• No results found

Glucosinolaten : analysemogelijkheden voor de bepaling van glucosinolaten in kruisbloemige gewassen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Glucosinolaten : analysemogelijkheden voor de bepaling van glucosinolaten in kruisbloemige gewassen"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• I '

Afdeling Koolhydraat en Vetchemie

1985-12-16 RAPPORT 85. 128 Pr.nr. 505.3020 Onderwerp: Glucosinolaten:

Analysemoge-lijkheden voor de bepaling van glucosinolaten in kruisbloemige gewassen.

Verzendlijst: directeur, directie VKA, sektorhoofd, afdeling KVC(4x), bibliotheek (2x), projektleider, projektbeheer, circulatie, IVVO, VZ (Schumer/Klaver), Prod. Veev. (Den Hartog), LH

85128

Veev. (Boer), COVP (Janssen), Rijksdienst IJsselmeer Polders, LH Koeman, Agralin., SVP (Toxopeus).

(2)
(3)

' '.

Afdeling Koolhydraat en Vetchemie 1985-12-16

RAPPORT 85.128 Pr.nr. 505.3020

Projekt: Ontwikkeling van methoden voor de bepaling van glucosinolaten. Onderwerp: Glucosinolaten analysemogelijkheden voor de bepaling van

glucosinolaten in kruisbloemige gewassen.

Bijlagen: 8.

Doel:

Selectie van analysemogelijkheden voor de bepaling van glucosinolaten.

Samenvatting:

Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende analysemogelijkhe-den van glucosinolaten (GSL), waarbij kort ingegaan wordt op de ver-schillende methoden.

Hierbij wordt aandacht besteed aan het toepassingsgebied, de bruik-baarheid, de gevoeligheid en de te verwachten resultaten. Verder wordt ingegaan op de problemen bij de kwantificatie. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de te verwachten GSL gehalten in verschillende kruisbloemige gewassen.

Conclusie:

Afhankelijk van het toepassingsgebied en de doelstelling van de ge-bruiker, zijn de meeste methoden bruikbaar. Analyse van de intakte glucosinolaten met HPLC en met fotometrie na complexering met palla-dium chloride leverde geen bruikbare resultaten.

De meeste informatie wordt verkregen met een HPLC en een GCC methode waarbij enzymatisch gedesulfateerde glucosinolaten worden gescheiden en gekwantificeerd. Deze methoden lijken toepasbaar voor alle doel -einden en zullen in het verdere onderzoek worden gebruikt.

Verantwoordelijk drs B.G. Muuse

Medewerker(s)/Samensteller(s): H.J. van der Kamp/M.L. Essers Projektleider drs B.G. Muuse

(4)

'

..

(

1. Inleiding

Glucosinolaten komen in de natuur vooral voor in kruisbloemige gewas-sen waartoe behoren de brassieszaden zoals kool/raapzaad en mosterd-zaad,· maar ook spruitjes, allerlei bekende koolsoorten, radijs, kool-raap ·etc.

Van glucosinolaten is bekend dat deze stoffen een schildklierremmende werking hebben, leverafwijkingen kunnen geven bij hoge doseringen zo-als in de diervoeding kan voorkomen(!) doch ook dat glucosinolaten een activerende werking hebben op detoxificerende enzymen<2

>,

waardoor hen een antimutagene werking wordt toegeschreven. Een toepasssing van glu-cosinolaten zou kunnen zijn het gebruik van Brassicas als tussengewas bij de aardappel- en bietenteelt ter bestrijding van de aardappel en bietencyste aaltjes. Deze gedachte stamt van voor de oorlog en werd kort geleden weer opgenomen door Forrest en Farre< 3 ).

In het verleden werden GSL vooral bepaald in diervoeders. Met de toen-malige methode werden alleen de vluchtige isothiocyanaten bepaald (mosterdolie) na stoomdestillatie van de enzymatisch vrijgemaakte ITC gevolgd door argentometrische titratie. Deze methode werd vooral uit-gevoerd in diervoeders waarin schroot afkosmtig van brassieszaden ver -werkt was vanwege de giftigheid van ITC. Een nadeel van deze methode is dat slechts enkele van de aanwezige GSL bepaald worden. HPLC en GLC maken momenteel een meer gedetailleerde analyse van GSL mogelijk, het-geen belangrijk is voor de bepaling van GSL in bv. groenten en de zogenaamde dubbel nul kool/raapzaadvari~teiten. Daarnaast zijn ook enige methoden bekend voor de bepaling van het totaal gehalte aan GSL.

Glucosinolaten bestaan uit een thiocyanaatkern waaraan gebonden een glucose en een sulfaat groep, terwijl het type GSL wordt bepaald door het aglucon bestaande uit alkyl, aryl of een indolyl verbinding (fig 1). Een aantal GSL verbindingen met triviaal namen en struktuur zijn opge-nomen in bijlage 1. Figuur 1. 85128.1

/5-GLUCOSE

AGLUCON-C~

~N-SULFAAT

ALKYL. ARYL. INOOLYL

(5)

-' 0'

- 2

-Alkenyl glucosinolaten ontstaan uit het aminozuur methionine door suc-cessive ketenverlenging met een CH2-groep. Daarna wordt de CH3-S groep afgesplitst en een dubbele band ingevoerd, waardoor het sinigrin, glu-conapin resp. glucobrassicanapin ontstaan. Door invoering van een hy-droxylgroep ontstaan vervolgens het progoitrin en gluconapoleiferin (4).

