814** .226 .155 .304** Frequentie Computer - 1 .035 .219 .795** .295** .134 Frequentie Telefoon - - 1 .203 .128 .589** .127 Duur Televisie - - - 1 .313** .232 .312** Duur Computer - - - - 1 .449** .163 Duur Telefoon - - - 1 .104 Slaapkwaliteit - - - 1

**. De correlatie is significant bij p < .05

Uit Tabel 3, bovenstaand, blijkt dat van de verschillende mediavormen de duur van televisiekijken in bed per week de hoogste correlatie heeft met slaapkwaliteit, r = .312. Dit is een zwak positief verband. Dit verband houdt in dat televisiekijken in bed een sterker verband heeft met slaapkwaliteit dan computergebruik, r = .163 en telefoongebruik, r = .104 in bed. Dit komt niet overeen met de vooraf gestelde hypothese, waarbij verwacht werd dat

telefoongebruik het sterkst zou samenhangen met slaapkwaliteit.

Tenslotte werd nagegaan welk elektronisch media-apparaat het meest gebruikt wordt in bed door Amsterdamse studenten. Blijkens de resultaten werd televisiekijken het minst per

(15)

week, M = 1.96, SD = 1.18, en het kortst per week, M = 2.34, SD = 1.58, in bed gebruikt. Daarentegen wijzen de resultaten uit dat telefoongebruik het meest per week, M = 4.56, SD = .96, en het langst per week, M = 3.99, SD = 1.34, in bed werd gebruikt. Dit komt overeen met de vooraf gestelde hypothese.

Discussie

In deze studie werd het verband tussen elektronisch mediagebruik in bed en

slaapkwaliteit onderzocht. Er werd een zwak positief verband gevonden tussen de frequentie en duur van elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit: deelnemers die meer avonden per week en langer per week elektronische media in bed gebruikten, hadden een slechtere slaapkwaliteit, waarbij een hoge frequentie een langere duur van elektronisch media voorspelde. Tevens wees dit onderzoek uit dat van alle onderzochte elektronische media-apparaten televisiekijken in bed het sterkst samenhangt met slaapkwaliteit. Tenslotte bleek dat de deelnemers van deze studie, van alle onderzochte elektronische mediavormen, de telefoon het meest gebruikten in bed.

Deze resultaten komen overeen met de uitkomsten van eerder onderzoek die eveneens de samenhang tussen televisiekijken, computergebruik, telefoongebruik en slaapkwaliteit hebben onderzocht, a.d.h.v. slaapvariabelen die ook in deze studie zijn betrokken: een latere bedtijd (Custers & Van den Bulck, 2011), langere slaaplatentietijd (Li et al., 2007; Johnson et al., 2004; Gaina et al., 2006), toename slaapverstoring (Johnson et al., 2004; Toyran, Ozmert & Yurdakok., 2002; Thomee et al., 2007), kortere slaapduur (BaHamman et al., 2006;

Thorleifsdottir et al., 2002; Eggermonth & Van den Bulck, 2006; Oka, Suzuki & Inoue, 2008) en algehele slechte slaapkwaliteit (Mesquita & Reimao, 2007; Harada et al., 2002; Van den Bulck, 2007). Tenslotte komen bovengenoemde resultaten overeen met de uitkomsten van Van den Bulck (2007), die stelde dat de telefoon in bed het meest werd gebruikt door studenten.

Echter, deze resultaten komen niet overeen met de uitkomsten van onderzoek van Dworak et al. (2007), die geen relatie vond tussen televisiegebruik en slaapvariabelen. Ook vonden Van den Bulck (2004) en Li et al. (2007) geen relatie tussen computergebruik, opstaan-tijd en slaapverstoring. Eveneens vond Gaina et al. (2005) geen relatie tussen telefoongebruik en slaapduur. Tenslotte komen de resultaten niet overeen met de uitkomsten van Kubiszeweski et al. (2014), die stelde dat de telefoon de sterkste voorspeller was van slaapproblemen.

