• No results found

Relatie tussen industrie expertise Big 4 kantoren en audit kwaliteit gedurende de jaren 2005-2012 in Duitsland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relatie tussen industrie expertise Big 4 kantoren en audit kwaliteit gedurende de jaren 2005-2012 in Duitsland"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

Relatie tussen industrie expertise Big 4 kantoren en audit

kwaliteit gedurende de jaren 2005-2012 in Duitsland

Name: Niels de Wit

Student nummer: 10282521 Datum: 16/6/2014

Versie: Finale versie

MSc Accountancy & Control, specialization Accountancy Faculty of Economics and Business, University of Amsterdam Eerste begeleider: Dr. S.W. Bissessur

(2)

Abstract

De rol van de accountant is onder druk komen te staan na diverse restatements en de val van Enron (Browning and Weil, 2002). Ook de schandalen rondom Parmalat en Imtech zorgden voor vele twijfels over het accountantsberoep. De boekwaarde van Imtech, een bedrijf uit Gouda, halveerde bijna na het bekendmaken van het grootschalige boekhoudschandaal in Duitsland en Polen (FMT, 2014). Deze schandalen leidde tot vragen over de kwaliteit van de audit en de betrouwbaarheid van de jaarrekening. De rol van de accountant werd besproken en betwijfeld. De verantwoordelijke en regulerende instanties onderzochten de verschillende oorzaken van de gemaakte fouten. Healy en Wahlen (1999) constateren dat voornamelijk fouten in earnings management worden gemaakt, en deden in 1999 een oproep voor meer onderzoek naar het mitigeren van earnings management. Krishnan (2003) onderzoekt of Big6 industrie expertise earnings management verminderd en concludeert dat cliënten van

accountantskantoren die niet specialist zijn, hogere discretionaire accruals hebben dan cliënten van accountantskantoren die wel specialist zijn. Balsam et al (2003) doet onderzoek naar industrie specialisatie en earnings kwaliteit. Balsam vindt een associatie dat indien een accountant zich gespecialiseerd heeft in een industrie, de kwaliteit van de earnings hoger is. De vragen omtrent de rol van de accountant spelen nog steeds. In dit onderzoek wordt de relatie tussen industrie expertise van Big 4 kantoren en audit kwaliteit onderzocht gedurende de jaren 2005-2012 in Duitsland. Onderzoekers hebben niet vaak Duitsland als

(3)

Inhoudsopgave

1 Introductie ... 4

2 Literatuur review ... 7

2.1 Audit kwaliteit ... 7

2.1.1 Waarom Audits? ... 7

2.1.2 Audit kwaliteit, kwaliteit van de financiële verslaglegging ... 8

2.1.3 Audit kwaliteit en earnings management ... 11

2.1.4 Audit kwaliteit en discretionaire accruals ... 14

2.2 Audit expertise en audit kwaliteit ... 18

2.2.1 Industrie expertise ... 19

2.2.2 Industrie specialist... 20

2.3 Relatie industrie expertise en audit kwaliteit ... 22

3 Hypothese en Model ... 25

3.1.1 Hypothesis ... 25

3.1.2 Model ... 25

4 Beschrijvende statistiek en onderzoeksresultaten ... 28

4.1 Dataselectie ... 28 4.2 Industrie specialist ... 29 4.3 Beschrijvende statistiek... 32 4.4 Correlatietabel ... 34 4.5 Regressie ... 36 4.6 Robustness Test... 40 5 Conclusie ... 41 Literatuur ... 43

(4)

1 Introductie

De rol van de accountant is onder druk komen te staan na diverse restatements en de val van Enron (Browning and Weil, 2002). Ook de schandalen rondom Parmalat en Imtech zorgen voor vele twijfels over het accountantsberoep. De boekwaarde van Imtech, een bedrijf uit Gouda, halveerde bijna na het bekendmaken van het grootschalige boekhoudschandaal in Duitsland en Polen (FMT, 2014). Dit zijn enkele voorbeelden die tot vragen over de kwaliteit van de audit en de betrouwbaarheid van de jaarrekening leiden.

Een goedgekeurde jaarrekening wordt gebruikt door externe gebruikers, zoals aandeelhouders en investeerders. Audit kwaliteit is derhalve een hot topic, investeerders, analisten en de publieke opinie discussiëren over de kwaliteit van de audit. Zij doen beroep op de financiële jaarrekening van ondernemingen om bedrijfsbeslissingen te maken, waarbij zij het accountants rapport als indicator gebruiken om te bepalen of de gepubliceerde cijfers betrouwbaar zijn (Arens et al. 2011). Een voorbeeld van een mogelijke beslissing die investeerders kunnen nemen is of zij wel of niet besluiten te investeren in een bepaalde onderneming. Door een afweging te maken op basis van de financiële jaarrekening van een onderneming en het professionele oordeel van de accountant, kan de investeerder de

beslissing nemen tot het wel niet verrichten van investeringen. Een betrouwbare jaarrekening is van groot belang.

De afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar audit kwaliteit.Hierbij werd de vraag gesteld hoe deze kan verbeteren in relatie met de rol van de accountant. Verschillende relaties zijn onderzocht, Carey en Simnett onderzochten in 2006 de relatie tussen audit partner tenure en audit quality. Partner tenure zorgt voor meer onafhankelijkheid, maar verlies van expertise gedurende de eerste jaren van de controle. Bonner en Lewis (1990) concluderen dat gemiddeld genomen, meer ervaren auditors beter presteren dan minder ervaren auditors. Bedard en Biggs (1991) constateren dat accountants met meer ervaring eerder fouten identificeren in de gegevens van klanten dan auditors met minder ervaring. Dit is consistent met de bevindingen van Johnson et al (1991) dat ervaring in de sector wordt geassocieerd met een verbeterde mogelijkheid om fraude op te sporen.

Healy en Wahlen (1999) constateren dat vooral fouten in earnings management worden gemaakt, en deden in 1999 een oproep voor meer onderzoek naar het mitigeren van earnings management. Het verbaasde deze onderzoekers dat weinig onderzoek was verricht naar industrie expertise, terwijl standaardsetters en klanten industrie expertise erg belangrijk

(5)

vinden. Francis (2011) geeft aan dan ondanks de potentiële importantie van industrie expertise, weinig onderzoek is gedaan naar deze relatie. Kallapur et al (2010) examineert audit markt concentratie in de VS, en vindt dat grotere marktconcentratie in een stad leidt tot een betere earnings kwaliteit van deze klanten. Francis (2011) geeft aan dat weinig onderzoek is gedaan is de VS en Europa.

Krishnan (2003) reageert op deze oproep om meer onderzoek te verrichten naar de relatie audit industrie expertise en audit kwaliteit en onderzocht voor de jaren 1992 tot en met 1998 of Big 6 Auditor expertise, earnings management verminderde. Een mechanisme dat mogelijk de audit kwaliteit vergroot is industrie expertise. Krishnan concludeert dat indien een auditor industrie expertise heeft, earnings management inderdaad afneemt.

Bovenstaande onderzoeken nemen aan dat de audit kwaliteit toeneemt indien een bedrijf wordt gecontroleerd door een auditor met expertise in deze industrie. Toch is deze relatie weinig onderzocht, of alleen voor de jaren ’90 en weinig of geen onderzoek in Europa. In mijn master scriptie wil ik onderzoek doen naar de relatie tussen audit kwaliteit en

industrie expertise van een big 4 auditor in Duitsland gedurende de jaren 2005-2012.

Duitsland is een van de belangrijkste landen in Europa en heeft een belangrijke economie. De onderzoeksvraag is: Wat is de relatie tussen industrie expertise van een big 4 auditor en audit kwaliteit gedurende de jaren 2005-2012 in Duitsland?

Deze studie is ten behoeve van twee aspecten een bijdrage aan de bestaande literatuur. Allereerst tot de kwaliteit van de audit, dat verschillen in audit kwaliteit bestaan tussen Big4 kantoren en ten tweede de literatuur ten behoeve van industrie expertise. De verdere bijdrage van deze studie is het tonen van een empirisch verband tussen audit kwaliteit en earnings management. Deze studie is een response dat bewijs levert voor één mitigerende factor, namelijk industrie expertise van accountants.

Voor het beantwoorden van deze vraag dient een relatie gelegd te worden tussen industrie expertise en audit kwaliteit. In hoofdstuk twee en specifiek paragraaf 2.1.1.tot en met 2.1.4. wordt besproken waarom audits worden uitgevoerd, wat audit kwaliteit is en hoe de kwaliteit van de audit te meten is. Hier komen ook de modellen aan de orden. In paragraaf 2.2.1. wordt de relevantie van industrie expertise besproken en in 2.2.2 aangegeven wanneer een accountant industrie specialist zou kunnen zijn. In paragraaf 2.3. wordt de relatie

industrie expertise en audit kwaliteit uiteengezet. In hoofdstuk drie wordt de hypothese opgesteld en het te hanteren model verder uitgewerkt. In hoofdstuk vier komen de

(6)

descriptieve data en onderzoeksresultaten aanbod, waarna wordt afgesloten met de conclusie in hoofdstuk vijf.