2. Analysemogelijkheden

In figuur 2 zijn de analysemogelijkheden aangegeven voor de analyse van GSL (10,5).

Bij de analyse van GSL zijn twee routes te onderscheiden nl. wel of geen hydrolyse van het GSL d.m.v. het enzym myrosinase. Verder zijn er methoden die alleen het totaal gehalte aan GSL geven en methoden die bovendien de samenstelling van de GSL geven.

Figuur 2.

ANALYSE MOGEUJKHEDEN

GLC JSOTHIOCYANATEN VL.OEISTOF-VL.OEJSTOF~---i EXTRAKTlES

/

THIO-OXAZOL.IDONEN ARGENTONETRIE SPECTROFOTONETR, HPL.C ' NYROSJNASE NYROSINASE INACTIVERING

\

EXTRAKTIE INTAKTE GSL. GLUCOSE ENZYMATISCH THYNOL. \ Pd L.IGANO-- SPECTROFOTONETR. ISO LA TIE GSL. - - 1.-J-N-T-AK_T_E_G-SL.-t(-- - - -HPL.C ANIONENWISSELAAR \ SIL YLERJNG - GL.C

SUL.F AT ASE

--1

GEOESULF A- (

!

TEEROE GSL.

1-~

---

---HPL.C

(6)

-' ' '

Figuur 3.

- 3

-EFFECT VAN MYRDSINASE EN lULFATASE OP &LUCOSINOLATEN

+ I I SULFA.TASE I I I I I MYROS1NASE

I

..

s-R-cl

\N-o-sos-+ GLUCOSE

/

I BILVLEAEN )S-caH70(0TMS)~

-

---

>

A-C, NOTMS PH 3-e - - - -:> R-C-H + S0<4• +

s

I I I Fe++ PH7 (NI TRI U ~-- - -- :> A-H-C-S + S04C• (ISOTHIOCYANAAT) et

'\

'

\ ' ?? '--- --> A-S-c•N <t- S0<4• (T_H:i:OCYANAAT) ' H2Ç-HH • A- Cti2•ett-g:!-cH2-tt-e-s - >

CH2-ctt-t/!j·s

&-VINYL OXAZOLIDON-2-THIOH ( •VTO)

Door het enzym myrosinase (5) wordt zowel glucose als de sulfaatgroep afgesplitst, waarbij afhankelijk van de analyse-omstandigheden nitril-len, thiocyanaten of isothiocyanaten ontstaan (fig. 3). Het totaal GSL gehalte kan bepaald worden via de bepaling van glucose. Alkyl isothio-cyanaten kunnen gaschromatografisch bepaald worden. Hydroxy-alkenyl ITC's cycliseren tot thiooxazolidonen zoals VTO. Daar deze thiooxazo-lidonen weinig vluchtig zijn, worden ze niet met gaschromatografie doch m.b.v. spectrafotometrie of met een méer gevoelige HPLC methode geanalyseerd.

Wanneer geen myrosinase wordt gebruikt, kan het totaal GSL gehalte be-paald worden als Pd-Ligand (spectrofotometrisch), de GSL samenstelling

met HPLC. Ook kan met het enzym sulfatase de sulfaatgroep van het GSL afgesplitst worden. De aldus verkregen gedesulfateerde GSL kunnen zowel met HPLC als GLC bepaald worden.

In het kort zal nu ingegaan worden op de verschillende analysemethoden.

(7)

-- 4

-2.1 ISO 5504 methode

Deze me~hode is tot nog toe het meest gebruikt naast de klassieke

argentometrische methode ( bepaling van het mosterdoliegehalte). Het

toepassingsgebied ligt vooral op het gebied van de veevoeders en zaden

zoals kool/raapzaad met een hoog gehalte aan GSL (ca. 100 pmol/g

ont-vet materiaal). Deze monsters bevatten hoofdzakelijk GSL uit de alkyl-groep zoals glucobrassicanapin en progoitrin. Aryl en indolyl GSL

worden met deze methode niet geanalyseerd.

Bij deze methode worden de GSL omgezet in isothiocyanaten door myrosi-nase bij PH 7 waarbij het uit progoitrin afkomstige hydroxy-isothiocya-naat cycliseert tot 5-vinyl-oxazolidon-2-thion (VTO). In bijlage 2

zijn het analyseschema, de daarmee verkregen GLC resultaten en het

absorptiespectrum van VTO opgenomen. Het GLC chromatagram toont de isothiocyanaten uit een raapschroot met een totaal GSL gehalte van

ca.lOO pmol/g.

