• No results found

Een educatieve determineersleutel voor lokale melkzwammen op maat van studenten biologie in Oost-Afrika

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een educatieve determineersleutel voor lokale melkzwammen op maat van studenten biologie in Oost-Afrika"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN EDUCATIEVE

DETERMINEERSLEUTEL VOOR

LOKALE MELKZWAMMEN OP MAAT

VAN STUDENTEN BIOLOGIE IN

OOST-AFRIKA

Aantal woorden: 7.551

Marie Froyen

Studentennummer: 01703034

Promotor: Prof. dr. Annemieke Verbeken

Verkorte Educatieve Masterproef (9SP) voorgelegd tot het behalen van de graad van de Educatieve Master in de wetenschappen en technologie, afstudeerrichting biologie

(2)

Een educatieve determineersleutel

voor lokale melkzwammen

op maat van studenten biologie in Oost-Afrika

Studentennummer: 01703034

Promotor: Prof. dr. Annemieke Verbeken

Educatieve Masteropleiding

Verkorte Educatieve Masterproef (9SP) voorgelegd tot het behalen van de graad van de Educatieve Master in de wetenschappen en technologie, afstudeerrichting biologie

Academiejaar: 2019 - 2020

(3)

Voorwoord

Mieke, ik richt me in de eerste plaats tot jou. Dank je wel dat je nog een jaartje mijn promotor wilde zijn en dat ik op deze manier, naast het lesgeven, toch weer met melkzwammen mocht en kon bezig zijn. Ik vond het fijn dat ik met mijn onderzoek kon aansluiten op de thesis van vorig jaar, een jaar van heel hard werken met en rond Afrikaanse melkzwammen en met een prachtige expeditie naar Zambia als hoogtepunt. Dank je wel voor je hulp, je ervaring, je advies, je kennis en je bezieling. Ik blijf jou en de melkzwammen een warm hart toedragen.

Eva en Kris, ik ben heel blij dat we de weinige tijd die we hadden naast de lessen en de stages vaak samen spendeerden. Ik kijk met een fijn gevoel terug op onze avondlijke thee-momentjes en hoe we samen yoga deden om onze hoofden leeg te maken. Het was fijn ‘samen’ te werken wanneer we er op ons eentje minder zin in hadden. Ook toen COVID-19 plots de regelmaat kwam verstoren, kon ik steeds bij jullie terecht, zij het dan niet meer in Gent, maar online.

Jana, bedankt voor je feedback bij het nalezen van de thesis. Jammer dat ik Gent en het kotleven plots moest achterlaten. Ik had zo graag samen met jou en Eva mijn studentenleven op een aangename manier willen afsluiten. Desondanks ben ik heel dankbaar dat ik ook thuis op je kon rekenen. Bedankt voor de lieve attenties en berichtjes. Ze deden me echt deugd!

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord Corona preambule Abstract Inleiding ... 1 Onderwijs in Afrika ... 1 Mycologie en onderwijs ... 2

De verscheidenheid aan identificatiesleutels ... 4

Een herwerkte sleutel voor melkzwammen van Oost-Afrika ... 5

Onderzoeksdesign ... 6 Interne consistentie ... 6 Externe consistentie... 9 Creativiteit ... 9 Realisme ...10 Resultaten ...11 Discussie ...15

De selectie van soorten ...15

Het ontwerp van de sleutel ...18

Conclusie ...21

(5)

Corona preambule

Om verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te vertragen, werden op grond van advies van wetenschappelijke experts, verstrengde maatregelen getroffen. Onderzoeksactiviteiten in de universitaire gebouwen werden stopgezet met een licht gewijzigde verderzetting van de thesis tot gevolg. De bibliotheek van de afdeling mycologie was niet meer toegankelijk waardoor monografieën, veldgidsen, sleutels en kleurencodes niet meer konden geraadpleegd worden. Dit impliceerde vanaf dat moment een overschakeling op vooral internetbronnen. Het opstellen van de identificatiesleutel, het leermiddel waar dit onderzoek zich op richt, was bijna rond, maar mist nu de laatste verfijning tot afronding. De kleurstalen van Kornerup and Wanscher (1981) konden niet worden toegevoegd aan de sleutel. De kleur van een vruchtlichaam is echter één van de determinatiekenmerken die een rol speelt bij het uitsleutelen van de specimens. Om de kleur zo goed mogelijk te visualiseren werden daarom de duidelijkste kleurfragmenten uit bestaande foto’s van verse specimens gelicht.

(6)

Abstract

Deze studie beoogt het ontwerp van een determineersleutel voor inheemse Oost-Afrikaanse melkzwammen. Daarbij werd vertrokken van de geüpdatete ‘Fungus Flora of Tropical Africa’ (Verbeken & Walleyn, 2010). Waar deze monografie met identificatiesleutel zich voornamelijk richt op een publiek van experts, wil de nieuwe identificatiesleutel een leermiddel zijn op maat van studenten hoger onderwijs biologie. Bij de ontwikkeling van deze tool werden verschillende type identificatiesleutels met elkaar vergeleken en werd er met oog op de doelgroep en op basis van de bruikbaarheid geopteerd voor een polychotome single-access sleutel. Voor het doorlopen van het ontwerpproces werd de strategie ‘Onderwijskundig ontwerpen: Het ontwerp als basis voor leermiddelenontwikkeling’ van Hoobroeckx and Haak (2002) gehanteerd.

(7)

1

Inleiding

Onderwijs in Afrika

Onderwijs is de sleutel tot ontwikkeling en via onderwijs kan armoede bestreden worden. Een (betere) opleiding geeft toegang tot (beter) werk en opgeleide ouders verbeteren de situatie van hun kinderen: beter voedsel, vaccinaties, meer veiligheid… (Simoens, 2012; UNESCO Platform Vlaanderen, 2017).

De kwaliteit van het onderwijs in Afrika is vaak bedroevend slecht. Er is een groot tekort aan leerkrachten (UNESCO, 2013; UNESCO Platform Vlaanderen, 2016) die bovendien vaak slecht opgeleid worden en onderbetaald zijn. De gebruikte lesmethodes en boeken zijn verouderd. Daarnaast ontbreekt vaak de nodige infrastructuur. Leerlingen zitten in overvolle klaslokalen en scholen beschikken niet altijd over gepaste sanitaire voorzieningen. Elektriciteit is niet overal voorhanden (Simoens, 2012; UNESCO Platform Vlaanderen, 2016; Verlinden, 2019).

Ook naar school gaan is niet altijd vanzelfsprekend. De weg die de leerlingen moeten afleggen van thuis naar school is vaak lang en gevaarlijk. 19% van de lagere schoolkinderen in Sub-Sahara Afrika wordt door hun ouders de toegang tot basisonderwijs ontzegd (UNESCO Institute for Statistics, 2019). Opvallend is dat er beduidend minder meisjes naar school gaan. Bovendien beëindigen meisjes hun opleiding vaak voortijdig (Don Bosco, 2019; UNICEF, 2018). In vergelijking met 2 miljoen jongens, gaan in Sub-Sahara Afrika 4 miljoen meisjes nooit naar school (UNESCO Institute for Statistics, 2019). Voorts kost naar school gaan geld. Armoede, geslacht, de afstand tussen woonst en school, taal en etniciteit zijn factoren die bepalend zijn voor een hoge schooluitval in Afrika (Don Bosco, 2019; Simoens, 2012; UNICEF, 2018).