(7)

2 Literatuur review

2.1 Audit kwaliteit

In dit hoofdstuk wordt audit kwaliteit beschreven. In paragraaf 2.1.1. wordt beschreven waarom audits verricht worden, in 2.1.2. wat onder audit kwaliteit wordt verstaan en in paragraaf 2.1.3 hoe de kwaliteit van een audit is te meten en in 2.1.4. welke modellen daarvoor gebruikt kunnen worden.

2.1.1 Waarom Audits?

Auditing is een systematisch proces van het objectief verkrijgen en evalueren van bewijsmateriaal met betrekking tot beweringen over economische activiteiten en

evenementen door een externe partij (de accountant) om de mate van overeenkomst tussen deze verklaringen en vastgestelde criteria vast te stellen en het meedelen van de resultaten aan geïnteresseerde gebruikers (accounting concern, 2013). Oorspronkelijk heeft het

tegengestelde belang tussen managers (bestuurders) en eigenaren (aandeelhouders) geleid tot de controlerende rol van de accountant. De vraag naar een audit vloeit voort uit de

controlerende rol van de accountant in de principaal – agent relatie (Eisenhardt, 1989). Tussen de principaal en de agent zijn belangenconflicten, dit noemt men ook wel de ‘agency theorie’ (Walker 2013). Het is zaak om tussen de principaal en agent een efficiënt contract af te sluiten, zodat de agent in het belang werkt van de principaal. De controle van financiële overzichten is een mechanisme dat bijdraagt tot het verminderen van informatie asymmetrie en helpt ten aanzien van deze conflicten. De audits, de financiële controles, zijn bedoeld om de belangen van de principaal te beschermen. Deze controles, en daarbij de afgifte van een controleverklaring, biedt aandeelhouders en potentiële aandeelhouders een redelijke mate van zekerheid, dat de financiële overzichten van het management geen materiële onjuistheden bevatten (Watts & Zimmerman, 1986). Accountantskantoren voeren een audit uit, deze heeft een bepaalde kwaliteit. De kwaliteit van deze dienstverlening, die uiteindelijk leidt tot een redelijke mate van zekerheid, is op te vatten als een graad (Francis, 2004). Een hogere graad kwaliteit van dienstverlening zou conceptueel moeten leiden tot hogere accounting kwaliteit.

(8)

Fig.1.

Van alle artikelen die gebruikt worden in hoofdstuk 2, zet ik onder elke paragraaf van elke artikel het onderwerp en belangrijkste punten uiteen.

Artikel Onderwerp/conclusie

Watts, R. L. & Zimmerman, J. L., 1986. Positive Accounting Theory. sl:Prentice-Hall Inc.

De auteurs beschrijven de positive accounting theorie. Deze theorie tracht te voorspellen en te verklaren waarom accountants aan bepaalde verslaggevingsmethoden de voorkeur geven boven andere methoden. De theorie gaat van de veronderstelling uit dat individuen rationeel economisch handelen. Individuen worden voornamelijk gemotiveerd door eigen belang. Positieve accounting-theorieën trachten niet aan te geven of datgene dat in de praktijk wordt toegepast de meest effectieve en efficiënte oplossing is.

Francis, J. R. 2004. What do we know about audit quality? The

British accounting review. 36:

345-368.

Dit onderzoek reviewed emperisch onderzoek van de afgelopen 25 jaar, voornamelijk vanuit de VS, om te beoordelen wat wij nu weten over de kwaliteit van de accountantscontrole met betrekking tot beursgenoteerde ondernemingen. Het onderzoek geeft aan dat audit failure (falen) zeldzaam is, minder dan één procent jaarlijks, en de accountantskosten zijn zeer laag, 0,1 procent van de totale verkopen van de cliënt. Het bewijs is zeer positief maar er zijn aanwijzingen dat de controle kwaliteit vermoedelijk sterk is gedaald in de jaren 1990 , gezien de recente hervormingen , zoals het de Sarbanes - Oxley Act van 2002 in de VS. Audit quality zal altijd een discussiepunt zijn indien accountants ook andere diensten verrichten dan alleen de jaarrekeningcontrole, een gunstige ontwikkeling is het scheiden van non-audit services en audit services.

Walker, M. (2013).‘How far can we trust earnings numbers? What research tells us about earnings Management’

Accounting and Business Research, 2013

Vol. 43, No. 4, 445–481

Het artikel bespreekt de recente wetenschappelijke onderzoeksliteratuur over earnings management. Ze willen belangrijke onderzoekthema’s en interessante resultaten identificeren die van belang zijn voor gebruikers en opstellers van financiële verklaringen, voor

standaardsetters, en anderen die verantwoordelijk zijn voor dat bedrijven hun financiele informatie nuttig aanbieden aan belanghebbenden. Hopelijk zijn studenten geïnteresseerd in het verkennen van de literatuur omtrent earnings management, en biedt dit artikel een nuttig kader. De literatuur over dit onderwerp is groot, en het is niet mogelijkom elk artikel in detail te behandelen. De meeste voorbeelden zijn gekozen uit de literatuur gepubliceerd sinds 2000, hoewel de auteur enkele methodologische bijdragen selecteert die eerder zijn verschenen. Het artikel legt de bewegingen rondom earnings management uit, de definitie, de aanleiding/keuze voor EM, het meten van earnings management.

Eisenhardt, K.M.

(1989).“Agency Theory: An Assesment and Review”, The Academy of Management Review, 14, 1, 57-74.

De auteur bespreekt in dit artikel de agency theorie, legt uit wat deze inhoudt en hoe men hiermee omgaat.

2.1.2 Audit kwaliteit, kwaliteit van de financiële verslaglegging

Vanuit de politiek is de afgelopen jaren veel aandacht en discussie omtrent de kwaliteit die de accountant levert. Deze discussie is op gang gekomen na diverse boekhoudschandalen, denk bijvoorbeeld aan het Parmalat, het Enron schandaal en vrij recent nog het boekhoudschandaal van Imtech in Polen en Duitsland (FMT, 2014). De recente restatements en de val van Enron heeft tot vele twijfels over het accountantsberoep geleid. Het verschil in audit kwaliteit resulteert in een vermindere geloofwaardigheid van accountants en kwaliteit van de verslaggeving van klanten.

(9)

Wat is audit kwaliteit?

Audit standaarden impliceren dat audit kwaliteit wordt bereikt door de uitgifte van het ‘juiste’ auditrapport over de naleving van algemeen aanvaarde boekhoudprincipes door de klant. Echter, audit kwaliteit is een complex begrip waaraan niet een eenvoudige definitie ten grondslag ligt (Francis, 2011).

DeAngelo (1981) definieert de kwaliteit van een audit aan de kans dat een auditor een fout detecteert en deze eveneens rapporteert. De waarschijnlijkheid dat een accountant een fout ontdekt hangt van diverse factoren af. Dit hangt bijvoorbeeld af van de technologische mogelijkheden, de uitgevoerde audit werkzaamheden, de gekozen steekproeven en andere factoren. Een hogere kwaliteit kan worden geassocieerd met uitgebreidere en gedetailleerde testen van de jaarrekening door een accountant. Dit is bedoeld om een hogere vorm van zekerheid te verschaffen, bijvoorbeeld redelijke mate van zekerheid. Audit

failures/mislukkingen kunnen worden vastgesteld als de laagste vorm van audit kwaliteit. Indien een audit failure/mislukking plaatsvindt, dan bevindt zich een fout in de financiële verslaglegging. In dit geval is sprake van een lage audit kwaliteit.

Francis (2011) ondersteunt deze stelling. Francis stelt dat hoe hoger het ‘audit failure’ percentage is, hoe lager de kwaliteit van de accountantscontrole is. Francis vindt een negatief verband tussen het aantal ‘audit failures’ en de kwaliteit van een accountantscontrole. Een ‘audit failure’ ontstaat wanneer de financiële jaarrekening van een onderneming materiële ‘misstatements’ bevat en de accountant deze niet ontdekt. Deze ‘audit failures’ kunnen op twee manieren ontstaan. Ten eerste kan het ontstaan indien de accountant de General Accepted Accounting Principles (GAAP) niet handhaaft tijdens de accountantscontrole, de regelgeving is dan niet goed opgevolgd door de accountant. Ook kunnen ‘audit failures’ ontstaan doordat de accountant faalt in het afgeven van een aangepaste verklaring of een niet goedkeurende verklaring in de juiste omstandigheden. De accountant geeft een goedkeurende verklaring af, terwijl de accountant eigenlijk een niet goedkeurende verklaring had moeten afgeven, omdat de jaarrekening een materieel ‘misstatement’ bevat. Ook kan de accountant een niet goedkeurende verklaring afgeven, terwijl het wel een goedkeurende verklaring moet zijn. De accountant heeft ten onrechte een foute verklaring afgegeven. De gebruikers van de jaarrekening zijn bij beide manieren misleid, waardoor zij verkeerde beslissingen kunnen nemen.

(10)

De accountant controleert de financiële gegevens, een hoge audit kwaliteit is positief geassocieerd met een hoge accounting kwaliteit, met een hoge kwaliteit van de financiële verslaglegging. De International Accounting Standards Board (IASB) heeft in 2011 het ‘Framework for the Preparation and Presentation of Financial Statements’ geïntroduceerd. De IASB geeft geen exacte definitie van een ‘hoge’ accounting kwaliteit, wel zijn twee

karakteristieken kenmerkend voor accounting kwaliteit, namelijk relevantie en getrouw beeld. De financiële verslaglegging dient een relevant en getrouw beeld te geven van de werkelijkheid.

