• No results found

Emoties herkennen bij bonobo's (pan paniscus) aan temperatuurveranderingen bij de neus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emoties herkennen bij bonobo's (pan paniscus) aan temperatuurveranderingen bij de neus"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Running head: EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 1

Emoties herkennen bij bonobo’s (Pan paniscus) aan temperatuurveranderingen bij de neus

N.J.A. Grootscholten 1327437 Universiteit Leiden

(2)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 2

Inhoud

Samenvatting/abstract ……….. 3

Inleiding ………... 4

Temperatuurveranderingen in het gezicht ………... 4

Temperatuurveranderingen meten op non-invasieve wijze ………. 5

fITI-onderzoek met mensen ………. 6

fITI-onderzoek met resusapen ………. 8

Emoties bij bonobo’s herkennen aan de neustemperatuur ………. 10

Methoden ……… 12 Participanten ………12 Apparatuur ……….. 12 Materiaal ………. 12 Procedure ……… 13 Statistische analyse ………. 14 Resultaten ………... 18 Discussie ………. 19 Dankbetuiging ………... 21 Referenties ……….. 22

(3)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 3

Samenvatting

Mensen en hun naaste verwanten hebben een rijke emotionele belevingswereld. Deze emoties gaan gepaard met bepaalde fysiologische reacties, waaronder verandering in huidtemperatuur. De huidtemperatuur kan gemeten worden met functional infrared thermal imaging (fITI). fITI is een non-invasieve methode om emoties bij mensen en dieren te meten aan de hand van infraroodstraling, uitgezonden door het lichaam, die wordt omgezet in temperatuurpatronen. Eerder onderzoek met fITI heeft aangetoond dat de temperatuur van de neus kan stijgen of dalen als gevolg van bepaalde emoties, bij zowel mensen als resusapen (Macaca mulatta), primaten die redelijk nauw verwant zijn aan de mens. In dit onderzoek werd met behulp van fITI gekeken naar veranderingen in de neustemperatuur als gevolg van het zien van

emotionele expressies van soortgenoten bij bonobo’s (Pan paniscus). De bonobo’s werden geconfronteerd met twee stimuli: een afbeelding met emotionele inhoud en een emotioneel neutrale afbeelding. Tegelijkertijd werden de bonobo’s gefilmd met een hittegevoelige infraroodcamera. Het verschil tussen de temperatuur van de neus vóór het zien van de stimuli (pre-trial), tijdens het zien van de stimuli (trial) en na het zien van de stimuli (post-trial) werd onderzocht. Tevens werd gekeken of de richting van de temperatuurverandering beïnvloed werd door het type emotionele stimulus. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen de temperatuur in de pre-trial, tijdens de trial en de post-trial, ook niet na controle voor type emotionele stimulus. Er worden suggesties gedaan voor vervolgonderzoek om dit

fysiologische kenmerk van emotiebeleving beter in kaart te brengen bij onze naaste verwanten.

Abstract

Humans and their close relatives experience rich emotional lives. These emotions are intimately linked with multiple physiological responses, one of which is change in skin temperature. Skin temperature can be measured using functional infrared thermal imaging (fITI). fITI is a non-invasive method of measuring emotions in human and nonhuman subjects, by converting infrared patterns radiated from the body into a temperature reading. Previous research with fITI has shown that nasal skin temperature can increase or decrease in response to different emotions, both in people and in rhesus monkeys (Macaca mulatta), primates who are relatively close relatives to humans. In the current study, fITI is used to measure changes in nasal temperature evoked by emotional expressions of conspecifics in bonobos (Pan paniscus). The bonobos were presented with two stimuli at a time: an

emotionally intense picture, and an emotionally neutral picture. During this presentation, the bonobos were filmed with a thermal infrared camera. The difference between the nasal

(4)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 4

temperature before, during, and after the trial was measured, as well as the possible influence of the type of emotional stimulus on the direction of the temperature change. There was no significant difference in temperature between the pre-trial, trial and post-trial, even after controlling for type of emotional stimulus. Discussion is provided regarding future research to gain a better understanding of this physiological feature of emotions in our close relatives.

Inleiding

Mensen en bonobo’s (Pan paniscus) zijn sociale wezens. Ze brengen het grootste deel van hun leven door in de aanwezigheid van soortgenoten. Bonobo’s hebben daarnaast, net als mensen, een sterke persoonlijkheid (Weiss et al., 2015). Ze kennen een rijke emotionele belevingswereld en zijn in staat om emoties bij soortgenoten te herkennen en hierop te reageren (Clay & de Waal, 2013; Darwin, 1872 [1999]). Tevens is recentelijk ontdekt dat bonobo’s een verhoogde aandacht hebben voor emoties bij hun soortgenoten (Kret, Jaasma, Bionda, & Wijnen, 2016); een verschijnsel dat bij mensen uitgebreid onderzocht is (zie bijvoorbeeld van Rooijen, Ploeger, & Kret, 2017).

Emoties van een individu zijn niet alleen zichtbaar in het gedrag, maar ook in fysiologische kenmerken. De bekende psycholoog William James beschreef dit al in zijn artikel getiteld “What is an emotion?” (James, 1884). Emoties gaan onder andere gepaard met veranderingen in hartslag, lichaamstemperatuur, ademhaling en zweetsecretie. Er is zowel bij mensen als een bij een aantal diersoorten gekeken naar fysiologische reacties als gevolg van emoties. In dit onderzoek wordt gekeken naar dit soort reacties bij bonobo’s (Pan paniscus). De fysiologische verandering die in dit onderzoek centraal staat, is de verandering van de temperatuur in het gezicht, specifiek bij de neus.

Temperatuurveranderingen in het gezicht

De lichaamstemperatuur verandert onder invloed van het autonome zenuwstelsel, dat bestaat uit het orthosympatische en parasympathische zenuwstelsel. Het autonome

zenuwstelsel stelt het lichaam in staat om op een grote diversiteit aan stimuli uit de omgeving te reageren. Dit mechanisme beïnvloedt de lichaamstemperatuur van het gezicht via

verschillende wegen, waaronder de bloedtoevoer, spieractiviteit, hartslag en de verwijding of vernauwing van de bloedvaten (Ioannou et al., 2016).

Zo kan het orthosympathische zenuwstelsel het lichaam klaarmaken voor een vecht-of-vluchtreactie, waardoor bijvoorbeeld de bloedvaten in kwetsbare delen van het lichaam zich vernauwen onder invloed van adrenaline tijdens een stressvolle situatie. Dit zorgt voor een temperatuurdaling in deze lichaamsdelen. Het doel van dit mechanisme is de

(5)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 5

Berlepsch, 1998; Pavlidis, Levine, & Baukol, 2000). Wanneer er geen bedreiging meer ervaren wordt, komt het parasympatische zenuwstelsel in actie en verwijden de bloedvaten zich weer, wat tot een temperatuurstijging leidt (Nhan & Chau, 2010). Daarnaast ontdekten Pavlidis en collega’s (2000) dat er in stressvolle situaties meer bloed stroomt naar spieren rondom de ogen, om snelle oogbewegingen te faciliteren als gevolg van een

vecht-vluchtrespons, wat ten koste gaat van de bloedstroom naar de wangen. Hierdoor is een temperatuurstijging rond de ogen te zien en een temperatuurdaling bij de wangen.