Op vlak van secundair onderwijs hinkt Afrika ver achterop (Fig. 1). Slechts 36% van de jongeren ten zuiden van de Sahara krijgt de kans secundair onderwijs te volgen en ook hier weer is er een kloof tussen jongens en meisjes (Mondiaal Nieuws, 2017; Plan international, 2019). Hoewel er een verbetering te zien is, blijkt de toegang tot hoger onderwijs in Sub-Sahara Afrika ook moeilijk te zijn (African Union, 2014; Kigotho, 2019). Het beheersen van basisvaardigheden uit het lager- en secundair onderwijs zou als voorwaarde gesteld moeten worden voor toegang tot hoger (universitair) onderwijs. Daarnaast zouden overheden moeten zorgen dat sociale ongelijkheden betreffende gender, geografie en etniciteit verminderen. Naast het feit dat inschrijvingen aan de universiteiten te elitair zijn, worden aangeleerde vaardigheden en de vereiste vaardigheden op de arbeidsmarkt niet op elkaar afgestemd. Te veel studenten kiezen voor beroepen waarvan de markt reeds verzadigd is (Kigotho, 2019).

(8)

2

Fig. 1. Educatief beeldmateriaal in een secundaire school in Malawi. Links een wereldkaart gekregen als geschenk uit België, rechts eigen tekeningen.

Naast inspanningen om onevenwichtigheden te corrigeren, blijven beleid, kwaliteit, informatieverstrekking en bekwaam personeel hier een heikel punt. Het ontbreekt Afrika aan middelen en financiën. Afrika heeft op vlak van onderwijs hervormingen en investeringen nodig (African Union, 2014; Knack, 2017).

Mycologie en onderwijs

Als derde wereldgebied kampt Afrika met armoede en overbevolking, met een enorme druk op het milieu en op zijn reeds beperkte voedselbronnen. Paddenstoelen vormen voor miljoenen mensen een belangrijke rol van voedsel en inkomen (Gryzenhout, Jefwa, & Yorou, 2012; Plantentuin Meise, 2014). Het zijn bijna uitsluitend vrouwen die aan het begin van het regenseizoen samen met hun kinderen, vaak meisjes, eetbare paddenstoelen verzamelen. De kinderen worden op jonge leeftijd door hun moeder naar het veld gebracht om paddenstoelen te plukken en kennis te vergaren over eetbaarheid. De paddenstoelen worden op lokale markten en langs bermen vers, gedroogd of gekookt verkocht (Fig. 2). De belangrijkste soorten die worden verzameld zijn vertegenwoordigers van de ectomycorrhiza-genera Lactifluus,

Lactarius, Russula, Amanita en Cantharellus en het in associatie met termieten levende genus Termitomyces. Kennis over paddenstoelen wordt nog steeds mondeling doorgegeven aan

(9)

3

Fig. 2. Wilde eetbare paddenstoelen worden verhandeld op lokale markten.

Er zijn zeer weinig biodiversiteitgegevens over paddenstoelen in Afrika. Inventarissen, databanken, monografieën en rode lijsten over paddenstoelen zijn bijna onbestaand. Mycologie is er een bedreigde discipline. Er zijn nagenoeg geen middelen en experts om paddenstoelen te determineren. Het nijpende tekort aan taxonomen veroorzaakt ernstige problemen in relatie tot het evalueren, het beschermen en het delen van de mycologische rijkdom. Stilaan beginnen overheden, onderzoekers en niet-gouvernementele organisaties dit te beseffen (Plantentuin Meise, 2015). Toonaangevend onderzoek is essentieel voor de uitbouw van mycologie. Mycologie zou de uitdaging kunnen aangaan om problemen aan te pakken betreffende voedselveiligheid, ziektes en milieu en moet gepromoot worden als een specifiek wetenschappelijk veld. Daarnaast moeten er relevante onderwijs- en onderzoeksprojecten aangeboden worden om (postdoctorale) studenten aan te trekken en aan te moedigen. Jonge talentvolle mensen moeten bekwame mycologen kunnen worden (Gryzenhout et al., 2012). Op deze manier kunnen ze bijdragen aan de algemene kennis over tropische paddenstoelen, maar ook aan een duurzaam beheer van paddenstoelen in bosbouw, landbouw en milieu. Er is nood aan onderzoek naar het gebruik van paddenstoelen als voedselbron, hun medicinale nut, parasitaire microfungi op planten en etnomycologie in plattelandsgemeenschappen (Piepenbring & Yorou, 2017).

Voorts moet er voor mycologie internationaal meer samengewerkt worden, aangezien Afrika zelf een relatief beperkte capaciteit heeft. Er is continu advies, opleiding en vorming nodig van ervaren mycologen, experts en mentoren. Vandaag is die kans er echter méér dan vroeger. Communiceren, netwerken en samenwerken kennen geen grenzen meer (Gryzenhout et al., 2012; Piepenbring & Yorou, 2017).

(10)

4

De verscheidenheid aan identificatiesleutels

Onderzoek naar diversiteit vraagt geschikte systemen om organismen te identificeren en te classificeren (in de juiste groep plaatsen gebaseerd op fylogenie of verwantschap met andere organismen). Zo vormt een identificatiesleutel een eenvoudig hulpinstrument dat de gebruiker in staat stelt een organisme te determineren en indien de sleutel een fylogenetische sleutel is ook te classificeren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een reeks vragen of keuzes betreffende macro- en/of microscopische kenmerken van het te bestuderen specimen. Iedere stap biedt de keuze tussen twee of meerdere contradictorische statements waarvan slechts één geldig is (Atlas of living Australia, 2019; Hagedorn, Rambold, & Martellos, 2010). Voor het ontwerp van de sleutel bestaan er verschillende mogelijkheden. Zoekkaarten bijvoorbeeld, kunnen erg handig zijn in het veld, omdat tekst en beeld in één oogopslag informatie bieden. Dichotome en polychotome sleutels zijn klassieke identificatie-instrumenten die veelvuldig gebruikt worden. Deze sleutels bieden bij elke stap ofwel 2 keuzemogelijkheden (dichotoom) of meerdere keuzemogelijkheden (polychotoom). De ‘Fungus Flora of Tropical Africa volume 2’ (Verbeken & Walleyn, 2010) en ‘Guide des champignons France et Europe’ (Eyssartier & Roux, 2011) bevatten respectievelijk dichotome en polychotome identificatiesleutels. In 2019 verscheen in ‘Fungi of Temperate Europe’ (Laessoe & Petersen) een innovatieve sleutelvorm: de ‘fungal wheel’. Door middel van een vergelijkend wiel, aangereikt met foto’s en illustraties, kan de gebruiker op een erg toegankelijke en snelle manier determineren. Deze aantrekkelijke invulling van een identificatiesleutel is nog erg nieuw, maar wordt goed onthaald. Verder wordt er nog een onderscheid gemaakt tussen single-access, multi-access en multi-entry sleutels. Bij een single-access sleutel ligt de volgorde van de reeks te beantwoorden vragen voor iedere soort op voorhand vast. Men start bij het begin en volgt de door de auteur vastgelegde weg. Deze variant van sleutel is onder andere terug te vinden in de ‘Fungus Flora of Tropical Africa volume 2’. Hiertegenover staat de multi-access sleutel, waarbij de gebruiker de volgorde van de te beantwoorden kenmerken zelf bepaalt. Bij iedere stap selecteert de gebruiker een kenmerk uit een vooropgestelde lijst en kiest hiervoor het correcte statement. In tegenstelling tot de multi-access sleutel, geeft de multi-entry sleutel enkel bij de eerste stap de keuze uit verschillende startpunten afhankelijk van de gekozen eigenschap. Hierop volgt ofwel een single-access sleutel ofwel een oplijsting van soorten zoals gegeven in een veldgids, waardoor de multi-entry sleutel als een hybride van de single-access sleutel en multi-access sleutel gezien kan worden. Vaak worden de termen multi-access en multi-entry sleutels door elkaar gebruikt (Atlas of living Australia, 2019; Hagedorn et al., 2010). Een voorbeeld van een multi-access sleutel is de ‘Online synoptic key to the species of Russula in North America’ (Kibby & Fatto, 2010).