DeAngelo (1981) geeft eveneens aan dat de kwaliteit afhangt van de grootte van de organisatie van de accountant. Hierbij doelt DeAngelo op het reputatierisico van de

accountant. Een fout bij een klant kan effect hebben op het vertrouwen bij andere klanten. De accountant dient ten behoeve van zijn reputatie wel een hoge kwaliteit te leveren.

Bovenstaande voorgaande onderzoeken geven een definitie voor audit kwaliteit. Barth et al. (2008) meten accounting kwaliteit door middel van winsturing, het tijdig herkennen van verliezen en waarderelevantie van de opbrengsten. Barth et al. concludeert dat

ondernemingen met weinig winststuring, tijdige verliesneming, een hogere waarderelevantie van de opbrengsten, een hoge accounting kwaliteit hebben. Burgstahler en Dichev (1997) hanteren het vermijden van kleine verliezen als proxy voor accounting kwaliteit. Francis (2004) hanteert de persistentie en voorspelbaarheid van opbrengsten als proxy van accounting kwaliteit.

Al concluderend heeft het begrip ‘accounting kwaliteit’ dus meerdere invalshoeken vanuit de voorgaande literatuur. De jaarrekening is van een hoge kwaliteit indien deze een relevant en getrouw beeld geeft van de werkelijkheid, en geen materiële misstatements bevat.

Fig.2.

Artikel Onderwerp/conclusie

DeAngelo, 1981. Auditor size and audit quality. Journal of Accounting

and Economics 3, pp. 183-199.

Toezichthouders en kleine accountantskantoren beweren dat de grootte van een

accountantskantoor geen invloed heeft op de audit kwaliteit en dus irrelevant zou moeten zijn in de keuze van een accountant. In tegenstelling tot bovenstaande zin, stelt deze paper dat kwaliteit van het accountantscontrole niet onafhankelijk is van de grootte van het accountantskantoor, zelfs als accountants aanvankelijk dezelfde technologische mogelijkheden bezitten. Accountants met een groter aantal klanten hebben 'meer te verliezen' indien zij een fout maken bij de controle van financiële overzichten. Dit aspect verhoogt de kwaliteit van de accountantscontrole indien deze gecontroleerd is door een groter accountantskantoor.

Barth, M.E., Landsman, W.R. &Lang M.H. (2008). ‘International

accounting standards and accounting

Deze paper onderzoekt of de toepassing van International Accounting Standards ( IAS ) is geassocieerd met een hogere kwaliteit van de boekhouding. Deze paper vindt bewijs dat bedrijven, afkomstig uit 21 onderzochte landen, die IAS hanteren over het

(11)

quality’. Journal of Accounting

Research, 46(3), 467-498.

algemeen minder earnings management toepassen, meer tijdige verlies erkennen en meer waarderelevantie heeft ten aanzien van boekhandige bedragen, dan bedrijven die geen IAS hanteren.

Burgstahler, D., Dichev I., (1997). ‘Earnings management to avoid earnings decreases and

losses’, Journal of Accounting &

Economics, Volume 24, 99-126.

Deze paper levert bewijs dat bedrijven gerapporteerde winsten ‘managen’ om

winstafname en verliezen te vermijden. Deze paper vond bewijs dat twee componenten van earnings, cash flow from operations en veranderingen in werkkapitaal, gebruikt worden om verhogingen in de winst te bereiken.

Francis, J.R. (2011).Framework for Understanding and

Researching Audit Quality

Auditing: A Journal of Practice & Theory American Accounting Association Vol. 30, No. 2

May 2011 pp. 125–152

Dit document bevat een algemeen kader voor het bestuderen van factoren die samenhangen met engagementlevel audit kwaliteit. Het kader is bedoeld om ons tot denken te zetten over de uitvoering van audit - kwaliteit onderzoek ,en om wetenschappers, professionele accountants, toezichthouders , en beleid

makers te helpen om beter inzicht in verkrijgen in de drivers audit kwaliteit. Terwijl het kader een brede reikwijdte heeft, zullen de implicaties van het onderzoek zich vooral richten op gearchiveerd audit research.

2.1.3 Audit kwaliteit en earnings management

Zoals vermeld in paragraaf 2.2. meet Barth et al. (2008) accounting kwaliteit door middel van winststuring, tijdige verliesneming en de waarderelevantie van de opbrengsten. Het

onderzoek concludeert dat een hoge accounting kwaliteit gepaard gaat met financiële verslaggeving met zo min mogelijk winststuring (gemeten door middel van discretionaire accruals), tijdige verliesneming (hogere frequentie van grote verliezen) en een hoge

waarderelevantie van de opbrengsten (sterke reactie van de aandelenprijzen). In onderstaande paragraaf wordt winsturing besproken.

Earnings management/winststuring

Healy en Wahlen (1999) definiëren earnings management als volgt: “Earnings management vindt plaats wanneer managers, judgements, inschattingen gebruiken in de financiële rapportage om belanghebbenden te misleiden of invloed uit te oefenen op contractuele uitkomsten die afhankelijk zijn van de financiële rapportage”. Walker (2013) hanteert de volgende definitie: “Het gebruik van bestuurlijke zeggenschap (managementpositie) bij accounting keuzes, winstrapportage keuzes en reële economische beslissingen en daarmee onderliggende economische gebeurtenissen te reflecteren in een model waardoor winsten verschillend op basis van het gekozen model gepresenteerd worden.

Scott (2009) bekijkt earnings management vanuit twee perspectieven, vanuit contracting en vanuit financial reporting. Contracting kan worden gebruikt voor het beschermen van de organisatie tegen onvoorziene omstandigheden bij onvolledige en onbuigzame (rigide) contracten. Managers kunnen bij financial reporting, ook wel

(12)

verslaggevingperspectief, de marktwaarde van de onderneming beïnvloeden. Dit kan zowel goed als slecht zijn voor de onderneming. Vanuit dit perspectief kan earnings management gebruikt worden om te voldoen aan de verwachtingen van de investeerders, aandeelhouders en andere belanghebbenden. Teveel gebruik van earnings management kan echter de bruikbaarheid van de verslaggeving doen verminderen. De verslaggeving geeft dan geen getrouw of relevant beeld van de organisatie. Scott beschrijft earnings management oftewel winststuring als volgt: “De keuze van waarderingsgrondslagen door managers om bepaalde doelstellingen te behalen. De manager zal met andere woorden kiezen voor de

waarderingsgrondslag die voor hem het meeste nut heeft. Deze definitie ligt in lijn met de definitie die Healy en Wahlen hanteren. Scott geeft aan dat op twee manieren over earnings management kan worden gedacht. Earnings management is opportunistisch gedrag door managers om hun eigen ‘nut’ te maximaliseren met het oog op beloningen,

schuldovereenkomsten en politieke kosten. Een hogere bonus voor het management kan aanleiding zijn tot het rapporteren van hogere winsten. Ten tweede geeft earnings

management managers wat flexibiliteit om zichzelf en de onderneming te beschermen met het oog op onverwachte en onvoorziene omstandigheden in het voordeel van alle “contracting parties”. Dit noemt men ook wel het “efficiënt contracting” perspectief (Walker, 2013).

De link naar accounting (kwaliteit) is als volgt te leggen. Het management kan de netto winst op twee manieren beheersen. Beheersing van de accruals, dit zijn ontvangsten en uitgaven in de resultatenrekening die niet worden weergegeven in de kasstromen. Accruals zijn het verschil tussen winsten en kasstromen. Een tweede manier is het wijzigen van de waarderingsgrondslagen zelf, bijvoorbeeld op welke wijze activa wordt afgeschreven of het moment waarop omzet wordt verantwoord. Wij kunnen accruals onderscheiden in

discretionaire accruals en niet discretionaire accruals. Discretionaire accruals zijn accruals die te beïnvloeden zijn door het management. Niet discretionaire accruals zijn niet te beïnvloeden door het management. Een voorbeeld van niet discretionaire accruals zijn aflossingen, deze zijn niet te beïnvloeden door het management, doordat deze bijvoorbeeld contractueel zijn vastgelegd. Voorbeelden van discretionaire accruals zijn voorzieningen voor garanties, incourante voorraden, reorganisaties, voorziening vakantiegeld en het muteren van de voorraad. Een mutatie van de voorraad is bijvoorbeeld een discretionaire accrual, door bijvoorbeeld overheadkosten in de voorraad mee te nemen. Discretionaire accruals zijn aanpassingen die de manager zelf kiest. Een manager kiest bijvoorbeeld voor het activeren

(13)

van onderzoek- en ontwikkelingskosten. Accruals zijn te onderscheiden in accruals die willekeurig, discretionair zijn, en accruals die niet willekeurig, niet discretionair, zijn.

Scott concludeert dat earnings management de betrouwbaarheid van de financiële informatie verminderd. Echter, earnings management is nuttig met het oog op rigide contracten en kan een middel zijn voor geloofwaardige communicatie (“signaling”) van inside informatie naar investeerders. Earnings management kan nuttig zijn, mits het binnen bepaalde grenzen blijft.