Het autonome zenuwstelsel beïnvloedt tevens de spieren in het gezicht bij het ervaren van emoties. Emoties gaan namelijk vaak gepaard met bepaalde gezichtsuitdrukkingen (Nhan & Chau, 2010), welke belangrijk zijn voor het uitwisselen van emotionele informatie (Porges, 2001). Het autonome zenuwstelsel maakt dus de (vaak onbewuste) uitdrukking van emoties in gezichtsexpressies mogelijk. Doordat bepaalde gezichtsspieren aangespannen worden tijdens een emotionele expressie, stroomt er meer bloed naar die delen van het gezicht, waardoor de temperatuur op die plaatsen stijgt. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van mogelijke

fysiologische reacties die emotionele stimuli uit de omgeving teweeg kunnen brengen en die zorgen voor temperatuurveranderingen in het gezicht.

Temperatuurveranderingen meten op non-invasieve wijze

Deze temperatuurveranderingen kunnen gemeten worden door middel van functional Infrared Thermal Imaging (fITI). Deze techniek houdt in, dat de temperatuur van diverse lichaamsdelen geregistreerd wordt met een thermische infraroodcamera, aan de hand van de thermische straling die het lichaam uitstraalt. De validiteit en betrouwbaarheid van fITI is in diverse onderzoeken gemeten, door fITI toe te passen in combinatie met andere, eerder bewezen fysiologische metingen van emoties (Kuraoka & Nakamura, 2011; Pavlidis et al., 2012; Shastri, Merla, Tsiamyrtzis, & Pavlidis, 2009; Shastri, Papadakis, Tsiamyrtzis, Bass, & Pavlidis, 2012). Dikwijls wordt hierbij de elektrische geleiding van de huid gemeten,

beïnvloed door de activatie van zweetklieren tijdens het ervaren van een emotie. Dit wordt in het Engels de galvanic skin response (GSR) genoemd. Het meten van de geleiding van de huid is een van de meest gevoelige methoden voor het herkennen van emoties aan de hand van fysiologische kenmerken. Pavlidis en collega’s (2012) hebben zowel de GSR als de temperatuur van het gezicht gemeten bij participanten die aan het schrikken gemaakt werden. De resultaten van deze twee methoden kwamen met elkaar overeen: de GSR vertoonde een sterke positieve correlatie met de temperatuur bij de vinger en bovenlip tijdens de

schrikreactie. Kuraoka en Nakamura (2011) vonden dat metingen van de GSR en de

(6)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 6

video’s keken van soortgenoten die agressieve geluiden maakten. In dit onderzoek was fITI zelfs nauwkeuriger dan de GSR, aangezien fITI wel een significant verschil liet zien tussen de temperatuur van de apen bij het zien van audiovisuele stimuli ten opzichte van enkel auditieve of visuele stimuli.

Daarnaast zijn de temperatuurveranderingen vergeleken met de emotionele gedragingen van de resusapen. Ioannou en collega’s (2013) zagen in hun experiment dat uitingen van stress samengingen met een temperatuurdaling bij de neus. De temperatuur van de neus keerde terug naar de uitgangswaarde op het moment dat ook de uitingen van stress verdwenen. Gelijksoortige resultaten werden gevonden bij resusapen die geconfronteerd werden met een bedreigend persoon (Nakayama, Goto, Kuraoka, & Nakamura, 2005). fITI lijkt dus een geschikte methode om emoties te meten aan de hand van fysiologische

kenmerken. Wel moet opgepast worden met het trekken van conclusies op basis van een directe vergelijking tussen fITI en andere meetmethoden, omdat deze metingen andere latentietijden hebben en de bijbehorende processen op andere manieren door autonome systemen in het lichaam aangestuurd worden (Ioannou, Gallese, & Merla, 2014).

fITI-onderzoek met mensen. De belangrijkste gebieden in het menselijke gezicht waar temperatuurveranderingen optreden, zijn de neus, het gebied rondom de oogkassen en het voorhoofd (Ioannou, Gallese, et al., 2014). Deze onderzoekers hebben in hun review 23 onderzoeken verzameld, die temperatuurveranderingen in verschillende delen van het lichaam tijdens het ervaren van emoties onderzochten met behulp van fITI. Sinds ongeveer een

decennium is de interesse voor onderzoek met fITI sterk toegenomen, onder andere door de verbeterde kwaliteit en beschikbaarheid van thermische infraroodcamera’s. In de afgelopen jaren zijn dan ook diverse emoties onderzocht op mogelijke temperatuurveranderingen in het gezicht. In deze sectie zal gefocust worden op temperatuurveranderingen bij de neus.

Over het algemeen daalt de temperatuur bij de neus tijdens het ervaren van emoties (zie ook tabel 1 in Ioannou, Gallese, et al., 2014, p. 955). Dit is bijvoorbeeld het geval bij het ervaren van schuldgevoelens. Ioannou en collega’s (2013) hebben dit onderzocht bij kinderen. Zij lieten de kinderen spelen met een speelgoedrobot, die gemaakt was om stuk te gaan als een bepaalde knop ingedrukt werd. Bij alle kinderen daalde de neustemperatuur wanneer zij per ongeluk de robot stukmaakten. Dit werd toegeschreven aan een gevoel van schuld, omdat de meeste kinderen probeerden de robot weer te maken en/of zich verontschuldigden wanneer de onderzoeker weer de kamer binnenkwam.

Een temperatuurdaling bij de neus kan ook een gevolg zijn van gevoelens van schaamte. Merla en Romani (2007) vonden namelijk dat de temperatuur van de neus daalde

(7)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 7

bij participanten die een Stroop-taak moesten doen in het bijzijn van onbekenden. Dit zou gevoelens van lichte stress en schaamte opwekken, wanneer de participanten fouten maakten in de taak voor de ogen van de toeschouwers. De temperatuur van de neus daalde inderdaad bij participanten die zeiden stress en schaamte te ervaren door de aanwezigheid van

omstanders.

Een stijging van de neustemperatuur lijkt vooral voor te komen bij een zekere mate van sociale of seksuele opwinding. Zo steeg de temperatuur van de lippen, de neus, het voorhoofd en het gebied rondom de ogen bij mannelijke participanten die naar erotische films keken, vergeleken met het kijken naar sportfilms (Merla & Romani, 2007). Het gaat hier enkel om mannelijke participanten; wellicht is het effect bij vrouwen niet hetzelfde. De temperatuur van alle delen van het gezicht stijgt ook wanneer een persoon op intieme plekken (borst en gezicht) door een ander persoon wordt aangeraakt met een voorwerp, zeker wanneer die persoon van het andere geslacht is (Hahn, Whitehead, Albrecht, Lefevre, & Perrett, 2012). Ten slotte kan het naderbij komen van een andere persoon zorgen voor een

temperatuurstijging van de neus. Dit was het geval in een onderzoek van Ioannou, Morris en collega’s (2014). Wanneer een onderzoeker eerst op een redelijke afstand van de participant stond en vervolgens heel dichtbij de participant kwam staan, werd de neus warmer. In omgekeerde volgorde (eerst dichtbij, daarna iets verder weg) gebeurde dit niet. Tevens steeg de temperatuur van de neus als de onderzoeker de participant direct aankeek, ten opzichte van een afgewende blik van de onderzoeker.

