CONSULENTSCHAP IN ALGEMENE DIENST VOOR DE BLOEMISTERIJ PROEESTATION VOOR DE BLOEMISTERIJ TE AALSMEER
PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK
T E E L T V A N B U I T E N A N J E R S
No. 30 Prijs ƒ12,50 Bloementeeltinformatie Juli 1987.
INHOUD biz. Voorwoord 3 1. Inleiding 4 2. Sortiment 5 3. Bodem en bemesting 6 4. Opkweek 8 5. Teeltmaatregelen 13 6. Planning/arbeid 16 7. Oogsten en veilingklaar maken 18
8. Ziekten en plagen 20 9. Grondontsmetting 27 10. Bedrijfseconomische aspecten 29
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd door middel van druk of op welke wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Publikatie commissie Bloementeelt te Aalsmeer.
Brochures uit de reeks Bloementeeltinformatie zijn te bestellen door overschrij-ving van de kosten op girorekening 174855 ten name van Proefstation voor de
Bloemisterij te Aalsmeer, of 293110 ten name van Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk, met vermelding van de gewenste brochure(s).
VOORWOORD
De anjerteelt in Nederland maakt op dit moment een moeilijke periode door. Als gevolg van de toenemende concurrentie uit zuidelijke landen, staan de prijzen van onze anjers onder zware druk. Qua prijsvorming zijn de voor- en najaarsmaanden interessant. Als antwoord op het geïmporteerde anjeraanbod is het voor onze anjerteelt onder glas om meer dan één reden onmogelijk ons daarbij aan te passen, in die zin dat wij alleen maar in de zomer zouden gaan produceren.
Wij zullen hoe dan ook de anjer in ons sortiment moeten behouden. Ook al omdat schommelingen in het aanbodspatroon vanuit andere landen fnuikend kunnen zijn voor de handel.
Enkele jaren geleden maakte de trosanjerteelt buiten z'n introduktie. In welke . mate dit iets met het bovenstaande te maken heeft is niet met zekerheid te
zeggen, maar ze zijn er en voor menigeen is deze teelt interessant gebleken. Opmerkelijk is ook dat deze teelt over geheel Nederland voorkomt.
Een nieuwe teeltmethode van bijna een zomerbloemenallure, maar toch zo speci-fiek om er een brochure voor te schrijven.
Aan deze brochure hebben de volgende bedrijfsvoorlichters meegewerkt: G. Boeije, C.T. Tiel
H. Lekkerkerk, voorheen werkzaam bij het C.T. Naaldwijk T. van der Meer, C.T. Midden-Holland
H. Meesters, C T . Barendrecht Th. van der Wielen, C.T. Tiel
J. Hoogstrate, specialist Gewasbescherming C.T. N.O.N.
Minder dan bij andere teeltbrochures kon gebruik gemaakt worden van beschikbare gegevens. Zo zijn de genoemde arealen schattingen. Evenmin konden de veilingen ons cijfers verschaffen over het prijsniveau van buitenanjers en hoe deze zich verhouden tot die van de trosanjers onder glas.
Toch menen we er goed aan te doen reeds nu deze brochure te laten verschijnen. Directies van enkele vermeerderingsbedrijven verschaften ons informatie over sortiment en schattingen over arealen. Wij zeggen hen daarvoor dank.
Moge ook deze brochure - hoe beperkt van omvang dan ook - bijdragen tot de positieverbetering van onze anjerteelt in z'n totaliteit.
Ing. G. Buys voorzitter
1. INLEIDING
De trosanjerteelt buiten bestaat nog maar kort. Ze was er ineens, plotseling. Omdat de anjervoorlichters die in de verschillende consulentschappen werkzaam zijn er vanaf het eerste uur bij betrokken waren, weten we dat de teelt
ver-spreid over geheel Nederland voorkomt. Over welke oppervlakte het gaat en welke economische betekenis de teelt heeft in relatie tot de anjerteelt onder glas, weten we weinig. Omdat de veilingen ons geen cijfermateriaal konden verschaffen over geveilde hoeveelheden en prijsverloop van buitenanjers, kunnen we - gebruik-makend van wat cijfers die ons door enkele selectie/vermeerderingsbedrijven welwillend beschikbaar zijn gesteld - slechts een grove schatting maken van het totale areaal buitenanjers: namelijk enkele tientallen hectares. De oppervlakte per bedrijf varieert van enige honderden m2 tot wel 5.000 m2. Er behoeft zelfs geen sprake te zijn dat de trosanjerteelt buiten alleen op bedrijven wordt uitgeoefend waar men tevens over glasopstanden beschikt. De beweegredenen om buitenanjers te gaan telen, zijn geheel verschillend. Beschikbaarheid van grond, optimale benutting van beschikbare arbeid tijdens de oogstmaanden, opbrengstverwachting, behoren er ondermeer toe.
Grofweg begint de teelt eind april/begin mei en eindigt tot aan het invallen van de vorst. De belangrijkste oogstperiode begint ongeveer half juli en eindigt begin november met een piek in september.
Het heeft er alle schijn van dat de teelt van trosanjers buiten, uitbreiding zal ondergaan. Het ligt tevens in de lijn der verwachting dat ook geschikte standaardanjers aan de buitenteelt zullen worden toegevoegd.
2. SORTIMENT
Specifieke buitenrassen zijn er (nog) niet. Alle gebruikte en te gebruiken cultivars maken deel uit van het trosanjersortiment zoals de handel deze aanbied voor de teelt onder glas.
De onderstaande sortimentsopsomming is niet compleet, doch meer het resultaat van een beoordeling op groei, produktie en eigenschappen door onderzoek en
voorlichting. We zijn hierin wat geholpen door dezelfde selectie/vermeerderings-bedrijven die ons ook wat informatie over stekhoeveelheden en oppervlakten
hebben verstrekt. Wit
'Bagatelle'. Gevoelig voor smet. Vooraf opkweken gewenst. 'Bianca' Wit_met lil5_£and 'Unesco' Geel 7Ödëon' 'Annelies' Roze 'Silvery Pink'
'Calvados'. Vrij snelle groeier. 'Medea'
'Natila'. Vooraf opkweken gewenst. 'Stefanie'
Lila
'Latino'. Licht randje; Diantini Rood
'Red Baron'. Vooraf opkweken zeer gewenst. 'Elsy'
Rood_met wit randje
'Scarlet Êïegance'. Planten vooraf opkweken. Steenrood
'Red Barbara' Paars
'Exquisite' Paars, wit gerand
'Sorentino'. Weinig smetgevoelig. Cerise
TSam7s Pride'. Spatgevoelig 'Fortuna'
'Barbara'. Spatgevoelig Blauw
3. BODEM EN BEMESTING De grond
Nederland kent een grote variatie van grondsoorten. Deze zijn hoofdzakelijk te onderscheiden in: zand, klei en veen.
Vrijwel elke grondsoort kan geschikt gemaakt worden voor de buitenteelt van anjers.
Voor de ene grondsoort brengt dit echter meer kosten met zich mee dan voor de andere grondsoort. De geschiktheid van de grond voor een buitenteelt van anjers is daarom meer een economische dan een bodemkundige vraag.
Structuur van de grond
Aan de bewortelbaarheid van de grond worden hoge eisen gesteld. De volgende aspecten zijn van groot belang:
a. P£°fielopbouw
Hierbij moet gelet worden op scherpe overgangen in het profiel zoals: zand-lagen in kleigronden, kleizand-lagen in veengronden en veenzand-lagen in klei- of zandgronden. Deze scherpe overgangen werken ongunstig op de beworteling. Ook verdichte lagen werken storend op de beworteling en lucht- en water-huishouding.
b. Lucht- en waterhuishouding
Wateroverlast veroorzaakt luchtgebrek met als gevolg wortelafsterving. Door middel van ontwatering (drainage) en grondbewerking is hier verbetering in te brengen. Gronden kunnen ook slempgevoelig zijn (zavelgronden). Het optreden van slemp is funest voor de luchthuishouding van de grond. Door inbrengen van organische stof is de lucht- en waterhuishouding in vele ge-vallen te verbeteren.