Deze studie betrof een aantal limitaties. Een eerste kanttekening is dat alle resultaten verkregen zijn via zelfrapportagevragenlijsten. Hier werd voor gekozen omdat deze

(16)

onderzoeksmethode het mogelijk maakt een grote groep mensen te bevragen, representatief voor de onderzoeksgroep Amsterdamse studenten. Tevens biedt deze onderzoeksmethode gestandaardiseerde vragen, waarnaar eenduidige antwoorden kunnen worden verkregen en mogelijke verbanden kunnen worden onderzocht. Desalniettemin werden de vragen over mediagebruik in dit onderzoek gemeten via een tijdschaal, aangaande voor frequentie per week: ‘nooit’, ‘1 á 2 avonden’, ‘3 á 4 avonden’, ‘5 á 6 avonden’ of ‘7 avonden’, en voor duur per week: ‘minder dan 15 minuten’, ‘tussen de 15 en de 30 minuten’, ‘tussen de 30 minuten en 1 uur’, ‘tussen de 1 en 2 uur’, en ‘langer dan 2 uur’. Deze tijdschalen beperken de

antwoordopties, waarbij deelnemers die drie avonden per week media gebruikten dezelfde score ontvingen als deelnemers die vier avonden per week media gebruikten. Eveneens nadelig aan deze methode is de kans dat de verlangde antwoordoptie niet tussen de antwoordmogelijkheden staat, waarbij deelnemers die 2.5 uur per week media gebruikten dezelfde score kregen als deelnemers die vier uur per week media gebruikten. Dit zou kunnen leiden tot vertekening van de resultaten (Sheffield & Walter, 2008). Vervolgonderzoek kan dit ondervangen door gebruik te maken van een bredere antwoordschaal met meerdere tijdopties. Hierdoor kan specifieker antwoord worden geven, waarmee de mogelijkheid tot het

verkrijgen van nauwkeurige resultaten wordt vergroot (Sheffield & Walter, 2008). Een tweede kanttekening aan het gebruik van zelfrapportagevragenlijsten is de subjectieve interpretatie van de vragen en antwoorden. Deelnemers kunnen de vragen op eigen manier interpreteren en antwoorden bepalen op basis van hun gevoel, mening en ervaring op dat moment (Handbook of Psychopathy, 2006). Ten gevolge hiervan bestaat de mogelijkheid dat het idee van de deelnemers betreft hun mediagebruik en slaapkwaliteit niet overeenkomt met de werkelijkheid hiervan. Dit reduceert de kans op objectieve resultaten en kan de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek aantasten (Handbook of Psychopathy, 2006). Vervolgonderzoek kan dit ondervangen door gebruik te maken van een

dagboekmethode. Hierbij houden deelnemers voor bepaalde tijd een dagboek bij waarin de frequentie en duur van elektronisch mediagebruik in bed en slaapgedrag wordt bijgehouden. Het afnemen van de vragenlijsten aan de hand van deze dagboeken zou mogelijk voor minder subjectieve en meer objectieve resultaten zorgen (Snowden, 2015).

Een derde kanttekening aan dit onderzoek is de kans op social desirability bias (Neeley & Cronely, 2003, aangehaald in Heirwegh, 2004). Deze vertekening betreft de menselijke neiging om zichzelf op de beste manier te presenteren, wat informatie uit

zelfrapportage vragenlijsten kan verdraaien (Fisher, 1993). Dit kan resulteren in antwoorden die vertekend zijn volgends de deelnemers z’n percepties van wat ‘correct’ is of sociaal

(17)

geaccepteerd. Dit kan de validiteit van het onderzoek kan aantasten (Pouwer, van der Ploeg & Bramsen, 1998; Heirwegh, 2004). Vervolgonderzoek kan dit ondervangen door de vragen af te wisselen met indirecte vragen. Deze projectieve techniek wordt door onderzoekers gebruikt om de effecten van sociale wenselijkheid te reduceren (Fisher, 1993). Fisher en Tellis (1998) stellen dat “de typische indirecte vraag aan deelnemers vraagt om voorspellingen te maken over hoe een gelijkaardig persoon zou handelen in een bepaalde situatie”. In deze studie zouden de mediavragen afwisselend verwoord kunnen worden in termen van: hoelang zou je inschatten dat jouw beste vriend of vriendin gemiddeld per week in bed gebruik maakt van zijn/haar telefoon. Hierbij wordt verondersteld dat de deelnemer de eigen opinies en handelingen projecteert op de persoon waarnaar gevraagd wordt, in dit geval de vriend of vriendin (Fisher, 1993). Dit zou voor eerlijkere antwoorden zorgen en de social desirability

bias verminderen (Fisher, 1993; Fisher & Tellis, 1998).

