Boeken
J.D. Brüggemann, Humanisering van de ar beid. Bijdrage tot de ontwikkeling van een hu- maniseringsprofiel (proefschrift Universiteit van Amsterdam, 1989. ISBN 90-363-9740-5, 277 blz.)
De laatste tijd is de kritiek op het functioneren van de Arbeidsinspectie niet van de lucht. Ge ruchtmakend was bijvoorbeeld het aan de Tweede Kamer gerichte rapport van de Algemene Reken kamer van 18 september 1989. Aan de hand van een zevental deelstudies in enkele representatieve werkgebieden velde de Rekenkamer in het rap port een nogal vernietigend oordeel over de effec tiviteit van het beleid en over de doelmatigheid van het functioneren van de Arbeidsinspectie. Eén van de klachten van de Rekenkamer was dat geobjectiveerde gegevens over de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden in bedrijven en instellin gen slechts in beperkte mate aanwezig zijn en voor een deel berusten op indrukken van werkne mers. Ook specifieke en betrouwbare gegevens over de effecten van de voor de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid beschikbare be leidsinstrumenten zijn niet voorhanden, aldus de Rekenkamer. Kortom, hoewel er veel globale in zichten aanwezig zijn binnen de dienst, ontbreken betrouwbare systematisch verzamelde indicatoren voor veiligheid, gezondheid en welzijn c.q. de kwaliteit van de arbeid.
Het was saarom een gelukkige gedachte van Brüggemann om zijn dissertatie te wijden aan het ontwikkelen van een humaniseringsprofiel waar mee de Arbeidsinspectie in beginsel een instru ment in handen krijgt om de kwalitiet van de ar beid in bedrijven en instellingen te evalueren. De auteur, tevens districtshoofd van de Arbeidsin spectie in Nieuwegein, boort met zijn studie een verwaarloosd gat in de markt aan.
Een groot deel van zijn boek handelt over, wat hij noemt, de ‘architectuur’ van het ‘metasysteem’
(het humaniseringsprofiel).
Daarnaast past hij het profiel toe op de huidige werkwijze van de Arbeidsinspectie en laat op die manier zien waar de lacunes liggen.
Het boek laat door de consequent doorgevoerde systematische aanpak aan duidelijkheid weinig te wensen over. Steen voor steen wordt het bouw werk voltooid met behulp van veel inzichtelijke schema’s en matrices.
Kernpunten van de studie vormen de begrippen ‘humanisering’ en ‘arbeid’. Aan humanisering on derscheidt de schrijver overeenkomstig het door de Arbowet bestreken terrein drie aspecten, te weten: veiligheid, gezondheid en welzijn. Arbeid valt uiteen in de volgende vier aspecten: arbeids inhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsrelaties en arbeidsvoorwaarden.
In combinatie met elkaar ontstaan zo twaalf deel gebieden van humanisering van de arbeid. Ont leend aan de z.g. ‘Wijsbegeerte der Wetsidee’ (Van Dooyeweerd) onderscheidt de auteur veer tien aspecten van humanisering van de arbeid, die met elkaar een soort Maslow-achtige hiërarchie vormen. Dit zijn achtereenvolgens: het arithmeti- sche, het ruimtelijke, het fysisch/chemische, het biotisch/organische, het psychische, het analyti sche, het historische, het linguale, het sociale, het economische, het esthetische, het juridische, het ethische en het geloofsaspect. De auteur gebruikt deze aspecten om tot een inhoudelijke beoorde ling te komen van de 12 humaniseringsvelden. In feite vormen deze derhalve de norm waaraan hu manisering van de arbeid op zowel uitvoerend als beleidsniveau kan worden getoetst.
