• No results found

Problemen rond de teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen in Zuidoost-Gelderland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Problemen rond de teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen in Zuidoost-Gelderland"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stichting voor Bodemkartering C '

Staringgebouw SÎÂP\; •

-Wageningen Vii ^^OUW

Rapport nr. 920

PROJECT 05U.58

PROELEMEN ROND DE TEELT VAN TOMATEN IN ONVER­ WARMDE WARENHUIZEN IN ZUIDOOST-GELDERLAND

door: W. van der Knaap

Stichting voor Bodemkartering Wageningen J. Holland Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek Oosterbeek A. E. Lintsen

Consilient s chap voor de tuinbouw Tiel

Wageningen, februari 1970

(2)

I N H O U D

Biz.

Samenvatting 5

1. Economie en voorgeschiedenis van de teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen in Huissen .... ^

1.1 Inleiding ' 6

1.2 Oud tuinbouwgebied met "consumptiebedrijven" 6 1.5 Opkomst van de tomatenteelt in dit gebied 6 1.1). De plantperiode van koude tomaten in dit gebied 6 1.5 De aanvoer van tomaten aan de veiling Huissen 7 1.6 De kwaliteit van de aangevoerde tomaten 7 1.7 Gemiddelde 'èxpcrt"percentages over de

aanvoer-periode 7

1.8 De kwaliteit op de LEI-bedrijven 8

1.9 "Exp<rt "percentage s per halfmaandelijkse periode

aan de veiling te Huissen 8

1.10 Eerder verricht onderzoek naar de oorzaken van

het lage percentage "export" 9

2. Het onderzoek in 1968 10

2.1 Inleiding 10

2.2 Onderzoek op de deelnemende bedrijven 10

2.3 Oppervlakte en teeltperiode 10

2.1). De kwaliteit van de oogst 10

2.5 Oorzaken van het lage percentage van de

kwaliteitskiasse "export" 11

2.6 Oogsten en sorteren 11

2.7 De verzorging van het gewas 11

2.8 De gezondheid van het wortelstelsel 12 2.9 De invloed van de verzorging en mate van

kurkwortel-aantasting op de kwaliteit van de oogst 13

2.10 Groeibeheersing 14

2.11 Resultaten van begeleiding op de deelnemende

bedrijven 15

2.12 De bemesting 15

2.12.1 De adviesbasis 15

2.12.2 De optimale hoeveelheden van de meststoffen 16

2.12.3 Organische meststoffen 16

2.12.1+ Kunstmeststoffen 16

2.12.5 De bemestingstoestand 16

2.12.6 Heeft de kalitoestand invloed uitgeoefend

op het percentage "export" 17 2.12.7 Reactie van het gewas op de bemestingstoestand 17 2.12.8 De bemesting van tomaten op gronden die met

kurkwortel zijn besmet 18

2.12.9 De invloed van beregening op de voedings­

toestand 18

2.13 De grondwaterstanden 19

2.13.1 Inleiding 19

2.13.2 De invloed van het grondwater op de

teeltresultaten 19

2.1J+ Resultaten van de kartering 20

2.11+. 1 Invloed van de bodemeenheden op de

teeltresultaten 20

2.II4..2 Invloed van de zwaarte van de bovengrond

(3)

3

-Biz. 3. Resultaten op LEI-bedrijven in verschillende centra 23

3.1 Inleiding 23

3.2 De vroegheid van de oogst 23

3.3 De totale kilograrcopbrengst 23

3.I4. De financiële resultaten 21}.

1+. Discussie en conclusie 25

FIGUREN;

1. Tomatenaanvoer veiling Huissen 1958 7

2. Tomatenaanvoer veiling Huissen 1966 7

3. Tomatenaanvoer veiling Huissen 1967 7

I4.. Tomatenaanvoer veiling Huissen 1968 7 5. Percentage "export" van de totale tomatenaanvoer

aan de veiling Huissen 8

6. Verband tussen de verzorging (cijfers 1 t/m 10) en

het percentage "export" tomaten in 1968 12 7. Verband tussen de verzorging (cijfers 1 t/m 10) en het

relatieve percentage "export" tomaten (gecorrigeerd op

kurkwortelaantasting) in 1968 13

8. Kalisom in de bouwvoor (0 - 20 cm) en percentage "export"

tomaten in 1968 17

9. Kalisom in de bouwvoor (0-20 cm) en het relatieve percentage "export" tomaten, gecorrigeerd op verzorging

en kurkwortelaantasting, in 1968 17

T/m-FT.T.raj

1. De kwaliteit van de aangevoerde tomaten aan de veiling

Huissen 8

2. Het percentage "export" tomaten op de LEI-bedrijven

in verschillende teeltcentra 8

3. Percentages "export" tomaten in de jaren 1965* 19^6 en 1968 10 li.. Kilogramopbrengst en percentage "export" tomaten van 3

groepen, ingedeeld naar kurkwortelaantasting 13 5. De stikstof-, lali- en magnesiumtoestand op de bedrijven 16 6. Gemiddelde grondwaterstanden, vochtleverantie van de

bewortelde laag en samenstelling van de bowvoor van 3 groepen van 8 bedrijven met respectievelijk middelhoge,

lage en zeer lage grondwaterstanden 19

7« Teeltresultaten van de 3 groepen van 8 bedrijven die

in tabel 6 onderscheiden zijn 20

8. Teeltresultaten in percenten, gecorrigeerd op de mate van kurkwortelaantasting van de 3 groepen die in tabel 6

onderscheiden zijn 20

9. Bodemeenheden 20

10. Teeltresultaten van 3 groepen van bedrijven, ingedeeld

naar de zwaarte van de grofzandige bovengrond 21 11. Teeltresultaten in percentages (gecorrigeerd op de mate

van kurkwortelaantasting) van de 3 iri tabel 10 onder­

(4)

- k

-Biz. 12. Gemiddelde opbrengsten in kg per m2 vóór 1 augustus

(LEI-gegevens) in een aantal tuinbouwcentra 23 13« Gemiddelde opbrengsten in kg per m2 over het gehele

teeltseizoen in een aantal tuinbouwcentra 23 11}-- Gemiddelde bruto-geldopbrengsten van onverwarmde

tomaten in guldens per m2 glasoppervlak in een aantal

tuinbouwcentra (LEI-gegevens ) 21).

15• Gemiddelde bruto-geldopbrengsten van onverwarmde

tomaten in guldens per m2 in 1968 Pl|

BIJLAGEN

1. Bedrijfs- en teeltgegevens

2. De kilogramopbrengst per m2 van tomaten in 21). onverwarmde warenhuizen in Zuidoost-Gelderland in 1968

3. Het percentage "export" van tomaten in 21). onverwarmde warenhuizen in Zuidoost-Gelderland in 1968

Ij.. Groepsindeling van gronden naar vochtleverant ie en grond­ waterstand in 2I4. warenhuizen

5. Vragenlijst op achterzijde van inzendformulier voor grond­ monsters (Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek

6. Vragenlijst op achterzijde van inzendformulier voor grond­ monsters (Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk)

(5)

5

-SAMENVATTING

Naar aanleiding van de teleurstellende resultaten met de teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen in Huissen ten opzichte van andere centra in ons land, is getracht hierin verbetering te brengen. Vier en twintig tomatenkwekers in Zuidoost-Gelderland werden in een soort studieclub verenigd om met elkaar en met behulp van de voor­

lichtingsdienst tot verbetering van de teeltresultaten te komen. Tevens werd onderzoek verricht om te komen tot een doeltreffender voorlichting en opsporing van oorzaken van de slechte teeltuitkomsten. Als belang­ rijkste oorzaken kwamen naar voren onvoldoende grondontsmetting en on­ voldoende groeibeheersing. De latere plantdatum ten opzichte van andere centra en de latere oogst maken het zeer moeilijk om in deze streek tot een rendabele teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen te komen.

(6)

6

-1. ECONOMIE EN VOORGESCHIEDENIS VAN DE TEELT VAN TOMATEN IN ONVER­ WARMDE WARENHUIZEN IN BUSSEN

1.1 Inleiding

Na de tweede wereldoorlog is de teelt van tomaten in Huissen ge­ leidelijk van betekenis geworden; op veel bedrijven vond de teelt in­ gang. Zij is echter altijd een zorgenkind geweest en bleef gehandhaafd bij gebrek aan beter. Ter oriëntatie heeft het Consulentschap voor de Tuinbouw in het verleden wat economisch onderzoek gedaan. Van enkele jaren is de hoeveelheid en de spreiding van de aanvoer aan de veiling Huissen en de kwaliteit van de tomaten berekend.

Daarnaast zijn door het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) te Den Haag de resultaten van ongeveer 20 bedrijven in de jaren 19^5 Vm

1966 vergeleken met bedrijven in een aantal andere centra. Dit onder­ zoek gold de opbrengsten naar gewicht en in geld en de kwaliteit. Hierbij bleek dat van de onderzochte centra in het gebied Huissen de slechtste teeltresultaten werden verkregen. Dit gold voornamelijk de geldopbrengst, de vroegheid van de oogst en het percentage voor export geschikte tomaten en in mindere mate de kilogramopbrengst. Deze teleur­ stellende resultaten hadden tot gevolg dat enig onderzoek op gang kwam om de oorzaken op te sporen en als het kon verbeteringsmogelijkheden aan te geven. De heer Bregman, die de gegevens voor het LEI had ver­ zameld, vermoedde dat vooral een doelmatiger bemesting belangrijke ver­ beteringen kon geven.

1.2 Oud tuinbouwgebied met "consumptiebedrijven"

De produkten van de tuinbouwbedrijven in Huissen, Groessen en Zevenaar worden geveild op de veHJrgen te Huissen, Arnhem en Zevenaar. Dit zijn zgn. consumptieveilingen. De aanvoer is voornamelijk bestemd voor afzet in de directe omgeving. Hiervoor is een ruime verscheiden­ heid van produkten in niet te grote hoeveelheden gewenst. Om hieraan te kunnen voldoen, komen velerlei soorten groenten met uiteenlopende zaai- en plantdata op ieder bedrijf voor. Daarnaast had men ook veelal enkele serres met druiven.

