• No results found

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm: Beschermer van het 'Wettig Gezag' of partijleger aan de zijlijn?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Bijzondere Vrijwillige Landstorm: Beschermer van het 'Wettig Gezag' of partijleger aan de zijlijn?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Bijzondere Vrijwillige

Landstorm

Beschermer van het ‘wettig gezag’ of partijleger aan de zijlijn?

Masterscriptie Militaire Geschiedenis Door: Laurens Boudewijn Rip Studentnummer : 11404531 Inleverdatum: 9 mei 2018 Scriptiebegeleider: Bas von Benda-Beckmann Tweede lezer: Daniël Knegt

(2)

Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 19538

(3)

(…) de BVL is een keurkorps van alle goede vaderlanders, dat

‘als ’t moet’ met goed en bloed de troon van Oranje wil

schragen en het wettig gezag zal verdedigen.

-Lodewijk Duymaer van Twist (1865-1961), Voorzitter van de Nationale

Landstorm Commissie en Tweede Kamerlid voor de Anti-Revolutionaire

Partij, 15 augustus 1936

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm mag blijven bestaan ter

verdediging van de bestaande orde van zaken. Het

kabinet-Colijn voert de klassenstrijd op zijn wijde: het is voor het

behoud van het privaatkapitalisme zoals het voor het behoud

van de democratie is: zolang beiden houdbaar zijn.

-De Wapens Neder, maandblad van de Internationale Anti-Militaristische

Vereeniging in Nederland, 1 juli 1936

Hoe moet toch de positie worden, indien straks de BVL eens

geroepen zou worden, een overheid te dienen, die een andere

staatkundige gezindheid is toegedaan? Zal dan niet blijken, dat

(4)

een partijleger van bepaalde partijen is? En kan dit niet een

ontzaglijk gevaar opleveren voor de handhaving van het op

wettige wijze aan de regeering gekomen gezag?

-Volk en Vaderland, Weekblad van de Nationaal-Socialistische Beweging, 7

december 1935

(5)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

 De historiografie over de BVL 4

 Vraagstelling 8

 Methodologie 8

Deel 1 – De BVL als overheidsorgaan 11

 De oprichting en het doel van de BVL 12

 De groei van de BVL 13

 De BVL in en na de oorlog 13

 Verwarring met de ‘gewone’ Vrijwillige Landstorm 14

 Een apolitieke organisatie? 15

 Conclusie deel 1 17

Deel 2 – De houding van de BVL tegen het socialisme 19

 Mobilisaties 19

 De veroordeling van het socialisme 20

 De reactie van de Nationale Landstorm Commissie 23

 De kritiek van de socialisten op de BVL 24

 Conclusie deel 2 27

Deel 3 – De houding van de BVL tegen het fascisme 29

 De veroordeling van het fascisme 29

 De reactie van de Nationale Landstorm Commissie 32

 De kritiek van de NSB op de BVL 35

 Conclusie deel 3 40

(6)
(7)

Inleiding

Nederland was neutraal gebleven gedurende de Eerste Wereldoorlog. Desondanks heeft de nasleep van deze oorlog ook voor Nederland zeer grote gevolgen gehad. In Nederland brak gedurende deze tijd een socialistische revolutie uit onder leiding van Pieter Jelles Troelstra, voorzitter van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Deze ‘Vergissing van Troelstra’ liep na een week uiteindelijk op niets uit maar desondanks was de schrik groot bij de regeringspartijen. Om verdere socialistische revoluties tegen te gaan werd de Bijzondere Vrijwillige Landstorm opgericht. Deze Bijzondere Vrijwillige Landstorm (hierna BVL) was een organisatie bestaande uit vrijwillige, gewapende en geüniformeerde reservisten die de lokale overheden moesten ondersteunen bij revolutiedreigingen. De BVL stond ten dienst van het ‘wettig gezag’, de op rechtmatige en democratische manier gekozen regerende macht. De organisatie profileerde zichzelf daarom als een onafhankelijk orgaan dat ongemoeid was door de invloed van politieke partijen. Later in haar bestaan kreeg de BVL ook te maken met opkomende fascistische partijen, met name de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). De NSB propageerde, net als veel socialistische groeperingen, de gevestigde orde omver te willen werpen. De BVL was een populaire organisatie onder de Nederlandse bevolking. Zo groeide de organisatie na haar oprichting in 1919 zeer sterk van zesduizend tot maar liefst honderdduizend leden in 1940, verspreid over heel Nederland.1

De historiografie over de BVL

De BVL heeft, ondanks haar grootte, een status aparte in de geschiedschrijving van Nederland. De organisatie kwam op ten tijde van sterke politieke twisten in het conservatieve Nederlandse politieke landschap. Echter is de BVL in de geschiedenisboeken (laat staan het collectief geheugen) ondergesneeuwd geraakt door juist de twee politieke stromingen waartegen zij streed. Er is zeer veel geschreven over het socialisme in Nederland en de Vergissing van Troelstra, alsmede het fascisme en de opkomst van de NSB. De BVL was sterk gekant tegen deze politieke ideologieën in het interbellum maar wordt slechts enkele keren genoemd in de historiografie over deze onderwerpen. Dit is opmerkelijk omdat deze organisatie allesbehalve geheim was. Dit is op te maken uit de grote en wijde verscheidenheid aan gedrukt bronmateriaal. Dit kwam

1 Paul Krijnen, Zonodig met behulp van wapens. Geschiedenis van rechtse paramilitaire

(8)

voornamelijk in de vorm van het Landstormblad, het maandblad van de BVL. Toch is er na de Tweede Wereldoorlog zeer weinig relevantie publicaties geschreven over de BVL als verlengstuk van de Nederlandse staat of als speler in het Nederlandse politieke landschap. Zelfs op de website van het ministerie van Defensie wordt enkel de ‘gewone’ Vrijwillige Landstorm bij naam genoemd, de voorloper van het hedendaagse Korps Nationale Reserve. Deze Vrijwillige Landstorm stond echter ook onder beheer van de Nationale Landstorm Commissie. Deze Vrijwillige Landstorm komt later in dit onderzoek nog kort aan bod. Als de BVL überhaupt wordt genoemd in publicaties wordt de organisatie geregeld gereduceerd tot een bijzaak of een voetnoot. Dit is bijzonder gezien de grootte en het hoogdravende publieke karakter van de organisatie.

De eerste echte poging om de geschiedenis van BVL in kaart te brengen werd gedaan in 1959 door de historicus J.C. van der Does. In zijn boek Als ’t moet,

November 1918 en de Bijzondere Vrijwillige Landstorm geeft Van der Does een

uitgebreid beeld van de wapenfeiten van de BVL gedurende de jaren twintig. Daarbij benadrukt hij voornamelijk de noodzaak van de BVL om de vrede in Nederland te bewaren. Het boek heeft daardoor meer weg van een betoog tot legitimering van het bestaan van de BVL dan van een zuiver historische studie naar de organisatie. Opmerkelijk is dat het boek gebaseerd is op een manuscript dat door Van der Does gemaakt is dat aangevuld is door een verscheidenheid aan BVL-coryfeeën, omdat hij overleed voordat het boek gepubliceerd kon worden. Tevens is het boek geschreven in opdracht van de Nationale Landstorm Commissie, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog de facto nooit is opgeheven. Hierdoor is de bruikbaarheid van deze publicatie voor dit onderzoek gering. De ware dreiging van de politieke vijanden wordt in het boek nauwelijks belicht (op de revolutiedagen van 1918 na). De dreiging van het socialisme wordt constant benadrukt en onverminderd in beeld gebracht. Over de fascistische elementen in het Nederlandse politieke bestel stelt Van der Does zich kort maar krachtig op: in een zeer kort hoofdstuk wordt gesteld dat de BVL zich van meet af aan distantieerde van de NSB en andere fascistische organisaties omdat het een ‘zuiver apolitieke organisatie’ was. In hoeverre de BVL fascistische partijen bestreed wordt echter niet behandeld. Over specifiek de NSB laat Van der Does zich kort uit:

Als gezagsgetrouw instituut heeft de BVL onmiddellijk het revolutionaire karakter der fascistische bewegingen onderkend en op de

(9)

landstormbijeenkomsten en in het Landstormblad de bestrijding van deze gevaarlijke stroming met kracht aangevangen en volgehouden. Het was daarom niet vreemd, dat de nationaal-socialistische beweging op allerlei manieren heeft gepoogd de BVL afbreuk te doen.2

Ondanks de tekortkomingen van Als ’t moet als kritische historische bron en de geringe bruikbaarheid voor dit onderzoek is het wel een goede uiteenzetting van de organisatorische opbouw van de BVL. Tevens worden de grootste acties van de BVL toegelicht, evenals de rol en rechten van plaatselijke afdelingen en de rol van de Nationale Landstorm Commissie.