Voor accountants is het belangrijk om earnings management te begrijpen, omdat earnings management de onderneming in staat stelt de “relevantie” van de netto winst voor verslaggeving aan investeerders en “contracting” doeleinden te verbeteren danwel te

verslechteren. Jaarrekeningen van hoge kwaliteit worden geacht een mitigerende werking te hebben op de keuzes door het management ten aanzien van het discretionaire component van de accruals. Volgens de theorie geven discretionaire accruals inzicht in deze keuzes (Jones, 1991). Discretionaire accruals zijn een geaccepteerde proxy voor accounting kwaliteit.

Discretionaire accruals zijn geen posten die eenvoudig in de jaarrekening zijn af te lezen. De vraag is hoe de discretionaire component van de accruals berekend worden. Voor het berekenen van deze discretionaire component zijn verschillende proxies en modellen. Zo is er het model van Healy (1985), van DeAngelo (1986), het Jones model (1991), het

modified Jones model (Dechow, 1995) en model van McNichols (2002). In Paragraaf 2.1.4 wordt hier verder op in gegaan.

Fig.3.

Artikel Onderwerp/conclusie

Healy, P.M., and J.M. Wahlen. 1999. A review of Earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting

Horizons. December 1999, Vol. 13,

No. 4, pp. 365-383.

In deze paper reviewen de onderzoekers het academische bewijs van earnings management en beoordelen zij de gevolgen hiervan voor standaardsetters en regelgevers. Zij structureren de review rond issues die van belang zijn voor

standaardsetters. In het bijzonder, reviewen zij bewijs waarop specifieke accruals worden gebruikt om het resultaat te beheersen, de frequentie van earnings management, en of earnings management de beschikbaar middelen en geldstromen in de economie beinvloed. Deze review geeft een aantal mogelijkheden voor toekomstig onderzoek naar earnings management.

Scott, W.R. 2009. Financial Accounting Theory 5th edition, Pearson Education Canada, 2009.

Het doel van het boek is het verschaffen van een beeld van de omgeving waarin verslaggeving naar boven komt. De beste maatregel op het gebied van netto winst om investeerders te informeren aangaande hun investeringsbeslissingen, dus om adverse selection te beheersen, hoeft niet per se de beste maatregel te zijn om de management performance te motiveren, dus om het moral hazard te beheersen. Het gaat dus om de afweging tussen relevantie (adverse selection) en betrouwbaarheid (moral hazard) van informatie, waarbij relevante informatie investeerders in staat stelt de toekomstige economische vooruitzichten van ondernemingen in te schatten en waarbij betrouwbare informatie juist is en vrij van vooroordelen en andere manipulatie door het management.

(14)

Het boek gaat hier verder op in.

2.1.4 Audit kwaliteit en discretionaire accruals

Discretionaire accruals zijn een geaccepteerde proxy voor accounting kwaliteit. Zoals in paragraaf 2.1.4. beschreven zijn voor het berekenen van deze discretionaire component verschillende proxies en modellen. Zo is er het model van Healy (1985), van DeAngelo (1986), het Jones model (1991), het modified Jones model (Dechow, 1995) en het model van McNichols uit 2002 (Walker, 2013). Het Healy model uit 1985 test earnings management door de gemiddelde totale accruals te vergelijken met een earnings management variabele (Dechow, 1995). DeAngelo’s model is afkomstig uit 1986. Dit model kan gezien worden als een speciale aangepaste versie van het ‘Healy Model’, waarbij de geschatte niet discretionaire accruals zijn beperkt tot voorgaand jaar (Dechow, 1995). Dechow geeft aan dat zowel Healy als DeAngelo de totale accruals van de periode gebruiken als een proxy voor de verwachte niet discretionaire accruals. Jones houdt, als aanvulling op de twee voorgaande modellen, in haar model uit 1991 rekening met de economische omstandigheden waarin de onderneming zich bevindt. Een aantal artikelen hebben het Jones model uit 1991 verder ontwikkeld. Dechow et al (1995) introduceren het modified Jones model. Zij voeren een aanpassing door in Jones model door de variabele, verandering van debiteuren, toe te voegen. Tussen 1995 en 2005 werd dit model standaard ingezet door veel onderzoekers om de discretionaire accrual te bepalen. Het McNichols model (2002) is een aanvulling op het modified Jones model, waar cash flow from operations als variabele is toegevoegd. Het Jones model, het modified Jones model en het model van McNichols zullen hieronder worden toegelicht en in dit onderzoek als model worden gebruikt.

Jones model

Jones stelt een model voor dat veronderstelt dat niet discretionaire accruals constant zijn (Dechow et al, 1995). Het model probeert het effect van omstandigheden rond het bedrijf te controleren die effect hebben op de niet discretionaire accruals. Een aanname in het Jones model is dat de opbrengsten niet discretionair zijn. Indien winsten worden gemanaged door middel van discretionaire inkomsten, zal het Jones model een gedeelte van deze earnings verwijderen van de discretionaire proxy. Hierbij kan gedacht worden aan een situatie waarin een manager een accrual opneemt voor omzet aan het eind van het jaar, wanneer het geld nog niet is ontvangen en het de vraag is of deze ontvangen wordt. De manager maakt deze

(15)

boeking, die tot een verhoogde winst en een hoger totaal aan accruals leidt. Het Jones model neemt deze accrual in relatie met de winst niet mee, waardoor de schatting van earnings management wordt beïnvloed naar nul. Krishnan (2003) gebruikt in zijn onderzoek dit model van Jones.

Accruals zijn afhankelijk van de economische omstandigheden van waarin de onderneming zich in bevindt. Ter aanvulling op oudere modellen van DeAngelo (1986) en Healy (1985) wordt hier in het Jones model wel rekening mee gehouden. Als de omzet de niet discretionaire component van de accruals beïnvloedt, dan zal de omzet ook moeten worden meegenomen in het model. Jones heeft het volgende model geïntroduceerd:

De wijziging in de omzet (ΔREV) beheerst de economische omstandigheden waarmee de onderneming te maken heeft en deze is ook verbonden met het werkkapitaal. De materiële vaste activa zijn opgenomen om de afschrijvingen te beheersen. Om te beheersen voor de grootte van de onderneming worden alle variabelen gedeeld door de totale activa van de onderneming. Het residu ε is gelijk aan de discretionaire component van de accruals. De totale accruals (AC) is de optelsom van de niet discretionaire accruals (NA) en de discretionaire accruals (DA).

Modified Jones model

Het modified Jones Model is een gewijzigde versie van het Jones Model. Het model is

gewijzigd om de tendens van het Jones model waarbij fouten in de discretionaire accruals zijn meegenomen door winstschattingen uit te sluiten. Dechow et al (1995) hebben kritiek op het Jones Model. In het Jones model bestaat de mogelijkheid dat de discretionaire accruals met

(16)

een fout worden gemeten. Het model houdt er geen rekening mee dat manipulaties in

opbrengstcijfers voor kunnen komen. Deze manipulaties kunnen echter wel voorkomen bij de vorderingen, ook wel verkopen op krediet. Dechow et al. (1995) gaat er van uit dat

operationele opbrengsten niet discretionair zijn behalve de verkopen op krediet, bij de

vorderingen. Dechow et al (1995) corrigeert de opbrengsten voor uitstaande vorderingen dan ook in de formule voor niet discretionaire accruals. Om het risico te onderkennen dat de omzet beïnvloedt wordt door de managers, wordt de omzet aangepast met de verandering in ontvangsten van de onderneming (ΔREC). Een beperking van het basismodel van Jones is dat dit basismodel geen rekening houdt met het feit dat managers de boekhoudkundige omzet kunnen beïnvloeden, door bijvoorbeeld de timing van omzetneming te vervroegen of te verlaten. Het gemodificeerde model ziet er na de toevoeging als volgt uit:

De schattingen van α1, α2 en α3 en de niet discretionaire accruals gedurende de

schattingsperiode zijn verkregen uit het oorspronkelijke Jones Model. De enige aanpassing ten opzichte van de oorspronkelijke Jones model is dat de verandering in omzet gecorrigeerd wordt voor de verandering in de vorderingen.

McNichols

McNichols (2002) combineert het Jones model en het modified Jones model en voegt de variabelen CFOt-1, CFOt en CFOt+1 aan het model toe. Dit model is een beter model van de niet discretionaire accrual in relatie met de verandering in werkkapitaal.

(17)

Fig.4.

Artikel Onderwerp/conclusie

Dechow, P.M., Sloan, R.G., Sweeney A.P. (1995). ‘Detecting Earnings

Management’, The Accounting

Review, volume 70, no 2.

Deze paper onderzoekt alternatieve accruals-based modellen voor het detecteren van earnings management. De paper vergelijkt diverse modellen en uitkomsten ten aanzien van accruals met elkaar. Een gemodificeerde versie van het Jones model is in staat het best earnings

management op te sporen.

Krishnan, G.V. 2003. ‘Does Big 6 Auditor Industry Expertise Constrain Earnings Management?, Accounting

Horizons, pp. 1-16.

