• No results found

De aanpak van gewelddadig extremisme: beleid en wetgeving in België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De aanpak van gewelddadig extremisme: beleid en wetgeving in België"

Copied!
147
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE AANPAK VAN GEWELDDADIG

EXTREMISME: BELEID EN

WETGEVING IN BELGIË

Aantal woorden: 45.220

Ilse Verspeelt

Studentennummer: 01504407

Promotor(en): Prof. dr. Charlotte Colman Commissaris. Sigrid Raets

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de rechten Academiejaar: 2019 - 2020

(2)

ii

Voorwoord

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn masteropleiding rechten aan de Universiteit van Gent, de afsluiter van vijf mooie en intensieve jaren. Het schrijven van dit eindwerk was een erg leerrijke ervaring, die niet mogelijk zou zijn geweest zonder de hulp van een aantal belangrijke mensen. Graag maak ik dan ook van deze gelegenheid gebruik om hen te bedanken.

Eerst en vooral gaat mijn dank uit naar mijn promotor, prof. dr. Charlotte Colman, die mij de kans gaf om mij te verdiepen in dit interessante onderwerp. Ze zorgde op gepaste momenten voor licht in de duisternis door de nodige raad en bijsturingen, maar gaf mij daarnaast ook de ruimte om dit werk zelfstandig te finaliseren.

Daarnaast wil ik ook de correspondenten die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek bedanken om tijd vrij te hebben gemaakt om met mij een gesprek te voeren over hun werk in de praktijk rond de aanpak van gewelddadig extremisme. Dit waren erg boeiende gesprekken, die tot nieuwe inzichten en kennis hebben geleid.

Bovendien wil ik dit dankwoord ook richten aan mijn ouders, want het is dankzij hen dat ik deze opleiding heb kunnen genieten. Ook stonden zij mij steeds bij met raad en daad.

(3)

iii

Samenvatting

Gewelddadig extremisme is geen nieuw fenomeen. Toch kan vastgesteld worden dat sinds de aanslagen van 9/11 in 2001 veel veranderd is met betrekking tot gewelddadig extremisme in België. Deze aanslagen hadden namelijk een grote impact, zowel op de bevolking als op de overheden. Sindsdien werd België verschillende keren geconfronteerd met deze vorm van geweld. Vooral het religieus geïnspireerd gewelddadige extremisme was sterk aanwezig. Dit houdt echter niet in dat de dreiging van andere uitingsvormen van gewelddadig extremisme, zoals links, rechts en single issue extremisme afwezig is. Ten gevolge van de manifestaties werd op verschillende terreinen actie ondernomen. In de wetenschappelijke literatuur groeide de interesse voor de concepten radicalisering, deradicalisering en disengagement, verschillende wetgevende en beleidsmatige initiatieven werden genomen en in de praktijk ontstonden tal van projecten die radicalisering en gewelddadig extremisme zouden moeten tegengaan. Naar aanleiding van deze veelheid aan initiatieven, wordt de vraag gesteld naar de interactie tussen deze verschillende luiken.

Om deze centrale onderzoeksvraag te beantwoorden wordt eerst en vooral overgegaan tot een uiteenzetting van de belangrijkste begrippen binnen deze problematiek. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste manifestaties van de verschillende uitingsvormen van gewelddadig extremisme die plaats hebben gevonden in België tussen 2001 en heden. Hierbij wordt vooral aandacht geschonken aan de manifestaties die van belang zijn gebleken voor de wetgeving en het beleid. Vervolgens wordt aan de hand van een grondige literatuurstudie een overzicht gegeven van de belangrijkste inzichten in zowel nationale als internationale wetenschappelijke literatuur betreffende de aanpak van gewelddadig extremisme. Daarna volgt een overzicht van de wetgeving en het beleid dat tot stand gekomen is in België sinds de aanslagen van 9/11. Ten slotte wordt aan de hand van de resultaten van interviews, afgenomen bij twee praktijkmedewerkers, een uiteenzetting gemaakt van hun mening over de aanpak van gewelddadige extremisme in België.

Aan de hand van de resultaten uit deze afzonderlijke onderdelen wordt getracht vast te stellen welke interactie ertussen bestaat. Dit blijkt een moeilijke opgave te zijn, gezien er weinig transparantie bestaat over de verhoudingen tussen de verschillende luiken binnen dit domein. Desondanks kunnen een aantal verbanden gelegd worden tussen wetgeving en beleid, wetenschappelijke literatuur en de praktijk met betrekking tot het onderwerp.

(4)

iv

Inhoudsopgave

Voorwoord ...ii

Samenvatting ... iii

Inhoudsopgave ... iv

Lijst met figuren ... ix

1. Inleiding ... 1

2. Gewelddadig extremisme ... 8

2.1 Kwalificatie van geweld als gewelddadig extremisme ... 9

2.2 De verschillende uitingsvormen van gewelddadig extremisme ... 10

2.3 Gewelddadig extremisme vs. terrorisme ... 12

2.4 Gewelddadig extremisme vs. radicalisme ... 15

2.5 Radicalisering: de weg naar gewelddadig extremisme? ... 16

2.6 Deradicalisering en disengagement van gewelddadig extremisme ... 20

2.6.1 Radicalisering versus deradicalisering en disengagement ... 21

2.6.2 Deradicalisering versus disengagement ... 22

3. Manifestaties van gewelddadig extremisme in België ... 24

3.1 Links geïnspireerd gewelddadig extremisme ... 25

3.2 Rechts geïnspireerd gewelddadig extremisme ... 25

3.2.1 Anti-asiel-, antimigratie- en anti-islamactivisme ... 26

3.2.2 Volksnationalistische actiegroepen ... 26

3.2.3 Potentieel gewelddadige neonazi- en skinheadbewegingen ... 27

3.2.4 Manifestaties van rechts extremisme ... 27

3.3 Islamitisch geïnspireerd gewelddadig extremisme ... 28

(5)

v

i) Sharia4Belgium ... 29

ii) Het Zerkani Netwerk ... 31

iii) Resto du Tawhid ... 32

iv) Rosliana Adelline Geerman ... 32

3.3.2 Terugkerende strijders ... 33

3.3.3 Jihadistisch geïnspireerde aanslagen ... 35

3.3.4 Arrestaties in het kader van jihadistisch gewelddadig extremisme in België ... 40

3.4 Evolutie van de dreiging ... 41

4. Aanpak van gewelddadig extremisme volgens de bestaande wetenschappelijke literatuur ... 43

4.1 Preventie van radicalisering ... 44

4.1.1 Verklarende modellen radicalisering ... 45

i) “Radicalisering als een proces” van Muro ... 46

ii) “Staircase to terrorism” van Moghaddam ... 47

iii) “Four stage model to a terrorist mindset” van Borum ... 48

iv) “Piramidemodel” van McCauley en Moskalenko... 49

v) “Radicalisering als een puzzel” van Hafaz en Mullins ... 50

vi) Het ontstaan van een synthesemodel uit de verschillende verklarende modellen ... 51

4.1.2 Beïnvloedende factoren richting gewelddadig extremisme ... 52

i) Demografische factoren ... 54

ii) Pushfactoren ... 55

iii) Pullfactoren ... 57

4.1.3 Counternarratieven ... 59

4.2 Interventie door middel van disengagementsprogramma’s ... 62

4.2.1 Factoren die een invloed hebben op disengagement ... 63

(6)

vi

ii) Pullfactoren ... 64

4.2.2 De disengagementsprogramma’s ... 65

i) Onderscheid op basis van actor ... 66

ii) Onderscheid op basis van communicatiestrategie ... 66

iii) Onderscheid op basis van de ideologische component ... 67

iv) Evaluatie ... 68

4.3 Repressie ... 68

5. Beleidsmatige en wetgevende evolutie met betrekking tot de aanpak van gewelddadig extremisme in België ... 71

5.1 Start overzicht ... 71

5.2 Actoren ... 72

5.2.1 Inlichtingendiensten ... 72

5.2.2 Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse ... 73

5.2.3 Nationale Veiligheidsraad ... 73

5.2.4 Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ... 74

5.2.5 Nationale en Lokale Task Forces ... 74

5.2.6 Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering ... 76

5.2.7 Lokale Integrale Veiligheidscellen ... 76

5.3 Overzicht van 2001 tot 22 maart 2016 ... 77

5.3.1 Plan M ... 77

5.3.2 De eerste wetgevende initiatieven tussen 2003 en 2005 ... 77

5.3.3 Kadernota Integrale Veiligheid 2004 ... 79

5.3.4 Hervorming van plan M naar plan R in 2006 ... 81

5.3.5 Beleidsmatige stilstand tussen 2008 en 2012 ... 82

(7)