Het percentage, dat voor export gekocht wordt,stijgt geleidelijk. De bedrijven kunnoa zjch daardoor meer gaan specialiseren. Dit proces verloopt echter nog traag.

1.3 Opkomst van de tomatenteelt in dit gebied

Tijdens de oorlog is in dit gebied veel glas verloren gegaan. Veel druivenbomen werden daarom gerooid. Na de oorlog werden weer veel serres glasdicht gemaakt. Ze werden in de zomer geleidelijk meer voor de tomatenteelt benut.

De tussenpaden van de tomaten werden benut voor andijvie of bonen. Veel van deze tomatengewassen werden in de nazomer al getopt en gedeeltelijk ontbladerd, om de inmiddels gelegde bonen meer licht te geven. Een ander deel van de gewassen werd vroeg geruimd om een nateelt van andijvie mogelijk te maken. Men teelde vaak tomaten omdat er weinig andere mogelijkheden waren om het glas in de zomer te be­ nutten. Bij deze 'tomatenteelt bij gebrek aan beter" liet de verzorging van het gewas uiteraard meestal veel te wensen over.

1.1+. De plantperiode van koude tomaten in dit gebied

In zgn. koude (d.w.z. niet kunstmatig verwarmde) kassen en wa­ renhuizen is de plantperiode in het binnenland nogal beperkt. De vroegste plantdatum hangt samen met nachtvorstrisico en de grondtempe-ratuur. Langs de kust kan vroeger uitgeplant worden omdat daar het

(7)

(NI C à) I oo CO V 00 o 1 o-00 o o r-°/o 28 24-20-1 1 6 1 2 8 -KWALITEIT5KLA5SE j l export il binnenlond

MEI JUNI JUL! AUS.

P ü j OKT. NOV. SEPT. OKT.

FIG. 1 TOMATENAANVOER VEILING HUISSEN 1958

% 28- 24-2 OH 16- 12- 8-_pn KWALITEITSK LASSE j ! export \H binnenland

ME* JUNI JULI AUG. SEPT. OKT.

FiG.2 TOMATENAANVOER VEILING HUISSEN 1966

(8)

•vf c Ol en I CD n -~t CO o I c-~ ro o o f-KWALiTEITSKLASSE export

1

f

_ < binnenland % 2 8 -24H 20 16H 128 -

4-MEI JUNi JUL! AUG. SEPT; OKT.

FIG. 3 TOMATENAANVOER VEILING HUISSEN 1967

NOV. °/o 2 8 - 24- 20- 16- 128 - 4-t m KWALITEITSKLASSE I export I! I ' n binnenland

ME! JUNi JULI AUG. SEPT. OKT.

(9)

7

-nachtvorstrisico kleiner is. Daar worden de koude tomaten grotendeels in de maand april geplant. In het binnenland is dat tussen half april en half mei, dus 2 weken later. Langs de kust kan de teelt ook langer voortgezet worden, omdat in het najaar de temperatuur gedurende de nacht minder daalt dan in het binnenland. Bovendien is dan in het binnenland het nachtvorstrisico ook groter.

1.5 De aanvoer van tomaten aan de veiling Huissen

De omvang van de tomatenaanvoer aan de veiling Huissen is tot en met 1967 gestegen doch in 1968 met 0,5 millioen kg gedaald tot 1,2 millioen kg (tabel 1).

Van de jaren 1958 en 1966 t/m 1968 is nagegaan hoe deze aanvoer van tomaten verdeeld was over het gehele seizoen. De veilingaanvoer was berekend per week. Om een verdeling in halfmaandelijkse perioden te krijgen is de aanvoer van 2 en 2 x van 3 weken gesommeerd en in een percentage van de gehele aanvoer uitgedrukt. Uit figuur 1 blijkt dat in 1958 de oogst grotendeels lag in de periode van half juli tot half september. Dit betrof 83

%

van de gehele aanvoer. Vooral op een consumptieveiling is een dergelijke opeenhoping van de oogst zeer on-gewee st.

Evenals in 1958 is de spreiding van de aanvoer op dezelfde wijze voor 1966, 1967 en 1968 uitgezet (fig. 2, 3 en !{.). Weliswaar ligt de aanvoertop nog in de maand augustus, doch deze is niet zo veel groter meer dan in sommige andere maanden. 3h 1966 was het percentage van de aanvoer in de periode van half juli tot half september gedaald tot 1^5 % en in 1967 zelfs tot 37 %> Deze betere spreiding werd mogelijk, doordat het aantal warenhuizen met hetelucht- of buisverwarming be­ langrijk toenam. Hierdoor kon de plantdatum vervroegd,respectievelijk vergaat worden vanaf maart tot in juli.

1.6 De kwaliteit van de aangevoerde tomaten

Tomaten moeten niet alleen naar grootte, maar ook naar kwaliteit gesorteerd worden. De belangrijkste grens ligt tussen de kwaliteits­ aanduidingen "export" en "binnenland". Kantige, holle en/of wankleu­ rige vruchten bijvoorbeeld komen niet voor de kwalificatie "export" in aanmerking en mogen niet geëxporteerd worden. Tomaten met de kwa­ lificatie "export", voortaan kortweg "export" genoemd brengen vaak een aanzienlijk hogere prijs op dan de tomaten, die niet aan de hier­ voor gestelde eisen voldoen. Doorgaans tracht men daarom zo te sorte­ ren dat alle voor "export" geschikte vruchten gescheiden worden van de overige. Door deze werkwijze heeft men een goede indruk omtrent de kwaliteit van de tomaten wanneer het percentage "export" bekend is. 1.7 Gemiddelde 'fcxpcrt''percentages over de aanvoerperiode

Van de jaren waarvan de aanvoeren verdeeld over de gehele periode berekend zijn, Is ook de kwaliteit van de oogst nagegaan.

In 1958 behoorde maar b9 % van de aanvoer "tot de kwaliteitsklasse "export" (tabel 1). In 1966 was dit percentage licht gestegen tot 52 Vervolgens trad in 1967 een aanzienlijke stijging van het 'fexpcrt"per­ cent age op tot 65 fo. In 1968 was dit percentage weinig lager. In 1953 was er maar één binnenlandse sortering. Later is er een splitsing ge­ komen. Binnenland I omvat partijen tomaten van de grootteklassen A, B en C, die niet naar kwaliteit worden gesorteerd in de klasse "export" of "binnenland". Binnenland II heeft betrekking op het "niet-export" gedeelte van wel gesorteerde partijen.

(10)

m s co es -s Ci o i C--m o o C ' o z äC o a. ai m U3 => < 3 —t 2 Z) UJ Z j j r T j , r- —r -j 1 T T r t r —r

(11)

8

-Tabel 1. De kwaliteit van de aangevoerde tomaten aan de veiling Huissen

aanvoer percentages

jaar x 1000 kg "export" binnenland jaar x 1000 kg "export" I II 1958 I.O5O 49 51 1966 Î.55O 52 20 28 1967 1.700 65 20 15 1968 1.200 63 16 21 1.8 De kwaliteit op de LEI-bedrijven

Dank zij opbrengstonderzoek van het LEI in een aantal centra met koude tomaten was vergelijking mogelijk. Uit dit vergelijkend onder­ zoek bleek dat in Huissen de kwaliteit slechter was dan in de andere centra.

In tabel 2 is het percentage voor export geschikte tomaten van alle centra, waar het LEI-onderzoek betrekking op had, vermeld over de jaren 1965 en 1966. Zowel in 19^5 als in 1966 was het exportper­ centage in Huissen het laagste. Dit geldt vooral voor de periode vanaf 1 september.

Tabel 2. Het percentage "export" tomaten op de LEI-bedrijven in verschillende teeltcentra

fo "export" geschikte tomaten

teeltjaar > 1965 1966

hele aan- hele aan- vóór vanaf voerperiode voerperiode 1 september

Noordbrabant • 76,0 • • Groningen 73,5 75,5 • • Huissen 45,1 56,7 74,0 17,9 Noord-Limburg 82,2 78,5 • • Vleuten 68,1 76,5 • • Westland (centrum) 95,2 90,5 95,9 65,2 Westland (kust) 92,6 90,1 95,1 54,0

1.9 "Export"-percentages per halfmaandelijkse periode aan de veiling. te Huissen

In figuur 5 is het percentage tomaten, dat voor export geschikt was per halfmaandelijkse periode weergegeven. De algemene tendens is dat het "export"-percentage in de loop van het seizoen daalt. Opval­ lend is, dat in alle jaren kortere of langere perioden voorkomen met een sterke daling van het "export"-percentage. Deze perioden wisselen iets van jaar tot jaar, doch komen voornamelijk voor in juli en eind september. Daarnaast komen perioden voor waarin het "export"-percentage weinig uiteenliep. Deze golfbeweging in de kwaliteit zou.

(12)

9

-sterk beïnvloed worden door het weer. Plotselinge grote overgangen in de weersomstandigheden hebben een ongunstige invloed op de kwaliteit. Een groot verschil in het percentage "export" in het najaar ziet men tussen de jaren 1958 en 1966 enerzijds en 19^7 en 1968 anderzijds. Men mag veronderstellen dat behalve het weer ook de toenemende opper­ vlakte herfsttomaten het "export"-percentage in het najaar van 1967 en 1968 gunstig heeft beïnvloed. In de jaren ervoor was het percentage herfsttomaten lager. .

1.10 Eerder verricht onderzoek naar de oorzaken van het lage percentage 'export

Naar aanleiding van de teleurstellende resultaten in 19^5 is in 1966 een onderzoek verricht in de warenhuizen met koude tomaten in Huissen, waarvan de teeltresultaten door het LEI berekend werden. Door de Stichting voor Bodemkartering is in deze warenhuizen de grond gekarteerd en zijn regelmatig grondwaterstanden gemeten. Eind juli werd de bovengrond bemonsterd voor onderzoek op de chemische bodem­ vruchtbaarheid. Deze monsters werden onderzocht door het Bedrijfsla-boratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek.

