• No results found

Putten, van. Drijfjacht e.a

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Putten, van. Drijfjacht e.a"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arnold Heumakers

Bas van Putten. Drijfjacht. De Arbeiderspers

Een schrijver die de afgelopen jaren opvallend veel van zich heeft laten horen en zien is Bas van Putten (1965). Sinds 2000 is er elk jaar een roman van hem

verschenen, met uitzondering van 2005, want in dat jaar publiceerde hij een biografie van de componist Hans Kox. Hij schrijft wekelijks over muziek in De

Groene Amsterdammer en als ik mij niet vergis heb ik hem ook zien optreden in een

consumentenprogramma op de tv. Curieus dat laatste, maar het moet er kennelijk allemaal uit, liefst op zoveel mogelijk fronten tegelijk. Zo’n explosieve

geldingsdrang herinnert aan Maarten ’t Hart, die eind jaren zeventig van de vorige eeuw ook opeens overal present was, met boeken en talloze stukken in de krant.

Met ’t Hart deelt Van Putten de liefde voor de muziek (waarvan ook al zijn hoofdpersonen getuigen), hoewel de verschillen tussen beiden meer in het oog springen. Zo werd ’t Hart op slag beroemd en de lieveling van het publiek, maar daarvan is bij Van Putten vooralsnog weinig te merken. Iets wat weer niet zo verbazingwekkend is, als je beider boeken met elkaar vergelijkt. Geen montere, kritisch-nostalgische verhalen over protestants Nederland, waarvan we (zie het onwaarschijnlijke succes van Jan Siebelink) maar geen genoeg kunnen krijgen, vinden we bij Van Putten, maar grimmige misantropie, gegoten in massieve en soms zeer raadselachtige romans met eenzelvige, weinig aimabele hoofdpersonen.

Het is alsof een boosaardige fee aan zijn literaire wieg de wens heeft uitgesproken: gij zult niet behagen! Weinig oeuvres in Nederland zijn zo

weerbarstig als het zijne, elk boek lijkt wel verpakt in prikkeldraad. Wie zich niet laat afschrikken, kan daar natuurlijk ook een niet geringe kwaliteit in zien. Voor amusante, moeiteloos te verteren verhalen en verhaaltjes die ook weer even moeiteloos van ons afglijden, hoeven we bij Van Putten niet bang te zijn. Hier is alles menens, hier spreekt een gemelijke tobber zich uit, gedreven door een diepe, aanvankelijk lastig te peilen maar onmiskenbare woede, die je niet koud laat als je er eenmaal mee kennis hebt gemaakt.

Dat we bovendien met een echte schrijver van doen hebben, verraadt het eigen universum dat we betreden in elk van zijn zes romans. Zijn oeuvre vertoont samenhang, eenheid. Vaak keren dezelfde gegevens terug, zij het in wisselende vorm: de ene keer blijkt de moeder van de hoofdpersoon krankzinnig, de andere keer de vader, om slechts één - typerend - voorbeeld te noemen. De

hoofdpersonen zelf zijn variaties van een identiek prototype: talent voor

nederigheid is hun allen vreemd, ze zijn geobsedeerd door macht en worstelen met hun onmacht, hoogmoed en roekeloosheid brengen hen ten val, hun houding tegenover de vrouw (de vrouw `liegt’, de man `verkracht, vermoordt en

overrompelt’) stamt nog uit het stenen tijdperk, en de muziek vertegenwoordigt in hun ogen het allerhoogste, met de techniek (in het bijzonder auto’s) als goede tweede.

Toch schrijft van Putten niet telkens hetzelfde boek. Neem zijn drie eerste romans, die met elkaar een `drieluik’ vormen. In Doorn komen we iemand tegen die de journalistiek achter zich heeft gelaten en door zijn brave vrouw in de

(2)

Arnold Heumakers

gelegenheid wordt gesteld eindelijk zijn literaire en andere artistieke ambities waar te maken – zonder dat daar iets van terechtkomt. De hemelpoort is een sleutelroman over de journalistiek (met als doelwit Vrij Nederland, waaraan Van Putten ooit verbonden was), maar de hoofdpersoon, de omhooggevallen interviewer

Zuiderveld, blijkt al even karakterloos als Doorn, bereid om zijn enige vriend te verloochenen als dat een aandeel in de macht oplevert. Almacht, de derde roman, is zelfs totaal anders en speelt zich niet af in de normale, herkenbare wereld, maar in `een mythisch winterland’, een ijskoud limbo of vagevuur, waar een hoofdpersoon die Naamloos wordt genoemd (een verwijzing naar Becketts roman L’innommable, in het Nederlands vertaald – foutief overigens - als Naamloos) postuum is

terechtgekomen om samen met vier lotgenoten zijn definitieve verlossing af te wachten.

