• No results found

Bedrijfsopzet en bedrijfsresultaten van enige akkerbouwbedrijven van 60 - 80 ha in Zuidwest - Nederland : ervaringen op studiebedrijven 1961 - 1966

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedrijfsopzet en bedrijfsresultaten van enige akkerbouwbedrijven van 60 - 80 ha in Zuidwest - Nederland : ervaringen op studiebedrijven 1961 - 1966"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

b'AGENINGEi!

BEDRIJFSOPZET EN BEDRIJFSRESULTATEN VAN ENIGE AKKERBOUWBEDRIJVEN VAN 60-80 HA IN ZUIDWEST-NEDERLAND

Ervaringen op studiebedrijven 1961-1966

door J. van der Ploeg

(2)

INHOUDSOPGAVE

Biz.

Woord vooraf 5 I. Inleiding 6 II. Korte beschrijving van de individuele bedrijven 8

Bedrijf A 8 Bedrijf B 9 Bedrijf C 10 Bedrijf D 11 Samenvattend overzicht van de bedrijfsorganisatie 12

III. De bedrijfsresultaten 14 a. Netto-overschot en arbeidsinkomen 14

b. Opbrengsten en bouwplan 15

c. Kosten 16 d. Arbeidsinkomen per man (per manjaar arbeid) 17

Samenvatting 19 Nabeschouwing 21 Bijlagen 1. Bedrijf A. Verg. LEI-bedrijven Zuidholl. eilanden gem. 24

2. Bedrijf B. Verg. LEI-bedrijven Zeeuwsche eilanden gem. 26 3. Bedrijf C. Verg. LEI-bedrijven Zeeuwsche eilanden gem. 28 4. Bedrijf D. Verg. LEI-bedrijven Zeeuwsche eilanden gem. 30

(3)

WOORD VOORAF

Gegevens omtrent de exploitatie van grote bedrijven zijn in ons land weinig voorhanden. Dit behoeft niet te verwonderen. In de eerste plaats is het aantal bedrijven^ te betitelen als grootbedrijf, in ons land op de vin-gers van één hand te tellen. Maar ook het aantal bedrijven groter dan 50 ha bedraagt slechts ruim 1 % van het aantal landbouwbedrijven in Nederland.

Meer kennis en inzicht omtrent de problemen en mogelijkheden van gro-tere bedrijven zijn van belang te achten. Dit is o.a. nodig om een goed

inzicht te krijgen omtrent de zakelijke voordelen die onderlinge samenwer-king op kleinere bedrijven wel en niet kan bieden.

Het werd daarom nuttig geacht de ervaringen en resultaten in de prak-tijk verkregen op enkele studiebedrijven akkerbouw van 60 tot 80 ha, dus voor ons land grotere bedrijven, in een rapport vast te leggen. De erva-ringen, ontwikkelingen en resultaten op deze studiebedrijven, in de eer-ste plaats bedoeld ter directe en plaatselijke oriëntatie van de RLVD, kun-nen naar wij mekun-nen ook een bijdrage leveren in het algemeen, voor het inzicht omtrent de kenmerken van de exploitatie van het grotere bedrijf.

Dit verslag is samengesteld door de heer J. van der Ploeg van de Af-deling Bedrijfsonderzoek Akkerbouw (hoofd de heer ir. H. Draisma). De be-drijfseconomische onderzoekers van de RLVD in Goes en Dordrecht, de heren R„ Krijger.en L.K. Nienhuis verleenden hierbij hun medewerking.

De desbetreffende boeren die steeds hun volle medewerking gaven voor het krijgen van inzicht in de ervaringen en resultaten op hun bedrijven, zijn wij hiervoor zeer erkentelijk.

Hoofdafdeling Onderzoek Bedrijfsvraagstukken

(4)

I. INLEIDING

Het produktievermogen per man neemt mog steeds toe dank zij de voort-gaande ontwikkeling van de techniek.

In de akkerbouw zijn de mogelijkheden tot verdere produktievergroting per hectare voor vele bedrijven maar beperkt aanwezig. Wil in dat geval het groeiend produktievermogen per man tot uitdrukking komen, dan zal het aan-tal hectares per man moeten stijgen. De mogelijkheden om de oppervlakte van een bedrijf te vergroten, zijn in het algemeen echter zeer gering. Veelal zal daarom in de akkerbouw het aantal hectares per man moeten stijgen door een afname van het aantal mensen per bedrijf.

Naarmate een bedrijf groter is en er meer arbeiders in dienst zijn, zal deze aanpassing van arbeidsaanbod en arbeidsbehoefte bij een geleide-lijke ontwikkeling minder moeilijkheden behoeven op te leveren.

Naast deze soepeler aanpassingsmogelijkheden wat de arbeidsbezetting betreft, heeft het grotere bedrijf nog enkele kenmerken.

Voor een economische exploitatie van werktuigen zijn steeds grotere oppervlakten van de desbetreffende gewassen nodig en dat des te meer naar-mate de machines groter en duurder worden. Bij kleine oppervlakten vormen immers de vaste kosten als rente en afschrijving van de steeds omvangrij-ker investeringen in werktuigen een te zware last. Het grotere bedrijf zal dus eerder eigen machines rendabel kunnen maken.

Nog een belangrijk punt is, dat bij vele vormen van mechanisatie en-kele mensen tegelijk nodig zijn om het werk rond te zetten. Ook als het mogelijk is alleen een maaidorser of rooimachine te bedienen, dan zijn voor een goede gang van zaken tegelijkertijd anderen voor de afvoer van de produkten noodzakelijk of gewenst. Wel komen er steeds meer mogelijk-heden van ëénmanssystemen bij diverse werkzaammogelijk-heden. Alleen op de grotere bedrijven kunnen de nodige vaste mensen aanwezig zijn om alle werkzaamhe-den rond te zetten.

Als kenmerken van het grotere akkerbouwbedrijf in vergelijking met de kleinere, kunnen dus worden genoemd:

a. Gemakkelijker en soepeler aanpassing van arbeidsbezetting aan arbeids-behoefte

b. Betere mogelijkheden tot rendabele exploitatie van eigen werktuigen c. Het beter in staat zijn eigen machines te bemannen en het werk er mee

(5)

Als in de praktijk deze kenmerken op de grotere akkerbouwbedrijven de mogelijkheid bieden tot een gunstiger verhouding tussen arbeid, grond en werktuigenkapitaal in vergelijking met relatief kleine akkerbouwbedrijven, dan moet dit in een voordeliger exploitatie tot uitdrukking komen. Uitgaan-de van eenzelfUitgaan-de opbrengstniveau moeten met name Uitgaan-de bewerkingskosten (Uitgaan-de kosten van arbeid, werktuigen en werk door derden) per eenheid produkt of per bewerkingseenheid op de grotere bedrijven lager kunnen zijn.

Naast deze kenmerken die men veelal geneigd is als voordelig voor het grotere bedrijf te zien, zijn ook andere naar voren te brengen waarbij mo-gelijk het tegengestelde het geval is.

Er heeft in ons land nog weinig doelgericht onderzoek plaatsgevonden naar de invloed van de bedrijfsgrootte bij de exploitatie van akkerbouwbe-drijven. Het LEI voerde een tweetal studies uit met behulp van factorana-lyse over akkerbouwbedrijven van 10 tot 72 ha in de IJsselmeerpolders. Door de werkgroep Zuidwestelijk kleigebied van de RLVD werden op grond van

begro-tingen van bedrijfsmodellen verschillende exploitatiemogelijkheden nagegaan voor bedrijven van 20 tot 135 ha.

Meer kennis omtrent problemen en mogelijkheden van het grotere akker-bouwbedrijf is van belang ook in verband met het inzicht in de mogelijke

zakelijke voordelen van onderlinge samenwerking tussen kleinere bedrijven. Met het oog hierop en de behoefte ook aan praktische informatie naast en ten behoeve van begrotingen en de interpretatie hiervan, werden in overleg met de RLVD enkele akkerbouwbedrijven van 60-80 ha, voor onze ver-houdingen dus grote akkerbouwbedrijven, in het zuidwestelijk kleigebied als studiebedrij f gekozen.

Op elk van deze bedrijven waren op het ogenblik van keuze als studie-bedrijf hiertoe nog verschillende bijzondere aanleidingen, gelegen in sterke vermindering van de arbeidsbezetting, bouwplanopvattingen, meer of minder eigen mechanisatie, e.d. Deze kwamen er echter alle op neer, dat

op deze bedrijven door de boeren doelbewust gestreefd werd naar een zo goed mogelijke aanpassing van de exploitatie aan de zich wijzigende technische en economische omstandigheden vooral wat betreft de arbeidsbezetting, met gebruikmaking van de door de bedrijfsgrootte geboden mogelijkheden.