Vrolijkheid lijkt gekenmerkt te worden door een daling in de temperatuur van de neus. Hier is slechts één onderzoek naar gedaan (Nakanishi & Imai-Matsumura, 2008). Deze

onderzoekers bekeken veranderingen in de temperatuur van de gezichten van 2 tot 10 maanden oude baby’s, terwijl zij aan het lachen gemaakt werden. Baby’s van 4 tot 10

maanden oud vertoonden een temperatuurdaling bij de neus, vergeleken met de 2-3 maanden oude baby’s. Opvallend genoeg steeg de temperatuur van de neus van deze baby’s eerst licht, maar daalde deze weer na ongeveer een minuut. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de neustemperatuur bij het ervaren van vrolijke emoties door volwassenen, waardoor de resultaten van Nakanishi en Imai-Matsumura (2008) mogelijk uniek zijn voor baby’s.

In het geval van stress laten mensen juist een temperatuurdaling bij de neus zien. Dit is bijvoorbeeld het geval bij beginnend chirurgen die een stressvolle taak moeten uitvoeren (Pavlidis et al., 2012). Or & Duffy (2007) lieten participanten mentaal uitdagende taken uitvoeren, terwijl zij zich in een rijsimulator bevonden. Deze extra cognitieve lading zorgde voor meer mentale stress en ging gepaard met een temperatuurdaling bij de neus in alle

(8)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 8

condities. Kang, McGinley, McFadyen, & Babski-Reeves(2006) gaven participanten een lastige verbale rekentaak. Nieuwe, mentaal uitdagende, rekentaken veroorzaakten een zekere mate van stress, waardoor de temperatuur van de neus daalde. Naarmate participanten meer bekend raakten met een taak en hun prestaties verbeterden, steeg de temperatuur van de neus weer.

Opvallend is dat mensen niet alleen een temperatuurdaling bij de neus laten zien als ze zelf stress ervaren, maar ook als ze empathie ervaren met andere mensen die zich in een stressvolle situatie bevinden. Dit is bewezen door Ebisch en collega’s (2012). Zij

onderzochten empathie bij moeders als hun kinderen zich in een stressvolle situatie bevonden. De onderzoekers gebruikten dezelfde onderzoeksopzet als in het eerder beschreven onderzoek van Ioannou en collega’s (2013), waarbij de moeders nu konden toekijken terwijl het kind met het speelgoed speelde. Op het moment dat het kind het speelgoed stukmaakte, lieten zowel de moeder als het kind temperatuurdalingen bij de neus zien. De neustemperatuur steeg weer bij beiden wanneer het kind gerustgesteld werd. Dit onderzoek toont aan dat mensen ook

temperatuurveranderingen in het gezicht ervaren als ze empathie voelen. De situatie was namelijk niet stressvol voor de moeder zelf, maar ze voelde mee met haar kind. Een jaar later vond een deel van deze onderzoekers dat deze temperatuurveranderingen sneller en sterker optreden bij moeders die empathie met hun kind ervaren, dan bij vrouwen die empathie met een onbekend kind ervaren (Manini et al., 2013). Het is echter nog de vraag of dergelijke resultaten ook optreden buiten paren van volwassen vrouwen of moeders met kinderen.

Er is dus relatief veel onderzoek gedaan met fITI bij mensen, maar slechts enkele onderzoeken hebben thermische patronen in het gezicht van dieren in beeld gebracht. Deze onderzoeken zijn gedaan met resusapen (Ioannou, Chotard, & Davila-Ross, 2015; Kuraoka & Nakamura, 2011; Nakayama et al., 2005), koeien (Stewart et al., 2007; Stewart, Stafford, Dowling, Schaefer, & Webster, 2008) en ratten (Vianna & Carrive, 2005). In de volgende sectie wordt onderzoek met resusapen verder uitgelicht. Resusapen worden vaak voor

wetenschappelijk onderzoek gebruikt en zijn genetisch meer verwant aan mensen en bonobo’s dan ratten of koeien. Daarnaast komt hun aderenpatroon in het gezicht redelijk overeen met dat van mensen (Ioannou et al., 2015), waardoor het waardevol is om te kijken naar resultaten van fITI bij deze dieren.

fITI-onderzoek met resusapen (Macaca mulatta). Nakayama en collega’s (2005) confronteerden stilzittende resusapen in een stoel met een bedreigend persoon. Deze persoon bevond zich 3 minuten lang voor de aap, terwijl hij om de 30 seconden een dreigende

(9)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 9

binnenkomen van de dreigende persoon. Bij alle apen was nagenoeg het gehele nasale gebied significant in temperatuur gedaald vanaf 50 seconden na de bedreigende stimulus.

Tegelijkertijd vertoonden de apen expressies van negatieve emotie, zoals het laten zien van de tanden en het staren met een open mond. De onderzoekers sloten tevens elke andere

mogelijke verklaring van een temperatuurdaling van de neus uit, waardoor de daling toegeschreven kon worden aan gevoelens van angst en stress door de stimulus.

In een ander onderzoek werden drie experimenten uitgevoerd, waarbij resusapen gefilmd werden met een thermische infraroodcamera (Kuraoka & Nakamura, 2011). In het eerste experiment werd een video van een boze soortgenoot getoond, samen met agressieve klanken. De temperatuur van de neus van de onderzochte resusapen daalde significant tijdens en na het zien van deze video. Het tweede experiment gebruikte drie verschillende

audiovisuele stimuli met een duur van twee seconden. De stimuli bestonden uit een resusaap die de klank van een agressieve bedreiging maakte, een resusaap die een bange schreeuw liet horen, en een resusaap die een coo (geluid dat gemaakt wordt als reactie op eten of in relatief neutrale sociale situaties) liet horen. Alle stimuli werden vertoond met bijbehorende beelden van resusapen die deze specifieke geluiden maken. De temperatuur van de neus van de participerende apen daalde bij de agressieve en bange schreeuw (beide negatieve emoties), maar niet bij de coos. Deze dalingen waren tevens minder sterk dan bij de video uit

experiment 1. Om te zien of resusapen sterker reageren op auditieve of visuele stimuli, werden zij in experiment 3 geconfronteerd met de agressieve stimulus uit experiment 2. De apen kregen ofwel enkel de beelden, ofwel enkel de schreeuw gepresenteerd. Uit dit laatste experiment bleek dat een combinatie zoals in experiment 2 de sterkste temperatuurdaling teweegbracht. De temperatuur van de neus daalde ongeveer even sterk bij de auditieve en de visuele stimulus. Deze daling was in beide gevallen significant.

Het derde onderzoek komt van Ioannou en collega’s (2015). Zij filmden resusapen met een thermische infraroodcamera, terwijl een onderzoeker in drie situaties contact met de apen zocht: spelen (uitdagende bewegingen maken met speelgoed of een knuffel), plagen (eten heen en weer bewegen voor het gezicht van de resusaap, maar niet voeren) en voeren. Spelen werd gezien als positieve conditie, plagen als negatieve en voeren als neutrale conditie. De temperatuur van de neus daalde in de plaag-conditie bij enkele individuen, maar op

groepsniveau was deze daling niet significant. De onderzoekers schreven dit fenomeen toe aan het feit dat niet elke aap evenveel tijd in de plaag-conditie had doorgebracht. In de twee voorgaande onderzoeken was ook veel individuele variatie te zien, zowel in de algemene temperatuur van de neus als in veranderingen hierin. Het is bekend dat er individuele

(10)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 10

verschillen bestaan in zowel de reactie op emotionele stimuli als de fysiologische kenmerken van deze emoties (Murad & Malkawi, 2012). Dit is een belangrijke factor om rekening mee te houden bij onderzoek met fITI, zeker bij onderzoeken met kleine steekproeven. Opvallend genoeg vond er wel een significante temperatuurdaling bij de neus plaats wanneer resusapen gevoederd werden, hoewel dit geen stressvolle situatie betrof. Hier hadden de onderzoekers geen verklaring voor. Op basis van deze drie onderzoeken kan geconcludeerd worden dat resusapen over het algemeen een significante daling in de neustemperatuur vertonen bij confrontatie met negatieve stimuli en in stressvolle situaties.