Grondbewerking
Voor het uitplanten van de buitenanjers moet de grond goed worden bewerkt. Meestal is een grondbewerking van 25-30 cm voldoende, tenzij er dieper in het profiel storende lagen voorkomen. Fouten bij de grondbewerking kunnen tijdens de teelt niet meer worden hersteld.
Een gevolg van een slechte structuur van de bovengrond is dat het planten min-der gemakkelijk gaat en het plantmateriaal moeilijker aanslaat. Dit alles kan leiden tot een verhoogde uitval.
Vooral het vochtgehalte van de grond tijdens de grondbewerking speelt een be-langrijke rol. Bij bewerking van te vochtige kleigronden kan makkelijk struc-tuurbederf optreden. Op slempgevoelige gronden kan door het gebruik van orga-nisch materiaal met name in de toplaag, de structuur verbeterd worden. Ook het afdekken van de grond met geperforeerd folie kan verslemping voorkomen. In de meeste gevallen wordt de grond bewerkt met een spitfrees. Op de zwaardere gronden worden de bedden nog eens extra bewerkt met een frees.
Organische stof
Organisch materiaal wordt toegediend om de vochthoudendheid van de grond te verhogen, de slempgevoeligheid van de grond te verminderen en de bewerkbaar-heid te verbeteren. Tevens verhoogt het toedienen van organisch materiaal het aantal micro- en macro-organismen in de grond.
Meestal wordt gebruik gemaakt van tuinturf, stalmest of ander organisch mate-riaal, bijvoorbeeld bolster, gemengd met stalmest. Hiervan wordt meestal 1 à 1,5 m3 per 100 m2 doorgewerkt. Het organisch materiaal nooit te diep door-werken (niet dieper dan 25-30 cm) om reductie te voorkomen. Op gronden waar de pH aan de lage kant is, gebruikt men wel eens champignonmest. Op de zwaar-dere gronden (40-45?ó afslibbaar) kan bij toediening van stalmest zogenaamde
plakvorming optreden. In deze gevallen liever veenprodukten gebruiken. Bemesting van de grond
De bemesting is afhankelijk van de voedingstoestand van de grond. Laat daarom ruim voor het planten een grondmonster nemen bij een bedrijfslabora-torium om een juist inzicht te krijgen van de voedingstoestand.
Koolzure kalk en pH
Als het koolzure kalkgehalte van de grond en de pH lager zijn dan in de
on-derstaande tabel is aangegeven, zal in het algemeen een kalkbemesting worden gegeven. De kalkmeststoffen dienen intensief door de grond te worden gewerkt en kunnen dus alleen bij de voorraadbemesting worden gegeven.
Grondsoort Koolzure kalkgehalte in % pH water
Diluviaal zand 0,1 6,0 Alluviaal zand 0,3 6,5 Zavel 0,5 6,5 Zeeklei 0,3 6,7 Rivierklei 0,5 6,5 Humeuze klei 0,3 6,3 Veengrond 0,2 6,0 Als kalkmeststoffen worden aanbevolen koolzure landbouwkalk of koolzure
magne-siakalk. In extreem zure gevallen landbouwpoederkalk. Is de grond zuur en tevens arm aan fosfor, dan kan onder andere thomasslakkenmeel worden gegeven. Van de pH verhogende organische meststoffen kan afgewerkte champignonmest wor-den genoemd. Een normale onderhoudsbemesting komt neer op 20 tot 30 kg kool-zure landbouwkalk per 100 m2. Indien er flinke pH-correcties noodzakelijk blijken, zullen giften van 50 tot 75 kg nodig zijn.
Voedingstoestand
De stikstofbehoefte bij anjers is groot. Zowel de vegetatieve ontwikkeling als de produktie, verlopen het gunstigst bij voldoende stikstof. Geef regelmatig stikstof en voorkom schokken bij de stikstofgiften. Hoge giften kunnen groei-remming veroorzaken, alsmede verlaging van de produktie.
De kalibehoefte is geringer dan die van stikstof. Tot aan de knopvorming ge-bruikt het vegetatief groeiend gewas veel stikstof en calcium. Vanaf het be-gin van de knopvorming tot aan de oogst van deze takken, gebruikt het gewas veel kali en zal de behoefte aan stikstof en calcium veel geringer zijn dan in de vegetatieve fase.
4. OPKWEEK
Anjers worden vermeerderd door middel van stekken. Deze zijn afkomstig van moerplanten. Zowel aan de moerplanten als aan de stekken worden zeer hoge kwaliteitseisen gesteld.
De N.A.K.S. controleert de gezondheid en de rasechtheid van de in Nederland geteelde moerplanten en stekken daarvan, voorzover ze in Nederland opgekweekt worden. Elke afgeleverde partij stek moet vergezeld gaan van een N.A.K.S.-certificaat. Moerplanten worden geteeld uit speciaal voor dit doel geselec-teerde en op gezondheid en rasechtheid gecontroleerde stekken. De gezondheids-controle omvat voornamelijk gezondheids-controle op de aanwezigheid van virus en vaat-ziekten. Deze controle wordt uitgevoerd door de N.A.K.S. door middel van toetsingen.
Vanzelfsprekend wordt ook gecontroleerd of de stekken geen uitwendige af-wijkingen vertonen zoals bijvoorbeeld aantastingen door roest en bladvlek-kenziekte. De selectie in het moerplantenbestand heeft betrekking op een ver-betering binnen het ras. Met andere woorden, het ontwikkelen van stammen die meer en betere bloemen produceren. Het vermeerderen van kwalitatief hoogwaar-dig stekmateriaal vraagt veel zorg en voorbereiding. Daarom zal het maken van goede afspraken over onder andere het tijdstip van levering en prijs met de leveranciers voor beide partijen tot tevredenheid kunnen leiden. Opkweek van plantmateriaal
Bij het starten van een trosanjerbuitenteelt kan men gebruik maken van: - losse stekken, die direct buiten worden uitgeplant
- opgekweekte stekken - moerplanten
Losse stekken
Als gebruik gemaakt wordt van losse stekken, die direct in de volle grond worden uitgeplant, zijn de snelheid van het ras en de plantdatum van groot belang om tijdig produktie te kunnen realiseren. De stekken moeten tussen 20 april en begin mei worden geplant. Rond deze tijd bestaat er nog kans op nacht-vorst. Enkele graden vorst, net na het planten levert in het algemeen weinig problemen op. Bij matige tot strenge nachtsvorst wordt men genoodzaakt het planten uit te stellen. Bij te laat planten of bij het gebruik van tragere rassen loopt men het risico dat de bloemen in het najaar niet volledig kunnen worden afgeoogst. Het gebruik van een rolkas of aanbrengen van acryldoek kan in deze gevallen uitkomst bieden. De rolkas mag niet te vroeg over het gewas worden gerold, omdat het gewas dan te ver doorschiet en aan kwaliteit inboet. Men kan de kas het best verrollen op het moment dat de eerste bloemen worden gesneden (zie later bij belichten).
Bij het direkt buiten planten is de luchtvochtigheid vaak laag. Er moet daarom bij de start goed gelet worden op de vochtigheid van de grond.
Door na het planten acryldoek of plastic over de bedden te spannen kan men de luchtvochtigheid rondom de plant wat verhogen en biedt men enige bescherming tegen nachtvorst. De weggroei zal hierdoor iets sneller kunnen verlopen. Het toppen geschiedt meestal drie tot vijf weken na het uitplanten.
Opgekweekte stekken
Het uitplanten van opgekweekte stekken biedt enkele voordelen ten opzichte van het uitplanten van losse stekken. Op de eerste plaats kan wat later worden uit-geplant waardoor de kans op nachtvorstschade aanzienlijk afneemt. Ten tweede zijn opgekweekte stekken vroeger in produktie dan rechtstreeks geplante stekken en kun je eventueel ook iets minder snelle rassen nemen. De opkweek kan men
uitbesteden of zelf uitvoeren. Voert men de opkweek zelf uit, dan moet het stek tijdig worden opgezet: afhankelijk van het ras tussen week 8 (half februari) en week 15 (half april). g
Er zijn verschillende opkweekmethoden: - verspenen in losse grond
Bij deze methode wordt een wachtbed gemaakt van een humeus en ziektevrij
grondmengsel (bijvoorbeeld RPH-anjerpotgrond). Om infectie vanuit de onder-grond te voorkomen is het noodzakelijk vooraf plasticfolie over de onder-grond
uit te leggen. Hierbij moet wel aan de afvoer van overtollig gietwater worden gedacht.