Een onverwacht resultaat binnen deze studie was dat televisiekijken in bed sterker samenhangt met slaapkwaliteit dan computer- en telefoongebruik. Verwacht werd dat telefoongebruik het sterkst zou samenhangen (Kubiszeweski et al., 2014). Een mogelijke verklaring voor dit onverwachte resultaat kan liggen bij het verschil in inhoud van

elektronische media. De inhoud van televisiekijken zou mogelijk meer spanning of alertheid met zich mee kunnen brengen, waardoor de slaapkwaliteit verslechtert. Dit is een interessante invalshoek voor vervolgonderzoek: de samenhang tussen mediagebruik in bed en

slaapkwaliteit, onderscheidend op inhoud van elektronische media. Hierbij zou men

bijvoorbeeld kunnen nagaan of er een verschil in samenhang met slaapkwaliteit bestaat tussen het kijken van spannende of niet-spannende films in bed. Een mogelijke verwachting zou kunnen zijn dat spannende films meer arousal, angst of stress met zich meebrengen dan niet-spannende films, wat de slaapkwaliteit zou kunnen beïnvloeden (Cain & Gradisar, 2010). Dit zou meer inzicht kunnen bieden in de verbanden tussen elektronische mediagebruik in bed en slaapkwaliteit.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat er een positieve samenhang bestaat tussen elektronisch mediagebruik in bed en slaapkwaliteit bij Amsterdamse studenten. Tevens bestaat er een positief verband tussen zowel de frequentie en duur van mediagebruik per week in bed en slaapkwaliteit. Aan de hand van vervolgonderzoek kan er meer inzicht gebracht worden in de gevonden verbanden. Ten gevolge van deze inzichten bestaat de kans dat oplossingen voor slaapproblemen mogelijk dichter bij huis liggen dan men denkt, namelijk; binnen de verandering van het elektronisch mediagebruik, in plaats van via meer

(18)

ingrijpendere middelen zoals slaapmedicatie. Meer onderzoek op dit gebied draagt bij aan een betere hulpverlening en voorlichting voor studenten met slaapproblemen.

(19)

Adam, E. K., Snell, E. K., & Pendry, P. (2007). Sleep timing and quantity in ecological and family context: a nationally representive time-diary study. Journal Family Psychology,

21, 4-19.

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author.

Asfar, B. (2013). The relation between internet and social media use and the demographic and clinical parameters, quality of life, depression, cognitive function and sleep quality in hemodialysis patients. General Hospital Psychiatry, 35, 625-630.

BaHammam, A., Bin Saeed, A., Al-Faris, E., & Shaikh, S. (2006). Sleep duration and its correlates in a sample of Saudi elementary school children. Singapore Medicine

Journal, 47, 875-81.

Cain, N., & Gradisar, M. (2010). Electronic media us and sleep in school-aged children and adolescents: A review. Sleep medicine, 11, 735-742.

Calamaro, C. J., Mason, T. B. A., & Ratcliffe, S. J. (2009). Adolescents living the 24/7

lifestyle: effects of caffeine and technology on sleep duration and daytime functioning.

Pediatrics, 123.

Custers, K., & Van den Bulck, J. (2011). Mediators of the association between television viewing and fear of crime: perceived personal risk and perceived ability to cope.

Elsevier, 39, 107-124.

Dworak, M., Schierl, T., Bruns, T., & Struder, H., K. (2007). Impact of singular excessive computer game and television exposure on sleep patterns and memory performance of school-aged children. Pediatrics, 120, 978-85.

Eggermont, S., & Van den Bulck, J. (2006). Nodding off or Switching off? The use of popular media as a sleep aid in secondary-school children. Journal of Pediatrics and Child

Health, 7-8.

Exelmans, L., & Van den Bulck, J. (2016). Bedtime mobile phone use and sleep in adults.

Social Science & Medicine, 148, 93-101.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. (4rd ed.). Thousand Oaks: Sage Publications.

Fisher, R. J., (1993). Social desirability bias and the validity of indirect questioning.

Journal of Consumer Research, 2, 303-315.