In een volgende stap beschrijft de auteur aan de hand van zijn analytisch kader de werkwijze van de Arbeidsinspectie, mede in het licht van de door de komst van de Arbowet opgetreden ver schuiving van een specialistische naar een meer generalistische manier van werken. Dit mondt uit in een matrix waarin per veld de hoofdaspecten
van humanisering van de arbeid zijn aangegeven. Zo worden bijvoorbeeld in het veld ‘gezondheid en arbeidsomstandigheden’ als hoofdaspecten het biotisch en het psychisch aspect gekozen. In de daaropvolgende stap gaat de auteur in op de verschillende benaderingen en samenbundelings- verbanden bij humanisering van de arbeid. Als benadering onderscheidt hij respectievelijk de aspectmatige benadering, de multi-aspectbenade- ring (dat wil zeggen het benaderen van meerdere variabelen in hun context) en de integrale benade ring. Ten aanzien van samenbundelingsverbanden noemt hij: de mono-disciplinaire, de multi-disci plinaire en de inter-disciplinaire. De combinatie van benaderingen en samenbundelingsverbanden leidt tot een drietal ideaal-typen. te weten: de spe cialistische en de model-aanpak. Zijn voorkeur gaat uit naar de model-aanpak, waarin de integra le benadering samengaat met het interdisciplinai re samenbundelingsverband van de diverse disci plines die zich met humanisering van de arbeid bezighouden.
De auteur vervolgt met een inventarisatie van kwantitatieve en kwalitatieve metingen ten aan zien van humaniseringsaspecten bij de Arbeidsin spectie op respectievelijk specialistisch en gene ralistisch vlak. Daarbij doorloopt Brüggemann opnieuw de negen relevante van de in totaal twaalf onderscheiden velden van zijn meta-systeem. Be langrijke conclusies zijn:
a. Tussen de specialistische en generalistische aanpak van de Arbeidsinspectie gaapt een kloof. De generalistische aanpak staat in meer of mindere mate nog in de kinderschoenen op de drie onderscheiden humaniseringsvelden (veiligheid, gezondheid en welzijn).
b. Op de meeste velden moeten op zowel specia listisch als generalistisch vlak meetmethoden, meetprocedures en meetinstrumenetn ontwik keld worden.
In een nadere theoretische bespreking van het hu- maniseringsprofiel doet de schrijver in het ver lengde van zijn hiervoor vermelde conclusies een voorstel voor twee onderling samenhangende vor men van een generalistische aanpak. Dit zijn zo genoemde ‘humaniserings-normbladen’ en ‘hu- maniserings-analysebladen’. Beide typen bladen zijn in gestandaardiseerde vorm in feite het uitein delijk door hem ontwikkelde humanise- ringsprofiel.
Een eventueel praktisch gebruik van de analyse- bladen door de Arbeidsinspectie maakt het moge lijk per onderneming op systematische wijze re
sultaten van inspecties op te slaan. Het bedrijven dossier laat dan voor elke onderneming per veld het gerealiseerde humaniseringsniveau zien. Ook ondernemingen zelf kunnen van de bladen gebruik maken ten behoeve van zelfevaluatie. Brüggemann meent dat het door hem ontwikkelde humaniseringsprofiel vooral goede diensten kan bewijzen als in 1990 het belangrijke artikel 3 van de Arbowet betreffende de algemene zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn van kracht wordt. Eerst dan zal de Arbeidsinspectie zijn ge neralistische werkwijze waar moeten maken. Samengevat heeft Brüggemann op het desbetref fende gebied een interessante studie geschreven. Hij levert waardevolle bouwstenen voor een doel matiger functionerende Arbeidsinspectie. Of zijn voorstellen — of een deel daarvan — werkelijk heid zullen worden, vast niet geheel te voorzien. Kwetsbaar is de schrijver als hij aan de hand van de ‘Wijsbegeerte der Wetsidee’ probeert de norm(en) van het profiel vast te stellen. Waarom bijvoorbeeld niet meer aangesloten bij de feitelij ke normontwikkeling op nationaal en op interna tionaal (EG, ILO) niveau, sociale grondrechten (nationaal en internationaal) of bij uit de politieke filosofie afkomstige sociale rechtvaardigheidsthe orieën? Daarnaast zou het interessant zijn geweest na te gaan in hoeverre werkgevers en werknemers zelf verantwoordelijk gemaakt kunnen worden voor normontwikkeling, bijvoorbeeld in het ka der van cao’s of de bestaande P-bladen.
Voor mij ligt de sterke kant van dit boek dan ook niet zozeer in de poging tot normontwikkeling, maar vooral in de wijze waarop de auteur tracht een analytisch interdisciplinair paradigma te for muleren ten behoeve van een effectiever functio nerende Arbeidsinspectie binnen het kader van de Arbeidsomstandighedenwet. Dat een dergelijk paradigma afkomstig is van iemand uit de praktijk van de Arbeidsinspectie draagt bovendien in be langrijke mate bij aan de beleidsmatige betekenis ervan. Hopelijk verdwijnt deze studie dan ook niet in de bekende bureauladen.