Op het plastic is een grondlaag van 6 tot 10 cm gewenst. Om de grond vol-doende vochtig te maken moeten er regelmatig kleine hoeveelheden water worden gegeven. Het goed vochtig maken van het wachtbed kan enkele dagen in beslag nemen.
- verspenen in perskluiten
Aïs de perskïuit wordt gebruikt dient de potgrond van humeuse samenstelling te zijn, ten einde een goede lucht-waterverhouding te verkrijgen. Om uitdro-ging te voorkomen dient de vochtigheid van de pot goed op peil te blijven. - verspenen in_plastic_bakken of_tulpenkistjes
Het verspenen in plastic bakken of tuïpenkistjes wordt veel toegepast daar de verwerking praktische voordelen oplevert.
De bakken worden gevuld met humeuse, ziektevrije grond. Bij gebruik van tulpekistjes is het vaak nodig deze na de laatste trek tulpen bij te vullen met een laagje nieuwe en voorbemeste potgrond. Tulpenkisten zijn alleen te gebruiken wanneer er bij de laatste trek geen ziekteproblemen (bijvoorbeeld Pythium) zijn opgetreden. Na het vullen of bijvullen dient de grond voldoen-de vochtig gemaakt te worvoldoen-den.
Tijdens de opkweekperiode is het belangrijk de vochtigheid van de bakken re-gelmatig te controleren. Van bak tot bak kunnen door indroging grote
ver-schillen in vochtigheid optreden. Zonodig moet met de slang bijgegoten worden. Voor het uitplanten kunnen de bakken buiten worden gezet om de planten vol-doende af te laten harden.
- verspenen in plasticjjot of plantentray
Het voordeel van de opkweek in pot of plantentray is dat er bij het
uit-planten weinig wortels beschadigd worden. Er kan een luchtig potgrondmeng-sel worden gebruikt, waardoor de plant een beter wortelstelpotgrondmeng-sel kan ontwik-kelen.
De plastic potten of plantentrays tot de rand vullen en de grond licht aan-drukken. Het is belangrijk voldoende tijd en aandacht te besteden aan het vochtig maken van de grond. Enkele dagen achter elkaar kleine beetjes water geven kan tot een goed resultaat leiden. Van pot tot pot of van plant tot plant in de tray kan de vochtigheid behoorlijk verschillen. Regelmatige controle hiervan is noodzakelijk.
Om een goede scheutontwikkeling te krijgen, mag men tijdens de opkweek niet meer dan ongeveer 100 planten per netto m2 zetten (10 x 10 cm). De eerste weken van de opkweek is een temperatuur van 15 C gewenst. Na twee tot drie weken, tussen week 11 (half maart) en week 17 (eind april) kunnen de stekken op vijf tot zes bladparen worden getopt. Tijdens de opkweek wordt er één tot twee keer bijgemest met kalksalpeter. Om ziekteproblemen te voorkomen, wordt één keer per twee weken preventief tegen diverse schimmels en insekten gespoten. Nadat de planten de laatste weken van de teelt in de kas voldoende afgehard
zijn (in verband met eventuele nachtvorstschade), kunnen ze vanaf week 17 (3e week april) tot en met week 20/21 (derde week van mei) buiten worden uitge-plant.
Voor een succesvol verloop van de opkweek zijn onderstaande punten van belang: - de opkweekruimte dient voor een goede scheutontwikkeling voldoende licht
te zijn.
- gebruik goed gietwater (ziektevrij, zoutarm).
- plant alleen gezond, virusvrij materiaal waarvan het wortelgestel voldoende ontwikkeld is.
- Plant de stekken vooral niet te diep.
- Giet de anjerstekken na het planten iets aan zodat ze gemakkelijk kunnen aanslaan.
- Controleer zeer regelmatig het verloop van de weggroei.
- Voer desgewenst bespuitingen tegen schimmels en insekten uit. Moerplanten
Voor de buitenteelt van trosanjers kan men ook gebruik maken van oude planten afkomstig van anjerstekleveranciers. Meestal gaat men zelf de moer-planten bij de stekleveranciers oprooien.
De moerplanten worden in week 20/21 (half mei) buiten uitgeplant. Na het planten moeten de moerplanten voldoende worden beregend zodat ze gemakkelijk kunnen aanslaan.
Van een moerplant kan men gemiddeld 8 tot 12 takken oogsten. De takken zijn in het algemeen wat lichter van kwaliteit dan takken afkomstig van gestekt materiaal.
Planten
Voor het uitplanten van het anjerplantmateriaal kan men overwegen de grond af te dekken met zwart geperforeerd plastic. Vooral op niet ontsmette percelen waarop veel onkruidgroei te verwachten is, kan het afdekken met zwart plastic zinvol zijn. Bovendien ontwikkelen de wortels zich onder het plastic iets beter omdat de grond onder het plastic niet zo snel uitdroogt.
De temperatuurverhoging van de grond die als gevolg van de absorptie van het zwarte plastic verwacht mag worden lijkt in de praktijk mee te vallen. Tot nu toe heeft men met het gebruik van zwart plastic overwegend positieve ervaringen.
*1
f. ' t.. %- f . ' , • . < • * ; « * " *.' *j* * - -* < «,":-.">.-•«.,« " " » -V* '"• " ' - - * •••' * »Uitplanten van moerplanten voor de bloemproduktie (Foto: Vakblad voor de Bloemisterij)
Plantafstand
Het aantal planten dat per m2 bed geplant wordt kan
- de keuze van het anjerras
- de breedte van het gaas
Per m2 bed worden 24 tot 32 planten uitgeplant. Mee
problemen met ziekten, oogsten en kan leiden tot la
kwaliteit.
Moerplanten worden iets minder dicht geplant, 16 to
De oppervlakte wordt het best benut wanneer de plan
verband worden geplant (zie figuur 1 . ) . Op dit plan
mogelijk. Men kan overwegen de buitenste mazen niet
te hoeven instoppen.
De paden tussen de bedden worden veelal 40 cm breed
afhankelijk van de gekozen gaasbreedte. De praktijk
100 cm (8 mazen) tot 125 cm (10 mazen).
afhankelijk zijn van:
r planten per m2 bed geeft
tere bloei en minder goede
t 20 planten per m2 bed.
ten in zogenaamd
dambord-tverband zijn vele variaties
vol te planten om zo minder
gehouden. De bedbreedte is
gebruikt gaasbreedten van
Figuur 1.
1 m breed
x x x x
_x x x x_
x x x x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x_
x x x x
x x x x
1 m lang
32 planten per m2 bed
' .i
* „ ' %**
'ut S. \ - •>•
^ 's*.
Uitgeplante, getopte stekken
(Foto: Vakblad voor de Bloemisterij)
5. TEELTMAATREGELEN Steunmateriaal
Om kwalitatief goede rechte takken te kunnen oogsten is het van belang om goed steunmateriaal te hebben. De koppalen dienen voldoende stevig te zijn en zullen stevig in de grond moeten staan. De tussenrekken worden op een afstand van 2 tot 3 m uit elkaar geplaatst. Bij lage en stevige anjerrassen is meestal één laag gaas voldoende (maasgrootte 12| cm x 12^ cm). Bij lange, slappe anjerras-sen kunnen twee lagen gaas noodzakelijk zijn. Voor het uitplanten zal het gaas voldoende strak moeten staan om doorzakken en omvallen te voorkomen. Het gaas zal in de beginperiode van de groei regelmatig met de groei van het gewas mee moeten worden opgehaald. Het gaas mag echter niet zo hoog worden opgehaald dat er planten onder het gaas door wegzakken. Tijdens en na het "schieten" van de takken dient men voorzichtig te zijn met het nog verder ophalen van het gaas; als de takken recht blijven staan, is het gaas voldoende hoog opgehaald. Te hoog opgehaald gaas belemmert de oogst; zijtakken die in een andere maas zijn gegroeid kunnen tijdens het oogsten afbreken en de oogstsnelheid wordt sterk negatief beïnvloed.