In dit verslag zijn de ervaringen en resultaten beschreven van vier grotere akkerböuwbedrijven in het zuidwesten van ons land, over de jaren

(6)

II. KORTE BESCHRIJVING VAN DE INDIVIDUELE BEDRIJVEN

De vier studiebedrijven, waarvan in dit verslag sprake is, zijn gelegen in het zuidwestelijk kleigebied op de Zuidhollandse en Zeeuwsche eilanden. Zij zijn alle vier aanzienlijk groter dan het gemiddelde van de LEI-bedrijven in dat gebied. Alle vier bedrijven zijn in de loop van de jaren dat zij

studiebedrijven waren, op vrijwel volledige eigen mechanisatie overgegaan. Onderling vertonen de bedrijven vrij grote verschillen, o.a. in bouwplan. Wij geven hier eerst een korte beschrijving van de afzonderlijke bedrijven.

Bedrijf A; ca. 62 ha

De verkaveling is matig door een enigszins verspreide ligging in vijf blokken. De afstanden zijn echter niet groot, doordat alle land binnen een gebied met een straal van 2 à 2,5 km rondom de gebouwen is gelegen. De

meeste percelen zijn goed bereikbaar langs verharde wegen. De perceelsvorm is veelal onregelmatig. Het bedrijf bestaat voor 2/3 deel uit grond met 35-45 % slib en een hoog kalkgehalte (5-10 % ) , 1/3 deel is lichter met ca. 30 % slib en 1-5 % kalk.

Al sedert 1954 wordt hier met drie man gewerkt (inclusief de boer). Het bouwplan is zeer eenvoudig. Het omvat ca. 60 % graan, aanzienlijk meer dan op de Zuidhollandse eilanden waar het bedrijf gelegen is, de ge-woonte is, en ongeveer 20 % suikerbieten. Daarnaast werden voor de vrucht-wisseling nog erwten verbouwd (ca. 8 %) en wordt zo mogelijk een flinke op-pervlakte land voor vlas verhuurd (ca. 12 % ) , waarin klaver wordt gezaaid. Het valt op, dat in het bouwplan geen aardappelen voorkomen, hetgeen voor dit gebied een uitzondering is. De boer geeft, mede omdat de grond vrij

zwaar is, de voorkeur aan een minder intensief bouwplan met een lage arbeids-bezetting (al jaren 20 ha per man!) boven een intensiever bouwplan met meer personeel en aanzienlijk zwaardere investeringen.

Op een goed gemechaniseerde graanoogst is het bedrijf sinds lang inge-steld; er is een eigen maaidorser met graantank (eerst een getrokken maai-dorser, later een zelfrijder) en een eigen stropers. Er is een graandroger en graanbewaring voor 180 ton (Mansholt-systeem).

Een groot deel van het stro wordt geperst van het land verkocht. Reeds enkele jaren wordt zo mogelijk graan op stam bijgekocht en wordt ook wel voor derden gemaaidorst. De capaciteit van de maaidorser is hiervoor ruim voldoen-de en er is tijd genoeg voor beschikbaar.

Het bieten rooien werd eerst door een loonbedrijf uitgevoerd. Nadat pre-cisiezaaien en chemische onkruidbestrijding in bieten mogelijk zijn geworden,

(7)

is de oppervlakte belangrijk uitgebreid. Samen met een buurbedrijf zijn enke-le jaren geenke-leden een bietenrooier en zelflossende wagens aangeschaft, zodat ook hiervoor geen loonwerker meer nodig is. In voorjaar 1965 is ook een eigen precisiezaaimachine gekocht en een jaar later een rijendunner.

Erwten werden gemaaid en sedert 1959 uit het zwad gedorst. Dit opraap-dorsen leverde toch altijd wat mindere kwaliteit erwten dan het opraap-dorsen vanaf de ruiter. In 1963 heeft het door slecht weer tot een volledig fiasco ge-leid. Nadien zijn geen erwten meer verbouwd.

Het bouwplan heeft de laatste tien jaren geen belangrijke wijzigingen ondergaan, behalve dat de suikerbietenteelt werd uitgebreid en na 1963 geen erwten meer worden verbouwd.

Voor vrijwel alle werkzaamheden zijn de nodige machines aanwezig. Ook het sproeien met chemische middelen gebeurt met een eigen machine, evenals precisiezaai van suikerbieten. De post werk door derden omvat dan ook vrij-wel alleen vracht en weegloon (o.a. van suikerbieten), terwijl ook de steeds belangrijker aankoop van bestrijdingsmiddelen hieronder wordt geboekt.

Bijna alle werkzaamheden worden door de drie vaste mensen (incl. de boer) uitgevoerd. Alleen voor het bieten opëénzetten en schoonhouden wordt tot nu toe steeds enige, zij het afnemende • losse hulp (van steeds hetzelfde gezin) aangetrokken.

Dit bedrijf van 60 ha kenmerkt zich dus door een eenvoudig, betrekkelijk extensief bouwplan zonder aardappelen, waar praktisch alle werk door drie man met een passende eigen werktuigeninventaris goed kan worden uitgevoerd.

Bedrijf B: ca. 75 ha

De verkaveling is vrij gunstig door ligging van de grond rondom de be-drijfsgebouwen, doorsneden door enkele wegen en een dijk. De afstanden zijn daardoor gering. De percelen zijn vrij groot maar wat onregelmatig van vorm. De grondsoort is overwegend kalkrijke zavel.

Het bouwplan vertoont met een 15 % consumptie-aardappelen en 15 % sui-kerbieten vrij veel overeenkomst met andere akkerbouwbedrijven op de Zeeuw-sche eilanden waar dit bedrijf gelegen is. Naast granen worden verder nog erwten, graszaad en soms ook karwij verbouwd voor een goede vruchtwisseling en werkverdeling.

Op dit bedrijf is alles doelbewust erop gericht dat de exploitatie vol-ledig door de drie aanwezige vaste mensen (inclusief de boer) met behulp van een complete eigen werktuigeninventaris kan plaatsvinden.

(8)

een stropers, een klemlader voor het opladen van stro, een graandroger en opslagcapaciteit voor 24-0 ton. Het stro wordt verkocht van het land, op de vrachtauto te leveren.

Karwij en graszaad worden gezwadmaaid en uit het zwad gedorst. Erwten worden van stam of uit zwad gedorst.

De consumptie-aardappelen worden met een eigen tweerijïge wagenrooier gerooid en in een dichtbij gelegen gehuurde koelcel bewaard.

De suikerbieten worden met een gehuurde precisiezaaimachine gezaaid, volledig mechanisch gedund en de laatste paar jaren gerooid met een eigen wagenrooier.

De organisatie is in een jaar of vijf opgebouwd, nadat de (jonge) boer het bedrijf had overgenomen. Voordien werkten op dit bedrijf zes vaste ar-beiders. Nadien zijn er naast de boer nog twee vaste mensen. Losse arbeiders worden niet ingeschakeld. Voor alle werkzaamheden zijn nu de nodige eigen machines aanwezig. Ook het sproeien van de bestrijdingsmiddelen gebeurt met een eigen machine. Van een loonwerkbedrijf behoeft dan ook vrijwel geen ge-bruik meer gemaakt te worden. De post werk door derden bestaat nu voor het grootste deel uit aangekochte bestrijdingsmiddelen en verder uit huur van een koelcel en vracht- en weegloon. (De eerste jaren werd nog meer door de loonwerker gedaan, nl. sproeien, bieten rooien en stro persen).

Kenmerkend voor dit bedrijf van 75 ha is dus, dat bij een normale in-tensiteit van het bouwplan met bieten en aardappelen, alle werkzaamheden doelbewust door drie man met eigen machines worden uitgevoerd waarbij zich geen bijzondere organisatorische moeilijkheden blijken voor te doen.

Bedrijf C: ruim 64 ha

De ligging en verkaveling zijn zeer gunstig: een rechthoekig blok, in de lengte doorsneden door een verharde weg en vrijwel geen sloten. Ook alle percelen zijn rechthoekig van vorm.

De grondsoort is kalkhoudende zavel met 15 à 25 % slib. Een deel is erg licht en daardoor slempgevoelig.

Het bouwplan heeft zich min of meer gestabiliseerd op 50 % graan, 25 % aardappelen en bieten en 25 % diverse gewassen voor vruchtwisseling en werk-verdeling, nl. groene erwten, vlas en luzerne. Er worden veel groenbemestings-gewassen gezaaid.

Voor de graanoogst beschikt het bedrijf over een eigen zelfrijdende maai-dorser met graantank. Er is een eigen droger en opslagcapaciteit voor 160, eventueel 200 ton graan. Het stro wordt los van het land verkocht voor een be-drag per hectare, soms wordt het eerst geperst door de loonwerker.

