Lab, 11
ZHare Hetalen11 VERSLAG V80.37 (V6)
Project:. Cadmium in veevoeders
1980-09-17 Pr.nr. : 8.470
Onden.;rerp: Inventarisatie voorkomen van cadmium ~n o.a. mengvoeders
Doel:
Het Hinisterie van LandbouH en Visserij, met name de LAG-Stuurgroep Vee, Vlees en Eieren te informeren omtrent het voorkomen van cadmium in meng-en ruHvoeders, als aanzet tot een toekomstige normstelling voor cadmium in deze voeders.
Samenvatting:
In Nederland zijn geen normen gesteld aan het cadmiumgehalte in meng- en rmTVoeders, tenvij 1 dit \vel nodig lijkt omdat er \veinig speelruimte ~s t .a.v. de opname van cadmium door de mens via het voedselpakket.
Als aanzet voor een toekomstige normstelling is ge1nventariseerd op Helk niveau het cadmiumgehalte in deze voeders onder normale milieuoms tandig-heden ligt .
Conclusie:
In tegenstelling tot Duitsland zijn er in Nederland nog maar \veinig gege-vens beschikbaar omtrent het gehalte van cadmium in veevoeders. Wel ~s bekend dat het gehalte in met name voederfosfaten .hoog kan z~Jn.
Om tot normstelling te komen zal nader onderzoek geenszins overbodig zijn.
VerantHoordelijk: drs N.G. van der Veen Samensteller: drs N.G. van der Veen
2-Inleiding 2 Gegevensverzameling 3 Resultaten en discussie 4 Samenvatting 5 Conclusies 6 Literatuur -
3-Inleiding:
Voor cadmium zijn nog geen normen in Nederland gesteld betreffende het
gehalte in voedermiddelen en grondstoffen. Wel zijn 1n de Verordening
Diervoeder 1975 van het Produktschap voor Veevoeder maximum gehalten
voor lood, arseen en h1ik opgegeven.
De \ffiO heeft voor Cd een norm van 0, 4-0,5 rng per persoon per \veek
ge-steld. Wordt meer Cd opgenomen dan deze norm aangeeft, dan kan het
ge-halte in de nieren van de mens zo hoog oplopen, dat op den duur
vergif-tigingsverschijnselen optreden (1) .
In Nederland ligt volgens de Keuringsdienst van Waren de wekelijkse Cd-opname via de voeding op 0,22 mg. Voor West-Duitsland bedraagt dit
ge-halte 0,42-0,47 mg. Door het roken van 20 sigaretten per dag wordt de
\vekelijkse dosis 0,36 mg. Dit zijn hoeveelheden die nagenoeg gelijk zijn
aan de lffiO-norm, d.\v.z. t.a.v. cadmium is er \veinig speelruimte.
De gemiddelde opname per persoon per week bedraagt volgens CRV
bereke-ningen voor plantaardige voedingsmiddelen 0,11 mg, voor dierlijke
voe-dingsmiddelen 0,05 mg en voor drink\vater 0,03 mg, totaal 0,19 mg
ople-verend (2).
I.v.m. een potenti~le overschrijding van de WHO-norm 1s het noodzakelijk
om het Cd-gehalte in het humane voedselpakket zoveel mogelijk te
beheer-sen. Een aanzet daartoe kan een normstelling voor veevoedermiddelen zijn,
temeer daar Cd zich via het veevoeder vooral ophoopt in dierlijke organen,
m.n. in de nieren, waarin het voortdurend accumuleert zodat naast de
op-name via het veevoeder ook de leeftijd van het dier een belangrijke
fak-tor is voor het cadmiumgehalte in consumabele produkten.
-4-2 Gegevensverzameling
Er zijn gegevens verzameld van cadmium in zowel Nederlandse als W
est-Duitse mengvoeders of krachtvoeders en rmlVoeders.