Een van de weinige publicaties na Van der Does waarin de BVL weer met enige diepgang behandeld wordt, is een publicatie door Paul Krijnen,‘Zonodig met

Behulp van Wapens’, Geschiedenis van Rechtse Paramilitaire Organisaties in Nederland (1983). Krijnen behandelt meerdere Nederlandse paramilitaire

organisaties van gedurende de twintigste eeuw, maar de BVL staat centraal in de eerste twee hoofdstukken. Ten eerste stelt Krijnen dat de BVL gedurende haar bestaan meer protserige optochten en medaille uitreikingen organiseerde dan dat het daadwerkelijk heeft moeten mobiliseren. Krijnen geeft echter weinig bewijsmateriaal voor deze stelling. Ten tweede zet Krijnen vraagtekens bij Van der Does dat de BVL een zuiver apolitieke organisatie was. Hiermee wijst hij voornamelijk naar de betrokkenheid van vele bedrijven bij de oprichting van de BVL. Ten derde stelt Krijnen dat de organisatie zeer beïnvloed werd door de opkomst van de NSB. Een van zijn argumenten hiervoor is dat ‘honderden’ leden van de BVL ook lid waren van de NSB in de jaren dertig, hoewel hij ook hier zeer weinig bewijsmateriaal voor geeft.3 Hij wijst enkel naar een tweetal

hoogwaardigheidsbekleders van de BVL die zich in de jaren dertig met fascistische kringen inlieten. Hoewel deze gevallen van betrekkingen met fascistische organisaties binnen de eigen rangen wel tot de verbeelding spreken, zijn het nog geen harde bewijzen voor een algehele aantasting van de BVL, wat Krijnen wel eerder stelt. De BVL zou met betrekking tot het fascisme de kop in het zand hebben gestoken.4 De Nationale Landstorm Commissie zou zich pijnlijk

bewust worden van de gelijkenissen tussen de eigen organisatie en de NSB

2 J.C. van der Does, Als ’t moet, November 1918 en de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (Den Haag 1959) 204.

3 Paul Krijnen, Zonodig met behulp van wapens. Geschiedenis van rechtse paramilitaire

organisaties in Nederland (Amsterdam 1983) 31.

(10)

nadat de Weerbaarheidsafdeling (WA) opgericht was. Krijnen geeft echter geen duidelijke verklaring hiervoor, en deze pijnlijke bewustwording lijkt dan ook meer achteraf opgelegd te zijn. Ook heeft de BVL zich onverminderd uitgelaten tegen het socialisme, maar heeft het ‘slaperig’ gereageerd op het opkomend fascisme. Hoewel de publicatie van Krijnen betrekkelijk bondig is over de BVL en hij er enkele enigszins gedeeltelijk gefundeerde uitspraken op nahoudt, is het boek Zonodig met Behulp van Wapens een redelijk goede eerste academische poging om de plek van de BVL in het Nederlandse politieke bestel te plaatsen.5

Na de publicatie van dit stuk is de BVL wederom in de schaduw beland.

Een recenter werk waarin de BVL enigszins aan bod komt is Gertjan Broek zijn proefschrift Weerkorpsen: extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam,

1923-1942 (2014). Broek beschrijft de rol en effectiviteit van Nederlandse

revolutionaire partijen en weerkorpsen. De BVL wordt niet vaak genoemd in het proefschrift, maar wel stelt Broek dat de BVL een geduchte tegenstander zou zijn indien de NSB met geweld de macht had willen grijpen. Broek legt echter, net als Krijnen, meer nadruk op het imago van de BVL dan op haar daadwerkelijke effectiviteit. Zijn voornaamste punt is dat de BVL riskeerde het recht op het vertonen van haar uniforms, lintjes en medailles te verliezen na de Wet op de Weerkorpsen van 1936. Broek stelt dat het vertoon van deze zaken de grootste zorg was van de BVL, en dat de dreiging van haar vijanden van secundair belang was. Om deze reden is er geen definitieve veroordeling van de NSB gekomen, aldus Broek. De BVL kwam er met de schrik vanaf: door een aanpassing in de wet is dit uiteindelijk niet voltrokken voor de BVL.6 De Wet op

de Weerkorpsen wordt in deel 2 en 3 van dit onderzoek verder behandeld. Veel onderzoek aangaande politiek geweld in Nederland (en de BVL in het verlengde hiervan) is gebaseerd op het omvangrijke werk Het Koninkrijk der Nederlanden

in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945 van Loe de Jong. De Jong noemt de BVL

enkele keren bij naam en verwijst bij ledenaantallen en andere cijfers aangaande de BVL naar het boek van Van der Does. Zijn bronvermelding schiet echter bij menig ander stelling geregeld tekort. Broek stelt dat in het werk van De Jong knokploegen en andere uitingen van politiek geweld in Nederland ‘terloops als bijverschijnsel van het opkomend fascisme worden gereduceerd’.7

5 Krijnen, Zonodig met behulp van wapens, 32.

6 Gertjan Broek, Weerkorpsen: extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam, 1923-1942 (Amsterdam 2014), 86-87.

(11)

Een van de weinige recente publicaties dat de diepte ingaat over de BVL is ‘Het

‘dikke buiken-bataljon’, De verbeelding van de (contra)revolutie in Nederland

van Wouter Linmans (2016).8 Linmans geeft een uiteenzetting over de noodzaak

van de oprichting van de BVL en de rol van deze organisatie. Zijn focus ligt voornamelijk op de wisselwerking tussen weerkorpsen (waaronder de BVL) en socialistische groeperingen in de jaren twintig en hij legt de nadruk op hoe zij elkaar bejegenden in hun propaganda. De wisselwerking met fascistische organisaties komt hierin niet aan bod. Ook in dit artikel heeft voornamelijk het imago van de BVL de focus. Linmans maakt een vergelijking tussen de Duitse Freikorpsen en de BVL. De Freikorpsen waren groepen Duitse georganiseerde veteranen die tussen 1918 en 1924 in Duitsland mobiliseerden tegen de socialistische revoluties in Duitsland. De titel van het artikel, Dikke

Buiken-Bataljon, is een verwijzing naar hoe de leden van de BVL in de communistische

krant Tribune worden genoemd:

Waar de Duitse Freikorps bestonden uit gedegenereerde oud-soldaten met een voorliefde voor wreedheden, zouden de Nederlandse burgerwachten en BVL zijn opgebouwd uit ‘bedrogen en dol-gemaakte provincialen’, ‘aanstellerige zoontjes van vette spekslagers’ en ‘dikke huisbazen’ die allen hunkerden naar een ‘hartig moordpartijtje’. De burgerwacht werd in De Tribune honend weggezet als het ‘kromme beenen- en dikke buiken-bataillon’. 9

In de historiografie zijn een drietal trends waar te nemen. Ten eerste is de BVL is in veel publicaties niet het onderwerp maar een bijverschijnsel dat terloops wordt genoemd. Door het gebrek aan onderzoek dat gericht is op de BVL zelf zijn er in de historiografie betrekkelijk weinig nieuwe inzichten gekomen sinds het boek van Van der Does. Wanneer de BVL genoemd wordt, waaronder in de publicaties van de voorgenoemde auteurs, staat voornamelijk haar imago centraal. Dit is het imago van een groep van krijgslustige en protserige maar kleinburgerlijke provincialen dat voortdurend haar eigen bestaan moest rechtvaardigen door middel van vertoningen van paraatheid en prestige. Tevens wordt in de historiografie ook met enige regelmaat de BVL beticht van het zijn van een politiek gekleurd partijleger, hoewel deze stelling slecht onderbouwd

8 Wouter Linmans, Het ‘dikke buiken-bataljon’, De verbeelding van de (contra)revolutie in Nederland, Militaire Spectator 185(2) (2016): 52-64.

9 De Tribune, 21 januari 1919, ‘Daar komen de schutters. Het kromme beenen- en dikke

(12)

wordt. Door deze trend wordt de BVL als een soort randverschijnsel van de conservatieve vooroorlogse politiek weggezet. Er is weinig onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke effectiviteit van de organisatie en haar invloed op het politieke landschap in Nederland. De imago-analyses in voorgaande publicaties hebben daarom betrekkelijk weinig te bieden aan de bredere historische politieke context. In dit onderzoek ligt de focus wel enkel op de BVL en wordt er een dieper inzicht gegeven in haar bredere politieke rol als overheidsorgaan. Ten tweede wordt de houding van de BVL tegen het socialisme in de historiografie amper belicht. Enkel het gegeven dat de BVL is opgericht om het socialisme tegen te gaan wordt benoemd maar weinig is bekend over hoe ze dat deden. Hier wordt enkel berust op bronnen van 1918 en 1919, wat niet representatief is voor de organisatie later in het interbellum. Dit draagt ook bij aan het suffe imago van ‘dol-gemaakte provincialen’. Hoe vaak de BVL in totaal is gemobiliseerd, wat de organisatie heeft gezegd over het socialisme en of er een verandering is waar te nemen in deze houding gedurende het interbellum is niet duidelijk in de historiografie. Ten derde wordt in de historiografie enkele malen gesteld dat de BVL slechts laks of zelfs niet gereageerd hebben op de opkomst van de NSB. Hier wordt veelal slecht of geen bewijs voor gegeven. In dit onderzoek wordt meer in de diepte gegaan over welke plaats de BVL had in het Nederlandse politieke landschap, en hoe deze organisatie zich verhield tot zowel socialistische als fascistische partijen gedurende het interbellum.