Emoties bij bonobo’s herkennen aan de neustemperatuur

fITI-onderzoek met resusapen laat dus relatief gelijksoortige resultaten zien,

vergeleken met onderzoek met mensen, in ieder geval bij het ervaren van negatieve emoties. Het is echter interessant om te weten wat voor temperatuurveranderingen optreden in de gezichten van dieren die nog meer aan de mens verwant zijn. Zeker nu bekend is dat bepaalde primaten een aandachtsbias hebben voor emoties (Kret et al., 2016) en empathie met

soortgenoten kunnen ervaren (Clay & de Waal, 2013), is het vanuit evolutionair opzicht belangrijk om fysiologische aspecten hiervan nader te onderzoeken. Dit zou meer inzicht geven in de psychofysiologische en emotionele overeenkomsten tussen mensen en hun naaste verwanten.

Om een fundering voor verder wetenschappelijk onderzoek te leggen, wordt in dit onderzoek gekeken naar veranderingen in de neustemperatuur bij bonobo’s tijdens het zien van emotionele stimuli. Deze resultaten worden vergeleken met veranderingen bij de mens en resusapen op basis van literatuur. Er is gekozen voor de neus, omdat hier veel verbindingen tussen aders en slagaders voorkomen (Bergersen, 1993), waardoor de temperatuur van de neus sneller beïnvloed wordt door veranderingen in bloedtoevoer en verwijdingen of vernauwingen van de (slag)aders. Daarnaast is de neus van bonobo’s niet bedekt met haar, waardoor de temperatuur betrouwbaar te meten is.

Aangezien bonobo’s, net als mensen, empathie kunnen ervaren (Clay & De Waal, 2013), was het oorspronkelijke idee van dit onderzoek om te kijken of deze primaten ook dergelijke temperatuurveranderingen vertonen bij het ervaren van empathie. Echter, er is eerst kennis nodig over fysiologische veranderingen bij emoties in bonobo’s in het algemeen, voordat overgegaan kan worden op vervolgonderzoek naar empathie. Omwille van deze en andere, praktische redenen, is gekeken naar thermische veranderingen bij de neus van bonobo’s die geconfronteerd worden met emotionele stimuli.

(11)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 11

Apeldoorn. Omwille van praktische redenen was het niet mogelijk om zowel mensen als bonobo’s te filmen met een hittecamera tijdens een experiment met emotionele stimuli. Hierdoor is besloten het onderzoek uitsluitend af te nemen bij de bonobo’s. Hoewel een dergelijke vergelijking empirisch minder waardevol is dan een vergelijking waarbij dezelfde procedure bij zowel mensen als bonobo’s uitgevoerd is, is er voldoende literatuur beschikbaar over temperatuurveranderingen in het gezicht van mensen bij het ervaren van empathie. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar dergelijke patronen bij bonobo’s, waardoor dit onderzoek nog steeds waardevol is.

In het onderzoek kijken de bonobo’s naar een monitor waarop gelijktijdig twee stimuli worden getoond, als de bonobo lang genoeg op het scherm fixeert: een afbeelding met een neutrale soortgenoot en een afbeelding met een voor de bonobo emotionele soortgenoot. De emotioneel significante stimuli bestaan uit bonobo’s die diverse emoties tonen of die zich in sociaal relevante situaties bevinden. De stimuli worden enkele seconden getoond, waarna een zwart scherm wordt vertoond. Na fixatie op het scherm krijgen de bonobo’s twee nieuwe stimuli te zien. Eén trial bestaat uit het zien van een set van twee stimuli. Tijdens deze

procedure worden de bonobo’s vanaf de zijkant gefilmd met een thermische infraroodcamera. Uit deze beelden wordt de gemiddelde neustemperatuur van vóór, tijdens, en na een trial verkregen.

Er zijn drie hypothesen opgesteld. De eerste nulhypothese is dat er geen verschil is tussen de neustemperatuur vóór (pre-trial), tijdens (trial), en na een trial (post-trial); de alternatieve hypothese houdt in dat er wel een verschil is tussen deze temperaturen.

De tweede nulhypothese luidt: bij het zien van afbeeldingen van angstige of gestreste bonobo’s (‘distress’ stimuli), verandert de temperatuur bij de neus van de bonobo’s niet significant in de tijd vóór, tijdens, en na de trial. De alternatieve hypothese luidt dat de

neustemperatuur post-trial significant daalt door het zien van distress stimuli ten opzichte van de pre-trial temperatuur. Een temperatuurdaling bij de neus is namelijk te zien bij resusapen die zich bedreigd voelen door een persoon (Nakayama et al., 2005), of die blootgesteld worden aan video’s en/of audio van agressieve soortgenoten (Kuraoka & Nakamura, 2011). Daarnaast laten ook mensen een temperatuurdaling bij de neus zien als ze zich angstig voelen (Merla & Romani, 2007), in stressvolle situaties (Ioannou et al., 2013; Or & Duffy, 2007; Pavlidis et al., 2012). Aangezien bonobo’s nog meer verwant zijn aan mensen dan resusapen, wordt verwacht dat ook bonobo’s een temperatuurdaling bij de neus laten zien tijdens een confrontatie met afbeeldingen van angstige en gestreste soortgenoten.

(12)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 12

(‘groom’) of seksueel actieve (‘sex’) bonobo’s, verandert de temperatuur van de neus niet significant tussen pre-trial, trial en post-trial. De alternatieve hypothese houdt in dat de neustemperatuur na het zien van groom of sex stimuli stijgt ten opzichte van de pre-trial temperatuur. Vlooien is een belangrijke sociale bezigheid voor primaten. Daarnaast gebruiken bonobo’s als enige primatensoort seks om sociale banden te maken en te versterken. Ze zijn voor zover bekend de enige soort naast de mens die aan seks doet met een ander doel dan voortplanting. Seksueel contact vindt plaats tussen alle geslachten en alle leeftijden, met bepaalde uitzonderingen tussen ouders en kinderen (de Waal, 1990). Aangezien mensen een temperatuurstijging bij de neus laten zien tijdens seksuele opwinding (Merla & Romani, 2007) en intiem sociaal contact (Ioannou, Morris, et al., 2014), wordt verwacht dat dit bij bonobo’s ook voorkomt.

Methoden Participanten

In het onderzoek hebben vier vrouwelijke bonobo’s uit dierenpark Apenheul

deelgenomen (Zuani, 26 jaar oud; Kumbuka, 17 jaar oud; Besede, 11 jaar oud; en Monyama, 6 jaar oud). Deze bonobo’s hebben eerder meegedaan aan wetenschappelijk onderzoek (Kret et al., 2016). Het onderzoek vond plaats in het binnenverblijf van de bonobo’s te Apenheul. Dit verblijf is 158 m² groot en is overdag verlicht. De bonobo’s kregen vier à vijf keer per dag gevarieerd te eten, onder andere fruit, groenten, takken en bladeren. Er was te allen tijde water beschikbaar om te drinken.