Fisher, R, J., & Tellis, G. J. (1998). ‘Removing social desirability with indirect questioning: Is the cure worse than the disease?’ Advances in Consumer Research, 25, 563-567. Fossum, I. N., Nordnes, L. T., Storemark, S, S., Bjorvatn, B., & Pallesen, S. (2014). The

(20)

association between de use of electronic media in bed before going to sleep and insomnia symptoms, daytime sleepiness, morningness, and chronotype. Behavioral

Sleep Medicine, 12, 5, 343-357.

Gaina, A., Sekine, M., Hamanishi, S., Chen, X., Kanayama, H., Yamagami, T, et al. (2006). Epidemiological aspects of sel-reported sleep onzet latency in Japanse junior high school children. Journal of Sleep Research, 15, 266-75.

Gaina, A., Sekine, M., Kanayama, H., Sengoku, K., Yamagami, T., & Kagamimori, S. (2005). Short-long sleep latency and associated factors in Japanse junior high school children.

Sleep Biological Rhythms, 3, 162-5.

Garrison, M. M., Liekweg, K. & Christakis, D. A. (2011). Media use and child sleep: The impact of content, timing and environment. Pediatrics, 10.

Harada, T., Morikuni, M., Yoshii, S., Yamashita, Y., & Takeuchi, H. (2002). Usage of mobile phone in the evening or at night makes Japanes Students evening-typed and night sleep uncomfortable. Sleep Hypnosis, 4, 149-53.

Heirwegh, T. (2004). Vertekening door sociale wenselijkheid in onderzoek naar onethisch

consumentengedrag: vergelijking van verschillende onderzoeksstimuli (Gepubliceerde

masterthese). Universiteit van Gent, Gent, Belgie.

Hysing, M., Pallesen, S., Stormark, K. M., Jakobsen, R., Lundervold, A. J., & Sivertsen, B. (2015). Sleep and use of electronic devices in adolescence: results from a large population-based study. BMJ Open, 5.

Hysing, M., Pallessen, S., Stormark, K. M., Lundervold, A. & Sivertsen, B. (2013). Sleep patterns and insomnia among adolescents: a population-based study. Journal of Sleep

Research, 22, 549-556.

Johnson, J. G., Cohen, P., Kasen, S., First, M. B., & Brook, J. S. (2004). Association between television viewing and sleep problems during adolescence and early adulthood. Arch

Pediatric Adolescence Medicine, 158, 562-8.

Kabali, H. K., Irigoyen, M. M., Nunes-Davis, R., Budacki, J. G., Mohanty, S. H., Leister, K. P., & Bonner, R. L. (2015). Exposure and use of mobile media devices by young children. Pediatrics, 136.

Kerkhof G., de Gier M., Sernee M. (2010) 1 Normale slaap: kenmerken en

verschillen tussen mensen. In: omgaan met slapeloosheid. Van A tot ggZ. Bohn Stafleu van Loghum, Houten.

(21)

pathological electronic media use during adolescence. Journal of Mental Health

Addiction, 12, 21-35.

Kubiszeweski, V., Fontaine, R., Rusch, E., & Hazouard, E. (2014). Association between electronic media use and sleep habits: an eight-day follow-up study. International

Journal of Adolescence and Youth, 19, 3, 395-407.

Lavender, R. M. (2015). Electronic media use and sleep quality. Undergraduate Journal of

Psychology, 28.

Lemola, S., Perkinson-Gloor, N., Brand, S., Dewald-Kaufmann, J. F., & Grob, A. (2015). Adolescents’ electronic media use at night, sleep disturbance, and depressive symptoms in the smartphone age. Journal of Youth and Adolescence, 44, 405-418. Liu, Y., Lee, C. S., Yu, C., & Chen, C. (2016). Effects of music listening on stress, anxiety,

and sleep quality for sleep-disturbed pregnant women. Women & Health, 56, 3, 296-311.

Liu, Q., Zong-Kui, Z., Yang, X., Kong, F., Niu, G., & Fan, C. (2017). Mobile phone addiction and sleep quality among Chinese adolescents: a moderated mediation model.

Computers in Human Behavior, 72, 108-114.

Mesquita, G., & Reimao, R. (2007). Nightly use of computer by adolescents: its effect on quality of sleep. Scielo analytics, 1678-4227.

Oka, Y., Suzuki, S., & Inoue, Y. (2008). Bedtime activities, sleep environment, and sleep/wake patterns of Japanese elementary school children. Behavioural Sleep

Medicine, 6, 220-233.