(11)

5 Identificatiesleutels zijn steeds ontworpen voor een beperkt geografisch gebied. Daarbuiten zijn ze niet functioneel. Verder kunnen klassieke identificatiesleutels geen oplossing bieden voor de zogenaamde cryptische soorten die men niet kan determineren zonder DNA-analyse (Leonard, 2018).

Een herwerkte sleutel voor melkzwammen van Oost-Afrika

De oorspronkelijke sleutel van de ‘Fungus Flora of Tropical Africa volume 2’ (afgekort als FFTA), die alle reeds beschreven melkzwammen van tropisch Afrika omvat, is een sleutel voor experts en daardoor moeilijk toegankelijk. Om tegemoet te komen aan het opleidingsniveau van studenten hoger onderwijs biologie en amateurmycologen werd een nieuwe praktische sleutel ontworpen die zich beperkt tot de meest voorkomende melkzwammen in Oost-Afrika. Deze sleutel kan ook nuttig kan zijn voor een deel van de Afrikaanse bevolking, vb. de vrouwen die paddenstoelen inzamelen en verkopen, bosbouwers, etc. Een betrouwbare identificatie is in het belang van de hele gemeenschap (eetbare versus niet-eetbare paddenstoelen, medicinale mogelijkheden, monitoring van ecosystemen…). Door middel van een gebruiksvriendelijke sleutel die afgestemd is op de doelgroep, kan het observatievermogen getraind worden en het identificatieproces versneld worden. Deze sleutel behandelt melkzwammen uit het Zambezische miombo woodland, d.i. één van de drie fytogeografische ecoregio’s van Sub-Sahara Afrika gedefinieerd volgens White (1983) en gelegen in Oost-Afrika. Het gebruik van deze polychotome single-access sleutel is erg eenvoudig. Door het toevoegen van enkele eenvoudige, geselecteerde afbeeldingen wordt de sleutel nog gebruiksvriendelijker.

(12)

6

Onderzoeksdesign

Voor het realiseren van de identificatiesleutel werd de strategie uit het handboek ‘Onderwijskundig Ontwerpen: Het ontwerp als basis voor leermiddelenontwikkeling’ van auteurs Hoobroeckx and Haak (2002) gevolgd. Beiden waren destijds verbonden aan het onderwijskundig advies-bureau van de vakgroep onderwijskunde, Universiteit Utrecht. De systematische ontwerpcyclus die wordt vooropgesteld, vormt een goede leidraad met een duidelijke beschrijving van het volledige ontwerpproces. De identificatiesleutel voor Oost-Afrikaanse melkzwammen werd ontwikkeld aan de hand van de vier pijlers waarop een goed ontwerp berust volgens deze strategie:

interne consistentie: het plan is geschikt om het doel te bereiken. Doel en

leermiddelen worden op elkaar afgestemd en vloeien voort uit het leerprobleem (systematische benadering).

externe consistentie: het ontwerp wordt door alle actoren geaccepteerd en als een

geschikt leermiddel ervaren (relationele benadering).

creativiteit: het leermiddel vormt het beste alternatief.

realisme: het plan is te realiseren binnen de gestelde randvoorwaarden.

Interne consistentie

Het systematisch ontwerpproces van Hoobroeckx and Haak (2002) bestaat uit zes stappen: de leernoodzaak vaststellen, het gewenste gedrag analyseren, de leerdoelen bepalen, de leerstof/leerdoelen ordenen, het didactisch vormgeven en het evalueren.

Ontwerpstap 1: de leernoodzaak vaststellen

Het identificeren en beschrijven van paddenstoelen is een vaardigheid die studenten na hun opleiding nuttig zouden kunnen aanwenden in lokale gemeenschappen. De traditionele kennis van mycologie neemt van generatie op generatie af terwijl paddenstoelen een belangrijke voedselbron vormen voor de gemeenschap. Momenteel zijn veel aangeleerde vaardigheden aan universiteiten in (Sub-Sahara) Afrika niet relevant en niet afgestemd op de vereiste vaardigheden van de arbeidsmarkt (Kigotho, 2019). Afrika heeft echter wereldwijde connecties en samenwerkingsverbanden voor mycologisch onderzoek. Voor pre- en postdoctorale studies doen Afrikaanse studenten vaak onderzoek in buitenlandse onderzoeksgroepen. Het is belangrijk dat ze hun expertise terug brengen naar eigen gemeenschappen. Een degelijke basiskennis van mycologie met aandacht voor lokale ondersteuning is noodzakelijk. Een

(13)

7 identificatiesleutel voor Oost-Afrikaanse melkzwammen op maat van de studenten is maar een kleine tool, maar kan een aanzet zijn tot het ontwerpen van meerdere sleutels en andere leermiddelen.

Ontwerpstap 2: het gewenste gedrag analyseren

De oplossing ligt in het ontwikkelen van een vereenvoudigde sleutel. Vertrekkend van de sleutel van de FFTA, die vooral gericht is op experts, werd een nieuwe sleutel ontworpen die zich beperkt tot de meest voorkomende melkzwammen in Oost-Afrika. De nieuwe identificatiesleutel is toegankelijker gemaakt voor studenten.

Het ontwerp van de identificatiesleutel is afgerond, maar moet nog getest worden in het veld. Aangezien het uittesten van een sleutel op vers materiaal dient te gebeuren tijdens het regenseizoen, kan dit voor Oost-Afrika pas begin 2021. Het ontwerp kan daarna bijgestuurd worden.

Ontwerpstap 3: de leerdoelen bepalen

De leerdoelen kunnen als volgt beschreven worden:

Leerdoel 1: De studenten kunnen aan de hand van een identificatiesleutel de meest voorkomende Oost-Afrikaanse melkzwammen determineren.

Leerdoel 2: De studenten kunnen volledig autonoom en onafhankelijk werken.

Leerdoel 3: De studenten kunnen hun eindresultaat controleren aan de hand van een geïllustreerde monografie (FFTA).

Een polytome single-access sleutel is daar het geschikte leermiddel voor; eenvoudig in gebruik, praktisch in het veld en verduidelijkt met illustraties en foto’s. Het is een meerwaarde om de sleutel zowel op papier als digitaal aan te bieden. Ter controle dienen de resultaten vergeleken te worden met een tweede determinatie en/of aan de hand van de FFTA.

Ontwerpstap 4: de leerstof/leerdoelen ordenen

De leerdoelen uit ontwerpstap 3 staan in volgorde van het bereiken ervan. Het leren hanteren van de polytome identificatiesleutel is het eerste doel.

Determineren is een individualiserende werkvorm. De studenten worden gestuurd onder leiding van de docent als coach. Ze schakelen tijdens veldwerk en practica volgens eigen tempo over van begeleid zelfstandig leren naar autonoom en onafhankelijk werken. Leerdoel 1 en 2 kunnen vervolgens ook gelijktijdig bereikt worden.

(14)

8 Leerdoel 3, het toetsen van de resultaten aan een monografie of een tweede determinatie ter controle is de afsluiter in de opbouw van leerdoelen.

Ontwerpstap 5: het didactisch vormgeven

Het didactisch vormgeven start met het bepalen van de regio waarvoor de sleutel zal moeten dienen en de soorten die moeten opgenomen worden. Hiervoor werd geopteerd voor de meest voorkomende en herkenbare melkzwammen van Oost-Afrika. Uit de soortenlijst van de FFTA, die bestaat uit 113 soorten, werden nog 53 soorten weerhouden. Hiervan werden sommige soorten samengevoegd in groepen, hetzij omdat ze een soortcomplex vormen, hetzij omdat deze soorten determineren meer microscopische ervaring vereist. Hierdoor levert de sleutel nog 45 mogelijke uitkomsten.