Apparatuur

De bonobo’s werden gefilmd met een hittegevoelige infraroodcamera, de FLIR® T650sc, resolutie 640 x 480, frequentie 30 beelden per seconde, golflengtegebied 7,5 – 13,0 µm, nauwkeurigheid ±0,02ºC bij 30 ºC. De camera stond aan de linkerzijkant van de

bonobo’s opgesteld tijdens het onderzoek. De bonobo’s bekeken de stimuli op monitor: Iiyama T1931SR-B1 touchscreen monitor, diameter 19 inch, resolutie 1280 x 1024, responstijd 5ms. De monitor bevond zich in een houten constructie met plexiglas, om de veiligheid van de monitor te garanderen. Daarnaast was er aan het plexiglas een drinknippel bevestigd, waarmee de bonobo’s beloond konden worden met sap. Om het kijkgedrag van de bonobo’s te meten werd de volgende eye tracker gebruikt: Tobii X2-60, frequentie 60 Hz, latentietijd < 35 ms.

Materiaal

De stimuli bestonden uit in willekeurige volgorde getoonde afbeeldingen (400 x 330 pixels) van vlooiende bonobo’s (groom), gapende bonobo’s (yawn), bonobo’s die seksuele

(13)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 13

handelingen verrichtten (sex), spelende bonobo’s (play) en angstige of gestreste bonobo’s (distress), naast emotioneel neutrale afbeeldingen van bonobo’s. De afbeeldingen zijn gekozen van het internet door M. E. Kret. De afbeeldingen zijn beoordeeld op emotionele valentie (1 = zeer negatief, 7 = zeer positief) en emotionele intensiteit (1 = totaal niet intens, 7 = zeer intens) door vier verschillende experts uit de Apenheul in het onderzoek van Kret en collega’s (2016). Alle inter-beoordelaar correlaties voor de valentie waren significant, met een gemiddelde r = 0.390, p < 0.001. Voor de intensiteit was slechts één correlatie niet significant (p = 0.445), de overige correlaties waren wel significant met een gemiddelde van r = 0.3178,

p < 0.001 (Kret et al., 2016).

Procedure

De bonobo’s werden een voor een door een verzorger gelokt naar het

computerscherm, maar verder niet gescheiden van de groep. De bonobo’s zijn voor eerder onderzoek getraind om naar de monitor te kijken. Op het moment dat de bonobo naar het scherm keek, werden op het midden hiervan snel achter elkaar video’s en afbeeldingen (720x480 pixels) van willekeurige dieren getoond om de aandacht van de bonobo vast te houden. Dit werd gebruikt ter vervanging van een fixatiekruis. Wanneer de bonobo 2 seconden naar het midden van de monitor keek, werden op deze monitor naast elkaar een neutrale en een emotionele stimulus vertoond. De stimuli werden 3 seconden gepresenteerd, waarna 4 seconden een zwart scherm vertoond werd. Op het zwarte scherm werden

vervolgens weer afbeeldingen en video’s van dieren laten zien. Vervolgens kreeg de bonobo twee nieuwe stimuli te zien, als zij lang genoeg naar het midden van het scherm keek. Zie ook de opzet van een trial in figuur 1A. Een sessie bestond uit tien trials. Voor het onderzoek werden vier verschillende lijsten met tien trials gebruikt. Tijdens het onderzoek werden de bonobo’s vanaf de zijkant gefilmd met een thermische infraroodcamera. In figuur 1B is de proefopstelling te zien.

(14)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 14

Figuur 1. (A) Opzet van een trial. Op de monitor verscheen een video van willekeurige

natuurbeelden, ter vervanging van een fixatiekruis. Op het moment dat de bonobo minimaal 2 seconden gefixeerd was op deze video, verschenen de emotionele en neutrale stimuli voor 3 seconden. Vervolgens werd het scherm zwart, tot er weer een fixatievideo verscheen.

(B) Proefopstelling van buitenaf gezien. 1 = houten constructie met monitor; 2 = positie van de bonobo; 3 = thermische infraroodcamera, gericht op de bonobo.

Statistische analyse

De video’s van de hittecamera werden geopend met het programma ResearchIR van FLIR® Systems. In dit programma werden de frames geselecteerd die verder geanalyseerd dienden te worden. De camera filmde met 8 frames per seconde. In de tijd dat de stimulus op de monitor te zien was (3 seconden), zijn er 24 frames opgenomen. Van deze frames zijn er 5 geselecteerd voor de analyse (trial). Daarnaast zijn er 3 frames van vóór het tonen van de emotionele stimulus (pre-trial) en na het tonen van de stimulus (post-trial) geselecteerd.

Met ResearchIR werd in deze frames met de hand een zogenaamde region of interest (ROI) rondom de neus getekend. Deze ROI wordt gebruikt om de temperatuurverandering bij de neus te meten. De ROI werd zo gekozen, dat alleen de neus zich binnen het gebied bevond. Voor sommige bonobo’s werden twee ROI’s gebruikt, omdat deze bonobo’s soms hun hoofd bewogen tijdens het onderzoek. De ROI’s werden per bonobo consistent gehouden per sessie, zodat elke trial binnen een sessie dezelfde ROI had. Zie figuur 2 voor voorbeelden van ROI’s voor elke bonobo.

(15)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 15

werden deze bestanden geopend met het computerprogramma MATLAB®. Voor dit programma is een script geschreven om de gemiddelde temperatuur van het gebied rond de neus van de bonobo te meten. Het script bepaalde eerst in welk gebied de temperatuur gemeten moest worden, waarna de gemiddelde temperatuur bepaald werd. Dit werd gedaan voor 1 frame vóór het tonen van de stimulus, 3 frames tijdens het tonen van de stimulus en 1 frame na het tonen van de stimulus. Vanwege tijdsbeperkingen zijn niet alle geselecteerde frames uit ResearchIR geanalyseerd, maar is een selectie gemaakt van de meest betrouwbare frames. Deze temperaturen werden geanalyseerd op significante verschillen tussen pretrial, trial en posttrial met het computerprogramma IBM SPSS.

Figuur 2. Regions of interest (ROI’s) voor elke bonobo. De ROI was voor iedere bonobo consistent binnen een sessie; bij sommige bonobo’s was het nodig voor bepaalde sessies een nieuwe ROI te tekenen.

Sommige bonobo’s kregen bepaalde lijsten meerdere keren te zien. Wegens

tijdsbeperkingen is bij deze bonobo’s slechts eenmaal per lijst thermische data geanalyseerd. Tevens is de thermische data niet voor elke lijst compleet vanwege technische fouten.

(16)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 16

keek tijdens deze trial. Uiteindelijk is er thermische data van 122 trials geanalyseerd. Tabel 1 geeft een overzicht van welke stimuli de bonobo’s precies gezien hebben. In tabel 2 is exact te zien welke data bij welke bonobo’s geanalyseerd is.

Tabel 1

Aantal Geobserveerde Emotionele Stimuli per Bonobo

Besede Kumbuka Monyama Zuani Totaal

Distress 7 4 5 5 21 Play 7 5 5 4 21 Groom 6 4 4 5 19 Sex 9 6 7 7 29 Yawn 9 8 8 7 32 Totaal 38 27 29 28 122

Voor de analyse is een repeated measures ANOVA uitgevoerd, met de gemiddelde temperatuur van de neus als onafhankelijke variabele en de emotionele stimuli als

afhankelijke variabele. Onderzocht werd of er een significante verandering in temperatuur van de neus plaatsvond tussen pre-trial, trial, en post-trial, en of deze verandering gemedieerd werd door het type emotionele stimulus die getoond werd.