Vraagstelling

Door de hiaten in de historiografie is er een verscheidenheid aan vragen over de BVL onbeantwoord gebleven. Welke houding heeft de BVL aanvankelijk aangenomen tegen het socialisme en het fascisme respectievelijk? Is er een verandering waar te nemen in deze houding? Hoe vaak heeft de BVL moeten mobiliseren om haar tegenstanders het hoofd te bieden? Is er een duidelijk verschil op te merken in de reactie van de BVL? In hoeverre was de BVL een apolitieke organisatie? Hoe groot was de stempel van de BVL op het Nederlandse politieke landschap? Deze vragen in dit onderzoek behandeld worden. Deze vragen dienen beantwoord te worden omdat de antwoorden niet alleen helderheid kunnen geven over de rol van deze omvangrijke organisatie, maar ook een licht werpen op de bredere context van de Nederlandse politieke situatie gedurende het interbellum. De BVL groeide zeer snel gedurende haar bestaan en het was daarom een populaire organisatie onder de Nederlandse

(13)

bevolking. Om deze reden is het des te belangrijker om te weten te komen hoe de vooroorlogse regeringen de BVL hanteerde om de politieke situatie in Nederland te beschermen. Tevens is het waardevol voor de bredere politieke context om te zien of socialistische en fascistische groepen een obstakel zagen in de BVL voor hun eigen groei en voortbestaan. In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal:

In hoeverre is er een verschil waar te nemen in de manier waarop de Bijzondere Vrijwillige Landstorm stelling nam tegen het socialisme en het fascisme in Nederland gedurende het interbellum?

Methodologie

Omdat de historiografie van de BVL gering is en met enkele gebreken kampt is dit onderzoek grotendeels gestoeld op het gebruik van primaire bronnen. Vele stadsarchieven hebben nog in kleine mate primair bronmateriaal in bezit. Veel van deze bronnen hebben betrekking tot de lokale BVL-afdelingen: scores van schietoefeningen, notulen van kleine vergaderingen met redelijk alledaagse agendapunten als medaille-uitreikingen, verslagen over gelopen wandeltochten, oorkondes en soldijboekjes. Deze bronnen zijn erg interessant maar dragen betrekkelijk weinig bij aan een academisch onderzoek over de BVL op een nationale schaal. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam, het Nationaal Archief (NA) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag hebben wel nog in enige mate bronnen in bezit die van belang zijn voor dit onderzoek. Hoewel dit bronmateriaal zeer bruikbaar is, is het veelal incompleet. Er wordt geregeld in verwezen naar andere stukken die niet meer bestaan. De verklaring waarom deze bronnen niet meer bestaan wordt gegeven in een brief van een niet nader genoemde assistent van Lodewijk Duymaer van Twist, de voorzitter van de Nationale Landstorm Commissie. In de brief staat dat in de meidagen van 1940 een groot deel van het archief vernietigd is om te voorkomen dat het in de handen van de bezetter terecht zou komen. Tevens is er de oproep gedaan aan alle lokale Landstormafdelingen om hun archieven ook te vernietigen.10 Veel archiefstukken

van het Ministerie van Defensie (waar de BVL ook een deel van haar archief had) zijn ook vernietigd in de meidagen, volgens protocol. Tevens is een groot deel van het archief verloren gegaan door een bominslag op 26 februari 1945 op

10 Brief van assistent Duymaer van Twist, mei 1940, Nationaal Archief, inv. nr. 249-0128 A1.

(14)

Fluwelen Burgwal 12A te Den Haag, waar destijds een groot deel van het ministeriële archief lag opgeslagen.11 Ten slotte is een deel van het BVL-archief

verloren geraakt (door een niet nader gegeven reden) tijdens de jaren zestig.12

De overgebleven primaire bronnen die gehanteerd worden in dit onderzoek zijn in te delen in een drietal categorieën. De bronnen uit de eerste categorie zijn afkomstig uit de archieven van de BVL. Deze bronnen behelzen interne briefwisselingen tussen hoogwaardigheidsbekleders van de BVL en de Nederlandse regering, interne correspondentie over financiële zaken, correspondentie met eigen leden en interne jaarverslagen. Deze bronnen zijn zeer bruikbaar voor dit onderzoek omdat ze een duidelijk beeld geven over hoe de Nationale Landstorm Commissie de koers van de organisatie bepaalde in reactie op vijandelijke invloeden van zowel buitenaf als binnen de eigen gelederen. De bronnen uit de tweede categorie zijn ook afkomstig van de BVL maar zijn van een meer publieke aard. Deze categorie bestaat uit edities van het Landstormblad. Het Landstormblad een belangrijke rol in dit onderzoek omdat het de primaire bronnen zijn die het meeste in de diepte gaan over de houding van de BVL naar haar vijanden. Dit maandblad is van 1924 tot de opheffing van de BVL in 1940 iedere maand uitgekomen en was een belangrijk klankbord voor de BVL. In het blad werd de vijand geregeld in een kwaad daglicht gesteld. Tevens werden in het blad belangrijke bijeenkomsten van de BVL uitvoerig beschreven, alsmede de politieke koers van de BVL gerechtvaardigd. Het Landstormblad geeft inzicht in welke zaken in de Nederlandse en buitenlandse politiek speelden gedurende het hele interbellum welke als een gevaar voor Nederland werden gezien. De bronnen uit de derde categorie die in dit onderzoek aan bod komen zijn niet afkomstig van de BVL zelf maar van derden. Deze bronnen komen voornamelijk in de vorm van krantenartikelen en correspondentie van vijandelijke oorsprong (zowel socialistische als fascistische kant), alsmede inlichtingen van de Centrale Inlichtingendienst. Deze bronnen zijn belangrijk omdat ze inzicht geven in de acties van de BVL die niet in de historiografie of bronmateriaal van de BVL zelf aan bod komen. Tevens geven ze de bredere politieke context weer omdat er uit valt te herleiden welke elementen van de houding van de BVL als hinderlijk werden ervaren door andere partijen.

11 Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Openbaar Verbaalarchief en Gedeponeerde archieven, 76, NA, inv. nr. 2.13.01.

12 Inventaris van het archief van de Nationale Landstorm Commissie, 1934-1940, 7, NA. inv. nr. 2.13.68.03.

(15)

Dit onderzoek is verdeeld in een drietal delen. In het eerste deel wordt eerst een uiteenzetting gegeven van het ontstaan, de levensloop, de doelstellingen en de organisatiestructuur van de BVL. Tevens wordt er ingegaan op de vermeende apolitieke rol van de BVL in het Nederlandse politieke landschap. In het tweede deel staat de houding van de BVL ten aanzien van het socialisme centraal. De mobilisaties van de BVL tegen het socialisme worden uiteen gezet, alsmede de publieke veroordelingen van deze politieke stroming door de BVL. Tevens komt de houding van de Nationale Landstorm Commissie op het socialisme aan bod., alsmede de kritiek van socialistische zijde op de BVL. In het derde en laatste deel staat de houding van de BVL ten aanzien van het fascisme centraal. De veroordeling van het fascisme door de BVL wordt behandeld in dit deel. Tevens komt de houding van de Nationale Landstorm Commissie aan bod, alsmede de kritiek van fascistische partijen op de BVL. In dit derde deel wordt ook ingegaan op het verschil tussen de veranderende houdingen van de BVL tegen de politieke stromingen. Ten slotte wordt in de conclusie een antwoord gegeven op de centrale vraag van dit onderzoek.

In dit onderzoek komt voornamelijk de houding van de BVL tegen haar vijanden op een nationale schaal aan bod. De lagere niveaus van de BVL, zoals de lokale BVL-afdelingen of de gewestelijke afdelingen, zijn grotendeels buiten beschouwing gelaten. Deze keuze is gemaakt omdat anders de schaal van dit onderzoek te groot zou zijn geweest. Tevens komen de mobilisaties van de BVL op nationale schaal aan bod in dit onderzoek. Echter zullen mobilisaties op kleinere schaal voornamelijk buiten beschouwing gelaten worden vanwege een gebrek aan relevant bronmateriaal. In dit onderzoek komt de houding van de BVL ten opzichte van fascistische organisaties aan bod. De focus in dit onderzoek ligt voornamelijk op de NSB, welke verreweg de grootste en meest invloedrijke fascistische organisatie was in Nederland. De interactie met kleinere fascistische organisaties is in dit onderzoek grotendeels achterwege gelaten vanwege een gebrek aan relevant bronmateriaal met directe betrekking op kleinere organisaties.