Straight phase HPLC analyse van VTO is mogelijk waarbij de monster-voorbereiding vrijwel overeenkomt met de ITC analyse. Gehalten vanaf ca. 5 mg/kg zijn op deze wijze te bepalen. VTO heeft een

absorptie-maximum bij 248 rum.

Vergelijking van de argentometrische methode (monsterdoliebepaling) met het via ISO 5504 verkregen isothiocyanaatgehalte (berekend als

allyl ITC) gaf nagenoeg geen verschillen te zien bij gehalten vanaf

ca. 0,2%, zoals voorkomen in koolraapzaad.

2.2 ~n~lzs~ ~a~ !n!a~t~ ~s~

Analyse van de GSL als zodanig is mogelijk met HPLC (11). De cleanup

bestaat uit binding van de GSL via het sulfaation aan een

anionenwis-selaar, verwijdering van verontreinigingen met water en vervolgens

elutie van de GSL met loog. De GSL samenstelling kan daarna worden

bepaald met ion palring HPLC danwel kan het totaal gehalte aan GSL

worden bepaald door complexering met Pd++ (6) en fotometrische

bepaling. In bijlage 3 is het analyseschema met de verkregen HPLC scheiding opgenomen.

Gebleken is echter dat de cleanup procedure niet reproduceerbaar is

uit te voeren waardoor zeker de Pd++ meting niet betrouwbaar is. HPLC met een externe standaardisatie heeft hetzelfde bezwaar, analyse met een interne standaard zou mogelijk een verbetering zijn doch altern

a-tieve mogelijkheden bleken aantrekkelijker.

(8)

-- 5

-2.3 ~n~lzs~ ~a~ ~e~e~u!f~t~e~d~ ~l~c~s~n~l~t~n_m~t_HKLE ~f_C~p~l!a~r

cc.

Voor analyse van de GSL is het mogelijk om een cleanup uit te voeren met een anionenwisselaar en vervolgens met sulfatase de GSL af te

splitsen van de aan de anionenwisselaar gebonden sulfaat groep. De

ge-desulfateerde GSL kunnen vervolgens direct met reversed phase HPLC worden geanalyseerd (7,8) danwel kunnen de gedesulfateerde GSL worden gesilyleerd voor analyse met (capillair) GC (7,12,13,14), waarbij met een interne standaard wordt gekwantificeerd. Een nadeel bij de gaschro-matografie is dat niet alle GSL thermisch stabiel zijn (bv. indolyl GSL) en dat de voor GC noodzakelijke silylering niet voor alle GSL even makkelijk gaat. Identificatie kan geschieden met Electron Impact of chemische ionisatie - GCMS (15,16,17,18). Het analyseschema, de HPLC resp. de GLC gegevens en chromatagrammen zijn opgenomen in

fi-guur 4. Ook met radiaal compressie HPLC zijn goede resultaten verkre-gen waarbij de analysetijd korter is dan bij normale HPLC.

De methode is goed toepasbaar op hoge en lage gehalten zoals voor-komen in kool/raap zaden en gevriesdroogde groenten (b.v. spruitjes).

Zowel alkyl-,aryl- als indolyl-glucosinolaten worden bepaald.

2.4 ~e~a!i~g_v~n_h~t_t~t~a! ~S~ ~e~a!t~ ~i~d~l~ ~e!i~g_v~n_g!u~o~e~

Na enzymatische afsplitsing van glucose met myrosinase kan het totaal GSL gehalte spectrafotometrisch bepaald worden door een kleurreactie van glucose met thymol of door enzymatisch het glucose gehalte te be-palen (9,19,20,21). De thymolmethode is nauwkeurig gebleken en wordt toegepast op brassicazaden (ook dubbel nul variëteiten).

3. Kwantificatie van de resultaten

De gaschromatografische resultaten worden berekend door integratie van de piekoppervlakken van de gesilyleerde GSL. Daar sprake is van verbindingen met een groot aantal koolstofatomen (ca. 25) mag worden

aangenomen dat er geen responsverschillen in de vlamionisatiedetector bestaan. Het oppervlakte percentage is derhalve gelijk te stellen aan

het massapercentage. Met behulp van de interne standaard, in de meeste

gevallen kan dat sinigrin zijn doordat dit meestal ontbreekt in het

produkt, is de samenstelling uit te drukken in absolute waarden.

(9)

-1 I 1 I 1 I

Figuur 4.