Almacht is de meest afwijkende roman die van Putten heeft geschreven en

wat mij betreft de minst geslaagde, vanwege de nauwelijks te doorgronden symboliek (als daarvan al sprake is) van de gebeurtenissen en van de overige personages. Toch is ook deze mislukte roman interessant, omdat hij zo duidelijk naar de metafysische dimensie van dit oeuvre wijst: naar de onwil om genoegen te nemen met een goddeloze wereld waarin de mens alleen maar kan falen, terwijl het er juist aankomt te `geloven’. Waarin of in wie? Bij ontstentenis van God allereerst in jezelf en als dat niet lukt, in een zelfgekozen held.

Geloof betekent elan, energie, verheffing – en juist daar schort het aan in de moderne tijd, aldus Van Putten en zijn protagonisten. Eer en trots, de traditionele manifestaties van het geloof in jezelf, zijn zeldzaam geworden. Ook uitvallen tegen de westerse toegeeflijkheid ten aanzien van het moslim-extremisme ontbreken niet, maar het gevaarlijkst is de middelmaat die alom regeert met haar ressentiment. Daaruit zal straks een `nieuw totalitarisme’ voortkomen, lezen we in Van Puttens meest omvangrijke roman, de Bordewijk-achtige groteske De evangelist over een pianist die autohandelaar is geworden - alleen bij Van Putten niet een volslagen idiote overgang.

Kritiek op de actuele toestand in de wereld komt wel vaker voor in zijn romans, maar hooguit als hors d’oeuvre; het belangrijkst blijft de strijd met de eigen zwakte, want de middelmaat dreigt niet alleen vanbuiten, ook vanbinnen. Daar ligt ongetwijfeld de meest intieme bron van alle woede: in weerwil van hun arrogantie en mensenverachting, weten Van Puttens hoofdpersonen dat zij zelf evengoed tekortschieten en voor zover ze het niet willen weten, worden ze daar hardhandig aan herinnerd in de loop van de roman. Er is, kortom, geen redden aan. Maar toch proberen ze het, in elk boek opnieuw.

Van Puttens nieuwste roman heet Drijfjacht en heeft als hoofdpersoon een naamloze biograaf die jacht maakt op de legendarische dirigent Kaiser, teneinde diens drijfveren in een ultieme synthese vast te leggen. Als parasiet bij uitstek hoopt hij via Kaiser (de bedwinger van de chaos met zijn `ijzeren wil’, de schepper van betekenis in de vorm van muziek) zin aan zijn eigen leven te geven. Bovendien verschaft de imaginaire band met Kaiser hem een alibi voor de harteloze

(3)

Arnold Heumakers

hysterie opspeelt, zet ik in mijn studeerkamer de Tristan op om bij te komen’, staat er bijvoorbeeld, een frase die op karakteristieke wijze de verhoudingen weergeeft.

Het aantrekkelijke van Van Puttens manier van schrijven is dat hij, althans in de stijl, volkomen solidair blijft met zijn hoofdpersonen, hoe onaangenaam ze zich ook uitdrukken. Er komt geen moralistisch of anderszins corrigerend terzijde. De identificatie lijkt compleet, waardoor de lezer de confrontatie met deze – om het zacht uit te drukken – zelfingenomen, pedante en politiek zelden correcte figuren op eigen kracht zal moeten aangaan. Door Van Putten wordt hij alleen geholpen, in zoverre van hun verheven of ronduit bezopen ambities gewoonlijk niet veel

terechtkomt. Maar, dat lijkt althans de bedoeling, in hun falen schuilt ook hun grandeur, al nodigt dat in Drijfjacht beslist niet uit tot een gemeenzaam soort compassie. Ook in hun nederlaag blijven Van Puttens hoofdpersonen zozeer hun stuitende zelf dat ze niemand de kans geven hen zielig te vinden – ook een vorm van trots of zelfrespect, zou je kunnen zeggen.

Minder sterk is de manier waarop Van Putten zijn biograaf terug in de armen van diens Mathilde drijft, nadat de grote Kaiser van zijn voetstuk is gevallen. De biograaf, die voor een beetje bedrog of chantage niet terugdeinst, blijkt zelf op doortrapte wijze te zijn gemanipuleerd, met als doel de op niets meer berustende mythe van de geniale Kaiser in stand te houden. Dat komt niet echt als een verrassing. Bovendien is het hele verhaal over een maniakale biograaf weinig origineel na romans over min of meer hetzelfde onderwerp van onder anderen Thomas Mann, Willem Brakman en Thomas Bernhard. Men heeft Van Putten in het verleden vooral met Vestdijk in verband gebracht (vanwege de titel van zijn debuut Doorn, Vestdijks woonplaats, en de vermelding in die roman van de Anton Wachterreeks), maar met evenveel recht zou je aan de zojuist genoemden kunnen denken of aan Hermans, wiens `massieve solidariteit der dommen’ (uit `De

elektriseermachine van Wimshurst’) eveneens in Doorn wordt geciteerd. Ook Van Puttens hoofdpersonen zwalken voortdurend tussen wonderkind en total loss.

