• No results found

Geoparken in Nederland : een quickscan van beleidsmatige mogelijkheden en beperkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geoparken in Nederland : een quickscan van beleidsmatige mogelijkheden en beperkingen"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Alterra Wageningen UR. Alterra Wageningen UR is hét kennisinstituut voor de groene leefomgeving en. Postbus 47. bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het. 6700 AA Wageningen. duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu,. T 317 48 07 00. bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc.. www.wageningenUR.nl/alterra Alterra-rapport 2537 ISSN 1566-7197. Geoparken in Nederland. De missie van Wageningen UR (University & Research centre) is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen 9 gespecialiseerde onderzoeksinstituten van stichting DLO en Wageningen. Een quickscan van beleidsmatige mogelijkheden en beperkingen. University hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 6.000 medewerkers en 9.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.. M.P.C.P. Paulissen, W. Nieuwenhuizen & F.H. Kistenkas.

(2)

(3) Geoparken in Nederland. Een quickscan van beleidsmatige mogelijkheden en beperkingen. M.P.C.P. Paulissen, W. Nieuwenhuizen & F.H. Kistenkas. Dit onderzoek is uitgevoerd door Alterra Wageningen UR in opdracht van en gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken, in het kader van de Helpdesk Natuur en Regio (BO-11-013-000, HD3497 Positionering van het concept Geoparken). Alterra Wageningen UR Wageningen, juni 2014. Alterra-rapport 2537 ISSN 1566-7197.

(4) Paulissen, M.P.C.P., W. Nieuwenhuizen & F.H. Kistenkas, 2014. Geoparken in Nederland; Een quickscan van beleidsmatige mogelijkheden en beperkingen. Wageningen, Alterra Wageningen UR (University & Research centre), Alterra-rapport 2537. 36 blz.; 1 fig.; 18 ref.. Geoparken zijn gebieden waar (internationaal) bijzondere aardkundige waarden voorkomen. Deze waarden worden ingezet voor de versterking van de regionale economie en identiteit. Alterra heeft voor het Ministerie van Economische Zaken een quickscan uitgevoerd naar de mogelijke kansen en risico’s van de aanwijzing van Geoparken in Nederland. De belangrijkste conclusies zijn (1) dat Geoparken als resultaat van bottom-up processen in de regio passen bij het adagium ‘natuur die midden in de samenleving staat’ en (2) dat het aan het Rijk is om nader te bepalen of zij het proces van kandidaatstelling en aanwijzing van Geoparken aan regionale actoren over laat, of zelf ook een actieve rol speelt. Trefwoorden: beleidsprocessen, gebiedscategorie, Geoparken, Hondsrug, Nederland, regionale identiteit, regionale ontwikkeling, UNESCO.. Geoparks are areas with (internationally) significant geological heritage. In Geoparks, this heritage is used to promote the regional economy and identity. The Dutch Ministry of Economic Affairs has commissioned Alterra to carry out a quick scan of potential opportunities and risks associated with the assignment of Geoparks in the Netherlands. The main conclusions are (1) that Geoparks as the result of regional bottom-up processes agree with the proverb ‘nature in the middle of society’, and (2) that it is up to the State to decide whether it leaves the process of nomination and assignment of Geoparks to regional actors, or takes an active role itself. Keywords: area category, Geoparks, Hondsrug, the Netherlands, policy processes, regional identity, regional development, UNESCO.. Dit rapport is gratis te downloaden van www.wageningenUR.nl/alterra (ga naar ‘Alterra-rapporten’ in de grijze balk onderaan). Alterra Wageningen UR verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. © 2014 Alterra (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek), Postbus 47, 6700 AA Wageningen, T 0317 48 07 00, E info.alterra@wur.nl, www.wageningenUR.nl/alterra. Alterra is onderdeel van Wageningen UR (University & Research centre). • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding. • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin. • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. Alterra-rapport 2537| ISSN 1566-7197 Foto omslag: W. Nieuwenhuizen.

(5) Inhoud. 1. 2. 3. 4. Inleiding. 5. 1.1. Vraagstelling en quickscan-karakter. 5. 1.2. Leeswijzer. 5. Geoparken: doelen, aanwijzing en relatie met UNESCO. 6. 2.1. Wat is een Geopark? Welk doel wordt met aanwijzing beoogd?. 6. 2.2. Hoe verloopt de aanwijzing van Geoparken?. 6. 2.2.1 Global Geoparks Network (GGN) en European Geoparks Network (EGN). 6. 2.2.2 Aanwijzing, evaluatie en onttrekking status Geopark. 6. 2.3. Nationaal Comité Geoparken. 7. 2.4. Relatie tussen Geoparken en UNESCO. 7. 2.5. Hoe is de Nationale UNESCO Commissie betrokken?. 8. Casus Geopark de Hondsrug: ontstaan en functioneren. 9. 3.1. De aanzet: aardkundige waarden als Drentse kernkwaliteit op de kaart. 9. 3.2. Focus op de Hondsrug als naamsbekend maar onderbelicht gebied. 3.3. Michelinster voor een gebied. 10. 3.4. Aanvraag en toekenning status Geopark aan de Hondsrug. 11. 3.4.1 Het proces. 11. 3.4.2 Rol van overheden en Nationale UNESCO Commissie. 11. 3.4.3 Baten van Geoparken. 12. Mogelijke consequenties van aanwijzing Geoparken voor EZ. 13. 4.1. Juridische status van Geoparken. 13. 4.2. Planologische status van Geoparken. 14. 4.2.1 Vereisten vanuit het GGN. 14. 4.2.2 Bescherming via de Wro. 14. 4.3. Financiering Geoparken. 14. 4.4. Verwatering status Werelderfgoedsites. 15. 4.5. Beperking aantal Geoparken. 15. 4.5.1 Verhaal van de aarde. 15. 4.5.2 Afstand tussen Geoparken. 15. 4.6. 5. 9. 4.5.3 Geen overlap met andere UNESCO-gebiedscategorieën. 16. Kansen Geoparken. 16. 4.6.1 Versterking regionale economie. 16. 4.6.2 Versterking lokale en regionale bewustwording en zelforganisatie. 16. Welke mogelijke rol zou EZ kunnen spelen rond Geoparken?. 18. 5.1. Aardkundige waarden en EZ/Rijksbeleid. 18. 5.1.1 Aardkunde in veranderend natuur- en landschapsbeleid. 18. 5.1.2 Basisregistratie Ondergrond. 18. 5.1.3 Nationaal belang. 19. 5.2. Nationaal Comité Geoparken. 19. 5.3. Kennisleverantie. 19. 5.4. Gebiedsgerichte fondsen en regelingen. 19. 5.4.1 Regionale beeldverhalen. 20. 5.4.2 LEADER/POP3. 20.

(6) 6. Conclusies en handelingsperspectieven. 21. 6.1. Conclusies quickscan. 21. 6.2. Geoparken: handelingsperspectieven voor EZ. 22. Referenties. 24. Bijlage 1. Draft Proposed Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks. 25. Bijlage 2. Rechtsbescherming Geoparken: juridische reflectie. 33.

(7) 1. Inleiding. 1.1. Vraagstelling en quickscan-karakter. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft Alterra gevraagd te inventariseren wat de mogelijke consequenties zijn van de aanwijzing van Geoparken in Nederland. Onder consequenties worden zowel positieve gevolgen als negatieve verstaan – hieronder spreken we over kansen respectievelijk risico’s. Om op vrij korte termijn te komen tot bruikbare antwoorden en handelingsperspectieven voor EZ is dit onderzoek uitgevoerd als een quickscan. Dit betekent dat er in overleg met EZ een prioritering in deelvragen en aanpak is vastgesteld en dat het onderzoek niet uitputtend kon zijn. Om in een kort tijdsbestek inzicht te krijgen in de materie, hebben we gebruik gemaakt van interviews met een aantal betrokkenen. We hebben de casus Hondsrug, vooralsnog het enige Geopark in Nederland, gebruikt om meer inzicht te krijgen in de regionale, nationale en internationale spelers en het proces van aanwijzing van Geoparken, nu en in de toekomst.. 1.2. Leeswijzer. In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet wat Geoparken zijn, hoe de aanwijzing van Geoparken verloopt, wat daarbij de rol van UNESCO is en hoe deze naar verwachting gaat veranderen. Hoofdstuk 3 beschrijft de casus Geopark de Hondsrug: hoe is de aanwijzing tot stand gekomen, welke partijen en spelers waren hierbij betrokken en wat zijn de ervaringen tot nu toe? In hoofdstuk 4 gaan we in op de mogelijke consequenties van de aanwijzing van Geoparken voor EZ. Hoofdstuk 5 gaat in op de mogelijke rol die EZ zou kunnen spelen met betrekking tot Geoparken. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de belangrijkste bevindingen en handelingsperspectieven voor EZ samengevat.. Alterra-rapport 2537. |5.