- 6

-ANALYSEMETHODE VOOR KOOL/RAAPZAAD

tOD MG ANALYSENONSTER

I

EXTRACTIE NET 2 ML WATER BIJ 88'C

I

INTERNE STANOAARO (SINIGRIN)

I

VERWIJDERING VAN SULFAAT NET BI- EN PbACETAAT

I CENTRIFUGEREN

I

0.2-1 ML SUPERNATANT OP ANIONENWISSELAAR

SEPHADEX OEAE A-28

I

WASSEN

I

OESULFATEREN NET SULFATASE (1 NACHT) I

ELUEREN NET WATER (3 x 0.8 HL)

HPLC

Kola• : 10 JJ• Llchro1orD AP 111 ~. 11 NM JO x 30 CM Elu1n1 :H20 --->20 ICH3CaH/ij20 ".OW : I. 11 ML/ Mln Oltlktor:u.v. 2211 NH 100 JJL SJL YLERJHGSREAGENS (NSHFBA. TNCS, ACETON. NETHYLJMJOOZOLl

I

GCC

Kola. : Iuna 1lllca cQ-111 11 cD 25M x 0, 22MN

T1~1ratuur: 2oo•c

--->

2ao•c. l•C/NlH

ClrrllrQII: H~ 1.2 D1r Oataktor : FIO

lnJiktll ! lpllt MOOI, I! eO

2 4 6 1

lOENTlFlCATIE: I. PROGOITRIN 4. GlUCONAPIN 2. SINIGRIN

3. G~UCONAP~EIFERIN 8'· . ~VC08RASSICANAPIN 4-HYOROXYGLUC08RASSICIN

De voorkeur gaat uit naar uitdrukking van het resultaat in ~mol per gram monster (eventueel ontvet), waardoor waarden worden verkregen die onafhankelijk zijn van het type GSL.

Bij het kwantificeren van de HPLC resultaten dient de molaire

extinc-tie in het meetgebied bekend te zijn voor ieder GSL. Daar de GSL

struk-4 • •

tuur nogal uiteen kan lopen zijn na~enante verschillen te verwachten voor de verschillende glucosinolaten. Het ontbreken van standaardmate-rialen noopt ons dan ook de HPLC resultaten te refereren aan de GLC

(10)

-..

7

-resultaten. Vergelijking van de resultaten gemeten bij diverse

golf-lengten levert een zgn. relatieve molaire extinctie op t.o.v. sinigrin

welke is geillustreerd in bijlage 4. Indolyl GSL

(4-hydroxy-glucobras-sicin) bleek een ca. 5 maal hogere molaire extinctie te hebben dan de

alkyl GSL en een absorptie maximum te hebben bij 222 nm.

Door deze onderlinge afhankelijkheid van HPLC en GLC zijn de

resulta-ten verkregen met beide methoden identiek. HPLC biedt daarbij echter het voordeel dat de GSL niet gesilyleerd behoeven te worden hetgeen

een voordeel is daar sommige GSL moeilijk silyleerbaar of thermisch

minder stabiel zijn bij de GC analyse. Voor die gevallen is

kwantifi-catie niet mogelijk voordat de mol. extinctie op enigerlei wijze

be-paald kan worden.

4. Methodevergelijking

Van de diverse methoden is het niveau te vergelijken door de

resulta-ten van twee onafhankelijke methoden naast elkaar te leggen zoals bv.

ISO 5504 naast de HPLC methode of de som van de individuele GSL

gehal-ten te vergelijken met totaal GSL gehalte verkregen via glucose.

In bijlage 4 is een vergelijking gemaakt van de ISO methode versus de

GCC analyse van de gedesulfateerde en gesilyleerde GSL. Het totaal van

progoitrin, gluconapin en glucobrassicanapin ligt voor de ISO methode

ca. 15% lager, terwijl het totaal aan GSL voor de ISO methode ca. 25%

lager ligt dan de GCC analyse. Worden de GCC resultaten vergeleken met

een glucosebepaling met thymol zoals is gepubliceerd door Brzezinsky,

dan loTOrdt met GLC/HPLC van de desulfo-GSL ca. 10% meer GSL gevonden

(bijlage 5).

5. Voorkomen in de natuur

Uit het onderzoek i.s.m. Brzezinsky bleek dat voor de onderzochte

raapzaden met een toenemend gehalte aan totaal GSL het gehalte aan

progoitrin en gluconapin verhoudingsgewijs constant was. Het gehalte

aan hydroxyglucobrassicin (indolyl-GSL) bleek onafhankelijk te zijn

Van het gehalte (bijlage 5).

In bijlagen 6 t/m 8 worden onderzoekgegevens getoond uit een review

artikel van Fenwiek et al (1). Daaruit blijkt dat voor de brassieszaden

die in de diervoeding veel gebruikt worden hoge gehalten voorkomen van

100-200 ~mol/g en dat in de humane voedingsmiddelen gehalten voorkomen

(11)

-- 8

-in het eetbare deel van de plant van 1-10 ~mol/g. De indolyl GSL die met

name de stimulerende werking hebben op detoxificerende enzymen, komen

volgens de literatuur niet voor in de oliehoudende zaden doch l~el in

de bladkool en knolgewassen.

6. Conclusie

Analyse van intakte GSL met HPLC en met fotometrie na complexering met

palladiumchloride leverde geen bruikbare resultaten. Afhankelijk van

de doelstelling en het toepassingsgebied zijn de ISO 5504 methode,

totaal GSL via thymol (meting glucose) en de HPLC/GCC methode (meting

van enzymatisch gedesulfateerde GSL) goed bruikbaar.