De terminologie werd zo eenvoudig mogelijk gehouden en moeilijkere termen werden in een voetnoot verduidelijkt. Microscopische kenmerken werden tot een minimum herleid en foto’s en illustraties werden toegevoegd ter ondersteuning van de tekstuele beschrijvingen. Deze visuele ondersteuningen omvatten foto’s van de plaatjes (met melk), de kleur en textuur van de hoed, illustraties van de vorm van het vruchtlichaam, de vorm en ornamentatie van de sporen, de schikking van de plaatjes en de vorm van de cystiden.

De sleutel is door deze ingrepen studentvriendelijker dan de FFTA en is vooral eenvoudig in gebruik. Doordat paddenstoelen een voorname voedselbron zijn in Afrika en kennis van mycologie dreigt verloren te gaan, zullen de vaardigheden, de kennis en attitudes die de studenten ontwikkelen door deze tool te gebruiken, ook nuttig zijn voor de lokale gemeenschap. Naast studenten is de sleutel ook interessant voor amateurmycologen en andere geïnteresseerden.

Aan de hand van deze sleutel kunnen de determinatievaardigheden ontwikkeld worden waarmee relevante soorten uit de omgeving van de student worden herkend. De studenten doorlopen identificatieprocedures en trainen de eraan gekoppelde mycologische terminologie. Ze krijgen tevens door veldwerk en practica meer inzicht in het bouwplan van paddenstoelen. De studenten worden gecoacht door docenten en assistenten en kunnen zelfstandig de sleutel hanteren.

Ontwerpstap 6: het evalueren

Deze stap werd nog niet doorlopen. Het regenseizoen, het moment waarop de vruchtlichamen van melkzwammen ontwikkelen, viel niet binnen het tijdskader van de thesis. De evaluatie zou pas ten vroegste mogelijk zijn begin 2021. Bijsturen vanuit ervaring in situ kon dus niet gebeuren. Wel werd de sleutel meermaals gecontroleerd en bijgestuurd door prof. dr.

(15)

9 Annemieke Verbeken, professor mycologie aan de UGent en hoofd van de Research Group Mycology van de UGent. Een evaluatie op de vier niveaus volgens de strategie van Hoobroeckx and Haak (2002), nl. op reactie-, leer-, gedrag- en resultaatniveau heeft nog niet kunnen plaatsvinden.

Externe consistentie

Bij een relationele benadering worden alle actoren betrokken en hun opmerkingen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Alle actoren moeten het ontwerp immers als relevant ervaren. Hierdoor vult de externe consistentie de interne consistentie aan.

Tien jaar geleden werd de ‘Fungus Flora of Tropical Africa on Lactarius’ gepubliceerd (Verbeken & Walleyn, 2010), het resultaat van een grondige studie van de diversiteit van dit genus, dat o.a. in tropisch Afrika één van de belangrijkste ectomycorrhiza-vormende genera vertegenwoordigt (Froyen, 2019). Deze flora maakte van de melkzwammen één van de best gedocumenteerde groepen van macrofungi in Afrika. In 2019 werd een grondige update gedaan om de positie als best gedocumenteerde groep in ere te houden met als resultaat een naslagwerk over melkzwammen in tropisch Afrika met identificatiesleutels, beschrijvingen van morfologische kenmerken, tekeningen, foto’s, ecologie… (Froyen, 2019). Als auteur van de eerste versie van de FFTA en als promotor van de vernieuwde versie van de FFTA, volgde prof. dr. A. Verbeken het ontwerp van deze identificatiesleutel op. Met haar als collega-actor en haar grondige kennis van veldwerk in Afrika werd de sleutel op regelmatige basis besproken en aangepast.

Creativiteit

Naast de keuze voor een conventioneel leermiddel is er de mogelijkheid om door middel van een creatieve benadering een conventionele oplossing te overstijgen. Echter, omwille van de zeer gestructureerde vorm van een identificatiesleutel is een compromis vinden voor de vormgeving niet voor de hand liggend. In samenwerking met actor, prof. dr. A. Verbeken werden de mogelijkheden van de verschillende sleuteltypes afgewogen. De identificatie-sleutel gekoppeld aan de FFTA is een dichotome identificatie-sleutel. Voor de nieuwe identificatie-sleutel werd voor het polytome type gekozen. Zowel dichotome als polytome sleutels zijn vrij klassieke determinatiesleutels die handig zijn in gebruik. Door de keuze voor een polytome sleutel, kan het aantal stappen gereduceerd worden. Beide sleutels zijn ook zeer geschikt als veldsleutel wanneer digitale sleutels niet ingezet kunnen worden. De papieren sleutels zijn praktisch en handig transporteerbaar.

(16)

10

Realisme

Het ontwerp van het leermiddel moet te realiseren zijn, rekening houdend met een aantal grenzen en randvoorwaarden. Zowel de kwaliteiten als de beperkingen moeten in het oog gehouden worden.

Het ontwerp van de sleutel is zeker realiseerbaar, maar het stoot op dit moment op enkele tijdelijke beperkingen. Een eerste praktische beperking is het feit dat de sleutel niet tijdig kon getest worden in Afrika. Het regenseizoen is voorbij en de mogelijkheid is er niet de sleutel te gaan uittesten in situ. Het probleem kan zich echter snel zelf oplossen, namelijk bij de start van het nieuwe regenseizoen. Een andere beperking, waar weliswaar een oplossing voor gezocht werd, was de plotse aanwezigheid van COVID-19. Doordat er geen toegang meer was tot de bibliotheek van de afdeling mycologie konden de kleurstalen van Kornerup and Wanscher (1981) niet gebruikt worden in de sleutel. Deze kleurstalen waren nodig om de kleuren te visualiseren van de hoed en steel van sommige soorten. Om toch op kleur te kunnen determineren werden fragmenten gelicht uit foto’s van de desbetreffende melkzwammen. Verder, is het niveau van het Afrikaans hoger onderwijs erg moeilijk in te schatten. Documentatie hieromtrent is voornamelijk te vinden in rapporten van Unicef, UNESCO en andere non-profitorganisaties. Mycologie als wetenschapsdomein is er een bedreigde discipline en over mycologie als vakgebied binnen het Afrikaans onderwijs zijn amper gegevens te vinden. Een lokaal bezoek had een beter inzicht kunnen bieden.

Ondanks deze beperkingen, is de sleutel een hoopgevend onderwijskundig ontwerp dat een consistente en voor alle betrokkenen relevante oplossing biedt. Via dit leermiddel kan er een aanzet gegeven worden tot determinatie van melkzwammen met tot doel het integreren van kennis en vaardigheden naar de bredere gemeenschap.

(17)

Resultaten

11

PRACTICAL KEY TO INDIGENOUS SPECIES OF MILKCAPS IN

EASTERN AFRICA

1. Fruitbody closed with spores developing inside the fruitbody, developing and remaining in the soil, possibly emerging at the soil surface (a) . L. angiocarpus Fruitbody with cap that does not expand to expose gills, but with a normally

developed stipe, developing above ground (b)... L. dolichocaulis

Fruitbody with normally developed stipe and gills, developing above ground (c) .... 2

2. Stipe with a distinct or fugacious ring (a) ... 3

Stipe without a ring (b) ... 5

3. Pileipellis1 very thin, greyish orange to brownish orange (a) ... Lf. heimii Pileipellis remarkably thick, yellowish white to yellowish brown (b) ... 4

4. Spore ornamentation well developed, up to 1 m high (a) ... ... Lf. annulatoangustifolius Spore ornamentation faint, mostly less than 0.2 m high (b) ... Lf. velutissimus 5. Spore print and mature gills chocolate brown; cap greasy to viscid ... ... L. chromospermus Spore print white to yellowish or pale pinkish, at most pale brown; cap dry or viscid 6 6. Flesh turning black (sometimes first reddish then black) (a) ... 7

