• No results found

Van geiten naar goud: veranderingen in de sociaal-economische positie van Toearegvrouwen in Tamanrasset.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van geiten naar goud: veranderingen in de sociaal-economische positie van Toearegvrouwen in Tamanrasset."

Copied!
107
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

1 6 6 7 8 10 11

INHOUD

INLEIDING

THEORETISCH KADER

DEEI 1 1.1

Inleiding

1. 2 1. 3 Feministische uitgangspunten Sexe-genussysteern

1.3.l Kritieken op het sexe-genussysteem 1.4 Genusidentiteit

1.5 Domesticatie

van

vrouwen DEEL

2

ALGERIJE EN DE AHAGGAR

12 2.1 Kaart 13 2.2 Geografie 13 2.3 Demografie 13 2.4 Economie

14

2.5

Politiek 15 2.6 Taal 15 2.7 Noord en zuid 16 2.8 Ahaggar en Tamanrasset

17

2.9

Tamanrasset

18 2.9.l Chronologisch overzicht bewoners

20 20 23 24 24 25 27 27 28 29 31 32 35 36

37

39 40 41 42 43 44 45

DEEL 3 TOEAREG IN HISTORISCH PERSPECTIEF 3.1 Inleiding

3.1.1 Schrijvers van de Toeareggeschiedenis 3.2

De

traditionele maatschappij van de Toeareg

3.2.l Inleiding 3.2.2 Politiek 3.2.3 Sociaal 3.2.4 Economie 3.2.5 Cultuur en taal 3.2.6 Religie

3.3

De

positie

van de vrouwen

3.3.1 Inleiding 3.3.2 Ahal 3.3.3 Keuze huwelijkspartner 3.3.4 Huwelijk 3.3.5 Overspel 3.3.6 Scheiding 3.3.7 Maagdelijkheid

3.3.8 Relaties tussen vrouwen en mannen 3.3.9 Bezit en inkomen

3.3.10 Politieke positie

3.3.11 Verwantschap en erfrecht

3.3.12 Twee

soorten erfgoed

3.3.13 Matrilineaire en patrilineaire verwant schap

(4)

46 47 49 51 53 54 54 56 56 58 58 60 60

61

62 63 63 66 68

3.3.15 Ruimtedeling tussen vrouwen. en mannen

3.4 Toeareg versus andere volkeren 3.4.1 Tot de Franse kolonisatie 3.4.2 Na de Franse kolonisatie

3.4.3 Na de Algerijnse onafhankelijkheid 3.4.4 Het nieuwe beeld van "De Algerijn" 3.4.5 Religie

3.4.6 Algerije en de Ahaggar

DEEL 4 DE INVLOED VAN DE TREK NAAR DE STAD EN DE ALGERIJ-NI SERING VAN DE AHAGGAR OP DE SOCIAAL-ECONOMISCHE

POSITIE VAN DE AUTOCHTONE VROUWEN 4.1 Inleiding

4.2 Verschillen tussen vrouwen 4.2.1 Stand en kaste

4.2.2 Woestijn of stad 4.3 Ruimtedeling

4.3.1 Inleiding

4.4

4.3.2 Ruimtedeling als onderdeel van het Noordalgerijnse sexe-genussysteem

4.3.3 Ruimtedeling onder de Kel Ahaggar in de stad Arbeid 4. 4 .1 4. 4. 2 4. 4. 3 4. 4. 4 Inleiding

Arbeidsmogelijkheden voor vrouwen - Beperking

- Uitbreiding Werkkringen

Informeel circuit van betaald werk - Inleiding

- Muziek maken - Leerbewerken - Handel

- Kleding maken

4.4.5 Belemmeringen van arbeid buitenshuis - Interne belemmeringen

- Kennis

en

scholing - Arbeidsethos

- Externe struikelblokken

- Invloed van de aanwezigheid van Noord algerijnsemannen op de

bewegings-vrijheid van Kel Ahaggarvrouwen 4.4.6.Sluiering

en

Afzondering in Tamanrasset

- Reacties van Kel Ahaggarmannen

- Andere meningen van Kel Ahaggarmannen - Acties van Kel Ahaggarmannen

- Reacties van Kel Ahaggarvrouwen op

(5)

72 73 74 75 76 76 77 78 80 80 81 81 82 83 83 L 5 Bezit 4. 5 .1 4.5.2 Algemeen Goud! 4.6 Verwantschap

4.6.1 Matrilineaire en patrilineaire verwant schap

4.6.2 Politieke positie 4.6.3 Erfrecht

4.7 Sexualiteit en huwelijk 4.7.1 Inleiding

4.7.2 Sexualiteit en de genusidentiteit van 4. 7. 3 4.7.4 4.7.5 4. 7. 6 4. 7. 7 vrouwen

Keuze huwelijkspartner en Ahal Hu we 1 ijk

Polygynie Overspel Scheièling

4.8 Veranderingen in de genusidentiteit van de Kel Ahaggarvrouwen

4.8.l Inleiding

4.8.2 Arbeidsrelaties tussen vrouwen en mannen 4.8.3 Domesticatie van vrouwen

85 CONCLUSIE 89 APPENDIX 90 WOORDENLIJST 91 NOTEN 94 LITERATUURLIJST 99 ENGELSE SAMENVATTING

N.B. Alle namen in èleel 4 z1Jn veranderd om de

anonimiteit van de personen in kwestie te waarborgen.

(6)

INLEIDING

Deze scriptie gaat over de veranderende positie van Toea-reg (1) vrouwen in Tamanrasset, de hoofdstad van de Ahag-gar, een gebied in het zuiden van Algerije.

De informatie werd voornamelijk verzameld via participeren-de observatie, in twee periodes van zeven maanden tussen het begin van 1984 en het eind van 1986.

Aanvullend werd literatuuronderzoek gedaan in Nederland. Deze studie heeft een inventariserend en explorerend karak-ter.

Ik heb de materie benaderd vanuit een feministisch theore-tisch kader, namelijk dat van het sexe-genussysteem.

Elke samenleving kent een specifiek sexe-genussysteem. Dit is een ordenend en regelgevend systeem dat de mensen naar sexe verdeelt in twee sociale groepen die zich onderschei-den door verschillend, voorgeschreven, gedrag.

De situatie waarin de Toeareg vrouwen in Tamanrasset zich bevinden beschrijf ik als een confrontatie tussen twee verschillende sexe-genussystemen in een bepaalde machtssi-tuatie. be machtssituatie is die van regionaal versus nationaal.

De Toeareg vrouwen in het zuiden van Algerije bevinden zich in een bijzondere situatie, omdat hier verscheidene processen tegelijkertijd op gang zijn. Ik doel hier op de trek van de woestijn naar de stad en de

"algerijnisering"-( 2) van de Ahaggar. Deze twee processen zijn van directe invloed op het traditionele sexe-genussysteem.

Het wonen in de stad wil zeggen: het wonen in een huis in plaats van in een tent of een rieten hut. Een huis in de stad ,dat wil zeggen een ommuurd terrein, biedt een zeer beperkte leefruimte, zeker als men die vergelijkt met de situatie in de woestijn waar de woon/werkruimte zich

(7)

meters ver kan uitstrekken. De Toeareg zijn oorspronklijk nomadische veehouders. In een stad kan men geen veehouden. Voor de vrouwen betekent dit dat hun traditionele functie van geitenhoudster en -hoedster wegvalt , Daardoor valt ook haar belangrijkste, traditionele bron van inkomsten en bezit weg.

Een ander aspect van het stedelijke leven is de nabijheid van veel onbekende mensen . De kampementen in de woestijn waren vrijwillige groeperingen van met elkaar verbonden gezinnen en individuen. Dat wil zeggen dat men elkaar kende en dat men een gelijke culturele achtergrond had.

De stad Tamanrasset verschilt van de omringende woestijn omdat hij toegankelijk is voor veelsoortige mensen uit het binnen-

en

buitenland.

Tot de Franse machtsovername in 1902 was de Ahaggar auto-noom. Na 1902 tot de Algerijnse onafhankelijkheid viel dit gebied onder Frans bestuur. Vanaf 1962 maakt de Ahaggar deel uit van de Algerijnse staat. De Algerijnse politiek en wetgeving worden dus toegepast op de samenleving van de Ahaggar.

Algerije is een politiek, doch niet geografisch, sterk

gecentraliseerd land. De zetel van de regering bevindt zich in Algiers, dat zo'n 1700 kilometer ten noorden van Taman-rasset aan de Middellandse Zee ligt. Hier worden de beslis-singen genomen die de politiek in het hele Algerijnse

grondgebied, dat de oppervlakte heeft van ongeveer 63 maal Nederland, bepaalt. Hier worden ook de lesprogramma's voor scholen en de schoolboekjes samengesteld en hier bevinden zich de redacties van radio, televisie en de schrijvende pers.

Niet alleen de beleidsmakers van politiek en media komen uit Algiers en andere plaatsen in de kuststrook, ook de beleidsuitvoerders komen hier vandaan.