(8) 2. Geoparken: doelen, aanwijzing en relatie met UNESCO. 2.1. Wat is een Geopark? Welk doel wordt met aanwijzing beoogd?. Een Geopark is een gebied met bijzonder aardkundig (geologisch of geomorfologisch) erfgoed. Volgens het Global Geopark Network (GGN) en nieuwe concept Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks moet het gaan om geologisch erfgoed van internationale betekenis (GGN, 2014; bijlage 1). Doel van de aanwijzing van Geoparken is om duurzame economische ontwikkeling te stimuleren waarbij gebruik wordt gemaakt van dat aardkundig erfgoed. UNESCO (2014) definieert een ‘global Geopark’ als een gebiedseenheid met geologisch (aardkundig) erfgoed van internationaal belang. Geoparken gebruiken aardkundig erfgoed om de maatschappelijke bewustwording te vergroten over belangrijke thema’s waarmee de samenleving wordt geconfronteerd. Voorbeelden van dergelijke thema’s zijn door geologische processen gedreven natuurrampen, klimaatverandering, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, inclusieve groei, plattelandsontwikkeling en ‘groen toerisme’. Geoparken hebben verder als doel respect voor de leefomgeving te bevorderen en de gaafheid van het landschap te behouden. Daarmee beogen Geoparken de bescherming van aardkundige waarden te combineren met duurzame ontwikkeling en betrokkenheid van lokale gemeenschappen. Ook helpt het label ‘Geopark’ bij het internationaal vermarkten van een gebied (GGN, 2014; respondent Geopark de Hondsrug).. 2.2. Hoe verloopt de aanwijzing van Geoparken?. 2.2.1. Global Geoparks Network (GGN) en European Geoparks Network (EGN). Toekenning van de status van Geopark vindt plaats door het Global Geoparks Network (ook wel genoemd Global Network of National Geoparks). Het Global Geoparks Network (GGN) is een vrijwillig netwerk van wereldwijde Geoparken dat wordt ondersteund door UNESCO en de International Union of Geological Sciences (IUGS). Het GGN is een dynamisch netwerk waarvan de leden best practices uitwisselen en samenwerken in gezamenlijke projecten om de kwaliteitsstandaarden van alle producten en activiteiten van een Geopark te borgen en verhogen. Het GGN zelf komt elke twee jaar bij elkaar. Het functioneert in de praktijk door dochterorganisaties op verschillende continenten. Zo is er een European Geoparks Network (EGN) dat twee keer per jaar bij elkaar komt om gezamenlijke acties te ontwikkelen en uit te dragen. Financiering van het EGN komt vanuit haar leden en door collectieve subsidieaanvragen bij de Europese Unie (EGN, 2014).. 2.2.2. Aanwijzing, evaluatie en onttrekking status Geopark. Formele aanwijzing van een gebied als Geopark volgt op officiële kandidaatstelling door een organisatie die het aspirant-Geopark vertegenwoordigt. Die organisatie vult zelf-evaluatie-formulieren in, die vrij kunnen worden gedownload via de website van het European Geoparks Network (http://www.europeanGeoparks.org/?page_id=1494). Via een puntensysteem wordt het kandidaatGeopark op diverse onderdelen beoordeeld. In de praktijk moet het aspirant-Geopark al vóór de aanvraag wordt ingediend aan de belangrijkste voorwaarden van een Geopark voldoen, wil het voor aanwijzing in aanmerking komen. Onder die voorwaarden vallen niet alleen wetenschappelijke criteria (aanwezigheid van bijzondere aardkundige waarden), maar ook de regel dat (delen van) het aan te wijzen gebied al wettelijk beschermd zijn. Voor toekomstige aanwijzingen geldt dat tevens een aantal beperkende criteria worden voorgesteld (zie par. 4.5).. 6|. Alterra-rapport 2537.

(9) Het Global Geoparks Network (GGN) wijst een Geopark formeel aan. Momenteel kan UNESCO een veto uitspreken. In de nieuwe situatie van nauwere betrokkenheid van UNESCO zal UNESCO de aanwijzing van Geoparken formeel bekrachtigen (respondent Geopark de Hondsrug). Interessant is dat volgens de nieuwe concept Operational Guidelines: ‘applications must be endorsed by all relevant local and regional authorities in advance of their nomination.’ De Rijksoverheid wordt in deze passage niet expliciet genoemd, maar krijgt elders in de nieuwe concept Operational Guidelines wel een aantal rollen toebedeeld. Hierop gaan we in het vervolg van deze notitie verder in. Elke vier jaar worden aangewezen Geoparken geëvalueerd door het netwerk EGN. Er wordt gekeken naar zaken als feitelijke toestand en bescherming van het aardkundige erfgoed, naar de financiële situatie van de organisatie die het Geopark beheert, etc. Zijn de zaken niet op orde, dan kan een Geopark een ‘gele kaart’ of zelfs een ‘rode kaart’ krijgen. Een gele kaart geeft een Geopark twee jaar de tijd om de situatie te verbeteren, waarna de aanwijzing voor de komende vier jaar bekrachtigd kan worden. Een rode kaart betekent dat de officiële status van Geopark wordt ontnomen aan een gebied (bijlage 1).. 2.3. Nationaal Comité Geoparken. Samenhangend met de intensivering van de betrokkenheid van UNESCO (zie par. 2.4) heeft GGN/EGN de sterke wens dat in elk land met minstens één Geopark een Nationaal Comité Geoparken (voorheen ook wel ‘forum’ genoemd) wordt opgericht. Dit is overigens geen harde verplichting (bijlage 1). Een Nationaal Comité Geoparken vergadert twee keer per jaar en doet bijvoorbeeld uitspraken over waar in Nederland er nog Geoparken bij zouden kunnen komen. Een respondent van de provincie Drenthe geeft aan dat in het geval van Nederland GGN/EGN aan Geopark de Hondsrug heeft gevraagd dit Nationaal Comité Geoparken te helpen ontwikkelen. De bij het Geopark betrokken respondent van de provincie doet dit in samenwerking met de Nationale UNESCO Commissie. EGN/GGN verwacht dat de Hondsrug andere geïnteresseerde aspirant-Geoparken met advies ondersteunt. EGN/GGN hebben als richtlijn dat (in de nieuwe situatie) de nationale overheid en de Nationale UNESCO Commissie betrokken moeten zijn.. 2.4. Relatie tussen Geoparken en UNESCO. De Afdeling Aardwetenschappen van UNESCO is vanaf het begin nauw betrokken geweest bij het concept Geoparken, echter niet op het niveau van individuele Geoparken. EGN/GGN heeft vanaf het begin gewild dat UNESCO bij Geoparken betrokken raakt, vanwege de uitstraling en naamsbekendheid van het label UNESCO waar ze zich mee kunnen afficheren. Omgekeerd vindt UNESCO het belangrijk dat het verhaal van de aardgeschiedenis en het geologisch erfgoed voor het voetlicht wordt gebracht. Aardkundig erfgoed staat immers niet centraal in de UNESCO-programma’s Werelderfgoed en Man and the Biosphere (respondent Geopark de Hondsrug). Geoparken mogen de samenwerking met UNESCO vermelden, maar in de huidige situatie mogen ze in hun communicatiemateriaal nog niet het logo van UNESCO voeren. In de beoogde nieuwe situatie zou dat wel mogen. De respondenten van Geopark de Hondsrug geven aan dat de Geoparken dit ook graag willen vanwege de bekendheid en kracht van het UNESCO-label. Volgens een respondent van de provincie zou een versterkte associatie van Geopark de Hondsrug met UNESCO zeker een extra boost geven aan het Geopark. Het levert ook weer media-aandacht op. Eerder was al sprake van zo’n boost door de toekenning van het Geopark-label door GGN/EGN. Er is nu een ontwikkeling om Geoparken een formele UNESCO–categorie te laten worden. De actuele stand van zaken is dat UNESCO (mede vanwege kostenefficiëntie) geen apart programma wil vormen rond het thema Geoparken. Gedacht wordt nu aan een constructie waarbij aan het UNESCOprogramma Geosciences, dat al een wetenschappelijke pijler heeft, Geoparken worden toegevoegd als een tweede pijler. De procedures van aanwijzing en evaluatie van Geoparken zouden daarmee hetzelfde blijven als nu: GGN wijst formeel aan. Maar omdat dossiers dan ook bij UNESCO ter. Alterra-rapport 2537. |7.

(10) goedkeuring moeten komen, wil UNESCO aansluiting zoeken bij een geologisch onderzoeksprogramma van de UNESCO Afdeling Aardwetenschappen (respondenten Geopark de Hondsrug). In de huidige situatie kan UNESCO een veto uitspreken over aanwijzing van een Geopark; in de nieuwe situatie bekrachtigt UNESCO formeel de aanwijzing. UNESCO wil zo weinig mogelijk overlap van het thema Geoparken met het programma 'Man and the Biosphere'. In Nederland valt de Waddenzee onder dit programma. Bij Man and the Biosphere is het vertrekpunt de levende natuur, bij Geoparken is dit aardkunde. Momenteel worden aangepaste Operational Guidelines voor de aanwijzing van Geoparken vastgesteld (bijlage 1 bevat een recente concept-versie).. 2.5. Hoe is de Nationale UNESCO Commissie betrokken?. Tot nu toe is er in de aanwijzing van Geoparken wel een rol voor de Nationale UNESCO Commissie, maar niet noodzakelijkerwijs voor de Rijksoverheid. De Nationale UNESCO Commissie heeft destijds de kandidatuur van de Hondsrug ondersteund met een ‘letter of support’ (respondent provincie Drenthe). Als UNESCO sterker betrokken raakt bij de Geoparken, zal de State Party (de Rijksoverheid) wel van belang worden. Dit vraagt tegelijk om duidelijkheid over de rol van de State Party. Hoe de nieuwe Operational Guidelines en richtlijnen voor de werkwijze en doelen van Nationale Comités Geoparken precies zullen luiden, is momenteel in onderhandeling.. De lokale identiteit van een gebied komt niet alleen tot uiting in de aanwezige landschapselementen, maar ook in het dialect. Ansichtkaart uitgegeven door het Hunebed Centrum te Borger, circa 2005.. 8|. Alterra-rapport 2537.