(17)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 17

Tabel 2

Geanalyseerde Emotionele Stimuli per Lijst per Bonobo

Bonobo List 1 List 2 List 3 List 4

Besede yawn play groom sex

distress sex yawn yawn

sex yawn groom xa

yawn play sex xa

groom groom distress sex

sex play sex distress

groom yawn play distress

distress distress yawn sex

play groom play yawn

play yawn sex distress

Kumbuka xa play groom sex

xa sex yawn yawn

xa yawn groom yawn

xa play sex xa

xa groom xa sex

xa play sex distress

xa yawn play distress

xa distress yawn sex

xa groom play yawn

xa yawn xa distress

Monyama xa play groom sex

xa sex yawn yawn

xa yawn groom yawn

xa play sex groom

xa xa distress sex

xa play sex distress

xa yawn play distress

xa distress yawn sex

xa groom play yawn

xa yawn sex distress

Zuani xa play groom sex

xa sex yawn yawn

xa yawn groom yawn

xa play sex groom

xa groom distress sex

xa play sex distress

xa yawn xa distress

xa distress yawn sex

xa groom play xa

xa yawn sex distress

a

Data niet beschikbaar

(18)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 18

Resultaten Algemene verandering van de neustemperatuur

Bij het verkennen van de data bleek dat de data voor de gemiddelde temperatuur pre-trial, pre-trial, en post-trial niet normaal verdeeld was over de vijf types emotionele stimuli. Echter, omdat de grootste variantie niet meer dan vier keer de kleinste variatie was bij zowel pre-trial (groom, 15,9; distress, 9,6) als trial (groom, 15,2; distress, 9,7) en post-trial (groom, 15,5; distress, 10,1) de data in alle groepen ongeveer een gelijke vorm had, en een ANOVA relatief robuust is tegen schendingen van normaliteit, vooral bij grotere steekproeven (Howell, 2014), werd toch besloten om een repeated measures ANOVA uit te voeren. Mauchly’s test voor sphericiteit wees op een schending van de assumptie van sphericiteit, χ2(2) = 8,374, p = .015. Omdat ε > .75, is gekozen voor een Huynh-Feldt correctie (Girden, 1992). De

gemiddelde neustemperatuur per type emotionele stimulus voor de pre-trial- en trialperiode zijn te vinden in tabel 3.

Tabel 3

Gemiddelde Neustemperatuur per Type Emotionele Stimulus Type of emotion M SD N PreTrial distress 30.292 3.100 21 play 32.276 3.315 21 groom 30.908 3.984 19 sex 29.557 3.294 29 yawn 31.069 3.380 32 Total 30.758 3.466 122 Trial distress 30.361 3.111 21 play 32.282 3.307 21 groom 30.809 3.899 19 sex 29.669 3.135 29 yawn 31.055 3.476 32 Total 30.779 3.432 122 PostTrial distress 30.521 3.176 21 play 32.455 3.181 21 groom 31.137 3.943 19 sex 29.678 3.314 29 yawn 30.992 3.425 32 Total 30.873 3.466 122

Een repeated measures ANOVA met Huynh-Feldt correctie wees uit dat er geen statistisch significant verschil was in neustemperatuur tussen pre-trial, trial, en post-trial (F(1.964, 229.784) = 2.429, p = .091), ook niet na toevoeging van type emotie in het model

(19)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 19

(F(7.856, 229.784) = .718, p = .673). De resultaten zijn tevens te zien in tabel 4. De eerste nulhypothese van gelijke temperaturen blijft dus behouden, en de alternatieve hypothese (verschil in temperatuur tussen de drie condities) wordt verworpen. Doordat er geen significante verandering in temperatuur plaatsvond, blijven ook de tweede en derde nulhypothese behouden.

Tabel 4

Temperatuurverandering Gemedieerd door Type Emotionele Stimulus

Source Type III Sum

of Squares df

Mean

Square F p

time Huynh-Feldt 1.308 1.964 .666 2.429 .091

time * Typeofemotion Huynh-Feldt 1.547 7.856 .197 .718 .673

Error(time) Huynh-Feldt 63.009 229.784 .274

Noot. df = degrees of freedom (vrijheidsgraden).

Discussie

In dit onderzoek stond een verandering van de neustemperatuur bij bonobo’s als gevolg van een verandering in emotionele toestand centraal. Op basis van eerder onderzoek bij resusapen en mensen werd verondersteld dat de neustemperatuur van bonobo’s stijgt of daalt als zij geconfronteerd worden met bepaalde emotionele stimuli. Dit onderzoek geeft echter geen bewijs voor deze hypothesen. Er werd geen statistisch significante verandering van de neustemperatuur gevonden tussen pre-trial, trial, en post-trial gevonden, ook niet na correctie voor het type emotionele stimulus. Er zijn enkele mogelijke verklaringen voor deze resultaten.

Ten eerste is het mogelijk dat de tijd tussen de trials te kort was om een verandering van de neustemperatuur te bewerkstelligen. De minimale tijd tussen twee trials was tien seconden; een sessie duurde ongeveer drie minuten. Eerder onderzoek heeft echter

uitgewezen dat de latentietijd van de temperatuur van de neus relatief lang is. Nakayama en collega’s (2005) beschreven dat de eerste significante temperatuurveranderingen bij resusapen na tien seconden plaatsvonden. Nagenoeg de hele neus vertoonde een significante verandering in temperatuur na 50 seconden. In een ander onderzoek met resusapen waren deze

veranderingen na ongeveer 20 seconden zichtbaar (Kuraoka & Nakamura, 2011). Kistler en collega’s (1998) concludeerden dat veranderingen in temperatuur aan het huidoppervlak pas optreden, als er in dat gebied voor ten minste vijf seconden meer of minder bloed stroomt, waardoor de warmte na ongeveer 15 seconden toeneemt of wegtrekt. Dit resulteert in een latentie van ongeveer 20 seconden. In het huidige onderzoek werd enkel de temperatuur direct

(20)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 20

vóór, tijdens, en direct na een trial gemeten. De tijd hiertussen bedroeg maximaal tien seconden. Deze tijd zou dus te kort zijn om een significante temperatuurverandering bij de neus waar te nemen. In een vervolgonderzoek zou er dus rekening gehouden moeten worden met langere latentietijden en zou de neustemperatuur op latere momenten na een trial gemeten moeten worden.

Ten tweede is het kijkgedrag van de bonobo’s gemeten met een eyetracker, maar deze data waren niet beschikbaar voor het onderzoek. Het is dus niet bekend of de bonobo’s daadwerkelijk langer naar de emotionele stimulus keken ten opzichte van de neutrale stimulus. Dit werd aangenomen, omdat bonobo’s een impliciete aandachtsbias hebben voor emotionele stimuli (Kret et al., 2016). Het is echter ook mogelijk dat de bonobo’s even lang naar de emotionele en neutrale stimulus keken, of langer naar de neutrale stimulus. Hierdoor zouden zij minder beïnvloed zijn door de emotionele stimulus, wat het gebrek aan

verandering van de neustemperatuur zou kunnen verklaren.