Earnings management blijft een populair onderwerp. Beleggers, toezichthouders, analisten en het publiek blijven debatteren en discusseren. Branchekennis van de accountant kan wellicht earnings management verminderen in de financiële cijfers. Met behulp van een grote

steekproef van cliënten van Big 6 auditoren gaat dit onderzoek in op de relatie tussen industrie deskundigheid van de accountant en het niveau van een cliënt

absolute discretionaire overlopende posten, een gemeenschappelijke proxy voor earnings management. Industrie expertise is gemeten in termen van zowel accountant marktaandeel in een sector, als een aandeel van de industrie ten opzichte van alle industrieën in de portefeuille van de accountant van alle industrieën. Klanten van niet-specialistische accountants

rapporteren absolute discretionaire overlopende posten die gemiddeld 1.2 procent van het totale vermogen hoger zijn dan de discretionaire overlopende posten die gerapporteerd zijn door cliënten van gespecialiseerde accountants. Deze bevinding komt overeen met het idee dat gespecialiseerde accountants beter in staat zijn earnings management tegen te gaan dan niet-specialistische accountants en daarom invloed hebben op de kwaliteit van de winst. McNichols, M.F., 2002.

Discussion of the quality of accruals and earnings: the role of accrual estimation

errors. The Accounting Review, 77 (Suppl.), 61–69.

Dechow en Dichev (2002) modelleren earnings kwaliteit als het totaal aan schattingsfouten in accruals. McNichols legt de beperkingen bloot van de aanpak van DD en komt met empirisch bewijs voor een meetfout in het onderzoek van DD. DD komt met behulp van het Jones model uit 1991 uit tot schattingen voor discretaire accruals die significant zijn geassocieerd met kasstromen, die volgens McNichols eigenlijk niet discretionair zijn.

(18)

2.2 Audit expertise en audit kwaliteit

In de voorgaande paragrafen is uiteengezet wat wordt veronderstaan onder audit kwaliteit en dat de kwaliteit van de verslaggeving te meten is door middel van de discretionaire

component van de accruals. Earnings management is een zorg voor investeerders,

toezichthouders, analisten en andere belanghebbenden, aangezien earnings management de betrouwbaarheid en relevantie verminderen van de financiële verslaglegging. Healy en Wahlen (1999) stellen voor om meer onderzoek naar mitigerende factoren van earnings management te verrichten.

Balsam et al. (2003) geven aan dat voorgaand onderzoek naar mitigerende factoren van earnings management zich vooral richtte op de merknaam en reputatie van een

accountant. DeAngelo (1981b) was één van de eerste onderzoekers die de relatie onderzocht tussen de kwaliteit van de accountantscontrole en de grootte van het accountantskantoor die de controle uitvoert. Tevens is veel onderzoek gericht op rotatie van accountantskantoren.

Gramling en Stone (2001) stellen in hun review van expertise van

accountantskantoren vast dat weinig onderzoek is verricht naar in hoeverre industrie specialisatie is geassocieerd met de kwaliteit van de audit. Zij vinden het gebrek aan onderzoek verrassend, gegeven de importantie die klanten en standaardsetters geven aan industrie expertise. In deze paper wordt hier verder onderzoek naar gedaan. In de volgende paragraaf 2.2.1 wordt uiteengezet wat audit expertise is en in 2.2.2. wordt weergegeven wanneer een accountant industrie specialist is. Schematisch ziet het onderzoek er als volgt uit:

(19)

Fig.5.

Artikel Onderwerp/conclusie

Balsam, S., Krishnan, J., Yang, S.Y. (2003). ‘Auditor Industry Specialization and Earnings Quality’. Journal of Practice &

Theory 22, pp. 71-97.

Deze studie onderzoekt het verband tussen earnings quality en auditor industrie specialisatie. Voorgaand onderzoek heeft alleen het verband tussen merknaam en earnings kwaliteit onderzocht. Dit onderzoek heeft als uitkomst dat klanten van industrie specialisten minder discretionaire accruals hebben dan van niet industrie specialisten. Deze bevinding is consistent met de bevinding dat industrie specialisten een hogere kwaliteit van earnings hebben dan niet specialisten.

Gramling, A. A., and D. N. Stone. 2001. Audit firm industry expertise: A review and synthesis of the archival literature. Journal of

Accounting Literature (20): 1.29.

In dit onderzoek reviewen de onderzoekers het verrichte onderzoek naar audit firm industrie expertise. Zij evalueren kritisch de gehanteerde methoden en problemen van de voorgaande literatuur. Zij pleiten voor een grotere diversiteit van de onderzoeksmethoden in de industrie gerelateerde auditing onderzoek .

2.2.1 Industrie expertise

In deze paragraaf wordt ingegaan op industrie expertise. De Nederlandse encyclopedie omschrijft expertise als kennis en kundigheid op een bepaald gebied (encyclo,2014). Indien een persoon over meer kennis en kundigheid beschikt is deze persoon in staat beter te functioneren en tijdig fouten te herkennen.

Solomon et al (1999) stellen dat industrie experts betere kennis hebben dan de niet experts doordat zij meer ervaring hebben in de industrie waarin zij zich gespecialiseerd hebben. Solomon beweert dat speciale kennis over een bepaalde industrie op twee manieren kan ontstaan, namelijk door directe en indirecte ervaring. De directe ervaring bestaat uit de ervaring die een accountant op doet tijdens het uitvoeren van een accountantscontrole (audit) in een afzonderlijke industrie. De indirecte ervaring kan een accountant op doen door het volgen van trainingen, waardoor het kennis op doet over een bepaalde industrie. Deze ervaring zorgt ervoor dat de industrie experts de mogelijkheid hebben om nauwkeuriger te rapporteren en fouten herkennen.

Francis (2004) stelt dat wanneer een accountantskantoor meer klanten/vergoedingen heeft in een bepaalde industrie, dit een accountantskantoor de mogelijkheid biedt om meer kennis over een bepaalde industrie op te doen, zij hebben namelijk meer werk, wat leidt tot ‘industrie expertise’. Een accountant met industrie expertise heeft een betere kennis, meer ervaring en is nauwkeuriger in staat te rapporteren en fouten te herkennen. Dit komt door de directe en indirecte opgedane ervaring.

Reichelt et al (2010) zijn het eens met het standpunt dat industrie expertise voorkomt uit de directe ervaring die wordt opgedaan bij een klant die dicht in de buurt is van het

(20)

kantoor. Volgens Reichelt et al (2010) onderscheiden industrie specialistische accountants zich van niet deskundigen door te investeren in branche specifieke specialisatie kosten, bijvoorbeeld opleiding, personeel en technologie, hierdoor ontwikkelen en onderhouden zij de kennis van de branche. Zij verspreiden deze kosten over meerdere klanten, waardoor het minder waarschijnlijk is voor concurrerende accountants om te investeren in kennis van een bepaalde industrie.

Fig. 6

Artikel Onderwerp/conclusie

Solomon, I., Shields, M.D. en Whittington, O.R. (1999). What Do Industry-Specialist Auditors Know? Journal of Accounting

Review, 57, (1), 191-208

Deze paper onderzoekt in hoeverre industrie specialisten meer kennis dan niet specialisten. De onderzoekers stellen dat industrie experts betere kennis hebben dan de niet experts doordat zij meer ervaring hebben in de industrie waarin zij zich gespecialiseerd hebben. Solomon beweert dat speciale kennis over een bepaalde industrie op twee manieren kan ontstaan, namelijk door directe en indirecte ervaring. De directe ervaring bestaat uit de ervaring die een accountant op doet tijdens het uitvoeren van een accountantscontrole (audit) in een afzonderlijke industrie. De indirecte ervaring kan een accountant op doen door het volgen van trainingen, waardoor het kennis op doet over een bepaalde industrie. Deze ervaring zorgt ervoor dat de industrie experts de mogelijkheid hebben om nauwkeuriger te rapporteren en fouten herkennen.

Reichelt, K.J. enWang, D (2010). National and Office-Specific Measures of Auditor Industry Expertise and Effects on Audit Quality. Journal of Accounting Research. Vol. 48 No. 3 June 2010

Deze paper onderzoekt of audit kwaliteit hoger is voor industrie audit specialisten op nationaal en stad niveau door gebruik te maken van een framework ontwikkeld door Francis et al (2005). Ze vinden dat accountants die op nationaal en stadsniveau specifiek industriespecialist zijn, klanten hebben met de minste abnormale accruals. Dit suggereert dat zij de hoogste audit kwaliteit leveren. Daarnaast vinden zij bewijs dat cliënten, gecontroleerd door accountants die specialist zijn voor die stad, lagere accruals hebben dan niet specialisten. Samen leveren deze resultaten consistent bewijs dat de controle kwaliteit hoger is wanneer de auditor een land en stadsspecialist is

2.2.2 Industrie specialist

In deze paragraaf wordt uiteengezet wanneer een auditor industrie specialist is en hoe dit kan worden bepaald. Dit kan aan de hand van het aandeel van een bepaalde industrie in het klanten pakket van een accountant en het marktaandeel van een accountant in een bepaalde industrie (Krishnan, 2003).

Aandeel industrie in klantenpakket accountant

Krishnan (2003) geeft aan dat industrie expertise van een accountant niet is waar te nemen, zodat onderzoekers moeten vertrouwen op berekeningen die industrie expertise benaderen. Krishnan gebruikt een model waar wordt berekend op welke markt een accountant specialist is. Dit wordt berekend door de ontvangen audit fees van een specifieke markt af te zetten tegen de totale audit fees ontvangen van alle markten van een accountant.