In 1966 bleek het 'kxpart,tpercentage van de deelnemende bedrijven in Huissen flink te zijn gestegen ten opzichte van 19^5« Het bleef echter veel lager dan in de overige teeltgebieden (tabel 2). De be­ langrijkste oorzaak van de grote spreiding in het percentage voor export geschikte tomaten bleek de plaats van sorteren te zijn. De kwekers die de tomaten centraal op de veiling lieten sorteren hadden veel minder "export" tomaten dan de kwekers die zelf sorteerden. In­ vloed van grond, grondwaterstand en chemische toestand van de bouw-voor op de kwaliteit kon niet wiskundig betrouwbaar worden aangetoond. Het feit dat vele teeltmaatregelen, die voor een lonende teelt nood­ zakelijk zijn, door enkelen wel, maar door de meesten te laat, ten dele of helemaal niet uitgevoerd werden, veroorzaakte hiervoor een te grote spreiding in de kwaliteit.

(13)

1 0

-2. HET ONDERZOEK IN 1968 IN ZUIDOOST-GEIDERLAMD 2.1 Inleiding

In 1968 is op initiatief van het Consulentschap voor de Tuinbouw een actie gestart om te komen tot "betere en meer tomaten" (B.E.M.TQ,). Mede in verband met een te maken werkstuk als afsluiting van de cursus "Bemesting en grondonderzoek in de glastuinbouw" is aan deze actie meegewerkt door het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek en de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen.

In verband met deze B.E.M.TO-actie is er een groep van 2J+ telers van koude tomaten tot een soort studieclub verenigd. Hiertoe behoorden 18 tomatenkwekers uit Huissen, 3 uit Groessen en 3 uit Zevenaar. Perio­ diek is deze groep gezamenlijk op eikaars bedrijven op excursie geweest om een beter inzicht te krijgen in de mogelijkheden en moeilijkheden van de koude tomatenteelt.

2.2 Onderzoek op de deelnemende bedrijven

Op de 21j. deelnemende bedrijven zijn in de tomatenwarenhuizen de volgende werkzaamheden verricht :

- onderzoek naar de chemische bodemvruahtbaarheid van de bouwvoor - enkele malen bijmestonderzoek tijdens de teelt

- kartering van de grond

- grondwaterstandsmetingen gedurende het gehele groeiseizoen - gewasbeoordeling tijdens de teelt

- onderzoek naar de bewortelingsintensiteit en bewortelingsdiepte - beoordeling van de mate van kurkwortelaantasting

2.3 Oppervlakte en teeltperiode

De oppervlakte koude tomaten per bedrijf bleek uiteen te lopen van 558 tot 1587 ïïi2 met een gemiddelde van 1071 m2 (bijlage 1).

De plantdata liepen uiteen van 12 april tot 18 mei. Op de drie bedrijven met de vroegste plantdata werden de tomatenwarenhuizen ver­ warmd met een heteluchtkachel.

De laatste aanvoerdata liepen uiteen van 10 september tot 12 november. Op Ij. bedrijven werden tomaten aangevoerd tot in september, op 11 bedrijven tot in oktober en op 9 bedrijven tot in november. 2.1+ De kwaliteit van de oogst

Dank 2i.j de medewerking van de veilingen Arnhem, Huissen en Zeve­ naar, kon de veilingaanvoer uit de warenhuizen van de deelnemende kwekers berekend worden. Hierdoor kon per bedrijf de geldopbrengst, de kilogramopbrengst (bijlage 2) en het percentage hiervan, dat in de kwaliteitsklasse "export" kwam, berekend worden (bijlage 3)« Deze laat­ ste gegevens zijn verwerkt in tabel 3.

Tabel 3« Percentages aan "export "-tomaten in de jaren 1965* 1::>ö6 en 1968

groepsindeling v66v 1 sept. nk 1 sept. aangevoerd hele seizoen 1966 : 1968 I 1966 ; 1968 : 1965 ; 1966 ; 1968 |I Huissen, bedrijven die

iin 1965* 1966 en 1968 be­

trokken waren bij het

onderzoek 82

II Huissen, overige bedreven 65 III Groessen en Zevenaar, 6 bedrijven

I + II + III gewogen

gemiddelde 7k

Gehele veilingaanvoer Huissen J0

79 63 25 7 5k l»-5 53 U0 61 52 69 60 72 • k* • * 6k 73 65 18 " 30 60 _ h5_ . 57 52 65 "53

(14)

11

-Er zijn drie groepen gevormd. Groep I wordt gevormd door de 11 bedrij­ ven, veilende in Huissen, die ook bij het LEI-onderzoek betrokken waren. Hierdoor was van deze groep vergelijking mogelijk met voorgaan­ de jaren. Groep ZE, de overige Huissence bedrijven,had dus ieder jaar betrekking op andere bedrijven.

De resultaten van de 6 kwekers, die de tomaten niet in Huissen veilden, zijn in groep III ondergebracht. We zien in tabel 5 dat het percentage van de kwaliteitsklasse "export" na 19^5 flink is gestegen. 2.5 Oorzaken van het lage percentage van de kwaliteitsklasse "export"

Het onderzoek heeft voornamelijk tot doel gehad om de oorzaken van het lage percentage van de kwaliteitsklasse "export" op te sporen. Globaal houden deze oorzaken verband met:

- groeibeheersing

- verzorging van het gewas oogsten en sorteren

- de gezondheid van het wortelstelsel

Op de meeste bedrijven in Nederland waar koude tomaten geteeld worden heeft de mate van groeibeheersing de belangrijkste invloed op de teeltresultaten. Men is er verder van overtuigd dat een rendabele tomatenteelt niet mogelijk is als er niet de nodige zorg aan het gewas, het oogsten en sorteren en ós grcndontsmett ing besteed wordt. In dit

gebied leek het raadzaam om ook aan deze punten aandacht te besteden in een volgorde die aan de hier heersende omstandigheden is aangepast. 2.6 Oogsten en sorteren

Uit een onderzoek van het Consulentschap voor de Tuinbouw (voor­ heen te Arnhem) bleek dat, afgezien van de cultuurzorgen, belangrijke oorzaken van het lage "export"-percentage samenhangen met plukken en sorteren.

Deze oorzaken zijn:

- de tomaten worden niet vaak genoeg geplukt

- er wordt op een verkeerd tijdstip van de dag geplukt.

Op deze "consumptiebedrijven" moeten de gunstige morgenuren benut v/orden om bladgroenten te oogsten

- voor centrale sortering moet te ver v<5<5r de dag van aanvoer worden geplukt, zeker in het weekeind

in veel gevallen wordt niet speciaal op "export" kwaliteit gesorteerd, omdat het prijsverschil tussen de kwaliteitsklassen "export" en

"binnenland i" te gering is

- de sorteringsvoorschriften worden niet nagekomen, soms door onvol­ doende kennis hiervan. Hierdoor worden partijen met beperkte ge­ breken soms in hun geheel afgekeurd.

Het tijdstip van veilen is niet gunstig. Indien niet 's morgens maar in œ namiddag geveild werd kon in de morgenuren meer geoogst worden.

In hoeverre de wijze van oogsten en sorteren het percentage "export" gedrukt heeft kon door ons niet worden vastgesteld. 2.7 De verzorging van het gewas

Een groeiend tomatengewas vraagt voortdurend verzorging wil men goede teeltresultaten behalen. Hiertoe behoren tijdig dieven, in het touw draaien, bladplukken en het nemen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ziekten en plagen. Op gemengde bedrijven zoals in dit centrum loopt de verzorging nogal uiteen. Het werk aan het toma­ tengewas moet ingepast worden in het gehele schema van werkzaamheden op het bedrijf. De een slaagt hierin beter dan de ander.

(15)

e/o"EXPüRT" 100-O Xl6 ®13 ®12 »20 X8 X x 3 *22 »19 X 6 X2 913 ^ A^-- x11 ® 9 . -I n /, \C

" *" ,^

V , V. ^•>

/<$

-ST •xClS^ x'"' • 4 •18 j\—! • T f-10- VERZ0RGING5CUFE R 7 8

FIG. 6 VERBAND TUSSEN DE VERZORGING (CIJFERS 1 TOT 10 ) EN HET PERCENTAGE "EXPORT "-TOMATEN IN 1968

KURK WORTELAANTASTING • L = licht x M = matig © E = ernstig 4 = bedrijfsnummers Rel. °h" EX PORT" 1 6 0 - 140- 120- 100- 80- 50- 40-«12 •21 »14 ,20 '— «2 3 X 7 y-, ge * l6 - -

&

-

- _ _ *1 *22 ^—-#6 ®19 _____ • i X 2 ® 13 •— ® S - X 11 • 18 VERZORG! Ni G S CIJFER n ( n ! 5 6 7 8

FiG.7 VERBAND TUSSEN DE VERZORGING (CIJFERS 1 TOT 10 ) EN HET RELATIEVE PERCENTAGE "EXPORT "-TOMATE N (GECORRIGEERD OP KURK WORT EL AANTAST ING ) IN 1968

(16)

12

-Om een indruk te krijgen van de mate van verzorging is een tien­ delige waarderingsschaal opgesteld. In samenwerking met de plaatselijke assistent van het Consulentschap voor de Tuinbouw hebben wij voor de tomaten op ieder bedrijf een cijfer voor de verzorging gegeven. Deze cijfers variëren van Ij. t/m 8. Verwacht mag worden, dat op de bedrijven met een goede verzorging van het gewas ook aan het oogsten en sorteren de nodige zorg besteed is.