(16)

Deel 1 De BVL als overheidsorgaan

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm had in grote mate een publiek belang en de organisatie groeide in een korte tijd tot een grote omvang. Ondanks deze belangrijke rol is de BVL nu een relatief onbekende organisatie. In dit eerste deel zal de geschiedenis van de BVL uiteen worden gezet en enkele vragen worden beantwoord die in de historiografie onbeantwoord blijven. Wat was de oorzaak tot de oprichting van de BVL? Hoe verschilde de BVL van de ‘gewone’ Vrijwillige Landstorm? Hoe groot was de BVL? Wat voor organisatorische structuur had de BVL? Wat voor politieke achtergrond hadden leden van de BVL? In hoeverre was de BVL een zuiver apolitieke organisatie zoals Van der Does heeft gesteld? Waarom is de BVL opgeheven? De volgende vraag zal centraal staan in dit deel van het onderzoek: Wat was de Bijzondere Vrijwillige Landstorm en in hoeverre speelde partijpolitiek een rol in haar bestaan?

Nederland was in de Eerste Wereldoorlog de grote materiële, menselijke en emotionele schade bespaard gebleven dat veel andere Europese landen had geteisterd. Het land had zich voor de oorlog neutraal verklaard. Ondanks de precaire situatie die was ontstaan om die neutraliteit te waarborgen en de schending van de neutraliteit van België door Duitsland, bleef Nederland buiten de oorlog. De Nederlandse krijgsmacht was wel gemobiliseerd om een eventuele invasie af te wenden en de vijand te vertragen om tijd te winnen voor eventuele militaire steun van andere landen. Ondanks de neutraliteit werd Nederland wel op economisch niveau door de oorlog geraakt. Zo kwamen in 1914 naar schatting bijna een miljoen Belgische vluchtelingen de grens over, waarvan er meer dan honderdduizend uiteindelijk bleven na oktober van dat jaar. Nederland had destijds een bevolking van zes miljoen mensen en te weinig middelen om deze honderdduizend, laat staan de initiële miljoen vluchtelingen, adequaat op te kunnen vangen. Tevens was de handelsblokkade door Engeland en de oorlog op het de Noordzee schadelijk voor de Nederlandse economie. Import en export kwamen vrijwel stil te staan en veel bedrijven waren genoodzaakt om hun productieprocessen aanzienlijk te veranderen om te kunnen blijven draaien. De Nederlandse industrie was in 1918 sterker dan in 1914, maar ondanks deze groei was er wel sprake van schaarste voor de gemiddelde burger.13 In de laatste

oorlogsjaren dreigde er hongersnood in Nederland en opstanden verstoorden het dagelijkse leven. Zo brak bijvoorbeeld in juli 1917 de Aardappeloproer uit in

13 Hein Klemann, Nederland heeft flink verdiend aan de Eerste Wereldoorlog, De Buren 2012 (2), 1-5.

(17)

Nederland waarbij velen de straten opgingen om voedsel te vorderen. Verdere dreiging van hongersnood werd uiteindelijk door het einde van de Eerste Wereldoorlog in november 1918 voorkomen.

Wellicht had Nederland nog het meest te verduren op maatschappelijk en politiek vlak. Op 9 november 1918 riep Pieter Jelles Troelstra, de leider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), de socialistische revolutie uit nadat in een legerkazerne in Harskamp een muiterij plaatsvond onder de daar gelegerde troepen. Gemotiveerd door de Russische revolutie van een jaar eerder en de nieuwe revolutiegolf in Duitsland, eisten de revolutionairen onder andere onmiddellijke demobilisatie, afschaffing van de Eerste Kamer, verruiming van het algemeen kiesrecht en verbeteringen in de zorg. Deze revolutie was op 14 november alweer een halt toegeroepen, mede door de verdeeldheid van de socialisten. Daarbij werd de staat geholpen door de vele burgerwachten, die onder de regie van het ministerie van Binnenlandse Zaken de politie ondersteunden in het bestrijden van de revolutionairen. De burgerwachten waren groepen georganiseerde en gewapende burgers die de gemeenten en lokale politie bijstonden. Ondanks het feit dat Troelstra’s revolutie mislukte was de Nederlandse gevestigde orde flink geschrokken.

De oprichting en het doel van de BVL

In nasleep van de ‘Vergissing van Troelstra’ werd in mei 1919 door de Nederlandse regering de Bijzondere Vrijwillige Landstorm opgericht. In de BVL werden veel van burgerwachten opgenomen. Toetreding van burgerwachten tot de BVL was niet verplicht, en enkele tientallen burgerwachten behielden hun onafhankelijkheid of werden zouden pas later geïncorporeerd door de BVL. Onder het devies ‘Als het moet’ zou de BVL de staat ondersteunen ten tijde van verstoring van het wettelijk gezag.14 Ondersteuning aan het wettig gezag diende

ook te komen bij onder andere ‘rode’ demonstraties, eventuele invasies van revolutionairen uit het buitenland en stakingen van socialistische vakbonden. Bij het uitbreken van een revolutie zou de BVL lokale politie en gemeentes ondersteunen, belangrijke infrastructuur als spoorwegen beschermen en indien nodig de Nederlandse krijgsmacht ondersteunen.

De BVL bestond uit mannen die al aan hun militaire dienstplicht hadden voldaan en niet verder in dienst van de Nederlandse Krijgsmacht waren. In

(18)

vrijwilligersverband waren ze georganiseerd in plaatselijke vrijwilligersverbanden. De plaatselijke afdelingen organiseerden onder andere marsen, schietwedstrijden en propagandalezingen. Deze plaatselijke afdelingen waren ieder weer deel van een gewestelijke afdeling, welke verantwoording aflegden aan de Nationale Landstorm Commissie. De BVL had in beperkte mate toegang tot handvuurwapens en klein geschut, waarmee met enige regelmaat exercities gehouden werden. Hoewel de organisatie uit burgervrijwilligers bestond had de BVL een sterk militair karakter. Er waren rangen binnen de BVL en promoties (en demoties) waren mogelijk. Leden werden geacht op te dagen bij bijeenkomsten in uniform en de BVL kende haar eigen militaire decoraties. Ieder jaar werden er Landdagen georganiseerd, waarbij met veel vertoon de paraatheid van de BVL tentoongesteld werd. De organisatie bestond uit vrijwilligers, hoewel sommige (hogere) en gespecialiseerde leden een vergoeding kregen voor hun diensten.

De BVL was een officieel onderdeel van de Nederlandse Krijgsmacht en was daarmee een verlengde van de Nederlandse staat. De staat had direct invloed op de BVL in de vorm van de Nationale Landstorm Commissie, waar Generaal Lodewijk Duymaer van Twist de voorzitter van was. Duymaer van Twist verwierf grote bekendheid als verdediger van het wettelijk gezag in Nederland. De Nationale Landstorm Commissie was het hoogste beslissende orgaan van de organisatie. Zo bepaalde de commissie de koers van de BVL en het publieke imago. De BVL had een status aparte binnen de Nederlandse krijgsmacht omdat zij grotendeels onafhankelijk kon en mocht opereren.

De groei van de BVL

De BVL groeide gedurende haar bestaan erg snel. De organisatie kende bij oprichting 33 verschillende gewestelijke afdelingen. Volgens van der Does was de aanwas van leden in 1919 ‘immens’, alhoewel hij hier geen precieze cijfers voor geeft.15 Wel is bekend dat de BVL in 1928, tien jaar na haar oprichting,

58.050 leden telde verdeeld over 21 gewestelijke afdelingen, nadat er enkele met elkaar waren gefuseerd16 In 1933 telde de BVL maar liefst 80.305 leden,

verspreid over 19 gewestelijke afdelingen.17 Na 1933 stagneerde de groei

enigszins: in 1938 had de BVL ‘slechts’ 94.225 leden verspreid over het eerdere

15 Does, Als ’t moet, 30.

16 Gedenkboek tienjarig bestaan, NIOD, inv. nr. 12.34 Ged, 28.

17 Jaarverslag van de Nationale Landstorm Commissie 1933, januari 1934, NA, inv. nr. 2.13.68.03.

(19)

aantal van 21 gewestelijke afdelingen.18 In 1940 had de organisatie iets meer

dan honderdduizend leden.19

De gewestelijke afdelingen waren financiële verantwoording schuldig aan de Nationale Landstorm Commissie en werden jaarlijks door de inspecteur van de Nationale Landstorm Commissie onder de loep genomen. Binnen iedere gewestelijke commissie ontstonden er gedurende het bestaan van de BVL lokale afdelingen, waarvan er vaak meerdere waren binnen grote steden als Amsterdam en Rotterdam. Deze lokale afdelingen hadden grotendeels hun eigen rekrutering, financiën en mobilisatie in handen. Vrijwilligers dienden zich in te schrijven bij het gewestelijke hoofdkwartier van de BVL, waarna zij veelal werden toegewezen aan hun lokale BVL-afdeling.20

De BVL in en na de oorlog

De BVL werd opgeheven in opdracht van de Duitse bezetters in 1940. In augustus van dat jaar werden de gewestelijke afdelingen opgeheven door middel van een rondbrief welke ondertekend moesten worden door de afdelingsleiders.21 Tevens kwam in augustus de laatste editie van het