Ten derde zijn er geen andere fysiologische metingen uitgevoerd op de bonobo’s in aanvulling op fITI. Andere metingen, zoals het meten van de hartslag of GSR, in combinatie met fITI, kunnen emoties bij dieren nauwkeuriger vaststellen. Doordat deze metingen niet beschikbaar waren, is het onzeker of de bonobo’s emotioneel beïnvloed werden door de stimuli. De afbeeldingen zijn wel beoordeeld op emotionele intensiteit door experts (zie Kret et al., 2016), maar dat alleen is niet voldoende om uit te kunnen gaan van daadwerkelijke emotionele beïnvloeding. Als de bonobo’s inderdaad geen sterke emoties ervoeren bij het zien van de stimuli, zou dat kunnen verklaren waarom er geen verschil in temperatuur

waargenomen is.

Ten vierde zou de onderzoeksopzet een rol gespeeld kunnen hebben. Zoals te zien in figuur 1, werden de bonobo’s vanaf de zijkant gefilmd. Dit was nodig, omdat de monitor waarop de stimuli gepresenteerd werden zich in een houten constructie bevond met plexiglas ervoor. Op deze manier konden de bonobo’s de monitor niet saboteren. Het is echter niet mogelijk om met een thermische infraroodcamera door plexiglas te filmen, omdat het plexiglas de infraroodstralen blokkeert. Hierdoor moest de camera genoodzaakt buiten het verblijf van de bonobo’s geplaatst worden. Het filmen van de zijkant heeft als gevolg dat er slechts een klein oppervlak van de neus gefilmd kan worden, ten opzichte van het filmen van de voorkant (vergelijk de ROI’s uit figuur 2 met bijvoorbeeld figuur 1 uit Kuraoka &

Nakamura, 2011). Een kleiner neusoppervlak verschaft minder data, wat wellicht de onderzoeksresultaten beïnvloed heeft.

(21)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 21

fITI-onderzoeken met resusapen (bijv. Kuraoka & Nakamura, 2011; Nakayama et al., 2005), waarbij de apen vastzaten in een stoel waarin ze hun hoofd niet konden bewegen, konden de bonobo’s zich vrij bewegen. Ze bevonden zich tevens in een verblijf waar ook groepsgenoten waren; ze waren niet afgezonderd. Hierdoor bestond er veel afleiding voor de bonobo’s. Het kwam meermaals voor dat bonobo’s tijdelijk wegkeken of wegliepen van de monitor, omdat zij afgeleid werden door hun soortgenoten. Dit maakt het onderzoek minder consistent en de data minder betrouwbaar.

In de toekomst zou dit onderzoek opnieuw uitgevoerd kunnen worden, met een andere opzet. De neustemperatuur zou langer gemeten moeten worden, omdat deze een relatief lange latentietijd heeft na beïnvloeding door externe emotionele stimuli. De tijd tussen twee trials zou dus langer moeten zijn. Daarnaast zouden eyetracker data geanalyseerd moeten worden, om er zeker van te zijn dat de bonobo’s inderdaad langer naar de emotionele stimuli keken. Andere fysiologische metingen kunnen toegepast worden om de aanwezigheid van emoties bij de bonobo’s vast te stellen. Het geniet tevens de voorkeur om de thermische infraroodcamera direct voor het gezicht van de bonobo’s te plaatsen, om een groter oppervlak van de neus te filmen. Ten slotte zouden er inspanningen verricht moeten worden om te zorgen dat de

bonobo’s zo weinig mogelijk afgeleid worden tijdens het onderzoek. Het is waarschijnlijk niet mogelijk om de bonobo’s te trainen in een stoel te zitten waarin ze hun hoofd niet kunnen bewegen, dus moet op een andere manier gezorgd worden dat de bonobo’s zo stil mogelijk blijven zitten. Het is echter onrealistisch om te verwachten dat al deze veranderingen

teweeggebracht kunnen worden in vervolgonderzoek. Daarom zou een vervolgonderzoek met implementatie van enkel de eerste twee verbeterpunten al vele malen betrouwbaarder zijn. Hierdoor zou het vervolgonderzoek een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de kennis over (fysiologische kenmerken van) emoties bij primaten – iets waar het huidige onderzoek in tekortgeschoten is.

Dankbetuiging

Ik wil graag de Apenheul, in het bijzonder Wendy Cieremans en Thomas Bionda bedanken, voor de mogelijkheid om op deze locatie onderzoek te doen en voor de opvang en begeleiding tijdens het testen; alle vrijwillige gidsen in Apenheul die geholpen hebben bij het rekruteren van participanten; Olav Grouwstra voor hulp bij het ontwikkelen van het Matlab script; Mariska Kret voor hulp bij de data-analyse; en bovenal Evy van Berlo, voor alle begeleiding tijdens het project en het gereedmaken van de data.

(22)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 22

Referenties

Bergersen, T. K. (1993). A search for arteriovenous anastomoses in human skin using ultrasound Doppler. Acta Physiologica Scandinavica, 147(2), 195–201.

http://doi.org/10.1111/j.1748-1716.1993.tb09489.x

Clay, Z., & de Waal, F. B. M. (2013). Bonobos respond to distress in others: Consolation across the age spectrum. PLoS ONE, 8(1), 1-13.

http://doi.org/10.1371/journal.pone.0055206

Darwin, C. R. (1872). The Expression of the Emotions in Man and Animals. P. Ekman (Ed.), 1999. Oxford: University Press.

Ebisch, S. J., Aureli, T., Bafunno, D., Cardone, D., Romani, G. L., & Merla, A. (2012). Mother and child in synchrony: Thermal facial imprints of autonomic contagion.

Biological Psychology, 89(1), 123–129. http://doi.org/10.1016/j.biopsycho.2011.09.018

Girden, E. (1992). ANOVA: Repeated measures. Newbury Park, CA: Sage.

Hahn, A. C., Whitehead, R. D., Albrecht, M., Lefevre, C. E., & Perrett, D. I. (2012). Hot or not? Thermal reactions to social contact. Biology Letters, 8(5), 864–867.

http://doi.org/10.1098/rsbl.2012.0338

Howell, D.C. (2014). Statistical Methods for Psychology (Leiden edition). Wadsworth: Cengage Learning.

Ioannou, S., Chotard, H., & Davila-Ross, M. (2015). No strings attached: physiological monitoring of rhesus monkeys (Macaca mulatta) with thermal imaging. Frontiers in

Behavioral Neuroscience, 9, 1–10. http://doi.org/10.3389/fnbeh.2015.00160

Ioannou, S., Ebisch, S., Aureli, T., Bafunno, D., Ioannides, H. A., Cardone, D., Manini, B., Romani, G. L., Gallese, V., & Merla, A. (2013). The autonomic signature of guilt in children: A thermal infrared imaging study. PLoS ONE, 8(11), 1-11.

http://doi.org/10.1371/journal.pone.0079440

Ioannou, S., Gallese, V., & Merla, A. (2014). Thermal infrared imaging in psychophysiology: Potentialities and limits. Psychophysiology, 51(10), 951-963.

http://doi.org/10.1111/psyp.12243

Ioannou, S., Morris, P., Mercer, H., Baker, M., Gallese, V., & Reddy, V. (2014). Proximity and gaze influences facial temperature: A thermal infrared imaging study. Frontiers in

Psychology, 5(845), 1-12. http://doi.org/10.3389/fpsyg.2014.00845

Ioannou, S., Morris, P., Terry, S., Baker, M., Gallese, V., & Reddy, V. (2016). Sympathy crying: Insights from infrared thermal imaging on a female sample. PLoS ONE, 11(10), 1-15. http://doi.org/10.1371/journal.pone.0162749

(23)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 23

James, W. (1884). What is an emotion? Mind, 9(34), 188–205. http://doi.org/10.1093/mind/LI.202.200