(9)

De aardappeloogst wordt met een eigen bunkerrooier uitgevoerd. Er is 3

ruim 400 m opslagruimte met koeling op het bedrijf aanwezig.

Voor de bieten is een eigen wagenrooier in gebruik. Op het erf is een ruime verharde opslagplaats voor de gerooide bieten.

Met een loonwerker is de afspraak gemaakt, dat deze met de plukmachine van een aanwezige combinatie van boeren,het vlas trekt. Het vlas wordt onge-repeld verkocht.

Voor vrijwel alle verzorgings- en oogstwerkzaamheden zijn er werktuigen op het bedrijf aanwezig. Ook voor het sproeien van bestrijdingsmiddelen is er een eigen sproeimachine. De loonwerker heeft dan ook heel weinig te doen: slechts precisiezaai en rijenbespuiting van suikerbieten en de bediening van de vlasplukraachine van de combinatie.

Ook op dit bedrijf worden de kosten van "werk door derden" voor het over-grote deel gevormd door de aankoop van bestrijdingsmiddelen en de uitgaven voor vracht- en weegloon van de produkten.

Op dit bedrijf werd tot voor enkele jaren nog vrij veel met hulp van losse arbeiders gewerkt. Nu wordt hier ook steeds meer al het werk door de boer en een paar vaste mensen verricht. Ook dit bedrijf wordt daardoor, bij een voor het gebied vrij normaal bouwplan, gekenmerkt door een organisatie geba-seerd op volledige eigen mechanisatie bij een zeer beperkte vaste arbeidsbe-zetting.

Bedrijf D; 59 ha

De ligging en verkaveling zijn gunstig, doorsneden door twee verharde we-gen. Slechts één perceel ligt op enkele kilometers afstand van de gebouwen. Ook de perceelsvorm is merendeels gunstig. De grondsoort bestaat uit kalkrij-ke lichte tot zware klei.

Het bouwplan van dit bedrijf wordt sterk beïnvloed door de ongunstige ar-beidssituatie in de naaste omgeving en de wisselende mogelijkheden om hierbij een passende oplossing te vinden.

De gemiddelde oppervlakte graan is vrij normaal voor dit gebied, nl. 40 %; soms meer, soms minder. Daarnaast worden suikerbieten verbouwd (10 % ) . Ook vlas en graszaad worden regelmatig soms tot vrij grote oppervlakten -in het bouwplan opgenomen (-in 1964 b.v. 22 % graszaad). Verder worden ver-bouwd: wat luzerne voor de drogerij, een paar maal enige hectares consumptie-aardappelen, soms gewassen als erwten en bonen voor de conservenindustrie en tuinbonen voor zaadwinning. Soms worden ook meer of minder grote oppervlakten verhuurd (in 1963 b.v. ruim 28 %) of vindt enige deelbouw plaats.

(10)

Voor de oogst van granen, graszaad e.d., is een grote zelfrijdende maai-dorser aanwezig. Na verscheidene jaren met individuele exploitatie wordt se-dert oogst 1965 het maaidorsen in combinatie met een buurbedrijf gedaan. Op een droogvloer kan het produkt, zo nodig met behulp van een Prior droger, worden gedroogd en opgeslagen. Het stro wordt los of na persen door de loon-werker van het land verkocht. Een pers is niet aanwezig. Een sproeimachine wordt in combinatie met een ander bedrijf gebruikt.

Er is hier vrij veel werk voor de loonwerker: precisiezaaien en rooien van suikerbieten, vlas plukken, eventueel aardappelen rooien en stro persen. De post werk door derden omvat daarnaast belangrijke bedragen voor aankoop van bestrijdingsmiddelen en voor vracht- en weegloon van de produkten.

Door gebrek aan een goede trekkerchauffeur wordt alle trekkerwerk in principe door de boer zelf gedaan. De overige werkkrachten bestaan uit een oude arbeider die geen trekker bestuurt en 's winters afwezig is, en een man die zelf een bedrijfje met varkens en kippen bezit. Een volontair, een deel-bouwer, een huurder van land en enkele losse mensen hebben daarnaast in achter-eenvolgende jaren arbeid op het bedrijf verricht.

Dit bedrijf kenmerkt zich door een chronisch tekort aan vakbekwaam vast personeel. Het bedrijfsplan wordt van jaar tot jaar aan de mogelijkheden aangepast, b.v. door landverhuur en deelbouw of door inschakeling van een volontair, losse arbeider of loonwerker.

Samenvattend overzicht van de bedrijfsorganisatie

De vier studiebedrijven zijn relatief grote akkerbouwbedrijven waar de arbeidsbezetting de laatste jaren overeenkomt met ongeveer drie man personeel (inclusief de boer zelf), dus éën man op 20 tot 25 ha cultuurgrond. Op de

kleinere LEI-bedrijven was dit in deze periode nog 12 tot 15 ha per manjaar arbeid. In de eerste jaren van de verslagperiode moesten op deze bedrijven met hun grote oppervlakte per vaste man soms nog wel losse arbeiders worden inge-schakeld of van een loonbedrijf gebruik gemaakt worden. De laatste jaren bleek het dank zij de opgedane ervaring en met benutting van alle technische mogelijk-heden, zeer goed mogelijk met een bezetting van drie man een oppervlakte tot 75 ha zonder enige hulp van buitenaf te bewerken. Veelal is men van mening nu zonder bezwaar een grotere oppervlakte met dezelfde inventaris en arbeidsbe-zetting te kunnen exploiteren met behoud van eenzelfde bouwplan.

Zoveel mogelijk wordt met eigen werktuigen alle werk verzet. De grondbe-werking, het zaaien en de verzorging van de gewassen geschieden in eigen beheer. Alleen voor precisiezaai van suikerbieten is op drie van de vier bedrijven nog geen eigen machine aanwezig; deze wordt gehuurd of het werk door de loonwerker

(11)

uitgevoerd. Ook het sproeien is de laatste jaren in eigen hand genomen. Dit wordt voordeliger geacht, terwijl bovendien de machine aanwezig is op het ogenblik dat deze nodig is. Er blijkt ook ruim voldoende tijd voor te zijn.

Voor de oogst van granen, zaden en peulvruchten is op alle vier bedrij-ven een eigen grote zelfrijdende maaidorser met graantank beschikbaar. Op be-drijf D is dit, na jaren zelfstandige exploitatie, nu sedert oogst 1965 in combinatie met een buurbedrijf, waardoor de investering over een veel grotere oppervlakte is verdeeld. Alle vier bedrijven hebben een eigen graanbewaring: drie hebben een graandroger van het type Mansholt met de nodige opslagsilofs,

terwijl het vierde over droogvloeren en een kachel beschikt. De oogst van de korrel en de bewaring worden dus volledig in eigen beheer uitgevoerd.

Bij het stro is dit niet het geval. Twee van de vier bedrijven hebben een eigen pers, de andere niet. Alle vier verkopen echter, indien mogelijk, het stro direct van het land, soms los (bedrijf C ) , soms geperst (eventueel door een loonwerker), soms geperst op de vrachtauto geleverd (bedrijf B ) . Naast de gebouwenruimte speelt hierbij de benodigde arbeid voor inschuren in deze periode een rol. Slechts zelden wordt enig stro ingeschuurd.

De suikerbieten worden op drie van ée vier bedrijven met een eigen wagen-rooier gerooid, in één geval (bedrijf A) samen met een buurbedrijf. Alleen be-drijf D, met de krapste arbeidsbezetting, laat de suikerbieten door een loon-werker rooien. In drie van de vier gevallen wordt het loof ondergeploegd.

Consumptie-aardappelen zijn belangrijk op twee bedrijven (B en C ) , die respectievelijk over een wagenrooier en een bunkerrooier beschikken. De aard-appelen worden in een eigen of gehuurde bewaarplaats opgeslagen.

Alleen voor vlas zijn geen oogstwerktuigen aanwezig. Hierbij speelt de loonwerker een belangrijke rol of er wordt vlasland verhuurd (bedrijf A ) . Op bedrijf B wordt geen vlas verbouwd.

Slootonderhoud blijkt in dit gebied voor de bedrijfsorganisatie geen knel-punt te vormen. Door de overwegend vrij goede verkaveling is het aantal sloten beperkt, terwijl de resterende sloten voor een groot deel bij een waterschap o.d. in onderhoud zijn.

Belangrijk is ook dat op deze bedrijven geen vee van betekenis aanwezig is: op de bedrijven A en C worden alleen enig jongvee of enkele schapen op dijkgrasland gehouden, op de bedrijven B en D is in het geheel geen vee.