(8)

De bevolking van Algerije is ethnisch heterogeen, maar de officiile politiek erkend slechts één volksbeeld: het Algerijnse volk is Arabisch en islamitisch,

In

deze karakteristieken en in de uitwerking van het Algerijnse cultuurbeeld in de politiek en media, herkent men veel van de traditionele cultuur en waarden van de Arabische bewoners van het noorden van Algerije. Dat is eveneens het geval bij het sexe-genussysteem dat sterk verschilt van dat van de Toeareg van de Ahaggar.

Door de aanwezigheid in Tamanrasset van veel mensen (voor-namelijk mannen) uit het noorden van Algerije, die hun

cultuur als nationaal en meerwaardig zien, wordt de positie van Toearegvrouwen sterk beïnvloed. Hun gedrag wordt geme-ten naar Noordalgerijnse mageme-ten en daarnaar beoordeeld. Volgens deze opvattingen zijn vrouwen die zich op de zoge-naamde openbare weg begeven en zich dus aan de blikken van onbekende mannen blootstellen, vrouwen die het niet nauw nemen met de goede zeden. Voor de Toeareg echter zegt de aanwezigheid van een vrouw op een plaats waar ook mannen zijn, niets over haar sexuele moraal. Zij keuren dit gedrag dan ook niet af.

De hierbovenbeschreven situatie is de basis van deze scrip-tie, die

ik

theoretisch vanuit het sexe-genussysteem zal benaderen.

Deze scriptie valt in vier delen uiteen.

In deel 1 bestaat uit het theoretisch kader . In het theo-retische deel ga ik uitgebreid in op het sexe-genussysteern zoals ontwikkeld door Gayle Rubin(1975), aangevuld door kritische opmerkingen van andere feministische antropolo-gen. Ook zal ik hier de genusidentiteit en de domesticatie van vrouwen (Rogers 1980) behandelen.

Deel 2 bevat de beschrijving van het onderzoeksgebied:Alge-rije en de Ahaggar.

(9)

Deel 3 bevat een uitgebreide beschrijving van de traditio-nele Toeareg maatschappij, toegespitst op de situatie van de vrouwen.

Om

de verandering in de positie van deze vrouwen

te

kunnen begrijpen is de geschiedenis van groot belang. Volgens de uitgebreide bibliografie over

de

Toeareg van

A.H.A. Leu

pen(1978) bestaat er tot nu toe geen serieuze beschrijving van het traditionele en huidige leven van Toeareg vrouwen. Het historische beeld is opgebouwd uit beschrijvingen van reizigers en andere passanten.

Deel 4 bevat de verzamelde gegevens over de veranderende positie van de Toeareg vrouwen in Tamanrasset.

Deze gegevens verdeel ik in vijf categorieën.

1 - De veranderende ruimtedeling is een hier belangrijk onderdeel van het sexe-genussysteem . In de traditionele situatie was het meeste gebied tegelijkertijd toegankelijk voor zowel vrouwen als mannen. In de Noordalgerijnse cul-tuur daarentegen, is de ruimte opgedeeld in een vrouwen-en evrouwen-en mannvrouwen-endeel, die sterk van elkaar gescheidvrouwen-en zijn.

2 - Verwantschap en erfrecht Verwantschap is verweven met de sociaal/economische politiek van de traditionele

samen-leving. Door veranderingen aan de basis van die samenleving vervalt het economische belang van het matrilineaire ver-wantschapssysteem.

3 - Arbeid en Bezit vormen de economische kant van de situatie. De overgang van geitenhoudster naar huisvrouw; van bezit in de vorm van vee naar bezit in de vorm van goud; en de nieuwe vormen van arbeid spelen hier een rol.

4 - De betekenis van sexualiteit en huwelijk wordt ook biinvloed door het wonen in een stad en door de "algerijni-sering". Sexualiteit krijgt een ander karakter: het veran-dert van een voornamelijk individueel naar een sociaal gegeven. Het huwelijk was eerst een verbond tussen twee families of clans, maar desondanks kon een vrouw gemakke-lijk scheiden wanneer het huwegemakke-lijk of de echtgenoot haar niet beviel. Dit,onder andere, omdat zij in de meeste

(10)

gevallen niet econrnisch afhankelijk was van haar man. Nu zij in de stad geen productief bezit (vee) meer heeft betekent een huwelijk, behalve verwantschap en een

affectieve relatie, voor de vrouw de enige economische basis

van

haar bestaan.

5 - De genusidentiteit van vrouwen wordt beïnvloed door de feitelijke omstandigheden. Traditionele beelden kunnen dan "ouderwets" of "onzedelijk" worden bevonden en nieuwe

beelden als "moderne-", "Algerijnse-" of "huisvrouw" kunnen worden aangenomen als beter bij de nieuwe situatie passend.

In de hierop volgende conclusie wordt geconstateerd dat het sexe-genussysteem van de Noordalgerijnse cultuur in ieder geval op bepaalde terreinen die van de Toeareg dreigt te verdringen, met alle gevolgen van dien voor de positie van de Toeareg vrouwen.

De mogelijkheden die de stad Tamanrasset biedt aan scholing en gesalarieerd werk geeft bepaalde individuele vrouwen de gelegenheid zich op te werken van traditioneel bezitsloos tot bezithebbend en door de kennis van de nationale wetten van rechtenloos tot, voor zover de wet dat toestaat ,

rechthebbend.

De conclusie zal gevolgd worden door de appendix, een l i j s t van vreemde woorden , een literatuurlijst en een Engelse samenvatting

(11)

DEEL 1 THEORETISCH KADER

1.1 Inleidina

Het onderwerp van deze scriptie is de veranderende positie van Toearegvrouwen in de Ahaggar. Deze veranderingen worden beïnvloed door de, door droogte, gedwongen trek naar de stad en de "algerijnisering" van de Ahaggar.

In dit deel zal ik mijn onderzoek binnen een feministisch kader plaatsen. Hierin besteed ik aandacht aan de aspecten: genusidentiteit en de domesticatie van vrouwen. De basis-theorie is die van het sexe-genussysteem zoals die is ontwikkeld door Gayle Rubin (1975), aangevuld met kritiek daarop van andere feministische antropologen.

1.2 Feministische uitgangspunten

Feminisme is ontstaan uit onvrede met de bestaande onge-lijkwaardige machtsrelaties tussen de sexen, waarbij vrou-wen benadeeld worden ten opzichte van mannen. Deze asymme-trische verhouding heeft vele vormen.

Feministische antropologie gaat ervan uit dat de posities die vrouwen en mannen in een samenleving innemen cultureel bepaald zijn en dus geen gevolg van biologische factoren zijn. Er zijn verschillende manieren waarop beide sexen zich tot elkaar verhouden, welke attributen aan welke sexe wordt toegekend en welke waardering daaraan wordt gegeven. Deze scriptie past in die lijn van feministische onderzoe-ken, omdat hij een beeld geeft van een specifieke situatie waar een van buiten komende cultuur zijn normen en waarden oplegt aan de oorspronkelijke bevolking en daardoor de traditionele positie van de autochtone vrouwen negatief beïnvloedt. Om deze situatie te analyseren maak ik gebruik van de theorie van het sexe-genussysteem van Gayle Rubin.

(12)

1.3 Sexe-genussysteem

In 1975 ontwikkelde Rubin de theorie van het sexe-genussys-teem als basis van de samenleving. Centraal hierin staat

de sociale invulling (genus) van het biologisdche verschil tussen vrouwen en mannen (sexe) en het systematische karak-ter van de constructie van de genus.

Rubins definitie van het sexe-genussysteem luidt: " -a set of arrangements by which the

biological raw material of human sex and procreation is shaped by human, social intervention and satisf ied in a conventio-nal manner, ... " (Rubin 1975:165).

Als uitgangspunt neemt Rubin de theorieën van Marx, Lévi-Strauss en Freud, zoals geïnterpreteerd door Lacan. Deze theorieën geven inzicht in de mechanismes van de maatschap-pij. Hoewel aale drie een goede analyse geven van de Wes-terse maatschappij (Marx, Freud) en bepaalde "primitieve" samenlevingen (Lévi-Strauss) zijn zij elk op zich niet in staat op adequate wijze de maatschappelijke positie van vrouwen te verklaren.

Marx verklaart de positie van vrouwen voor zover zij met het kapitalistische systeem in aanraking komen, maar zijn theorie is a-historisch waar het de relatie van vrouwen ten opzichte van mannen betreft. Ook vrouwen in "primitie-ve" samenlevingen en die in de zogenaamde socialistische maatschappijen worden onderdrukt.