(11) 3. Casus Geopark de Hondsrug: ontstaan en functioneren. 3.1. De aanzet: aardkundige waarden als Drentse kernkwaliteit op de kaart. In het geval van Geopark de Hondsrug bleek de planologische bescherming van de aardkundige waarden al geregeld te zijn via het provinciale omgevingsbeleid. Een respondent van de provincie geeft aan dat vanaf 2005 beleid is uitgewerkt voor aardkundige waarden in heel Drenthe, dat uiteindelijke opgenomen is in de Omgevingsvisie 2010 (Drenthe, 2010) en de Provinciaal Ruimtelijke Verordening 2011 (Drenthe, 2011). De bescherming van aardkundige waarden is in de Omgevingsvisie van 2010 uitgewerkt in vier niveaus, die richtinggevend zijn voor de planologische ruimte (zie ook figuur 3.1): • Hoog (stergebied): Veilig stellen, aardkundige waarden absoluut behouden. • Hoog: Bescherming, aardkundige waarden sturen de ontwikkeling. • Middel: Regisseren, aardkundige waarden geven mede richting aan nieuwe ontwikkelingen. • Generiek: Aardkundige waarden respecteren. Zoals te zien is in figuur 3.1 valt het grootste deel van de Hondsrug onder het niveau ‘Hoog: Bescherming’. Aardkundige waarden moeten in dit gebied de ruimtelijke ontwikkeling sturen. Uit een opdracht van de provincie aan de stichting Geomorfologie en Landschap in 2007 kwam onder andere het idee van een UNESCO-Geopark naar voren. Tegelijk is er Drenthe-breed een netwerk met partners opgezet. De verantwoordelijke gedeputeerde, Tanja Klip, had interesse en ambitie op dit terrein. Er is een projectgroep en stuurgroep opgezet, ook Drenthe-breed. Vastgesteld werd dat aardkundige waarden een kernkwaliteit vormen van Drenthe en een belangrijke reden voor toeristen om naar de provincie te komen. Tegelijkertijd bleek uit onderzoek dat de bescherming van de Drentse aardkundige waarden minimaal is en dat er veel waarden verdwenen.. 3.2. Focus op de Hondsrug als naamsbekend maar onderbelicht gebied. Eén van de adviezen uit de opdracht van de provincie aan de stichting Geomorfologie en Landschap (2007) was ook dat er meer gedaan moest worden aan bewustwording en communicatie. Gezocht naar een robuust en karakteristiek gebied in Drenthe. De Hondsrug voldeed hieraan; geomorfologisch is het een grote en in het landschap zichtbare eenheid; de naamsbekendheid is vrij hoog binnen Nederland, maar verder was het gebied wat onderbelicht. De Hondsrug is een duidelijke fysieke structuur, maar bestuurlijk-organisatorisch is het gebied verbrokkeld. Het provinciebestuur had de wens om hier meer eenheid in te brengen. Deze parallelle ontwikkeling ging gelijk op met het idee van een Geopark. Bureau Buiten (2009) heeft de haalbaarheid verkend van een Geopark de Hondsrug. De titel van deze studie, ‘Oogst van een rijke bodem’, sprak de toenmalige gedeputeerde Tanja Klip erg aan: oogsten uit het landschap is en blijft mogelijk, zonder dat het landschap ‘op slot’ gaat.. Alterra-rapport 2537. |9.

(12) Figuur 3.1 De omgevingsvisie van Drenthe uit 2010 had voor geheel Drenthe uitgewerkte beschermingsniveau ‘s voor aardkundige waarden (Drenthe, 2010; via www.ruimtelijkeplannen.nl).. 3.3. Michelinster voor een gebied. Gedeputeerde Klip wilde voor de status van Geopark gaan. Een respondent van de provincie vertelde dat de gedeputeerde de status van een Geopark vergeleek met een Michelinster voor een gebied. Net als bij een Michelinster gaat het om kwaliteit, wat je te bieden hebt en wat je serveert. Daarnaast is het bij een Michelinster ook zo dat je eerst een top-restaurant moet zijn voordat je die status krijgt. Datzelfde is van toepassing voor een Geopark. Je moet wel eerst een Geopark zijn voordat je de status kunt verkrijgen. In de Omgevingsvisie van 2010 spreekt de provincie haar wens uit om een Geopark status te verkrijgen voor het gebied van de Hondsrug: Wij streven naar de aanwijzing van de Hondsrug als eerste UNESCO European Geopark van Nederland. Deze status biedt kansen voor het behouden en ontwikkelen van de aardkundige en cultuurhistorische waarden, voor toeristisch-recreatieve voorzieningen en voor netwerkvorming. Voorbeelden in het buitenland laten zien dat een Geopark een positieve invloed heeft op de ontwikkeling en profilering van de regio. Het project richt zich op het in samenhang ontsluiten van de vele verhalen die in de Hondsrug besloten liggen voor Drenten en toeristen. Hiermee wordt op creatieve wijze de cultuurhistorische en geologische waarde van de Hondsrug geprofileerd. Belangrijke ankerpunten (zoals publiekstrekkers, musea, geologische objecten, artefacten en monumenten) worden opgenomen in thematische routes die de historische rijkdom van het gebied laten zien. Het project is daarmee ook een voorbeeld van een regionaal beeldverhaal (Drenthe, 2010).. 10 |. Alterra-rapport 2537.

(13) 3.4. Aanvraag en toekenning status Geopark aan de Hondsrug. 3.4.1. Het proces. In het proces dat uiteindelijk heeft geresulteerd in aanwijzing van de Hondsrug als Geopark hebben twee ontwikkelingen in Drenthe een belangrijke rol gespeeld. Bestuurlijk was er de wens om op de Hondsrug, die als fysieke landschapsvorm zeer duidelijk aanwezig is maar bestuurlijk erg verbrokkeld was, de betrokken gemeenten meer afgestemd te laten werken. Het initiatief om te komen tot een Geopark op de Hondsrug lag echter bij de Stuurgroep Aardkundige Waarden. In deze stuurgroep waren de provincie, gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, de landbouwsector, het recreatieschap, Marketing Drenthe en erfgoedinstellingen vertegenwoordigd. In 2008 hebben drie mensen van de projectgroep Aardkundige Waarden (de ambtelijke voorbereiding van de Stuurgroep) deelgenomen aan de Derde Internationale Conferentie over Geoparken in Osnabrück (Duitsland). De gesprekken met de internationale leden van het netwerk EGN waren positief; EGN wilde graag dat Nederland ook mee ging doen. De mensen van de projectgroep Geopark de Hondsrug kregen allerlei tips en adviezen mee. Ook op basis van zelf-evaluatie bleken er potenties om in het Hondsrug-gebied een Geopark te ontwikkelen. In de zelfde tijd liep ook een project voor toeristische ontwikkeling onder de naam Hondsrugspoor. Deze twee lijnen, het werk van de Stuurgroep Aardkundige Waarden en het project Hondsrugspoor, hebben uiteindelijk geresulteerd in het initiatief voor een Geopark op de Hondsrug. In 2010 deed zich de kans voor om Europese subsidie (EFRO) binnen te halen. Het hieruit resulterende Interreg-project loopt momenteel ten einde en wordt gecofinancierd door onder meer de provincie Drenthe. Doordat deze Europese subsidieaanvraag werd gehonoreerd, kon het Geoparkconcept voor de Hondsrug worden doorontwikkeld. Eén van de respondenten betrokken bij Geopark de Hondsrug gaf aan dat de achterliggende vraag in feite was hoe de aandacht voor aardkundige waarden op provincieniveau naar het bredere publiek gecommuniceerd kon worden. Hieruit is het idee geboren om de Hondsrug voor te dragen als Global Geopark. Het gevoel leefde bij de betrokkenen bij dit Interreg-project dat het potentieel van het gebied de Hondsrug onvoldoende werd benut. Een respondent van de provincie geeft aan dat het Recreatieschap Drenthe op dit moment de formele projecteigenaar is van dit Interreg-project. Om te kunnen beschikken over een structurele organisatie en rechtspersoon is rond de jaarwisseling 2013-2014 een stichting opgericht voor het Geopark de Hondsrug. Deze stichting wordt voor helft gefinancierd door gemeenten en voor helft door de provincie. Deze basisfinanciering kan als cofinanciering worden gebruikt om aanvullend projectgeld binnen te halen. Bij nieuwe projecten zoals het hiervoor beschreven Interreg-project zal deze stichting de formele projecteigenaar zijn. Idee hierachter is dat het Geopark de Hondsrug in de eerste plaats iets moet zijn van de streek zelf. Om toegang te krijgen tot gelden uit fondsen is het in veel gevallen ook van voordeel om een stichting te zijn. Financiering van het Geopark komt tot nu toe vooral van overheid en fondsen. De stuurgroep, onder voorzitterschap van de gedeputeerde, vindt dat de financiering meer vanuit ondernemers en de regio zelf moet komen en dat dit binnen een jaar of drie bereikt moet zijn. Een respondent van de provincie nuanceert dit bestuurlijke standpunt enigszins door aan te geven dat deze omschakeling in de financiering maar ten dele bereikt zal kunnen worden. Daarnaast is er iets voor te zeggen om als regionale overheid ook betrokken te blijven.. 3.4.2. Rol van overheden en Nationale UNESCO Commissie. Uit de gesprekken met de respondenten in Drenthe blijkt dat in het bottom-up proces van kandidaatstelling de steun van regionale en lokale overheden voor een aspirant-Geopark van groot belang is om kans te maken op toekenning van de status van Geopark. In de kandidaatstellingsprocedure is het overigens geen verplichting dat overheden de aanvraag ondersteunen of hun akkoord geven. Maar in de praktijk kan je niet zonder brieven van aanbeveling van in ieder geval. Alterra-rapport 2537. | 11.