Bij de HPLC/GCC methode wordt de meeste informatie gekregen over de

individuele GSL. Kwantificatie van deze GSL is door het veelal

ont-breken van standaarden en referentiematerialen momenteel alleen

moge-lijk door relateren met de GCC analysen en eventueel vergelijken van

de totaalgehalten met de thymol methode.

(12)

-- 9

-LITERATUURLIJST

1. Glucosinolates and their breakdown products in food and food plants. G.R. Fenwick, R.K. Heaney, W.J. Mullin.

CRC Critica! Reviews in Food Science and Nutrition, 1983, 18, 123-201.

2. Glucosinolates and their breakdown products in cruciferous crops, foods and feeding stuffs.

G.R. Fenwick, R.K. Heaney.

Food Chemistry, 1983, 11, 249-271.

3. The response of eggs of the white potato cyst nematode Globodera

pallida to diffusate from potato and mustard roots.

J,M.S. Forrest, L.A. Farrer.

Ann. Appl. Biol., 1983, 103, 283-289.

4. Nöglichkeiten einer Auslese auf Glucosinolat-Armut in der

Grun-masse von Brassica Napus und B. Campestris.

K. Jürges.

z.

Pflanzenzuchtg., 1982, 89, 74-87.

5. Review of analysis of glucosinolates.

Analytica! methodology for determining glucosinolate composition and content.

D.I. McGregor, W.J. Mullin, G.R. Fenwick.

J, Assoc. Off. Anal. Chem., 1983, 66, 825-S49.

6. Complex-formation between glucosinolates and tetrachlorpalladate (11)

and its utilization in plant breeding.

w.

Thies.

Fette-Seifen-Anstrichmittel, 1982, 9, 338-342.

7. The quantitative analysis of glucosinolates in cruciferous

vegeta-bles, oilseeds and forase crops using high performance liquid chroma-tography.

E.A. Spinks, K. Sones, G.R. Fenwick.

Fette-Seifen-Anstrichmittel, 1984, 6, "228-231.

8. Separation of desulphoglucosinolates by reversed-phase

high-pertor-menee liquid chromatography.

I. Minchinton, J. Sang, D. Burke, R.J.W. Truscott. J, of Chromatography, 1982, 247, 141-148.

9. Determination of total glucosinolate content in rapeseed rueal with

thymol reagent.

w.

Brzezinski, P. Mendelewski.

z.

Pflanzenzuchtg. 1984, 93, 177-183.

10. Recent advances in the analysis of glucosinolates.

o.

Olsen, H. Sörensen.

JAOCS, 1981, 857-864.

11. Separation of glucosinolates by high-performance liquid chromato-graphy.

p, Helboe,

o.

Olsen, H. Sörensen.

J, of Chromatograhy, 1980, 197, 199-205.

(13)

-' -' .

- 10

-12. The analysis of g1ucosinolates in brassica species using gaschro

-matography. Direct determination of the thiocyanate ion precursors,

glucosbrassicin and neoglucobrassicin.

R.K. Heaney, G.R. Fenwick.

J, Sci. Food Agric. 1980, 31, 593-599.

13. The quantitative analyses of indole glucosinolates by

gaschroma-tography - the importance of the derivatisation conditions. R.K. Heaney, G.R. Fenwick.

J, Sci. Food Agric. 1982, 33, 68-70.

14. Quantitative gas liquid chromatography of glucosinolates on a microliter scale.

H. Thies.

Fette~Seifen-Anstrichmittel, 1976, 6, 231-234.

15. Gas chromatography chemica! ionization mass speetrometry of

glu-cosinolate derivatives.

J, Eagles, G.R. Fenwick, R.K. Heaney.

Biomedical Mass Spectrometry, 1981, vol 8, 6, 278-282.

16. The mass spectra of glucosinolates and desulphoglucosinolates.

G.R. Fenwick, J, Eagles, R. Gmelin, D. Rakow.

Biomedical Mass Spectrometry, 1980 vol 7, 9, 410-412.

17. The chemica! ionization mass spectra of glucosinolates (musterd

oil glycosides) and desulphoglucosinolates. A useful aid for

struc-tural analysis.

J, Eagles, G.R. Fenwick, R. Gmelin, D. Rakow.

Biomedical Mass Spectrometry, 1981, vol 8, 6, 265-269.

18. Mass spectrometric characteristics of some pertrimethyl-silylated

desulfoglucosinolates.

G.W. Christensen, A. Kjaer, J, Ogaard Madsen, C.E. Olsen, O. Olsen, H. Sörensen.

Tetrahedron, 1982, 38, 353-357.

19. The glucosinolate content of oilseed rape varities.

E.A. Craig, S.R. Draper.

J, Natn. Inst. Agric. Bot., 1979, 15, 98-103.

20. A rapid and simple assay for identifying glucosinolate rapesseed.

D.I. McGregor, R.K. Downey.