vii

5.3.7 De verijdelde aanslagen in Verviers ... 86

5.3.8 De hervorming van het Actieplan Radicalisme ... 87

i) Plan R ... 87

ii) Doel ... 87

iii) Werkgroepen ... 88

iv) De Joint Information Box ... 88

v) De databank Foreign Terrorist Fighters ... 89

vi) De communicatiestrategie ... 89

5.3.9 Grote bedrijvigheid ter uitvoering van de 12 maatregelen ... 89

5.3.10 Aanslagen in Parijs 13 november 2015 ... 92

5.3.11 Het kanaalplan ... 94

5.4 Overzicht van 22 maart 2016 tot heden ... 94

5.4.1 Parlementaire onderzoekscommissie ... 95

5.4.2 Wetswijzigingen ... 96

5.4.3 Kadernota integrale veiligheid 2016-2019 ... 98

5.4.4 Nationaal veiligheidsplan 2016-2019 ... 99

5.4.5 Latere initiatieven ... 100

5.5 Actieplannen van de gemeenschappen en gewesten ... 101

6. Evaluatie van de Belgische aanpak van gewelddadig extremisme door de praktijk ... 103

6.1 Mogelijkheid tot uitoefening van de functie binnen het kader van wetgeving en beleid 104 6.2 Input van de praktijk bij de uiteenzetting wetgeving en beleid ... 105

6.3 Kritiek op de algemene aanpak van gewelddadig extremisme in België ... 106

6.4 Evaluatie van het repressieve beleid ... 108

(8)

viii 7. De verhouding tussen de huidige aanpak van gewelddadig extremisme in de Belgische

wetgeving en beleid, de wetenschappelijke literatuur en de praktijk ... 110

7.1 De verhouding tussen wetenschappelijke literatuur en wetgeving en beleid ... 111

7.1.1 Wordt de wetenschappelijke literatuur geraadpleegd bij het uiteenzetten van wetgeving en beleid? ... 111

7.1.2 Zijn zowel wetenschappelijke literatuur als wetgeving en beleid te eenzijdig op religieus geïnspireerd gewelddadig extremisme gericht? ... 112

7.1.3 Focus op de voedingsbodem van gewelddadig extremisme ... 114

7.1.4 Wetenschappelijke literatuur signaleert dat wetgeving en beleid op gespannen voet staat met de mensenrechten ... 114

7.1.5 Werkt het huidige repressieve beleid contraproductief? ... 117

7.2 Verhouding tussen wetenschappelijke literatuur en praktijk ... 118

8. Conclusie ... 120

9. Bibliografie ... 124

9.1 Rechtsleer ... 124

9.2 Wetgeving ... 134

(9)

ix

Lijst met figuren

Figuur 1 - Radicalisering als een proces Figuur 2 - De trap naar terrorisme

Figuur 3 - Four stage model to a terrorist mindset Figuur 4 - Het piramidemodel

Figuur 5 - Radicalisering als een puzzel Figuur 6 – Synthesemodel

(10)

1

1. Inleiding

Probleemstelling

1. Gewelddadig extremisme is geen nieuw fenomeen. In de loop van de geschiedenis zijn er steeds individuen of groepen geweest die maatschappelijke veranderingen wilden verwezenlijken en hiervoor het gebruik van geweld als een geldig middel zagen. Zo zou men de vervolging van de ketters door de Christelijke Kerk als extremisme kunnen kwalificeren, en kan ook de beeldenstorm een extremistische aanslag genoemd worden. Ook in de meer moderne samenleving maakten burgers verschillende golven van nationalistisch, ideologisch of religieus geïnspireerd geweld mee. In de 19de eeuw was dit vooral anarchistisch getint. Hierna, in de jaren 1960, passeerde het antikolonialistisch geweld en het ETA- en IRA-terrorisme in respectievelijk Spanje en Ierland de revue. Nog recenter, in de jaren 1980, werd België geconfronteerd met aanslagen van de links-extremistische groepering Cellules Communistes Combattantes en de (vermoedelijk) rechts-extremistische Bende van Nijvel.1

2. Toch kan men stellen dat recent een nieuwe vorm van extremisme ontstaan is. Sinds de jaren 2000 worden we wereldwijd geconfronteerd met aanslagen of pogingen tot aanslagen van extremistische bewegingen. Het bekendste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk de aanslag van 9/11 in New York in 2001. Deze aanslag had een enorme impact, ook ver buiten de Verenigde Staten. Dit blijkt onder andere uit resultaten van de Eurobarometer die aantonen dat het onveiligheidsgevoel in Europa met betrekking tot terrorisme sindsdien sterk is toegenomen.2 Daarnaast heeft deze aanslag gezorgd voor een stijgende wetenschappelijke interesse in het fenomeen radicalisering. Hiervoor werd dit begrip enkel gebruikt om te verwijzen naar het verschuiven naar een meer radicaal standpunt binnen de politiek.3 In de nasleep van 9/11 hanteerden zowel onderzoekers, politici als het brede publiek dit begrip om de politieke, sociale, economische en psychologische drijfveren

1 L. COLAERT, “Inleiding. Radicalisering: complex fenomeen, ambigu beleidsconcept” in L. COLAERT (ed.),

Deradicalisering. Wetenschappelijke inzichten voor een Vlaams beleid, Brussel, Tomas Baum, 2017, 197 p.

2 Kadernota Integrale Veiligheid, 30 maart 2004.

(11)

2 achter extremisme en politiek geweld aan te duiden.4 Het definiëren van de begrippen radicalisering, gewelddadig extremisme en andere gerelateerde termen bleek echter een minstens even moeilijke opgave als het aanduiden van de factoren die kunnen leiden tot gewelddadig extremisme.5 In de eerste onderzoeken rond gewelddadig extremisme werd de oorzaak veelal volledig bij het geradicaliseerde individu gelegd.6 Pas later kwam het inzicht dat de drijfveren bij het

radicaliseringsproces ook vaak van buitenaf komen. Om dit te verduidelijken kan men een onderscheid maken tussen push- en pullfactoren, die spelen zowel bij het radicaliseringsproces als bij het deradicaliseringsproces.7 Deze factoren kunnen zich situeren op verschillende niveaus. Ten

eerste kunnen zij spelen op microniveau, waar gekeken wordt naar het individu. Daarnaast kunnen de factoren ook een rol spelen op het meso- en macroniveau. Op het mesoniveau gaat men kijken naar de rol van het radicale milieu, op het macroniveau gaat het om de rol van de samenleving en de overheden.8 Het onderscheid tussen de push- en pullfactoren wordt ondertussen in de meeste wetenschappelijke werken aanvaard, en zal ook in het vervolg van dit onderzoek gehanteerd worden. Om de problematiek van gewelddadig extremisme aan te pakken, is namelijk een diepgaand inzicht in de onderliggende factoren die hieraan bijdragen noodzakelijk. De wetenschappelijke literatuur leert ons dat men moet ingrijpen in die diverse stadia van het radicaliseringsproces en moet inspelen op die factoren.9

3. Niet alleen binnen de wetenschappelijke literatuur volgde grote bedrijvigheid met betrekking tot gewelddadig extremisme. In de jaren die volgden op de aanslagen van 9/11 in 2001, werden ook tal van beleidsmatige en wetgevende initiatieven genomen om de Belgische aanpak van gewelddadig extremisme te versterken. Daarnaast werden ook tal van initiatieven genomen in de praktijk om radicalisering en gewelddadig extremisme tegen te gaan, in de vorm van projecten ter

4 P. R. NEUMANN, “Introduction” in P. R. NEUMANN, J. STOIL en D. ESFANDIARY (eds.), Perspectives on

Radicalisation and Political Violence. Papers from the First International Conference on Radicalisation and Political Violence, Londen, ICSR, 2008, 62; A. KUNDNANI, “Radicalisation: the journey of a concept”, Race&Class 2012,

3-25.

5 R. COOLSAET, “Wat drijft de Syriëstrijder?”, Sampol 2015, 5-13. 6 W. LAQUEUR, “The terrorism to come”, Policy Review 2004, 51 p.

7 L. DE PELECIJN, Disengagement geradicaliseerde gedetineerden: beschrijving en evaluatie praktijk, rapport 16 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2018, 35.