(14) regionale en lokale overheden. De Rijksoverheid heeft geen rol gespeeld in de kandidaatstelling en aanwijzing van Geopark de Hondsrug. In de kandidaatstellingsprocedure is het van belang dat de Nationale UNESCO Commissie een letter of support voor het initiatief afgeeft. Dat is gebeurd in het geval van de Hondsrug. Tevens is de Nationale UNESCO Commissie een belangrijk contactpunt voor aspirant Geoparken in de hele kandidaatstellingsprocedure.. 3.4.3. Baten van Geoparken. Binnen het bestek van deze quickscan was het niet mogelijk een internationale vergelijking te maken met al langer bestaande geoparken in het buitenland. Uit de gesprekken met de respondenten betrokken bij Geopark de Hondsrug blijkt dat het vooralsnog niet goed mogelijk is om de vermoede positieve regionale economische stimulus van aanwijzing als Geopark te kwantificeren. Wel werd duidelijk dat het EGN positief is over de manier waarop Geopark de Hondsrug de in het internationale netwerk van Geoparken traditionele focus op geologie en geotoerisme heeft weten te verbreden door bijvoorbeeld te werken met kunstenaars uit de regio.. 12 |. Alterra-rapport 2537.

(15) 4. Mogelijke consequenties van aanwijzing Geoparken voor EZ. 4.1. Juridische status van Geoparken. Strikt juridisch genomen bevat het UNESCO-verdrag (Convention concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage, 1972) geen afrekenbare resultaatsverbintenis voor de Rijksoverheid. Artikel 5 formuleert veeleer een inspanningsverbintenis: de Rijksoverheid (State Party) doet zoveel mogelijk zijn best: Each State Party to this Convention shall endeavour, in so far as possible, and as appropriate for each country: (a) to adopt a general policy which aims to give the cultural and natural heritage a function in the life of the community and to integrate the protection of that heritage into comprehensive planning programmes; (b) to set up within its territories, where such services do not exist, one or more services for the protection, conservation, and presentation of the cultural and natural heritage with an appropriate staff and possessing the means to discharge their functions; (c) to develop scientific and technical studies and research and to work out such operating methods as will make the State capable of counteracting the dangers that threaten its cultural or natural heritage; (d) to take the appropriate legal, scientific, technical, administrative and financial measures necessary for the identification, protection, conservation, presentation and rehabilitation of this heritage; and (e) to foster the establishment or development of national or regional centers for training in the protection, conservation and presentation of the cultural and natural heritage and to encourage scientific research in this field (UNESCO, 2014a; vetgedrukte letters door de auteurs). Artikel 6 voegt daar haast ten overvloede aan toe dat de soevereiniteit van de Nederlandse (Rijks)overheid niet wordt aangetast (‘Whilst fully respecting the sovereignty of the States’). Ook de richtlijnen voor Geoparken wijzen hier overigens op: A Geopark is not specifically a new category of protected area or landscape and can be quite different from what is sometimes an entirely protected and regulated National Park or Nature Park, and the branding of an area as ‘Geopark’ does not necessarily affect the legal status of the land. For legal protection for certain geosites within the Geopark, however, the authorities responsible for the Geopark must ensure its protection in accordance with local traditions and legislative obligations. It is the government of the country where the Geopark is situated which decides on the level and measures of protection of certain sites or geological outcrops (GGN, 2010). Men zou daarom van soft law kunnen spreken. Er worden hier geen harde (implementatie)verplichtingen opgelegd zoals bijvoorbeeld EU-richtlijnen wel doen. Aannemelijk is dat het i.c. om niet een ieder verbindende verdragsbepalingen gaat. Er staat ook niet woordelijk dat de Rijksoverheid alles zelf zou moeten doen; delegatie naar lagere overheden wordt niet met zoveel woorden verboden. Zo heeft bijvoorbeeld het North West Highlands Geopark hooguit iets met de Schotse regionale overheid te maken en niet met die van het Verenigd Koninkrijk. In Nederland zouden ook provincies en gemeenten regulerend kunnen optreden, zowel in medebewind (onder een algemene maatregel van bestuur (AMvB) zoals het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, Stb. 2012, 388, hierna: Barro) als in autonomie (Kistenkas, 2012).. Alterra-rapport 2537. | 13.

(16) 4.2. Planologische status van Geoparken. 4.2.1. Vereisten vanuit het GGN. Het Global Geoparks Network (GGN) geeft in haar richtlijnen aan dat Geoparken op zichzelf geen nieuwe beschermingscategorie zijn, maar dat de belangrijkste erfgoedsites binnen een Geopark wel beschermd moeten zijn of worden onder lokale, regionale of nationale wetgeving (zie ook 4.1). De toekenning van de status als Geopark hoeft dus geen wijziging te betekenen in de bestaande ‘juridische status’ van het gebied. Bij de aanvraag om de status van Geopark te verkrijgen moet de aanvrager aangeven hoe waardevolle delen van het Geopark beschermd zijn (GGN, 2010 en respondent provincie Drenthe). Dit betekent ook dat het Geopark in principe geen nieuw beschermingsbeleid met zich mee brengt. Dit was het geval bij het Geopark de Hondsrug. Immers, de provincie had haar beleid voor aardkundige waarden al in 2010 met de omgevingsvisie uitgewerkt (Drenthe, 2010 en par. 3.1). Dit beleid is voor geheel Drenthe gelijk; voor het Geopark gelden dus dezelfde regels als voor andere delen van Drenthe. De aanwijzing van Geopark de Hondsrug heeft dus niet tot nieuw ruimtelijk beleid geleid. Het is wel mogelijk dat bij de aanvraag van nieuwe Geoparken bij de EGN/GGN geoordeeld wordt dat de huidige bescherming onvoldoende is om de status van Geopark te verkrijgen. In het geval dat een provincie het beschermingsniveau verhoogt om Geopark te kunnen worden, kan het zijn dat maatschappelijke weerstand ontstaat vanuit de vrees dat het gebied op slot gaat.. 4.2.2. Bescherming via de Wro. In de praktijk loopt de bescherming van aardkundige waarden in Nederland via het ruimtelijke ordeningsrecht. Binnen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) hebben Rijk en provincie de mogelijkheid hun belangen zelf met Wro-instrumenten te borgen (Kistenkas en Nieuwenhuizen, 2011). Met de Wro beoogt de wetgever dat belangen zo veel mogelijk proactief worden gewaarborgd en zo min mogelijk reactief worden afgedwongen. Het proactief regelen kan door Rijks- of provinciale belangen te beschrijven in een structuurvisie en deze vervolgens juridisch door te laten werken naar decentrale overheden via algemene regels (Buitelaar et al., 2010). Elke provincie maakt zijn eigen afweging in het al dan niet beschermen van aardkundige waarden via een provinciaal ruimtelijke verordening (PRV). In het geval van Geopark de Hondsrug, heeft de provincie Drenthe specifieke aardkundige waarden beschermd via algemene regels in de PRV, die doorwerken naar gemeentelijke bestemmingsplannen. De provincies hebben nog steeds ruimtelijk beleid gericht op behoud en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteiten. De implementatie van aardkundige waarden in het omgevingsbeleid verschilt sterk per provincie. Aardkundige waarden kunnen worden beschermd via diverse regimes, zoals de monumentenwet, archeologische wetgeving, gemeentelijke structuurvisies (bestemmingsplannen), of aanwijzing als natuurgebied (Natura 2000, Nationaal Park). Het is niet op voorhand te zeggen of de bestaande bescherming van aardkundige waarden in een specifiek gebied voldoende zal zijn om positief te worden beoordeeld bij een eventuele kandidaatstelling voor een Geopark. De verantwoordelijkheid om dan alsnog het beschermingsniveau aan te passen ligt bij het provinciaal of gemeentebestuur.. 4.3. Financiering Geoparken. Een initiatief voor een Geopark moet bij het aanvragen van de status bij het GGN aangeven hoe de financiering van het park geregeld is. Er zijn geen specifiek voorgeschreven financieringsstromen gekoppeld aan Geoparken. De organisatie van een Geopark moet zelf op zoek naar zowel een basisfinanciering voor het onderhouden van de organisatie (gebouw- en personeelskosten) als naar projectfinanciering voor allerlei activiteiten en promotie.. 14 |. Alterra-rapport 2537.