Pallesen, S., Hetland, J., & Sivertsen, B. (2005). Time trends in sleep-onset difficulties among Norwegian adolescents. Scandinavian Journal of Public Health, 36, 8.

Patrick, C. J. (2006). Handbook of Psychopathy. New York: Guilford Publications.

Pouwer, F., van der Ploeg, H. M., & Bramsen, I. (1998). Dwalingen in de methodologie. II. bias door vragenlijsten. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 142, 1556-8.

Punamaki, R. L., Wallenius, M., Nygard, C. H., Saarni, L., & Rimpela, A. (2007). Use of information and communication technology (ICT) and perceived health in

adolescence: the role of sleeping habits and waking-time tiredness. Journal of

Adolescence, 30, 569-85.

Rideout, V. J., Ulla, G., Foehr, D., & Roberts, D. F. (2010). Media in the lives of 8-to 18- year-olds. The Henry Kaiser Foundation, opgehaald van

http://files.eric.ed.gov/fulltext/ED527859.pdf

(22)

Computers in Human Behavior, 932-937.

Seo, J., Kim, J. H., Yang, K. I., & Hong, S. B. (2017). Late use of electronic media and its association with sleep, depression, and suicidality among Korean adolescents. Sleep

Medicine, 29, 76-80.

Sheffield, A., & Walter, G. (2008). 6 Het gebruik van vragenlijsten. In: van Vreeswijk, M., Broersen, J., & Nadort, M. (eds). Handboek Schematherapie. Bohn Stafleu van Loghum: Houten.

Shochat, T., Flint-Bretler, O., & Tzischinsky, O. (2010). Sleep patterns, electronic media exposure and daytime sleep-related behaviours among Isreali adolescents. Acta

Paedictrica, 0803-5253.

#Sleepyteens: Social media use in adolescence is associated with poor sleep quality, anxiety, depression and low self-esteem. Journal of Adolescence, 51, 41-49.

Snowden, M. (2015). Use of Diaries in Research. National Library of Medicine National

Institutes of Health, 29, 36-41.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2016). Media: tijd in kaart. ISBN 978 90 377 0815 8.

Thorleifsdottir, B., Bjornsson, J. K., Benediktsdottir, B., Gislason, T., & Kristbjarnarson, H. (2002). Sleep and sleep habits from childhood to young adulthood over a 10-year period. Journal Psychosom Research, 53, 529-37.

Toyran, M., Ozmert, E., & Yurdakok, K. (2002). Television viewing and its effect on physical health of schoolage children. Turkisch Journal of Pediatrics, 44, 194-203.

Van den Bulck, J. (2007). Adolescents use of mobile phones for calling and for sending tekst messages after lights out: Results from a prospective cohort study with one-year follow-Up. Sleep, 30, 1220-1223.

Xanidis, N., & Bridnell, C. M. (2016). The association between the use of sociale network sites, sleep quality and cognitive function during the day. Computers in Human

Behavior, 55, 121-126.

Yen, C. F., Ko, C. H., Yen, J. Y., & Cheng, C. P. (2008). The multidimensional correlates associated with short nocturnal sleep duration and subjective insomnia among Taiwanese adolescents. Sleep, 31, 1515-25.

(23)

APPENDIX A.

Beste deelnemer,

Hieronder volgen een paar vragen die gaan over uw gebruik van verschillende soorten elektronische media ’s avonds in bed. Bij de vragen kunt u de afgelopen drie maanden in het achterhoofd houden als referentiepunt. Bij elke vorm van media staat beschreven wat eronder wordt verstaan, zodat het duidelijk is wat er wel en niet onder valt.

1. Social media (Facebook, Instagram, Snapchat en Twitter) 2. Televisie (film, serie en tv-kijken)

3. Videogames (computer, telefoon, console en handheld) 4. Muziek (rustgevende muziek en reguliere muziek) 5. Laptop (internet, film, serie)

6. Telefoon (apps, WhatsApp, bellen en sms)

1. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed social media gebruikt?

nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

2. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed televisie kijkt?

nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

3. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed videogames speelt?

nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

4. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed naar muziek luistert?

nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

5. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed uw laptop gebruikt?

nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

(24)

6. Hoeveel avonden schat u in dat u gemiddeld per week in bed uw telefoon gebruikt? nooit 1 à 2 avonden 3 à 4 avonden 5 à 6 Avonden 7 avonden 1 2 3 4 5

7. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed social media gebruikt?