Ca n • J • . P 1 a n t Sc i . , 1 9 7 5 , 5 5 ; 1 91- 1 9 6 •

21. Glucosinolates and derived products in cruefferous vegetables: total glucosinolates by retentien on anion exchange resin and

enzy-matle hydralysis to measure released glucose.

C.H. Vanetten, N.E. Daxenbichler. JAOAC, 1977, 60, 946-949.

(14)

'' '

[31JLAGE 1

NOMENCLATUUR

ALKYL GLUCOSINOLATEN

AGLUCON TRIVIAALNAAM A (STAUCTWA)

1. ~THYL GLUCOCAPPAAIN CH3-2. ALLYL•PAOP-2-ENYL SINIGAIN CH2•CH-CH2-3. SUT-3-ENYL GLUCONAPIN CH2•CH-CH2-CH2-~. PENT-(~)-ENYL GLUCOBAASSICANAPIN CH2•CH-(CH2)3-!5. 2-HYOAOXYBUT-3-ENYL PAOGOITAIN 8. 2-HYOAOXYPENT-3-ENYL GLUCONAPOLEIFEAIN 7. 3-~THYLTHIOPAOPYL GLUCOIBEAVEAIN

e.

~-METHYLTHIOBUTYL GLUCOEAUCIN 9. 3-METHYLSULPHINYL- GLUCOIBEAIN PAOPYL 10. 4-METHYLSULPHINYL- GLUCOAAPHANIN BUTYL 11. 5-METHYLSULPHINYL- GLUCOALYSSIN F'ENTYL 12. 3-METHYLSULPHONYL- GLUCOCHEIAOLIN PAOPYL 13. ~-METHYLSULPHONYL-BUTYL.

ARYL GLUCOSINOLATEN

AG LUC ON 1. BENZYL 2. 2-PHENYLETHYL 3. 2-HYOAOXY-2-PtfENYLETHYL 4. M-HYOAOXYBENZYL !5. P-HYDAOXYBENZYL TRIVIAALNAAM GLUCOTAOPAEOLIN GLUCONASTURTIIN GLUCOBARBARIN GLUCOSINALBIN

INDOL-GLUCOSINOLATEN

AGLUCON TRIVIAALNAAM 1. 3-INX>LYLMETHYL GLUCOBRASSICIN 2. 1-METHOXY-3- NEOGLUCOBRASSICIN INlOLYLMETHYL 3. 4-HYDROXY-3- ~-HYDAOXYGLUCO-INlOLYLMETHYL BRASSIC IN ~. 4-METHOXY-3- 4-METHOXYGLUCQ-INlOLYLfotETHYL BRASSICIN !5. SULFD-3-INOOLYL- SULFOGLUCO-METHYL CH2•CH-,CH-CH2-OH CH2•CH-CH2~CH-CH2-OH CH3-S-CH2-CH2-CH2- CH3-S-(CH2)4- CH3-SO-(CH2)3-CH3-SO-(CH2)4 - CH3-SO-(CH2)!5-CH3-S02-(CH2)3 - CH3-S02-(CH2)4-A (STRUCTUUR) ,9'-CH2- .9'-CH2-CH2- .8'-~-CH2-.0'-CH2-I OH H0-.0'-CH2-~-BENZEENAING R1 R2 H H OCH3 H H OH H OCH3 503- H 3-INDOLYLMETHYL• R2

wC~2-• R1

(15)

E3IJ

L

AGE 2

ANALYSE VAN ITC EN VTO (ISO 5504)

ITC

2 GR ANALYSEMONSTER

I

MYROSINASE + FOSFAATBUFFER PH7 + DICHLOORMETHAAN + I. S. (BUTYL ITC)

I

.

CENTRIFUGEREN

I

&CC· TEMPERATUUR: CARRIERGAS : Detektor INJEKTIE

FUSEO SILICA CP-WAX ~7 CB

li!5M K 0.22MM

s3o•c

He, S.O BAR

FIO

SPLIT MODE. S: SOO

~

..

I S. ALLYLISOTHIOCYANAAT 2. BUTVLISOTHIOCVANAAT (I.S.) S. BUTENVLISOTHIOCYANAAT ... PENTENYLISOTHIOCYANAAT

YTO

2 6R ANALYSEMONSTER

.

I

KOKENDE FOSFAATBUFFER PH7

I

MVROSINASE

I

EXTRACTIE MET DI-ETHYLETHER

I

.

SPECTROFOTOMETRIE

24118 EN 280 NH

ABSORPTIE SPECTRUM VTO

--'!•c:..::·--=:,--'•p· -=-..,....,~··.!!-!!!...;·..-..!•!;.!· •!.!!-!!...----:·~·-:

.

..

.

.

.

.

M A V M

H M

(16)

' ' A ' ' ••

f3IJLAGE 3

ANALYSE VAN INTAKTE GLUCOSINOLATEN

-HPLC/Pd++

300 NG AHA1.. YSEMONSTER

I

IX EXTAAHEAEN MET KOKENDE METHANOL/NA~ '7/3

I

eENTRI FU6ERE'N

I

S/SO DEEL TOTALE SUPERNATANT OP ANIONENWISSELAAR

TYPE ECTEOLA 23 TER 'VERMYDERING VAN STORENDE C<»FFNENTEH.