(21)

Waarin:

SALES is sales revenue, en de teller is de som van de verkopen van alle J cliënten van accountantskantoren in industrie K., met betrekking tot Big 4 accountants. De noemer in vergelijking (1) is de verkoop van alle cliënten van accountantskantoor i gesommeerd over alle K industrieën.

Aangezien niet van alle bedrijven de auditfee bekent is gemaakt, gebruik ik evenals Krishnan (2003) de totale verkopen van bedrijf x, als belangrijke graadmeter voor de auditfee. Een groot bedrijf met veel omzet, zal een hogere auditfee betalen.

Uit dit model ontstaat een tabel met de omzet van een big 4 kantoor per markt, afgezet tegen de opbrengsten van alle markten van een big 4 kantoor. Deze tabel is opgenomen in hoofdstuk 3.

Marktaandeel accountant met betrekking tot de industrie

In overeenstemming met het onderzoek van Krishnan (2003) en Kwon (2009) gebruik ik een alternatieve maatregel met betrekking tot industrie expertise om fouten in de schattingen van expertise in het voorgaande model te minimaliseren. Ik bereken het marktaandeel van de accountant voor een bepaalde industrie met een proxy met accountantskosten verdiend door een accountant in een sector als percentage van de accountantskosten verdiend door alle accountantskantoren in die specifieke sector. Krishnan (2003) gebruikt de volgende formule:

Waarin: SALES is sales revenue, de teller is de som van totale verkopen (sales) van alle Jik klanten van accountantskantoren in industrie k. De noemer zijn de verkopen van Jik klanten in industrie k, opgeteld over alle accountantskantoren in de

steekproef met klanten (Jik) in industrie k. De noemer neemt de verkopen van niet Big 4 kantoren niet mee.

Aangezien niet van alle bedrijven de auditfee bekent is gemaakt, gebruik ik evenals Krishnan (2003) de totale verkopen van bedrijf x, als belangrijke graadmeter voor de auditfee. Een groot bedrijf met veel omzet, zal een hogere auditfee betalen.

(22)

Uit dit model ontstaat een tabel met het marktaandeel van een Big4 kantoor ten opzichte van de andere Big4 kantoren ten aanzien van een bepaalde industrie. Deze tabel is opgenomen in hoofdstuk 3.

Walker (2013) definieert in het onderzoek industrie specialist als de accountant met het grootste marktaandeel en het marktaandeel van deze accountant is tenminste 10% groter dan de accountant met het op één na grootste marktaandeel. Een voorwaarde die daar bij kan worden genomen is dat het marktaandeel tenminste groter dan 50% moet zijn en het verschil met de op één na grootste accountant minimaal groter dan 10%.

Fig 7.

Artikel Onderwerp/conclusie

Michael Ettredge, Soo Young Kwon and Chee Yeow Lim (2009). Client, Industry, and Country Factors Affecting Choice of Big N Industry Expert auditors. Journal of

Accounting, Auditing & Finance 2009 24:

433

Deze studie onderzoekt de klant keuze van de industrie gespecialiseerde accountants onder big N (big 4 of 5) in een internationale setting (non-US). Zij onderzoeken klant-, industrie- en land-specifieke factoren. Zij vinden dat de internationale klantkeuze positief geassocieerd is met met de grootte van de opdrachtgever, groeikansen van de opdrachtgever en het beschikbare vermogen. De keuze voor industriespecialisten is meer aanwezig in landen waar een sterke mate van investeerdersbescherming heerst, kwaliteit van het verslaggevingmilieu hoger is, en waar de nationale economie verder ontwikkeld is. Klanten die behoren tot gereguleerde industrieën selecteren eerder een industrie specialistische accountant.

2.3 Relatie industrie expertise en audit kwaliteit

In paragraaf 2.1 is audit kwaliteit beschreven en hoe de kwaliteit van een audit is te meten. In paragraaf 2.2 is industrie expertise aan bod gekomen en beschreven wanneer een accountant industrie specialist is.

De vraag is nu of industrie expertise leidt tot hogere kwaliteit van de audit, zodat vastgesteld kan worden in hoeverre de kwaliteit van de expert hoger of lager is dan de kwaliteit van de niet expert. Romanus (2008) stelt dat accountantskantoren met industrie specifieke kennis, de karakteristieken en de activiteiten van een onderneming beter begrijpen, wat de mogelijkheid vergroot om fouten te detecteren. Dit leidt tot een hogere kwaliteit van een accountantscontrole. Uit het onderzoek komt naar voren dat verhoogde kennis en vaardigheden van een accountant met specifieke kennis over een industrie leidt tot een kleinere kans op achteraf boekhoudkundige aanpassingen. Krishnan (2003) onderzoekt of industrie expertise onder Big6 kantoren, earnings management vermindert. Krishnan vindt dat cliënten van niet specialistische kantoren hogere discretionaire accruals hebben dan cliënten van specialisten. Balsam et al (2003) doet onderzoek naar industrie specialisatie en

(23)

earnings quality. Hij vindt een associatie dat indien een accountant zich gespecialiseerd heeft in een industrie, de kwaliteit van de earnings hoger was.

Bedard en Biggs (1991) stellen vast dat accountants met meer klant specifieke kennis beter in staat zijn fouten te identificeren bij de specifieke klant dan accountants met minder specificieke kennis. Dit is consistent met de bevindingen van Johnson et al (1991) dat industrie expertise is geassocieerd met een versterkt vermogen om fraude op te sporen.

Industrie specialisten zijn meer geneigd te investeren in trainingen, informatie technologie en audit technologie dan niet-specialisten (Reichelt et al, 2010). Solomon et al (1999) hebben de bevinding dat auditor specialisten meer accurate non-error kennis hebben, dan niet specialisten. De specialist concentreert zich eenvoudiger tot de belangrijke kwesties. Industrie specifieke kennis draagt bij in het detecteren van earnings management. Maletta en Wright (1996) zien fundamentele verschillen in specifieke misstatements per industrie en methoden om deze te detecteren tussen de verschillende industrieën. Accountants die gespecialiseerd zijn in de bancaire sector, kunnen de toereikendheid van

kredietvoorzieningen beter beoordelen dan niet specialisten. Bovenstaande suggereert dat industrie specialisten die meer industrie specifieke kennis hebben, effectiever de controle verrichten dan niet specialisten.

Francis (2011) noemt in zijn onderzoek de effecten van marktconcentratie. Indien meer marktconcentratie aanwezig is in een stad, leidt dit tot een betere kwaliteit van de winsten van de cliënten, indien minder marktconcentratie in een stad aanwezig is, is dit slecht voor de kwaliteit van de winsten en audits.

De bevindingen van de bovenstaande studies ondersteunen de stelling dat industrie specialisten de middelen, de kennis, en de prikkels tot het detecteren en beperken van earnings management hebben ten opzichte van niet specialisten en derhalve de kwaliteit van de winsten verbetert.

Fig.8

Artikel Onderwerp/conclusie

Romanus, R.N., Maher, J.J. en Fleming, D.M. (2008). Auditor Industry

Specialization, Auditor Changes, and Accounting Restatements. Accounting Horizon, 22, (4), 389-413

De toename van restatements heeft aanzienlijke aandacht getrokken van toezichthouders, accountantskantoren, en raden van bestuur met betrekking tot audit kwaliteit en de kwaliteit van financiële overzichten. Uit onderzoek blijkt dat accountant specialisatie in een bepaalde industrie is geassocieerd met verbeterde foutdetectie en betere kwaliteit van de financiële gegevens. Bedard, J., and S. Biggs. 1991. The effect of

domain-specific experience on evaluation of management representation in analytical procedures. Auditing: A Journal of Practice

Bedard en Biggs (1991) verrichtten een onderzoek naar effect van specifieke ervaring in relatie met het evalueren van analytische procedures. Zij stellen vast dat accountants met meer klant specifieke kennis beter in staat zijn fouten te identificeren bij de specifieke klanten dan accountants met minder specificieke

(24)

& Theory (Supplement): 77-95. kennis. Johnson, P., K. Jamal, and R. Berryman.

1991. Effects of framing on auditor

decisions. Organization Behavior and Human Decision Processes (50): 75-105.

Framing effecten treden op wanneer bijvoorbeeld een manager, financiële informatie van een entiteit niet juist weergeeft, zodanig dat de manier waarop informatie wordt vermeld, invloed heeft op de beslissing van bijvoorbeeld accountants, analisten en beleggers. Deze studie toont aan dat meer ervaren, industrie specialistische accountants beter in staat zijn framing effecten op te sporen dan onervaren, niet specialistische accountants.

Malleta, M., and A. Wright. 1996. Audit evidence planning: An examination of industry error characteristics. Auditing: A

Journal of Practice & Theory (Spring):

71-86.