Kang, J., McGinley, J. A., McFadyen, G., & Babski-Reeves, K. (2006). Determining learning level and effective training times using thermography, in Proceedings of the 25th Army

Science Conference (Orlando, FL). Verkregen van:

http://www.hpc.msstate.edu/publications/docs/2006/07/205Student%20paper%20(ASC). pdf

Kistler, A., Mariauzouls, C., & Von Berlepsch, K. (1998). Fingertip temperature as an indicator for sympathetic responses. International Journal of Psychophysiology, 29(1), 35–41. http://doi.org/10.1016/S0167-8760(97)00087-1

Kret, M. E., Jaasma, L., Bionda, T., & Wijnen, J. G. (2016). Bonobos (Pan paniscus) show an attentional bias toward conspecifics’ emotions. Proceedings of the National Academy of

Sciences, 113(14), 3761-3766. http://doi.org/10.1073/pnas.1522060113

Kuraoka, K., & Nakamura, K. (2011). The use of nasal skin temperature measurements in studying emotion in macaque monkeys. Physiology and Behavior, 102(3–4), 347–355. http://doi.org/10.1016/j.physbeh.2010.11.029

Manini, B., Cardone, D., Ebisch, S. J. H., Bafunno, D., Aureli, T., & Merla, A. (2013). Mom feels what her child feels: thermal signatures of vicarious autonomic response while watching children in a stressful situation. Frontiers in Human Neuroscience, 7(299), 1-10. http://doi.org/1-10.3389/fnhum.2013.00299

Merla, A., & Romani, G. L. (2007). Thermal signatures of emotional arousal: A functional infrared imaging study. In Annual International Conference of the IEEE Engineering in

Medicine and Biology - Proceedings (pp. 247–249).

http://doi.org/10.1109/IEMBS.2007.4352270

Murad, U., & Malkawi, M. (2012). Artificial neuro fuzzy logic system for detecting human emotions. In IEEE CITS 2012 - 2012 International Conference on Computer,

Information and Telecommunication Systems.

http://doi.org/10.1109/CITS.2012.6220388

Nakanishi, R., & Imai-Matsumura, K. (2008). Facial skin temperature decreases in infants with joyful expression. Infant Behavior and Development, 31(1), 137–144.

http://doi.org/10.1016/j.infbeh.2007.09.001

Nakayama, K., Goto, S., Kuraoka, K., & Nakamura, K. (2005). Decrease in nasal temperature of rhesus monkeys (Macaca mulatta) in negative emotional state. Physiology &

(24)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 24

Nhan, B. R., & Chau, T. (2010). Classifying affective states using thermal infrared imaging of the human face. IEEE Transactions on Biomedical Engineering, 57(4), 979–987.

http://doi.org/10.1109/TBME.2009.2035926

Or, C. K., & Duffy, V. G. (2007). Development of a facial skin temperature-based methodology for non-intrusive mental workload measurement. Occupational

Ergonomics, 7(2), 83–94. Verkregen van:

http://iospress.metapress.com/index/P0242781M4067KG1.pdf

Pavlidis, I., Levine, J., & Baukol, P. (2000). Thermal imaging for anxiety detection.

Proceedings IEEE Workshop on Computer Vision Beyond the Visible Spectrum Methods and Applications Cat NoPR00640, 104–109.

http://doi.org/10.1109/CVBVS.2000.855255

Pavlidis, I., Tsiamyrtzis, P., Shastri, D., Wesley, A., Zhou, Y., Lindner, P., Buddharaju, P., Joseph, R., Mandapati, A., Dunkin, B., & Bass, B. (2012). Fast by nature - How stress patterns define human experience and performance in dexterous tasks. Scientific Reports,

2(305), 1-9. http://doi.org/10.1038/srep00305

Porges, S. W. (2001). The polyvagal theory: Phylogenetic substrates of a social nervous system. International Journal of Psychophysiology, 42, 123–146.

http://doi.org/10.1016/S0167-8760(01)00162-3

Shastri, D., Merla, A., Tsiamyrtzis, P., & Pavlidis, I. (2009). Imaging facial signs of neurophysiological responses. IEEE Transactions on Biomedical Engineering, 56(2), 477–484. http://doi.org/10.1109/TBME.2008.2003265

Shastri, D., Papadakis, M., Tsiamyrtzis, P., Bass, B., & Pavlidis, I. (2012). Perinasal imaging of physiological stress and its affective potential. IEEE Transactions on Affective

Computing, 3(3), 366–378. http://doi.org/10.1109/T-AFFC.2012.13

Stewart, M., Stafford, K. J., Dowling, S. K., Schaefer, A. L., & Webster, J. R. (2008). Eye temperature and heart rate variability of calves disbudded with or without local anaesthetic. Physiology and Behavior, 93(4–5), 789–797.

http://doi.org/10.1016/j.physbeh.2007.11.044

Stewart, M., Webster, J. R., Verkerk, G. A., Schaefer, A. L., Colyn, J. J., & Stafford, K. J. (2007). Non-invasive measurement of stress in dairy cows using infrared thermography.

Physiology & Behavior, 92(3), 520–525. http://doi.org/10.1016/j.physbeh.2007.04.034

van Rooijen, R., Ploeger, A., & Kret, M. E. (2017). The dot-probe task to measure emotional attention: A suitable measure in comparative studies? Psychonomic Bulletin & Review. http://doi.org/10.3758/s13423-016-1224-1 [Epub loopt voor op print]

(25)

EMOTIES BIJ BONOBO’S HERKENNEN AAN NEUSTEMPERATUUR 25

Vianna, D. M. L., & Carrive, P. (2005). Changes in cutaneous and body temperature during and after conditioned fear to context in the rat. European Journal of Neuroscience, 21, 2505-2512. http://doi.org/10.1111/j.1460-9568.2005.04073.x

de Waal, F. B. M. (1990). Sociosexual behavior used for tension regulation in all age and seks combinations among bonobos. In J. R. Feierman (Ed.), Pedophilia (pp. 378-393). New York: Springer.

Weiss, A., Staes, N., Pereboom, J. J. M., Inoue-Murayama, M., Stevens, J. M. G., & Eens, M. (2015). Personality in bonobos. Psychological Science, 26(9), 1430–1439.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– Pre-trial detention from an Inspector of Prisons view – Execution of pre-trial detention as regards women in Poland – Electronic monitoring as an alternative to pre-trial

Stoornissen in de functie van de neus kunnen vaak verergerd worden door een afwijkende vorm van de binnenkant van de neus.. Meer informatie over: Storingen in de functie van

De endoscoop maakt het mogelijk om tijdens de operatie goed te zien waar poliepen of ontstekingsweefsel zit dat verwijderd moet worden en welke gebieden, met gezond neusslijmvlies,

Stoornissen in de functie van de neus kunnen vaak verergerd worden door een afwijkende vorm van meestal het inwendige van de neus, maar soms ook het uitwendige van de neus..

Afhankelijk van wat wordt afgesproken, krijgt u voor meer informatie over de operatie de folder ‘Neusschelpverkleining onder plaatselijke verdoving.. Conchacaustiek’ mee of

Ook kunnen de uitvoergangen van de neusbijholten, op de plaats waar deze in de neusholte uitkomen, worden bekeken.. En kunnen mogelijke afwijkingen aan het neustussenschot of

Dus niet nuchter zijn betekent altijd dat de operatie moet worden uitgesteld.. In fo rm

Laat de zoutoplossing daarna weer uit de neus lopen.. Doe dit 4 keer