Landstormblad uit. Gedurende de laatste maanden berichtte het Landstormblad voornamelijk over de Duitse veroveringen in Europa en de staat van Nederland na de capitulatie in mei. Ook werden gesneuvelde leden van de BVL geëerd. Hoe en waar zij sneuvelden is niet op te maken uit deze artikelen, evenals of zij ondersteunende functies verrichten voor de Nederlandse krijgsmacht tijdens de meidagen. Op 12 oktober werd de BVL in zijn totaliteit opgeheven en alle roerende middelen van de organisatie geconfisqueerd door de Duitsers.22 De

Nationale Landstorm Commissie werd gelijktijdig opgeheven. Gedurende de oorlog waren er enkele plannen gemaakt voor de BVL voor tijdens en na de bezettingsjaren. Er is een reeks verslagen bewaard gebleven uit 1943 van de heer G.F. Boulogne, secretaris van de Nationale Landstorm Commissie sinds 1921, waarin staat dat er onderhandelingen waren om enkele BVL-afdelingen te

18 Jaarverslag van de Nationale Landstorm Commissie 1938, januari 1939, NA, inv. nr. 2.13.68.03.

19 Krijnen, Zonodig met behulp van wapens, 35

20 Jaarverslag van de Nationale Landstorm Commissie 1938, januari 1939, NA, inv. nr. 2.13.68.03.

21 Brieven over opheffing Gewestelijke Landstormafdelingen, augustus 1940, NA inv. nr. 2.04.53.04.

22 Brief van Duymaer van Twist over opheffing BVL, 12 oktober 1940, NA inv. nr. 2.04.53.04.

(20)

fuseren met het Nederlandse verzet. De verzetsorganisatie waar de BVL mee moest fuseren was de Ordedienst (OD).23 Boulogne vervulde zelf nog

verzetstaken gedurende de oorlog.24 Het is niet bekend of de

fusieonderhandelingen vruchten hebben afgeworpen en er enkele BVL-afdelingen actief verzetstaken zijn gaan vervullen.

Er zijn enkele nota van de Nationale Landstorm Commissie bewaard gebleven waarin staan dat sommige BVL-afdelingen op actief gezet zijn gedurende de terugtrekking van de Duitsers in mei 1945. Het volgende bevel werd gegeven in een geheime brief uit april 1945 aan enkele lokale BVL-leiders en burgemeesters:

Als Duitschland capituleert en/of de Duitse weermacht aftrekt, zullen de plaatselijke afdelingen van den BVL zich ter beschikking stellen van het Plaatselijk Wettig Gezag (bv) de Burgemeester. Direct melden bij de Nationale Landstorm Commissie per radio, Duitsers niet aantasten. ‘De oude Landstormkorpsen worden weer opgericht’. De BVL is niet het gezag, het steunt het enkel: Er mag niet dictatoriaal worden opgetreden. Tegen Nederlanders in dienst (en hun gezinnen) van de Duitsers (ook NSB) mag enkel gewelddadig worden opgetreden als zij niet onvoorwaardelijk overgeven aan de BVL. De Duitse Weermacht mag onder geen beding aangetast worden. 25

Het is niet bekend in hoeverre de BVL een actieve rol heeft gespeeld in de dagen direct voor en na de bevrijding van Nederland. De Nationale Landstorm Commissie maakte in 1945 een doorstart als stichting omdat Duymaer van Twist van mening was dat er plaats was voor de BVL in een naoorlogs Nederland. Hij was niet succesvol, de BVL werd niet opnieuw opgericht. De Commissie bestaat echter wel nog steeds, zij het op papier. De Commissie heeft enkel nog een KVK-en eKVK-en postbusnummer.26 Enkel de ‘reguliere’ Vrijwillige Landstorm werd weer

opgericht en in 1948 omgevormd tot het Korps Nationale Reserve. Verwarring met de ‘gewone’ Vrijwillige Landstorm

23 Rapport inzake G.F. Boulogne, NIOD, inv. nr. 249-0128.

24 Documentatie-formulier van het Algemeen Hoofdkwartier van de voormalige OD, ingevuld ten name van G.F. Boulogne, NIOD, inv. nr. 249-0128.

25 Wenken en aanwijzingen voor de plaatselijke leiders van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm, NIOD, inv. nr. 249-0128.

26 Kamer van Koophandel, https://www.kvk.nl/orderstraat/product-kiezen/? kvknummer=41152314 (geraadpleegd op 28-04-2018)

(21)

In veel publicaties (veelal van journalisten of amateurhistorici) en internetartikelen wordt de BVL verward met de ‘reguliere’ Vrijwillige Landstorm (hierna VLS). Meestal vallen beide organisaties onder de noemer Vrijwillige Landstorm of enkel ‘Landstorm’. De BVL ontleende haar naam aan de al in 1914 opgerichte VLS. Echter was dit wel een aparte organisatie dat ook onder leiding stond van de Nationale Landstorm Commissie. Voor de VLS konden mannen die uitgeloot waren voor de dienstplicht zich aanmelden. De VLS fungeerde als een vooroefeningsinstelling zodat een latere training in de Landmacht verkort kon worden. Deze organisatie diende bovendien als een reserve voor de Landmacht en is in 1948 opgegaan in wat nu bekend staat als het Korps Nationale Reserve (Natres). De reservetroepen van de VLS zouden worden ingezet tegen externe vijanden, zoals bij invasies van buitenlandse mogendheden. De VLS dankte haar naam aan de Landstormkorpsen uit de 19e eeuw, die bestonden uit leden van de

schutterij en uit gewapende milities. De later opgerichte BVL was niet gericht op externe vijanden, maar op de interne bedreiging voor de gevestigde orde binnen de Nederlandse grenzen.

De hedendaagse verwarring tussen de twee organisaties is niet heel bijzonder gezien het al gedurende het bestaan de twee organisaties bestond. Een rapport aan de Nationale Landstorm Commissie uit december 1924 wees op wijdverspreide onduidelijkheid in de eigen rangen over wélke organisatie wát deed. Het rapport roept op tot een naamsverandering, van Vrijwillige Landstorm tot Vooroefeningsinstituut.27 Hoewel intern vanaf dit moment de VLS wel als

Vooroefeningsinstituut werd aangeduid, bleef de organisatie publiekelijk wel vaak de Vrijwillige Landstorm genoemd worden. Ook in de media was het verschil tussen de organisaties niet even bekend. In een rapport van mei 1932 van de Nationale Landstorm Commissie van 1932 reageert secretaris Boulogne op een artikel uit de Militaire Spectator van februari van dat jaar.28 Hij maakt

bezwaar over de naamsverwisseling en de mate waarin de verkeerde namen (en bezigheden) ingeburgerd zijn in zowel militaire als civiele kringen. In het rapport stelt Boulogne een koerswijziging voor de Nationale Landstorm Commissie voor waarmee de verwarring de wereld uit geholpen kan worden.29

Veel oefeningen en optochten van de BVL waren op dat moment, vooral bij

27 Rapport Nationale Landstorm Commissie over de Vrijwillige Landstorm, december 1924, Nederlands Instituut voor Militaire Historie, inv. nr. 057-4493.

28 De Militaire Spectator is een krijgswetenschappelijk tijdschrift, opgericht in 1830. 29 Rapport G.F. Boulogne voor de Nationale Landstorm Commissie, mei 1932, NIMH, inv. nr. 057-4470.

(22)

kleinere gelegenheden, nog gezamenlijk gehouden met die van de VLS. Boulogne stelt voor om de activiteiten van de twee organisaties steeds meer gescheiden te houden. Ondanks deze voorgestelde koerswijziging is de verwarring tussen de twee organisaties binnen én buiten academische kringen nog zeer prevalent.

Een apolitieke organisatie?

Er waren veel politieke belangen gemoeid met de BVL. De organisatie werd opgericht in opdracht van de regering en dat is goed terug te zien in de demografische samenstelling van haar leden. De BVL stond officieel te boek als onafhankelijk van politieke partijen maar voornamelijk confessionele en liberale politieke partijen hadden baat bij de acties van de BVL. Zo waren de RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij), de ARP (Anti-Revolutionaire Partij) en de CHU (Christelijk Historische Unie) sterk betrokken met de oprichting van de BVL. Deze partijen maakten deel uit van alle vooroorlogse kabinetten vanaf 1918. Veel leden en stemmers van deze partijen waren tevens vrijwilligers bij de BVL. De Nationale Landstorm Commissie bestond uit acht leden, waarvan iedere bezetting voornamelijk uit Eerste en Tweede Kamerleden bestond voor de voorgenoemde partijen. Voorzitter Duymaer van Twist was een ARP-coryfee en was al zeer lange Tweede Kamerlid voor deze partij. Erevoorzitter Hendrikus Colijn was ARP-lid, Minister van Oorlog en voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog minister-president van enkele kabinetten. Binnen de BVL hadden de katholieken en protestanten hun eigen genootschappen waar veel confessionele stemmers deel van uitmaakten (Bond van RK Militairen-Vereenigingen en Pro Rege, respectievelijk). De organisatie besteedde veel tijd en geld aan haar publieke aanzien door middel van uitreikingen van medailles, exercities en optochten met vaandels en muziek en de publicatie van voorgenoemde zaken in het Landstormblad en andere kranten. Het maandelijkse Landstormblad was opgericht in 1924 en een vehikel waarmee de daden van de BVL aan de man gebracht werden, vaderlandsliefde gepropageerd werd en politieke tegenstanders zwart gemaakt konden worden.