Dit onderzoek richt zicht op error karakteristieken die vooral voor een bepaalde industrie gelden. De onderzoekers zagen fundamentele verschillen in specifieke misstatements per industrie en methoden om deze te detecteren tussen de verschillende industrieën. Accountants die gespecialiseerd zijn in de bancaire sector, kunnen de toereikendheid van kredietvoorzieningen beter beoordelen dan niet specialisten. Bovenstaande suggereert dat industrie specialisten die meer industrie specifieke kennis hebben, effectiever de controle verrichten dan niet specialisten

(25)

3 Hypothese en Model

In dit hoofstuk wordt in paragraaf 3.1.1. de hypothese geformuleerd en in 3.1.2 het onderzoeksmodel uiteengeschreven.

3.1.1 Hypothesis

In Hoofdstuk 2 is audit kwaliteit beschreven, audit kwaliteit is te meten is door middel van de discretionaire component van de totale accruals. De waarde van de discretionaire accruals zal lager moeten zijn, indien de jaarrekening gecontroleerd wordt door een industrie specialist. Doordat de industrie specialist meer kennis, kunde en ervaring heeft ten behoeve van de specifieke industrie.

Dit leidt tot de volgende hypothese:

H1: De waarde van de discretionaire accruals van bedrijven die gecontroleerd worden door industrie specialisten zijn lager dan de waarde van de discretionaire accruals die

gecontroleerd worden door niet specialisten.

3.1.2 Model

In hoofdstuk 2 is ingegaan op hoe earnings management is te meten, waarom industrie expertise earnings management kan verminderen en hoe bepaald kan worden wanneer een accountant industrie specialist is.

In paragraaf 2.1.4 zijn het Jones, het modified Jones model en het model van McNichols beschreven. Deze modellen richten zich tot de discretionaire component van de accruals. In navolging van Krishnan (2003) en Balsam et al. wordt in dit onderzoek gebruikt gemaakt van het Jones model om de discretionaire component te berekenen.

(26)

Voor de consistentie en consensus in het onderzoek gebruik ik eveneens het modified Jones model en het McNichols model.

Deze modellen berekenen alleen de discretionaire component van de accruals. Dit onderzoek richt zich op het effect van industrie expertise op de discretionaire component van de accruals. Industrie expertise dient in het model verwerkt te worden.

Het multivariabele model draait een regressie van de absolute waarde van de

discretionaire accruals (ABDAC) op industrie specialisatie en op andere controle variabelen gebaseerd op voorgaand onderzoek (Becker et al. 1998, Reynols and Francis, Krishnan 2003). Het volgende onderzoeksmodel wordt gehanteerd:

Waarin SIZE gedefinieerd is als log van de totale activa en wordt gebruikt als proxy voor firm size. LEV is gedefinieerd als langlopende schulden verdeeld bij totale activa.

Bedrijven met hogere accruals worden geassocieerd met hogere discretionaire accruals, de absolute waarde van de totale accruals ten opzichte van de totale activa stand aan begin van het jaar wordt daarom toegevoegd als controle variabele ABACCR. DeFond en

Subramanyam (1998) menen in hun onderzoek dat discretionaire accruals zijn gerelateerd aan de wisseling van accountantskantoor. In navolging van Bartov et al. (2000) wordt ter controle van groei, market to book (MKBK) ratio als controle variabele toegevoegd. Tenslotte heeft Krishnan (2003) nog twee performance gerelateerde controle variabelen in het model toegevoegd. Ten eerste is earnings persistentie (PERSIST) toegevoegd en ten tweede observaties met negatieve earnings (LOSS), deze zijn gecodeerd als 1, en observaties met

(27)

positieve earnings als 0. De variabele SPECLST wordt gedefinieerd als industrie specialist. SPECLST is gelijk aan 1 voor industrie specialisten en 0 voor niet specialisten. Een

observatie van α7SPECLST <0, is consistent met de notie dat specialistische accountants in staat zijn earnings management te verminderen.

(28)

4 Beschrijvende statistiek en onderzoeksresultaten

De data bij dit onderzoek en keuzes die hierbij gemaakt zijn hebben impact op dit onderzoek. In de volgende paragrafen komen dataselectie, auditor expertise, descriptieve statistics, correlatie analyse en regressie analyse aanbod. Met de resultaten uit de regressieanalyses kunnen uitspraken worden gedaan over de eerder opgestelde hypothesen in hoofdstuk 3.

4.1 Dataselectie

De data selectie is afkomstig uit Datastream van alle beursgenoteerde bedrijven in Duitsland over de periode 2005-2012. De data zijn afkomstig vanuit de code WSCOPEBD. In de data zijn 964 Duitse bedrijven aanwezig, wat uiteindelijk resulteert in 6282 bedrijfsjaren. In tabel 1 staat de populatie aangegeven en welke data niet wordt meegenomen in het onderzoek. Als gevolg van ontbrekende data blijft een populatie van 1782 over. Verschillende ontbrekende data die vereist zijn conform het Jones, modified Jones en het McNichols model, zijn

verwijderd. Evens ontbrekende ten aanzien van de controle variabelen in de ABDAC formule zijn verwijderd, dit is conform het onderzoek van Krishnan (2003), dit onderzoek verwijdert eveneens ontbrekende variabelen.

(29)

4.2 Industrie specialist

In paragraaf 4.1 is de data opgeschoond. In dit onderzoek wordt onderzocht of industrie specialisatie leidt tot een hogere audit kwaliteit. Middels onderstaande formules, aandeel industrie in klantenpakket accountant en marktaandeel accountant met betrekking tot de industrie, kan de industrie specialist worden berekend. In de tabellen 1 en 2 is zichtbaar in welke industrie welke accountant specialist is. Deze zullen terugkomen en gebruikt worden in de beschrijvende statistiek, correlatietabellen en regressieanalyses.

Aandeel industrie in klantenpakket accountant

Waarin:

SALES is sales revenue, en de teller is de som van de verkopen van alle J cliënten van accountantskantoren in industrie K. De waarde van i, loopt van 1 tot 4, met betrekking tot Big 4 accountants. De noemer in vergelijking (1) is de verkoop van alle cliënten van accountantskantoor i gesommeerd over alle K industrieën.

Aangezien niet van alle bedrijven de auditfee bekend is gemaakt, gebruik ik evenals Krishnan (2003) de totale verkopen van bedrijf x, als belangrijke graadmeter voor de

auditfee. Een groot bedrijf met veel omzet, zal een hogere auditfee betalen. In tabel 2 is af te lezen in welke industrie een auditor, specialist is.

Sales is als basiseenheid gebruikt bij het berekenen van het portfolio aandeel. Het volgende voorbeeld illustreert de berekening voor het portfolio van KPMG. De totale verkopen van de cliënten van KPMG was in totaal EUR 2.870.409.299. De verkopen in industrie 1910 waren in totaal EUR 816.690.00. Het portfolio aandeel voor industrie 1910 is vervolgens (816.690.000 / 2.870.409.299) 28,45%. De portfolio aandelen zijn voor de overige drie ‘grote’ kantoren op dezelfde manier berekend. Voor elk accountantskantoor zijn de top drie portfolio’s gecodeerd als industrie specialist, hierbij is de variabele industrie expertise gelijk aan 1 en de niet top drie portfolio’s gelijk aan 0. Dit is consistent met het onderzoek van Krishnan (2003).

(30)

Opvallend is dat 124 eenheden zijn gedefinieerd als specialist en 1657 als niet specialist. Marktaandeel accountant met betrekking tot de industrie

Het marktaandeel van de accountant in een bepaalde industrie is een twee graadmeter van industrie expertise. Deze is middels de volgende formule te berekenen.

Waarin:

SALES is sales revenue, de teller is de som van totale verkopen (sales) van alle Jik klanten van accountantskantoren in industrie k. De noemer zijn de verkopen van Jik klanten in industrie k, opgeteld over alle accountantskantoren in de

steekproef met klanten (Jik) in industrie k. De noemer neemt de verkopen van niet-Big 4 kantoren niet mee.

Uit dit model ontstaat tabel 3 met het marktaandeel van een big 4 kantoor ten opzichte van de andere big 4 kantoren ten aanzien van een bepaalde industrie.

(31)
(32)

Totale Sales zijn gebruikt als basiseenheid om het marktaandeel van een industrie te berekenen. Het volgende voorbeeld illustreert de berekening voor industriegroep 4970. De totale verkopen in industriegroep 4970 is EUR 173.599.097, de verkopen van de cliënten van KPMG zijn EUR 105.016.318. Het marktaandeel is vervolgens 60%

(105.016.318/173.599.097). De overige uitkomsten zijn op een zelfde manier berekend. Een accountant is gecodeerd als specialist, gelijk aan 1, indien het marktaandeel groter is dan 50% en indien het verschil met de op één na grootste accountant minimaal groter is dan 10%. Indien de accountant onder deze waarde blijft, de accountant is geen specialist, dan is de variabele gelijk aan 0. Middels tabellen 1 en 2, is de industrie specialist bepaald. Deze zullen terugkomen en gebruikt worden in de beschrijvende statistiek, correlatietabellen en

regressieanalyses.

4.3 Beschrijvende statistiek

In deze paragraaf komt de beschrijvende statistiek aan de orde. Panel A van tabel 4 laat de verschillende statistieken zien voor klanten van industrie specialisten en niet specialisten gebaseerd op het portfolio aandeel. Voor income before extraordinary items gedeeld door totale activa aan het begin van jaar, log van de totale activa, langlopende schulden gedeeld door totale activa aan het begin van het jaar, totaal accruals, absolute waarde van de accruals afkomstig uit de het Jones, modified Jones en McNichols model. De resultaten indiceren klanten van industrie specialisten gemiddeld groter zijn, gemiddeld meer winst maken. Belangrijk is om te vermelden dat de gemiddelde absolute waarde van discretionaire accruals bij de Jones modellen lager liggen.