Steeds meer wordt al het werk op deze bedrijven door het eigen personeel uitgevoerd. Dit geldt b.v. ook voor het sproeien en die oogstwerkzaamheden, die enkele jaren geJaden nog door de loonwerker werden uitgevoerd. Daarbij blijkt mede door de grote capaciteit van de moderne oogstwerktuigen,op enkele bedrijven een zekere overcapaciteit te bestaan waardoor veelal een nog grotere oppervlak-te gewassen met dezelfde zeer beperkoppervlak-te arbeidsbezetting zou kunnen worden geoogst,

(12)

III. DE BEDRIJFSRESULTATEN

a. Netto-overschot en arbeidsinkomen

Voor deze v i e r grote studiebedrijven l i g t het netto-overschot per hectare

cultuurgrond in de periode 1962 t o t en met 1965 ƒ 167,- boven het gemiddelde

van de groep ( k l e i n e r e ) LEI-bedrijven u i t hun eigen gebied (zie t a b e l 1 ) .

Tabel 1. De b e d r i j f s r e s u l t a t e n van de bedrijven A, B, C en D (gem. 1962 t/m 1965)

Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D Gemiddeld LEI Zeeuwsche eilanden LEI Zuidholland-se eilanden Oppervlakte cultuurgrond in hectares 61,60 75,95 64,12 59,08 65,19 37,^9 36,37 Per ha cultuurgrond Netto-overschot ƒ 893 ƒ 688 ƒ 639 ƒ 728 / 737 ƒ 546 ƒ 644 Arbeidsin-komen van de ondernemer ƒ 968 ƒ 754 ƒ 691 ƒ 814 ƒ 807 ƒ 714 ƒ 804 Totaal Netto-overschot ƒ 5^999 ƒ 52337 ƒ 40965 ƒ 42970 ƒ 47818 ƒ 20470 ƒ 23422 Arbeidsin-komen van de ondernemer (totaal) ƒ 59605 ƒ 57288 ƒ 44334 ƒ 48104 f 52333 ƒ 26768 ƒ 29241

Ook het vierjaarlijks gemiddelde netto-overschot van elk van de vier af-zonderlijk, ligt boven het gemiddelde van dat van de betreffende LEI-groep.

Het jaarlijks netto-overschot per hectare cultuurgrond was in de jaren 1961 t/m 1965 in 15 van de 19 gevallen voor deze vier bedrijven relatief

gunstig (zie de bijlagen waarin de verschillende jaargegevens van de afzon-derlijke bedrijven zijn opgenomen).

Op deze vier grote akkerbouwbedrijven met een oppervlakte van gemiddeld 65 ha bleek het dus in de jaren 1962 t/m 1965 mogelijk om een hoger

netto-overschot per hectare te bereiken dan het gemiddelde van de LEI-bedrijven waar-van de gemiddelde oppervlakte 36 a 37 ha was. Door hun grote oppervlakte was daardoor het totale netto-overschot en het totale arbeidsinkomen van de boer zeer veel hoger dan het gemiddelde van de LEI-groep.

Gemiddeld is het jaarlijks arbeidsinkomen per boer in deze jaren op deze bedrijven ruim ƒ 50000 geweest, of bijna het dubbele van het gemiddelde van de groep kleinere LEI-bedrijven, waar dit tussen de ƒ 25000 en ƒ 30000 heeft gelegen. Omgerekend per ha is het verschil in arbeidsinkomen van de boer op de grote en de kleinere bedrijven betrekkelijk gering. Van jaar tot jaar lo-pen de bedrijfsresultaten op elk van de bedrijven uiteraard nogal uiteen. Bij andere bedrijven is dit echter evenzeer het geval. Wellicht ten overvloe-de mag er hier nog wel op gewezen worovervloe-den dat overvloe-de berekeningen zoals bekend,

(13)

op pachtbasis zijn uitgevoerd voor bestaande grote bedrijven. Bij bedrijfsver-groting door aankoop van grond komen de verhoudingen geheel anders te liggen.

b. Opbrengsten en bouwplan

De oorzaken van een beter resultaat kunnen zowel aan de opbrengsten-, als aan de kostenkant liggen. Op deze grote bedrijven ligt de financiële op-brengst per hectare cultuurgrond gemiddeld ƒ 280,- lager dan bij de kleinere bedrijven. De onderlinge verschillen zijn echter zeer groot: er is in dit op-zicht dus geen uniformiteit bij deze bedrijven.

De financiële opbrengsten zijn afhankelijk van (de intensiteit van) het bouwplan en van de opbrengsten van de gewassen. Twee van de vier bedrijven, nl. B en C, hebben een bouwplan dat iets intensiever is, met een groter aan-tal bewerkingseenheden per ha dan het gebied waarin ze zijn gelegen (zie ta-bel 2). Ze hebben iets meer aardappelen en suikerbieten verbouwd.

Tabel 2. Bedrijfsopbrengst en bedrijfsintensiteit {gem. 1962 t/m 1965)

Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D aemiddeld Zeeuwsche eilanden Zuidhollandse eilanden Per ha cultuurgrond Bruto financiële opbrengst ƒ 2193 ƒ 2326 ƒ 2246 ƒ 1982 ƒ 2187 ƒ 2350 ƒ 2819 Aantal bewerkings-eenheden 109 130 138 109 122 125 148 Bouwplan in # bouwland Granen 60 40 46 39 46 40 37 Aardappelen -13 14 1 7 10 23 Suiker-bieten 20 12 17 12 15 17 18 De andere twee bedrijven, ni. A en D, verbouwen geen of zeer weinig

aard-appelen en hebben daardoor een (veel) extensiever bouwplan met een aanzienlijk lager aantal bewerkingseenheden per hectare. Het beleid is in dit opzicht ge-heel verschillend op deze bedrijven.

Uit de gegevens over de verschillende gewassen blijkt, dat de opbrengst per hectare van hetzelfde gewas niet van betekenis afwijkt van die op de ande-re bedrijven (zie tabel 3 ) .

Wel ligt de kilogram-opbrengst van tarwe iets lager, die van gerst echter hoger, terwijl bij de suikerbieten geen verschil is. De tarweprijs ligt wat hoger, vermoedelijk als gevolg van afzet op een later tijdstip in verband met de eigen graanbewaring. Bij de gerst is er geen prijsverschil.

De financiële opbrengsten gemiddeld per hectare cultuurgrond op deze be-drijven vertonen individueel grote verschillen als gevolg van verschillen in bouwplan en bedrijfsintensiteit. De opbrengsten per hectare gewas (het op-brengstniveau) wijken echter niet af van het streekgemiddelde.

(14)

Tabel 3« Opbrengsten per ha gewas Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D Gemiddelde Zeeuwsche eilanden Zuidhollandse eilanden (gem. 1962 t/m Tarwe Op-brengst in kg 5OO3 5186 4773 5187 5037 5399 5113 Prijs per 100 kg 35,83 3^,58 35,05 33,58 3^,70 33,8c 33,32 Op-brengst in gul-dens 1795 1788 1671 17^1 17^9 1827 1705 1965) Gerst Op-brengst in kg 5234 49 31* 4755 5592 5129 4535 4642 Prijs per 100 kg 30,63 29,13 30,65 29,75 30,04 30,72 29,91 Op-brengst in gul-dens 1602 1434 1454 1674 1541 1396 1388 Suikerbieten Op-brengs in kg 47863 45646 45958 46077 46386 46595 46510 Prijs ; per 100 kg 70,13 67,08 67,28 73,95 69,61 69,25 69,46 Op-brengst in gul-dens 3392 3083 3356 3^19 3313 3263 3269 c. Kosten

De kosten per hectare liggen belangrijk (gemiddeld ƒ 447) lager dan op de LEI-bedrijven (zie tabel 4 ) .

Tabel 4. De kosten in guldens (gem. 1962 t/m 1965)

Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D Gemiddeld Zeeuwsche eilanden Zuidhollandse eilanden Kosten per totaal 1300 1638 1607 1254 1450 l804 2175 hectare bewerking 704 908 858 659 782 IO68 1297

Kosten per 100 bewerkingseenheden arbeid 307 233 256 221 2 54 4l6 432 werk door derden 90 200 97 188 144 216 223 werk-tuigen 254 265 270 198 247 225 233 bewerking 651 699 623 607 645 857 838

Veruit het grootste verschil zit bij de bewerkingskosten (arbeid, werk door derden, werktuigen). Bij alle andere posten is het verschil betrekkelijk klein. Wel is het bouwplan op deze kosten bij de individuele bedrijven duidelijk van invloed.

