• No results found

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij 1991

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Praktijkonderzoek Pluimveehouderij 1991"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PRAKTIJKONDERZOEK PLUIMVEEHOUDERIJ 1991

DrJr. P.C.M. Simons, programmaleider praktijkonderzoek voor de pluimveehouderij Het pluimvee praktijkonderzoek op “Het Spelderholt” te Beekbergen gaat in de periode april - juni 1991 van start. Dit geeft meer mogelijkheden voor het braktijkotiderzöek.

Inleiding

Om richting te kunnen geven aan het onder-zoek wordt jaarlijks een onderonder-zoekplan op-gesteld. Dit nog voorlopige onderzoekplan 1991 voor het praktijkonderzoek pluimvee is een eerste aanzet voor zo’n jaarlijkse presentatie. Evenals bij alle andere takken van praktijkgericht dierlijk onderzoek wordt het praktijkonderzoek pluimvee 1991 inge-deeld in de onderzoekprogramma’s bedrijfs-ontwikkeling, milieu, gezondheid en welzijn en kwaliteit.

Onderzoekprogramma’s vormen een goed aangrijpingspunt voor het plannen en sturen van onderzoek. Daarnaast geven dergelijke programma’s voor verschillende doel-groepen een overzichtelijk beeld van het praktijkonderzoek.

Hier volgt een korte omschrijving van voor-noemde onderzoekprogramma’s, betrek-king hebbend op pluimvee.

1. Bedrijfsontwikkeling

De ontwikkelingen in de bedrijfspluimvee-houderij kenmerken zich door schaalvergro-ting. Het aantal bedrijven neemt af en de bedrijfsgrootte neemt toe. Dit heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering en het management. Het onderzoek naar mogelijkheden tot auto-matisering en verbetering van efficiency zal zowel bij de leg- als slachtsektor worden voortgezet. Het gaat hierbij vooral om de optimalisatie van het klimaat en de automa-tisering van de dierweging. Bij de slachtkui-kenouderdieren zal het onderzoek naar de bei’nvloeding van legrijpheid, de verbetering van legnesten en de ontwikkeling van indivi-duele dierherkenning worden voortgezet. Tevens zal een informatieplan voor gege-vensverzameling op het nieuwe pluimvee-proefbedrijf in Beekbergen en een technisch voedingsmodel voor slachtkuikens worden opgesteld. Aangezien de marges binnen de pluimveehouderij klein zijn, is ook econo-misch onderzoek van belang. De technische

resultaten van de verschillende proeven worden ook op hun economische conse-quenties beoordeeld.

2. Milieu

Binnen het praktijkonderzoek pluimveehou-derij wordt steeds meer aandacht besteed aan milieu-aspekten. Het onderzoek is o.a. gericht op de vermindering van het aanbod van stikstof en fosfor middels fasevoedering, waarbij zo goed mogelijk wordt aangesloten op de fysiologische behoeften van slachtkui-kenouderdieren, kalkoenen en leghennen. Tevens worden de mogelijkheden onder-zocht van de toevoeging van fytase aan voeder van opfokhennen, slachtkuikens en kalkoenen. Op het nieuwe pluimveeproefbe-drijf in Beekbergen zullen diverse maatrege-len met betrekking tot de beperking van de ammoniakemissie worden genomen. Zo zul-len de effekten worden nagegaan van dro-ging van mest op banden en in een mestdro-ger bij slachtkuikenouderdieren en leghen-nen op batterijen. Bij verschillende vormen van bodembedekking, al dan niet met kunst-matige mestdroging, zal bij slachtkuikens en mogelijk ook bij eenden, onderzoek naar vermindering van amoniakemissie plaatsvin-den. Om tot drogere mest te komen zal onderzoek naar waterbeperking c.q. water-voorziening worden uitgevoerd bij leghen-nen, slachtkuikens en kalkoenen.

3. Gezondheid en Welzijn

In verband met een mogelijk verbod van legbatterijen in de toekomst dient de ontwik-keling van maatschappelijk aanvaardbare huisvestingssystemen voor leghennen met kracht te worden voortgezet. Dit onderzoek is vooral gericht op de verdere ontwikkeling van volièresystemen. Naast de vergelijking, batterij-etagehuisvesting in de semi-praktijk-stal op “Het Spelderholt”, zal ook onderzoek op een beperkt aantal praktijkbedrijven

(2)

den gestart. Onderzoek naar skeletafwij-kingen in relatie tot huisvesting zal worden uitgevoerd bij zowel leghennen, slachtkui-kens, kalkoenen als slachtkuikenouder-dieren. Bij slachtkuikens en kalkoenen zal daarbij ook de klimaatsinvloed worden na-gegaan.

4. Kwaliteit

De kwaliteit van het eindprodukt is van toe-nemend belang, vooral in slachtsektor. De invloed van verschillende faktoren zoals voe-ding, klimaat en huisvesting en inrichting op de kwaliteit van slachtkuikens en kalkoenen zal worden nagegaan. Naast de “visuele” kwaliteit bij het geslachte produkt zal

aan-dacht worden besteed aan het onderzoek met betrekking tot de microbiologische vei-ligheid.

Tenslotte zal ook de invloed van de wijze van huisvesten van leghennen en van verschil-lende soorten legnesten (in relatie tot huis-vesting) bij slachtkuikenouderdieren op de eikwaliteit worden onderzocht.

Samenvattend kan worden gesteld dat het pluimveepraktijkonderzoek 1991 zich in hoofdzaak zal richten op onderzoek met betrekking tot milieu en bedrijfsontwikkeling. Verder zal het onderzoek betrekking hebben op de gezondheid en het welzijn van het dier en de kwaliteit van het produkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 De auteurs stellen: “Exoten die zich sterk uitbreiden en schade geven, de invasieve soorten, zijn ongewenst” om te vervolgen: “Maar ook niet-schadelijke exoten worden vaak

Als men degenen die op hun landbouw- bedrijf geen redelijk inkomen kunnen verdienen, zo goed mogelijk wil helpen bij het nemen en uit- voeren van deze beslissing, zal men een

Als rijpingsindicator voor Kanzi appelen is ethyleen mogelijk geschikt en zou een ethyleen productie van 5 nl/kg/h als grenswaarde gehanteerd kunnen worden.. Wat betreft de

Theoretische achtergrondconcentraties van stikstof- en fosfor in het oppervlaktewater in deelgebied Gemeenschappelijke Polders op basis van de gemiddelde

conventional plastic covered houses. It is used on hobby houses as well as on ranges covering over 9 acres, ^ew and exciting designs have been tried and only the imagination

Deze kunnen weer worden geanalyseerd in zeer sterk zuur m.et ammoniummolybdaat, waarbij het stabiele fosformolybdeen«-blauw gevormd wordt(2). Door middel van

Figuur ’arc17’). Binnen de lijst van waargenomen soorten zijn 60soorten aanwezig op de veenterpen die in potentie een bedreiging kunnen vormen voor de archeologie in de veenterpen.

Voor beide tuigen is per soort of groep (maatse- en ondermaatse vis en benthos) het rekenkundig gemiddelde en de standaardafwijking berekend, samen met het aantal trekken met