Voor Lévi-Strauss vormt het verwantschapsysteern de basis van de menselijke samenleving. De essentie van het verwant-schapssysteem is volgens hem gelegen in de ruil van vrou-wen door mannen. Hij ziet dit ten geschenke geven van vrouwen aan andere families en clans als noodzakelijke voorwaarde voor het tot stand komen van een ~erwantschaps­

systeem. Impliciet, en onbedoeld, geeft hij daarmee een theorie van de onderdrukking van vrouwen, door de onderge-schiktheid van vrouwen in een sociaal systeem te plaatsen

(13)

in plaats van in de biologie. Om te verklaren hoe kinde-ren zich de maatschappelijke opvattingen over sexe en genus eigen maken gebruikt Rubin de ideeën van Freud. Deze intro-duceert de Oedipale fase als het moment in hun ontwikkeling waarop kinderen zich voor het eerst bewust worden van hun vrouw- af man-zijn, en zich, als deze fase goed wordt

doorlopen aanpassen aan het maatschappelijke beeld van hun sexe. Het centrale thema in Freuds betoog is het bezit

van

de fallus, door Lacan geînterpreteerd als symbool van

macht. Zowel jongens als meisjes willen de fallus bezitten. Jongens krijgen hem van hun vader als zij niet langer hun moeder, de vrouw van vader, beger~n. Meisjes krijgen nooit de fallus en moeten dus leren ervan af te zien en tevreden te zijn met een bij-rol als doorgeefster van de fallus. Volgens Rubin beschrijft Freud

met

de Oedipale fase:

" .. de mechanismen door middel waarvan de seksen worden verdeeld en gedeformeerd, van de wijze waarop biseksuele, androgyne kleine kinderen worden veranderd in jon-gens of meisjes" (Rubin 1980 : 223).

Rubin legt in de conclusie de nadruk op het belang van het verdelen van mensen in twee groepen met verschilende

genusidentiteiten als voorwaarde voor het huwelijk. Terwijl het huwelijk op zijn beurt het verwantschapssysteem in

stand houdt. Voor Rubin ligt de essentie van de onderdruk-king van vrouwen dan ook in het verwantschapssysteem.

1.3.1 Kritieken op het sexe-genussysteem

Rubins concept van het sexe-genussysteem is positief ont-vangen in feministisch antropologische kringen . Toch was er ook kritiek, ondermeer op de uitwerking van de begrippen sexe-genussysteem en verwantschaspssysteem. Rubin werd een a-historische aanpak verweten ten aanzien van een invulling van het begrip genusidentiteit, zij stelt dit te statisch

(14)

voor, in werkelijkheid zijn de genusidentiteiten aan veran-dering onderhevig, net als de rest van de maatschappelijke organisatie. Ook de te beperkte invulling van het begrip verwantschap riep kritiek op; de economische basis van de cultuur en haar demografische

en

ecologische kenmerken

zouden daar bijvoorbeeld bij moeten worden betrokken (Bland 1., Har.rison R., Mort F.& Weedon C. in Outshoorn J. 1980, Vrouwengroep Antropologie 1981). Andere kritiek was de wijze waarop Rubin, in navolging van Lévi-Strauss, de ondergeschiktheid van vrouwen verklaart als een functie van de organisatie van de samenleving. Het is nu niet 11 de

biologie" die de positie van vrouwen bepaalt maar," het verwantschapssysteem" ( Edholm F., Harris 0.7 Young K.

in:Outshoorn 1980 :193-4; Vrouwengroep Antropologie 1981: 222-3).

Den Uyl (1986) beschouwt als grootste manco van Rubins theorie het universele karakter van haar vooronderstellin-gen. De wijze waarop zij alle samenlevingen over één kam scheert, in de praktijk niet opgaan voor bijvoorbeeld verschillende vormen van matrilineaire samenlevingen.

Zij wijt dit aan het feit dat Rubin voor de ontwikkeling van haar theorie seksistische theoretici als Lévi-Strauss en Freud heeft gebruikt, maar zich hun grondhouding niet heeft gerealiseerd.

"Wanneer

we er

echter met Rubin,

waar

zij Freud en Lévi-Strauss volgt vanuit gaan dat alleen de organisatie van seksualiteit en "gender" rollen bepalend zijn, zo raken we verstrikt in seksistisch en etnocen-trisch denken"( Den Uyl 1986:37).

Is Den Uyl nogal pessimistisch over de toepasbaarheid van Rubins theorie voor de "feministische" analyse, Aalten

(15)

punten van kritiek worden overgenomen. Haar punten van kritiek betreffen de :

- te grote nadruk op sexualiteit voor de constructie van de genus,

- a-historische benadering van het begrip genus, namelijk als eens geconstrueerd en daarna dus onveranderbaar,

- Westerse benadering benadering van de invulling van

genus, waardoor bepaalde fenomenen uit niet-westerse samen-levingen niet verklaard kunnen worden. De oorzaak is de preoccupatie van Rubin met sexualiteit als basis van àe genus. Ook bijvoorbeeld bepaalde werkzaamheden kunnen bepalend zijn voor de genusidentiteit.

- beperkte opvatting van verwantschap, als uitsluitend regulering van sexualiteit, terwijl ook de organisatie van arbeid en bezit door het verwantschapssysteem worden gere-geld.

Aalten stelt voor dat, wil het sexe-genussysteem als para-digma gebruikt kunnen worden:

1- Rubins voorstel om de constructie van genus binnen de verwantschap te zoeken, niet wordt overgenomen, omdat het omzetten van biologische sexualiteit niet alleen binnen de verwantschap plaatsvindt,

2-Genus niet wordt gezien als enig grondprincipe van socia-le organisatie maar, naast klasse, socia-leeftijd, ksocia-leur en kaste moet worden geplaatst.

3- Rubins a-historische benadering wordt losgelaten, omdat, genus

niet

alleen continu

opnieuw

wordt geconstrueerd, maar eveneens gereproduceerd.

De definitie van sexe-genussysteem moet daarom worden

verbreed: "Je zou kunnen stellen dat het sekse-genussysteem de maatschappelijke grenzen aangeeft waarbinnen mensen met een vrouwelijk en mensen met een mannelijk lichaam zich kunnen bewegen" (Aalten 1986:45). Daarbij blijft Rubins basisgedachte, namelijk dat in (sommige) samenlevingen genus beschouwd kan worden als één van de belangrijkste principes van sociale organisatie (ibid), in stand.

(16)

Bovenstaande gaat mijns inziens op voor de twee samenlevin-gen die in deze scriptie worden beschreven. In beide be-staar er een duidelijk verschil tussen de genusidentiteit van vrouwen en mannen, doch m,et dat verschil dat de invul-ling per samenleving van elkaar verschilt

De bovengenoemde nieuwe definitie volgend

van

het sexe-genussysteem zou ik het onderwerp van mijn scriptie als volgt willen samenvatten:

De confrontatie van een allochtoon en een autochtoon sexe-genussysteem1 waarbij heteerste de tweede langzamerhand verdringt. Dit heeft tot gevolg dat voor de. autochtone vrouwen die in de stad wonen, de maatschappelijke grenzen aanzienlijk worden vernauwd.

1.4 Genusiàentiteit

In bovenstaand stuk over het sexe-genussysteem is de con-structie van genus meerdere malen genoemd. Ik wil hier echter nog eens ingaan op het begrip genusidentiteit.

l.k.

zou dit de invulling van de begrenste terreinen die vrouwen en mannen in een bepaalde samenleving hebben willen noemen. De voorgeschreven kleding, arbeid, plaatsen waar men zich op mag houden, manier van bewegen maken alle deel uit van de genusidenteit.

De maatschappelijke waardering die een persoon als man of vrouw krijgt kan samenhangen met de verwachting van diens genusidentiteit en met het feit dat de persoon in kwestie zich gedraagt volgens haar/zijn genusidentiteit. Omgekeerd kan afkeuring te maken hebben met het overschrijden van de grenzen van de genusidentiteit van die persoon.

Tot zover de genusidentiteit. Hierna zal ik de domesticatie van vrouwen bespreken. Dit verschijnsel kan worden

(17)

be-schouwd als een verandering van de genusidentiteit van vrouwen in een bepaalde samenleving.

1.5 Domesticatie van vrouwen

In haar boek "Domestication of wamen" beschrijft Barbara Rogers (1980) hoe Westerse ontwikkelingsorganisaties de in hun samenleving dominante ideologie van de vrouw als huis-vrouw kritiekloos overplanten op samenlevingen in de Derde Wereld. Dit in kader van de zogenaamde ontwikkelingshulp. Verblind door deze ideologie, die vrouwen slechts als afhankelijke huisvrouwen definieert, wordt de productieve arbeid van vrouwen genegeerd door de Westerse ontwikke-lingswerkers. Een bekend en tekenend voorbeeld van de

gevolgen daarva.n is dat er landbouwcursussen worden georga-niseerd en landbouwkrediet verleend aan mannen in een

samenleving waar vrouwen van oudsher het land bebouwen om zichzelf, hun kinderen, man en andere familieleden van voedsel te voorzien.

In de Tarnanrassetse context zijn het weliswaar niet Wester-se ontwikkelingswerkers maar wel NoordalgerijnWester-se allochto-nen die de vrouwen, ongeacht hun oorspronkelijke arbeid, als huisvrouw definiëren en met hun aanwezigheid de domes-ticatie van de autochtone vrouwen bevorderen. Een andere overeenkomst is het politieke overwicht dat daaraan ten grondslag ligt.