Tabel I, opgesplitst in de tabellen IA, IB, IC en ID geeft de gehalten
van Cd in mengvoeders (in mg/kg droge stof), uitgevoerd in 1974 en 1978/
1979 door het RLPS te Haastricht. Het betreft hier onderzoek van
meng-voeders voor runderen, varkens, schapen en pluimvee, genomen door de AID.
Tabel II geeft de gehalten voor Cd in mengvoeders, waarvan het onderzoek
is uitgevoerd door de Werkgroep MIK (3).
Tabel lil geeft de Cd-gehalten in mengvoeders weer, toegediend aan de
melkkoeien van de controlegroep van proefplan B en C van het overdrachts
-onderzoek RIKILT-IVVO.
Tabel IV geeft de gehalten van Cd in mengvoeders weer zoals gevonden 1s
in Duits onderzoek (4,5).
Tabel V geeft de gehalten van Cd in Nederlandse ru\woeders en grondstof-fen , onderzocht op het RLPS t .b.v. het !VVO, in 1979.
Tabel VI geeft een ov.erzicht van Cd-gehalten in Duitse ruwvoeders (6).
Tabel VII geeft een overzicht van Cd-gehalten in grondstoffen voor Duitse
mengvoeders (7,8).
Tabel VIII geeft tenslotte de Cd-gehalten voorkomend 1n Nederlandse grond-stoffen voor mengvoeders (3).
Grafiek I geeft een cumulatieve frekH·entie verdeling \o~eer van de tabellen
IA t/m ID. De in deze grafiek aangegeven punten zijn geen meetpunten,maar
punten die het aantal monsters aangeven '"aarvan de Cd-gehalten kleiner of
gelijk zijn aan de corresponderende abscis,o~aarden. Dit geldt ook voor de
grafieken II en III, die respektievelijk een cumulatieve
frelmentieverde-ling geven van Cd-gehalten in Duitse mengvoeders en rmwoeders,
overeen-komend met de tabellen IV en VI.
-5-3 Resultaten en discussie
T.a.v. Nederlands onderzoek van Cd in mengvoeders, ru\vvoeders en grond-stoffen voor deze voeders zijn slechts \veinig gegevens bekend.
De gegevens in tabel I bevatten gehalten van Cd in mengvoeders \vaarvan de monsters door de AID zijn genomen. In hoeverre het hier verdachte par-tijen betreft is niet bekend. Over representativiteit is dan ook weinig
te zeggen, ook omdat de steekproef klein is.
Bij de resultaten van de werkgroep MIK (3) is de steekproef eveneens
klein, zodat ook hier aan de representativiteit getwijfeld moet worden.
Wel is duidelijk dat de niveaus voor Cd in de mengvoeders van tabel I
ver-gelijkbaar zijn met die van tabel II. Het niveau van Cd in tabel l i l ligt
lager dan het niveau in de voorgaande tabellen.
In Nederland zijn nog geen normen gesteld betreffende het gehalte van Cd
1n voedermiddelen of grondstoffen. In West-Duitsland is een gehalte van 0,6 mg/kg als maximaal toelaatbaar voorgesteld op grond van berekeningen uitgaande van de in de inleiding vermelde ~~0-norm voor de mens(l).
Zou een dergelijke norm ook in Nederland gesteld worden, dan overschrijdt
van de tot nu toe onderzochte monsters (tabel IA t/m ID en grafiek I) van
mengvoeders voor runderen, varkens, schapen en pluimvee, respektievelijk
20, 8, 0 en 13% deze norm. Voor Duitsland ligt het percentage
overschrij-dingen van mengvoeders voor runderen, varkens en pluimvee respektievelijk
op 0, 3 en I , 5%.
Het gehalte van Cd in de tot nu toe onderzochte Nederlandse ru\vvoeders
(slechts 10 monsters) ligt beneden deze norm.