Voor beoordeling van het niveau van de bewerkingskosten is vergelijking van de bewerkingskosten per 100 bewerkingseenheden (BE) het meest geschikt. De bewerkingskosten per 100 BE liggen op deze bedrijven laag. Wij zien op deze

vier grotere bedrijven in vergelijking met de LEI-bedrijven over vier jaren dat: 1. de arbeidskosten ƒ 160 à ƒ 180 per 100 BE lagen waren,

2. de kosten van werk door derden ƒ 70 à ƒ 80 per 100 BE lager waren en 3. de werktuigkosten ƒ 15 S ƒ 20 per 100 BE hoger waren.

Hieruit volgen ƒ 200 a ƒ 240 lagere bewerkingskosten per 100 BE, dat is ongeveer 25 % lager dan het gemiddelde van de LEI-bedrijven. Dit wordt dus voornamelijk veroorzaakt door zeer lage arbeidskosten, terwijl ook de post werk door derden laag is. Op deze bedrijven wordt de laatste jaren zeer weinig werk door de

(15)

loonwerker verricht. Het grootste deel van het bedrag van "werk door derden" bestaat uit vracht- en weegloon, bestrijdingsmiddelen, eventuele koelhuis-huur, e.d. die hieronder geboekt zijn. De werktuigkosten blijken daarbij slechts weinig hoger te liggen dan op de andere bedrijven. Ondanks de ui-teraard zeer hoge totale kosten van een complete eigen mechanisatie blijken deze kosten dus relatief, dank zij de grote oppervlakte van deze bedrijven, niet hoog te zijn.

Op deze grote bedrijven wordt dus blijkbaar goedkoop gewerkt dank zij de zeer lage arbeidskosten.

d. Arbeidsinkomen per man (per manjaar arbeid)

De totale loonpost is op deze grote bedrijven van ca. 65 ha gemiddeld ongeveer even hoog geweest als gemiddeld op de veel kleinere LEI-bedrijven.

Om een nader inzicht te verkrijgen in de hoeveelheid bestede arbeid werd per jaar een schatting gemaakt van de bruto-loonkosten voor een vaste arbeider en werden de totale arbeidskosten daar door gedeeld. Het getal dat dan verkregen wordt, kan beschouwd worden als de gemiddelde arbeidsbezetting of als het aantal bestede manjaren per bedrijf (tabel 5 ) .

De oppervlakte per "man" (per manjaar) bewerkt, loopt zeer sterk uiteen, nl. van 12 à 15 ha op de LEI-bedrijven gemiddeld tot bijna het dubbele op

deze grote bedrijven (22 à 32 ha gemiddeld in deze vier jaren).

Er i s reeds op gewezen dat het netto-overschot per hectare op deze

gro-t e bedrijven hoger i s geweesgro-t. Hegro-t gro-t o gro-t a l e negro-tgro-to-overschogro-t per b e d r i j f i s

daardoor dus zeer aanzienlijk g r o t e r . Dit werd b e r e i k t b i j een relatief zeer l a

-ge a r b e i d s b e z e t t i n g .

Tabel 5- Gegevens per manjaar arbeid (per "man") (gem. 1962 t/m 1965)

Bedrijf A Bedrijf B Bedrijf C Bedrijf D Gemiddeld Zeeuwsche eilanden Zuidhollandse eilanden Aantal manjaren arbeid gemiddeld per bedrijf 2,68 3,03 3,-1,87 2,65 2.59 3,03

Per manjaar arbeid (per "man") oppervlakte cultuurgrond 23,1 25,2 21,8 32,3 25,6 14,7 12,2 arbeids-inkomen 28364 252 54 21700 31777 26774 15808 15855 _. . nieuwwaarde dode inven-taris 37665 51215 38610 46226 43429 24243 22115

(16)

Per gemiddeld aanwezige arbeidskracht is het arbeidsinkomen (netto-overschot + arbeidskosten) dan ook ruim ƒ 10000 hoger geweest. Dit hoge arbeidsinkomen per arbeidskracht wijst op een zeer hoge arbeidsproduktiviteit, waardoor de-ze grote bedrijven ondanks onderlinge verschillen worden gekenmerkt. Het is duidelijk dat het weerstandsvermogen tegen een verdere stijging van de arbeids-lonen op deze bedrijven dan ook aanmerkelijk groter is dan op de kleinere be-drijven.

Het bedrag aan machines en inventaris dat per man op deze groteie bedrij-ven aanwezig was, was zeer aanzienlijk, nl. gemiddeld ruim ƒ M-3000. Op de LEI-bedrijven lag de nieuwwaarde van de dode inventaris ƒ 20000 per man lager. Per hectare uitgedrukt was het verschil in nieuwwaarde van de inventaris be-trekkelijk gering. Voor de grote bedrijven lag dit gemiddeld wat boven en voor de LEI-bedrijven wat beneden de ƒ 1700 per ha.

(17)

SAMENVATTING

In dit verslag worden de bedrijfsorganisatie en de resultaten van vier grote akkerbouwstudiebedrijven van 60-80 ha in Zuidwest-Nederland over de pe-riode maart 1962 tot maart 1966 beschreven.

De personeelsbezetting op deze grote bedrijven was zeer beperkt en wel ongeveer drie man inclusief de boer zelf. Dit komt overeen met één man per 20 ä 25 ha cultuurgrond tegenover 12 à 15 ha per manjaar arbeid gemiddeld op de LEI-bedrijven in dezelfde gebieden.

Deze grote bedrijven hadden een vrijwel volledige eigen mechanisatie. Praktisch alle werkzaamheden inclusief sproeien, oogsten en graanbewaring, bleken er - na enkele jaren ervaring en met gebruikmaking van moderne technie-ken en middelen - zonder moeilijkheden door eigen mensen zonder hulp van buiten af te kunnen worden verricht. Dit bij 25 ha per man en een matig intensief

bouwplan.

Op deze vier grote bedrijven bleek het in de jaren 1962 t/m 1965 mogelijk een netto-overschot te behalen, dat gemiddeld ƒ 167 per ha per jaar hoger lag dan het gemiddelde van de groepen LEI-bedrijven. Door hun grotere oppervlakte was daardoor het totale netto-overschot per bedrijf op de grote bedrijven zeer veel hoger. Ook het totale arbeidsinkomen van de boer was dus op de studiebe-drij ven veel groter dan gemiddeld op de LEI-bestudiebe-drijven (Berekerrng op pachtba-sis voor bestaande bedrijven).

De geldopbrengsten per hectare cultuurgrond van de studiebedrijven ver-toonden grote verschillen door verschillen in bouwplan. Gemiddeld lag de fi-nanciële opbrengst per ha cultuurgrond op deze grotere bedrijven beneden die van de LEI-bedrijven (ƒ 280 per ha lager) bij een eveneens wat geringere be-drij f sintensiteit.

De opbrengsten per hectare van eenzelfde gewas verschilden weinig of niet van die op kleinere bedrijven.

Doorslaggevend voor het gunstige netto-overschot per hectare waren, bij overigens gelijke gewasopbrengsten, de lage kosten op deze bedrijven, nl. per ha ƒ 447 lager dan gemiddeld op de LEI-bedrijven. Speciaal de bewerkings-kosten lagen er laag in deze vier jaren. Vergeleken met het gemiddelde van de LEI-groepen waren:

de arbeidskosten ƒ 160 S ƒ 180 per 100 BE lager de kosten van werk door derden ƒ 70 à ƒ 80 per 100 BE lager de werktuigkosten ƒ 15 à ƒ 20 per 100 BE hoger

De bewerkingskosten per 100 BE lagen er dus ƒ 200 à ƒ 240, dat is ongeveer 25 % lager dan op de LEI-bedrijven. Blijkbaar is er op deze bedrijven aanzien-lijk voordeliger gewerkt.

(18)

Opvallend was dat de uitvoering van totaal verschillende bouwplannen op deze studiebedrijven tot financiële resultaten van dezelfde orde van grootte heeft geleid. Niet een bepaald bouwplan maar een goede afstemming van arbeid en machines op oppervlakte en bouwplan bleek op deze grote bedrijven de doorslag te geven.

(19)

NABESCHOUWING

Er is in ons land, zoals opgemerkt is, nog weinig bekend over de exploi-tatie van grote akkerbouwbedrijven. Voor de zuidwestelijke akkerbouw kan in dit verband de studie van de Werkgroep Zuidwesten worden genoemd:

"Oriëntatie naar mogelijke combinaties van arbeid, mechanisatie en bouwplan" (augustus 1966). In deze studie werd met behulp van lineaire programmering een serie bedrijfsmodellen begroot van 20 tot 135 ha.

Het is nu mogelijk de praktijkervaringen op deze studiebedrijven van 60-80 ha te vergelijken met bovengenoemde begrotingen.