(18)

DEEL 2 ALGERIJE EN

DE

AHAGGAR 2.1 KAART ~·-··'""/-...

___

. \ \

'\

i

i

i

i

j

i

!

TAl\'l).ROVIT 1 1

i

'-,,, 1

\j T . . '..: ... ~mu;iotunc

.

"---...

ADRAR-N-lFORAS ... _ Tin Z:rnualcnc -, l l

;

---~---' ...

---r-\ TA!-.1LS1'A l

c=J

0\Tf 3000 fr.

l

o. --- stolt houndaf) i ~-·-· :irrondi..,\\cmrn1 1 h1n1nc.Llry - - unqirfan-J ru:iJ

--·

100 '.'OO lilomrtrcs

AHAGGAR (Keenan 1977)

(19)

2.2 Geografie

Algerije heeft een oppervlakte van 2.382.000 km2 (63 maal Nederland).

Het land grenst aan Tunesië, Libië, Niger, Mali, Maureta-niê, de Westelijke Sahara en Marokko. De Middellandse Zee vormt de noordgrens. Hierlangs ligt een groene zone van ongeveer 300 km breed.

Tussen de grens van deze zone en de uiterste zuidgrens van Algerije, die ongeveer 1700 km verder ligt, bevindt zich de Algerijnse Sahara.

2.3 Demografie

Algerije heeft meer dan 20 miljoen inwoners. Het merendeel woont in het groene noorden, in de daargelegen grote ste-den. Door een sterke groei van de bevolking zijn woningnood en werkeloosheid hier nijpende problemen.

2.4 Economie

De belangrijkste bron van inkomsten is de aardgas en

-oliewinning. Behalve deze producten worden er ijzererts en fosfaat gewonnen. De belangrijkste industrie is de zware tka van de industrie. In het geheel levert de industrie 56% van het BBP op,de landbouw, waar een derde van de economisch actieve bevolking in werkzaam is, levert niet meer dan 8% op. De uitvoer van aardgas en aardolie zorgt voor 95% van de exportinkomsten (Aarts 1983 :18).

(20)

2.5 Politiek

Algerije is een parlementaire democratie met een één-partij stelsel. De president van Algerije, op dit moment Chadli Ben Jadid, is behalve hoofd van de staat voorzitter van de enige toegestane politieke partij, de FLN (Front de Liberation Nationale). Een onderafdeling van de FLN is de UNFA (Union Nationale des Femmes Algeriennes).

De Democratische Volksrepubliek Algerije heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. Na een Franse, koloniale over-heersing van 130 jaar verwierf Algerije in 1962 de nationa-le onafhankelijkheid. Daar was een lange en bloedige vrij-heidsoorlog (1954-1962) aan voorafgegaan, die 1,5 miljoen van de toenmalige 10 miljoen Algerijnen het leven kostte

(Aarts 1983:19).

Algerije nam een speciale positie in onder de Franse kolo-niën: men wilde Algerije niet alleen als exploitatiege-bied maar ook alseen nieuwe provincie van Frankrijk

inlijven. Dat hield ondermeer in dat de autochtone cultuur plaats moest maken voor de Franse. Alle karakteristieke kenmerken van de oorspronkelijke bevolking van Algerije, zoals het spreken van een Arabische of Berberse taal, het belijden van de islam en het dragen van volksdracht werden tekenen van minderwaardigheid, die de tweederangs-positie van de Algerijnen moesten verklaren. Vanuit deze histori-sche achtergrond

is

het duidelijk

dat de

onafhankelijke Algerijnse regering veel waarde hecht aan de arabisering van het land, wat zich het sterkste uit in de het vervangen van de Franse taal door het Arabisch. Ook de islam als cul-ureel refentie-kader is in die zin belangrijk om het natio-nale bewustzijn van de Algerijnen te stimuleren en het negatieve, door de kolonialen opgelegde (zelf-)beeld, te vervangen.

(21)

2.6 Taal

De officiële taal van Algerije is het Arabisch. De regering streeft ernaar door arabisering het Frans, de taal van de kolonisator, in ambtenarij en onderwijs te vervangen door het Arabisch, de taal van het onafhankelijke Algerije. In het dagelijkse leven echter blijft het Frans een veel gebruikte taal. Behalve de twee bovengenoemde talen wordt er door verschillende Berberse bevolkingsgroepen een

Berberse taal gesproken, doch in deze talen wordt geen onderwijs gegeven.(4)

2.7 Noord en zuid

Algerije valt voor de Algerijnen in twee delen uiteen: 1. Het beperkte, vruchtbare, verstedelijkte

en

gecivili-seerde noorden en

2. Het uitgestrekte,onherbergzame en primitieve zuiden. Het noorden is het "echte" Algerije, hier wonen de

"echte Algerijnen" ; het zuiden is woest en ledig en be-hoort eigenlijk tot een andere wereld.

Ook wanneer door niet-Algerijnen gesproken wordt over

Algerije blijkt vaak dat

zij

niet

verder kijken dan de noordelijke zone en de Arabische bewoners. "De Algerijnse vrouwen"

zoals

die

in boeken en artikelen

beschreven

worden

blijken

uitsluitend vrouwen

uit

het

noorden te zijn

of

die die net aan de rand van dit gebied wonen.

Demografisch en politiek gezien vormt het noorden het belangrijkste deel van het land. Economisch echter is het zuiden, door zijn rijkdom aan aardgas en aardolie voor Algerije van levensbelang (zie: economie).

(22)

2. 8 De Ahagg,ar en Tamanrasset

De Ahaggar is een gebergte in het zuiden van de Algerijnse Sahara. Dit gebied heeft de oppervlakte van 530.000 km2, dat is bijna zo groot als Frankrijk (Lhote 1984:15). De hoofdplaats is Tamanrasset. Deze stad is zo'n 1700 km van de hoofdstad Algiers verwijderd. Tamanrasset is het administratief centrum van de wilaya,{provincie) Tamanras-set.

Als meest zuidelijke stad is Tamanrasset ook van militair belang. Dat is ter plaatse te merken aan de aanwezigheid van veel militairen, kazernes en andere militaire instel-lingen (eigen ziekenhuis,- supermarkt, speciale woonwij-ken). Ook de douane is sterk vertegenwoordigd. Sinds 1986 is er een douane- en politieopleidingsschool gevestigd. Als provincie hoofdplaats herbergt Tarnanrasset

onderwijs-instellingen tot universitair niveau.

Mali en Niger, twee nabije buurlanden, hebben er een consu-laat. In Tarnanrasset wonen veel Nigeranen en Malinezen. De laatsten zijn veelal Malinese Toeareg, die zo'n 18 jaar geleden, na het begin van de droogteperiode in de Sahara en Sahel, naar de Ahaggar trokken om daar te overleven. De Nigeranen die voor kortere of langere tijd in de stad verblijven zijn voor het merendeel Haussa-handelaars.

Dichtbij de grote markt is een wijk waar het grootste deel van de bevolking uit Haussamannen bestaat. De Malinese Toeareg daarentegen zijn in gezinsverband naar het noorden getrokken. Zij wonen aan de rand van Tamanrasset.

Tot hiertoe heb ik het belang van Tamanrasset besproken zoals dat voor allochtonen geldt. De autochtonen van de Ahaggar, de Toeareg (zie noot 1) vormen een aparte groep, zij zijn als één van de laatste in Tamanrasset komen wonen.

(23)

2.9 Tarnanrasset

Tamanrasset heeft rond de 50.000 inwoners.(3)

Qua bouwstijl heeft de stad een Westafrikaanse sfeer.

De

oudste huizen zijn opgetrokken uit stenen die van aarde zijn gemaakt. De rood/bruine kleur van de aarde wordt ook in de nieuwbouw gehandhaafd. Elk huis is ommuurd en heeft één of meerdere binnenplaatsen. De huizen hebben zelden meer dan één verdieping. In de oude wijken staan langs de straten tamarisken, die daar in de tijd en op initiatief van de Fransen zijn geplant.

Tamanrasset is een relatief jonge stad. Rond het begin

van de eeuw

woonden hier enkele tientallen tuinders in ikebran, semi-permanente rieten hutten. Het eerste stenen huis werd in 1911 gebouwd door de Franse pater Charles de Foucauld. Hij was het ook die later

rond

1915/16 een

bordj

(burcht) liet bouwen, naar zijn zeggen om de tuinders te beschermen tegen aanvallen van Beraber (Moren) uit Zuid Marokko.

Rond

deze tijd, 1920, verhuisde de Franse militaire macht van

Fort

Motylinski in Terhaouhaout

naar een

kazerne in de buurt van de bordj. In het kielzog van het leger kwamen-kooplieden

en

andere belangstellenden naar die plek aan de

~, (meestal droge rivierbedding) Tamanrasset.

De militaire aanwezigheid gaf arbeidsmogelijkheden

aan

gidsen, tolken, handelaars, winkeliers en later ook aan losse arbeiders die in de bouw en later in de mijnbouw en op de Franse atoombasis in In Eker konden werken.