Voor de Duitse ru\vvoeders ligt het percentage voor gras op 3,5%, voor
hooi op 2%, voor grassilage op 8%, voor maissilage op 4,5%, voor de overige silages op 17% en voor de overige rmvvoeders op 20% (grafiek lil).
Wat de grondstoffen voor Nederlandse mengvoeders betreft (tabel VIII),over-schrijden diermeel en voederfosfaten de Duitse adviesnorm. Voor de Duitse
grondstoffen blijft alleen tapioka beneden de norm (tabel VII).
De gehalten aan Cd in voederfosfaten en andere minerale grondstoffen
kun-ken hoog zijn, soms ca 52 mg/kg (1,9). Vooral deze grondstoffen zullen het
Cd-gehalte in mengvoeders sterk kunnen verhogen.
-4 Samenvatting:
In Nederland zijn geen normen gesteld aan het cadmium-gehalte in meng- en rmvvoeders, Omdat er \veinig speel ruimte is t. a, v, de opname van cadmium
door de mens via het voedselpakket is het nodig het cadmiumgehalte te
be-heersen, zo niet terug te dringen.
Een aanzet daartoe kan normstelling van cadmium in meng- en rmvvoeders voor
dieren zijn. Om tot normstelling te komen is in eerste instantie
geÏnven-tariseerd op welk niveau het gehalte van cadmium in deze voeders,
verkre-gen onder normale milieuomstandigheden, ligt. De gehalten van cadmium in
Nederlandse voeders, waarvan slechts weinig analyseresultaten bekend zijn,
zijn vergeleken met gegevens, afkomstig van Duits onderzoek. In Duitsland
is een gehalte van 0,6 mg/kg als maximaal toelaatbaar voorgesteld.
-7-5 Conclusie:
In Nederland is in tegenstelling tot Duitsland nog weinig onderzoek
ver-richt naar het gehalte van cadmium in meng- en ruwvoeders. \vel is bekend
dat het gehalte van cadmium in grondstoffen voor mengvoeders hoog kan
zijn, met name in voederfosfaten en andere minerale grondstoffen. Soms
komt een gehalte van ca 50 mg/kg 1n voederfosfaten voor.
Om tot normstelling te komen zal nader onderzoek geenszins overbodig zijn.
8-Literatuur
A.H.M. Grimbergen. z,vare metalen en andere toxische elementen in
vee-voeder. CLO-instituut voor de veevoeding ''De Schothorst".
Veevoedkun-dige mededelingen sept. 1979.
2 D.G. Kloet. Normstelling zware metalen 1n voedingsmiddelen. LAC nr.80. 15
d.d. 29-01-1980.
3 Werkgroep MIK: De gehalten van mengvoeders aan enkele minerale
bestand-delen met betrekking tot de behoefte van de dieren, de uitscheiding in
de mest en urine, alsmede enkele gevolgen voor bodem, plant en dier. 11
Samengesteld door de '"erkgroep "Nineralen in krachtvoer in relatie tot
bemesting en milieu "(NRLO) 1979.
4 G. Gr~ssmann, W. Egels. Untersuchungen auf Schwermetalle 1n
Nischfutter-mitteln. Kraftfutter 58 (1975) 266-269.
5 E. Boehncke. Die Bedeutung von Cadmium-Emissionen fUr die
landwirtschaft-liche Tierproduktion. Landwirtsch. Forsch.,Kongressband 1977, Teil I.
6 G. Gr~ssmann, D. Seifert, H.H. Rethfeld. Blei- und Cadmiumgehalte in
wirtschaftseigenenGrundfuttermitteln. Symposium Über den Carry-Over von
Schadstoffen in der landwirtschaftlichen und tierischen Produktion am
19·und 20· Juni 1978 ander Bundesanstalt fUr Fleischforschung, Kulmbach.
7 G. Gr~ssmann. Sclnvermetalle in handels- und '"irtschaftseigenen
Futter-mitteln. Ber.Landwirtschaft 55 (1977) 785-795.