Uit de begrotingen van de werkgroep kwam o.a. naar voren dat op bedrijven tussen de 20 en 135 ha bij verbouw van de traditionele akkerbouwgewassen een hoger netto-overschot per ha te bereiken viel naarmate de bedrijfsoppervlakte groter was. Van 25 a 35 ha tot 105 à 135 ha steeg het berekende

netto-over-schot van ca. ƒ 420 tot ca. ƒ 540 per ha, ofwel met ca. 30 %.

Vergeleken met de gemiddelde uitkomsten op de LEI-bedrijven (gem. ca. 35 ha) behaalden de hier bestudeerde vier bedrijven (gem. ca. 70 ha) over vier jaren een netto-overschot dat gemiddeld ƒ 167 per ha hoger lag. Het ge-middelde netto-overschot op de studiebedrijven was daarbij ƒ 737 per ha en daarmee ca. 30 % hoger dan gemiddeld op de LEI-bedrijven werd behaald.

Hogere resultaten per ha van deze grotere studiebedrijven in vergelijking met kleinere bedrijven zijn dus in overeenstemming met de aanwijzingen via de begrotingen. Zowel in de begrotingen als op de praktijkbedrijven werd het ho-gere netto-overschot bereikt bij laho-gere bewerkingskosten per eenheid. De re-sultaten van de studiebedrijven van 20 a 30 ha in hetzelfde gebied, op welke bedrijven ook doelbewust gestreefd wordt naar een organisatie met een minimum aan arbeid, zullen over enige tijd het inzicht in deze verhoudingen nog kun-nen verdiepen.

Op de grote studiebedrijven werden over vier jaren gemiddelde gewasopbreng-sten behaald, die overeen kwamen met die op de LEI-bedrijven. Dit ondersteunt het uitgangspunt bij de genoemde begrotingsstudies, waarin voor bedrijven van zeer verschillende oppervlakte gelijke kilogramopbrengsten van eenzelfde ge-was werden aangehouden.

Bij de modellenstudie kwam naar voren dat vooral bij de grotere bedrijven (60 ha en groter) eenzelfde financieel resultaat kan worden bereikt met ver-schillende bouwplannen. Ook op deze grote praktijkbedrijven bleek dat resul-taten van eenzelfde orde van grootte werden behaald bij totaal verschillende bouwplannen. Wel waren echter op ieder bedrijf de arbeid en machines op dit gekozen bouwplan afgestemd. In de praktijk blijken daarbij door inschakeling

(20)

van losse arbeidskrachten nog grotere variaties in bouwplan economisch mogelijk dan bij de begrotingen naar voren kwam. Bij de vergelijking van de vier stu-diebedrij ven onderling kan nog opgemerkt worden dat de bedrijven A en D met een vrij extensief bouwplan (nl. resp. 20 en 13 % bieten en geen of bijna

geen aardappelen) gemiddeld over deze vier jaren nog een duidelijk gunstiger netto-overschot per ha behaald hebben dan de bedrijven B en C met een

inten-siever bouwplan (resp. 25 en 31 % aardappelen en bieten, waarvan de helft aardappelen). Bij de studie met behulp van begrotingen kwamen wel in alle bouwplannen zowel aardappelen als bieten voor maar ook daar liep het percen-tage aardappelen in veel sterkere mate terug dan het percenpercen-tage bieten als de bedrijfsoppervlakte groter werd. In het algemeen bleek uit de begrotingen, dat bij de grotere bedrijven het gunstigste bouwplan minder intensief was dan dat op de kleinere. Hoewel op de grote studiebedrijven de bouwplannen sterk uiteen-liepen, was ook hier in de praktijk het gemiddelde bouwplan minder intensief dan gemiddeld op de kleinere LEI-bedrijven het geval was.

Bij de begrotingsstudies voor het zuidwesten kwam verder nog naar voren dat voor bedrijven van 75 ha en groter een volledig zelfstandige mechanisatie de beste resultaten gaf. Het overgangstraject waar beneden meer inschakeling van een loonbedrijf voordeliger werd, lag daarbij van 75 tot 60 ha. Bij 60 ha gaf een driemansbezetting met volledige eigen mechanisatie bij de begrotingen lagere financiële resultaten dan een tweemansbezetting met meer inschakeling van de loonwerker. De resultaten van een aantal van onze studiebedrijven wij-zen erop dat dit beeld in de praktijk meer gevarieerd is. Op bedrijven van 60 ha blijken daarbij, zowel bij zelfstandige mechanisatie als bij het zeer

veelvuldig inschakelen van de loonwerker, uitstekende bedrijfsresultaten ver-kregen te kunnen worden mits de gehele bedrijfsorganisatie erop is afgestemd.

Opgemerkt kan worden dat de ervaring op de praktijkbedrijven heeft ge-leerd, dat met de eigen apparatuur - vooral na vervanging, wat veelal vergro-ting van capaciteit betekent - geleidelijk een grotere oppervlakte kan worden bewerkt. De oppervlaktegrens waarbij geheel eigen mechanisatie tot de laag-ste kolaag-sten leidt, zal daardoor hoger komen te liggen. Ongetwijfeld is de op-komende neiging tot samenwerking, die op enkele van deze grote bedrijven reeds werd gesignaleerd, hiervan mee een uitvloeisel.

S 8262 vdPl/MR 300 ex.

(21)

-j aj m •o 'O •H & 'J to • o G •H [S3 'd ,0

a

bO C ra rH o .o C A! (O > -> o o ta H H • H U •a ^ m •H U •o m E-i In •ï Xi iH ni • p r ni < r* rH S 3 o • • • ' • *^f> r; •M ',~1 rt .-H .*-*• 3

ä

m £ C •H :> •P x a) i - ( > t< •j a , o. o r R •S 5 aj u t » a C •rt «

j

i , :•) o •H (0 >H « "1 CJ > Î3 O <D t : '• c o j-> D •H , 0 t. (U .* •H 3 CO C fij •H 0) P. •% •a ( H < C y c m s-, o ^ 15 rH 3 O fq c o u 3 rH 3 O H M • » rH d-H i-1 ON Zt (M ... — .. OO CM 0 0 l-t , r » *—« 04 <\l 1 vo KN m NO CM dr KN KN O O ON m d -c— vo KN O NO rH VO rH Vu Os rH I A UN ri ^ .=>• d- m m rH H rH rH VO r j - (M KN O J ~> CM rH r H rH r H KN r H NO O (M CM CM CM ... — •-.._ ... ., ... .. .. i r \ u ) O N 1 A KN CM r H 0 0 0 0 0 0 ON rH r H rH rH _ _ ^ , _ ^ _ C— NO r> d -rH r H CM CM ^—. «—• *—* *~-~ KN KN CM KN CM CM CM CM 1 1 1 1 VO CO 4 M KN KN KN KN 0 0 0 0 O CM d - IfN NO f— i i ^ v o ff> o ao o oo d CM KN d -KN -KN K \ K \ O O O O _> o o o O N O N ON ON i n i n i n i n KN CM r H r H d " d " J * CM t ~ U N i n N KN KN m KN o o o o NO N O NO NO r H rH rH rH NO NO N O N O CM KN d- i n NO NO NO NO ON ON ON ON rH rH rH rH oo d -rH ON O rH CM CM — — •.. O CM CO rH O CM ,—v m CM 1 C -KN o NO O t— KN KN 1 ON i n c~-KN NO m o NO r H NO i n N 0 ON r H V CM NO O N rH a o u u u

l

.P rH 3 o al A Ö O •a r-i 3_ o U S3 o o CM < EH t. C 'J o s e ••> O c u t « C o .C • H -a m C (H •o o y •rH O , "J "J fi XI u < a n) > • p O Ä o tf] RI t i Ä 'U > fcl o <u 1 o. o •p 4J a> as i C ni o .c ( 4 ^1 t . C O o a. o C r-i V rt +> •P 10 o EH C D JJ U o m "J SH rH O CD O . * J O EH C C o o -P •p C m u cd o o > ü À ! •w. eu * C rH O -ri m pq j j O 4J C -J • p u o . * C3 to 43 g r, •H "J x o. d 'j » -•J PQ !U o) eu i-a 00 t n d- —-NO m i n ? r H KN ^.^ r— st d-œ c— KN CM " • i n rH un r H ? NO o CM ON NO O rH 0 0 i n • w r— i n