8 A.P. SCHMID, “Radicalisation, De-Radicalisation, Counter-Radicalisation : A Conceptual Discussion and Literature Review”, ICCT 2013, 97; S. MALTHANER en P. WALDMANN, “The Radical Milieu: Conceptualizing the supportive social environment of terrorist groups”, Studies in Conflict & Terrorism 2014, 45 p.

9 M. DE WAELE, H. MOORS, A. GARSSEN en J. NOPPE, Aanpak van gewelddadige radicalisering in Cohiers

(12)

3 preventie van gewelddadig extremisme of ter begeleiding van voormalig gewelddadig extremisten bij hun re-integratie in de maatschappij.

4. De reden dat na de aanslagen van 9/11 meer interesse voor het fenomeen kwam, is niet ver te zoeken. Ook België bleef namelijk niet gespaard van gewelddadig extremistisch geweld. Integendeel. Naast verschillende aanslagen, kende België ook het grootste aantal vertrekkende Syriëstrijders per inwoner van Europa.10 De grootste aanslag was ongetwijfeld de aanslag op de Brusselse luchthaven en op een Brusselse metro onder de Wetstraat op 22 maart 2016. De reactie die hierop volgde was intens, zowel onder de burgers als bij de overheden. Na afloop van deze gebeurtenissen werd België door verschillende personen, in zowel binnen- als buitenland, bestempeld als een “failed state”.11 Onder andere de complexe staatsstructuur, waardoor België

moeilijk te regeren valt, werd hierbij aangewezen als problematisch. Mislukkingen op zowel politiek, justitieel, fiscaal en economisch vlak zouden het mogelijk gemaakt hebben het Brusselse Molenbeek zich ontpopte tot een terroristische broeihaard.12Om dit te weerleggen, werd op 14 april 2016 een parlementaire onderzoekscommissie Terroristische Aanslagen opgericht. De commissie kreeg als opdracht diepgaand onderzoek te verrichten naar hoe deze aanslagen hebben kunnen plaatsvinden, maar ook naar de hulpverlening aan slachtoffers, het functioneren van de bevoegde diensten en de achterliggende redenen die aan het gewelddadig extremisme ten gronde lagen. De onderzoekscommissie maakte daarnaast een analyse van het bestaande beleid en wetgeving in het kader van de strijd tegen gewelddadig extremisme.13 Op basis daarvan oordeelde de commissie dat België geen failed state is, maar dat er “alleen hier en daar wat zand in de machine zit”, aldus de heer Dewael, voorzitter van de commissie.14 Op basis van de aanbevelen van de parlementaire

10 M. DE WAELE, H. MOORS, A. GARSSEN en JANNIE NOPPE, Aanpak van gewelddadige radicalisering in

Cohiers Politiestudies jaargang 2017-1, Antwerpen, Maklu, 2017, 7-21.

11 Kamer van Volksvertegenwoordigers, “Onderzoekscommissie terroristische aanslagen 22 maart 2016, beknopt overzicht van de werkzaamheden en aanbevelingen”.

12 T. KING, “Belgium is a failed state. Brussels’ nest of radicalism is just one of the failings of a divided, dysfunctional country”, Politico, 22 maart 2016, https://www.politico.eu/article/belgium-failed-state-security-services-molenbeek-terrorism/

13 PARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIE TERRORISTISCHE AANSLAGEN, Parlementair onderzoek

belast met het onderzoek naar de omstandigheden die hebben geleid tot de terroristische aanslagen van 22 maart 3016 in de luchthaven Brussel-Nationaal en in het metrostation Maalbeek te Brussel, met inbegrip van de evolutie en de aanpak van de strijd tegen het radicalisme en de terroristische dreiging. Derde tussentijds verslag over het onderdeel “veiligheidsarchitectuur”, 15 juni 2017, nr. 1752/008,

14 Kamer van Volksvertegenwoordigers, “Onderzoekscommissie terroristische aanslagen 22 maart 2016, beknopt overzicht van de werkzaamheden en aanbevelingen”.

(13)

4 onderzoekscommissie ondergingen de wetgeving en het beleid die gewelddadig extremisme aanpakken daarna grondige veranderingen. Het is echter niet duidelijk in welke mate deze vernieuwingen volstaan om België voldoende te wapenen om gewelddadig extremisme te voorkomen en te bestraffen. Verder kan zich de vraag gesteld worden in welke mate de genomen beleidsmaatregelen en wetgevende initiatieven omtrent de fenomenen gewelddadig extremisme en de aanpak ervan gesteund zijn op wetenschappelijk onderzoek. Ten slotte is het nuttig om zich af te vragen hoe de aangenomen wetgeving en beleid beoordeeld wordt door diegenen die hiermee aan de slag gaan in de praktijk.

Onderzoeksdoelstelling

5. Dit onderzoek bestaat uit vier doelstellingen:

Ten eerste, het geven van een overzicht van belangrijke inzichten in de wetenschappelijke literatuur over de aanpak van gewelddadige extremisme.

Ten tweede, het schetsen van een overzicht van de wetgevende en beleidsmatige initiatieven met betrekking tot de aanpak van gewelddadig extremisme aangenomen sinds 2001 in België.

Ten derde, het nagaan hoe mensen uit de praktijk de huidige aanpak van gewelddadig extremisme in België evalueren.

Ten slotte, het vaststellen wat de interactie is tussen de wetgeving en het beleid en de wetenschappelijke literatuur op dit vlak.

(14)

5

Onderzoeksvragen

6. Aan deze doelstelling zal getracht worden te voldoen door middel van het beantwoorden van de volgende centrale onderzoeksvraag: “Wat is de verhouding tussen de huidige aanpak van gewelddadig extremisme in de Belgische wetgeving en beleid, de wetenschappelijke literatuur en de praktijk?”

7. Deze centrale onderzoeksvraag zal op haar beurt getracht beantwoord te worden aan de hand van de volgende deelonderzoeksvragen:

1. “Wat is gewelddadig extremisme?”

2. “Hoe manifesteert gewelddadig extremisme zich in België tussen 2001 en heden?”

3. “Wat zegt de wetenschappelijke literatuur over de aanpak van gewelddadig extremisme?” 4. “Wat was de beleidsmatige en wetgevende evolutie sinds 2001 omtrent de aanpak van gewelddadig extremisme in België?”

5. “Hoe evalueert de praktijk de huidige aanpak van gewelddadig extremisme?”

6. “Wat is de verhouding tussen de huidige aanpak in de Belgische wetgeving en in het beleid, de wetenschappelijke literatuur over de aanpak van gewelddadig extremisme en de praktijk?”

Onderzoeksmethode

8. Om dit onderzoek uit te voeren en de doelstelling, door middel van het beantwoorden van de onderzoeksvragen, te kunnen verwezenlijken wordt een drievoudige methode gehanteerd.

9. Om de eerste drie onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden wordt geopteerd voor een bureauonderzoek, meer bepaald zal het gaan om een diepgaande literatuurstudie. De literatuur zal in eerste instantie geraadpleegd worden in de universitaire bibliotheek. Daarnaast zullen ook databanken zoals Web of Science, Google Scholar en JSTOR geconsulteerd worden. Ten slotte zal in beperkte mate ook gebruik gemaakt worden van andere media, zoals krantartikels, om informatie te vergaren. Er zal dus zo goed als uitsluitend gebruik gemaakt worden van wetenschappelijke bronnen, wat de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede komt.

(15)

6 De databanken zullen gescreend worden op basis van termen zoals, “gewelddadig extremisme”, “radicalisme”, “radicalisering”, “extremisme” en “terrorisme”. De literatuurstudie beperkt zich niet tot Nederlandstalige bronnen, dus ook vertalingen van deze zoektermen zullen gehanteerd worden. De relevante wetenschappelijke literatuur wordt gedestilleerd door de bron op methodische wijze te lezen, en daarbij na te gaan of deze kan bijdragen aan de invulling van de onderzoeksvragen. Daarnaast zal ook literatuur verzameld worden door middel van de sneeuwbalmethode, waarbij gezocht zal worden op basis van een geschikte bron door de literatuurlijst van die bron te raadplegen.

10. De vierde onderzoeksvraag zal ingevuld worden door een grondige documentenanalyse van beleidsinstrumenten en wetgeving. Ter verzameling van deze bronnen worden juridische databanken zoals Jura geraadpleegd. Daarnaast zal ook informatie verzameld worden via verschillende websites van de desbetreffende overheidsinstellingen.