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5

8. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed televisie kijkt?

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5

9. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed videogames speelt?

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5

10. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed naar muziek luistert?

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5

11. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed uw laptop gebruikt?

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5

(25)

12. Hoe lang schat u in dat u gemiddeld per week in bed uw telefoon gebruikt? Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten Tussen 30 minuten en 1 uur Tussen 1 en 2 uur Langer dan 2 uur 1 2 3 4 5 Normering

We hebben de antwoorden gekwantificeerd naar een score van 1 t/m 5.

De normering staat aangegeven in het grijsgekleurde vlak

De somscore van de alle tien de items is de totale score op mediagebruik.

Deze normering betekent hoe hoger de somscore op de mediagebruik vragenlijst hoe groter het mediagebruik in de avond van de deelnemers is.

De minimale score die te behalen is: 12 De maximale score die te behalen is: 60

Let op: voor dit onderzoek is de vragenlijst geselecteerd tot enkel de vragen over de frequentie en duur van televisiekijken, computergebruik en telefoongebruik per week. De vragen over sociale media, videogames en muziek zijn in dit onderzoek niet meegenomen.

(26)

Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) Instructies:

De onderstaande vragen betreffen uw gebruikelijke slaapgewoonten gedurende de afgelopen maand. Uw antwoorden moeten de juiste indruk geven van de meerderheid van dagen en nachten van de afgelopen maand.

Beantwoord alstublieft alle vragen.

1. Gedurende de afgelopen maand, hoe laat bent u gewoonlijk naar bed gegaan? ...

2. Gedurende de afgelopen maand, hoe lang duurde het gemiddeld (minuten) om in slaap te vallen? ……….

3. Gedurende de afgelopen maand, hoe laat bent u gemiddeld opgestaan in de ochtend? …………..…..

4. Gedurende de afgelopen maand, hoeveel uur heeft u echt geslapen ’s nachts? (dit mag

afwijken van het aantal uren dat u in bed heeft gelegen.) ………..

5. hoe vaak heeft u gedurende deze maand

problemen met slapen gehad omdat u: Niet gedurende deze maand Minder dan 1 keer per week 1 tot 2 keer per week 3 of meer keren per week

a. Niet binnen 30 minuten in slaap kan vallen

b. Wakker wordt in het

midden van de nacht of vroeg in de morgen

c. Naar de W.C. moet d. Niet normaal kan

ademhalen

e. Hard snurkt of moet hoesten of kuchen f. Het te koud hebt g. Het te warm hebt h. Enge dromen hebt i. Pijn hebt

j. Andere redenen, zoals:

6. Hoe vaak heeft u slaapmedicatie genomen deze maand? (op

voorschrift of zelf bij de drogist) 7. Hoe vaak heeft u problemen om wakker te blijven tijdens

autorijden, eten of sociale bezigheden? Helemaal geen probleem Een klein probleem Enigszins een probleem Een groot probleem

(27)

de afgelopen maand met genoeg zin / enthousiasme te hebben om dingen te doen?

Heel goed Redelijk goed

Redelijk slecht

Heel slecht 9. Hoe zou u uw slaapkwaliteit

van de afgelopen maand gemiddeld inschalen? Geen partner of kamergenoot Partner of kamergenoot in de andere kamer Partner in dezelfde kamer maar niet in hetzelfde bed Partner in hetzelfde bed

10. Heeft u een bedpartner of kamergenoot? Niet gedurende deze maand Minder dan 1 keer per week 1 tot 2 keer per week 3 of meer keren per week Als u een kamergenoot of

bedpartner heeft, vraag hem/haar hoe vaak u de afgelopen maand last had van:

a. Hard snurken

b. Lange adempauzes tijdens slapen

c. Trekken of schokken van de benen tijdens slapen d. Periodes van desoriëntatie

of verwarring tijdens de slaap

e. Andere onrust terwijl u slaapt, graag beschrijven:

………. ………. ………. ……….

(28)

Het scoren van de PSQI

De volgorde van de PSQI items is veranderd tov de originele volgorde, om ervoor te zorgen dat de eerste 9 items, wat ook de items zijn die meetellen voor de score, op 1 pagina passen.