Beregening en bemesting
Tijdens de groei van de anjerplant is het watergeven van levensbelang, zeker bij schraal weer in het voorjaar en in de zomer. Er zijn verschillende berege-ningssystemen mogelijk.
Regenleiding
Met dit beregeningssysteem wordt een redelijk gelijkmatige waterverdeling tot stand gebracht. Om de verschillen in de waterafgifte te verkleinen dienen de strengen niet te lang te zijn en zal er voldoende druk op de strengen tijdens de gietbeurt dienen te staan. De regenleiding kan boven het gewas aan de top-leggers worden bevestigd. Het voordeel hiervan is dat uitdroging aan de buiten-zijde van de bedden bijna uitgesloten is. Vooral in het begin van de teelt is dit een groot voordeel. Het nadeel is dat aan het einde van de teelt de takken topzwaar kunnen worden na een regenbeurt over het gewas heen en dan krom kun-nen groeien. Ook wordt het gehele gewas nat na een gietbeurt, hetgeen vooral in het najaar de kans op schimmelaantasting (spat, smet) kan vergroten. Halver-wege de teelt kan de regenleiding eventueel in het pad langs de bedden gelegd worden. Dit betekent wel dat flexibele aansluitstukken met de semileiding nodig zijn. De regenleiding kan ook vanaf het begin van de teelt op de grond in het
bed liggen. Opletten voor een goede waterverdeling. Gietdarmen
ËerTgoedkope manier van beregening is gebruik te maken van gietdarmen. Om de waterverdeling zo optimaal mogelijk te doen zijn is het installeren van mini-maal twee darmen onder één bed noodzakelijk, afhankelijk van de perforatie. De nadelen van gietdarmen zijn de slechte verdeling van het water, zeker de eerste weken na het uitplanten.
Indien het gewas de grond afschermt tegen instraling kunnen gietdarmen in het naseizoen zeker bepaalde voordelen geven (geen nat gewas in het najaar, minder schimmels).
Tik-_of_cirkelsproeiers
ïn de praktijk wordt ook gebruik gemaakt van tik- of cirkelsproeiers. Zeker de laatste jaren is de verdeling van het water bij deze sproeiers sterk verbeterd. Door de verschillende uitvoeringen en waterdruk is het moeilijk te omschrijven welke sprinkler ideaal is. Als nadeel kan worden genoemd dat de regendruppel dikwijls vrij groot is, waardoor een gewas in knopstadium vrij veel druk krijgt, zodat de takken kunnen gaan buigen of het gewas door de zwaarte van het water kan gaan omzakken. Tevens kan de waslaag ernstig worden beschadigd.
In gebieden waar veel ijzer (Fe) in het gietwater zit, is het niet raadzaam over het gewas water te geven in verband met bruinkleuring.
Voor voldoende lengtegroei is voldoende water noodzakelijk. Daarnaast moeten we bij iedere gietbeurt meststoffen toedienen. Wanneer langer dan ca. acht minuten wordt geregend, is het beter eerst te gieten (spoelen) zonder mest en de laatste vijf minuten mest mee te doseren. Om voldoende inzicht te krijgen op welke manier het voedingsniveau op peil is te houden is enige administratie nodig. Zeker aan een beginnende anjerteler willen we adviseren te noteren hoe lang en hoeveel er gegoten wordt en hoeveel en waarmee wordt bijgemest.
Over de gietfrequentie willen we enkele opmerkingen maken. Vooral in het voor-jaar en de zomer heeft de anjer veel behoefte aan water. De kleur van het ge-was en de volheid van de bloemen kunnen hiervoor aanwijzingen geven. Beter is om te letten op de instraling, de hoeveelheid meststof en de gietfrequentie hierop aan te passen. Deze gegevens vormen de basis voor de frequentie van de gietbeurten en de grootte ervan. Ook kan men gebruik maken van de opgegeven referentieverdamping, die elke dag tussen de middag bij het nieuws op de radio genoemd wordt. Controleer regelmatig ook de vochttoestand van de tweede steek (zie elders over ontwatering). In verband met de gietwaterproblemen moeten we in het voorjaar al vroeg attent zijn om de chloorcijfers op een laag peil te houden.
Vooral in het najaar proberen we het gieten zoveel mogelijk te beperken en aan te passen aan de geringe verdamping. Ook gezien de kans op allerlei schimmel-ziekten is dat laatste gewenst.
Windscherm
Praktijkervaringen hebben geleerd dat een windscherm vaak meer nadelen oplevert dan voordelen. Ten gevolge van minder luchtbeweging is de kans op spat- en an-dere schimmelaantastingen achter een windscherm het grootst.
Belichting
Vanuit onderzoek is gebleken dat de anjer een kwantitatieve langedagplant is. Dit betekent dat de bloemknopontwikkeling door lange dagen wordt gestimuleerd. Onderzoek heeft uitgewezen dat zowel de bloemknopaanleg als ook de bloemknop-uitgroei door lange dagen wordt versneld. Omdat het hier om een daglengte-effect gaat en niet om een assimilatie-effect is het hierbij voldoende om gebruik te maken van gloeilampen.
Zoals al eerder in deze brochure is benadrukt dient men de trosanjerplanten voldoende vroeg op te zetten, zodat de produktie voldoende vroeg (vóór de eerste flinke nachtvorst) weggeoogst is in het najaar. Wanneer het er desondanks naar uitziet dat de oogst toch erg laat zal vallen, kan men als maatregel een be-lichting met gloeilampen in de nacht toepassen. Dit zal vaak plaatsvinden in de maand augustus, omdat U dan pas kunt inschatten of de produktie te laat op gang zal komen. Afhankelijk van het ras en de stand van het gewas kunt U ge-durende 14 tot 28 nachten de gehele nacht belichten. Als gevolg van het be-lichten worden de stelen wat langer en dunner. Voor een optimaal effekt dient men 10 Watt geïnstalleerd vermogen per m2 te hebben. Dit kan bereikt worden door een streng per twee bedden te hangen, waarbij de lampen van 100 W 3,20 m uit elkaar hangen. Voor een optimale lichtverdeling is een ophanghoogte van 1,80 m tot 2,00 m het meest ideaal. Bij de aanleg van de belichtingsinstallatie zal er van uitgegaan moeten worden dat deze volkomen veilig is en dat deze onder andere is voorzien van een aardlekschakeling. Er mag geen vocht in aan-raking komen met de stroom. Laat de lampen ook netjes recht naar beneden hangen. Vanuit praktijkervaring is gebleken dat men dan zelfs tijdens een miezerige regenbui geen last krijgt van springende bollen. De bollen springen wel, wan-neer er grote regen- of condensdruppels op vallen.
De mogelijkheden voor belichten worden sterk beïnvloed door de mate van stroomvoorziening. Als richtlijn kan gelden dat een aansluitcapaciteit van 20 KVA voldoende is om ca. 150 lampen van 100 Watt tegelijk te laten branden. Tenslotte zij er nogmaals op gewezen dat belichten in de buitenteelt (nog) niet als een algemene teeltmaatregel, maar als een noodoplossing gezien dient te w/orden.
6. PLANNING/ARBEID
Het groeiseizoen voor de buitenteelt van trosanjers is een tamelijk korte pe-riode. Afhankelijk van nachtvorsten ligt het groeiseizoen ongeveer tussen half april en half november. Via planttijdverschillen is er dan ook weinig mogelijk om een zekere oogstspreiding te krijgen. Dit is wel enigszins mogelijk door de rassenkeuze. Door gelijktijdig een zeer snel ras en een ras met middelma-tige snelheid te planten kan er toch enigszins een spreiding in de oogst en daarmee ook in de arbeid worden verkregen.
V/oordat men aan de buitenteelt van trosanjers begint zal men een idee moeten hebben over de arbeidsbehoefte. De meeste arbeid is bij de oogst nodig. Er wordt vaak te gemakkelijk gedacht over de arbeidsbehoefte. Het planten is geen probleem, maar de organisatie van de oogst kan een probleem worden. Tijdens het planten maakt men zich daar nog niet druk om, maar als de oogst eenmaal daar is, dan blijkt men zich vaak onvoldoende te hebben gerealiseerd hoeveel arbeid de oogst vergt.