(17) In de praktijk zal de status van Geopark juist een middel zijn om financiering te verkrijgen via diverse overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en particulieren. Hoe een Geopark dit heeft geregeld, moet vastgelegd zijn bij de aanvraag en uitzicht bieden op een periode van vier jaar. Na die vier jaar wordt de status van het park door het GGN opnieuw geëvalueerd, waarbij de financiële situatie van het park een belangrijk onderdeel is. Zoals de casus Hondsrug heeft laten zien, leent de status van Geopark zich ook voor het verkrijgen van gelden uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). De Hondsrug-casus laat ook zien dat er in de structurele financiering hoogstwaarschijnlijk een belangrijke afhankelijkheid blijft bestaan van de provincie en lokale overheden. Voor de langere termijn (meer dan vier jaar) brengt dit per definitie onzekerheid met zich mee voor de continuïteit van een Geopark. Voorbeelden elders, onder andere in het oosten van Duitsland, hebben laten zien dat officiële onttrekking van de status van Geopark om financiële redenen niet denkbeeldig is. Het gevaar van imagoschade (ook op nationaal niveau) ligt daarbij op de loer.. 4.4. Verwatering status Werelderfgoedsites. Voor het publiek is het onderscheid tussen UNESCO-Werelderfgoedsites en UNESCO-Geoparken niet vanzelfsprekend duidelijk. Dit zal temeer gelden in de verwachte nieuwe situatie van nauwere betrokkenheid van UNESCO bij Geoparken, omdat behalve Werelderfgoedsites dan ook UNESCOGeoparken het logo van UNESCO mogen voeren in hun communicatiemateriaal. Dit brengt, ook voor Nederland, het risico met zich mee van verwatering van de prestigieuze status van bestaande en nog aan te wijzen UNESCO-Werelderfgoederen, zoals de Waddenzee.. 4.5. Beperking aantal Geoparken. Een respondent van de Nationale UNESCO Commissie gaf aan dat door het European Geopark Network (GGN) en het secretariaat Geoparken bij UNESCO (Parijs) als advies aan organisaties in individuele lidstaten wordt meegegeven om een aantal criteria te formuleren ter regulering van het aantal Geoparken in een lidstaat, de verdeling van de aardkundige thema’s die ze centraal stellen, etc. Dit is geen formele eis vanuit GGN/EGN, maar een uitnodiging aan overheden en andere organisaties binnen lidstaten om op nationaal niveau duidelijkheid te scheppen en te voorkomen dat ‘verwatering’ optreedt van het label ‘Geopark’. Een Nationaal Comité Geoparken zou een platform voor afstemming tussen overheden en andere organisaties kunnen bieden. Ook in de gesprekken met betrokkenen bij het Geopark Hondsrug kwamen enkele van deze (mogelijke) criteria ter sprake. Ze worden hieronder nader toegelicht.. 4.5.1. Verhaal van de aarde. Respondenten van Geopark de Hondsrug gaven aan dat het Global Geopark Network (GGN) met de Geoparken in de wereld het verhaal van het ontstaan van de aarde wil vertellen. Elk Geopark moet daarom iets toevoegen aan dat verhaal, teveel in een land van dezelfde ontstaansgeschiedenissen is niet wenselijk. Om die reden zou het aantal Geoparken in Nederland beperkt blijven. Geopark de Hondsrug heeft de ijstijd als onderliggend thema, waardoor het wellicht niet voor de hand ligt in Nederland nog een ander Geopark aan te wijzen dat eveneens de ijstijd als thema heeft. Nieuwe Geoparken moeten dus een ‘een aanvullend hoofdstuk uit de aardgeschiedenis’ centraal stellen.. 4.5.2. Afstand tussen Geoparken. De GGN streeft er in het buitenland naar bij de aanwijzing een minimale afstand van circa 300 kilometer tussen Geoparken aan te houden, aldus een respondent van Geopark de Hondsrug. In Nederland zal dit criterium nog moeten worden uitgewerkt, bijvoorbeeld door een op te richten Nationaal Comité Geoparken, waarbij voor de hand zal liggen dat het afstandscriterium hier anders. Alterra-rapport 2537. | 15.

(18) wordt ingevuld. In de praktijk zal dit betekenen dat het aantal Geoparken in Nederland ook op grond van dit criterium wordt beperkt.. 4.5.3. Geen overlap met andere UNESCO-gebiedscategorieën. Een respondent van Geopark de Hondsrug gaf aan dat de GGN overlap met andere UNESCO categorieën, zoals ‘Man and the Biophere’ wil voorkomen. In Nederland is de Waddenzee aangewezen als ‘Man and the Biosphere gebied’. In de formele richtlijnen van de GGN uit 2010 staat niet dat ze overlap willen voorkomen, wel dat in geval van overlap toestemming vereist is van de ‘national bodies’ voordat een aanvraag wordt ingediend: If the area of a Geopark is identical to, or partly or wholly overlaps with an area already inscribed, (for example, on the World Heritage List or registered as a Biosphere Reserve of the Man and the Biosphere Programme of UNESCO) it is necessary to obtain prior clearance from the appropriate national bodies of the said initiatives in their Member State before submitting (GGN, 2010).. 4.6. Kansen Geoparken. In de in 2010 vastgestelde GGN/EGN richtlijnen over Geoparken worden een aantal kansen benoemd die Geoparken kunnen bieden, vooral op het gebied van de regionale (toeristische) economie en versterking van de regionale samenwerking en identiteit (GGN, 2010). In het kader van deze quickscan konden deze kansen niet nader op waarde worden geschat of gekwantificeerd.. 4.6.1. Versterking regionale economie. Het GGN geeft in haar stukken duidelijk aan dat een Geopark een veel bredere doelstelling heeft dan alleen aardkundige waarden en vooral ook het doel heeft economische activiteiten te ontwikkelen. De Geopark-status kan bijvoorbeeld helpen een gebied ook internationaal beter op de kaart te zetten. In de guidelines voor Geoparken staat dit als volgt verwoord: One of the main strategic objectives of a Geopark is to stimulate economic activity within the framework of sustainable development. A Geopark seeking UNESCO's assistance serves to foster socio-economic development that is culturally and environmentally sustainable. This has a direct impact on the area involved by improving human living conditions and the rural and urban environment. It strengthens identification of the population with their area, and stimulates ‘pride of place’ and cultural development, which in turn aids direct protection of geological heritage. Dat dit in de praktijk kan werken blijkt uit een voorbeeld uit Unesco Werelderfgoed. De CONO kaasfabriek in Unesco Werelderfgoed de ‘Beemster kaas’ produceert kaas, met de melk via een coöperatie van melkveehouders uit de Beemster. Dit merk presenteert zich ook internationaal met UNESCO Werelderfgoed (http://www.beemstercheese.com/en-US/our-heritage/; zie ook onderstaand kader). In lijn met dit voorbeeld uit de Beemster gaven de respondenten uit Drenthe aan dat associatie met UNESCO merkbaar een boost geeft aan Geopark de Hondsrug.. 4.6.2. Versterking lokale en regionale bewustwording en zelforganisatie. Geoparken kunnen verder helpen de bewustwording over aardkundige, landschappelijke en culturele waarden bij de lokale bevolking en het bredere (toeristische) publiek te vergroten. Het uitgangspunt van Geoparken is een bottom-up initiatief vanuit de regio. Dit uitgangspunt sluit aan bij het Rijksbeleid voor meer zelforganisatie vanuit regio’s. Met bovenbeschreven aanpak stimuleert het EGN/GGN de organisatie van een Geopark om bottom-up initiatieven te ontwikkelen die de economische vitaliteit van het gebied versterken.. 16 |. Alterra-rapport 2537.

(19) Het idee daarbij is dat een grotere verbondenheid van bewoners, bedrijven en toeristen met de natuurlijke kwaliteiten van een gebied een stimulans kan vormen voor duurzame regionale economische ontwikkeling.. Beemster Kaas uit UNESCO Werelderfgoed de Beemster De kaasfabriek van de zuivelcoöperatie CONO Kaasmakers staat in het Werelderfgoedgebied de Beemster in Noord-Holland. Naast het produceren van Beemster kaas leveren ze ook melk voor Ben & Jerry’s ijs. Bij de coöperatie zijn meer dan 475 veehouders aangesloten. De kaas wordt wereldwijd verkocht en daarbij wordt in de marketing ook de Werelderfgoedstatus van de Beemster gebruikt. Daarnaast is CONO actief in duurzaamheidsinitatieven, zoals in het programma ‘Caring Dairy’ en in een Urgenda-project. CONO is een voorbeeld van regionale economische ontwikkeling in combinatie met UNESCO Werelderfgoed.. Een voorbeeld waarbij een ‘merk’ positief kan werken op de identiteit van een gebied is het ‘Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk’ (WCL). Dit gebied is in de jaren 1990 aangewezen als ‘Waardevol Cultuurlandschap’. Hoewel deze beleidscategorie op zichzelf niet meer bestaat is er nog steeds een actief regionaal netwerk van maatschappelijke partijen en gemeenten die samen werken aan de economische en landschappelijke versterking van het gebied rond Winterswijk.. WCL Winterswijk Het Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk heeft een stichting met een bestuur waarin verschillende maatschappelijke partijen en de gemeenten vertegenwoordigd zijn. Het is een voorbeeld van een gebied dat onder één label verschillende partijen bij elkaar brengt om te werken aan natuur, landschap en economische ontwikkeling.. Alterra-rapport 2537. | 17.

(20) 5. Welke mogelijke rol zou EZ kunnen spelen rond Geoparken?. 5.1. Aardkundige waarden en EZ/Rijksbeleid. 5.1.1. Aardkunde in veranderend natuur- en landschapsbeleid. Geoparken in Nederland worden aangewezen vanwege hun aardkundige waarden. De beleidsmatige aandacht voor aardkundige waarden gaat in het Rijksbeleid in zijn meest concrete vorm terug naar het Natuurbeleidsplan uit 1990. Daar is aardkunde één van de vier prioriteiten van het natuur- en landschapsbeleid (LNV, 1990). In de loop van de jaren is het aardkundige aspect in het natuur- en landschapsbeleid vervaagd. De nadruk lag meer op de ‘levende natuur’ en aardkundige waarden werden gerekend tot de landschappelijke waarden (Klijn, 2011). Met de veranderingen van het rijksbeleid voor landschap en de komst van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; I&M, 2012) zijn landschappelijke kwaliteiten, waaronder aardkundige waarden, geen ruimtelijk Rijksbelang meer (Nieuwenhuizen et al., 2013). In de SVIR wordt beschreven dat het Rijk terughoudend is met het vaststellen van nationale ruimtelijke belangen om de ‘bestuurlijke drukte’ en ingewikkelde regelgeving zoveel mogelijk te beperken, onder het motto: ‘je gaat er over of niet’ (I&M, 2012). Dit betekende ook het einde van het Rijksbeleid voor Nationale Landschappen, waar het uitgangspunt was om kernkwaliteiten (waaronder aardkundige waarden) te beschermen en te ontwikkelen via het ‘ja, mits’ principe. Deze regels waren ook al uitgewerkt in de ontwerp AMvB Ruimte (het latere Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, Barro), maar zijn nooit van kracht geworden. Beleidsmatig maakt de gebiedscategorie Geoparken dan ook geen deel uit van de SVIR en I&M heeft desgevraagd bevestigd geen formele betrokkenheid te hebben bij Geoparken. De onlangs aan de Tweede Kamer aangeboden Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk verder’ stelt centraal dat natuur en landschap midden in de samenleving moeten staan: Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Culturele voorzieningen en cultureel erfgoed zijn ook van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de zogeheten voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem. De bescherming van landschappen is tegenwoordig in de eerste plaats een taak van de provincies. Die taak omvat het behouden door ontwikkelen van karakteristieke landschappen met een sterke identiteit, waar wonen, werken, recreëren en natuur samengaan. Het Rijk heeft met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het beleid ten aanzien van landschap op land overgedragen aan de provincies. Daardoor krijgen die meer ruimte bij de afweging tussen ruimtelijke ontwikkelingen zoals verstedelijking enerzijds en landschap anderzijds, dus ook meer ruimte voor regionaal maatwerk. Dat maatwerk is nodig voor een mooi landschap dat gewaardeerd wordt door de bewoners en door de recreanten (EZ, 2014, p. 25). Zo bezien past het bottom-up initiatief voor bijvoorbeeld Geopark de Hondsrug goed bij de insteek van de Natuurvisie. Een Geopark is een combinatie van regionale identiteit en verbondenheid van de maatschappij met aardkundige waarden.. 5.1.2. Basisregistratie Ondergrond. Het ministerie van Economische Zaken is altijd betrokken geweest bij het thema aardkundige waarden, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de geomorfologische kaart, schaal 1:50.000. Deze kaart geeft informatie over de ruimtelijke verbreiding van terreinvormen met onderscheid naar type,. 18 |. Alterra-rapport 2537.