Flesh and milk clearly turning brown (b) ... 11

Flesh unchanging or slightly changing to another colour ... 12

7. Spores ornamented with low warts or ridges, up to 0.5 m high (a) ... 8

Spores with winged ornamentation, up to 2 µm high (b) ... 9

8. Cap brownish ochre to orange reddish; flesh becoming reddish, then blackish (a) .... ... Lf. rubroviolascens Cap pale buff; flesh becoming red, then lilac and finally strongly blackening (b) ... ... Lf. denigricans

(18)

12 9. Cap olivaceous ochraceous brown to dark brown; milk soon cream to greyish, finally

bluish black (a) ... L. melanogalus Cap greyish yellow to brownish orange or yellowish brown; milk soon blood-red,

finally buff to cream (b) ... 10

10. Spores ellipsoid (a) ... L. orientalis Spores globose to subglobose (b) ... L. baliophaeus 11. Fruitbody small; cap yellowish white to pale yellow, up to 30 mm diam. (a) ... ... Lf. nonpiscis Fruitbody larger; cap yellowish brown to brownish orange or light brown, between 60 and 150 mm diam. (b) ... Lf. phlebonemus-brunnescens-group 12. Cap orange, and with circular zones when moist; gills with hair-like projections; stipe becoming narrower towards the base, with several cavities inside (a) ... ... Lf. aurantiifolius Not with this combination of characters ... 13

13. Taste of the flesh immediately burning acrid ... 14

Taste of the flesh different, acrid after a while or not remarkable ... 16

14. Cap with a remarkable difference in colour between centre and outer zone, brownish orange in the centre, buff to cream at the margin (a) ... Lf. urens Cap pale yellow to cream or greyish orange, often darker in the centre (b) ... 15

15. Gills pale yellow to orange yellow, usually 3 gills that do not reach the stipe (of 2 unequal lengths) between every 2 gills that do reach the stipe (a) ... ... Lf. aureifolius Gills cream, anastomosing near both the stipe and the margin (b) .... Lf. acrissimus 16. Cap white to cream or beige to greyish (a) ... 17

Cap orange to red or brick red (red brown) (b) ... 20

Cap yellow to orange-yellow (c) ... 26

Cap (dull) brown (d) ... 34

17. Cap with strongly hairy margin ... L. barbatus Cap without hairy margin ... 18

18. Taste of the flesh soap-like, disgusting ... L. saponaceus Taste of the flesh acrid, but disappearing soon ... Lf. emergens Taste mild or not remarkable ... 19

(19)

13 19. Gills very distant, edge concolorous; spores 7.5–10 µm high (a) .... L. rumongensis

Gills quite dense, edge dark grey to dark brown; spores 5.3–7.1 µm high (b) ... ...L. pusillisporus

20. Milk watery or white, unchanging when drying ... 21 Milk watery or white, changing violet or purplish to greyish when drying ... 25 Milk white, changing blue-green when drying ...Lf. cyanovirescens Milk white, becoming ochraceous when drying ... Lf. chamaeleontinus Milk white, changing pale brownish red to brown when drying ... ... Lf. tanzanicus-volemoides-group 21. Stipe concolorous to cap, very contrasting with the white to cream gills ... 22

Stipe differently coloured than cap ... 23 22. Small species; cap < 3 cm diam. ... Lf. roseolus Larger species; cap > 4 cm diam. ... Lf. ruvubuensis

23. Cystidia2 with thickened walls abundant and emerging from the hymenium3 (a) .... 24 Cystidia absent in the hymenium ... Lf. rubiginosus

24. Spores on average 12 µm long and 9 µm broad ... Lf. carmineus Spores smaller ... Lf. gymnocarpoides-group

25. Cap dark orange or pinkish brown; margin of cap often irregularly lobulate4 (a) ... ... Lf. medusae Cap brownish to brick-coloured; margin of cap with concentrical wrinkles (b) ... ... Lf. kigomaensis-subkigomaensis-group

26. Milk transparent to white, unchanging when drying ... 27 Milk white, changing pale brownish red or brown when drying ...

... Lf. tanzanicus-volemoides-group Milk white, changing blue-green when drying ...Lf. cyanovirescens Milk white, becoming ochraceous when drying ... Lf. chamaeleontinus 27. Small species, cap not exceeding 30 mm. diam. ... 28 Cap exceeding 30 mm diam., only smaller when young ... 29 28. Cap concentrically zonate5 when fresh ... L. subamarus Cap concolorous ... Lf. gymnocarpoides-group 29. Taste of the flesh first mild, then acrid after a while ... ... Lf. sesemotani-laevigatus-brachystegiae-group Taste of the flesh first acrid, but disappearing soon ... Lf. emergens Taste of the flesh mild to slightly bitter ... 30 30. Stipe exceptionally firm to even hard ... Lf. edulis Stipe fragile to relatively firm ... 31

31. Stipe more or less concolorous to cap ... 32 Stipe differently coloured than cap ... 33

2 sterile, differentiated, terminal element in the hymenium 3 spore-bearing layer of the gills

4 consisting of small lobes

(20)

14 32. Cap typically rupturing into small felty fields; gills very dense ... Lf. densifolius

Cap smooth; gills distant ... Lf. luteopus 33. Cap two-zoned, yellow to cream at the margin, orange in the centre .. Lf. flammans

Cap with no remarkable difference in colour between margin and centre ... ... Lf. gymnocarpoides-group 34. Small species, cap not exceeding 45 mm diam. ... 35 Cap often exceeding 45 mm diam., only smaller when young ... 36

35. Cap with regular, radial grooves which start in the centre (a) ... L. sulcatulus Cap with regular, radial grooves near the margin (b) ... L. tenellus

36. Milk white, changing brown ... L. pulchrispermus Milk white, unchanging ... 37 37. Gill edge coloured dark grey to dark brown ... L. pusillisporus Gill edge no different colour than gills ... 38

38. Stipe colour lighter than cap colour, with a clearly delimited paler zone just beneath the gills (a) ... L. atro-olivinus Stipe colour lighter than cap colour, without a clearly delimited paler zone just beneath the gills ... L. xerampelinus

Stipe same colour as cap or darker ... 39

39. Fruitbody up to 5 cm high; cap up to 7 cm diam.; common miombo woodland species, growing in the sparse litter of open patches ... L. kabansus Fruitbody up to 9 cm high; cap up to 12 cm diam.; miombo woodland species

(21)

15

Discussie

De selectie van soorten

Bij de aanvang van het onderzoek werd geopteerd voor een sleutel die enkel Oost-Afrikaanse melkzwammen zou behandelen. Waar de FFTA volledig tropisch Afrika beslaat, zou de nieuwe sleutel slechts een deel van dit geografisch gebied omvatten. Als gevolg van een knip in de functionele regio van de sleutel, kon de soortenlijst van de FFTA, bestaande uit 113 soorten, fors gereduceerd worden tot 57 soorten. De basis waarop beslissingen tot elimineren of behouden werden genomen, gebeurde in samenspraak met prof. dr. Annemieke Verbeken. Veel voorkomende soorten en tevens zeer populaire eetbare soorten zoals Lactarius

kabansus Pegler & Piearce, Lactarius tenellus Verbeken & Walleyn, Lactifluus edulis

(Verbeken & Buyck) Buyck… vormen een belangrijk onderdeel van de sleutel (Lactarius wordt vanaf hier afgekort als L., Lactifluus als Lf.).

Om de sleutel gebruiksvriendelijker te maken en toch tegemoet te komen aan de doelgroep konden enkele zeldzame soorten, namelijk Lactifluus indusiatus (Verbeken) Verbeken, Lf.

nodosicystidiosus (Verbeken & Buyck) Buyck, Lf. pruinatus (Verbeken & Buyck) Verbeken en Lf. phlebophyllus (R. Heim) Buyck worden weggelaten. Lactifluus indusiatus is een zeldzame

soort die slechts 3 keer werd aangetroffen, Lf. pruinatus is enkel gekend van zijn typelocatie en Lf. nodosicystidiosus en Lf. phlebophyllus komen voor zover geweten enkel voor in Madagaskar. Van beiden werden er ook slechts 3 exemplaren genoteerd.