El.UEREN 6SL MET NeHC03

~---tFI..C TOTAAL SSL DOOR LIGANC

Kolom 5 ~m L1chr·osorb RP 18 ~. B MM IO x 15 CM Eluens METHANOL/FOSFAATBUFFER 0.01N 55

--->

85~ NETHANOL (20 MIN) B MMOL THAB/LITEA FLOW 0, S ML/ N1n Detektor: U.V. 235 NN 1. PAOGOITAIN 2. SINIGAIN 3. GLUCONAPOLEIFERIN 4. GLUCONAPIN 5. GLUCOBRASSICANAPIN B. 4-HYOROXYGLUCOBRASSICIN VORMING MET Pd EN METING BIJ ~25 NM.

(17)

.::t w 0 <{ _J n H

:::l

RELATIEVE MOLECULAIRE EXTINCTIE

T.O.V. SINIGRIN VAN GEOESULFATEEAOE

GLUCOSINOLATEN BIJ DIVERSE GOLFLENGTEN.

REL.MOL. EXT.

r.

l. 4-HYOAOXY6L~ICIH .,. • : ~ SINI&RIN : - _ . , GLUCONAPIH PROGOITRIN ll'f 2• US. 1-t Uo 1Sif---+ ~ tSO 1550-C J.IMOLI~ uo IOo So bt, '10 21:>

KORRELATIE

DIAGRAM

VERGELIJKING TOTAAL 6LUCOSINOLATEN MET HPLC/GCC T.O.V. ISO 5504 / 'lo IlO / / / / 6o / / / / 8o / / / / / j / / / /2. / / / ·.3 '1. I PROGOITRIN 2 TOTAAL PROGOITRIN. 6LUCONAPIN 6LUCOBRASSICANAPIN 3 TOTAAL · IOo I:Z.O HPLC/~ }JNOL/~

(18)

L!'\

w

KORRELATIE DIAGRA

M

KORRELATIE DIAGRAM

u

<

_J

n

H

Korrelat

i

e tussen totaal GSL

c:::l

Vergelijking totaal GSL met

HPLC/GCC t.o.v.Thy

m

ol-blauw

/

gehalte en i

n

dividuele GSL

)( / / /

Y'

individuele ~0f HPLC

~//

GSL JIMOL/fi JlWX-/fi b~

T

/ & ••

T

/ / b} / / /

7-r

,.

/ / / (,. t,:.t / /X 'I / / 5; t / / / ~:·

;;/

/ )< '"' 'ij I I / l( / . / ~·+

///

:,0 V

:/

I l< ./ ;o Zut

//

Jo IÛ ~

/'/

,y ~\:Y I

.

=

{c_

?c

8_-. IJ 1.<> !.<> "iO Sv bo

ro

8o

'0

'

'-'

-

-

~- -Jv -=~ I~ ---+ THY~L 8LAU~

totaal GSL ~/fi

-

pt*JL/fi

(19)

t t 1 I l1 1 • I

VARlATION IN INDIVIDUAL GLUCOSINOLATE

CONTENT IN CONDIMENTS, OILSEEDS, AND FORAGES

Conctntratlon (pa/af Clucoslnolac. Meu Ra na•

Boerenkool

Kale 2-Hydroxy-3-butenyl 3

wlndole"" 230

Witte mosterd

Sinapi.J a/ba p·Hydroxybenzyl I 04400-128800

S2200

Crambt abyuinica 2- H ydroxy-3-butenyl 68000-76000

Bruine mosterd

8. juncto 2-Propenyl S900 320-8000

13200 - 17600 3-Butcnyl 49700 32900-·69400

9~00-lliOO

4-Pentcnyl 200 0- .l20

Zwarte mosterd

8. nlgra 2-Propenyl 23700 -·SOSOO

16000· . 72200

Raapzaad

8. 1·ampntriJ 3-Butenyl SS.lOO 44000 66200

4-Pentenyl 70 3S · ISO

··tellow ~•non 2· Phenylet hyl 360 110- SIO Brown sarson 3-Butenyl 39700 23300-· 47300

4-Pentenyl 690 0- 3200 Tori a 3-Butenyl 49100 43000- SS700

4-Pentenyl 340 300- 540 4-Methylthiobutyl 830 60- 1400 2-Phenylethyl 180 3S- 3SO

Ethiopisch

raapzaad

8. t:arinata 2-Propenyl 20800-47800

3-Butenyl 2300-4900 4-Pentenyl 940- 6600

2-Hydroxy-3-butenyl 40- 2600

2- Hydroxy-4-pentenyl 40- 600

Koolzaad

8. napus J-Butenyl 13100

4-Pentenyl 3SOO

2-Hydro~ty-3-butenyl 46700

2-Hydro~ty-4-pentenyl 2300

• As K salt (seed contenu e11.preued on defatted meat buis).