8 G. GrBssmann, W. Egels. Untersuchungen Uber den Cadmiumgebalt in
Einzel-futtermitteln. Land,virtsch. Forsch.~ (1975) 164-173.
9 H. Oelschläger. tlber die Kontamination von Futtermitteln und
Nahrungs-mitteln mit Cadmium. Landwirtsch,Forsch. 27 (1974) 247-263.
n =aantal onderzochte monsters.
Tabel IA Cd I.n mengvoeders voor Runderen
Hengvoeder mg/kg n Jaar Nengvoeder mg/kg n Jaar
A-brok 0,2 1979 Rundveebrok-A n.a. 19 1974
Antikopziekte- 0, I 11 0,5 3 11 brok Babykalverkorrel 0,3 11 0,6 6 11 0,4 11 0,7 4 11 Energiebrok <0, I 11 0,8 3 11 0,9 11 0,9 2 11 Jongveebrok 0, I 11 I ,0 2 11 Kalveropfok- 0,2 11 2,2 11 korrel
Nestkalverkorrel n.a. 11
Rundveebrak-B <.0, I 1979
Produktiebrok (0, I 11 Rundvee brok- 0,5 11
eü1itrij k
Rundveebrok n.a. 2 11 Rundveekorrel I , 0 11
0, I 3 11 Stierenmest- 0, I .11 brok Rundveebrok-A 0, I 11 Vlees stieren- <.0,1 11 brok 0,2 2 11 Heidebrok <.0, I 11 0,4 11
Aantal onderzochte monsters: 65
Spreidingsbreedte n.a. - 2,2
Hordt het gehalte van 2,2 als uitschieter beschouwd,dan 1.s de spreidings-breedte: n.a. - 1,0
n.a. = niet aantoonbaar Aantal monsters ~0, I : 12
Babybiggenkorrel 0,3 3 Slachtvoermeel 0,6
0,5 Startkorrel 0,3
I , 2 0,5
Biggenopfokkorrel 0,2 Startvoer 0,5
Biggenstartmeel n.a. Vleesvarkenkor:- n.a.
rel Bigvarkenskorrel 0,4 <0, I Bivabrok 0,2 Voll.varkens- 0,7 brok 0,4 Zeugenbrok <0, I Bivakorrels 0,3 0,6
Bivameel n.a. Zeugenmeel 0, I
Opfokbiggenvoer <0, I 0,3
Slachtvarkens- 0,5 0,6
korrel
Aantal onderzochte monsters: 27
Spreidingsbreedte n.a.- 1,2
n.a.
=
niet aantoonbaarAantal monsters ~0,1 : 7
gemiddelde: ca 0,34
Lanunerenkorrels n.a. Schapenkorrel Lammeren-mest- <0, I korrels Schapenbrok <0, I 8 0, I 5 0,3 Schapen/geiten- n.a. korrel
Aantal onderzochte monsters: 23
Spreidingsbreedte n.a. - 0,3
n.a.
=
niet aantoonbaar Aantal monsters ~0,1 : 20 gemiddelde: ca 0,1 I n.a. <O, I 0, I 0,2 0,3 2Braadkuikenkor- <0, I 2 Kalkoenkruimel rel 0,2 Kuikenmestmeel 0,5 Legmeel 0,6 2 0,7 Opfokvoer I I Braadkuikenvoer n.a.
Batterijmeel 0,4 Voll. foktoom
0,5 2 Voll. legmeel
0,6
Foktoonuneel <0, I Voll. mes
tkuiken-Kalkoenkorrel 0,7 meel
Aantal onderzochte monsters 24
Spreidingsbreedte
n.a.
=
niet aantoonbaarAantal monsters ~ 0, I : 6 gemiddelde: ca 0,40 n.a. - 0,9 0, I n.a. 0,4 0,6 0,5 0,9 <0, I 0,3 0,5 0,6
t/m april 1977.