11. Het antwoord op de vijfde onderzoeksvraag zal beantwoord worden door middel van een beperkt empirisch onderzoek, waarbij diepte-interviews met open karakter afgenomen zullen worden met mensen die in de praktijk werken rond de aanpak van gewelddadig extremisme. De correspondenten zullen geselecteerd worden op basis van hun huidige of voormalige functie als praktijkmedewerker bij de aanpak van gewelddadig extremisme, of op basis van hun betrokkenheid bij bepaalde deradicaliserings- of disengagementsprojecten.

De interviews worden gestructureerd aan de hand van een topiclist, die toelaat een open gesprek te voeren, waarbij de kennis en expertise van de geïnterviewde centraal staat. Anderzijds laat deze methode de interviewer toe om structurering en sturing aan te brengen. De samenstelling van de topiclijst is gebaseerd op de vraag naar de evaluatie van wetgeving en beleid door de praktijk. De gesprekken worden gevoerd door middel van de online communicatietool Skype. Alvorens het interview te starten worden afspraken gemaakt in verband met de vrijwilligheid en de anonimiteit van de correspondenten. Bovendien wordt gevraagd naar een akkoord met betrekking tot de opname van het gesprek. Dit maakt het mogelijk om de gesprek achteraf nauwkeurig uit te typen, wat als voordeel heeft dat de onderzoeker tijdens de afname van het interview niet alles moet noteren. De afspraken worden door de correspondenten goedgekeurd en ondertekend aan de hand van een informed consent met bijhorende informatiebrief. Om de anonimiteit bij de uitwerking van het

(16)

7 onderzoek te waarborgen zal in het vervolg van het onderzoek naar beide personen verwezen worden met “hij”.

12. De laatste onderzoeksvraag zal ingevuld worden door te trachten een eigen kritische reflectie uiteen te zetten, op basis van de informatie verkregen uit het antwoord op de derde, vierde en vijfde onderzoeksvraag.

Beperkingen ten gevolge van COVID-19

13. De omstandigheden rond COVID-19 hadden een impact op de invulling van de vijfde onderzoeksvraag. Het leggen van contacten met mogelijke correspondenten werd bemoeilijkt. De correspondenten werden via mail of telefonisch benaderd, maar velen onder hen waren niet bereikbaar. Sommigen ondervonden zelf een hogere werklast ten gevolge van de gewijzigde omstandigheden, waardoor zij niet beschikbaar waren voor een interview. Ten gevolge van deze omstandigheden werden uiteindelijk maar twee correspondenten geïnterviewd. Het antwoord op de laatste onderzoeksvraag biedt dan ook geen sluitende weergave van de evaluatie van de wetgeving en het beleid door de praktijk, aangezien geen representatieve steekproef kon afgenomen worden. Het biedt daarentegen eerder een greep uit de werkelijkheid aan de hand van de mening deze personen.

(17)

8

2. Gewelddadig extremisme

14. Ondanks het feit dat de focus in dit werk zal liggen op het fenomeen gewelddadig extremisme, is het belangrijk te erkennen dat dit fenomeen niet te analyseren valt zonder de voorloper hiervan te bekijken.15 Om die reden wordt in dit hoofdstuk, na een uiteenzetting van het begrip gewelddadig extremisme, dieper ingegaan op het proces “radicalisering”. In het kader van deze thesis zal dit proces namelijk beschouwd worden als de weg die een individu aflegt naar het aanvaarden van het gebruik van geweld en het zelf plegen van daden van gewelddadig extremisme. Daarnaast zullen, om een goed inzicht te krijgen in dit fenomeen, een aantal verwante begrippen gekaderd worden. De termen radicaal, radicalisme, terrorisme en (gewelddadig) extremisme worden in de media en andere berichtgeving vaak door elkaar gebruikt. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat er tot op vandaag geen wettelijke of algemeen aanvaarde definities van deze begrippen bestaan. Het gebrek hieraan ligt aan de basis van veel ongefundeerde assumpties, discussies en misverstanden.16 Het is heel belangrijk te beseffen dat deze begrippen niet allemaal onder dezelfde noemer geplaatst kunnen worden. Ook voor het uitwerken van een degelijk beleid en initiatieven van counterterrorisme is het cruciaal om een wetenschappelijk gebaseerd inzicht te hebben in eerdergenoemde fenomenen. Het aanpakken van gewelddadig extremisme is op zich al een erg moeilijke opgave, maar zonder duidelijke definities is dit volgens John M. Berger zelfs zo goed als onmogelijk.17 Ten slotte zullen de begrippen deradicalisering en disengagement van gewelddadig

extremisme verklaard worden. Dit zijn de processen waarbij een individu afstand neemt van het gebruik van gewelddadig extremisme. Het is belangrijk te weten wat deze termen inhouden, gezien dit het uiteindelijke doel van de beleidsmatige en wetgevende aanpak van gewelddadig extremisme zal zijn.

15 K. BARRELLE, “Disengagement from violent extremism”, Aust. Psychol. 2018, 1-20. 16 P. R. NEUMANN, “The trouble with radicalization”, Int. Aff. 2013, 873-893.

(18)

9

2.1 Kwalificatie van geweld als gewelddadig extremisme

15. Erg belangrijk is de vraag wanneer een daad van geweld gekwalificeerd kan worden als een daad van gewelddadig extremisme. Net zoals vele andere begrippen binnen dit thema heeft “gewelddadig extremisme” geen universele definitie.

16. In artikel 8, 1°, c) van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt de notie extremisme beschreven als volgt: “racistische, xenofobe,

anarchistische, nationalistische, autoritaire of totalitaire opvattingen of bedoelingen, ongeacht of ze van politieke, ideologische, confessionele of filosofische aard zijn, die theoretisch of in de praktijk strijdig zijn met de beginselen van de democratie of de mensenrechten, met de goede werking van de democratische instellingen of andere grondslagen van de rechtsstaat. Hieronder wordt ook het radicaliseringproces begrepen”.18 Het is belangrijk te wijzen op het feit dat bij deze definitie enkel gewezen wordt op opvattingen of bedoelingen. Dit maakt dan ook het onderscheid tussen extremisme en gewelddadig extremisme. Om te kunnen spreken van gewelddadig extremisme is namelijk daadwerkelijk een vorm van fysiek geweld vereist.

In 2011 beschreef Randy Borum gewelddadig extremisme als “geweld gepleegd door een individu

en/of een groep ter nastreving van een specifieke politieke of religieuze ideologie, en deze term wordt vaak door elkaar gebruikt met de term terrorisme”.19 In een Belgische ministeriële omzendbrief van 31 januari 2014 werd gewelddadig extremisme beschreven als “geweld tegen

personen of goederen dat wordt gepleegd vanuit een ideologische, politieke of religieuze motivatie zonder dat dit echter voldoet aan de strafrechtelijke definitie van terrorisme”.20 Het onderscheid met de term terrorisme wordt later in dit hoofdstuk gemaakt.21

18 Art. 8, 1°, c) Wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, BS 18 december 1998.

19 R. BORUM, “Rethinking Radicalization”, JSS 2011, 1-6.

20 Ministeriële omz. van 31 januari 2014 betreffende de informatieverwerking ten voordele van een geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie, BS 17 februari 2014.

(19)

10

17. Hoewel deze definities niet volledig overeenstemmen, kan de harde kern van het begrip gewelddadig extremisme aangeduid worden. In het vervolg van dit werk zal geweld minstens gepleegd moet worden met het oog op een hoger ideologisch, religieus of politiek doel, om gekwalificeerd te worden als gewelddadig extremisme. Er wordt met andere woorden een ruime definitie van het begrip gehanteerd. Op die manier is het mogelijk om, ondanks het gebruik van verschillende terminologie in wetgeving, beleid en wetenschappelijke literatuur, alle initiatieven binnen de aanpak van gewelddadig extremisme in dit onderzoek te betrekken.

2.2 De verschillende uitingsvormen van gewelddadig extremisme

18. Gewelddadig extremisme is een erg ruim begrip. Niet alle manifestaties van gewelddadig extremisme kunnen echter over dezelfde kam geschoren worden. Deze vorm van geweld kan namelijk verschillende uitingsvormen aannemen, waarvan de belangrijkste hieronder uiteen gezet worden. De groeperingen zijn gebaseerd op de motivatie die gegeven wordt voor het gebruik van geweld.22 Gemeenschappelijk aan alle uitingsvormen blijft uiteraard het omarmen van het gebruik

van geweld, ter verwezenlijking van een bepaald ideologisch, religieus of politiek doel.