Vanuit arbeidsregistratie in de praktijk is gebleken dat de arbeidsbehoefte per 1000 m2 ongeveer 700 uur bedraagt. Hierbij is er van uitgegaan dat de
grond voor de teelt goed ontsmet is, want anders komt er 100 tot 150 uur extra wiedwerk per 1000 m2 bij. Van deze 700 uur komt + 600 uur voor rekening van de oogst en de afzet. Wanneer de oogstpiek valt is afhankelijk van het weer ge-durende de zomer en de nazomer. In figuur 2 is een gemiddeld produktieverloop per 1000 m2 weergegeven per periode. In figuur 3 is het bijbehorende arbeids-behoeftepatroon per periode in manuren per 1000 m2 te zien.
30 25 20 15 10 5
stuks/m2
/ k ' 3 ' 27 i i 32 . - . 26 ' 12 i 8 9 10 11 12 4 periode Figuur 2. Produktie in stuks per m2 per periode200
180
160
140
120
100
80 6040
20
manurenî
• • . — 2 5-1—
70~l
1 . /ÏOOO — 25-im2
' • .20- f—60-pl60-, 1—140-, 1—120-j - 6 0 - , t 1 1 ! 1 — 2 0 — •10
11 1213
-> periodeFiguur 3. Arbeidsbehoefte in manuren per 1000 m2 per periode
7. OOGSTEN EN VEILINGKLAAR MAKEN Snijrijpheid
De houdbaarheid van snijbloemen in het algemeen en dus ook voor buitenanjers, wordt in hoge mate bepaald door de snijrijpheid. Te onrijp gesneden anjers hebben een beperkte houdbaarheid, terwijl de meeste knoppen op de vaas niet of nauwelijks openkomen. Voor een goede houdbaarheid geldt dat bij de oogst mini-maal drie knoppen per tak op kleur moeten zijn, waarvan de rijpste minimini-maal voor de helft geopend.
Oogsten
De oogst is rasafhankelijk en te verwachten vanaf half juli/begin augustus. Het oogsten kan, afhankelijk van het al dan niet optreden van een nachtvorst-periode tot begin december doorgaan.
Daar de kwaliteit van buitenanjers vrij uniform is, is snijden, sorteren en bossen bij het gewas goed uit te voeren. Deze werkwijze geeft een duidelijke produktieverhoging te zien per man, per uur ten opzichte van het bossen in een schuur. Voor de eerste werkwijze is echter wel vakbekwamer personeel nodig. De bossen worden neergelegd op twee draden die boven het gewas gespannen zijn.
« tl Pi .", v - •. ...,,- ; v~: » - » * *V•"*
' * 1p i. •'<>}
. « / ' « * « .__ .k*_< ^têPiy ï$ ZX -1 uit. ff-i»'»iiiiiii>iiif iii'iTJ—~s.J'JLTv..'...'!±m-.j-' *..'J •—-....:; » -.?•<., X^mu '%•&• -'i.na^a L a '
Gewas in volledige produktie
Sorteren en bossen in de schuur vergt meer tijd, maar komt de uniformiteit van de bossen onderling ten goede. De bossen worden per 10 stuks gehoesd. Gezien het klimaat in Nederland zijn de bloemen buiten vaak vochtig, zeker in de ochtend-uren. Om bloemsmet te voorkomen moeten de bloemen vóór het inhoezen goed droog zijn. Probeer de bloemen daarom alleen in droge toestand te oogsten. Mocht dit vanwege weersomstandigheden niet mogelijk zijn, dan moeten de bloemen in een goed geventileerde ruimte de gelegenheid krijgen om te drogen. Een goed hulpmiddel hierbij is het gebruik van een ventilator.
Voorbehandeling
Het vaasleven van trosanjers kan soms in sterke mate verkort worden doordat de bloemen gaan krimpen. Het krimpen wordt veroorzaakt door ethyleen, dit is onder normale omstandigheden een gasvormige stof. Ethyleen wordt door de bloem zelf geproduceerd, maar kan ook van buitenaf zijn schadelijke invloed doen gelden (fruit, uitlaatgassen van motoren e t c ) .
Anjer-VB remt de eigen ethyleenproduktie en vermindert tevens de gevoeligheid van de anjers voor ethyleen dat van buitenaf komt. Hierdoor wordt het krimpen verminderd of uitgesteld en kan de houdbaarheid met enkele dagen tot een week verlengd worden.
Uit proeven is gebleken dat een voorbehandeling van 2-2^ uur voor buitenanjers te kort is. De buitenanjers zijn veelal volgezogen met water en verdampen niet veel na de oogst. Het voorbehandelingsmiddel komt dan moeilijk tot bovenin het gewas. Geadviseerd wordt deze anjers minstens 12 uur in het VB-middel te laten staan.
Om de verdamping enigszins te stimuleren zou er een ventilator en eventueel een verwarmingselement in de schuur geplaatst kunnen worden. De behandeling met Anjer-VB dient zo snel mogelijk na de oogst te gebeuren, daar het snijvlak nog vers is en zodoende de opname optimaal.
Een te lange behandelingsduur kan leiden tot schade.
Nadat de anjers voorbehandeld zijn, moeten deze na de opnametijd worden overge-zet op schoon water, daar de bloemen niet in water met Anjer-VB op de
Neder-landse veilingen mogen worden aangevoerd.
8. BESTRIJDING VAN ZIEKTEN EN PLAGEN Aanwijzingen over middelen en dosering . De middelen zijn aangeduid met:
- de merknaam als slechts één handelsprodukt verkrijgbaar is; - de werkzame stofnaam als er meer merken in de handel zijn.
Merknamen worden altijd met een hoofdletter geschreven, werkzame-stofnamen met een kleine letter.
. De te gebruiken hoeveelheden bestrijdingsmiddel zijn opgegeven in milliliters (ml) of grammen (g) handelsprodukt per 100 liter water.
. Voor stuif- en strooimiddelen zijn de hoeveelheden opgegeven in grammen (g) per are = 100 m2.
Aardrupsen
Grauwe rupsen van uilvlinders vreten aan plantedelen, zowel ondergronds als vlak boven de grond. Overdag bevinden zij zich in opgerolde toestand in de grond.
Voorkomen/bestrijden:
- ter voorkoming het land onkruidvrij houden, vooral ook wanneer de teelt afge-lopen is;
- vóór het zaaien of planten strooien met één van de volgende middelen op een onkruidvrije, vochtige grond en na enkele dagen inharken of inwerken:
. 250 g Abate
. 400-800 g Dursban-korrels Bladluizen
Groene of grijze insekten die in groepen bijeen zitten. Ze voeden zich bij
voorkeur op jonge, groeiende plantedelen en veroorzaken misvorming van bladeren en scheuten. Bladluizen kunnen virussen overbrengen.
Voorkomen/bestrijden:
- spuiten met een van de volgende middelen: . 50 g Pirimor
. 75 g Undeen . 50 ml Hostaquick . 75 ml diazinon
. 60 g parathion (hooguit enkele malen achtereen toepassen in verband met was-laagbeschadiging)
Bladvlekkenziekten
Aantasting zal met name plaatsvinden bij vochtige weersomstandigheden (herfst). a. Alternaria-soorten
Onregelmatige, grijze vlekken, vaak omgeven door een paarse rand en in het centrum een fijn, donker schimmelpluis. Komt meestal niet tot bovenin het gewas voor.
Voorkomen/bestrijden:
- alleen gezond materiaal uitplanten
- ligging van het perceel (niet in luwte van windsingels. bijvoorbeeld) - voorbehoedend om de 14 dagen spuiten met een van de volgende middelen:
. 200 g iprodion (b.v. Rovral) + 30 ml Agral LN
. 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil 500 vlb. + 30 ml Agral LN . 200 g maneb + 30 ml Agral LN
. 200 g Ortho Phaltan 75 + 30 ml Agral LN - bij aantasting spuiten met:
. 200 g iprodion (b.v. Rovral) + 30 ml Agral LN 20
b. Spat
Ronde of ovale, papierachtige vlekken met een donkerrode rand en vaak een donker centrum. Treedt meestal op tot bovenin het gewas, waarbij ook de bloemkelken worden aangetast, vooral bij trosanjers.