De BVL is gedurende haar bestaan vele malen van het zijn van een partijleger van de regeringspartijen. Deze aantijgingen worden in de volgende delen van dit onderzoek behandeld. De organisatie heeft zich meermaals onafhankelijk van politieke partijen verklaard, maar desalniettemin schemerde de partijinvloed door in haar retoriek. Op veel Landdagen, de grote en protserige bijeenkomsten

(23)

van de BVL, kwamen vaak vooraanstaande leden van de regeringspartijen en prominente pastoors en dominees aan het woord. Voorbeelden hiervan worden behandeld in de volgende delen van dit onderzoek. Het Landstormblad was bij uitstek het middel om de politieke koers van de BVL aan eigen leden, de resterende bevolking van Nederland en vijanden te propageren. Zo is in het Landstormblad van februari 1933 een artikel gepubliceerd over een koerswijziging aangaande de toegestane politieke overtuigingen binnen de BVL. In het artikel staat:

Een gepaste en correcte politieke overtuiging voor een vrijwilliger van den BVL is een één die niet actief de ontwrichting van onze staat nastreeft.30

In het artikel staat een opsomming van de door de Nationale Landstorm Commissie goedgekeurde politieke partijen. De genoemde toegestane partijen zijn de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), de Christelijk-Historische Unie (CHU) en de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Deze partijen zijn echter allemaal onderdeel van de vooroorlogse kabinetten (tot 1939) geweest en hadden daarom het meeste baat bij het bestaan van de BVL.31 Andere partijen met een niet socialistisch- of fascistisch

gedachtegoed zijn niet genoemd als optie. Dit zette de positie van de BVL als apolitiek orgaan op losse poten. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en de Communistische Partij Holland zijn in het artikel genoemd als onacceptabele keuzes. De SDAP is gedurende de jaren dertig echter steeds minder in een kwaad daglicht gezet in het Landstormblad. In 1939 werd de SDAP een kabinetspartij en werd het niet langer op de hak genomen door de BVL. Hier wordt verder op ingegaan in deel 2 van dit onderzoek. In het artikel van februari 1933 wordt ook afstand gedaan van het fascisme:

(…) het vrijwilligerschap van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm is niet vereenigbaar met het lidmaatschap van een fascistische organisatie.32

Deze uitspraak komt in deel 3 van dit onderzoek verder aan de orde.

30 Landstormblad, februari 1933, Nationaal Archief, inv. nr. 2.04.53.04.

31 Het kabinet De Geer II (1939-1940) bestond uit de ARP, CHU en RKSP alsmede de SDAP en de VDB.

32 Brief van Anton Mussert aan de Nationale Landstorm Commissie, 31 januari 1933, NA, inv. nr. 2.04.53.04.

(24)

Niet alleen politieke partijen en haar leden hadden baat bij de BVL. Ook veel bedrijven zagen de waarde in van een organisatie die politieke woelingen onder hun werknemers kon verzachten en eventueel zou kunnen onderdrukken. Zo was bijvoorbeeld Colijn niet enkel betrokken bij de ARP, tevens was hij directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (nu een onderdeel van Shell). Vanuit deze functie sponsorde hij vele duizenden guldens aan de BVL.33 Tevens riep hij

andere bedrijven op om dat ook te doen, waaronder rederijen, spoorwegbedrijven en handelsbedrijven. In augustus 1919 had Colijn f804.000,-opgehaald voor de nieuwbakken BVL (bijna 5 miljoen euro in 2018).34 35 Vooral

bij grote bedrijven in de grote steden (zoals rederijen) was het idee van de BVL populair, omdat er veelal links getinte demonstraties en stakingen plaatsvonden onder hun werknemers. Tevens was het Landstormblad was een belangrijke factor voor veel bedrijven. Het blad bestond voor een groot gedeelte uit advertentieruimte, dat door zowel grote als kleine bedrijven gretig benut werd als een respectabel sociaal geaccepteerd platform voor reclames. Reclames voor Amstel Bier, de Holland-Amerika Lijn, Verkade, Phillips en Fokker, alsmede vele kleine bedrijven maakten een groot deel uit van de inhoud van het blad. Of zij daadwerkelijk directe sponsors waren van de BVL valt hieruit niet te herleiden, maar wel is het belang van het Landstormblad als degelijke reclameruimte hieruit op te maken. Daarbij was de BVL ook gebaat bij de opbrengsten van de reclamerubrieken.

Conclusie Deel 1

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm was opgericht in 1919 om, in geval van een tweede socialistische revolutiepoging, de Nederlandse staat te ondersteunen. Reservisten verenigden zich in vrijwilligersverband in lokale afdelingen, welke een sterk militair karakter hadden. De BVL kende veel lokale afdelingen waarin oefeningen gehouden werden met wapens, marsen gelopen werden en propagandabijeenkomsten gehouden werden. Gedurende het interbellum groeide de BVL uit tot een grote organisatie van maar liefst honderdduizend leden. Met het Landstormblad, dat in 1924 voor het eerst uitkwam, bracht de BVL haar boodschap van vaderlandsliefde en bereidheid in het geval van

33 Krijnen, Zonodig met behulp van wapens, 23. 34 Ibidem, 27.

35 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Waarde van de gulden/euro, http://www.iisg.nl/hpw/calculate2-nl.php (geraadpleegd op 26-04-2018).

(25)

dreiging voor Nederland aan een groot publiek. Desondanks werd de BVL, zowel in het verleden als nu, veelal verward met de Vrijwillige Landstorm.

De BVL was wel degelijk een politieke organisatie, ondanks haar eigen verklaringen geen affiliatie te hebben met welke politieke partij dan ook. Er waren veel externe belangen bij het bestaan van deze organisatie. Een van de oprichters en erevoorzitter van de BVL, Hendrikus Colijn, was nota bene een belangrijk figuur binnen de ARP, had meerdere ministerposten bekleed en was gedurende het interbellum tot vijfmaal toe de minister-president. Voorzitter Duymaer van Twist was ook een prominent lid van de ARP, en veel leden van de Nationale Landstorm Commissie hadden een politieke achtergrond in de regeringspartijen van de jaren twintig en dertig. Ook waren er veel bedrijven gebaat bij de BVL. De drie grootste regeringspartijen uit het interbellum hadden veel inspraak bij de oprichting van de BVL en veel van hun leden hadden tevens een lidmaatschap bij de BVL. In een koerswijziging uit 1933 werd maar al te duidelijk dat de BVL in zekere mate een product was van deze regeringspartijen, hoewel de SDAP de felle kritiek in het Landstormblad steeds meer bespaard bleef. Hier wordt in het volgende deel van dit onderzoek verder op in gegaan.

(26)

Deel 2 De houding van de BVL tegen het socialisme

De Bijzondere Vrijwillige Landstorm was opgericht in reactie op de socialistische dreiging van 1918 en 1919. Het gevaar voor een socialistische revolutie was nog altijd zeer groot vanwege de aanhoudende politieke onrust in Duitsland, dus er was veel baat bij de oprichting van een orgaan dat deze dreiging kon indammen. In 1924 werd het Landstormblad opgericht, waarin socialistische partijen op de hak werden genomen en de paraatheid van de BVL en de ‘gezagstrouwe’ Nederlandse bevolking werd gepropageerd. In de historiografie komt echter vaak alleen deze beginperiode aan bod en de rol van de BVL later in het interbellum wordt vaak links gelaten. Dit geeft een weinig representatief beeld van de organisatie omdat de revolutiedreiging gedurende het interbellum wel afnam. Dit roept een aantal vragen op. Hoe vaak is de BVL in actie gekomen om socialistische oproer tegen te gaan? Welke reactie hadden socialisten op het bestaan van de BVL? Hoe reageerde de BVL op de afnemende revolutiedreiging in Nederland? Deze vragen zullen in dit deel van dit onderzoek behandeld worden. De centrale vraag in dit deel is: Is er een duidelijke verandering waar te nemen in de houding van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm tegen het socialisme gedurende het interbellum?