19. Aanhangers van links georiënteerd gewelddadig extremisme steunen het gebruik van geweld ter verwezenlijking van het afschaffen van elke vorm van hiërarchie. Zij zijn er op gericht om de ongelijke verdeling van welvaart en macht in de maatschappij te bestrijden, en keuren het niet af om hiertoe geweld te gebruiken. Hun ultieme doel is het verwezenlijken van een maatschappij waar gelijke toegang is tot economische en sociale kansen, en niemand beschikt over buitensporige rijkdommen of macht in vergelijking met anderen.23

Aanhangers van rechts georiënteerd gewelddadig extremisme streven daarentegen juist wel naar sociale ongelijkheid. Ze zijn er op gericht om de gehele politieke en economische samenleving om te zetten naar het extreem rechts model.24 Sociale hiërarchie wordt beschouwd als iets wenselijk en

22 EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend TE-SAT”, 2007, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

23 O. H. WOSHINSY, Explaining Politics: Culture, Institutions, and Political Behavior, New York, Routledge, 2008, 410.

24 EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend TE-SAT”, 2007, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

(20)

11 zelf onvermijdelijk, en het gebruik van geweld om dit doel te bereiken wordt aanvaard. Meestal zal de sociale ongelijkheid door hen gerechtvaardigd worden door tradities of natuurlijke wetten.25 De ideologie van de aanhangers van het rechts extremisme in Europa kan vaak teruggebracht worden tot het nationalisme.26

Het single issue extremisme is geweld dat erop gericht is een specifiek onderwerp of praktijk binnen een samenleving aan te vallen. Extremisten die strijden voor dierenrechten of voor het milieu vallen onder dit begrip.27

De volgelingen van religieus georiënteerd gewelddadig extremisme aanvaarden het gebruik van geweld als middel om sociale, politieke en economische veranderingen te bereiken of te vermijden, omwille van redenen gebaseerd op religieuze voorschriften.28 De meest voorkomende vorm van religieus geïnspireerd gewelddadig extremisme in onze huidige maatschappij is het islamitisch extremisme, waarnaar vaak verwezen wordt met de term jihadistisch extremisme.

Etno-nationalistisch en separatistisch extremisme ten slotte is extremisme dat erop gericht is

internationale erkenning en politieke onafhankelijkheid te verkrijgen, door middel van het gebruik van geweld. Dit gebruik van geweld valt vaak terug op nationalistische, etnische en religieuze motieven.29

25 A. HERMANS, Gewelddadig extremisme en extremistische overtuigingen, individuele verschillen en determinanten

vanuit geïntegreerd perspectief, masterproef rechten Universiteit Gent, 2015, x + 92 p.

26 EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend TE-SAT”, 2007, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

27 EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend TE-SAT”, 2008, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

28 A. HERMANS, Gewelddadig extremisme en extremistische overtuigingen. Individuele verschillen en determinanten

vanuit geïntegreerd perspectief, thesis rechten UGent, 2015, x + 92p; EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend

TE-SAT”, 2007, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

29 EUROPOL, “EU Terrorism Situation and Trend TE-SAT”, 2007, https://www.europol.europa.eu/activities-services/main-reports/eu-terrorism-situation-and-trend-report#fndtn-tabs-0-bottom-2

(21)

12

2.3 Gewelddadig extremisme vs. terrorisme

20. Ook de term terrorisme zal frequent terugkomen in dit werk. Vandaag de dag wordt elke vorm van politiek protest of gewelddadig extremisme snel bestempeld als terrorisme. Ook in wetgeving en beleid wordt soms geen nauwkeurig onderscheid gemaakt tussen deze begrippen, wat tot onduidelijkheid kan leiden. Om die reden wordt de term terrorisme hier uitgebreid uiteen gezet.

21. In verschillende definities van het fenomeen gewelddadig extremisme, die vermeld werden in deze thesis, wordt verwezen naar het begrip “terrorisme”.30 Gewelddadig extremisme is namelijk het geweld gepleegd tegen personen of goederen vanuit een ideologische, politieke of religieuze motivatie, zonder te voldoen aan de strafrechtelijke definitie van terrorisme. De strafrechtelijke definitie van terrorisme wordt gegeven in titel Iter van het Strafwetboek. Artikel 137 van het Strafwetboek luidt als volgt:

§ 1. Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

§ 2. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1, aangemerkt :

1° het opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen bedoeld in de artikelen 393 tot 404, 405bis, 405ter voor zover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 409, § 1, eerste lid, en §§ 2 tot 5, 410 voorzover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 417ter en 417quater;

2° de gijzelneming bedoeld in artikel 347bis;

3° de ontvoering bedoeld in de artikelen 428 tot 430 en 434 tot 437;

(22)

13

4° de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 521, eerste en derde lid, 522, 523, 525, 526, 550bis, § 3, 3°, in artikel 15 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;

4°/1 de onrechtmatige verstoring van een informaticasysteem en de onrechtmatige verstoring van de gegevens in een informaticasysteem, zoals bepaald in artikel 550ter, §§ 1 tot 3;

5° het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;

6° het zich door bedrog, geweld of bedreiging jegens de kapitein meester maken van een schip, bedoeld in artikel 33 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij [1 evenals de daden van piraterij bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee;

7° de strafbare feiten bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;

8° de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 510 tot 513, 516 tot 518, 520, 547 tot 549, en in artikel 14 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht; 9° de strafbare feiten bedoeld in de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;

10° de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de

(23)

14

vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;

11° de poging, in de zin van de artikelen 51 tot 53, tot het plegen van de in deze paragraaf bedoelde wanbedrijven.

§ 3. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1 eveneens aangemerkt: 1° andere dan in § 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;

2° het kapen van andere transportmiddelen dan bedoeld in het 5° en 6° van § 2;

3° het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens of radiologische of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische, radiologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van radiologische of chemische wapens;

4° het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

5° het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

6° de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in § 2 of in deze paragraaf.

22. De eerste paragraaf van dit artikel uit het Strafwetboek bepaalt aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om een misdrijf te kunnen kwalificeren als een terroristisch misdrijf. De tweede en de derde paragraaf van hetzelfde artikel bepalen welke misdrijven omgezet kunnen worden van een regulier misdrijf naar een terroristisch misdrijf, mits voldaan is aan de voorwaarden uit de eerste paragraaf. Indien niet voldaan is aan de voorwaarden van het terroristische misdrijf, maar wel sprake is van een daad van geweld gepleegd met ideologische, religieuze of politieke drijfveren, zal deze gekwalificeerd worden als gewelddadig extremisme. Terroristische daden zullen daarom altijd daden van gewelddadig extremisme zijn, maar niet omgekeerd.

(24)

15

2.4 Gewelddadig extremisme vs. radicalisme

23. Naast het verschil tussen gewelddadig extremisme en terrorisme is het belangrijk een onderscheid te maken tussen gewelddadig extremisme en radicalisme. Ook deze begrippen worden vaak, onterecht, door elkaar gebruikt. Velen zijn namelijk van meningen dat radicalisme en radicalisering, in tegenstelling tot gewelddadig extremisme, niet noodzakelijk gelijk staan aan het aanvaarden van het gebruik van geweld of het effectief gebruiken van geweld.31 Integendeel, radicalisme kan zelf een positief effect hebben op individuen en anderen motiveren om actie te ondernemen voor bepaalde nobele zaken.32 Radicaal gedachtengoed kan aan de basis liggen van een positieve evolutie. Bovendien kan iets wat radicaal geacht wordt in de ene samenleving, perfect sociaal aanvaardbaar zijn in een andere samenleving.33 Wat radicaal is, is contextgevoelig en afhankelijk van economische, politieke en sociale factoren.34 Veel basisprincipes uit onze samenleving zouden als bijzonder radicaal beschouwd worden wanneer ze geïmplementeerd zouden worden in andere samenlevingen, of een aantal decennia geleden.35 Ten slotte zullen de meeste

mensen, in bepaalde fasen in hun leven, visies navolgen die volgens anderen als radicaal ervaren zouden kunnen worden.36

24. Ook in deze thesis zal ervan uitgegaan worden dat het gebruik van geweld geen noodzakelijke voorwaarde is om te kunnen spreken van radicalisme. Dit maakt dan ook het onderscheidend kenmerk uit tussen radicalisme en gewelddadig extremisme. Waar radicalisme en radicalisering niet in se slecht of illegitiem zijn, maakt het gebruik of het aanvaarden van het gebruik van geweld wel een noodzakelijke voorwaarde uit om te kunnen spreken van gewelddadig extremisme, en is dit dus wel illegitiem.