Voorkomen/bestrijden£
- alleen gezond materiaal uitplanten
- tegen een aantasting spuiten met één van de volgende middelen: . 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil 500 vlb + 30 ml Agral LN . 100 g of 140 ml Topsin M + 30 ml Agral LN
. 200 g maneb + 30 ml Agral LN Eroelten
Grauwe, taaie, pootloze larven van langpootmuggen vreten vooral in het voor-jaar en in de zomer aan de wortels en onderste bladeren. Vooral op gescheurd grasland.
Voorkomen/bestrijden:
- het land onkruidvrij houden, vooral ook wanneer de teelt afgelopen is
- vóór het zaaien of planten een grondbehandeling over de plantklare grond uit-voeren met één van de volgende middelen en inwerken:
. 70 ml lindaan 21?ó in 10 1 water (spuiten) . 150 g Abate (strooien)
. 400-800 gDursban-korrels (strooien) . 2000 g lindaan-stuif (stuiven)
- tussen de planten strooien met 250 g Abate of 400-800 g Dursban-korrels Engerlingen
Ivoorkleurige, sterk gekromde larven met een dik, zakvormig achterlijf (vaak grauw), een bruine kop en drie paar bruine borstpoten. De ontwikkeling duurt 3-4 jaar. Ze vreten ondergrondse delen van planten aan. Alleen jonge larven kunnen worden bestreden.
Voorkomen/bestrijden :
- voor het zaaien of planten over de zaai- of plantklaar gemaakte grond een grondbehandeling uitvoeren met 60 g lindaan 21?ó in 10 1 water of 2000 g lin-daan-stuif. Middelen inwerken
- tussen de planten gieten met 50 g of ml parathion in veel water Grauwe schimmel (Botrytis)
Op de bloem vormt zich een dik, grijsbruin schimmelpluis. Insterven van snij-wonden: zie scheutrot.
Voorkomen/bestrijden:
"voorbehoedend spuiten met 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil 500 vlb. + 30 ml Agral LN
- bij aantasting (niet vaker als 2 à 3 x per seizoen) 200 g iprodion (b.v. Ro-vral) + 30 ml Agral LN
Meeldauw
In het algemeen komt deze schimmel aan de bovenkant van het blad voor. Als de aantasting ernstige vormen aanneemt, wordt echter ook de onderkant van het blad geïnfecteerd. Echte meeldauw is te herkennen aan een witte schimmelover-trek op het blad, die er gemakkelijk vanaf kan worden gewreven. Het blad be-houdt zijn kleur.
Voornamelijk bij trosanjers witte, meelachtige vlekken op bladeren, knoppen en bloemen.
Voorkomen/bestrijden:
-~spüïtën~met 30-40 ml Curamil + 30 ml Agral LN 21
Miljoenpoten
Langwerpige, ronde dieren met twee paar poten per segment vreten aan plante-delen.
Voorkomen/bestrijden:
- ter bestrijding op de grond spuiten met 20 g Undeen in 10 1 water Muizen
Voorkomen/bestrijden:
- wanneer nog weinig muizen voorkomen, de muizen bestrijden met middelen op basis van zinkfosfide (o.a. Finimouse, Lepit Gifkorrels)
N.B. Bij gebruik buiten de kas korrels uitsluitend in de muizegaatjes strooien, of afdekken zodat de vogels er niet bij kunnen.
Pissebedden
Pissebedden vreten aan alle zachte plantedelen. Voorkomen/bestrijden:
- strooien met een van de volgende middelen: . 50 g Mesurol-Slakkenkorrels
. 250 g Abate
. 400-800 g Dursban Pokken
Op rode anjers grijswitte plekjes, op roze en witte anjers roodroze verkleurin-gen aan de randen van de bloemblaadjes. Oorzaak is een te hoge luchtvochtigheid bij een te lage temperatuur. Het verschijnsel treedt vooral op in de herfst bij vochtige weersomstandigheden, met name na het inhoezen. Als het gewas tegen de bloei staat altijd voorbehoedend spuiten met 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil 500 vlb. + 30 ml Agral LN. Bij aantasting 200 g iprodion (b.v. Rovral) + 30 ml
Agral LN.
Ritnaalden (Koperwormen)
Deze larven van kniptorren zijn 2 à 4 cm lang en heldergeel tot geelbruin van kleur. Ze vreten aan wortels en kunnen in onder andere knollen en bollen boor-gangen maken. Ook vreten zij jonge planten vlak onder de grond af. De ontwik-keling tot volgroeide larve kan twee tot vier jaar duren. Volwassen kniptorren vreten ook aan planten, maar dit heeft in de regel niet veel te betekenen.
Voorkomen/bestrijden^
- voor het planten of zaaien over de zaaiklaar gemaakte grond spuiten met 30 g of ml lindaan 21?ó of 120 g Dursban spuitpoeder. Middelen inwerken
- of strooien met 1000 g lindaan-stuif en inwerken
- zijn de planten reeds boven de grond dan gieten met 30 g of ml lindaan 21?ó of 50 g of ml parathion. Middelen met veel water inspoelen
Roest
Op de bladeren en soms op de stengels ronde of langwerpige, bruine sporenhoop-jes. Het bladweefsel daaromheen is geel. Deze hardnekkige aantasting komt meestal pleksgewijs voor. Kan afhankelijk van de weersomstandigheden ook buiten optreden.
Voorkomen/bestrijden: - het gewas droog houden
- voorbehoedend spuiten met één van de volgende middelen: . 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil vlb + 30 ml Agral LN . 100 g Baycor-Speciaal + 30 ml Agral LN
- aangetaste plekken tweemaal om de 10 dagen spuiten met: . 200 g Baycor-Speciaal + 30 ml Agral LN
Scheuren
De bloemkelk scheurt. Scheuren is een erfelijke eigenschap. Er is verschil in gevoeligheid tussen de rassen.
Voorkomen/bestrijden:
- uitgaan van virusarm plantmateriaal Scheutrot
Vanaf snijwonden en beschadigingen sterven de scheuten in. Zijscheuten kunnen hierdoor van de watertoevoer afgesneden raken en daardoor verwelken. Meerdere schimmels (o.a. Botrytis, Alternaria, Fusarium) kunnen de oorzaak zijn. Laat daarom eerst vaststellen wat de ziekteverwekker is.
Voorkomen/bestrijden:
- zieke scheuten tot op het gezonde weefsel terugsnijden - bij aantasting spuiten met één van de volgende middelen:
. 200 g iprodion (b.v. Rovral) + 30 ml Agral LN
. 200 g Daconil 2787 of 300 ml Daconil 500 vlb + 30 ml Agral LN . 100 g of 140 ml Topsin M + 30 ml Agral LN
Sclerotiënrot
De gehele plant en/of delen van planten verwelken. Op de aangetaste delen ont-wikkelt zich inwendig in de stengel een dik, wit schimmelpluis, waarin zich eerst witte Sclerotien (schimmelkluwens) bevinden, die later zwart worden. Voorkomen/bestrijden:
- de grond stomen
- het gewas droog houden
- aangetaste planten verwijderen
- het gewas onderin overvloedig spuiten met één van de volgende middelen: . 50 g Ronilan
. 200 g iprodion (b.v. Rovral) . 100 g of 140 ml Topsin M + 30 ml Agral LN Slakken
Slakken verraden zich door de aanwezigheid van slijmsporen. Voorkomen/bestrijden :
- aïïes wat slakken tot schuilplaats kan dienen en dus gelegenheid biedt tot het leggen van eieren opruimen, dat wil zeggen zorgen voor een schone grond - daarnaast een goede onkruidbestrijding uitvoeren
- ter bestrijding gedurende een lange periode geregeld strooien met 50 g Mesurol-Slakkenkorrels of 70 g methaldehyde-slakkenkorrels Spat
Zie bladvlekkenziekten Spint
Kleine, spinachtige diertjes, die alleen aan de onderkant van de bladeren zuigen, waardoor witte vlekjes ontstaan. De aangetaste bladeren zijn hierdoor vaal en worden plaatselijk bruin. Vaak is er een fijn spinsel aanwezig.