Mobilisaties

De eerste keer dat de BVL in actie kwam was feitelijk nog vóór haar formele oprichting in mei 1919. De samenvoeging van meerdere burgerwachten die later de BVL vormden lag al enige tijd op tafel. De voorlopers van de gewestelijke afdelingen van Groningen, Drenthe, Twente en Zuid-Limburg mobiliseerden op 19 april 1919 nadat verhalen de ronde deden over Duitse revolutionairen die illegaal de grens overstaken. Deze burgerwachten moesten de grensovergangen met Duitsland in hun provincies bewaken en patrouilleerden langs de grens in bossen en weilanden. De commandant van deze operatie sprak de vrijwilligers toe over de op handen zijnde invasie van ‘Spartakistische benden’; de daadwerkelijke invasie bleef echter uit. De eerste keer dat de BVL als eigen orgaan moest mobiliseren was bij een operatie van 24 tot 27 maart 1920 in Heerenberg bij Doetinchem aan de Duitse grens. ‘Uit een goede bron’ bleek dat revolutionairen een aanval op Nederland wilden uitvoeren, met Heerenberg als belangrijkste eerste doelwit. Wederom bleef de invasie uit. Wel zijn enkele vrijwilligers voor verkenningsdoeleinden illegaal de Duitse grens overgestoken. Zij brachten verslag uit dat het net over de grens in Emmerik en Kleef rustig

(27)

was, hoewel er in Wesel (ongeveer veertig kilometer vanaf Heerenberg) geschoten werd en er een aantal gebouwen in brand stonden. De kanonschoten uit Wesel waren in Nederland te horen. In Heerenberg bleef het echter rustig. Hoeveel vrijwilligers er precies opgeroepen zijn valt niet te herleiden, maar menig rapport en nieuwsbericht uit het Landstormblad prijzen desondanks de grote opkomst met het benoemen van percentages opgedaagde vrijwilligers. 36

Op 24 maart was de opkomst 75 procent, de dag erop lag dit op 96 procent. Op 27 maart waren de gevechten in Duitsland weer gaan liggen nadat de revolutionairen verslagen waren door Duitse politie en paramilitairen en werd het mobilisatiebevel voor de BVL ingetrokken. Vrijwilligers van de gewesten Veluwzoom en De Meijerij (Oost-Brabant) kregen slechts enkele uren voor de verwachte invasie het mobilisatiebevel. Desondanks hadden zij het grootste opkomstpercentage. Dit gegeven was een goudmijn voor propagandisten van de BVL en werd nog vele malen gepubliceerd om de paraatheid van de BVL te illustreren.37 De BVL mobiliseerde in 1922 volgens Van der Does bij een

landelijke spoorwegstaking, waarbij in Friesland en Drenthe er sociale onrust was. De angst bestond dat de socialisten gebruik zouden maken van de vermeende onrust en de ontregelde infrastructuur. De precieze grootte van de staking en de opkomst van de BVL wordt door hem niet gegeven.38 Volgens Van

der Does was de laatste grote mobilisatie in 1926 bij een watersnoodramp, waarvan hij claimt dat de BVL de doorslaggevende factor was in het voorkomen van het verlies van mensenlevens. De socialistische dreiging en de precieze rol van de BVL bij deze watersnoodramp wordt echter niet door hem in beschouwing genomen.39 Dit was de laatste actie van dergelijk grote schaal dat

er meerdere gewestelijke afdelingen van de BVL gemobiliseerd werden. Na 1926 bleven de voorvallen uit waar een grote BVL-aanwezigheid bij geacht werd. De BVL mobiliseerde sindsdien enkel in kleinere mate zoals bij opstootjes en kleine lokale stakingen. Hierbij werden de lokale afdelingen gemobiliseerd. Over deze kleine acties is echter weinig bronmateriaal te vinden in archieven en komen daarom ook niet aan bod in dit onderzoek.

De veroordeling van het socialisme

36 Gedenkboek, NIOD, inv. nr. 12.34 Ged, 109. 37 Krijnen, Zonodig met behulp van wapens, 28-30. 38 Idem, 30.

(28)

Hoewel de BVL enkele keren gedurende de jaren twintig moest mobiliseren was er geen sprake van echte schermutselingen. Ondanks het gebrek aan echte gevechten zag de BVL de mobilisatie bij Heerenberg als een grote overwinning. Nog lang na Heerenberg gebruikte de BVL deze ‘wapenfeiten’ als propagandamiddel. De vrijwilligers van de BVL worden in het tienjarig gedenkboek van de BVL van 1928 afgeschilderd als de dappersten van het Nederlandse volk, die zowel bij de revolutiepoging van Troelstra als de mobilisatie bij Heerenberg een grote slag hebben geleverd. Ironisch genoeg wordt in het gedenkboek de eenheid binnen de eigen rangen benadrukt en opgehemeld, terwijl de BVL officieel nog niet bestond. De gemobiliseerde vrijwilligers waren op dat moment nog verdeeld in losse burgerwachtverbanden. Troelstra en de SDAP worden in het gedenkboek in een kwaad daglicht gesteld: de grote verdeeldheid binnen de partij gedurende de revolutiepoging was voor de BVL een gemakkelijk doelwit. Troelstra wordt in het gedenkboek ervan beticht alleen voor zichzelf gesproken te hebben en geen gelijkgestemde achterban te hebben gehad.40 Zelfs in het Landstormblad stonden enkele jaren

na dato de gebeurtenissen van 1918 en 1920 vaak ter illustratie van de professionaliteit en paraatheid van de BVL. Het Landstormblad was voor de BVL een belangrijk element in haar propaganda. De krant kwam maandelijks uit in het gehele land en was voor vrijwilligers van de BVL voor gereduceerd tarief beschikbaar. Zo werden onder andere in het Landstormblad van maart 1926 en mei 1929 de acties bij Heerenberg wederom tot in detail verteld.4142

De BVL rukte echter steeds minder uit omdat grote acties zoals in Heerenberg van 1920 steeds minder voorkwamen. Het socialisme in Nederland bestond nog wel, maar de revolutiedreiging van de vroege jaren twintig was afgezwakt. Om de legitimiteit en paraatheid van de BVL onverminderd te doen lijken bij de lezers kreeg het Landstormblad een ander karakter. Zo is er in de bladen na 1926 een drietal trends waar te nemen waaruit dit blijkt. Ten eerste is er een sterke afname aan berichtgeving over acties en werd de krant voornamelijk gespekt met een grote hoeveelheid vrij triviale berichtgeving. Hoewel inhoudelijke stukken over het socialisme nog wel voorkwamen was de krant steeds meer gevuld met nieuws over het koningshuis, de schietwedstrijden van de BVL, verslagen over landdagen en militaire optochten en reclames.

40 Gedenkboek ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, inv. nr. 12.34 Ged, 28. 41 Landstormblad, maart 1926, Utrechts Archief, inv. nr. 798-13.

(29)

Ten tweede kregen de overgebleven inhoudelijke stukken in het Landstormblad een steeds meer kritisch karakter ten aanzien van het radicale socialisme. Tevens lag de focus van het blad steeds meer op de internationale politiek. In de vroege edities van het Landstormblad wordt voornamelijk de daden van de BVL benadrukt. Zo wordt er in het Landstormblad van maart 1925 gesproken over de ‘onmisbaarheid van den BVL voor Nederland’ bij een staking in Oost-Groningen.43 In het Landstormblad van februari 1926 wordt de klemtoon gelegd

op de vermeende ‘desastreuze gevolgen’ van een opstootje in de Amsterdamse Jordaan als de BVL er niet was geweest.44 De vijandige socialisten worden

amper ad hominem op de hak genomen in deze artikelen. In latere edities wordt voornamelijk de nadruk gelegd op het zwart maken van socialisten. In een drie pagina’s tellend artikel van december 1936 werd de herziening van de grondwet in de Sovjet-Unie van die maand grondig uiteengezet en bekritiseerd. Tevens wordt Stalin in het artikel zwart gemaakt. In het stuk wordt ook de Tribune, het blad van de communistische SDP (Sociaal-Democratische Partij, voorloper van de Communistische Partij Nederland), beticht van ‘het zich moedwillig laten vallen voor de intriges van de Comintern’. Het stuk sluit af met de conclusie dat er met de grondwetsherziening voor de burgers van de Sovjet-Unie niets verandert en dat de herziening enkel in het leven geroepen is ‘om de leiders van democratische West-Europese leiders zand in de ogen te strooien.’45 Zelfs in

maart 1940, enige maanden voor de inval van het Duitse Leger en enkele maanden na de Duitse inval van Polen, werden het radicale socialisme, het communisme en Stalin afgeschilderd als de gevaarlijkste vijanden voor Nederland. Bijzonder genoeg werden het fascisme, de oorlog in Polen en de expansiedrift van Hitler worden amper genoemd. Hier wordt verder op ingegaan in het derde deel van dit onderzoek. Het hoofdartikel in deze editie van het Landstormblad gaat over de wijziging in de statuten van de CPN. De CPN veranderde haar statuten nadat de wet op het recht van Vereeniging en Vergadering veranderd was. Met deze verandering was de CPN in strijd met de wet omdat er vreemdelingen (buitenlanders) deelnamen in haar bezigheden en de CPN directe verantwoording aflegde aan de Comintern. Een voorbeeld hiervan is de voorzitter van de CPN, David Wijnkoop, die in 1938 op last van Moskou zijn voorzitterschap moest overdragen aan Lou de Visser en zijn lidmaatschap moest opzeggen. Pas nadat hij vergiffenis had gevraagd aan ‘de

43 Landstormblad, maart 1925, Gronings Archief, inv. nr. 2220-999. 44 Landstormblad, februari 1926 – GA, inv. nr. 2220-999.