8

CM r H •3-O NO rH NO ON r H C - ' • <M O NC rH d " NO -- rH CM - ^ •— - H ^ i -CM CO rH O ON f - d" NO 00 i n rH CM r H rH NO d- m d" d- t n A i n i n o o — ' •—' ~—^ r H «.^ " *" "* CM C - d - ON CM rH NO NO 0 0 i n O rH rH rH CM NO CM 0 0 CM KN i n NO NO r H r H m CM CM KN m NO rH * ON NO ON NO J1 O N NO i n i n rH rH CM CM NO CM ON d " C— O O r H O rH CM KN CNf CVJ CNI CM d - i n O O d - c— o ca rH r H i n KN rH rH rH rH ^ _ ^ ^ 0 0 O O O m NO NO NO «—• -^^ <«.^ ^-^ J * st CM t -i n m -i n -i n vo cô* ? o ON NO CM O rH CM KN d -rH -rH -rH -rH i n N O i n o rH KN 00 00 NO NO c^ c— CM KN d - i n NO NO NO NO ON ON ON ON rH rH rH rH d -O 0 0 *—' OO NO ON ï J -VO »—" ~ • KN ON CO ON rH CO CM KN ON rH CM In r -rH CM ON O KN H cT NO ^ w J * i n • p ON CM rH d -O C -m NO ON r H \ CM NO O N H ? NO 'CM ON d- un a x u j o C o C o - p to o w W C •rH Ü U 'J J P H KN < fil m EH • p o Ä Ü to u -D > o o •p • p 11 a c J e o X a •H to w> c •H a u 0) 2 o n c a • p ta o .* ta

S

• H J«! t . o » 'U n c o .p ta o X bO •rH 3 - P X (H O * f-. O C o .-j •O T3 b ^ O U 13 O ï s s o •p ta o >! fl •H "J J3 t, < «H n) al >-3 NO rH CM • — * ON 00 d -•* t— o rH ' h ^ ' * rH i n rH r H >-* 0 0 i n CO CM NO NO d -O CM >~* ON OO CM J * t— rH NO VO O 0 0 d --^ „. _ .... c— o KN r H NO ON rH J * VO 0 0 rH OO CM KN 0 0 KN NO NO — *—» *—- —-C- vo zt d" t ~ ON ^ UN t— Zt <-> ON rH CM J- rH i n K N r H CM pH CM ON i n vo rH rH rH ^_^ «~-« *~-* *_^ rH 0 0 d - rH NO O rH ON KN rH 0 0 i n rH rH rH rH 0 0 0 0 KN d -J - 0 0 0 0 KN 0 0 0 0 0 0 ON d " r H O t— 0 0 rH t— KN i n NO C— VO CM t O J -H n * J CM CM CM CM > w ' Vrf» * - ^ * — ' O N i n ON CM KN i n 0 0 KN CM CM CM CM KN O O O ON KN rH NO rH CM CM CM rH rH NO KN VO t — H r H rH rH KN H KN O zt CM KN KN jd * d d -^" *«* *—• ^~^ „ „ . _ ,. d - i n vo CM 0 0 0 0 NO ON CM CM KN CM CM KN d - i n NO NO NO ' O ON ON ON ON rH rH r H r H CM KN d" *— 0 0 H 0 0 O CM KN r H —^ ON NO dr i-i 0 0 0 0 0 0 rH i n VO KN KN CM •»—» d" i n CM KN CM CM ' " ~ O ON CM KN st *—' C— O KN i n vo ON rH V CM VO O N rH

(22)

cd « ai o> ' -H c o u M cd cd • p c c H / a ; EH •rt C o t . bU IM 3 S •P rH S Ü Oi X ! U (U S3 ;> Fi O • * c •H VI T ) • H '^ 43 U •X us a o u < • p o JC o m U > O 0 0 c~ st O ON NO UN rH rH (M a.) l-l -! J*— :A CM "O (y , H r-i (M O :» rH -tf , r f !'\ N O NN NN ' O • \ o N O

'•si u-i :— -i\ N J

rH H rH rH rH ON CM NO (4 ni ni 1-9 rH, .'NN UN r H . * .3 d* — UN UN CO NO d- CM rM rH rH ON ON y j I A H ir\ d -O- NN ON ON t~-H « i / i \ o CM r - CM •=!• t— N O CM CM <-l NN o j C—. r t S ) d1 ^ O N -; H c o i-t :'J C— « O ^ ^ NN VU ^ ) \ 0 \ Û \ û NO O J C— NN t— CM 0 0 O O N C— UN NN CM I A OJ I A 1 ^ NN .H/ « ^ K \ d -i-l d " NN •=*• UN NN UN ON O C ~ CM t— dr O N .=!• CM r-i NO NO d - CO UN ù H NN ON 0 0 NO ON CM NN d " l f \ NO NO NO NO ON ON ON ON UN NO ON CM NO ON O U m u i al ni p rJ C UN O a) ') •o s-l cd al s 3 3 OJ •H S • H S-l nt • p C ') > C •ri O •a O •Ö ta M C • H .M C IM "J ••u - a * o U) r~\ O m • P c a) e o cd bo

> I

U 3 O . i-l p . 3 O o • H V ( J —3 £> -H t< t i Cd - O C 'J J . a cd t i • O 'J C o.

9

(M 3 cd M •-s ß IM a) cd >-» o o 1-1 d-1-1 O o CM NO i-l O O NN i-l CM i-i O CTN NN CM O NO O c— CM UN i-l i-l CM CM O O O CM O IfN O O O UN rH MO NN CM CM -d" CO MD C— J - O MI- pH f— NN NN J " NN dr NN O O d- O CO C - O O CM ON d - t - ON H C— r-i r-t r-i CM rH O CM UN UN NN O NO CO I A * CO i - l CM d- CM O UN W CM CM NN CM O o UN O N -—-O o NO NO rH O o 1-t CM r H O UN CM * CM O O .* t— —-" o ON rH ON rH O CM rH O CM M3 r H NO rH NN O O CO NN CM O O Z f 00 NN UN UN 0 0 UN r H * NO NN CO CM NO ON NN C— NO 1 O rH CM d -CM CM CM rH NN CM I A NN CM CM CM CM CM CM 0 0 NN J - UN NO O 0 0 NO NN NN CM CM O O O O O o o o o o UN i n O CM o M3 NO C— CO ON NN O UN NO » CM UN r H 0 0 NO * M CM CM O 0 0 M CM ux. * «» CM 0 0 NO M CM UN C -NO rH NO ON rH (NI VO ON r H NN ^O ON r H * NO ON rH UN NO ON r H UN NO ON rH V , CM NO ON

(23)

to cd « c rH p

l

o j a cd rH > u 'J p o o CO ' M •H U •a j m m j a n) fri p . . . I 1 u o j a 1.3 • P C CtJ ••<

i

•a ö cd r H •s 3 O X I G • M c es i - i a, s S ! O m i cd £ C • H O •P A! cd i - ( > k a> P. P . O U cd cd 1-5 a ) ;j A •-• 2 'à a a t i M "' W ?.. G H i ï l 1 E <u a ko v •H XI U n a> 5 O t. c •y • p a • H fi U - J .* •rt P ra c; r H •i) P, P. cd a t . ri