• Estlmated by releued thiocyanate ion.

renwick, Heaney, Mullin

CRC 1983

~

123-201

(20)

o ' I I I l1o' 1 t

V ARIA TION IN INDIVIDU AL GLUCOSINOLATE CONTENT IN

ROOT VEGETABLES

Concenlrallon ()11/l'f

GlucOIInolalt Mun Ran1e

Turnip 1-Methylpropyl 86 3-Butenyl 94 2-Hydrolly-3-butenyl 230 233 4-Methylthiobutyl 49 40 4-Pentenyl 117 2· H yd rolly-4-pe ntenyl 71 ~-Methylthiopentyl 102 20 2·Phenylethyl 250 122 "lndoleM~ 250 Rutabaga 1-Methylpropyl 123 2-Hydrolly-3-butenyl 330 233 .C-Methylthiobutyl I~

.co

~-Methylthiopentyl ISO 3S ~-Methylaulfinylpentyl 40 2·Phenylethyl

so

83 "lndole"' 25S 111

Kohlrabi 2-Methylpropyl lOS

3-Butenyl 45 3-Methyhulfinylproypl 1!9 "lndole ... 133 Radish /rans-4-Methylthio·l· .css butenyl 'As Kaalt.

~ E&tinuted by releued thiocyanate ion.

Fenwick,

n

e

aney,

Mullin

CRC

1983 18 123-201

0-180 4-~01 0-450 40-410 9-137 2-120 4-2~ 0- 190 24-220 2- 90 28- 5S3 8-340 60-~60 0-240 220- 670 40-410 37·· 380 2- 120 4- ~30 0-100 0-· 110 S- o410 10-290 10-S10 69- 319 230-7~

B

IJ

LAGE

7

(21)

h I l l 1 t l I

(

VARlATION IN INDIVIDVAL GLUCOSINOLATE CONTENT IN LEAF V EG ET AB LES

Gluc011Dolet1

Bruueb sproutJ 2·Propenyl

J-Buteny1

2·Hydrolly·J-buteny1 J-1ndolylmethyl Red e~bblae 2·Propeny1

J-Butenyl J-Methyllulfinylpropyl 4-Methylthiobutyl 4-Methyllulfinylbutyl 4-Methy!Julfonylbutyl "lndole"' Savoy ~•bblp 2-Propenyl 3· Methylsulfinylpropy I 4-Methylsulfinylbutyl 4-Methy!Julfonylbutyl "lndole"'

While e~bblae 2-Propenyl

3-Methy!Julfinylpropyl

4-Methylsulfinylbutyl "lndole"'

Chinese ubblae 3-Butenyl 4-Pentenyl 2-Hydrolly·J·butenyl S-Methyllulfinylpentyl 2-Phenylethyl "lndole"' I Al K 1111.

• Estim1ted by releesed thiocyen.ete Ion.

Fenwick, Heaney, Mullin

CRC 1983 18 123-201

ConcentrAIIoa (JA I/af M11n Rna• 110-"60 J0-500 40-990 220-1110 40 6-102 44-$6 41 19-64 57--<17 69 22-143 $7-91 9 1-3.5 J ... 2$0 1$0-390 222-318 7 J-26 12-23 IS$-330 207-$00 60 0-160 142 220 70-420 464 2$ 1-40 JJ 27 20--JJ 26 400 300-$26 $41 J$-S90 144 17-$8S 46-270 160 60- 327 0-144 J2 1-137 51-SIO 240 136-517 SJ 0-2$0 88 IJ-27S 37 3--194 64 4-257 73 22-320 207 97-547

BIJLAGE

8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Imaging findings of APH are compatible with enlargement of the articular processes, with these projecting into the vertebral canal and causing uni- or bilateral extradural

Histologic examination and detection of viral genome from the nasal mass led to the diagnosis of nasal transitional carcinoma with concomitant infection with Enzootic Nasal

Zo komt het voor, dat een lichte knolaantasting door een bepaalde dosering CS^ goed bestreden werd (dus resultaat: goed), terwijl in het andere geval bij een ernstige knolaan­

Antw.s Ik heb in de afgelopen jaren nogal wat kali-stikstofproe- vên&#34;genomen op zandgrond in verband met de kwaliteit. Nu heb ik deze proeven niet genomen met Bintje maar

Een directe indicator voor biodiversiteit zou bijvoorbeeld het aantal soorten kruiden in weilanden op het bedrijf kunnen zijn; maar deze informatie is niet voor grote

Mosselen en Japanse oesters uit de Westerschelde en Japanse oesters uit de Eemsmonding zijn op 25 november 2016 diepgevroren aangeleverd door RWS bij het laboratorium van

Ons vestigingsklimaat is in een lift- gesprekje met Elon Musk of een Italiaanse expat snel te duiden als ‘een stabiel bestuurd en veilig land met een billijk belastingregime en

3 Relatie tussen kwetsbare product- groepen, en Europees onderzoek Op basis van de informatie vergaard in hoofdstuk 2 is de beschikbare informatie op het vlak van