Met de groei van Tamanrasset nam de werkgelegenheid toe en daarmee de wens tot vestiging in de stad, al of niet permanent. ( 6)

Tamanrasset, als woonplaats trekt relatief weinig Toeareg uit de nabije omgeving. Dit is niet verwonderlijk gezien de snelle verstedelijking.

Vijfentwintig jaar geleden was Tamanrasset nog een uitge-strekte gemeente die bestond uit ver van elkaar gelegen

(24)

wijken. Daartussen was er vrije grond: bomen, zand en rotsen. Ook om de huizen in de wijken bleef er voldoende ruimte, net als in de kampen rond de tenten (pers.comrn.}. Op dit moment zijn alle ruimtes tussen de stadsdelen volge-bouwd. Ook naar buiten toe breidt de stad zich sterk uit. Zowel de staat als particulieren bouwen huizen en bedrij-ven. De wegen worden geasfalteerd en de grens tussen binnen en buiten de stad wordt steeds duidelijker afgebakend. Ook het aantal verkeersdeelnemers groeit.

In

de hoofdstraat

lopen nog steeds (bemande) kamelen rond en zo nu en dan kan men een stel wandelende geiten en schapen tegenkomen. De laatste bevinden zich nu echter tegen de wet, op open-baar terrein.

Wie in Tamanrasset wil komen wonen moet dus bereid zijn het vee achter te laten in de woestijn.

2.9.1 Chronologisch overzicht bewoners

De eerste bewoners van deze plek aan de oever van de oued Tamanrasset waren izzegaren, de zwarte tuinders van de Ahaggar (zie hoofdstuk geschiedenis Toeareg}.

Later vestigden de Franse militairen zich ook op deze plaats. Met hen mee kwamen: 1. Chaamba, Arabieren uit het noorden van de Sahara, soldaten in Franse dienst, en

2. Mzabieten, eveneens afkomstig uit de noordelijke Saha-ra, die vnl. het corps van winkeliers en handelaars vorm--den.

Na 1962, de onafhankelijkheid van Algerije, namen Noordal-ger ijnen de plaats in van de Fransen. In het begin met mondjesmaat doch later, o.m. aangetrokken door Sahara-pre-mies en woonruimte werd deze stroom steeds sterker.

Samanvattend kan men zeggen dat de stad Tamanrasset van oorsprong geen woonplaats van de ~el Ahaggar (volk van de Ahaggar) was. Het was juist een plek waar de allochtonen

(25)

die enige afstand tot de Kel Ahaggar wilden bewaren, bij elkaar woonden (zie: Toeareg versus andere volkeren). Rond 1945 bijvoorbeeld, woonden er nog geen Toeareg in

Tamanrasset.

(26)

{LEEL 3 TOEAREG IN HISTORISCH PERSPECTIEF

3.1 Inleiding

Onderstaande gegevens heb ik verzameld via een literatuur-studie van Arabo/Europees materiaal. Om een indruk van het karakter van deze bron te geven begin ik met een inleiding van de auteurs.

3.1.1 pchrijvers van de Toeareggeschiedenis

Hoewel de Toeareg over een eigen schrift beschikken, het Tifinar, zijn er geen voorbeelden bekend van een eigen

geschiedschrijving. Slechts via mondelinge overlevering, in de vorm van lof- en smaaddichten , verhalen en jaarnamen bleef de herinnering aan belangrijke personen en spectacu-laire gebeurtenissen bewaard. Legendes over voormoeders

(Tin Hinan en Takama) en het ontstaan van de natuurlijke omgeving vormen een andere bron van informatie over het verleden van de Toearegsamenleving. Veel van deze verhalen zijn verloren gegaan in de loop van de tijd, voor zover ze niet door veelal Westerse onderzoekers zoals Père Charles de Foucauld, zijn genoteerd en in die bepaalde vorm gecon-serveerd.

Voor de vroege geschreven geschiedenis zijn we afhankelijk van geschriften van Middeleeuwse Arabische reizigers en wetenschappers zoals Ibn Battuta (reiziger, handelaar, schriftgeleerde) en Ibn Khaldun (historicus, sociaal weten-schapper). Afkomstig uit het 14e eeuwse Noord Afrika, waren zij vertegenwoordigers van een machtige cultuur.

Dat laatste geldt evenzeer voor. hun 19e en vroeg 20e eeuwse collega's Duveyr.ier (1861), Benhazera (1908), Jean (1909) en Rodd (1926), om een paar van de bekendste schrijvers te noemen.

(27)

leger in Algerije en de Franse Soedan. Duveyrier, die als civiel onderzoeker op expeditie naar de Ajjer was gegaan, werd ter plaatse gul geholpen door de Franse militairen, die op hun beurt zeer geïnteresseerd waren in zijn onder-zoeksresultaten.

Rodd, een Engelsman, deed op eigen initiatief onderzoek onder de Kel Aîr in het huidige Niger. Doch ook hij kon, en wilde waarschijnlijk, niet om de Franse militaire autori-teiten in dat gebied, heen. Bovendien maakte hij ook als

Brits

onderdaan deel uit van een, toendertijd, machtig rijk.

De geschiedenis van de Toeareg is, zoals uit bovenstaande is af te leiden geschreven door buitenstaanders vanuit een min of meer superieure positie. Bovendien waren zij zonder uitzondering van het mannelijk geslacht, wat een belemme-ring is geweest voor hun terrein van waarneming en begrip voor de betekenis van de gebeurtenissen.

De enige vrouw die het gebied van de Toeareg (Kel Ajjer) vrijwillig

heeft

betreden

was

de Haagse freule Alexandrine Tinne. Jammer genoeg was zij weinig geïnteresseerd in de cultuur van de volkeren die zij op haar reizen ontmoette. Ook heeft zij niet veel tijd gehad de Toeareg te bestude-ren: kort na haar aankomst in de Fezzan (zuid Libie) werd zij in augustus 1869 in de buurt van Moerzoek door

Arabie-ren en

Kel Ajjer Toeareg vermoord (Eggink 1960:174 e.v.).

Samenvattend kan men stellen dat de meeste informatie over Toeareg te lijden heeft gehad onder vertekeningen en

weglating van feiten en gebeurtenissen als gevolg van etnocentrisme en viricentrisme bij de schrijvers.

1- etnocentrisme, dat is "viewing other peoples and ways of life in terms of one's own cultural assumptions, cus-toms, and values. 11 (Keesi.ng 1976: 555).

Deze, vaak onbewuste / houding ten aanzien van andere

culturen, is te verwachten in een situatie waar reizigers/ onderzoekers, zoals de eerder genoemde Arabieren en

(28)

Euro-peanen, afkomstig zijn uit een machtige samenleving. 2- Viricentrisme is:"geconcentreerd rond het denken en handelen van de man" (Schrijvers 1975:243).

Niet alleen een vooronderstelde culturele meerderwaardig-heid kan de blik van de onderzoeker vertroebelen, ook de hiërarchie op grond van sexe, waarbij wordt uitgegaan van de superioriteit van de man, zijn denken en doen, heeft een onnauwkeurige observatie tot gevolg. Beide "blinde vlekken", die op sommige plaatsen soms juist als vergroot-glas kunnen werken wanneer zij een bepaald gegeven extra benadrukken (zie 3.4.12 ), zijn er de oorzaak van dat ik in deze scriptie slechts een schetsmatig overzicht van de traditionele positie van Toearegvrouwen kan geven.

Maar voor ik daartoe overga wil als achtergrondinformatie eerst een meer algemene beschrijving geven van de traditio-nele Toeareg samenleving.

(29)

3.2 De traditionele maatschappij van de Toeareg

3.2.1 Inleidino

Het

volk

dat men de

Toeareg

noemt is

van

Berberse afkomst. Waarschijnlijk zijn zij in de loop van de laatste tien tot vijftien eeuwen vanuit het noorden van Libiê in zuidooste-lijke richting getrokken.

Er zijn verschillende oude stammen uit die streek wier namen

terug

te vinden zijn in hedendaagse stamnamen van Toeareg en in gebiedsaanduidingen. De naam Ahaggar bijvoor-beeld zou van de stamnaam Hawwara afkomstig zijn. De stam-namen Targä en Lemta komen terug in Targui(enk. van Toea-reg) en in de

moderne

stamnaarn Ilemtiyen (Nicolaisen 1963:12).

De Toeareg

zijn ethnisch een samenstelling

van

verschillen-de Berberse stammen die op verschillende tijdstippen in de geschiedenis

naar

het huidige Toeareggebied zijn gekomen. Een belangrijk moment was rond de tweede helft van de lle eeuw, toen de beruchte stammen de Beni Hilal en Beni

Suley-rr~n

van zuid Arabië

naarade

kust van

de Atlantische

Oceaan

in Marokko trokken. Verschillende autochtone stammen trok-ken zich daarop terug in onherbergzame gebieden ten noorden en ten zuiden van deze route. Onder hen waren de voorouders van de Toeareg die zich in de Ahaggar vestigden.