Komt met name voor bij hoge temperaturen en lage luchtvochtigheid. Voorkomen/bestrijden:
- minimaal twee maal om de 10 dagen spuiten met één van de volgende middelen: . 100 g dienochloor (b.v. Pentac) + 30 ml Agral LN
. 50 g Torque Plus . 50 ml Kilumal
Sprinqstaarten
Springende, witte en paars-blauwe insekten, die vooral voorkomen op vochtige plaatsen. Vooral de witte soorten vreten aan zachte plantedelen.
Voorkomen/bestrijden: - gieten met 100 g of ml parathion Trips
Door het zuigen van deze kleine, slanke, licht- tot donkergekleurde insekten ontstaan op de bladeren en bloemen grijs-zilverachtige vlekjes. Tussen de vlekjes bevinden zich zwarte puntjes (uitwerpselen). Ook zuigen ze aan de groeipunten van de planten. Hierdoor ontstaan misvorming en groeiremming. Bij witte anjers ontstaan hierdoor rode vlekjes en bij rode anjers witte vlekjes op de bloemblaadjes. In een toenemend aantal gewassen komt de Californische trips voor. De schade bestaat uit bruine stippen aan de toppen van de bloem-blaadjes, verontreiniging van bloemblaadjes en misvorming van bladeren. Deze trips is veelal niet gevoelig voor de normale tripsmiddelen.
Voorkomen/bestrijden:
- 2 a 3 maaï spuiten met één van de volgende middelen: . (a) 75 g Undeen (om de 10 dagen)
. (b) 75 ml diazinon (om de 5 dagen)
. (b) 60 g parathion (om de 5 dagen, echter hooguit enkele malen achtereen toepassen in verband met waslaagbeschadiging)
Middelen uit de groepen (a) en (b) afwisselen om resistentie te voorkomen. Vaatziekten
Planten verwelken pleksgewijs. Zieke plekken breiden zich uit. a. Fusarium
Vaak scheef gegroeide scheuten. Bruinverkleuring van zowel hout als merg, vaak aan één kant van de stengel. Het hout wordt vezelig en zilverkleurig. b. Phialophora
Vaatbundels onder de bast zijn bruin verkleurd, terwijl het merg lang ge-zond blijft. Bij vele cultivars (Sim-sports) treedt een paarsrode bladver-kleuring op. Dit hoeft op zichzelf niet op aantasting te wijzen.
Voorkomen/bestrijden:
-~ïs~de grond eenmaal besmet dan eerst de aangetaste plekken, en de opnieuw te gebruiken materialen (vóór het stomen) behandelen met 1 liter handelsforma-line op 9 liter water
- het is vaak moeilijk de grond na aantasting weer ziektevrij te krijgen - tracht goedgekeurde, ziektevrije stekken te gebruiken
- ziektevrij gietwater gebruiken (oppervlaktewater blijkt zeer vaak besmet te zijn)
- gereedschappen en andere materialen telkens goed schoonmaken en ontsmetten met 1 liter handelsformaline in 9 liter water
- indien een aantasting voorkomt eerst vast laten stellen door welke schimmel of bacteriën de aantasting wordt veroorzaakt
- zieke planten vlak boven de grond afsnijden, verwijderen en verbranden - aangetaste plekken ter plaatse ontsmetten met 1 liter handelsformaline in
9 liter water (tegen Fusarium en Phialophora) of 100 ml metam-natrium per 20 liter water (tegen Phialophora) per m2. Beide middelen veroorzaken schade aan de omringende planten. Deze schade is onvermijdelijk bij een serieuze aanpak. Om de schade zo beperkt mogelijk te houden is het aan te bevelen de grond na behandeling direct af te dekken met vochtige turfmolm met daaroverheen plastic folie. Dit gedurende 1 tot 2 weken
- de uitbreiding van Fusarium kan worden tegengegaan door de zieke plekken en een rand van 1 m daaromheen te begieten met een oplossing van 30 g Topsin M in 5 à 10 liter water per m2. De behandeling in de loop van de teelt nog
tweemaal herhalen. Topsin M kan schade veroorzaken aan een volggewas (o.a. aardbei) 24
Advies bij aantasting
- Phiaïophora: met metam-natrium ontsmetten
- Fusarium: niet meer op dat perceel telen (na 7 jaar nog problemen te ver-wachten)
Veenmol
Drie tot vijf cm lange insekten met krachtige, brede graafpoten, die hoofd-zakelijk voorkomen op humushoudende gronden. Ze leven in de grond aan het bodemoppervlak, vreten aan de wortels en vreten deze vaak geheel af. Voorkomen/bestrijden:
-~zôwëï~ônder glas als in de buitenteelt strooien met 50 g Mesurol-Slakken-korrels
- in de buitenteelt vóór het planten of zaaien spuiten met 150 g of ml para-thion in 10 liter water (inwerken)
Virusziekten
De virusziekten die voor kunnen komen zijn anjervlekkenvirus (overdracht door sap), anjer-etsvirus (overdracht door bladluizen) en Arabis-mozaïekvirus (over-dracht door aaltje: Xiphinema). Aangetaste planten groeien minder goed. Er
kan een bossige groei optreden. Bladeren kunnen gevlekt zijn, de bloemkleur is soms afwijkend. De kans op gescheurde kelken wordt groter.
Voorkomen/bestrijden:
- uitgaan van virusarm plantmateriaal
- ter voorkoming van anjer-etsvirus bladluizen bestrijden Voetziekten (Alternaria, Fusarium, Rhizoctonia)
Vooral bij stekken en jonge planten verkleurt de stengelvoet bruin. Later ver-rot de stengelvoet en de plant verwelkt. In een oud gewas vaak uitval op
druipplekken of plaatsen met een slechte bodemtoestand. Alternaria komt vooral voor bij trosanjers.
Voorkomen/bestrijden:
- gebruik gezond stekmateriaal en plant niet te diep (zo hoog mogelijk) - zorg voor een goede ontwatering
- vast laten stellen welke schimmel de ziekte heeft veroorzaakt
- tegen Alternaria de wortelhals overvloedig bespuiten met één van de volgende middelen:
. 200 iprodion (b.v. Rovral) . 200 g Ortho-Phaltan-75 . 200 g maneb
- tegen Rhizoctonia de wortelhals overvloedig bespuiten met 200 g iprodion (b.v. Rovral)
- tegen Fusarium de wortelhals overvloedig bespuiten met 200 g of 280 ml Topsin M
Vogels
Vogels kunnen schade veroorzaken door het uitpikken van bloemen (b.v. mussen). Ook kan bevuiling door kwikstaarten voorkomen.
Afweer:
- dode vogels ophangen. Dode vogels van dezelfde soort die de schade doet, nemen. Vooraf in een oplossing van 5% formaline dopen. Daarna goed zichtbaar ophangen
- een kat als afschrikmiddel. Dit kan geruime tijd afdoende zijn
- knalapparaten. Het is gewenst om de interval tussen twee knallen in het begin zo groot mogelijk te maken. Tevens moeten de knallen op onregelmatige tijden worden voortgebracht
- gaas of netten
- spuiten met 100 g Mesurol-spuitpoeder ter voorkoming van knoppenvreterij 25
De afiAieermogelijkheden moeten zodanig worden aangewend dat de vogels er niet aan wennen. Begin met de afweer op het moment dat de eerste schade wordt waargenomen en niet eerder, omdat dan gewenning optreedt. Ook de plaats moet worden afgewisseld om het verrassingselement te laten bestaan. Woelrat
- de woelrat kan in waterrijke gebieden worden bestreden door het wegvan-gen met de zowegvan-genaamde woelratfuiken, woelratvallen of vangpotten Wortelduizendpoot
Dit dier is ongeveer 0,5 tot 1 cm lang en wit van kleur. Het heeft opvallend lange voelsprieten en één paar poten per segment. Ze zijn lichtschuw, lopen zeer snel en leven van plantaardig voedsel. Door het afvreten van jonge wor-tels kunnen ze grote schade aanrichten aan jonge planten.