Hoewel Lactarius angiocarpus Verbeken & U. Eberh.en L. dolichocaulis (Pegler) Verbeken & U. Eberh. enkel gekend zijn van hun typelocatie, werd er weloverwogen gekozen deze soorten alsnog in de sleutel op te nemen omwille van hun in het oog springende morfologische kenmerken. De vruchtlichamen van beide soorten wijken namelijk sterk af van die van een doorsnee melkzwam. Lactarius angiocarpus heeft een gesloten vruchtlichaam dat zich ondergronds ontwikkelt en daar ook volgroeid aanwezig blijft. Lactarius dolichocaulis heeft een hoed met locules in plaats van plaatjes. Deze zeer uitgesproken kenmerken vormen daarom de eerste stap van het determinatieproces. Een stap die snel en zonder enige twijfel doorlopen kan worden en waarbij de gebruiker (onbewust) toch leert dat niet alle melkzwammen de typisch agaricoïde vorm hebben, een belangrijke inzicht dankzij recente moleculaire analyses dat ook geldt voor alle andere groepen van traditionele plaatjeszwammen.

Na de selectieprocedure restten er dus nog 53 soorten, waarvan nog enkele werden gegroepeerd. Deze groepen vormen ofwel een soortcomplex, waar een identificatiesleutel geen oplossing voor kan bieden, of bevatten soorten die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn zonder een getraind oog. Vijf zulke groepen werden gevormd, waardoor de sleutel

(22)

16 uiteindelijk nog 45 mogelijke uitkomsten biedt. De vijf groepen van Oost-Afrikaanse melkzwammen die niet verder werden uitgesleuteld, worden hieronder besproken.

Lf. gymnocarpoides-groep

De soorten Lactifluus longisporus (Verbeken) Verbeken, Lf. pseudogymnocarpus (Verbeken) Verbeken, Lf. gymnocarpoides (Verbeken) Verbeken en Lf. pumilus (Verbeken) Verbeken vormen één groot complex binnen Lf. subg. Pseudogymnocarpi. Ze delen gelijkaardige morfologische kenmerken en zijn daardoor moeilijk van elkaar te onderscheiden in het veld (De Crop, 2016). Enkel van de soort Lf. longisporus, werd het holotype gesequeneerd. Specimens kunnen hierdoor niet aan de juiste soort toegewezen worden (Fig. 3).

Fig. 3. Detail van de fylogenetische boom van Lactifluus subg. Pseudogymnocarpi gebaseerd op ITS: het

(23)

17

Lf. phlebonemus-brunnescens-groep

Lactifluus brunnescens (Verbeken) Verbeken vormt een soortcomplex met Lf. phlebonemus

(R. Heim & Gooss.-Font.) Verbeken. Specimens die geïdentificeerd worden als één van deze twee soorten, splitsen op in meerdere clades. Omdat sequenties van beide types ontbreken, kunnen determinaties niet bevestigd worden (Fig. 4).

Fig. 4. Detail van de fylogenetische boom van Lactifluus subg. Gymnocarpi gebaseerd op ITS: het

Lf. phlebonemus-complex.

Lf. laevigatus-sesemotani-brachystegiae-groep

De soorten Lactifluus laevigatus (Verbeken) Verbeken, Lf. sesemotani (Beeli) Buyck en Lf.

brachystegiae (Verbeken & C. Sharp) Verbeken werden in de sleutel gegroepeerd omwille van

hun macroscopische gelijkenissen. De drie soorten hebben een gelijkaardige hoedkleur, een milde smaak die na een tijd scherp wordt, eenzelfde kleurrange van melk, eenzelfde schikking van de lamellen… De groep vormt geen complex, maar de soorten van elkaar onderscheiden vereist microscopische expertise. Zo zouden de soorten bijvoorbeeld onderscheiden kunnen worden aan de hand van de hoogte van de ornamentatie van de basidiosporen en de vorm van de pleuropseudocystidia. Het gebruik van deze kenmerken in de sleutel werd echter gemeden, tenzij bij uitgesproken verschillen tussen soorten.

Lf. tanzanicus-volemoides-groep

Ook Lactifluus tanzanicus (Karhula & Verbeken) Verbeken en Lf. volemoides (Karhula) Verbeken zijn erg gelijkend op verscheidene vlakken: een gelijkaardige hoedkleur, melk die (licht) bruinrood verkleurt, een vergelijkbare geur en smaak, context die niet verkleurt… Hierdoor maakt de sleutel geen onderscheid tussen beide soorten, hoewel de morfologische verschillen wel degelijk aanwezig zijn. De terminale elementen van de pileipellis van Lf.

tanzanicus zijn dikwandig (tussen 1 en 3 µm) en de sporen zijn breed ellipsoid tot ellipsoid. De

terminale elementen van Lf. volemoides daarentegen zijn iets minder dikwandig en de sporen zijn ellipsoid tot elongaat. Deze kleine microscopische verschillen werden echter buiten

(24)

18 beschouwing gelaten bij het opstellen van de sleutel om het eenvoudige gebruik te garanderen.

Lf. kigomaensis-subkigomaensis-groep

Macroscopisch zijn de soorten Lactifluus kigomaensis De Crop & Verbeken en Lf.

subkigomaensis De Lange & De Crop niet van elkaar te onderscheiden. Microscopisch kan

men een verschil merken in pileipellistype. Lactifluus kigomaensis heeft namelijk een lampropalisade, terwijl Lf. subkigomaensis een lamprotrichoderm bezit. Verder is de spore-ornamentatie meer reticulaat dan bij Lf. subkigomaensis (De Lange et al., 2018). Deze groep vormt opnieuw geen soortcomplex aangezien morfologische verschillen aanwezig zijn en het typemateriaal gesequeneerd is. Daar beide soorten moeilijk te onderscheiden zijn, werden ze samen gezet in één groep. Beide soorten zijn eetbaar en worden verkocht op lokale markten.

Het ontwerp van de sleutel

Het opteren voor een polychotome single-access sleutel werd voorafgegaan door voor- en nadelen van een aantal type sleutels af te wegen.

In de aanvangsfase van het onderzoek werd even overdacht een zoekkaart te ontwikkelen. Een zoekkaart focust voornamelijk op de veelvoorkomende en gemakkelijk te identificeren soorten, waardoor men bij het determineren relatief snel tot een uitkomst komt. De tekstuele informatie wordt hierbij tot een minimum beperkt en wordt ondersteund door illustraties en foto’s. Door het eenvoudige gebruik van de zoekkaart in het veld kan een groter publiek bereikt worden, maar is de identificatie niet altijd accuraat (Leonard, 2018). Bovendien is een zoekkaart eerder geschikt voor kinderen en/of minder gekwalificeerde personen dan de doelgroep voor dit project. Ook zijn de statements die nodig zijn in iedere stap om soorten te onderscheiden, vaak gebaseerd op meerdere kenmerken die een verfijnde beschrijving vergen. De relatief uitgebreide determinatiestappen in een zoekkaart gieten, zou ten koste gaan van het overzicht.

Een sleutel voor Oost-Afrikaanse melkzwammen moet als doel hebben de gebruiker zo snel en ongecompliceerd mogelijk tot de correcte soortnaam te begeleiden. Om hier aan tegemoet te komen, werd gekozen voor een sleutel zonder fylogenetische onderbouw. Een fylogenetische sleutel voor Oost-Afrikaanse melkzwammen zou namelijk niet realistisch zijn, aangezien recent moleculair onderzoek heeft aangetoond dat opvallende morfologische kenmerken zoals het type vruchtlichaam en kleurreactie van de melk niet altijd een sterk fylogenetische signaal hebben, terwijl die natuurlijk juist wel heel goed werken als

(25)

19 identificatietool. Om een fylogenetische sleutel te ontwikkelen zouden dus combinaties van (al dan niet moeilijk te onderscheiden) kenmerken gezocht moeten worden voor het onderscheiden van subgenera en/of secties (De Crop et al., 2017). Hierdoor zou de sleutel zijn doel voorbij schieten.