De vraag is nu welke invloed de verzorging heeft op de teeltre­ sultaten. Cm hierop wat de kwaliteit betreft een antwoord te kunnen geven, is figuur 6 samengesteld. Op de horizontale as van deze figuur zijn de verzorgingscijfers aangegeven. Op de verticale as staat het percentage "export" vermeld. Ieder bedrijf kan dan met een punt worden aangegeven. De spreiding in het percentage "export" van bedrijven met eenzelfde cijfer voor de verzorging blijkt groot te zijn. Gemiddeld is echter het percentage "export" hoger naarmate het verzorgingscijfer hoger is. Om dit duidelijker te maken is de gemiddelde lijn berekend die zo goed mogelijk tussen de punten doorloopt. Uit het verloop van deze (in fig.6 vol getrokken) lijn blijkt, dat een stijging van het verzorgingscijfer met één punt overeenkomt met 6 % stijging van het

"export"-percentage.

2.8 De gezondheid van het wortelstelsel

In warenhuizen, waarin jaarlijks tomaten worden geteeld, neemt de gezondheid van het wortelstelsel meestal snel af. In koude waren­ huizen wordt dit voornamelijk veroorzaakt door kurkwortelaantasting. Naarmate deze ernstiger is:

- functioneert het wortelstelsel minder goed

- wordt de opname van vocht en voedingsstoffen moeilijker

- gaan de koppen en jongere bladeren eerder slap hangen tijdens zonnige perioden door daling van de vochtspanning

- loopt de bladtemperatuur gemakkelijk op tijdens warme dagen door onvoldoende verdamping, soms tot een zodanige hoogte dat bladver­ branding optreedt.

- verloopt de groei trager, blijven de bladeren korter en de vruchten kleiner.

Om de kurkwortelaantasting binnen de perken te houden wordt de grond af en toe en soms wel jaarlijks chemisch ontsmet. Soms wordt gebruik gemaakt van planten die geënt zijn op een voor "kurkwortel" onvatbare onderstam.

In dit proefgebied wordt de tomatenteelt vaak afgewisseld met snijbonen. Hiertoor teelt men niet jaren achtereen tomaten op dezelf­ de grond, doch vaak om het andere jaar. De kurkwortelaantasting neemt dan minder snel toe. Hierdoor kan ontsmetting van de grond wat langer worden uitgesteld. Het gevaar is dan echter groter, dat ze te lang uitgesteld wordt.

Op l/3 deel van de bedrijven was het wortelstelsel ernstig door kurkwortel aangetast, 1/3 deel had een matige kurkwortelaantasting en

slechts 1/3 deel had een lichte of geen kurkwortelaantasting. Van deze 3 groepen E, M en L zijn het percentage "export" en de kilogramopbrengst berekend. Om een zuiverder beeld te verkrijgen zijn 2 bedrijven buiten beschouwing gelaten. Op het ene bedrijf is niet op "export" gesorteerd

(89

%

binnenland i) en op het andere heeft een ernstige aantasting door aardappelziekte (Phytophthora infentans) het "export"-percentage

sterk gedrukt. Uit tabel 1^. blijkt dat de mate van kurkwortelaantasting een belangrijke invloed op de teeltresultaten heeft gehad. Het percen­ tage "export" was gunstiger naarmate de kurkwortelaantasting ernstiger was. Groep E blijkt echter een belangrijk lagere kilogramopbrengst te

(17)

15

-hebben gegeven dan de beide andere groepen. Uit tabel 4 valt af te leiden dat het percentage voor export geschikte tomaten in groep E weinig hoger is dan in groep M terwijl de opbrengst 1,6 kilogram per m2 lager is.

Tabel 1+. Kilogramopbrengst en percentage "export" tomaten van 3 groepen, ingedeeld naar kurkwortelaantasting

groep kurkwortel­mate van aantasting

oogst groep kurkwortel­mate van

aantasting I kg per m2

% "export" groep kurkwortel­mate van

aantasting I kg per m2 vóór 1 sept. hele periode

E ernstig 7,22 91,8 80,6

M matig 8,83 85,8 78,7

L licht 9,26 k9,7 1+6,3

Op de bedrijven met een lichte kurkwortelaantasting blijkt het percentage "export" weinig meer dan de helft te bedragen ten opzichte van de beide andere groepen. Dit mag een teleurstellend resultaat ge­ noemd worden. Uit een en ander volgt dat het niet zo moeilijk is om een goede kwaliteit te verkrijgen, mits de kilogramopbrengst laag is. Ook is het niet moeilijk om een hoge kilogramopbrengst te verkrijgen van minder goede kwaliteit. Het combineren van een hoge kilogramop­ brengst met een goede kwaliteit blijkt heel moeilijk te zijn. Hiervoor moet men de teelt beheersen.

2.9 De invloed van de verzorging en mate van kurkwortelaantasting op de kwaliteit van de oogst

Uit het voorgaande bleek, dat zowel de verzorging als de mate van kurkwortelaantasting invloed hadden op het percentage "export". Dit werd geïllustreerd in figuur 6 en tabel 1^., Wanneer de invloed van beide factoren afzonderlijk nagegaan wordt, dan wordt een gedeelte van de spreiding van de resultaten veroorzaakt door de andere factor. Om dit bezwaar te ondervangen zou de invloed van één factor uitgeschakeld moeten worden. De manier waarop dit kan gebeuren is eveneens in figuur 6 getoond. Hierin is een streep aangegeven, die zo goed mogelijk ge­ trokken is tussen de punten van de 7 bedrijven met gewassen met weinig of geen kurkwortelaantasting. Deze lijn verloopt nogal steil. Dit be­ tekent dat binnen de groep van gewassen met een gezond wortelstelsel, de kwaliteit van de vruchten op de bedrijven met een hoog cijfer voor verzorging, belangrijk beter was dan op de bedrijven met een lager verzorgingscijfer. Eén punt verhoging van het verzorgingscijfer cor­ respondeert met 18 cp meer "export", dat is driemaal zoveel als voor alle bedrijven te zamen. Voor de groepen met respectievelijk matige en sterke kurkwortelaantasting zijn op dezelfde manier lijnen berekend. Ze zijn echter niet helemaal betrouwbaar en daarom niet in de figuur aangegeven.

Een andere methode om de invloed van één factor uit te schakelen is door een correctie hierop toe te passen. Naar de mate van kurkwor­ telaantasting worden de bedrijven weer in drie groepen, E, M en L ingedeeld. Voor elke groep wordt het gemiddelde percentage "export" -zoals dat in tabel I4. in de derde kolom is vermeld- op 100 gesteld en vervolgens worden de "export"-percentages van ieder bedrijf binnen de groep ten opzichte van het gemiddelde berekend. Het resultaat van deze werkwijze is weergegeven in figuur 7- Op de verticale as is dit

(18)

lit

-relatieve percentage "export" tomaten weergegeven. On de werkwijze te verduidelijken nemen we als voorbeeld bedrijf nr. 11. Het gewas op

dit bedrijf had een matige kurkwortelaantasting. Het percentage "export" van groep M was gemiddeld 78.»7 % {zie tabel 1|.). Door nu de "export" percentages van alle bedrijven uit deze groep met 100 : 78,7 = 1*27 te vermenigvuldigen wordt het gemiddeld percentage op 100 % gebracht. Voor bedrijf nr. 11 wordt dit 1,27 x 57,1 % - 72,6 f0 bij een verzor-gingscijfer van 5.

Er blijkt een goed verband te bestaan tussen de verzorging en het relatieve 'èxportf percentage. De gemiddelde lijn, die zo goed mogelijk tussen de punten door getrokken is geeft aan, dat het relatieve "export?'

percentage met ongeveer 10 % stijgt, per punt verhoging van het ver-zorgingscijfer. In figuur 6 bleek reeds de grote invloed van de ver­ zorging op hat percentage "export" en de grote variatie in de percen­ tages. Dit komt ook in figuur 7 tot uiting. De bedrijven van de groepen E en M hebben een relatief "export" percentage dat schommelt tussen 70 en 120 %, alleen bedrijven uit groep L komen beneden of boven deze percentages.

Bedrijf nr. 10 kon niet in figuur 7 worden opgenomen omdat niet op de kwaliteitsklasse "export" werd gesorteerd. Bedrijf nr. 9 is er buiten gelaten omdat een ernstige aantasting van aardappelziekte het percentage "export" sterk heeft gedrukt.

2.10 Groeibeheersing

Goede uitkom-s ten bij de tomatenteelt worden alleen dan behaald, wanneer een hoge kilogramopbrengst van goede kwaliteit veriaregen wordt. Hiertoe moet veelal de groei van het gewas tijdens de vorming van de onderste trossen geremd worden door de vochtopname via het wortelstel­ sel v/at te beperken. Hierdoor verkrijgt men een harder gewas met een hoger droge-stofgehalte. De vruchten aan de onderste trossen van derge­ lijke gewassen blijven kleiner, zijn voller en ronder en kleuren in het rijpingsstadium gelijkmatiger.

Wanneer tomatenplanten in het jeugdstadium te gemakkelijk water uit de grond kunnen opnemen ontstaat een zwaar, "waterig" gewas met grove, holle kantige vruchten, die in het rijpingsstadium heel onre­ gelmatig rood kleuren. Het onder deze omstandigheden gegroeide, zware omvangrijke gewas met zwaar beladen onderste trossen, krijgt in een later groeistadium gemakkelijk een tekort aan vocht. Hierdoor treedt groeistagnatie op, die veelal gepaard gaat met bloemrui. Hierdoor komt er dan van de hoger geplaatste trossen weinig terecht.

Na de zetting van de onderste trossen moet de remming van de wa­ teropname geleidelijk opgeheven worden. De kans op een te zware groei en een slechtere vruchtkwaliteit vermindert dan. Vergemakkelijking van de vochtopname zal dan de groeisnelheid bevorderen en de kilogram­

opbrengst doen stijgen.

Bij de tomatenteelt dienen dus de omstandigheden in de grond zodanig te zijn, dat de wateropname in het jeugdstadium bemoeilijkt kan worden. In een later stadium echter dienen de mogelijkheden voor vochtopname geleidelijk zo gunstig mogelijk te worden.