Het gebied waarin

men

de hedendaagse Toeareg vindt is het zuiden

van

Algerije: de Ahaggar en de Ajjer; zuidwest

Li-biê: de Fezzan; noord Niger: de Air, en

noordoost

Mali:-Adrar n Iforas. Verder

wonen

er Toeareg in Burkina

Fas-so,noord Nigeria en enkelen in zuid Marokko. Dit uitge-strekte gebied wordt gedeeld met Moren, Foulbe, ~-9nghai,

Bambara en Haussa,

om

een paar van de voornaamste volkeren te noemen.

(30)

3.2.2. Politiek

De Toeareg hebben nooit een politieke eenheid gevormd. Hun macro-politieke organisatie bestond uit federaties van stammen die als hoofd een amenukal kozen. Deze man verte-genwoordigde het hele gebied. Uit hoofde van zijn functie ontving hij een schatting van alle stammen uit zijn rijk.-Hoewel hoogste autoriteit in het gebied, was zijn positie die van primus inter pares in de kring van adellijke mannen die eveneens rechten op het amenukalschap bezaten. Deze rechten werden matrilineair doorgegeven, waarbij in de opvolging ook met generatie en leeftijd rekening werd gehouden. Bij de Kel Ahaggar had de oudste zoon van de vrouw die in verwantschap het dichtst bij de legendarische voormoeder Tin Hinan stond traditioneel het recht op het amenukalschap. Dit recht werd gesymboliseerd door een trom-mel, de zgn.ettebel.

3.2.3 Sociaal

De traditionele toearegmaatschappij was verdeeld in ver-schillende standen en kasten. De bovenlaag werd gevormd door adellijke stammen, de Ihaggar@., die rechten konden doen gelden op een bepaald gebied.

In dat gebied woonden de aan hen verbonden vazallenstam-men: de Irnrad, die aan hun heren en aan de amenukal een

jaarlijkse schatting moesten betalen in goederen (zie voor details Nicolaisen 1963:148 }. Ook buiten deze schatting dienden de vazallen hun heren en dames te geven wat deze van hen vroegen.

Zowel de edelen als vazallen hadden (zwarte) slaven: Iklan, die door de Toeareg uit zuidelijker gebieden waren ontvoerd om het zware werk voor hen te doen.

Een kaste, die onder en buiten de Toeareg-maatschappij 24.

(31)

. stond, was die der smeden (7): Inaden, die voor fabricatie en reparatie van gebruiksvoorwerpen, sieraden en wapens zorgden.

Een andere enigszins marginale groep, doch van Toeareg afkomst en zeer gerespecteerd , is die van de Ineslemen

(lett. moslims), de schriftgeleerden. Ineslemen hadden geen vazallen en deden niet mee aan rezzous, roofovervallen

(zie:Economie).

Na 1861 stelde de toenmalige amenukal El Hadj Akhmed de Ahaggar open voor tuinbouwers uit de noordelijk gelegen oases Touat en Tidikelt, om deze in de Ahaggar tuinen te laten aanleggen. Deze Izzegaren waren voornamelijk eerder vrijgelaten zwarte slaven van Arabische stammen uit de noordelijke Sahara. De tuinders werkten op khamast-basis

(van het Arabische woord voor vijf=khamsa),dat wil zeggen dat zij één-vijfde van de opbrengst van de tuin konden houden voor hun werk, vier-vijfde ging naar de eigenaar van de grond die ook voor gereedschap en zaaigoed moest zorgen. Het aandeel van de tuinder was meestal niet vol-doende om hem en de van hem afhankelijken voeden(Keenan 1976:100).

Behalve deze zwarte tuinders waren er ook witte, van Arabi-sche afkomst, naar de Ahaggar gekomen en daar met Toeareg-vrouwen getrouwd. Hoewel Keenan (ibid) hen ook onder de noemer Izzeg9ren rangschikt, moet worden opgemerkt dat hun positie, bijvoorbeeld die van de Kel Rezzi en de Tyata veel van die van de zwarte tuinders verschilde: al lang voor de onafhankelijkheid van Algerije bezaten deze stammen eigen grond waarvoor zij geen schatting betaalden aan

bepaalde edelen of zelfs aan de amenukal.

3.2.4 Economie

Als voornaamste traditionele, economische bezigheid van de Kel Ahaggar moet men pastoraal nomadisme, dat is nomadische

(32)

veehouderij, zien. Het legendarische volk van geitenhou-ders, de Isebeten, staat nog steeds als voorouders van

bepaalde Imraà-stammen in de Ahaggar bekend.

In de weinig gulle natuurlijke omgeving van de Ahaggar is de geit het ideale bezit voor de mens. Dit dier is weinig kieskeurig wat voedsel betreft en daarbij kan het goed

lopen en klimmen om de schaarse planten te bereiken. Geiten leveren melk en na hun dood vlees, haar en leer. Haar wordt verwerkt tot koorden en banden. Leer wordt verwerkt tot: kleding (tot het eerste helft van deze eeuw) schoeisel, woning en opslagplaatsen voor drank, voedsel en ander bezit.

Met

het

houden van geiten, het verzamelen

van

plantaardig voedsel en jacht,

konden de

oorspronkelijke bewoners

van

de Ahaggar zich in leven houden. Dit veranderde toen er kameelrijdende Berbers uit het noordoosten kwamen. Onder-meer door het bezit van deze kamelen en door hun wapens konden zij de autochtonen tot "afhankelijken" verklaren, maar in feite waren zij zelf afhankelijk van de productie van deze Kel Ulli (letterlijk: volk van de geiten}.

Het wankele evenwicht tussen de hoeveelheid mensen en de hoeveelheid voedsel werd met de komst van de vreemdelingen verstoord. Als door de Ihaggaren genomen maatregelen om dit evenwicht te herstellen kan men de volgende fenomenen beschouwen:

1- Slavernij: het ontvoeren van mensen die maximaal werkten voor minimaal onderhoud

2- Rezzous: het overvallen en beroven van Toeareg van andere stammen, van niet-Toearegse nederzettingen en van voorbijtrekkende handelskaravanen

Later in de 2e helft van de 19e eeuw kwam daarbij: 3- Tuinbouw: door de uit het noorden gekomen tuinders

4- Hsndel: ondermeer zout uit de Amadror dat in Niger werd verkocht.

Deze laatste twee werkzaamheden konden pas tot bloei komen toen door de zogenaamde pacificatie van de Fransen dit

(33)

deel van de Sahara min of meer verschoond was van de boven-genoemde roofovervallen.

3.2.5 Cultuur en Taal

Cultureel vormen de Toeareg een eenheid. Ook al blijken omringende samenlevingen

ae

Toeareg in kleding en gebruiks voorwerpen te hebben beînvloed.

De taal die gesproken wordt is in twee hoofdgroepen te verdelen:

1 - Tamaha~, de taal van de Kel Ahaggar en de Kel Ajjer en

2 - Tamacheg, de taal van de zuidelijke Toeareg. Binnen zowel het Tamahag als het Tamachea bestaan er verschillende dialecten.

Gast ziet de taal als de belangrijkste factor van de Toea-reg identiteit en sinds de lle of 12e eeuw ook de cheche

(tulband) en de religie (islam).

3.2.6 Religie

De islam is de religie van de Toeareg. Ondanks beweringen van 19e eeu~se Europeanen zijn de Toeareg nooit christenen geweest. Het kruismotief, dat in voorwerpen en versiering naar voren komt heeft, wat het ook moge betekenen, niets met het christelijke kruissymbool van doen. Ook zijn Toea-reg niet slechts sinds kort tot de islam bekeerd. Al min-stens sinds de eerste helft van de 14e eeuw zijn er Toea-reg die de gur'an bestuderen en de ramadan (vastenmaand) eerbiedigen (Ibn Battuta in Lhote 1984:168-9 ; Norris 1975).

Van een pre-islamitisch geloof van Toeareg is niets bekend.

(34)

3.3 De positie van de vrouwen

3.3.l Inleiding

In dit deel van het historische hoofdstuk wordt de traditi-onele positie en het beeld van Toearegvrouwen beschreven, zoals deze uit de Arabo/Europese literatuur naar voren komt. Zoals te verwachten was zijn de opvattingen van de verschillende schrijvers niet altijd gelijk luidend. Wat in de beschrijvingen echter het meest naar voren komt is de grote mate van bewegingsvrijheid die de vrouwen hadden en het respect dat zij van de kant van de mannen ondervonden.

Zes eeuwen gelden schreef Ibn Battuta over de Messouff iten:

"Les femmes y sont très be 1 les, el les on t plus de mérite et sent plus considerées que les ho mme s . " ( r b n Bat tut a i n : De f r é me r y et 1 e Dr. B.R. Sanguinetti 1853-/1966:387)

Rodd beaamt deze waardering van de vrouwen, hij schrijft:

"Their wamen have position and prerogatives not

yet

achieved by their sisters in many of these countries which we term "civili-sed". The Tuareg women are strongmlnded, gifted and intelligent."(Rodd 1926:168)

De relatie van de Toearegmannen tot andere vrouwen wordt als volgt samengevat door Jean:

"En dehors de leurs épouses ils respectent les femmes de leur race, mais ils prennent toutes les autres au hasard des rencon-tres"' (Jean 1909:189).