31 K. BARRELLE, “Disengagement from violent extremism”, Aust. Psychol. 2018, 1-20.; Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019, Parl. St, 43; P. R. NEUMAN, “Trouble with radicalization”, Int. Aff. 2003, 873-893.

32 R. L. THOMPSON, “Friction: How Radicalizaition Happens to Them and Us. By Clark McCauley and Sophia Maskalenko”, JSS 2011, 195-196.

33 D. A. WINTER en G. FEIXAS, “Toward a Constructivist Model of Radicalization and Deradicalization: A Conceptual and Methodological Proposal”, Front. Psycohol. 2019, 1-11.

34 L. DE PELECIJN, W. HARDYNS, J. JANSSENS, S. DECOENE en L. PAUWELS, “Waar een wil is, is een (uit)weg? Exit in de gevangenis, processen, programma’s en aanbevelingen”, Panopticon 2018, 18-33.

35 P. R. NEUMAN, “The trouble with radicalization”, Int. Aff. 2013, 873-893.

36 D. A. WINTER en G. FEIXAS, “Toward a Constructivist Model of Radicalization and Deradicalization: A Conceptual and Methodological Proposal”, Front. Psycohol. 2019, 1-11.

(25)

16

2.5 Radicalisering: de weg naar gewelddadig extremisme?

25. Gezien een aantal relatief recente gebeurtenissen in de huidige maatschappij is het begrip radicalisering een hot topic. Voor de aanslagen van 11 september 2001 in New York kwam het begrip radicalisering, zoals het nu bestaat, niet of amper voor in de wetenschappelijke literatuur. De wetenschappelijk interesse voor het begrip steeg enorm tussen 2005 en 2007. In het Belgische politieke taalgebruik werd tot 2013 echter enkel gebruik van de term terrorisme. Pas vanaf 2013 begon het nieuwe begrippenkader zich ook op politiek niveau te ontwikkelen. Binnen dit kader wordt de ideologie beschreven als “gewelddadig extremisme”. De aanhangers hiervan worden bestempeld als “extremisten” of “radicalen” en het proces waaruit dit alles voortkomt ten slotte wordt “radicalisering” genoemd.37

26. Sinds deze nieuwe begrippen hun aantrede maakten, worden ze enorm vaak gebruikt. Al snel bleek het echter een zeer ambigu concept, dat niet zelden geleid heeft tot discussies en verwarring. De term radicalisering is na zijn ontstaan vrij snel een containerbegrip geworden, dat tal van verschillende elementen kan omvatten.38 Ten gevolge van het gebrek aan een wettelijk of vast

begrippenkader, is het in vele gevallen onduidelijk geworden wat kan verstaan worden onder dit begrip. Tal van experten hebben zich toegelegd op het analyseren, beschrijven en definiëren van het fenomeen radicalisering. Ondanks het feit dat er nog veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden bestaan, hebben verschillende onderzoeken belangrijke inzichten verschaft. In de vele definities van gezaghebbende auteurs of autoriteiten komen een aantal elementen herhaaldelijk terug. Van de volgende kenmerken kan daardoor uitgegaan worden dat zij inherent verbonden zijn aan het fenomeen radicalisering.

Ten eerste bestaat er eensgezindheid omtrent het feit dat radicalisering een proces is. Het is niet iets wat een persoon van de ene dag op de andere overkomt.39 Het bestuderen van radicalisering is dus het bestuderen van dat proces en de factoren die aan de basis van dat proces liggen. Omtrent de

37 L. COLAERT, “Inleiding. Radicalisering: complex fenomeen, ambigu beleidsconcept” in L. COLAERT (ed.),

Deradicalisering. Wetenschappelijke inzichten voor een Vlaams beleid, Brussel, Tomas Baum, 2017, 13-23.

38 R. COOLSEAT, “Wat drijft de Syriëstrijder?”, Sampol 2015, 5-13. 39 Zie ook in de verklarende modellen, randnummer 70 e.v.

(26)

17 lengte en het verloop van dat proces bestaat echter wel veel discussie. Daarnaast is ook verdeeldheid over wat ertoe kan leiden dat een individu het proces radicalisering ondergaat.40

Ten tweede wordt quasi altijd vermeld dat het proces tot gevolg heeft dat er bij het individu een

groeiende bereidheid ontstaat tot het goedkeuren, steunen of effectief zelf uitvoeren van een

bepaalde gewelddadige gedraging.41 Op dit niveau bestaan echter ook grote verschillen tussen de

definities van gezaghebbende auteurs. Men kan namelijk een onderscheid vaststellen op vlak van wat de auteurs beschouwen als de “end-points” van dat proces. Ook hierover bestaat zijn de meningen namelijk verdeeld.42 De zogenaamde “end-points” bepalen vanaf welk moment in het

proces men effectief kan spreken over radicalisering. Met andere woorden, vanaf welk moment is er een “voltooid” proces en kan men iemand bestempelen als “geradicaliseerd”.43 Volstaat hiervoor

een louter radicaal gedachtegoed, waarbij overgegaan wordt tot het goedkeuren van radicaal gedrag, of is een effectieve gewelddadige, extremistische gedraging door het individu in kwestie vereist? Het is voor een goed begrip van het concept erg belangrijk dat radicaal gedachtegoed en gewelddadig gedrag niet op eenzelfde lijn gezet worden. Door dit te doen worden tal van belangrijke nuances miskent, nuances die voor dit onderzoek cruciaal zijn.44 In veel literaire werken wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen “cognitieve radicalisering” en “gedragsmatige radicalisering”. Cognitieve radicalisering houdt het kweken van een gewelddadig gedachtegoed en radicale ideeën in, zonder noodzakelijkerwijs over te gaan tot gewelddadig extremistische acties. Om te kunnen spreken van een gedragsmatige radicalisering, is het daarentegen wel vereist dat het geradicaliseerde individu overgaat tot effectief gebruik van extremistisch geweld.45 Niet alle auteurs

40 M. VAN SAN, De onvoorspelbare terrorist. Het ‘magisch denken’ over preventie van radicalisering en de

mogelijkheden tot deradicalisering’, Brugge, Iternera, 2018, 30p.

41 D. R. MANDEL, “Radicalization: What does it mean?” in T. M. PICK, A. SPECKHARD en B. JACUCH (eds.),

Homegrown terrorism: understanding the root causes of radicalisation among groups with an immigrant heritage in Europe, Brussel, Institute of Physics Press, 2009, 111; D. WIENKE, “De school en radicaliserende leerlingen” in W.

HARDYNS en W. BRUGGEMAN (eds.), Radicalisering en terrorisme, van theorie naar praktijk, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2016, 83-102.

42 D. R. MANDEL, “Radicalization: What does it mean?”, in T. M. PICK, A. SPECKHARD en B. JACUCH (eds.),

Homegrown terrorism: understanding the root causes of radicalisation among groups with an immigrant heritage in Europe, Brussel, Institute of Physics Press, 2009, 101-113.

43 P. R. NEUMAN, “Trouble with radicalization”, Int. Aff. 2013, 873-893.

44 L. DE PELECIJN, Disengagement geradicaliseerde gedetineerden: beschrijving en evaluatie praktijk, rapport 16 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2018, 94p.

(27)

18 volgen echter deze tweedeling.46 Bovendien gaat men er vaak verkeerdelijk van uit dat cognitieve verandering een noodzakelijke, voorafgaande fase is aan de gedragsmatige verandering. Dit uit zich in verschillende theoretische verklaringsmodellen die verder in dit onderzoek worden besproken.47 Als derde kernelement kan aangeduid worden dat de bereidheid tot het goedkeuren of gebruiken van geweld gerechtvaardigd wordt door het volgen van een bepaalde ideologie door het individu. Sinds 9/11 wordt er vaak van uitgegaan dat radicalisering noodzakelijkerwijs gelinkt is met de Islam.48 Dit zou impliceren dat deze ideologie een noodzakelijke voorwaarde én de drijvende kracht

achter het proces zijn.49 Deze opvatting, die vaak voorkomt in oudere werken van gezaghebbende

auteurs, is ondertussen achterhaald.50 Steeds vaker wordt gesteld dat de focus gelegd moet worden

op de context waarbinnen dit proces tot stand kan komen. Het in acht nemen van deze context wordt ondertussen noodzakelijk geacht om een goed begrip te krijgen van het fenomeen radicalisering, wat dan weer noodzakelijk is om een goedwerkend beleid uit te werken met betrekking tot deze problematiek.51 In hoofdstuk vier zal uitgebreider ingegaan worden op wat deze context kan inhouden.