Met een aantasting van het wortelstelsel door kurkwortel kan men wel een beperking van de vochtopname in het jeugdstadium verkrijgen. Hierdoor kan een goede kwaliteit vruchten van de onderste trossen ge­ oogst worden. Deze beperking in de vochtopname kan echter later niet ongedaan gemaakt worden. Veelal zal de vochtopname steeds moeilijker worden door toename van de kurkwortelaantasting. Dit gaat ten koste van de kg-opbrengst.

Bij de (koude) tomatenteelt moeten dus maatregelen getroffen worden om de vochtopname aanvankelijk te beperken en later te stimu­

(19)

15

-leren. Dit kan men het beste trachten te bereiken door aanvankelijk weinig water en een grote voorraadbemesting te geven. Hierdoor ver­ krijgt men rondom de wortels bodemvocht met een hoge oonoentratie aan voedingszouten, dat moeilijker door de plant opgenomen wordt. Door opname van voedingsstoffen door het gewas daalt de concentratie van het bodemvocht geleidelijk. Zodra men de opname van water dan weer wil sti­ muleren kan men de toevoer van water, bijv. door beregening gaan op­ voeren. Hierdoor daalt de zoutconcentratie verder en -wordt de opname van vocht vergemakkelijkt.

Voor het bereiken van goede teeltresultaten bij de (koude) tomatenteelt speelt de toevoer van vocht en meststoffen gedurende het groeiseizoen dus een belangrijke rol. Hoe dit moet gebeuren kan slechts in het algemeen worden aangegeven. Dit komt omdat de samenstelling van de grond en de diepte van de grondwaterstand hierop een belangrijke invloed hebben. De êên lukt het beter dan de ander, sommigen hebben er

"feeling" voor om op het juiste moment de juiste maatregelen te treffen. 2.11 Resultaten van begeleiding op de deelnemende bedrijven

Uit het onderzoek in voorgaande jaren was gebleken, dat op be­ drijven met gewassen met een gezond tot tamelijk gezond wortelstelsel de grodbeheersing nogal wat moeilijkheden gaf. De oorzaak hiervan was veelal dat de grond te droog gehouden werd en de voorraadbemesting te gering was. Dit had een slechte kwaliteit van de eerst-oogstbare vruchten tot gevolg. Toen dit bekend was geworden ging men zwaar mesten, zodat de vochtopname werd bemoeilijkt. Hierdoor werd echter ook de

kilogramopbrengst danig gedrukt. Naar aanleiding hiervan heeft men de kwekers zowel vóór als tijdens het teeltseizoen gewezen op het grote

belang van eenregelmatige vochtvoorziening. Om tot een doelmatige be­ mesting te komen is voor de aanvang van de teelt een mengmonster van de bouwvoor gestoken. Met behulp van de verkregen analysedjfers is een bemestingsadvies opgesteld. De kwekers hebben tijdens de teelt nog 2 x een mengmonster laten steken voor een bijmestadvies. In hoe­ verre de meer aangepaste vochtvoorziening en de mestgiften tot ver­ betering van de teeltresultaten geteld hebben is moeilijk vast te stel­ len. In ieda?geval is het percentage "export", dat in 19^5 op de LEI-bedrijven I4.8 fL bedroeg in 1968 gestegen tot 65 % (tabel 3)» OP de be­ drijven die zowel in 1965 als in 1968 bij het onderzoek betrokken waren is het percentage "export" zelfs gestegen van 1+5 % in 19^5 tot 69 /j in 1968. Deze verbetering van de kwaliteit is daarbij niet ten koste van de kilogramopbrengst bereikt. Deze bedroeg op de LEI-be-drijven in 19^5 gemiddeld 7*98 kg per m2 en in 1968, op de deelnemende bedrijven, 8,1(4 kg per m2.

2.12 De bemesting 2.12.1 De_advie sbasi_s

Wanneer een grondmonster wordt gestoken in een warenhuis om de voedingstoestand te laten bepalen, dan wordt tevens gevraagd om een zgn. vragenlijst in te vullen. De vragen op deze lijst zijn bedoeld om een inzicht te verkrijgen omtrent de te verwachten mogelijkheden van vochtopname door het gewas. Deze hangen samen met de te verwachten gezondheid van het wortelstelsel de zoutconcentratie, de grondwater­ invloed en het vochthouderd vermogen van de wortelzone (bijlagen 5 en 6).

Voor tomaten is het gebruikelijk om van stikstof, fosfaat en even­ tueel spoorelementen hoeveelheden te adviseren die voor de groei opti­

maal zijn. Het advies voor kali- en daaraan aangepast macnesiummest-stoffen wordt dan gebaseerd op de te verwachten groei. Wanneer een sterke groei verwacht wordt, zoals in nieuwe warenhuizen, waarin voor

(20)

16a

-Tabel 5. De stikstof-, kali- en magnesiumtoestand op de bedrijven.

De voor de aanvang van de teelt in de grond aanwezige hoeveelheden (grondmonsternnalyse : N en K = mg/lOOg droge grond, MgO = mg/kg

droge grond), de toegediende voorraadbemesting aan stalmest en kunstmest en de bijbemesting (kas, pk en kies = omgerekend in kg kalkammonsalpeter, patentkali en kieseriet/are) en de som daarvan bij stikstof en kali (berekend als N en K).

nr. af- stal­ van dib- mest het baar kg/ be­ are drijf ster N stikstof grond-: bemesting mon- stal-rcest kas kurBt-i bij mest kas kas SOM N kali grond­ mon­ ster K bemesting stal­ mest pk kJBfc-mest pk bij pk SOM K magnesium grond­ mon­ ster MgO Zandgronden 10 9 1000 3 6 9 1000 2 19 10 - 8 13 10 1000 18 20 10 - 11 15 10 1000 16 11+ 10 - 11 5 5 5 5

Zeer lichte zavelgronden 11 14 1500 1 11+ -k 11+ -21 16 1000 2 16 1000 23 16 -21+ 16 -18 16 1750 8 17 1750 1 2 12 1 1

6

15 1 8 Lichte zavelgronden 5 1 1 2 9 22 17 5 1 6 18 1000 18 20 20 20 22 21+ 26 1000 1000 1000 1000 1000 10 1 14 13 5 1 22 1 1 5 5 9 9 5 5 5 5 5 5 5i-7 1+ 5

6

6

5 2 1 1 9 9 3 2 2

8

3 16 1 2 7 9 « 2 3 10 5i

6

21 17 1 1 25 22 3k 20 18 1 2 H 16 29 10 ¥> 39 22 22 18 20 18 22 28 22 28 23 20 29 1+3 31 36 31 26 26 61 56 21+ 53 32 32 39 5k i+1 27 28

66

1+2 18 18 18 18 27 18 18 31f 31-1 18 18 18 18 18 18 25 20 20 25 10 25 25 25 30 25 20 20 30 11+ 16 20 20 15 10 25 25 20 15 20 3

6

8

13 3 10 11 p 58 1+9 58 1+8 M5

68

1+8 76 48 52 61+

88

50 1+5 85 71 60 73 61+ 62 57

66

81 65 229 272 205 165 268 261 292 212 273 251+ 266 258 21+1+ 265 280 272 319 311 363 327 235 211 398 I+03

(21)

16

-het eerst tomaten geteeld worden, dan worden hoge kaligiften geadvi­ seerd voor het verkrijgen van een goede kwaliteit. Naarmate een minder sterke groei verwacht wordt nadert de geadviseerde hoeveelheid het optimum voor een hoge kilogramopbrengst zoals bij de overige voedings­ elementen.

2.12.2 De_o£timale hoev£elheden_van_de meststoffen ^ Een tomatengewas vraagt bij een produktie van 12 kg per m2 ^: - een hoeveelheid stikstof overeenkomend met ca. 20 kg zwavelzure

ammoniak of kalkammonsalpeter

- een hoeveelheid fosforzuur overeenkomend met 8 kg super

- een hoeveelheid kali overeenkomend met ca. 12 kg zwavelzure kali Een gedeelte van deze hoeveelheden bevindt zich in de grond, een ander deel wordt gegeven bij de bemesting met organische stof. Er is veelal slechts een aanvullende kunstmestgift nodig om de gewenste gehalten in de grond te krijgen.

2.12.3 Or£ani£che_me_ststoffen

Op de begeleidende vragenlijst bij het grondmonster wordt ge­ vraagd welk organisch materiaal men gewend is te gebruiken en in welke IrxTveelheden. Op deze bedrijven werd bijna uitsluitend stalmest gebruikt in hoeveelheden van 1000 tot 1750 kg Pe^ (tabel 5)» Ondanks de

grote hoeveelheden is het organische-stofgehalte op de meeste bedrijven aan de lage kant. Dit komt door de snelle vertering van de stalmest, waardoor het organische-stofgehalte ongeveer 1). % blijft. Er worden met deze hoeveelheden stalmest behoorlijk wat voedingsstoffen aan de grond toegevoegd. Wij zijn er bij de advisering van uitgegaan dat bij een gift van 1000 kg per are een hoeveelheid stikstof en kali aan de grond wordt toegevoegd overeenkomende met 5 kg kalkammonsalpeter en 18 kg patentkali (tabel 5)•

2.12.1). Kunstmeststoffen

In het westen van ons land worden de hoogste kilogramopbrengsten bij tomaten gehaald bij een stikstof (N-water) cijfer "van 5 à. 10 en een kali cijfer (K-water) van 10 à 15« Om een goede kwaliteit te verkrijgen acht men het echter gewenst dat het K-water-cijfer opgevoerd wordt tot 20 à 25. Deze resultaten kunnen echter niet zonder meer worden overge­ nomen voor dit gebied, omdat in het westen de gloeirest en het gehalte aan keukenzout in het bodemvocht veelal belangrijk hoger zijn. Ook het beregeningswater is in het westen minder arm aan zouten dan in de om­ geving van Huissen. Voor dit gebied is gestreefd naar een N-water-cijfer van 8 à 12 en een K-HCl-N-water-cijfer van ca. $0, wat ongeveer overeen zal komen met een K-water-cijfer van 20. In tabel 5 is één en ander vermeld. Er is naar gestreefd dat kali- en magnesium in de juiste ver­ houding aanwezig waren. Het MgO-cijfer moet ca. 8 x zo hoog zijn als het K-HCl-cijfer. Om deze verhouding te verkrijgen is vaak Idaseriet geadviseerd.