(35)

In niet-vredessituaties blijkt ook ten aanzien van Toeareg vrouwen weinig respect te bestaan bij de mannen.

Stefanini(1920} maakt melding van een overval in 1902 op de kuddes van Mohammed ag Msis door een fractie

van

de Kel Rela. Bij deze plundering, die bedoeld was om de als tolk en gids voor de Fransen werkende Ag Msis te intimideren, werd zijn zuster, Fatma Oult Msis door de overvallers in het aangezicht van haar slaven vernederd en geslagen. (Ste-fanini 1920:12; Keenan 1977:84).

Ook bij "gewone" ~zous werden vrouwen niet gespaard. Zij werden van al hun bezittingen 1 inclusief sieraden en

kleding beroofd en vaak nog verkracht, hoewel beide hande-lingen als ontoelaatbaar werden beschouwd.

"Niet eens alle edelen, slechts weinig hori-gen en geen enkele slaaf houdt zich aan deze regel "(Fuchs :85).

In

tegenstelling hiermee staan de relaties in vreedzame situaties, waar de vriendschappelijke omgang tussen de sexen wordt bevorderd door instellingen als de ahal.

3.3.2 Ahal

Het uitgebreide woordenboek van het Tamahag, samengesteld door de Franse geestelijk Père Charles de Foucauld, geeft een zes pagina-lange beschrijving van het begrip ahal, die

kort

samengevat

luidt:

11

• • • een hoofse bijeenkomst van jongemannen

en jonge vrouwen met het doel zich te verma-ken. Het gaat hier om meisjes en vrouwen die jong en ongehuwd zijn en om mannen die ongehuwd zijn of waarvan de echtgenote ver weg is. Soms komen jonge getrouwde vrouwen

(36)

er ook bij zitten, doch meer als publiek dan als deelnemer. Oudere mannen gaan nooit naar een aha 1_, oude vrouwen we 1, maar dan eveneens als publiek of als

nvoorzitster". De echte deelnemers aan de ahal zijn mannen en vrouwen die in staat van asri, vrijheid van zeden, zijn. Er wordt gepraat, gelachen en grapjes ge-maakt. Als er een imzad-speelster is

speelt zij; de mannen zingen of reciteren een vers. Soms worden er woordspelletjes gespeeld. Dit alles is een deel van de ahal; voor sommige van de deelnemers is dit het enige en houdt de ahal op bij deze nette ontspanning voor anderen wordt de ahal vermengd met asri, waarbij mannen en vrouwen elkaar vrijmoedig aanraken en afspraken maken voor later in de nacht.De ahal stopt om 2à3 uur na zonsondergang. Dit is de tijd dat de geiten en kamelen worden gemolken. Iedereen gaat naar haar-/zijn eigen tent voor het avondmaal en de algemene ahal is beëindigd (Foucauld

1951-2:558-564).

Ahals werden in de tent en uit naam van een of meerdere vrouwen gehouden. Wanneer er zich onder die vrouwen een bijzondere schoonheid of een getalenteerde dichteres en imzadspeelster bevond was dat in de verre omtrek bekend.

"One Kel Rela once told me how he had ridden seventy miles in a day so as not to miss a ahal being given by a partculary beautiful woman" (Keenan 1976:107).

(37)

Benhazera(1908) en Foley (1930) kon de ahal voor sommige vrouwen en mannen overgaan in vrijages. Uit de beschrijving van Benhazera (1908:10) en uit een in het Tamahag opgete-kende tekst genoteerd door De Foucauld (Foucauld en Calas-santi-Motylinski 1922:134), kan men opmaken dat de mannen het initiatief namen tot lichamelijk intiem contact, maar dat vrouwen dat konden weigeren zonder onaangenaamheden van de man in kwestie te hoeven verwachten in de vorm van verwijt of achtervolging.

Ook het tonen van jaloezie ten aanzien van een andere man die wel geaccepteerd werd, werd belachelijk en afkeurens-waardig gevonden (Blanguernon 1955:160 ;Benhazera 1908:7).

3.3.3 Keuze huwelijkspartner

Het bestaan van de ahal impliceert vrije keuze van de huwelijkspartner. Voor jonge meisjes, echter, werd wel de goedkeuring van de vader noodzakelijk geacht. Volgens Jean en Duveyrier was dit zo om het meisje voor een mesalliance te behoeden, dat wil zeggen: een huwelijk met een man van lagere stand.

De

aanstaande echtgenoot

nam

het initiatief tot het huwe-lijk door de vader van het meisje om toestemming daarvoor te vragen. Gewoonlijk werd hierna officieel de dochter om haar mening gevraagd.

" .. elle est consultée, ordinairement, mime lorsqu'elle est vierge . . . on ne l 1oblige pas

à se marier contre son gré" (Benhazera 190.:14).

In het uiterste geval, wanneer de vader zijn zin doorzette

en

zijn

dochter tegen

haar wil uithuwelijkte

kon

zij door te weigeren met haar echtgenoot gemeenschap te hebben zich

(38)

vrijmaken en terugkeren naar het kamp van haar ouders(ibid

: 18} .

" ... Moussa at this time was a young man i.n his twenties, and married Umeyda, (die ver-liefd was op een andere man-ava) but irn.medi-ately the wedding ceremony was completed she walked out on him without even consuma-ting the marriage and eventually returned to Djanet. . .. the scanda 1 ... ca used qui te a stir through Ahaggar and a considerable loss of face to all concerned,especially

Moussa"." (Keenan 1977:191).

Voor elk volgend huwelijk was alleen de toestemming van de betrokken vrouw en man nodig.

Voor elk huwelijk gold dat de trouwlustige man alle leden van zijn familie om advies en indirect om toestemming moest vragen voor het aangaan van een huwelijksrelatie.

3. 3. 4 Huwe l Uk

Het monogame huwelijk was de regel in de traditionele maatschappij. Rodd schrijft dat mannen van de Kel Air hem verscheidene keren hadden verteld dat zij hun vrouwen

respecteeerden en daarom maar één echtgenote hadden, dit in tegenstelling tot negers en heidenen (Rodd 1926:191).

Na het huwelijk vormde het echtpaar een nieuwe "tent", leef-eenheid, die deel uitmaakte van een kamp maar zelfvoorzie-nend was.

"Each such "tent" (i.e. nuclear family) is thus a self-contained and self-supporting unit, having , as the Kel Ahaggar themselves say, 11 i ts own churn i ng bag and i ts own

millet bag 11 (Keenan 1977:109).

(39)

Na het huwelijk bleef de vrouw voorlopig in het kamp van haar ouders wonen. Tijdens dit verblijf, dat ongeveer een

jaar duurde, kwam haar man voor kortere of langere tijd bij haar logeren. V66r het eerste kind werd geboren ging het echtpaar in het kamp van de man wonen. Dit jaar kan worden gezien als een overbruggingsperiode waarin de vrouw aan haar nieuwe situatie kan wennen en waarin de man en de ouders van de vrouw elkaar beter kunnen leren kennen (Nico-laisen 1963:142).

Na haar huwelijk, als zij niet meer in staat van asri was diende de vrouw zich afstandelijker op te stellen tegenover haar echtgenoot. Een eerder bestaande "joking-relation-shipn, een :relatievorm waarin beide partners vrijmoedig en plagerig met elkaar omgaan, werd omgezet in een respect-relatie. Dat betekende ondermeer dat de vrouw haar man niet meer met zijn naam aansprak maar met amrar, letterlijk: oude (ibid:459). Ook volgens Rodd wordt de gehuwde vrouw geacht zich waardg en bescheiden te gedragen" . . . public opinion on these matters is strong rt voegt hij eraan toe

( R od à 19 2 6 : 1 7 5 ) •

Deze verandering van houding heeft echter niet tot gevolg dat de getrouwde vrouwen zich totaal van mannen afzijdig houden. Zoals de volgende anecdote van Ibn Battuta aangeeft waren vriendschapsrelaties voor getrouwde vrouwen verre van ongewoon of laakbaar.

"Ik

ging een keer naar Abou Mohammed Yan-de-can, de Messouffit, dezelfde in wiens gezelschap wij in Loualaten waren aangeko-men. Hij zat op een tapijt, terwijl in het midden van het huis een rustbed stond, overkoepeld door een baldakijn, waarop een vrouw zat, in gesprek met een man die aan haar zijde gezeten was. Ik zei tegen Abou Mohammeà:"Wie is die vrouw?" - "Dat is mijn

(40)

echtgenote."antwoordde hij. "Het individu dat bij haar is, wat is hij van

haar7"-"Dat is haar vriend." - "Ben j i j daarmee tevreden, jij die in onze landen hebt gewoond en die de voorschriften van de goddelijke wet kent?'" - "De omgang van

vrouwen

met

mannen in

deze

streek heeft

plaats in alle juistheid en op een fat-soenlijke manier, zij is goed en eervol zij laat geen plaats aan verdenkingen. Overigens zijn onze vrouwen geenszins zo

als

die in

uw

landen."