(21) reliëf, ontstaanswijze en ouderdom (Koomen en Maas, 2004). De geomorfologische kaart is opgenomen in de Basisregistratie Ondergrond (BRO) (www.broinfo.nl).. 5.1.3. Nationaal belang. In de SVIR is wel een nationaal belang beschreven voor cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, met als omschrijving: Nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten De motivatie om deze kwaliteiten als nationaal belang te benoemen wordt in de SVIR als volgt omschreven: Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten: Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem (I&M, 2012). Ook bij Geoparken is de intentie om de regionale landschappelijke en culturele identiteit te versterken (GGN, 2014). Het gedachtengoed van de Geoparken sluit daarmee inhoudelijk aan op bovengenoemde motivatie uit de SVIR. Echter, uit bovenstaand citaat blijkt dat de SVIR de Rijksverantwoordelijkheid expliciet tot vier beschermingscategorieën beperkt. Geoparken of aardkundige waarden worden daarbij niet genoemd.. 5.2. Nationaal Comité Geoparken. Ook volgens de lijn ‘je gaat er over of niet’ kan het Rijk nog steeds een rol spelen op het vlak van aardkundig en cultureel erfgoed. Bijvoorbeeld, in een rol als systeem- of stelselverantwoordelijke voor aardkundig en cultureel erfgoed begeeft het Rijk zich dan mogelijk niet in individuele gebieden, maar kan op afstand wel invloed uitoefenen op een netwerk dat primair gestuurd wordt door bijvoorbeeld een provincie (vgl. Boonstra en Gerritsen, 2013). Een Nationaal Comité Geoparken past in deze lijn van denken.. 5.3. Kennisleverantie. Het is mogelijk dat er kennisvragen voortkomen uit initiatieven of kandidaatstellingsprocedures rond Geoparken. EZ, en in bredere zin de Rijksoverheid, zou op dit punt kunnen faciliteren door onderzoek uit te zetten dat deze kennisvragen beantwoordt.. 5.4. Gebiedsgerichte fondsen en regelingen. Eén van de respondenten betrokken bij Geopark de Hondsrug geeft aan dat EZ wordt gezien als het loket namens Nederland voor UNESCO natuurlijk werelderfgoed. De respondenten in Drenthe geven ook aan dat het voor een Geopark interessant is te kunnen aansluiten bij versterkingsprogramma’s en fondsen die gericht zijn op landschaps- en plattelandsontwikkeling en die geïnitieerd of ondersteund worden door de diverse overheden (Europees, Rijk, provincie, gemeenten). Een Geopark zou bijvoorbeeld als pilotgebied kunnen fungeren binnen dergelijke programma’s. Hieronder bespreken we kort een aantal recente of actuele voorbeelden van dergelijke regelingen en fondsen.. Alterra-rapport 2537. | 19.

(22) 5.4.1. Regionale beeldverhalen. Regionale beeldverhalen zijn gebiedsontwikkelingsprocessen waarin het vrijetijdscluster een prominente rol vervult. In opdracht van EZ heeft de Stichting Innovatie Recreatie en Ruimte (STIRR) in de periode 2010-2013 een kennisprogramma uitgevoerd rond regionale beeldverhalen. Het betrof ontwikkeling en verspreiding van kennis over regionale beeldverhalen en begeleiding en monitoring van landelijke pilotprojecten (STIRR, 2014). In 2008 hebben het IPO en de gezamenlijk provincies kenbaar gemaakt dat zij regionale beeldverhalen zien als een goed middel om krachtige, onderscheidende regio’s neer te zetten waarbij economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit hand in hand gaan en vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid worden vormgegeven. In IPO-verband is afgesproken dat het goed zou zijn als er een aantal pilotprojecten gaat lopen. Projecten die centraal ondersteund worden en gemonitord worden, zodat zij van elkaar kunnen leren en dat anderen ervan kunnen leren (STIRR, 2014).. 5.4.2. LEADER/POP3. Een respondent in Drenthe gaf aan dat Stichting Geopark de Hondsrug probeert aan te sluiten bij het Europese LEADER-programma (onderdeel van het Plattelandsontwikkelingsprogramma POP3). In de besluitvorming over kandidaatstelling speelt de provincie een belangrijke rol. De provincie wil sterk inzetten op krimp en sociale achterstand. Dit speelt met name in een deel van het gebied van het Geopark. De Stichting Geopark de Hondsrug ziet graag dat de Hondsrug als geheel wordt meegenomen en dat gebruik wordt gemaakt van het netwerk dat in het kader van het Geopark tot stand is gekomen.. 20 |. Alterra-rapport 2537.

(23) 6. Conclusies en handelingsperspectieven. 6.1. Conclusies quickscan. Kandidaatstelling Geopark past als bottom-up proces bij decentralisatie en bij ‘natuur die midden in de samenleving staat’ Aardkundige en landschappelijke waarden zijn centrale thema’s van Geoparken. Deze thema’s vallen vanouds binnen het beleidsdomein van EZ (voorheen LNV). Wel zijn aardkundige en landschappelijke waarden, anders dan natuur, sinds het Natuurbeleidsplan (LNV, 1990) geleidelijk minder zichtbaar in opeenvolgende Rijksbeleidsdocumenten en in het Rijksbeleid zelf. De casus Hondsrug heeft laten zien dat kandidaatstelling voor de status van Global Geopark bij uitstek een bottom-up proces is, gedreven vanuit regionale ambities en initiatieven rond regionale economische versterking gebaseerd op karakteristiek aardkundig erfgoed en streekidentiteit. Steun van regionale en lokale overheden en van de Nationale UNESCO Commissie is van belang. Het Rijk hoeft in principe geen rol te spelen in de kandidaatstellings- of aanwijzingsprocedure. Kandidaatstelling voor de status van Global Geopark past als bottom-up proces in de decentralisatiegedachte. Ook sluit het concept van Geoparken goed aan bij het gedachtengoed van de nieuwe Rijksnatuurvisie die ervan uitgaat dat natuur en landschap midden in de maatschappij horen te staan (EZ, 2014). Aanwijzing als Geopark hoeft geen nieuw beschermingsbeleid met zich mee te brengen Bij de aanvraag om de status van Geopark te verkrijgen moet de aanvrager aangeven hoe waardevolle delen van het Geopark beschermd zijn (GGN, 2010 en respondent provincie Drenthe). Dit betekent ook dat het Geopark geen nieuw beschermingsbeleid met zich mee hoeft te brengen. Uiteenlopende opties van betrokkenheid EZ bij Geoparken mogelijk Er zijn meerdere opties mogelijk met uiteenlopende mate van betrokkenheid van EZ bij Geoparken. Ook in de nieuwe situatie van nauwere betrokkenheid van UNESCO bij Geoparken lijkt het mogelijk dat de Rijksoverheid er formeel buiten blijft en het proces van kandidaatstelling en aanwijzing van Geoparken aan regionale en lokale actoren over laat. Het is geen verplichting dat er een Nationaal Comité Geoparken komt en als het er komt, kan EZ/de Rijksoverheid er voor kiezen daarin geen zitting te nemen (respondent OC&W). Gevolg daarvan kan zijn dat het Rijk geen sturing heeft over het aantal, de locatie en de aard van de Geoparken die in Nederland kunnen worden aangewezen. Ook zonder formele betrokkenheid speelt echter nog steeds de mogelijkheid dat EZ/het Rijk (incidenteel) betrokken raakt bij het onderwerp Geoparken. In theorie kan dat bijvoorbeeld gebeuren bij Kamervragen over een ruimtelijke ingreep in een Geopark of formele onttrekking van de status van Geopark door de GGN/EGN en UNESCO (respondent OC&W). Nieuwe Operational Guidelines for Global Geoparks nog niet eenduidig over de rol van nationale overheden. Rijk kan geïnstrueerd door EZ in gesprek met UNESCO In de conceptversie van de nieuwe Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks staat in feite dat lidstaten niet betrokken hoeven te hoeven te zijn bij Geoparken. Anderzijds worden verderop in het document toch rollen en verantwoordelijkheden voor lidstaten gedefinieerd, bijvoorbeeld waar het gaat om het afnemen van de status van een Geopark (zie bijlage 1). Het Rijk heeft in alle gevallen de mogelijkheid zich in te zetten om invloed uit te oefenen op de besluitvorming rond Geoparken binnen UNESCO, zowel via de Nederlandse betrokkenheid op. Alterra-rapport 2537. | 21.