2.12.5 De_b£irfô s t ingst oe s t and

In tabel 5 zijn de bedrijven gerangschikt naar het gehalte aan afslibbare delen. Er is vermeld of stalmest werd toegevoegd en hoeveel.

•)

' Richtlijnen voor de teelt van vroege herfsttomaten. Samenstelling: J.Noordermeer, ThJ-'ebets en H.Zoeteman. Uitgave : Rijkstuinbouwconsulentschap te Geldermalsen.

(22)

% "EXPORT" 1 0 0 - 80- 60- 40- 20-.20 •23 .14 *13 »24 .1 jV «22 •19 -4S-10-•12 »21 .15 >17 «11 • 18 KALISOM 1 ! 50 SO - 70 80

FIG. 8 "KALISOM" IN DE BOUWVOOR (0-20 CM) EN PERCENTAGE "EX PORT "-TOMATEN IN 1968

Rel.% "EXPORT" 50- 40- 30- 201 0 - 01 0 - 20-30 114 *24 •20 «6-23 .1 —T— 50 -19 '22 50 •21 >1? •15 »16 • 17 70 •11 •18 KALISOM 80 '

FIG. 9 "KALISOM"IN DE BOUWVOOR (0 - 20 CM ) EN HET RELATIEVE PERCENTAGE "EXPORT'-TOMATEN (GECORRIGEERD OP VERZORGING EN

(23)

17

-Voor ieder bedrijf is van stikstof on kali het analysecijfer vermeld van de bemonstering voor de aanvang van de teelt. De stikstof- en kalimeststoffen, die zijn geadviseerd betreffen voornamelijk

kalkam-monsalpeter en patentkali. In Groessen en Zevenaar is door de rayon­ assistent vaak 12-10-18 geadviseerd. In die gevallen zijn de gehalten omgerekend in kilogrammen kalkammonsalpeter en patentkali per are.

Het is zo nog moeilijk om een idee te krijgen van de bemestings­ toestand op de bedrijven. Daarom zijn de via stalmest en kunstmest toegediende hoeveelheden stikstof en kali omgerekend. Hierbij is er van uitgegaan dat 1 kg kalkammonsalpeter per are het N-water-cijfer 1 punt doet stijgen en 1000 kg stalmest per are geeft een stijging met 5 punten. Deze hoeveelheden zijn bij het N-water-cijfer van de bouwvoor, dat voor de bemesting bepaald werd, opgeteld. De zo ver­

kregen totaalcijfers (stikstofsom) blijkan aiteen te lopen van 10 tot 1^0. Voor kali is er van uitgegaan dat 1 kg patentkali per are het

kaligehalte (K-HCl) met 0,7 punt doet stijgen en 1000 kg stalmest met 12 punten. Het totaal per bedrijf komt dan op een kalisom van 45 à, 88 mg/100 gr droge grond. Nu de stikstof- en kalitoestand per bedrijf vergelijkbaar gemaakt zijn kan de invloed van de bemestingstoestand op de teeltresultaten nagegaan worden. Daar de hoogte van de kaligift vooral afgestemd is op het verkrijgen van een goede kwaliteit, zouden we kunnen nagaan of tussen beide een verband gevonden wordt.

2.12.6 Heeft de kalitoestand invloed uitgeoefend op het percentage_I'export"rr ~ ~~

In figuur 8 is op de horizontale as de gesommeerde kalisom uit tabel 5 uitgezet. Op de verticale as is het percentage "export" ver­

meld. Ieder bedrijf is met een teken en het bedrijfsnummer aangegeven. Wanneer de kalisom een belangrijke invloed op het percentage "export" zou hebben uitgeoefend dan zou een laag K-HCl-cijfer samen moeten gaan met een laag percentage "export". Omgekeerd zou een hoog K-HC1-cijfer samen moeten gaan met een hoog percentage "export". De punten-zwerm zou dan van links onder naar rechts boven moeten gaan. Dit blijkt niet het geval te zijn. Er kan dus geen invloed van de kalisom van de grond op de kwaliteit van de tomaten worden aangetoond. De oorzaak hiervan kan zijn dat het bemestingsadvies niet verkeerd is geweest of dat andere factoren een grotere invloed op de kwaliteit hebben uitgeoefend. In het voorgaande bleek reeds dat de mate van kurk-wortelaantasting wel een duidelijke invloed op hot percentage "export" had, evenals de verzorging.

Een correctie hierop kan toegepast worden met behulp van de ge­ middelde lijn in figuur 7• Wanneer deze lijn als norm gesteld wordt, dan kan voor ieder bedrijf vastgesteld worden hoeveel procent het "export"-percentage onder of boven de norm lag. Deze relatieve per­ centages "export" zijn in figuur 9 uitgezet tegen het gesommeerde K-HCl-cijfer van de bouwvoor. Ook dan blijkt er geen verband aanwezig te zijn.

2.12.7 Reacti£ van het gewas £P_de bemeetings toestand

Uit het voorgaande bleek dat invloed van de kalitoestand op de kwaliteit rdet kon worden aangetoond. Dit zelfde geldt voor de in­ vloed van andere elementen op de teeltresultaten.

Een onjuiste bemesting is soms aan het gewas af te lezen. In voorgaande jaren was gebleken dat op bedrijven waar het MgO-cijfer slechts 5 of 4 x zo hoog was als het K-HCl-cijfer, ernstig magnesium-gebrek optrad. Magnesiummagnesium-gebrek bij tomaten uit zich door geelkleuring van het blad halverwege de plant, waarbij alleen het weefsel langs de hoofdnerven groen blijft. Het blad is dik. In het jaar van dit onder­

(24)

18

-zoek (1968) werd nergens ernstig magnesiumgebrek waargenomen. Soms was een grillig patroon van enig tot matig magnesiumgabrek zichtbaar, vooral op plaatsen met een dichte structuur van de grond zoals langs de hoofdpaden. Wanneer met behulp van het MgO-gehalte van een meng-monster advies gegeven wordt, is het niet mogelijk anders dan een al­ gemeen advies voor het gehele warenhuis te geven. Tussen de hoogte van het MgO-gehalte in de grond en het optreden van gebreksverschijnselen werd geen verband gevonden.

In voorgaande jaren werden in nieuwe warenhuizen of op ontsmette gronden vaak zeer zware gewassen aangetroffen met holle, wankleurige en zelfs waterzieke vruchten, zodat weinig of geen "export" kwaliteit kon v/orden geoogst. Op de proefbedrijven was dit in 1968 in veel min­

dere mate het geval. Op enkele bedrijven met een gezond wortelstelsel bleek het mogelijk om met behulp van de geadviseerde zware bemesting toch een redelijk percentage "e:xport" tomaten te oogsten. Op enkele bedrijven waar minder zwaar gemest werd dan door het advies werd aan­ gegeven, was de groei te zwaar en liet de kwaliteit te wensen over. 2.12.8 De_bemesting_van_tomaten £p_grond£n_diejii£t_kurkv/ortel zijn

besmet

Naarmate de grond ernstiger met kurkwortel is besmet mag een lichter gewas en een lagere kilogramopbrengst van goede kwaliteit verwacht worden. Een lichter, minder zwaar met vruchten beladen gewas heeft minder voedingsstoffen nodig dan een zwaar met vruchten beladen gewas. Wordt een ernstig met kurkwortel besmette grond toch zwaar be­ mest dan wordt de opname van water door het gewas onnodig nog meer bemoeilijkt. Dit gaat ten koste van de kilogramopbrengst, zonder dat dit tot kwaliteitsverbetering behoeft te leiden. Dergelijke gewassen gaan gemakkelijk slap hangen, als de luchtvochtigheid daalt. Daarom moet dikwijls en in niet te grote hoeveelheden beregend worden. Iets soortgelijks geldt voor de toediening van de bijbemesting.

2.12.9 De_invl°£d_v^_b£reg£rLiri£ op_de_ voedingsto£stand

In het voorgaande is uitgegaan van de in de grond aanwezige voe­ dingsstoffen en de mestgiften vóór en tijdens de teelt. Deze hoeveel­ heid daalt tijdens de teelt door onttrekking door het gewas. Deze daling kan versterkt worden door het zgn. doorspoelen. Er wordt door­ gespoeld, wanneer meer water gegeven wordt dan de bewortelde laag kan vasthouden. Dit overschot aan water met de daarin opgeloste voedings­ stoffen verdwijnt in de ondergrond en komt buiten bereik van de wortels. Naarmate de bewortelbare laag dunner is en minder vocht kan vasthouden is de kans op uitspoelen groter. De ideale toestand is, dat zoveel beregend wordt dat de gehele bewortelde laag doorvocht wordt. Hiervoor moet men weten hoe vaak en hoe lang men moet beregenen. Dit kan geleerd worden door het meten van de grondwaterstand en het controleren van de vochtigheidstoestand van de bewortelde laag. Door meting kort voor de beregening en daarna kan men nagaan of de grondwaterstand gestegen is en hoeveel. Hierdoor ziet men of al of niet teveel beregend is. Met een boor of schop kan men nagaan of te weinig beregend is. In dat ge­ val is het water niet tot het onderste gedeelte van de bewortelbare laag doorgedrongen.

Wanneer bekend is hoe vaak en hoe lang beregend moet worden kan van een doelmatige bemesting effect worden verwacht. Als te veel be­ regend wordt spoelt een gedeelte uit, zodat de voedingsconcentratie te laag wordt. Wordt te weinig beregend dan wordt de voedingsconcentrâtie te hoog, waardoor de te geringe hoeveelheid vocht in de grond nog moei­ lijk opneembaar is ook. De indruk werd verkregen, dat in dit gebied de kennis omtrent de juiste beregeningswijze nog zeer gebrekkig is. Het

(25)

19

-effect van een doelmatige bemesting kan hierdoor ernstig worden ge­ schaad.