-"Ik was

verrast door zijn dwaasheid, ik vertrok om er nooit

meer

terug te

keren."(Ibn

Battuta in: Defremy C.et le Dr. B.R.Sanguinetti 1853-8/1968)

Tot

zover de belevenissen

van Ibn

Battuta , die rond 1352 de Mes§ouff iten, voorouders

van de

Toeàreg in het huidige Niger, bezocht.

Druiste de wijze van omgang tussen àe sexen in tegen de fatsoensopvattingen van

de

Arabische

Ibn Battuta,

bij de Europese Duveyrier was het

een

teken

dat de

Europees

Mid-deleeuwse hoofse

liefde hier

nog bestond: ridders die

ge-dichten maakten op de schoonheid van de aanbeden vrouwe en

een schone dame

die

heilwensen

borduurde

op

het schild van

haar aanbidders.

Duveyrier merkt op dat een getrouwde

vrouw

zich er wel voor moet wachten een enkele vriend te hebben of aan één duidelijk de voorkeur te geven1 dat zou

verden-kingen kunnen oproepen.

Anderzijds verhoogde de grootte van haar vriendenkring de status van de vrouw (Duveyrier 1864:429).

Benhazera vermeldt eveneens het feit dat getrouwde vrouwen vrienden konden hebben die haar lof zongen en aan wie zij kleine, persoonlijke geschenken gaf. Zij kon haar vriend bij zich ontvangen zonder dat haar echtgenoot daarbij

(41)

aanwezig hoefde te zijn. Bij diens thuiskomst hoorde de laatste geen aanstoot aan het bezoek te nemen. De Engels-man Rodd, die evenals de andere twee Europeanen de vrije omgang tussen vrouwen en mannen kan waarderen, laat dit blijken door het een situatie te noemen die "behalve bij de Toeareg misschien nog alleen onder Anglo-Saksische volkeren te vinden is" (Rodd 1926:175).

Zoals uit bovenstaande blijkt is de ahal, tenminste het "nette'' deel daarvan ook voor getrouwde vrouwen toeganke-lijk. Zij hoeft haar talent als dichteres of imzadspeelster niet te verloochenen, zolang zij sexualiteit en affectie gescheiden weet te houden.

3.3.5 Overspel

Overspel was verboden. Een vrouw die op heterdaad betrapt werd door haar echtgenoot "mocht" gedood worden, evenals de man die bij haar was (Benhazera 1908:191;Blanguernon 1955:

163; Nicolaisen 1963:460). Haar familie had in dat geval geen recht op wraak of op een bloedprijs (Nicolaisen

1963-: 400). Volgens Benhazera kwam het echter zelden of nooit voor onder de Kel Ahaggar, in tegenstelling tot het over-spel zelf (Benhazera 1908:19). De meeste bedrogen echtgeno-ten stelden zich tevreden met een scheiding of lieechtgeno-ten zelfs dat achterwege (ibid). Een Kel Ahaggarman kon de zaak ook voor de amenukal brengen, die op zijn beurt de vrouw en de minnaar bestrafte met een boete in kamelen, bijvoorbeeld 1 kameel te betalen door de vrouw en 3 kamelen als boete voor de minnaar (Nicolaisen 1963:400).

Een bedrogen echtgenote kon alleen scheiden als reactie op de ontrouw van haar man, tenzij zij ervoor koos het door de vingers te zien.

Ten tijde van de slavernij hadden veel mannen van de Kel Ahaggar concubines onder hun slavinnen. Ook tijdens langdu-rig verblijf in Niger en Mali knoopten velen onder hen huwelijks- of buitenechtelijke relaties aan met

(42)

plaatselij-ke vrouwen. Er is weinig van beplaatselij-kend hoe de in de Ahaggar achter gebleven vrouwen daarover dachten.

Blanguernon meent dat het hen onverschillig liet omdat het op zo'n afstand gebeurde (Blanguernon 1955:163).

3.3.6 Scheidinq

Wanneer een vrouw, om wat voor reden dan ook wilde scheiden was dat mogelijk. Volgens Benhazera hoefde zij alleen ge-slachtsgemeenschap met haar man te weigeren om een einde te maken aan het huwelijk. Volgens het islamitisch recht heeft een vrouw niet de macht haar huwelijk ontbonden te verklaren, dat recht geldt wel voor de echtgenoot. Toch bestond bij

de

Toeareg

het gewoonterecht

dat

vrouwen

zowel als mannen het initiatief tot een echtscheiding konden nemen. Wanneer beide echtgenoten het eens waren over de verbreking van hun huwelijk was het vaak de

vrouw

die er naar de buitenwereld toe, het initiatief toe nam. In dat geval hoefde de echtgenoot het tot dan toe nog niet overge-dragen deel van de bruidsprijs, niet meer te betalen. Dat zou hij wel moeten doen als hij de eerste stap tot echt-scheiding

had

gezet (Benhazera 1908:18).

De bruidsschat: tent, huisraad en vee, die de vrouw van haar ouders had meegekregen, bleef altijd haar eigendom

(Rodd 1926:168). Dat gaf de vrouw de mogelijkheid om als haar huwelijk niet goed verliep, haar tent op te vouwen en met have, goed en kinderen naar haar ouderlijk kamp terug te keren. Door het bezit va.n een eigen kudde was zij econo-misch zelfstandig, zodat de terugkeer voor haar ouders geen extra lasten met zich meebracht.

De regel was dat kinderen tot de dood van de vader in diens kamp bleven wonen en zich daarna bij de familie van hun moeder voegden. In werkelijkheid gingen de kinderen na een echtscheiding meestal met hun moeder mee. Dat was vaker het geval wanneer zij nog klein waren en veel verzorging nodig

(43)

hadden (Rodd 1926:150; Nicolaisen 1963:458). Ook speelde het een rol of er verschil in stand was tussen de ouders: waren zij van gelijke stand dan was de kans dat de moeder de kinderen bij zich hield groter (Nicolaisen 1963:458). Ongeacht de oorzaak van de scheiding bleef de reeds overge-dragen bruidsprijs bij de familie van de bruid. Dat was vooral in het belang van de kinderen van het ex-echtpaar. Nicolaisen stelt dat de bruidsprijs een huwelijk bezegelde en zo de kinderen tot erkende kinderen maakte. Buitenechte-lijke kinderen werden met een scheef oog bekeken en vrouwen met buitenechtelijke kinderen konden nooit meer in alle eer (her)trouwen, terwijl een gescheiden vrouw of weduwe met kinderen daar doorgaans geen moeite mee had

(Nicolai-sen 1963:467).

Samengevat betekent het dat een Toearegvrouw idealiter een voor haar slecht huwelijk niet hoefde te accepteren uit angst voor het verlies van economische zekerheid, kinderen of maatschappelijke status.

3.3.7 Maagdelijkheid

Maagdelijkheid, een staat waarin diegenen verkeren die nog geen gelachtsgemeenschap hebben gehad, is traditioneel niet als een speciale status bekend bij de Toeareg of wordt van weinig belang geacht. Zo bestaat er in het Tamahag, de taal van de Kel Ahaggar, geen apart woord voor maagd (zie:Cort-ade 1967).

Dit is tegengesteld aan de situatie in andere moslimcultu-ren, zoals de Arabische, die extreem grote waarde hechten aan de voor-huwelijkse sexuele onthouding van vrouwen. Benhazera noemt het niet meer dan logisch dat er niet van een Toearegmeisje verwacht wordt dat zij bij haar huwelijk nog maagd is :

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

De Podium- en evenemententechnicus Licht toont vaktechnisch inzicht bij het vertalen van het licht- en/of beeldplan (met kabelplan, aansluitschema en stellijst) in concrete

Uit het rapport van Broekema et al (2005) valt op te maken dat er in totaal 12.000 betaalde arbeidsplaatsen zijn waarvan het overgrote deel (7.360) binnen de directe

Lastly, the remedial actions would call upon institutions of higher learning in South Africa to pursue intentionally and very vigorously internationalisation

Er is onvoldoende geld beschikbaar voor BOA’s (voor onze Bijzondere Opsporings Ambtenaren) En nog veel belangrijker, er zijn nog steeds, ook in Tynaarlo, veel te veel kinderen

Niet alleen maakt kinderbijslag in 1997 ongeveer 15% uit van het beschikbaar inkomen van eenoudergezinnen, de ontvangst ervan zorgt daarenboven ook voor een belangrijke reductie van

Belangrijk is dat binneil een fusie de verschillende diensten complementair zijn en dat -voor zover er op meer dan één campus activiteiten worden behouden -de samenwerking ook

In our study it was found that the wine festival experience had a direct influence on life domains (travel life, culinary life, intellectual life, leisure and recreation life,