Erik de Gier
Hugo Sinzheimer Instituut, UvA
Boeken
Angela Byre, Leading cases and materials on the social policy of the EEC. Kluwer Law and Taxation Publishers, Deventer/Boston 1989, 541 blz. ISBN 90-6544-312-6.
In dit boek geeft Byre, Research Fellow van het Policy Studies Institute in London, een overzicht van het sociale beleid van de Europese Gemeen schap (EG).
Dit beleid is vastgelegd in actieprogramma’s, ver ordeningen en richtlijnen ten aanzien van diverse onderwerpen, zoals sociale zekerheid, ontslagbe scherming, het arbeidsmilieu en niet te vergeten jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg.
Het boek is in de eerste plaats bedoeld als naslag werk voor juristen, studenten en beleidsfunctio narissen die zich bezig houden met de ontwikke ling van het sociale beleid en het arbeidsrecht in de EG. Drie onderwerpen komen in afzonderlijke delen van het boek uitgebreid aan de orde: gelijke behandeling van mannen en vrouwen, ontslagbe scherming (‘employment protection’) en veilig heid en gezondheid in de arbeidssituatie. Meer dan de helft van het aantal pagina’s is gewijd aan de gelijke behandelingsproblematiek.
Het boek begint met een korte inleiding over het sociale beleid van de EG. Daarnaast wordt ook elk van de drie delen van het boek voorafgegaan door een korte puntige inleiding. Elk deel is bo vendien op dezelfde systematische wijze opgezet; te weten: een overzicht van de belangrijkste ver dragsbepalingen en actieprogramma’s, beschrij ving van de belangrijkste richtlijnen en tenslotte een overzicht van de belangrijkste besluiten op het desbetreffende terrein van het Europese Hof. Het boek wordt afgesloten met een zakenregister. Bij het deel over de gelijke behandeling komen de vijf richtlijnen op dit gebied aan de orde, te we ten: gelijke beloning van mannen en vrouwen, ge lijke toegang tot betaalde arbeid, gelijke behande ling bij aanvullende sociale zekerheidsregelingen en gelijke behandeling ten aanzien van zelfstan
digen.
Bij het onderdeel ontslagbescherming gaat het om de richtlijnen ten aanzien van collectieve ontsla gen, overnames en faillissement. Bij het onder deel veiligheid en gezondheid tenslotte, behandelt Byre de drie actieprogramma’s van de EG ten aanzien van veiligheid en gezondheid en daar naast een aantal richtlijnen betreffende onder meer veiligheidssignalering op de arbeidsplaats, de blootstelling aan chemische, fysische en biolo gische agentia, asbest en lawaai.
Opmerkelijk in het boek is de grote hoeveelheid jurisprudentie van het Europese Hof betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen aan de ene kant en het geheel ontbreken van jurispru dentie ten aanzien van arbeidsveiligheid en ge zondheid. Byre verklaart het laatste door het overwegend gedetailleerde karakter van veiligheids- en gezondheidsrichtlijnen. Deze la ten daardoor weinig ruimte voor interpretatie voor beroepsinstanties.
Het boek van Byre heeft een sterk juridische in slag. Niettemin verschaft zij een onontbeerlijk overzicht van de activiteiten van de EG op het vlak van sociaal beleid. Het boek is overzichtelijk en gemakkelijk toegankelijk, waardoor het zijn doel als naslagwerk waarmaakt. Een probleem is de tijdsgebondenheid van dergelijke overzichten. De materiaalverzameling voor dit boek werd af gesloten per 1 januari 1989. De belangrijkste ka derrichtlijn ter bevordering van verbetering van de veiligheid en de gezondheid die in juni j.1. door de Raad van Ministers werd aangenomen is daardoor bijvoorbeeld niet in haar overzicht op genomen. Dit probleem kan gedeeltelijk worden ondervangen door in het boek ook een overzicht te geven van voorstellen tot wijziging van bestaan de voorstellen en voorstellen met betrekking tot nieuwe richtlijnen.
Erik de Gier
Hugo Sinzheimer Instituut, UvA