2.13 De grondwaterstanden 2.13.1 InleMing

Gedurende het groeiseizoen is regelmatig de grondwaterstand op­ genomen. De resultaten zijn vermeld in bijlage Ij.. Hierin zijn de be­ drijven in

3

groepen van

8

bedrijven gesplitst, gerangschikt naar de diepte van de grondwaterstand. De bedrijven met lagere grondwaterstan­ den hebben gemiddeld ook een zandiger bovengrond en de (losse) zand-ondergrond konrt op geringere diepte voor dan bij die met hogere grond­ waterstanden. De vochtleverantie van de bewortelbare laag kan daar­ door sterk uiteenlopen.

Op de meeste bedrijven is vanaf de plantdatum omstreeks mei de grondwaterstand geleidelijk gedaald en na augustus weer gaan stijgen. Deze tendens houdt nauw verband met de rivierwaterstanden. Afwijkingen werden veroorzaakt door in er./of regenbuien naast en op de

betreffende warenhuizen.

Om de gronden naar hun waterstand te karakteriseren is het ge­ middelde van alle gemeten waterstanden per kas bepaald evenals het gemiddelde van de 3 hoogste en van de

3

laagste grondwaterstanden. De verschillen tussen de twee laatstgenoemde grootheden geven een idee van de schommeling gedurende het groeiseizoen. Deze verschillen liepen uiteen van 20 tot J0 cm. Op bedrijven waar de teelt vroegtijdig beëindigd werd, waren de verschillen soms nog kleiner dan 20 cm.

Grondwaterstanden ondieper dan 60 cm werden dit seizoen nauwelijks gemeten. Er kan daarom niet van wateroverlast worden gesproken. Dit in tegenstelling tot 1966 toen zware regenbuien een sterke grondwater­ stijging veroorzaakten. In deze gebieden duurt het langer voordat de grondwaterstand daarna weer zover gezakt is dat van een "normale"

grondwaterstand sprake is. Als oorzaak hiervoor kan o.a. genoemd worden het ontbreken van een uitgebreid slotenstelsel aangevuld met greppels en/of drainage.

2.13.2 De_invlo£d_v^Ji£t_grondwater £P_de tee Insult at en

Om de invloed van het grondwater op de teeltresultaten te kunnen nagaan zijn de bedrijven in 3 groepen van 8 bedrijven ingedeeld, zoals dit in tabel 6 is aangegeven. Behalve de gemiddelde grondwaterstanden, zijn daarin ook de organische-stof- en slibgehalten van de bouwvoor vermeld.

Tabel 6. Gemiddelde grondwaterstanden, vochtleverantie van de bewortelde laag en samenstelling van de bouwvoor van 3 groepen van 8 bedrij-ra irßfc resp. middelhoge, lage en zeer lage grondwaterstanden

; groep > I II III

vochtleverantie van de groot tot matig tot beperkt bewortelde laag > matig groot tot matig

% organische stof bouwvoor 3,9 k,6 3,5

% slib 18 17,5 11,5 in cm -maaiveld: 3 hoogste 60-95 80-115 105-155 3 laagste 8O-I3O 130-160 150-180 mei 70-120 IOO-155 11+5-185 juni/juli 80-120 120-160 155-185 augustus 85-11^0 125-160 155-190 september 50-95 90-115 125-155 oktober 35-80 50-110 95-125 gehele periode 70-110 110-135 130-170

(26)

20a

-Tabel 9• Bodemeenheden

Rivierzandgronden (< 8 % lutum)

fell^oudende_eerdgronden pZd20A matig fijnzandig pZd30A matig grofzandig

Bedra fsnummers 1, 6, 20 10, 13, 19 Kalklo£e_eerdgrond£n cZd30 matig grofzandig U, 15 Rivierkleigronden (> 8 cfo lutum) Eerdgronden pRn59 zavelgronden (8-25 f° lutum) 2, 3, k, 1, 9, 18, 21, 214. Vaag^ronden

Rd10 kalkhoudende lichte zavelgronden (8 - 17"i"

%

lutum)

Rn67c kalkarme zavel- en lichte kleigronden met zware kalkloze laag in de

ondergrond

(27)

20

-De organische-stofgehalten blijken gemiddeld weinig uiteen te lopen. Het slibgehalte van de droogste groep blijkt aanzienlijk lager dan van de beide andere groepen. De diepte van de grondwaterstand loopt behoorlijk uiteen en ligt tussen matig diep en diep.

De tendens is aanwezig dat de droogste groep (groep III) een wat lagere kilogramopbrengst en een hoger percentage "export" heeft dan de beide andere groepen (tabel 7)• Hierbij moet aangetekend worden, dat in deze groep het bedrijf, dat niet op "export" gesorteerd heeft buiten beschouwing is gelaten. Het is nog mogelijk om deze gegevens eerst op de mate van kurkwortelaantasting te corrigeren.

Tabel 7* Teeltresultaten van de 5 groepen van 8 bedrijven die in tabel 6 onderscheiden zijn

groep > I II III

gemidd. kg-opbrengst per m2 % 'fexport!' tot 1 september % 'èxport" gehele seizoen

8,53 78 72 8,82 62 55 7,97 89 79

Na deze correctie (zie tabel 8) blijkt de droogste groep nog steeds een wat lagere kilogramopbrengst te hebben gegeven en een hoger percentage voor "export" geschikte tomaten. Op de droogste gronden is het gemakkelijker om de groei met behulp van de watergift te beheersen Het is echter moeilijker om een hoge kilogramopbrengst te behalen om­ dat gemakkelijk vochttekort ontstaat.

Tabel 8. Teeltresultaten in percenten, gecorrigeerd op de mate van kurkwortelaantasting van de drie -.groepen uit tabel 6

groep > I II III

kg-opbrengst

% 'fexport!' tot 1 september % 'èxport' gehele seizoen

102,5 97 101 100 9k 92 97,5 110 107

2.114. Resultaten van de kartering

2. IJ4.. 1 Invloed van dejDod£meenheden_o£ de_t eelt result at en

£1 tabel 9 zijn de gronden ingedeeld volgens de legenda van de bodemkaart, 1 : 50 000 (zgn. kaartbladenkartering). De tomatenwaren-huizen van 8 bedrijven staan op rivierzandgrond. Dit zijn gronden met minder dan 8 % lutum (deeltjes kleiner dan 0,002 mm) op de minerale delen. De overige warenhuizen staan op lichte rivierkleigronden met 8 à 17ïi~ % lutum.

Volgens de legenda van de bodemkaart, 1 : 50 000, worden de gronden ingedeeld in eerd- en vaaggronden. De eerdgronden onderscheiden zich door een donker gekleurde bovengrond op een lichter gekleurde, humus -arme ondergrond. Bij de vaaggronden is de grens tussen de bouwvoor en de ondergrond minder scherp, dus vager. De landbouwgronden in dit ge­ bied worden tot de vaaggronden gerekend. Van de 21). bedrijven liggen er 22 in kaartvlakken, die tot de bodemeenheid Rd10A gerekend zijn. Dit zijn lichte rivierkleigronden met een zavelige bovenlaag die 8

(28)

roestvlek 21 roestvlek

-ken, reduktie en/of bleking bevinden zich minstens 50 cm beneden maai­ veld. Deze gronden zijn kalkhoudend tot kalkrijk. Voorheen werden deze gronden stroomrug-, oever- en overslaggronden genoemd.

Doordat op de tuinbouwbedrijven meer organisch materiaal aange­ wend wordt en de grond vaak êên of meerdere malen dieper is verwerkt is de bovengrond veelal donkerder en de grens tussen boven- en onder­ grond scherper. Een gedeelte van deze gronden is daardoor tot de eerdgronden gaan behoren.

Invloed van de bodemeenheden op de teeltresultaten kon niet aan­ getoond worden. Hierbij moet bedacht worden, dat de indeling volgens het bodemclassificatiesysteem niet bedoeld is als indeling voor een tuinbouwclassificatie.

Toch heeft de grond wel invloed kunnen uitoefenen. De oorzaak hiervan is dat in dit gebied een hogere ligging meestal samengaat met een kleiarme, grofzandige ondergrond op beperkte diepte en een zandige bovenlaag. De bewortelbare laag is dan dun, buiten bereik van het grond­ water, met een beperkte vochtLeverantie. De gewassen op deze gronden krijgen daardoor gemakkelijk gebrek aan vocht. Op de lager gelegen gronden kunnen de gewassen meestal dieper wortelen. Ze kunnen beter

profiteren van het ondieper aanwezige grondwater en de grotere vocht-leverantie van de bewortelbare laag. De beschikbare hoeveelheid vocht kan daardoor sterk wisselen.

2.1^.2 Invloed van de_zwaarte_van_de bovengrond_op de teeltresultaten Van ieder warenhuis is het percentage afslibbaar (< 0,016 mm) van de bouwvoor bepaald. Hierdoor is het mogelijk om een indeling te maken naar de zwaarte van de bovengrond. Er zijn 3 groepen gevormd, waarvan de teeltresultaten in tabel 10 vermeld zijn.

Tabel 10. Teeltresultaten van 3 groepen van bedrijven, ingedeeld naar de zwaarte van de grofzandige bovengrond

groep > I II III

aantal bedrijven > 9 8 7

slibgehalte > 26-18 17-11 10-8

benaming > zavel matig lichte zeer lichte zavel kleiïg zand kg-opbrengst per m2

% 'èxport"tot 1 september % "export'! gehele seizoen

8,38 88 79 9,21 56 5k 7,62 87 76

Uit tabel 10 blijkt dat groep II (zeer lichte zavel) de hoogste kilogramopbrengst en het laagste percentage "export" gegeven heeft.