Hengvoeder voor: Cd-gehalte Sx n Sx
Rundvee 0,58
o,
17 15 0,04Nestvarkens 0,41 0' 16 15 0,04
Leghennen I, 02 0,35 10 0' IJ
Slachtkuikens 0,42 0' 18 10 0,06
Cd-gehalten 1n de verschillende voeders varieerden globaal van 0,5-1 mg/kg. Als hoogste waarde werd bijna 1,70 mg/kg gevonden, nl. in het voer voor leghennen.
Sx en Sx zijn standaarddeviaties 1n resp. de enkelvoudige waarnemingen en
het gemiddelde.
Tabel III
Cd-gehalten 1n krachtvoer, toegediend aan melkkoeien van de controle-groep
van proefplan B en C van het overdrachtsonderzoek RIKILT-IVVO:
Gehalte n
<o,
1 2 n totaal 14 0, I 6x
0, I 7o,
14 0,2 2 0,3 0,4 2mg Cd/kg droge stof Voedermiddel n n totaal % <0,01 x Spreidingsbreedte Rundervoeder 18 0,26 0,08 - 0,57 31 42 Varkensvoeder 118 0,21 0,04 - 1,23 131 7 Pluimveevoeder 58 0,30 0,05 - 0,87 74 22 Tabel V
Cd-gehalte 1n Nederlandse rm-;rvoeders en grondstoffen
mg Cd/kg droge stof Voedermiddel n x Spreidingsbreedte snijmaïssilage 6 0,08 0,05 - 0, I 0 tan.;regries (G) 2 0, I 0 0,08 - 0, 13 sojaschro<t>t (G) 3 0, 12
o, 10 - 0' 14
pulp (G) 3 0,25 0,20 - 0,29 hooi 4<o,
1 <0, I - 0, I G grondstofmg Cd/kg droge stof RmTVoeder n n totaal %<0,03
-
Spreidingsbreedte x Gras 191 0,33 <0' 03 - I, I 0 430 56 Hooi 385 0,31 <0' 03 - I ,00 744 48 Grassilage 98 0,29 <0, 03 - 0,90 139 29 Haissilage 120 0,36 <0, 03 - 2,50 205 41 Overige 89 0,49 <0 ,03 ->I, I 0 103 14 silages Overige 232 0,45 <0,03 - )1' 10 323 28 voeders Tabel VIICd-gehalte l.n Duitse grondstoffen voor mengvoeders
Grondstof voor mg Cd/kg droge stof
krachtvoer n n totaal % < 0,01
-
Spreidingsbreedtex
Granen 84 0,07 <0,01 - 0,75 213 61
Schroot 87 0,21 <0, 0 I - 3, 16 213 60
Dierlijk eü•it lil 0,21 <0 ,0 I
-
I, 40 141 21Hinerale 20 6,83 0,08 - 33,0 20 0
mengsels
Grondstof voor mengvoeder Verschillende pellets Verschillende schroten Verschillende schilfers Lucerne Haïs Verschillende melasses Verschillende diermelen Voederfosfaten e.d.* n 8 4 3 4 7 5 mg Cd/kg droge stof
x
Spreidingsbreedteo,
19 0,01 - 0,41 0,29 0,17- 0,41 0,21 0,06 - 0,44 0,44 0,02 0,34 0,20 - 0,57 0,54 0,19-0,72 0,40 0,04 - 0,87*11o~ee grondstoffen, t.H. curaplos en dicalciumfosfaat A bevatten
Buizer De Ruig Van der Veen Boelsma Kre,olinkel
·. ~ . ·:
.
· ..-:·. ·'•.... .·OINA.4Z10x297mm- -. . : ·. .. ·. ·.· ..
~· 0 • ... -~. ~ ~. :~1.
,. .. , ;\:_: .r .. "·' •• • .\:> .. . ...
.
,
.:
:
·L
' ' ... ~·· :: . ''•(
)
.