(33)

Panel B van tabel 4 laat de verschillende statistieken zien voor klanten van industrie specialisten en niet specialisten gebaseerd op het markt aandeel. Indien deze maatstaf gehanteerd wordt lijken klanten van specialisten minder winstgevend, groter van omvang en een grotere omvang aan discretionaire accruals te hebben. Het valt ook op dat indien er uit wordt gegaan van marktaandeel, dat 704 regels gecodeerd zijn als industriespecialist ten opzichte van 1077 als niet specialist. Dit is een hoog aantal aan industrie specialisten.

Samenvattend is in beide panels onder het Jones en modified Jones model, de absolute waarde van de discretionaire accrual lager van klanten die zijn geaudit door een industrie specialist.

(34)

4.4 Correlatietabel

De resultaten van Pearson correlatie coëfficiënten zijn gerapporteerd in tabel 5. De correlatie tabellen zijn gedraaid op basis van het Jones Model, Modified Jones Model en McNichols model. Zie hiervoor tabel 5, panel A, B en C.

Panel A laat zien dat indien een klant geaudit is door een specialist op basis van portfolio aandeel dat deze een afname laat zien van absolute waarde van de discretionaire accruals, deze is niet significant en niet gecorreleerd. Specialist market shares laat een lichte toename zien, indien een klant wordt geaudit door een specialist. Ook is af te lezen dat de grootte van een klant significant en gecorreleerd is met de absolute discretionaire component.

Panel B, laat een correlatietabel zien na het draaien van het modified Jones model. In Panel B is ongeveer een zelfde soort beeld te zien als in Panel A. Panel B laat zien dat indien een klant geaudit is door een specialist op basis van portfolio aandeel dat deze een afname laat zien van absolute waarde van de discretionaire accruals, deze is niet significant en niet gecorreleerd. Specialist market shares laat een lichte toename zien, indien een klant wordt geaudit door een specialist.

(35)

Als derde model is het model van McNichols gehanteerd, op basis van dit model is industrie specialisatie op basis van portfolio shares positief in relatie met de absolute discretionaire accruals, deze is niet significant.

Samenvattend laat het Jones en het modified Jones model een negatief verband zien tussen de discretionaire component van accruals en industrie expertise op basis van portfolio shares. Bovenstaande verbanden zijn niet significant. Op basis van industrie expertise ingedeeld op basis van marktaandeel is er eveneens geen significant verband gevonden.

(36)

4.5 Regressie

De resultaten afkomstig uit de regressieanalyse zijn hieronder uiteengezet. Anders dan bij een correlatie wordt bij een regressie een analyse uitgevoerd op de combinatie van alle

variabelen. In tabel 6 zijn de variabelen aangegeven die voor de regressieanalyse worden gehanteerd. De regressie is gedraaid op de uitkomsten van de DAC afkomstig uit de modellen van Jones, Modified Jones en McNichols.

De uitkomst van de regressie in panel A laat een negatief verband zien voor specialist portfolio shares ten aanzien van de discretionaire component van het totaal aantal accruals. Panel A, 1: Portfolio shares laat een coëfficiënt zien van -0,0216. De negatieve bèta

coëfficiënt zegt iets over de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele. Indien industrie specialisatie toeneemt, dan neemt de waarde van de discretionaire accrual af. Dit verband is niet significant. In paragraaf 2.3 is de relatie tussen industrie expertise en audit kwaliteit besproken. De bevindingen van onder andere Francis (2011), Reichelt et al (2010) ondersteunen de stelling dat industrie specialisten de middelen, de kennis, en de prikkels tot het detecteren en beperken van earnings management hebben ten opzichte van niet

specialisten en derhalve de kwaliteit van de winsten verbetert. Wanneer gekeken wordt naar Panel A is een negatieve coëfficiënt zichtbaar, deze is niet significant. Derhalve kan niet geconcludeerd worden dat industrie specialisatie op basis van portfolio shares de

discretionaire accrual af laat nemen.

De uitkomst van de regressie in Panel A, 2: Market Shares laat een positieve

coëfficiënt zien tussen industrie specialisatie op basis van Market shares en de discretionaire component van de accruals. Dit suggereert dat indien de accountant industrie specialist is, de discretionaire component toeneemt. Deze relatie is niet significant. Er is geen sprake van dat indien specialisatie aanwezig is, dat dan ook daadwerkelijk de accruals toenemen. Wanneer deze uitkomst vergeleken wordt met de voorafgaande literatuur, komt deze uitkomst niet overeen. De verwachting is dat industrie specialisatie zorgt voor minder discretionaire

accruals. Wellicht komt dit door de inschaling en codering van industrie specialisten op basis van market shares. Het valt op dat 704 regels gecodeerd zijn als industriespecialist ten

opzichte van 1077 als niet specialist.

De onafhankelijke variabelen geven geen goede voorspelling van de afhankelijke variabele. Het model A, 1: Portfolio shares voorspelt slechts 4,4% (Adjusted R-square) van de hoogte van de discretionaire accruals en 2 Market shares slechts 4,3%.

(37)

De uitkomsten van de regressie in Panel B, na gebruik van het modified Jones model, laten ongeveer een zelfde beeld zien als Panel A. Panel B laat een negatief significant verband zien voor specialist portfolio shares ten aanzien van de discretionaire component van het totaal aantal accruals. Panel A, 1: Portolio shares laat een coëfficiënt zien van -0,0304. Indien industrie specialisatie aanwezig is, dan neemt de waarde van de discretionaire accrual af. De significante waarde, 0,038, zegt iets over de voorspellende waarde die industrie expertise op basis van portfolio shares heeft op de discretionaire accrual variabele en de richting (bèta coëfficiënt) zegt iets over het verband tussen de variabele specialist portofolio shares en de discretionaire accrual. De p-waarde van 0,038 is kleiner dan 0,05 en is derhalve significant. De resultaten indiceren dat de hoogte van de absolute discretionaire accrual negatief is

geassocieerd met industrie expertise op portfolio niveau. Dit is een associatie voor een hogere audit kwaliteit. De resultaten komen overeen met de verwachting van dit onderzoek en

voorgaand onderzoek. Voorgaand onderzoek van Krishnan (2013) en Balsam et al (2003) vinden een associatie dat indien een accountant zich gespecialiseerd heeft in een industrie, de

(38)

kwaliteit van de earnings hoger zijn. Deze bevindingen zijn consistent met de bevindingen in dit onderzoek.

Specialist op basis van marktaandeel is positief en niet significant. De coëfficiënt is 0,0013. Deze coëfficiënt geeft aan dat indien een klant geaudit is door een industrie specialist op basis van market shares, de discretionaire component toeneemt. Deze relatie is niet

significant en heeft geen daadwerkelijke voorspellende waarde. Wellicht is geen significant resultaat waar te nemen omdat bij de indeling en codering van industrie specialisatie op basis van marktaandeel ongeveer 40% van de klanten is geaudit door een industrie specialist, 704 regels zijn gecodeerd als specialist en 1077 als niet specialist. De onafhankelijke variabelen geven niet echt een heel goede voorspelling van de afhankelijke variabele. Het model verklaart slechts 7% (Adjusted R-square) van de hoogte van de discretionaire accruals.

Bij Panel C, na het draaien van de regressie middels het McNichols model, is geen significant verband waar te nemen voor industrie expertise en discretionaire accruals. De bèta coëfficiënt in panel C, 1: Portofolio shares is -0,0170. Deze bèta coëfficiënt zegt iets over de richting van de relatie tussen industrie specialisatie en de hoogte van de discretionaire accrual. Indien de accountant industrie specialist is op basis van portfolio shares, dan zal de discretionaire accruals af moeten nemen. Deze relatie is niet significant, namelijk 0,23. Vanuit de voorafgaande literatuur, uiteengezet in paragraaf 2.3, wordt verwacht dat industrie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Influence of malo-Iactic fermentaion on the formation of amines: The histamine and tyramine content of wines made by normal and thermovinification procedures and had

Polarization dependent Raman spectra at 532 nm were recorded on a Olympus BX51M microscope equipped with a long working distance 100 times magnification objective.. Estimated spot

The special effects of the twenty-first century manipulate the spectator as the imaginary worlds of dystopian films become plausible (Metz 675) and this reinforces Gunning’s cinema

This quantitative validation was mainly focused on building confidence that a specific e-business idea would be of interest for all potential value network roles and actors

Load management is the effective utilisation of low-cost periods presented by the time-of-use (TOU) tariff structure. A TOU tariff structure assigns high electricity tariffs to

This research model makes it plausible to assume that relational models have a mediating effect on the relationship between the type of organisation and the customer experience..

8 , 31 , 32 , 35 In our study, the PowerGlove en- abled us to measure all hand motor symptoms in PD patients using a combination of inertial sensors and a force sensor, where the

In story type two, four quality aspects from the NPCF list were also mentioned in the narratives. A complementary quality aspect to the ‘Client-oriented environment’ and