Op de zwaarste en de lichtste, tevens droogste gronden (groepen I en III) werd een betere kwaliteit, doch een lagere kilogramopbrengst verkregen. De hoeveelheid gemakkelijk beschikbaar water in de bewor­ telbare laag is op deze gronden minder, dus is de groeibeheersing ge­ makkelijker.

(29)

22

-Na correctie op de mate van de kurkwortelaantasting (zie tabel 11) blijft de tendens aanwezig dat de middengroep de hoogste kilogramop­ brengst geeft met de slechtste kwaliteit. De laagste kilogramopbrengst wordt behaald op de lichtste en droogste gronden.

Tabel 11. Teeltresultaten in percentages (gecorrigeerd op de mate van kurkwortelaantasting) van de 3 in tabel 10 onderscheiden groepen van bedrijven

groep > I II III

: kg-opbrengst in % 101 103 95

\ <p 'fexportf' tot 1 september 106 87 109 % 'fexportf' gehele seizoen 106 91 101+

(30)

23

-3. RESULTATEN OP LEI-BEDRIJVEN IN VEESCHILLENDE CENTRA 3.1 Inleiding

In de jaren 1963 t/m 1966 heeft het Landbouw-Economisch Insti­ tuut (LEI) te Den Haag een vergelijkend onderzoek gedaan in verschil­ lende centra bij tomaten in onverwarmde warenhuizen. De resultaten hiervan zijn in jaarlijke overzichten vastgelegd. Daarnaast is een samenvattend artikel verschenen in "Tuinbouwmededelingen" ' ), waarin vooral de invloed van klimaatsverschillen op de teeltresultaten be­ licht worden.

In het voorgaande werd reeds een overzicht g.egeven van de ver­ schillen in het percentage "export" tussen de centra. Thans zal in­ gegaan worden op de vroegheid van de oogst, de kilogramopbrengsten, en de bruto geldopbrengsten.

3.2 De vroegheid van de oogst

Uit onderzoek van het LEI is gebleken, dat de vroegheid van de oogst een belangrijke invloed heeft op de financiële resultaten.

Uit tabel 12, waarvan de gegevens zijn ontleend wji de LEI-publikatie, blijkt dat de oogst vóór 1 augustus in Huissen en Groningen laag is ten opzichte van de overige centra.

Door de hogere minimumtemperaturen kan langs de kust en in het zuiden van ons land vroeger geoogst worden dan verder naar het noord­ oosten.

Tabel 12. Gemiddelde opbrengsten in kg per m2 vóór 1 augustus (LEI-gegevens) in een aantal tuinbouwcentra

jaar > 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 plantperiode '' ) > vroeg laat vroeg laat

Westland 3,70 1 AO 3,85 1,53 Noord-Limburg • • 2,80 1,12 Vleuten 2,81 0,92 3,10 0,94 Noord-Groningen 2,11* 0,56 2 AO 0,66 Huissen 2,09 0,56 2A2 0,68 5*3 De totale kilogramopbrengst

In tabel 13 is de totale kg-opbrengst per m2 gegeven. Van de centra waar dit onderzoek plaats had werden in Huissen de laagste kg-opbrengsten verkregen.

Tabel 13. Gemiddelde opbrengsten in kg per m2 over het gehele teeltseizoen (LEI-gegevens) Ln een aantal tuinbouwcentra jaar > 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 plantperiode > vroeg laat vroeg laat

Westland 9,82 9,31 9,51 9,83

Noord-Limburg • • 9A2 9,1+6

Vleuten 8,72 9,03 8,67 9,11

Noord-Groningen 8,60 8,50 8,95 ; 8,58

Huissen 8,33 8,01* 8,23 7,87

) Ir.A.P.Verhaegh: Regionale verschillen in geldopbrengsten van onverwarmde tomaten. Tuinbouwmededelingen, 32 (19^9) 9: 393-397 ") vroeg - eind maart tot 2J+ april

(31)

- 2h

-3.4 De financiële resultaten

Uit het onderzoek van het LEI was reeds gebleken, dat de finan­ ciële resultaten in Huissen achterbleven bij die in de overige centra. Dit komt tot uiting in tabel 11+, waarvan de gegevens aan dit onderzoek

ontleend zijn.

Tabel 11+. Gemiddelde bruto-geldopbrengsten van onverwarmde tomaten in guldens per m2 glasoppervlak in een aantal tuinbouw­ centra (LEI-gegevens.)

jaar > 1963 t/m 1966 19öi|- t/m 1966 plantperiode ') > ! vroeg laat vroeg laat

Westland 5,16 k,55 1 h,72 h,75

Noord-Limburg • • ; 3,99 3,98

Vleuten 5,91 3,91 ! 3,83 3,83

Noord-Groningen 3,85 3,78 j 3,91+ 3,77

Huissen 3,27 3,17 ; 3,11 2,89

' ) vroeg - eind maart tot 21| april laat - 2li april tot 15 mei

Zowel de bedrijven met een vroege, als die met een late plantdatum gaven in Huissen slechtere financiële resultaten dan in de overige centra. Na 1966 heeft dit omvangrijke LEI-onderzoek niet meer plaats­ gehad. Het was echter wel mogelijk om de resultaten van 1968 met die van de Westlandse LEI-bedrijven te vergelijken (tabel 15). Voor deze berekening zijn de bedrijven waar de tomaten aan het begin en/of einde van de teelt licht verwarmd werden buiten beschouwing gelaten.

Tabel 15. Gemiddelde bruto-geldopbrengsten van onverwarmde tomaten in guldens per m2 in 1968

Westland Huissen

Alle bedrijven 5,61 3,98

Bedrijven met:

ernstige) • 3,60

matige ) kurk- ; ort elaantasting • U,18

lichte ) • 4,21

Ook in 1968 blijven de financiële resultaten van de onverwarmde tomaten in Huissen ver achter bij die in het Westland. Om de invloed van de mate van kurkwortelaantasting op deze resultaten na te kunnen gaan is de gemiddelde geldopbrengst per groep berekend. Op de bedrij­ ven met ernstige kurkwortelaantasting blijkt maar een bruto geldop­ brengst van ƒ 3*60 behaald te zijn. Dit is 9 % beneden het gemiddelde van alle bedrijven en 1 ij. % beneden het gemiddelde van de bedrijven met een matige tot lichte kurkwortelaantasting. Volgens het LEI be­ droeg de kostprijs in I965, bij een opbrengst van 10,50 kg per m2, ruim ƒ 5,— per m2 zodat hier van een verliesgevende teelt gesproken moet worden.

(32)

25

-]+. DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Uit het LEI-onderzoek in de jaren 19^3 t/m 1966 is gebleken dat de teeltresultaten van tomaten in onverwarmde warenhuizen nauw samen­ hangen met de klimaatsomstandigheden. Er werden betere resultaten be­ haald, naarmate het nachtvorstrisico geringer en/of de minimumtempe­ ratuur tijdens de groeiperiode hoger was. Door de minder gunstige klimatologische omstandigheden kan in Zuidoost-Gelderland de teelt van tomaten in onverwarmde warenhuizen niet vroeg starten. Door de lagere minimumtemperatuur verloopt de groei daarna ook trager dan in de westelijke en zuidelijke centra. Uit genoemd LEI-onderzoek bleek, dat de hierdoor verkregen latere oogst de teeltuitkcrastan zeer on­ gunstig beïnvloedt. Zelfs bij een grote oogst van goede kwaliteit is het in dit. gebied nog moeilijk om bevredigende teeltuitkomsten te verkrijgen.

Op verreweg de meeste bedrijven liet, ondanks extra inspanningen naar aanleiding van voorlichting en onderzoek öf de kwaliteit bf de grootte van de oogst te wensen over. Onvoldoende grondontsmetting was de belangrijkste oorzaak van een te lage kilogramopbrengst. Onvoldoen­ de maatregelen ter voorkoming of bestrijding van ziekten en plagen benadeelden de kwaliteit in sterke mate. Daarnaast waren er nog vele factoren, die de kwaliteit ongunstig beïnvloedden en die in dit rap­

port beschreven zijn.

Licht verwarmen in voor- en najaar zou de minder gunstige kli­ maat sinvloeden gedeeltelijk kunnen compenseren. De grotere spreiding van de aanvoer van tomaten aan de veiling in Huissen wijst er op, dat deze verandering al op gang gekomen is.

Daarnaast zal men zich dan echter een teelttechniek eigen moeten maken, die ie mogelijkheid biedt de groei te beheersen van een goed verzorgd gewas met een gezond wortelstelsel. Alleen dan zal een grote oogst van goede kwaliteit verkregen kunnen worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze plaats zij slechts vermeld, dat uitvoerig van gedachten gewisseld wordt over de vraag of elk laboratorium de monsters volgens zijn eigen methoden mag onderzoeken, of dat

nummer van de broeischaal overeenkomte Met behulp van deze broeischaal is het dan mogelijk in de praktijk, waar men niet de beschikking heeft over een colorimeter, de percentuele

Idem, doch niet duidelijk micro-gelaagd matig aflopend profiel tot 8-12$ lutum.. Idem, doch aflopend tot

4 Indien men echter vermoedt, dat het zoete water grotendeels door een laag stroomt die een andere gemiddelde doorlatendheid heeft, da:i de grond waardoor het zoute water stroomt

Indien er geen grootschalig project is gepland dan worden de masten en armaturen in principe na de technische levensduur vervangen, respectievelijk na 45 jaar en

Maar zelfs als de waarde voor uitkomst 2 niet meegenomen zou worden en er puur alleen maar gekeken zou worden naar de kosten van opname in een zorginstelling dan nog zou er door de

• Zorg voor een goede hygiëne van de plaats waar je de prik krijgt.. • Plaats de naaldcontainer steeds buiten het bereik van kinderen

Tabel 48 De financiële opbrengsten van de gewassen die significante verschillen aangeven ten opzichte van de standaard grondbewerking voor de tussenvorm voor de gangbare