Bij een fungal wheel volgens Laessoe and Petersen (2019) wordt elke functionele groep in een cirkelvormig diagram gegoten dat de onderzoeker op weg helpt naar een correcte identificatie. Een sleutel in de vorm van een determinatiewiel is visueel heel interessant, zeker voor amateurmycologen of studenten in opleiding. Een sleutel ontwerpen op deze manier vraagt dan ook zeer duidelijk beeldmateriaal dat bij het vormgeven in functie van het doel geselecteerd of aangemaakt wordt. Een groot deel van de reeds bestaande en beschikbare foto’s van melkzwammen in Oost-Afrika was echter niet geschikt om tot een visueel sterke sleutel te komen. Zo ontbraken bijvoorbeeld foto’s van de verkleuring van de melk, een zeer bruikbaar kenmerk voor het opbouwen van een wiel. Verder zou er al snel overgeschakeld moeten worden op microscopische kenmerken voor het indelen van het wiel, hetgeen tot een minimum beperkt diende te worden. Bovendien is het logisch dat een determinatiewiel meer geschikt is voor het onderscheiden van heterogene functionele groepen dan voor het onderscheiden van Oost-Afrikaanse melkzwammen.

Bij het gebruik van een dichotome of polychotome sleutel wordt een reeks vragen beantwoord in een welbepaalde volgorde. De ontwerper van de sleutel kan hierdoor een logische opbouw hanteren. Het gebruik van de dichotome/polychotome sleutel wordt echter bemoeilijkt wanneer men het antwoord op een stap niet weet. Oorzaken hiervan kunnen onder andere beschadigde structuren van het vruchtlichaam of incorrecte interpretaties van kenmerken zijn. Aangezien er maar één mogelijke ‘weg’ is naar het vinden van de juiste soortnaam, kan dit het verdere verloop van het correct determineren belemmeren (Hardwick, 2010; Leonard, 2018).

Waar bij de single-access sleutel (dichotoom of polychotoom) de gebruiker iedere vraag moet kunnen beantwoorden om tot een juiste determinatie te komen, vertrekt een multi-access/multi-entry sleutel vanuit de kenmerken waar de gebruiker het meest over weet. Hierdoor laten multi-access/multi-entry sleutels toe dat moeilijker te observeren kenmerken omzeild kunnen worden door te opteren voor de meest uitgesproken kenmerken van het specimen (Hardwick, 2010). Toonaangevend voor deze benadering is de mycoloog Geoffrey Kibby, die aan enkele categorieën zoals hoedkleur, hoedoppervlak, geur, etc. een letter koppelt. Na het doorlopen van de categorieën vormen de letters een code. Deze code verwijst de gebruiker door naar een verkorte dichotome sleutel die enkele complexere stappen omvat of onmiddellijk de oplossing biedt. De meeste multi-access/multi-entry sleutels zijn echter online tools, die omwille van het automatiseren steeds populairder worden. Wanneer

(26)

20 bijvoorbeeld een nieuwe soort wordt ontdekt, kan een multi-access/multi-entry sleutel sneller worden bijgewerkt dan een single-access sleutel (Leonard, 2018). Multi-access/multi-entry sleutels zijn gemakkelijk in gebruik en relatief accuraat, maar complex om te ontwikkelen. Het voordeel van een papieren sleutel is zijn eenvoud, zijn compacte draagbaarheid bij veldwerk en het feit dat er geen computer, software en internet beschikbaar moet zijn bij gebruik (Hardwick, 2010). In Afrika kan dit laatste argument niet alleen bij veldwerk, maar ook tijdens praktijk determineersessies doorslaggevend zijn. Internet is namelijk nog steeds niet vanzelfsprekend en ook stroomstoringen komen regelmatig voor (Fischer, 2019). Opteren voor een computerondersteunde multi-access/multi-entry sleutel zou voor dit project dan ook een minder goede keuze zijn. In papieren vorm worden multi-acces/multi-entry sleutels al snel erg uitgebreid en zijn daardoor ook minder geschikt voor veldwerk. Hierdoor en omwille van de moeilijkheidsgraad van het ontwerpproces, werd voor een single-access sleutel gekozen. Wanneer men echter vastloopt op moeilijk te observeren kenmerken, gaat deze keuze ten koste van het gebruiksgemak. De afweging tussen dichotoom en polychotoom werd eveneens genomen vanuit de compactheid van het ontwerp. Omdat bij een polychotome sleutel het aantal opties per stap hoger ligt dan bij een dichotome sleutel, kan het aantal stappen gereduceerd worden, waardoor de sleutel ingekort wordt (Leonard, 2018). Om extra ondersteuning te bieden, werden kenmerken gevisualiseerd aan de hand van foto’s en illustraties.

De perfecte identificatiesleutel bestaat niet. Ieder type sleutel heeft zijn voor- en nadelen en de overweging tussen de verschillende types dient gemaakt te worden in functie van het doelpubliek van de sleutel (Leonard, 2018). Verder is het ook belangrijk dat de gebruiker een monografie ter beschikking heeft om zijn geïdentificeerd specimen te toetsen aan een soortbeschrijving.

(27)

21

Conclusie

Deze studie heeft geleid tot een ontwerp van een educatieve determineersleutel voor lokale melkzwammen als leermiddel voor biologiestudenten in Oost-Afrika. Voor het ontwikkelen van dit leermiddel werd de strategie ‘Onderwijskundig ontwerpen’ van Hoobroeckx and Haak (2002) toegepast. Volgens deze strategie berust een goed ontwerp op vier pijlers, namelijk interne consistentie, externe consistentie, creativiteit en realisme. Hierbij wordt volgens een systematische benadering een plan opgesteld om vanuit het leerprobleem, het doel en het leermiddel op elkaar af te stemmen. De actoren accepteren het ontwerp als een geschikt leermiddel dat het beste alternatief vormt en realiseerbaar is binnen de gestelde randvoorwaarden. De vooropgestelde systematische ontwerpcyclus heeft geleid tot een polychotome single-access sleutel. Rekening houdend met een aantal voorwaarden zoals compactheid en regelmatig onderbroken toegang tot het Internet, werd dit type sleutel geprefereerd boven andere types. De melkzwammen die in de sleutel werden opgenomen, zijn veel voorkomende en/of zeer herkenbare fungi uit Oost-Afrika die geselecteerd werden uit de recent geüpdatete ‘Fungus Flora of Tropical Africa’ (Verbeken & Walleyn, 2010). Er werden 53 soorten weerhouden die naast een beschrijving van vooral macroscopische en enkele microscopische kenmerken visuele ondersteuning krijgen aan de hand van illustraties en foto’s. Omdat de oorspronkelijke determineersleutel eerder geschikt is voor experts, werd een vereenvoudigde en studentvriendelijke variant ontwikkeld. Deze tool dient ter ondersteuning van het aanleren van vaardigheden bij identificatie van lokale melkzwammen. Verder kan de sleutel de expertise overdragen aan de gemeenschap, waar de traditionele kennis van generatie op generatie afneemt terwijl paddenstoelen een belangrijke voedselbron vormen voor de bevolking. Een degelijke kennis van mycologie met aandacht voor lokale ondersteuning is noodzakelijk.

(28)

22

Literatuurlijst

African Union. (2014). AU Outlook on Education Report - East African Community. Retrieved from

http://www.adeanet.org/sites/default/files/au_outlook_report_eac_english_version_20 14_web.pdf

Atlas of living Australia. (2019). What are species identification keys? . Retrieved from

https://support.ala.org.au/support/solutions/articles/6000195860-what-are-species-

identification-keys-De Crop, E. (2016). Global phylogeny and evolutionary history of the genus Lactifluus. (PhD), Ghent University, Ghent.