(24) werkgroepniveau als via het Nederlandse lidmaatschap van de Uitvoerende Raad van UNESCO. De nieuwe Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks kunnen naar verwachting op zijn vroegst najaar 2014 door de Uitvoerende Raad worden vastgesteld (respondenten OC&W en Nationale UNESCO Commissie). Als het Rijk in gesprek wil gaan met UNESCO over de inhoud van de nieuwe Operational Guidelines, is daarbij een belangrijke instruerende rol weggelegd voor EZ (respondent OC&W). Geoparken kunnen zowel risico’s als kansen met zich meebrengen Een belangrijk potentieel risico lijkt te liggen op het vlak van de financiële continuïteit van lokale Geopark-organisaties. Het onttrekken van de status van Geopark om financiële redenen kan bijvoorbeeld leiden tot imagoschade, vooral op regionaal, maar ook op nationaal niveau. Een ander risico is verwatering van de prestigieuze status van Werelderfgoedsites door ‘concurrentie’ met Geoparken die straks ook het UNESCO-logo mogen voeren. Voor het publiek is het verschil tussen deze twee UNESCO-gebiedscategorieën niet per se duidelijk. Deze risico’s kunnen op een generieke manier beperkt worden door afspraken te maken over bijvoorbeeld het maximum aantal Geoparken dat in Nederland een plaats zou kunnen krijgen. Een Nationaal Comité Geoparken lijkt een geëigend middel voor dergelijke afstemming rond Geoparken. In de GGN/EGN richtlijnen over Geoparken worden een aantal kansen benoemd die Geoparken kunnen bieden, vooral op het gebied van de regionale (toeristische) economie en versterking van de regionale samenwerking en identiteit. De Geopark-status kan helpen een gebied ook internationaal beter op de kaart te zetten. Geoparken kunnen verder helpen de bewustwording over aardkundige, landschappelijke en culturele waarden bij de lokale bevolking en het bredere (toeristische) publiek te vergroten. Zo kunnen Geoparken in potentie de lokale en regionale netwerksamenleving een stap vooruit brengen. In het kader van deze quickscan konden deze kansen overigens niet nader op waarde worden geschat of gekwantificeerd.. 6.2. Geoparken: handelingsperspectieven voor EZ. Doel van deze quickscan is het ordenen en aanreiken van informatie op basis waarvan EZ een keuze kan maken over de positie die ze wil innemen met betrekking tot Geoparken in Nederland. In die afweging zijn voor EZ in de eerste plaats beleidsinhoudelijke argumenten aan de orde: waarom wil EZ al dan niet betrokken zijn bij Geoparken. Daarna komt eventueel de vraag aan de orde hoe EZ dan betrokken zou willen zijn. Bij dit laatste zijn de nieuwe concept Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks (bijlage 1) van belang. Zoals aangegeven in par. 6.1 heeft het Rijk, geïnstrueerd door EZ, in alle gevallen de mogelijkheid om in gesprek te gaan met UNESCO over de inhoud van de nieuwe Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks. Dit via het Nederlandse lidmaatschap van zowel de betreffende werkgroep als van de Uitvoerende Raad van UNESCO. In de concept Operational Guidelines staat dat Nederland niet verplicht is een Nationaal Comité Geoparken op te richten. Op grond hiervan onderscheiden we een aantal handelingsperspectieven voor EZ: Wel ambitie met betrekking tot Geoparken EZ zou dan de oprichting van een Nationaal Comité Geoparken kunnen ondersteunen. Dit platform geeft mogelijkheid voor een nationale afweging op bijvoorbeeld aantal, regionale situering en aardkundig thema van de Geoparken in Nederland. Overigens hoeft EZ/het Rijk volgens de voorliggende concept Operational Guidelines (bijlage 1) niet per se zelf zitting te nemen in een eventueel Nationaal Comité Geoparken. Naast of in plaats van EZ of. 22 |. Alterra-rapport 2537.

(25) een ander Rijksdepartement kan ook de Nationale UNESCO Commissie zitting nemen in het Nationaal Comité Geoparken. Geen ambitie met betrekking tot Geoparken In dit scenario is EZ/het Rijk niet betrokken bij Geoparken, maar kan (via bijvoorbeeld Kamervragen) incidenteel toch betrokken raken bij Geoparken. Als er een Nationaal Comité Geoparken komt, kan EZ/het Rijk besluiten hierin geen zitting te nemen, of bijvoorbeeld zitting te nemen als toehoorder of adviseur zonder mandaat. In het geval besloten wordt dat er geen Nationaal Comité Geoparken komt, geldt het volgende: • Aanwijzing van nieuwe Geoparken in Nederland door GGN/UNESCO blijft mogelijk: ‘Where no National Geoparks Committee exists, all applications must be accompanied by a letter of support from the National Commission to UNESCO or the relevant Government body in charge of relations with UNESCO.’ (bijlage 1). • Er is dan in principe geen nationale afweging op aantal en thema van de Geoparken in Nederland c.q. geen sturing over aantal en aard van de Geoparken die in Nederland kunnen worden aangewezen.. Alterra-rapport 2537. | 23.

(26) Referenties. Boonstra, F.G. & A.L. Gerritsen (2013). Systeemverantwoordelijkheid in het natuurbeleid. Input voor agendavorming van de Balans van de Leefomgeving 2014. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-Interne notitie 44, 22 p. Buitelaar, E., A. Bregman A. L. van de Broek, D. Evers, M. Galle, W. Nieuwenhuizen & N. Sorel (2010). Ex-durante evaluatie Wet ruimtelijke ordening; Evaluatieontwerp en nulmeting. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/Bilthoven. Drenthe (2010). Omgevingsvisie Drenthe 2010. Provincie Drenthe, Assen. Drenthe (2011). Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid. Provincie Drenthe, 9 maart 2011, NL.IMRO.9922.VerordeningROB2011-VA02, Assen. EGN (2014). Website European Geoparks Network, april 2014. URL: http://www.europeangeoparks.org/. EZ (2014). Natuurlijk verder. Rijksnatuurvisie 2014. URL: http://www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/notas/2014/04/11/natuurlijk-verder.html. GGN (2010). Guidelines and Criteria for National Geoparks seeking UNESCO's assistance to join the Global Geoparks Network (GGN). Coordination Unit European Geoparks Network, Digne-les-Bains. URL: http://www.globalgeopark.org/UploadFiles/2012_9_6/GGN2010.pdf. GGN (2014). Website Global Geoparks Network, april 2014. URL: http://www.globalgeopark.org/. I&M (2012). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag. URL: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/03/13/structuurvisieinfrastructuur-en-ruimte.html. Kistenkas, F.H. (2012). Recht voor de groenblauwe ruimte. Wageningen Academic Publishers, Wageningen, 216 p. Kistenkas, F.H. & W. Nieuwenhuizen (2011). Rechtsontwikkelingen landschapsbeleid: landschapsrecht in wording. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-werkdocument 280, Wageningen. Klijn, J.A. (2011). Wisselend getij: Omgang met en beleid voor natuur en landschap in verleden en heden; een essayistische beschouwing. Achtergrondrapport bij Natuurverkenning 2011, WOt Natuur & Milieu, Wageningen. Koomen, A.J.M. & G.J. Maas (2004). Geomorfologische kaart Nederland (GKN); achtergronddocument bij het landsdekkende digitale bestand. Alterra, Alterra-rapport 1039, 38 p. URL: http://content.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1039.pdf. LNV (1990). Natuurbeleidsplan; regeringsbeslissing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Nieuwenhuizen, W., A.L. Gerritsen & I. Coninx (2013). Nieuwe tijden voor het landschapsbeleid? Landschap: tijdschrift voor Landschapsecologie en Milieukunde 30(1): 21-26. STIRR (2014). Website Innovatie Recreatie & Ruimte, april 2014. URL: http://www.recreatieenruimte.nl/stichting-innovatie-recreatie-ruimte/wat-is-stirr/ UNESCO (2014). Website UNESCO Earth Sciences for Society, april 2014. URL: http://www.unesco.org/new/en/natural-sciences/environment/earth-sciences/global-geoparks/. UNESCO (2014a). Convention concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage, 1972. URL: http://whc.unesco.org/en/conventiontext/. Respondenten interviews (april 2014): Marrewijk, A.A.M. van, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Landelijk coördinator Werelderfgoed. Posthumus, C., Geopark de Hondsrug, manager projectbureau. Primot, S., Nationale UNESCO Commissie, beleidsmedewerker wetenschap. Roelfs, M., Provincie Drenthe, beleidsmedewerker aardkundige waarden en adviseur Geopark de Hondsrug.. 24 |. Alterra-rapport 2537.