46 L. DE PELECIJN, Disengagement geradicaliseerde gedetineerden: beschrijving en evaluatie praktijk, rapport 16 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2018, 94p.

47 Zie punt 4.1.1.

48 S. RAVN, R. COOLSAET en T. SAUER, “Rethinking radicalisation: Addressing the lack of a contextual perspective in the dominant narratives” in N. CLYCK, C. TIMMERMAN, D. VANHEULE, R. VAN CAUDENBERG en S. RAVN,

Radicalisation. A Marginal Phenomenon or a Mirror to Society?, Leuven, Leuven University Press, 2019, 21-46.

49 S. RAVN, R. COOLSAET en T. SAUER, “Rethinking radicalisation: Addressing the lack of a contextual perspective in the dominant narratives” in N. CLYCK, C. TIMMERMAN, D. VANHEULE, R. VAN CAUDENBERG en S. RAVN,

Radicalisation. A Marginal Phenomenon or a Mirror to Society?, Leuven, Leuven University Press, 2019, 27.

50 R. BORUM, “Radicalization into Violent Extremism II: A Revieuw of Conceptual Models and Empeical Research”,

JSS 2012, 37-62; R. COOLSAET, “What Drives Europeans to Syria, and to IS? Insights from the Belgian Case”, Egmont

2015, 24 p; M. CRONE, “Radicalization revisited: violence, politics and the skills of the body”, Int.Aff. 2016, 587-604; A. KUNDNANI, “Radicalisation: the journey of a concept”, Race & Class 2012, 3-25; A.P. SCHMID, “Radicalisation, De-Radicalisation, Counter-Radicalisation : A Conceptual Discussion and Literature Review”, ICCT 2013, 97 p; M. SEDGWICK, “The Concept of Radicalization as a Source of Confusion”, Terrorism and Political Violence 2010, 479-494.

51 S. RAVN, R. COOLSAET en T. SAUER, “Rethinking radicalisation: Addressing the lack of a contextual perspective in the dominant narratives” in N. CLYCK, C. TIMMERMAN, D. VANHEULE, R. VAN CAUDENBERG en S. RAVN,

(28)

19

27. Het is dus duidelijk dat tot op heden geen gangbare, algemeen aanvaarde definitie van radicalisering bestaat. In het Actieplan Radicalisering, opgesteld door de Belgische federale overheid, dat later in dit werk nog uitvoerig besproken zal worden, werden de volgende werkdefinities voor deze begrippen ontwikkeld.52

Radicalisme:

“Het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), eventueel het hanteren van ondemocratische methodes (middel), die een afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).” Meer algemeen wordt radicalisme

in dit Actieplan geformuleerd als: “de bereidheid om de uiterste consequentie van een

denkwijze te aanvaarden en in daden om te zetten.”

Radicalisering:

“Een proces waarbij een individu of groep van individuen op dusdanige wijze wordt beïnvloed dat dit individu of deze groep van individuen mentaal gevormd wordt of bereid is tot het plegen van terroristische handelingen.”53

Dit zijn erg ruime definities, die gericht zijn op alle vormen van radicalisme. Zij hebben betrekking op zowel het verkondigen en verspreiden van ophitsende taal, racistische ideeën als extremistische meningen. Het hebben van radicale meningen en opvattingen wordt echter niet strafbaar geacht. Radicale handelingen die onwettelijke of gewelddadige acties impliceren zijn uiteraard wel strafbaar, maar volgens de hier gehanteerde definities zouden dergelijke acties dan onder het begrip gewelddadig extremisme vallen. Gezien in dit werk de focus ligt op het fenomeen gewelddadig extremisme en de aanpak daarvan in België, zal echter pas sprake zijn van een voltooid proces van radicalisering wanneer het individu over gaat tot het plegen van daden van gewelddadig extremisme.

52 Het actieplan radicalisme 2015, 14 december 2015.

53 Art. 3, 15° Wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, BS 18 december 1998.

(29)

20 Het gebruik van gewelddadig extremisme wordt met andere woorden gezien als het end-point van het radicaliseringsproces, en radicalisering wordt beschouwd als het proces dat voorafgaat aan een daad van gewelddadige extremisme.

2.6 Deradicalisering en disengagement van gewelddadig extremisme

28. In het onderzoeksveld van gewelddadig extremisme wordt vaak meer focus gelegd op de vraag hoe mensen betrokken raken bij gewelddadige organisaties en activiteiten en welke factoren leiden tot gewelddadig gedrag, dan op de vraag hoe afstand genomen wordt van dit type criminele praktijken.54 Begrippen als deradicalisering en disengagement kwamen de laatste jaren wel meer en meer op de wetenschappelijke agenda, waardoor deze leemte reeds gedeeltelijk werd ingevuld. Nationaal en internationaal doken een groot aantal maatregelen op ter bestrijding van radicalisering. Deze maatregelen trachten geradicaliseerde individuen te ondersteunen of te motiveren bij het proces waarbij ze zich afkeren van extremistische groeperingen.55 Om de inspanningen die geleverd

worden ter bestrijding van gewelddadig extremisme ten volle te benutten, is het belangrijk om inzicht te hebben in de wetenschappelijke betekenis van begrippen als deradicalisering en disengagement.

29. Hierbij is het in de eerste plaats het belangrijk in te zien dat deradicalisering en disengagement, net zoals radicalisering, een proces uitmaken. Maar deze processen kunnen niet simpelweg beschouwd worden als het omgekeerde proces van radicalisering.56 Daarnaast is het ook belangrijk om een onderscheid te maken tussen deze twee begrippen. Deze worden soms onterecht door elkaar gebruikt, maar dekken niet dezelfde lading.

54 J. HORGAN, “Deradicalization or Disengagement? A Process in Need of Clarity and a Counterterrorism Initiative in Need of Evaluation”, PoT 2008, Vol 2 No 4.

55 D. KOEHLER, “Een typologie van ‘deradicaliserings’programma’s”, in L. COLAERT (ed.), Deradicalisering.

Wetenschappelijke inzichten voor een Vlaams beleid, Brussel, Tomas Baum, 2017, 65-78.

56 L. DE PELECIJN, Disengagement geradicaliseerde gedetineerden: beschrijving en evaluatie praktijk, rapport 16 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2018, 31-37.

(30)

21 2.6.1 Radicalisering versus deradicalisering en disengagement

30. Zoals net besproken kunnen we deradicalisering en disengagement niet eenvoudigweg bekijken als de omgekeerde processen van radicalisering. Hierover bestaat in de wetenschappelijke literatuur echter geen eensgezindheid. Zo zijn er aanhangers van het feit dat deradicalisering wel beschouwd moet worden als het loutere omgekeerde van het proces tot gewelddadige deradicalisering. De Significance Quest-theorie bijvoorbeeld, gaat ervan uit dat het engagement voor de eerder hooggewaardeerde, extremistische doelen en waarden wegvalt en nieuwe doelen en waarden in de plaats komen.57 Uiteraard staan de processen niet volledig los van elkaar. Er zijn een

aantal verbanden tussen de instap- en exit-bewegingen van geradicaliseerde individuen.58

31. Een gelijkenis die bestaat tussen de verschillende processen is dat deradicalisering en disengagement, net zoals radicalisering, als een individuele ontwikkeling kunnen beschouwd worden. Opnieuw kan er sprake zijn van een cognitieve opening, uitgelokt door bepaalde omstandigheden, waardoor een persoon tot inzicht kan komen.59 Uit een onderzoek bij 22 ex-terroristen bleek dat telleurstelling in de groepsleiders de grootste aanzet is tot het verlaten van de terroristische groep. Daarnaast worden ook teleurstelling in de groepsleden, burn-out en overmatig gebruik van geweld genoemd als motivator om de gewelddadig extremistische groepering te verlaten.60 Nadat dit soort gebeurtenissen gezorgd heeft voor een ‘opening’, is het individu vatbaarder voor de push- en pullfactoren die deradicalisering en disengagement tot gevolg kunnen hebben. In het vierde hoofdstuk van dit onderzoek wordt verder ingegaan op deze push- en pullfactoren.