(30)

hooge heeren’ in Moskou was hij pas weer tot de partij toegelaten. Wijnkoop stond met grote regelmaat centraal in de kritiek van het Landstormblad over het communisme in Nederland. In de nieuwe statuten zou de verantwoording aan Moskou aan banden zijn gelegd, maar volgens het Landstormblad was dit enkel een formaliteit: ‘In werkelijkheid blijft alles echter bij het oude’.46

De derde trend in het Landstormblad na 1926 is de terugnemende mate waarin sociaaldemocraten in een kwaad daglicht gesteld werden. Dit is al terug te zien in de hiervoor genoemde artikelen, waarin het communisme in Nederland en de Sovjet-Unie de voornaamste focus hadden. Waar Troelstra in vroege BVL-propaganda en het Landstormblad nog met enige regelmaat als weinig flatteuze karikatuur verscheen, werd hij na 1926 niet meer genoemd. In deze laatste vermelding wordt enkel gesteld dat Troelstra zijn politieke werkzaamheden heeft neergelegd.47 De SDAP kreeg nog wel enkele keren de wind van voren,

maar demonisering van de vroege jaren twintig door de BVL zwakte steeds meer af. In het eerder genoemde tienjarig gedenkboek van 1928 werd de SDAP nog hard aangevallen, maar in de jaren hierna was de partij niet langer het onderwerp van de grote kritische artikelen. In het Landstormblad van mei 1933 wordt een laatste, mits bescheiden, aanval gedaan op de partij. In een klein artikel wordt het afstand nemen van het communisme door de SDAP in twijfel getrokken: “De SDAP heeft thans het communisme afgezworen. Toch ligt de oproer van 1918 nog altijd vers in ons geheugen”.48 Hierna is de SDAP de

kritische toon van de BVL bespaard gebleven in het Landstormblad.

De SDAP was populair onder de Nederlandse bevolking maar werd na de gefaalde revolutie gemeden door de andere grote politieke partijen. Gedurende het interbellum is de SDAP bij iedere verkiezingen tweede geworden (met iedere verkiezingen minstens twintig zetels) maar het duurde nog tot 10 augustus 1939 voordat de partij tot de regering toetrad. Hoewel er geen concreet bewijs is zijn er twee zaken die kunnen verklaren waarom de BVL een steeds mildere publieke houding aannam tegen de SDAP. Ten eerste bleef de populariteit van de SDAP bijna onverminderd groot gedurende het interbellum en was er een reële kans dat de partij deel ging uitmaken van het kabinet. De BVL lijkt hiermee publiekelijk actiever de lijn van Den Haag te volgen. Ten tweede was de koers van de SDAP gedurende de jaren twintig en dertig

46 Landstormblad, maart 1940, UA, inv. nr. 798-13. 47 Landstormblad, januari 1926, GA, inv. nr. 2220-999. 48 Landstormblad, mei 1933, NA, inv. nr. 2.04.53.04.

(31)

aanzienlijk minder radicaal geworden. Waar in 1918 nog om revolutie geroepen werd was de partij op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog meer voor de gehele bevolking en niet uitsluitend voor het proletariaat. Tevens was de retoriek van de SDAP aanzienlijk veranderd. Vanaf eind jaren twintig was niet langer ‘de bourgeoisie’ de vijand van de zwakkeren in de samenleving en in 1933 veroordeelde de partij zowel het fascisme als het communisme, politieke stromingen waar ook de BVL in toenemende mate zich tegen keerde.49

De reactie van de Nationale Landstorm Commissie

De sterke groei van de BVL was een hart onder de riem voor de Nederlandse regering, die de politieke en economische stabiliteit van Nederland in zekere mate verzekerd zagen worden. Echter, de groei van de BVL bracht ook enkele vraagstukken met zich mee. Zo was de constante stroom aan nieuwe vrijwilligers een reden tot zorgen voor de Nationale Landstorm Commissie: wellicht zouden ongewenste elementen zich in de rangen willen mengen? Om effectief op te kunnen treden tegen de socialisten en communisten diende er goede controle te komen op met wie, of welke instanties, de BVL zich inliet. De Nationale Landstorm Commissie boog zich al snel na de oprichting van de BVL over dit vraagstuk. In een intern rapport opgesteld voor de Nationale Landstorm Commissie uit 1922 is een lijst opgenomen van verenigingen en weerbaarheidsgroepen die ‘ten dienst van het wettig gezag’ geacht werden waar de BVL mee kon samenwerken of uit kon rekruteren. Opmerkelijk is dat in dit rapport voornamelijk schietverenigingen genoemd werden die hun oorsprong vonden in de Burgerwachten en slechts beperkt organisaties van een andere aard. Wel zijn er vele rooms-katholieke en protestante verenigingen opgenomen in het rapport. In het rapport wordt echter wel genoemd dat er weinig organisaties in Groningen en Drenthe zijn opgenomen vanwege het ‘rode karakter’ van deze provincies. Welke verenigingen precies gemeden werden is niet duidelijk te maken uit dit rapport, maar wel toont het aan dat al vroeg in het bestaan van de BVL er bepaald werd waar de organisatie haar leden vandaan kon halen en waar niet.50 In een dergelijk rapport uit 1932 is het aantal

acceptabele verenigingen aanzienlijk zijn verminderd in opzichte van 1922: de BVL was in de tussentijd aanzienlijk kritischer geworden op de aanwas van

49 Bernard Rulof, In rijen van vier en met fermen pas!, Massamanifestaties van de SDAP,

Geschiedenis Magazine, 3 (2008).

(32)

nieuwe leden. 51 Dat is terug te zien in een brief van januari 1928. In deze brief

aan de Nationale Landstorm Commissie stelt ‘de Luitenant-kolonel, korpscommandant’ namens de minister van Oorlog aan de inspecteur van de BVL dat er sprake was geweest van ‘een toestroom van verscheidene aan onwenselijke ideologieën gelieerde rekruten’ binnen de gelederen van de BVL. 52

Welke luitenant-kolonel dit was en waarvan hij corpscommandant was, wordt niet duidelijk vermeld in deze bron. Wel is bekend dat deze persoon in dienst was van het Ministerie van Oorlog.

De minister van Oorlog beval dat er meer uitvoerige screenings voor vrijwilligers moesten komen, evenals een screening van de leden die al tot de BVL behoorden. Bij deze screenings moest de rekruteerder de politieke gezindheid van de vrijwilligers achterhalen. Tevens moesten zij de betrouwbaarheid van de vrijwilligers achterhalen door informatie op te vragen bij de politie en de burgemeesters van hun woonplaats. Zij die als onbetrouwbaar te boek stonden werden niet toegelaten. Zij die al lid waren van de BVL en een ‘onwenselijke achtergrond’ hadden (een politiek onverenigbare overtuiging of een crimineel verleden) dienden per direct oneervol te moeten worden ontslagen.53 Of dit beleid de BVL windeieren heeft gelegd is hieruit niet

vast te stellen, maar enkele gevallen zijn in de notulen Nationale Landstorm Commissie bewaard gebleven. Zo is in een brief aan de inspecteur van de BVL van maart 1935 bericht gedaan over BVL-leden met onwenselijke politieke opvattingen. In de brief wordt gerefereerd naar een verscheidenheid van deze leden. Echter wordt er in de brief slechts één concreet voorbeeld gegeven, soldaat Geert Hofkamp uit Groningen. Nadat zijn lokale BVL-leider hem liet onderzoeken bleek dat Hofkamp een bekende was van de Groningse politie voor het smokkelen van margarine, juwelen en wapens over de Nederlands-Duitse grens. Tevens was hij lid van de SDAP en had hij menig avond onder invloed van alcohol verkondigd dat hij bij het graf van zijn overleden vader een rood vlaggetje had geplant. Zelf wilde hij ook onder een rode vlag begraven zou willen worden. Hij was in zijn tijd bij de BVL steeds uitgesprokener geworden volgens de leden van zijn landstormafdeling. In een vervolgbrief staat dat soldaat Hofkamp per direct ontslagen was voor zijn ‘revolutionaire gezindheid’.54

Hoewel deze twee brieven slechts de diepte ingaan over één individu, zeggen ze

51 Nominatieve Staat van Vereenigingen, 1932, NA. inv. nr. 2.13.68.03. 52 Rapport van de opperbevelhebber, 1928, NA, inv. nr. 2.13.68.03.

53 Brief van de Minister van Oorlog aan de Nationale Landstorm Commissie, 1928, NIOD, inv. nr. 123-1006.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit heeft twee consequenties voor ons onderzoek naar de vraag of het regulatieve ideaal van het juiste verstaan een rol speelt in de moderne rechtswetenschap, en zo ja,

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het Windmill-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat wanneer de wet – in- geval de overheid ‘bij een publiekrechtelijke regeling ter behartiging van zekere belangen

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Voeg daarbij nog de onzekere factor en de gemeente komt, als er geen passende maatregelen genomen worden, in zwaar weer.. In de Nederlandse politiek is de passende maatregel, in

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.