(27) Bijlage 1. Draft Proposed Operational Guidelines for UNESCO Global Geoparks. Nota bene: onderstaande tekst is letterlijk overgenomen inclusief doorhalingen en andere opmaak. February 2014 Draft Proposed Operational Guidelines for a UNESCO Global Geoparks Initiative If the IGCP Scenario would be accepted, the IGCP would need to develop its own guidelines INTRODUCTION The Geopark concept arose in the mid-1990’s as a response to the need to conserve and enhance the value of areas of geological significance in Earth history, including landscapes and geological formations, which are key witnesses to the evolution of our planet and determinants for our future. From the outset, Geoparks adopted a “bottom-up” or community-led approach to ensure that an area’s geological significance not only could be conserved but also promoted for science, education and used as a sustainable economic asset, for example through the development of responsible tourism. In 2004, with the support of UNESCO, 17 members of the European Geoparks Network and 8 Chinese Geoparks came together to create the informal Global Geoparks Network. A Global Geopark must represent geology of international significance which is independently evaluated by scientific professionals in the relevant discipline of Earth Science. Global Geoparks are not outdoor museums; they are living, working landscapes where science and local communities engage in a mutually beneficial way. Education at all levels is at the core of the Global Geopark concept. From university researchers to local community groups, Global Geoparks encourage awareness of the story of the planet as read in the rocks and landscape. Global Geoparks also promote the links between geological heritage and all other aspects of the area’s natural and cultural heritage, clearly demonstrating that geodiversity is the foundation of all ecosystems and the basis of human interaction with the landscape. The UNESCO Global Geoparks Initiative responds to a growing interest of Member States as noted in the 36th General Conference and in subsequent meetings of the Executive Board. As of July 2013, there are 90 Global Geoparks in 27 Member States and although UNESCO offers its technical support to these Global Geoparks, they are not officially designated by UNESCO and the Global Geoparks Network is not a UNESCO network. THE BASIC CONCEPTS 1. UNESCO Global Geoparks Initiative The UNESCO Global GeoparksInitiative is the mechanism of international cooperation by which areas of geological heritage of international value adopt a bottom-up approach to conserving that heritage, engage with local communities to promote awareness of that heritage and adopt a sustainable approach to the development of the area. Through this Initiative, theseThese areas can apply to UNESCO for recognition as a “UNESCO Global Geopark” within the broader mandate of the Organization. 2. UNESCO Global Geoparks UNESCO Global Geoparks are single, unified geographical areas where sites and landscapes of international geological significance are managed with a holistic concept of protection, education and sustainable development. The international geological significance of a Global Geopark is determined by scientific professionals who make an assessment based on the peer-reviewed, published international research conducted on geological sites within the area. UNESCO Global Geoparks use. Alterra-rapport 2537. | 25.

(28) geological heritage, in connection with all other aspects of that area’s natural and cultural heritage, to enhance awareness and understanding of key issues facing society in the context of the dynamic planet we all live on. In particular, UNESCO Global Geoparks increase awareness and understanding of geohazards, climate change and the need for the sustainable use of the Earth’s natural resources. 3. Names and Use of Logos UNESCO Global Geoparks will be entitled to use a combined logo comprising a new the Global Geoparks logo to be developed for the UNESCO Global Geoparks Initiative and the UNESCO temple logo. This use will be governed under the 2007 “Directives concerning the use of the name, acronym, logo and Internet domain names of UNESCO” or by any subsequent directive. THE INSTITUTIONAL STRUCTURE AND FUNCTIONS 1. UNESCO Global Geoparks Initiative Board The Board is the body responsible for advising UNESCO on the planning and implementation of the Initiative Global Geoparks as a whole and for recommending to the Bureau of the International Geoscience Programme (IGCP) what decisions to make regarding new UNESCO Global Geopark applications and those requiring revalidation. As a category V meeting of UNESCO, characterized by an advisory body composed of independent experts appointed by the Director-General, it is described in detail in the ‘Statutes of the UNESCO Global Geoparks Initiative Board’. The Board will be composed of 10 experts appointed by the Director General parallel to the IGCP Scientific Board and with specific duties for the Global Geopark activity of IGCP. The Bureau of the IGCP is composed of the SecretaryGeneral of the International Union of Geological Sciences, the chair of the IGCP Scientific Board and the UNESCO Secretary of the IGCP. 2. National Geopark Committees Member States should play an active role in the development of their UNESCO Global Geoparks. As such, and only if the Member State wishes to do so, the creation of a National Geopark Committee is recommended. These 'National Committees' could be named differently such as, for example, National Forum, National Task Force or Task Group. These committees must be recognised by that Member State’s National Commission for UNESCO or the relevant Government body in charge of relations with UNESCO. These committees should also liaise with existing national committees for IGCP where applicable. Proposed National Geopark Committee composition: • • • • • • • •. 1 representative of the National Commission for UNESCO or the Government ministry or body responsible for cooperation with UNESCO; 1 representative of the national geological organization or survey; 1 representative of the national environmental/protected area organization; 1 representative of the national cultural heritage body; 1 representative of the national tourism organization; 1 representative of the national committee for IGCP where applicable; Representatives from UNESCO Global Geoparks, where they exist, in that Member State (rotating in countries with many UNESCO Global Geoparks); Additional members may be included as seen appropriate to fit the particular national context.. The main work at national level may consist of: • • • • • • •. Coordinating the national contribution to the UNESCO Global GeoparksInitiative; Raising awareness of geological heritage; Promoting the development of new UNESCO Global Geoparks, assessing and endorsing applications, including considering potential geopolitical concerns; Observing any evaluation or revalidation mission in that Member State should they wish to; Ensuring the proper withdrawal of the area from the Initiative as a UNESCO Global Geopark, should the area so wish or should they fail the revalidation procedure; Promoting international cooperation between UNESCO Global Geoparks; Providing information at the national level about the global and regional networks of UNESCO Global Geoparks;. 26 |. Alterra-rapport 2537.

(29) • •. Initiating and supporting strategies and actions for sustainable development amongst UNESCO Global Geoparks; Presenting to that Member State’s National Commission for UNESCO or the relevant Government body in charge of relations with UNESCO all applications for membership of theas a UNESCO Global Geoparks Initiative, which will then forward such applications to the Secretariat of the UNESCO Global GeoparksInitiative.. While the Operational Guidelines of the UNESCO Global Geoparks Initiative must be applied unmodified in all Member States, nevertheless Member States through their National Geopark Committees can formulate further guidelines on a national basis to fit a particular national context. The UNESCO Secretariat will liaise closely with National Geopark Committees at all stages during the evaluation and revalidation processes of aspiring and existing UNESCO Global Geoparks. Where no National Geoparks Committee exists, all applications must be accompanied by a letter of support from the National Commission to UNESCO or the relevant Government body in charge of relations with UNESCO. 3. Scientific Advisory Team and Evaluation Team A Scientific Advisory Team will be formed, the purpose of which is to provide an independent desk-top assessment of the international value of the geological heritage of each new UNESCO Global Geopark application. Initially the International Union of Geological Sciences (IUGS) will be asked to coordinate this role on behalf of the Initiative UNESCO Global Geoparks Secretariat and to ensure that all statements on the scientific value of the geological heritage of an aspirant Global Geopark are available annually by 30 April so that the members of the Evaluation Team can have access to them ahead of the field evaluation mission. UNESCO will establish a roster of evaluators whose purpose will be to undertake field evaluations of new applications for areas wishing to become UNESCO Global Geoparks. These evaluators will have pertinent professional experience in geological heritage, sustainable development, tourism development and promotion, and environmental issues. These UNESCO Global Geopark evaluators will also conduct revalidation missions. UNESCO Global Geopark evaluators must follow strict guidelines provided by the Board during evaluation and revalidation missions. Evaluators will serve in their personal capacity, not as representatives of their respective states or any other affiliated entities. They will not seek or accept instructions from governments or other authorities. If any National Geopark Committee seeks to observe an evaluation or revalidation mission, it will be fully up to the evaluation team which observations and information provided they will include into their final recommendations. Evaluation teams will not have the status of “experts on mission” pursuant to the Convention on the Privileges and Immunities of the United Nations of 1946. Each evaluation team will submit a report on its findings in a timely manner to UNESCO. 4. Regional and Global Geopark Networks From the start of the development of the concept, the principle of networking has been part of the core philosophy of Geoparks. Recognising the very strong role networking has played in the success of the Geoparks movement and recognising the valuable role it plays in facilitating the sharing of experience, formation of joint initiatives and projects and the highly significant role it plays in capacity building, UNESCO will encourage the strengthening of regional Geopark networks and the Global Geoparks Network, which will continue to operate under its voluntary model. While UNESCO does not legally link to such networks, nevertheless UNESCO will continue to offer its support and assistance to such networks, and will coordinate capacity building for UNESCO Global Geoparks and will encourage exchange of best practice between UNESCO Global Geoparks. THE CRITERIA 1. UNESCO Global Geoparks are single, unified geographical areas where sites and landscapes of international geological significance are managed with a holistic concept of protection, education and sustainable development. A UNESCO Global Geopark must have a clearly defined border, adequate size to fulfil its functions and with geological heritage of international significance as independently verified by scientific professionals. UNESCO Global Geoparks use that heritage, in connection with all. Alterra-rapport 2537. | 27.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om zeker te zijn dat de huidige resistentietoetsing zinvolle resistente rassen voor de praktijk oplevert, is inzicht in de virulentie van Nederlandse veldpopulaties

seksueel misbruik van minderjarigen en naleving van deze wetgeving, wordt apart toegepast, en voor de situationele en preferentiele dader gezamenlijk, omdat hierbij over een veel

Deze onduidelijkheid leidt ertoe dat een deel van het internetverkeer niet met een bevel kan worden afgetapt en de inhoud van communicatie die via internet verloopt niet zichtbaar

Om succes te kunnen operationaliseren op een wijze waarmee daadwerkelijk gemeten kan worden welke producten succesvol zijn, is het zinnig om verder binnen de literatuur te zoeken

Keywords: Communication, Government Communication and Information Systems (GCIS), Internal Communication, Strategy, Strategy Execution, Engagement, Effective organisation,

Conclusion These results indicate that the practice of concurrent training with a resistance followed by an endurance exercise order is beneficial for the outcome of lower-body

Bij de eieren die we twee weken bewaard hebben, was voor iedere groep zowel de vroeg- als de laat-embryonale sterfte hoger, maar werden er ook meer tweede soort kuikens gevonden..

Kenmerkend voor een expertsysteem is verder dat een redeneerproces niet zal stoppen als er een vraag aan de gebruiker wordt gesteld en er geen antwoord of een