.n

c ' J c cd t . •O c cd r H s 3 o m T3 c o so u s 3 • P rH 3 CD CO r H I A ON CM CM CM CM rH r H rH r H v ^ . ~ - ^— . r-i L A t— c o R I A M W rH rH rH r H rH C— LA O I A ( f \ I A I A .—- ~~- ^- ^_^. P CT) rH CO CM I A K \ kM ^ -C— LA MD CX) rH rH rH rH , » ... OJ r-t K \ C\J r H r H r-i r~t . rH O - O . r H r-* r H M ~ * W * * — * _ -I A -I A PA [ V r H r H rH r H r - l CO ON CM --J' I A I A j —. — « *-~> —-— .... . . . t - KN MD dr t A -H/ .H/ I A ^^, , , , , , . -L A ON t— c— z t c— MD co . J * l A d -I A K \ -I A -I A ~ _ ^ • — . • — • « O O O O L A L A L A I A d d dr t -c— t ~ t— t— I A I A H U ) • O MD O CM t— t - CO t — I A I A ( A I A s - _ ~ - - . o o o o LA LA L A TA L A L A L A C— t— l>- t— t ~ CM I A dr L A MD MD MD MD ON ON ON ON r H rH r H r H ,—. L A CM r H *~^ o I A r H I A I A *—* L A r A •p r H CM r H O r H •^" ... I A r H S d -• * _ ^ . O ä-L A O N d -I A . . O CM L A C -ON d - r-I A L A O S L A t— L A M D O S r H \ CM MD ON r H Ä t i v P to c • P UI M C o t l j a P o o 81 rH cd E n u G •••> s Ë r> O c ü ( . K G O .C •H T3 m G U T ) O D •H P i "-> J j a - ö u < G cd > • p o s: o to ca b J3 > t i o o i P . o - p • p j S 1 6 0 C cd ta .G u ja u a a o P. o C rH O cd -P +5 m O E* G a> • p to o cd * Ä 0) t . r H 'J Cd P i • P O En Ö C o o v G -P ra cd w o > o . * Af •es. o S C rH Q -H cd m -P o + j G o 4 J 10 o aco j d ca M c u • H -J > ! P. u i » ' J PQ u cd cd r , CM r H O rH OS MD MD J -C— I A CO CO f - CO CO CM MD ON CJ\ L A 0 \ rH ON 0 0 CM rH MD ^ L A O CO J -MD CM -MD -MD . - _ .. ... _ . MD C— CO I A r H I A CM C— ON r H ON t— M A I A t ^ I A I A ri ON r A ON L A L A CM r H CM CM L A CO O CM ON O CO CM i CO l A i CM r H CM CM L A CM MD I A O I A CM L A t— t - CO ON r H rH r H r H ^_^ ^— .—• CJN r H CM ON . C t L A ^ 1 -L A MD MD MD r H r H r H r H C-^ 'S 'S 'S L A MD MD MD • — . — * « w - . — . L A MD I A MD L A L A L A L A r H r H rH O co I A m N ON O O r H •—' r H rH r H CO t— LA r H MD I A O CM CO ON ON ON CM I A d " L A MD MD MD MD ON ON ON ON r H r H rH r H d-r H t— d " L A t— M D d -L A C O 0 0 M D O I A I A CM M S CM I A CM 3* o co r H • 0 0 I A M D r H O N L A —. M D L A C O M D O i-i 0 0 O O N L A M D O N t H \ LM MD ON rH Ù0J G Ti u J s o G 'j to O 10 bC C • H U m I A PQ Si cd fri +3 O Ä o to u o > O o - p - p o s G CD e o x G • H CO 60 C •H u : Ï S o m c CD • P ta o M ta bO C • H U * ) » CU « G eu J J ÏO o X 60 T H 3 • p A; t i o 52 t< o ß O "J •o -a ^ Ä o t i - o o s G ••i •p co o X to •a ^ H j a t i «! U cd cd •"S 0 0 MD r H I A O L^- MD ON L A r H L A ^t • ^ r . • . . "" " ' " '* rH r H ON MD O O CM O C— rH C— MD J " CM ON rH 00 l A d - o N O i i r H r H r H r H —* . > ^.^ r— L A o ON MD ON d " CM I A t - d - | A rH r i H MD MD CO 0 0 C— LA CO O [— CO 0 0 ON ^ ^ - . w . ^ - * *—-• *—-• " " " -MD J * r-i r A MD ON rH CM MD MD r— c--r A 0 0 c--r H O O CM I A J * CM CM CM CM .— ^_. —. .—-— - ~ .—-— • • - .—-— MD MD ON 0 0 O t A r H ON CM CM I A CM r H ON MD CO t— O CM L A rH CM CM CM O ON CM O J - I A L A t— CM CM r H r H CM ON r H O O r H I A r H J - J * d " J " v ^ .^ ' ^— " " '" ' O ON ON L A CM r H I A L A CM CM CM CM CM I A Jd" L A MD MD MD MD ON ON ON ON r H r H r H r H t A I A J -^— J -K N L A CM O N CM r H • — • I A I A CM r H C— L A 0 0 -— ... .- ... O N O N M D L A CM CM —* L A M D CM M D r H CM O O CM M D r H J " • ^ - . I A I A CM L A M D O N r H \ CM MD ON r H

(24)

ta n) m c o u 60 U 3 •P 3 O co •1> O X a « rH O .O rt j 1 1 ! \ V G O & & 1 3 • - P 1 "^ 3 J ü ï d

1

A 1 u n> Ot u cc! ci • - 5 O o to S -H f-l cl> fij 'Ci -P IM S rt ci) rt >• I-H 3 O • r l Ä

g

rH BI . p t - t i— oo c— s o m (VI K\ o * <J) v u CD rrt rH rH rH • w » ^_— < u * ^ ^ - - " o s o O OS CO r-l OS C— C~ ON O CM rH rH CM CM CO rH KS OS CM (M CM (M rH rH rH rH i j • - S , G 'i. S O M

5

m •a •rl O . a t . G o • p u o a to •a • H y ' .o r i < • p O s: r H i n t— 0 0 KS KS CM CM r H r H r H r H O » m J ' SO O rH C— rrt f - CM rH rH rH rH * v _ ^ * ^ « * K \ | T \ ON 3 KS K\ a s rH rH rH i f t— KS O rH O KS KS US m m m ^ ^ ^ - » »—* >w^ ... ... » VD 1 A V O CO ON O (M (M (M KS KS I M r H O ^ i r \ o co .d-vo m .d-vo v o «—* -~-» **^ * » ^ o to U ' • > > o o • p • p -J » ' ... VO t ~ c o A rH KS CM C— OS rH OS t— CM KS . * m s o s o SO SO Os O s Os OS rH rH r H r H I T S h-s S O rH •—* S O rH O CM I n CM I-H o K S r H P S O O rH ^^ CM OS OS rH CM i n «_^ J / o K S so rt/ i n ^-* ... 0 0 0 0 S O i n s o a s rH v . CM SO OS rH _ _ ^ ^ ~- c a! •P C o G « i n (S EH r H rt - P C ci a) • Ö C - j A! O t . o m • p m JS o </> o O • O • H O . O FH ni C • y r i ifl • r a C a) 6 i M •o • H "J . O t . n) t , cet rt r j „—, C

ß

u <0 Q . -a • H <u •o i-, et) EH n) rt •»-s C a e u o P H V H • r s • H t. •a - j .o r < O p-C O O l-i u Cl) ai •r-3 'J •a S-i n) rt g 3 a> •rt « 1 10 M C • H AI U o r-{ rt J J c rt c "J B o C •rH to •O •ri Ci r 3 f-, < V • P Ü si ri > t , <1) a. a o to c • j - Ö r H 3 bO • H 10 •H f* rt • p C > C • r i J o •a c o X) 1) «• o •a c o t . bO & 3 + i r H 3 o O O rH O i n O OS r ^ i n i n rH t— oo CM i n o rH CM CM f A .. .. „ _ „ . . o o o o O O i n rH CM d - m o s o i n s o cvj H/ H / m s o "o "3 ? "3 r i t - O O CO SO SO CO rH <-\ r-\ r-> CM * « • ' *—» « . ^ w * O O i j - O i n o m CM os CM J r <r> c\j m m m i n o oo o ^/ s o t n c— f - t— c— OS H/ OS 0 0 OS rH rH rH - — ' ^—^ ••—* * » ^ Ü O t - O o m i n K \ CM CM CM KS c- o m o Csl r-\ NS ffS ï^ oo ? T CM m i n c -l-H ri <-\ r-t •—' *^> *—* *«-' — - —' • ' " • ' " ' -s u t— t— -s o cvj m >»- r— CM CV1 CM CVJ K \ KS OS OS C— i n rH (M CM CM CM ^-* *~* «—# *^* ~ ' " "' " K" A KS CM 0 0 CO m KS CM CM O O O O o o o o i n o CM o so t— oo o s cvj Ks J / i n SO v u SO SO o s o s o s OS H rH r H r-t KS .3-CM J j -CM „ _ i n rH CM rH m K S C O rH *~~* so t— CM K S 0 0 O C O i n rH ^-^ i n CM m CM P rt/ rH ' h . ' - "" '- " CM i n CM o s i n CM s - ^ K S O KS i n c-S O t— m so o s rH V CM S O O S rH

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf stelt bij de voorbereiding van en het tot stand brengen van een overheidsopdracht of een speciale-sectoropdracht,

De specialist mode/maatkleding rekent uit hoeveel hij van welke middelen moet gaan pakken, waarna hij bij het patroon de materialen verzamelt in de juiste kwaliteiten, kleuren

Gedurende de bloeitijd werd opgetekend het aantal geoogste bloemstengels per dag, de gemiddelde leng­ te van iedere groep, zwwel van het blad als van de

De aanvragen voor metingen zijn afkomstig van de regionale directies van het Toezicht op het Welzijn op het Werk, van de eigen afdeling, van andere overheidsdiensten of van de

Met andere woorden: je verpleegkundi- ge kan gedeeltelijk zelf bepalen welke zorgen zij nodig acht en dus ook hoe- veel het RIZIV aan het Wit-Gele Kruis (of aan een andere dienst

Deze tutorial is geschreven met als voornaamste spraakpathologie dysartrie, maar een aantal van de besproken methodologieën zou gebruikt kunnen worden bij het evalueren van de

Verder werden vddr het inscharen van de koeien van ieder per- ceel twee monsters genomen (van elke helft één). De monsters werden verzameld door plukjes gras uit het perceel te

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in