Voorkomen/bestrijden:
- bij aantasting gieten met 100 ml Phytosol emulsie
- of een grondbehandeling uitvoeren met 2 kg Curater-Granulaat (inwerken of inregenen) of 500 ml Curater-Vloeibaar (met de onderregenleiding) Zygophiala Jamaicensis
Op de bladeren vettige, groene vlekken veroorzaakt door een uitstralende schimmel, die met een loep zichtbaar is. Deze schimmel tast uitsluitend de waslaag aan en veroorzaakt bij geringe aantasting geen schade; bij sterke aan-tasting een slechte groei van het gewas, waarbij de jonge scheuten dun en
sprieterig zijn.
Komt alleen voor als het klimaat te koud en te nat is voor anjers.
9. GRONDONTSMETTING
Grondontsmetter! is bij de buitenteelt van anjers zeer belangrijk. Het geeft een goede groeistimulans en het perceel wordt onkruid-vrij. Zeker ook dit laatste is erg belangrijk.
Het grondontsmetten is te verdelen in twee methoden. Men kan de grond stomen of gebruik maken van een chemisch ontsmettingsmiddel.
Voor de buitenteelt van trasanjers wordt stomen niet veel toegepast omdat: - de grond meestal te nat is.
- het een kostbare methode is. Chemische grondontsmetting
De meeste chemische grondontsmettingsmiddelen, zowel de vloeibare als de granulaten, werken in dampvorm. Een goed bestrijdingseffect kan dan ook al-leen verkregen worden wanneer de damp voldoende in de grond door kan drin-gen. De doordringing is afhankelijk van verschillende factoren. Dp de eerste plaats is de grondsoort natuurlijk van belang. Op licht doorlatende gronden zal de doordringing aanzienlijk beter zijn dan op zware gronden met een dichte structuur. Op sterk humeuze gronden zal het middel vrij sterk worden geadsorbeerd, zodat vaak een hogere dosering nodig zal zijn.
Naast grondsoort zijn ook de temperatuur en de vochtigheid van belang. Gemiddeld genomen is een grondtemperatuur van minimaal 10 C noodzakelijk om voldoende werking te hebben. De grond mag bij toepassing met chemische midde-len niet te nat zijn, omdat in natte gronden de gassen zich erg moeilijk ver-spreiden. Wel moet de grond een bepaalde vochtigheid hebben om de chemische reacties plaats te doen vinden. Een grondontsmetting kan ook raadzaam zijn voor de bestrijding van onkruid, aaltjes, ritnaalden, wortelduizenpoot en Rhizoctonia. Hieronder zullen de belangrijkste chemische grondontsmettings-middelen kort worden besproken.
Metam-natrium (Vapam)
2 Dosering: 6 tot 10 liter per 100 m .
Vapam heeft een uitstekende werking tegen onkruid. Indien de grondtemperatuur lager is dan 7 C, is de werking nihil. Daarom de behandeling in het najaar
uitvoeren. Na het injecteren is een wachttijd van drie tot zes weken aan te raden, omdat Vapam uit de grond moet verdampen. Het goed losmaken van de grond vóór de behandeling bevordert dit proces.
Het is aan te bevelen vóór het planten de tuinkersproef toe te passen. Hier-bij worden van de grond monsters genomen op een diepte van 0-20 cm en van
20-40 cm. Deze monsters worden in een jampot met schroefdeksel gedaan. Naast een monster van de ontsmette grond moet tevens een monster van niet-ontsmet-te grond worden genomen, dit om de werking van tuinkers niet-ontsmet-te kunnen controle-ren. De potjes moeten op een plaats worden gezet met een temperatuur van 20 C. Als de kieming gelijkmatig is, mag worden aangenomen dat er geen scha-delijk gas meer aanwezig is.
Di-Trapex
2
Dosering: 7,5 tot 12,5 liter per 100 m . De werking is te vergelijken met Vapam. De wachttijd van Di-Trapex is aanzienlijk langer dan van Vapam, zodat dit middel meestal niet interessant is.
formaline
Gebruik als ontsmettingsmiddel van gereedschappen, schoeisel en dergelijke. Ook ontsmettingsmatten dienen in formaline gedrenkt te worden. Maak een
oplossing van 1 liter handelsformaline op 9 liter water als gebruiksklare oplossing. Ook een beginnende aantasting v/an vaatziekte kan door het inbren-gen van boveninbren-genoemde oplossing soms tot staan gebracht worden. Geef hier-voor ca. 0,3-0,5 liter van de reeds eerder genoemde oplossing per plant; op ca. 30 cm diepte inbrengen en afdekken.
10. BEDRIJFSECONOMISCHE ASPECTEN
De voorgaande hoofdstukken handelen over de technische en teelttechnische aspecten van de anjerteelt. In dit hoofdstuk wordt getracht om aan te geven hoe de opbrengsten-kostenverhouding van de teelt zelf ligt.
Technische voorzieningen en grond kunnen ook in kosten worden uitgedrukt. Hierdoor is het mogelijk om de rentabiliteit van een bedrijf te berekenen. Omdat de uitgangspunten hiervoor per bedrijf sterk uiteenlopen, wordt daar in dit verband niet verder op ingegaan.
We zullen ons hier beperken tot de saldo-berekening. Deze geeft een duidelijk inzicht in de teelt en maakt deze ook vergelijkbaar met andere teelten.
De saldobegroting
Aan dit hoofdstuk is een saldobegroting van de buitenteelt toegevoegd. In deze saldoberekening is van een optimale bedrijfssituatie uitgegaan. De hier gestelde opbrengsten en kosten zullen in iedere situatie nagelopen en even-tueel bijgesteld moeten worden.
Opbrengsten
De opbrengst die hier gesteld wordt komt overeen met de periodieke produktie zoals weergegeven in Kwantitatieve Informatie.
De piek in de produktie valt in periode 10. De prijzen van de buitenanjers zijn hoger dan van de trosanjers die binnen geteeld worden, omdat de kwaliteit beter is (mits er goed geoogst wordt, zie hoofdstuk 6 ) . De opbrengsten kunnen erg uiteenlopen (van ƒ 17,= tot ƒ 43,=/m ) . De gemiddelde opbrengst bedraagt ƒ 29,41/m .
Kosten
2
Bij het plantmateriaal is uitgegaan van bruto-m . De kosten van 60 et per plant moeten gezien worden als een gemiddelde. De kostprijs loopt per ras sterk uiteen. Een aspect dat daarbij sterk meespeelt is de licentie van onge-veer 8 et per stek op de nieuwere rassen. Bij de buitenteelt moeten er ook extra kosten in rekening gebracht worden voor het opkweken (20-25 et per stuk), indien men uitgaat van een getopte plant.
Resultaat van de saldoberekening
Het saldo van de buitenteelt trosanjers bedraagt ƒ 10,77. De kosten zijn in verhouding tot de opbrengsten vrij hoog. Als de opbrengsten dan tegenvallen, is er niets te verdienen aan de buitenteelt trosanjers.
Uit het saldo van ƒ 10,77/m moet onder andere ook nog de arbeid betaald worden.
Deze post moet zeker niet over het hoofd gezien worden. De arbeids-uren per 1.000 m zijn hoog (zie figuur 3 ) .
Een buitenteelt trosanjer kan rendabel zijn, maar er moet door de teler wel doordacht gehandeld worden.
Saldobec Saldobec Teelt Plantdat rotinq roting um Oogstperiode Opbrengs Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode Periode ten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 buitenan/jers 2 per m trosanjer, week 18 vanaf week Stuks 29 43 258
buiter 33 Prijs 0,24 0,30 0,27 0,35 teelt, opgekwee Geldopbren 6,96 12,90 6,75 2,80 kt plantmateriaal gst Arbeid „ uren/1000 m 25 75 20 20 35 170 125 95 30 50 105 29,41 645 Toeqerekende kosten Plantmateriaal Mest Bestrijding Grondontsmetting Loonwerk Materialen (VB) Verpakking Fusthuur Veilingkosten Rente omlopend vermogen Saldo: ƒ 29,41 - ƒ 18 Hoevee ,64 20 — lheidƒ
10 77 Prijs 60 Bedraq 12,00 1,00 1,00 1,00 0,50 0,15 0,70 0,24 1,76 0,29 18,64Uitgangspunt: getopte plant.