De Crop, E., Nuytinck, J., Van de Putte, K., Wisitrassameewong, K., Hackel, J., Stubbe, D., . . . Verbeken, A. (2017). A multi-gene phylogeny of Lactifluus (Basidiomycota,

Russulales) translated into a new infrageneric classification of the genus. Persoonia,

38, 58–80. doi:10.3767/003158517X693255

De Lange, R., De Crop, E., Delgat, L., Tibuhwa, D., Baribwegure, D., & A., V. (2018).

Lactifluus kigomaensis and L. subkigomaensis: two look-alikes in Tanzania. Mycoscience, 59, 371–378. doi:https://doi.org/10.1016/j.myc.2018.02.004

Don Bosco. ( 2019). Waarom recht op onderwijs? [Press release]. Retrieved from

https://www.donbosco.be/nieuws/waarom-recht-op-onderwijs

Eyssartier, G., & Roux, P. (2011). Le guide des champignons France et Europe: Belin. Fischer, K. (2019). Online Classrooms Look to Improve Higher Education Across Africa, but

Face Skepticism. The New York Times.

Froyen, M. (2019). Towards the best documented ectomycorrhizal group of tropical Africa -

Updating the Fungus Flora of Tropical Africa on Lactarius. (Master’s dissertation

submitted to obtain the degree of Master of Science in Biology), Ghent University, Gryzenhout, M., Jefwa, J. M., & Yorou, N. S. (2012). The status of mycology in Africa: A

document to promote awareness. IMA Fungus, 3(1), 99-102.

Hagedorn, G., Rambold, G., & Martellos, S. (2010). Types of identification keys. Tools for

Identifying Biodiversity: Progress and Problems, 59-64.

Hardwick, S. (2010). Electronic polytomous and dichotomous keys to the genera and species of hard ticks (Acari: Ixodidae) present in New Zealand. Systematic and Applied

Acarology, 15, 163-183.

Hoobroeckx, F., & Haak, E. (2002). Onderwijskundig ontwerpen - Het ontwerp als basis voor

leermiddelenontwikkeling: Bohn Stafleu van Loghum.

Kibby, G., & Fatto, R. (2010). Online synoptic key to the species of Russula in North America. Retrieved from http://www.mtsn.tn.it/russulales-news/id_kibby_fatto.asp

Kigotho, W. (2019). Region is not reaping rewards of HE investment – Study. University

World News.

Knack. (2017). Unicef: Afrika heeft in 2030 10 miljoen extra onderwijzers en medisch personeel nodig. Retrieved from https://www.knack.be/nieuws/wereld/unicef-afrika- heeft-in-2030-10-miljoen-extra-onderwijzers-en-medisch-personeel-nodig/article-normal-917573.html

Kornerup, A., & Wanscher, J. H. (1981). Methuen Handbook of Colour. Eyre Methuen Ltd., London, UK. Reprint.

Laessoe, T., & Petersen, J. H. (2019). Fungi of Temperate Europe (Vol. 1): Princeton University Press.

Leonard, P. (2018). An introduction to fungal field keys Retrieved from

https://www.funnz.org.nz/field-keys

Mondiaal Nieuws. (2017). Armoede halveert als iedereen middelbaar afmaakt. Retrieved from https://www.mo.be/nieuws/armoede-halveert-als-iedereen-middelbaar-afmaakt

Piepenbring, M., & Yorou, N. S. (2017). Promoting teaching and research on African fungi by field schools on tropical mycology in Benin. IMA Fungus, 8, 74–77.

(29)

23 Plan international. (2019). Het recht van meisjes op inclusief en kwaliteitsvol onderwijs: een

prioriteit voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Retrieved from

https://www.planinternational.be/nl/blog/het-recht-van-meisjes-op-inclusief-en-kwaliteitsvol-onderwijs

Plantentuin Meise. (2014). Tools voor het behoud en duurzaam gebruik van Afrikaanse

bossen: eetbare paddenstoelen. Retrieved from

http://www.br.fgov.be/RESEARCH/PROJECTS/PROJECTSNL/africanews_2013_5nl. php

Plantentuin Meise. (2015). Taxonomische cursussen voor Afrikaanse mycologen. Retrieved from

http://www.br.fgov.be/RESEARCH/PROJECTS/PROJECTSNL/africanews_2015_5nl. php?fbclid=IwAR1KPWWjjBcF8TXH929dccetnXqJivZN6y4d0PwKKMVx28x2ghjXB0I W1WI

Simoens, C. (2012). Onderwijs in ontwikkelingslanden – een overzicht. Retrieved from

https://www.glo-be.be/nl/articles/onderwijs-ontwikkelingslanden-een-overzicht

UNESCO. (2013). Regional fact sheet: education in Eastern Africa. Retrieved from

https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000219351

UNESCO Institute for Statistics. (2019). New Methodology Shows that 258 Million Children,

Adolescents and Youth Are Out of School. Retrieved from

http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/new-methodology-shows-258-million-children-adolescents-and-youth-are-out-school.pdf

UNESCO Platform Vlaanderen. (2016). 69 miljoen leraars tekort om iedereen onderwijs te kunnen aanbieden. Retrieved from

https://www.unesco- vlaanderen.be/nl/artikel/detail/69-miljoen-leraars-tekort-om-iedereen-onderwijs-te-kunnen-aanbieden

UNESCO Platform Vlaanderen. (2017). Meer onderwijs betekent minder armoede. Retrieved from https://www.unesco-vlaanderen.be/nl/artikel/detail/meer-onderwijs-betekent-minder-armoede#

UNICEF. (2018). Onderwijs, de sleutel voor meisjes om de wereld te veranderen. Retrieved from https://www.unicef.be/nl/onderwijs-de-sleutel-voor-meisjes-om-de-wereld-te-veranderen/

Verbeken, A., & Walleyn, R. (2010). Monograph of Lactarius in tropical Africa. Belgium: National Botanic Garden.

Verlinden, P. (2019). Afrikaans onderwijs moet back to the future. Mercie Magazine, 1. White, J. C. (1983). The vegetation of Africa. A descriptive memoir to accompany the

Afbeelding

Fig. 1. Educatief beeldmateriaal in een secundaire school in Malawi. Links een wereldkaart gekregen als  geschenk uit België, rechts eigen tekeningen.
Fig. 2. Wilde eetbare paddenstoelen worden verhandeld op lokale markten.
Fig. 3. Detail van de fylogenetische boom van Lactifluus subg. Pseudogymnocarpi gebaseerd op ITS: het             Lf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

De verspaningstechnoloog maakt effectief gebruik van zijn technisch inzicht, vakkennis van verspanende technieken en kennis van voorgeschreven programmeertaal bij het schrijven van

Overeenkomstig de figuren neerslag x maanden, waarin per tijdvak een 6- of 7 tal lijnen van gelijke kans zijn verzameld (1) en van neer- slag minus afvoer x maanden (3) zijn thans

Werd de behandeling met dit middel voorafgegaan door 24 uur weken in water, dan werkte deze stof niet op de mate van ontkieming in het donker (7).. De werking

20 NPA &amp; DOJCD 2003: 2.To ensure the delivery of proper services by dedicated courts, the following minimum requirements are set for these courts: two prosecutors per court;

Prevalente patiënten lijken niet te zijn meegenomen in de berekeningen, terwijl deze wel voor deze behandeling in aanmerking zullen komen als het middel voor vergoeding in

De Sobane-strategie en het geheel van de methodes werden ontwikkeld door de Unité Hygiène et Physiologie de Travail van professor J.Malchaire van de Université catholique de

In dat geval gaat het om euthanasie bij een patiënt die vooraf (minder dan 5 jaar vóór het moment waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten) een wilsverklaring heeft