57 A.W. KRUGLANSKI, J.J. BELANGER, M.J. GELFAND, R. GUNARATNA, M. HETIARACHCHI, F. REINARES, E. OREHEK, J. SASOTA en K. SHARVIT, “Terrorism – A (Self) Love Story. Redirecting the Significance Quest Can End Violence”, American Psychologist 2013, 559-575.

58 K. BARRELLE, “Pro-integration: disengagement from and life after extremism”, Behavioral Sciences of Terrorism

and Political Aggression 2015, London, Routledge, 129-142.

59 L. DE PELECIJN, Disengagement geradicaliseerde gedetineerden: beschrijving en evaluatie praktijk, rapport 16 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2018, 94p.

60 K. BARRELLE, “Pro-integration: disengagement from and life after extremism”, Behavioral Sciences of Terrorism

(31)

22 2.6.2 Deradicalisering versus disengagement

32. Het is erg belangrijk het onderscheid tussen deradicalisering en disengagement voor ogen te houden. Dit onderscheid wordt doorgaans in de literatuur gemaakt. In wetgeving en beleid wordt echter voornamelijk gebruik gemaakt van de term deradicalisering, die dan gebruikt wordt als verzamelterm voor alle maatregelen en initiatieven binnen de aanpak van gewelddadig extremisme.61 Er bestaat nochtans grote eensgezindheid in de literatuur dat deradicaliseren van geradicaliseerde individuen vaak een onhaalbaar doel is. Het is daarentegen wél haalbaar om disengagement na te streven.62

33. Men kan spreken van disengagement wanneer een gedragsverandering kan vastgesteld worden die inhoudt dat er een verminderd gebruik of afwezigheid van gebruik van geweld is. Dit gaat echter niet noodzakelijk gepaard met een verandering van overtuiging.63 Men kan dus nog steeds een bepaalde ideologie blijven navolgen. Om te kunnen spreken van deradicalisering daarentegen, is deze verandering in overtuiging wel strikt vereist.64 Het is niet omdat personen hun gedrag veranderen, in die zin dat zij niet langer criminele daden plegen of niet langer behoren tot een terroristische groep, dat zij ook automatisch hun radicale ideeën laten varen. Wil een beleid dus een haalbaar doel nastreven, dan zullen zij moeten werken naar disengagement, eerder dan deradicalisering. Toch wordt in vele beleidsdocumenten nog steeds gesproken over deradicalisering, wanneer het gaat over de strijd tegen gewelddadig extremisme en terrorisme.65 Onderzoek wijst uit dat deze gedragsverandering op termijn wel een invloed kan hebben op de identiteit en het waarden- en normensysteem van het individu, waardoor op die manier toch veranderingen in de ideologische overtuiging van het individu plaatsvinden.66 Deradicalisering zou het logische gevolg van disengagement kunnen zijn. Er bestaat dus een verhouding tussen de verandering in gedrag en de

61 T. BJORGO en J. HORGAN, Leaving Terrorism Behind: Individual and Collective Disengagement, New York, Routledge, 2009, 310.

62 VAN SAN, M. , De onvoorspelbare terrorist. Het ‘magisch denken’ over preventie van radicalisering en de

mogelijkheden tot deradicalisering, Brugge, Iternera, 2018, 30p; informatie Sigrid Raets.

63 L. DE PELECIJN, W. HARDYNS, J. JANSSENS, S. DECOENE, L. PAUWELS, “Waar een wil is, is een (uit)weg? Exit in de gevangenis, processen, programma’s en aanbevelingen”, Panopticon 2018, 18-33.

64 T. BJORGO en J. HORGAN, Leaving Terrorism Behind: Individual and Collective Disengagement, New York, Routledge, 2009, 310.

65 Actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

66 L. DE PELECIJN, W. HARDYNS, J. JANSSENS, S. DECOENE, L. PAUWELS, “Waar een wil is, is een (uit)weg? Exit in de gevangenis, processen, programma’s en aanbevelingen”, Panopticon 2018, 18-33.

(32)

23 verandering in ideologie, maar deze is erg complex.67 In het vervolg van dit onderzoek zal om bovenstaande redenen, met uitzondering van de terminologie gebruikt in wetgevende en beleidsinstrumenten, gesproken worden over disengagement eerder dan deradicalisering.

67 L. DE PELECIJN, W. HARDYNS, J. JANSSENS, S. DECOENE, L. PAUWELS, “Waar een wil is, is een (uit)weg? Exit in de gevangenis, processen, programma’s en aanbevelingen”, Panopticon 2018, 18-33.

(33)

24

3. Manifestaties van gewelddadig extremisme in België

34. Om een diepgaand inzicht te krijgen in het fenomeen gewelddadig extremisme, is het belangrijk te weten wat de huidige stand van de problematiek is. Om die reden wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van de belangrijkste manifestaties van gewelddadig extremisme gepleegd in België of gelinkt aan het Belgisch grondgebied. Het jaar 2001 wordt hierbij als startpunt van het overzicht genomen, aangezien in dat jaar de aanslagen van 11/9 plaatsvonden in New York. Deze aanslagen hadden een enorme impact over de hele wereld, ook in België en de rest van Europa. Resultaten van de Eurobarometer tonen aan dat het onveiligheidsgevoel in Europa met betrekking tot terrorisme sindsdien sterk is toegenomen.68 Het is ook vanaf dat moment dat de Belgische en Europese overheden de bestrijding van gewelddadig extremisme als prioritair zijn beginnen aanschouwen.69

35. Om te bepalen wanneer iets onder de noemer manifestatie van gewelddadig extremisme valt, zal eerst en vooral gekeken moeten worden naar de definitie van gewelddadig extremisme die in het vorige hoofdstuk van dit onderzoek uiteen gezet werd. Gewelddadig extremisme werd hier gekwalificeerd als het geweld gebruikt met het oog op het verwezenlijken van een religieus, ideologisch of politiek doel, en als de eindfase van het radicaliseringsproces. Manifestaties hiervan zullen binnen het kader van dit onderzoek niet enkel effectieve aanslagen uitmaken, maar ook andere strafbare feiten gelinkt aan gewelddadig extremisme. Zo zal het rekruteren van jongeren voor extremistische groeperingen ook onder de noemer manifestatie van gewelddadig extremisme vallen, gezien dit feiten zijn die gepleegd worden met het oog op het gebruik van gewelddadig extremisme. Om dit fenomeen aan te pakken moet men namelijk niet enkel vermijden dat aanslagen gepleegd kunnen worden, maar moet men trachten alle activiteiten die hiermee gelinkt zijn te bestrijden.

36. Het overzicht gegeven in dit hoofdstuk maakt geen exhaustieve lijst uit. Het beperkt zich tot de gebeurtenissen die de grootste impact hebben gehad, en hierdoor ook de grootste veranderingen in wetgeving en beleid met zich hebben meegebracht. Bovendien bevat dit overzicht enkel daden die duidelijk aansluiten bij een politieke, religieuze of andere ideologische stroming, en dus

68 Kadernota Integrale Veiligheid, 30 maart 2004. 69 Kadernota Integrale Veiligheid, 30 maart 2004.

Afbeelding

Figuur 7 - Radicalisering als een proces 167
Figuur 8 - De trap naar terrorisme 169
Figuur 9 - Four stage model to a terrorist mindset 172
Figuur 10 - Het piramidemodel 174
+3

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat de basis voor antisociaal gedrag, zeker indien dit gewelddadig van aard is, bij velen (indien niet reeds in aanleg aanwezig) vooral wordt

Wanneer we de diverse typen van geweldsmisdrijven gepleegd door minderjarige daders apart bekijken, dan blijkt dat het aantal diefstallen met geweld/ afpersing stijgt van 54 in

van een initiatierite binnen een gewelddadige radicale of  terroristische organisatie.  (5)

De townships hier staan bekend als ANC-bastions, maar de hostels, de barakken van de trekarbeiders in de open ruimte tus- sen de woonwijk en de spoorlijn, zijn bolwerken van

Maar wanneer Osama Bin Laden op basis van zijn eigen religieuze overtuiging aanslagen laat plegen, dan heeft dat volgens veel mensen niets met zijn religieuze overtuiging te

Dit onderzoek heeft aan de hand van een literatuurscan, twee surveys, een expertmeeting en twee individuele gesprekken met experts gekeken naar welke onderwerpen op het gebied

Dit onderzoek heeft aan de hand van een literatuurscan, twee surveys, een expertmeeting en twee individuele gesprekken met experts gekeken naar welke onderwerpen op het gebied

Based on a synthesis between our research results from the literature scan and the findings from the experts, we have come to a selection of subjects that are topical within