Item 10, die op de tweede pagina staat, wordt niet meegeteld in de eindscore van de PSQI.

De PSQI score is in 7 componenten verdeeld. Elke component wordt gescoord van 0 (geen probleem) tot 3 (groot probleem). De scores per component worden opgeteld om een totaalscore te maken (van 0-21).

Hogere scores houden een steeds slechtere slaapkwaliteit in.

Component 1: Subjectieve slaapkwaliteit – VRAAG 9 Antwoord op vraag 9 component 1 score

Heel goed 0

Redelijk goed 1

Redelijk slecht 2

Heel slecht 3

Component 1 score: ……… Component 2: latentietijd tot slaap – VRAAG 2 en 5a

Antwoord op vraag2 component 2/vr 2 subscore

≤15 min 0

16-30 min 1

31-60 min 2

>60 min 3

Antwoord op vraag 5a component 2/vr5a subscore Niet gedurende deze maand 0

Minder dan 1 keer per week 1 1 of 2 keer per week 2 3 of meer keer per week 3

Tel de subscores vr2 en vr 5a op component 2 score

0 0

1-2 1

3-4 2

5-6 3

Component 2 score: …………..

Component 3: slaapduur – VRAAG 4

Antwoord op vraag4 component 3 score

>7 uur 0

6-7 uur 1

(29)

<5 uur 3

Component 3 score: …………

Component 4: hoeveelheid ECHTE slaap – VRAAG 1, 3 en 4 Echte slaap = (#slaapuren/#uren in bed) x 100% #geslapen uren—vraag 4

#uren in bed – berend uit de antwoorden op vraag 1 en 3 Hoeveelheid echte slaap component 4 score

>85% 0

75-84% 1

65-74% 2

<65% 3

Component 4 score: …………

Component 5: slaapverstoringen – VRAAG 5b- 5j Vragen 5b - 5j moeten als volgt gescoord worden: niet gedurende de laatste maand 0

minder dan 1 keer per week 1

1 of 2 keer per week 2

3 of meer keer per week 3

Scores van 5b-5j opgeteld component 5 score

0 0

1-9 1

10-18 2

19-27 3

Component 5 score: ……….

Component 6: gebruik van slaapmiddelen – VRAAG 6 Antwoord op vraag6 component 6 score

niet gedurende de laatste maand 0

minder dan 1 keer per week 1

1 of 2 keer per week 2

3 of meer keer per week 3

Component 6 score: ……….

Component 7: dagelijks dysfunctioneren – VRAAG 7 en 8 Antwoord op vraag7 component 7/vr7 subscore niet gedurende de laatste maand 0

minder dan 1 keer per week 1

1 of 2 keer per week 2

3 of meer keer per week 3

Antwoord op vraag 8 component 7/vr8 subscore

geen enkel probleem 0

(30)

enigszins een probleem 2

een groot probleem 3

Scores van vr7 en vr8 opgeteld component 7 score

0 0

1-2 1

3-4 2

5-6 3

Component 7 score: ……….

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

even lekker buiten zijn, uitwaaien goeie folder gekregen natuur, de mentaliteit van de echte bewoners van schouwen super strand/ veilig zwemmen voor de kinderen mooi land/ veel

Op basis van deze gegevens kan daarom geconcludeerd worden dat er voldoende bewijs bestaat om aan te nemen dat er niet meer wordt ingebroken in buurten waar minder werklozen wonen

Naar aanleiding van het bestuderen van de literatuur werd verwacht dat er een positieve samenhang zou zijn tussen eustress en het emotioneel welbevinden, omdat eustress kan leiden tot

Different boundary conditions for the temperature at the outside walls are tested and their influence on the tempera- ture distribution inside of the combustion chamber is explored..

To experimentally verify the existence of an intrinsic magnonic crystal resulting in quantized helimagnons in the conical and helical phases of Cu 2 OSeO 3 , we performed

A combined intervention is more effective than a single intervention in home healthcare When combining interventions – a home healthcare intervention with a community-based

Veel mensen bezoeken namelijk het centrum niet, omdat ze nog een lange reis naar huis moeten maken en er geen tijd voor hebben, omdat ze kleine kinderen bij zich hebben, of

Verleggen we de analyse naar de categorie II en III voor zover er sprake was van een consistent hoge correlatie over de laatste jaren t.a.v. de koersontwik­ keling, dan vinden we