Voor de invloed van Hermans hoeft geen enkele schrijver zich te schamen. Iets anders is de kracht van het verhaal. Bij Hermans is die vaak heel sterk, ook al wordt er telkens hetzelfde wereldbeeld mee uitgedrukt; bij Van Putten zit daar de zwakke plek. De variatie en – vooral – de kwaliteit van de verhalen zou beter kunnen. Nu drijven zijn boeken voornamelijk op de hoofdpersonen, zij mogen ongeremd leeglopen op papier en worden hooguit beteugeld door het noodlot dat hen onvermijdelijk treft. Een gevolg daarvan is dat hun karakter amper

ontwikkeling kent.

De uitzondering is Van Puttens vorige roman Liefdesgeschiedenis, misschien wel zijn beste boek, omdat het verhaal (over een vader die letterlijk gek van verdriet wordt, nadat bij zijn vrouw een ongeneeslijke ziekte is geconstateerd) niet alleen een vehikel is ter adstructie van het onleefbare karakter van de hoofdpersoon, maar ook een middel om iets te laten gebeuren: de hoofdpersoon, tevens de zoon van dit ongelukkige echtpaar, wordt door de gebeurtenissen binnen zijn familie emotioneel onder druk gezet en verliest op subtiele wijze alle houvast. Tussen hoofdpersoon en verhaal bestaat om zo te zeggen gelijkwaardigheid en dat komt de

(4)

Arnold Heumakers

overtuigingskracht van beide ten goede.

In Drijfjacht ligt de nadruk opnieuw bij de hoofdpersoon. Hoeveel er ook gebeurt, het verhaal is toch vooral een aanleiding om zijn karakter en denkwereld uit te beelden. Maar dat is op zichzelf wel weer heel goed gedaan, op de van Van Putten inmiddels bekende unverfroren manier, die er ongetwijfeld op berekend is menigeen tegen de borst te stuiten. Zo zien we onze biograaf, nadat hij van de vroegere maîtresse van Kaiser te horen heeft gekregen dat hij `te zacht, te weinig gewelddadig’ is, een junk half dood schoppen die zich aan zijn auto wilde vergrijpen en van wie hij tegelijkertijd bedenkt dat het zijn nooit geboren zoon had kunnen zijn. Als hij even later met diezelfde ex-maîtresse in bed is beland, lezen we: `Dit lijf naast me, dit strakgetrokken opgepompte tijdwerende lijf, is van de tijdlijn

afgebogen met de weergaloze fictie van een eeuwigdurend hier en nu, met de heroïsche onechtheid die meetrekt in een roes die de onbewerkte natuur me nooit zou kunnen geven’.

Alleen de kunst geeft die roes - van tijdloosheid - wel. Zo is het ook bij Van Putten, voor wie de muziek hét literaire voorbeeld moet zijn geweest. In zijn nieuwste roman wordt de biograaf op zijn Schopenhauers ontroerd door muziek, omdat `in de muziek zo tragisch en volledig van het leven wordt gezongen; een leven zonder plot, zonder moraal’. Voor de muziek mag dit kloppen, maar wil de literatuur hetzelfde effect sorteren, dan moet zij zich ook op die andere zaken concentreren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mol & Bus (2011) concluderen dat kinderen en jongeren die veel lezen in hun vrije tijd hoger scoren dan niet-lezende leerlingen op toetsen voor ‘woordenschat’, ‘leesbe-

• Laat elk kind twee beroepen kiezen uit de inhoudsopgave: het leukste beroep én het beroep dat het minst leuk lijkt.. Turf met twee kleuren de keuzes op

Heer, ik kom bij U vol dank, met een loflied in mijn hart. In Uw nabijheid wil ik zijn. In mijn vreugde in mijn pijn, kom ik steeds opnieuw bij U. In Uw nabijheid wil ik zijn.

Tijdens de commissievergadering van 15 juni 2021 kan de portefeuillehouder deze vraag beantwoorden.. 2.Er wordt een uitgang midden in het

De Green Tech Fluid is specifiek geschikt voor de Nederlandse bodem; in de steenachtige onder- grond in Duitsland zou deze vork al snel breken.. Vogt denkt echt met ons mee

Nu zijn aan de bovenkant op de Bosberg alleen nog drie oude dikke takken zichtbaar, die weliswaar schuin staan, maar ook kunnen doorgaan voor zelfstan- dige bomen.. Een DNA-test

Principieel door te kiezen voor een samenwerkingsmodel met de Gemeente als opdrachtgever van een gedwongen winkelnering bij de NCG, Praktisch door die opdrachtgeversrol niet waar

Door de opmars in Irak van de re- bellen van de Islamitische Staat (IS) lijkt de vlakte van Nineve stilaan gezuiverd van christe- nen.. Tienduizenden christelijke