• No results found

Likes op Instagram en gezond eten en drinken : de effecten van social proof op Instagram, op de gedrags- en attitude-effecten van de consument ten aanzien van gezond eten en drinken en de rol van betrokkenheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Likes op Instagram en gezond eten en drinken : de effecten van social proof op Instagram, op de gedrags- en attitude-effecten van de consument ten aanzien van gezond eten en drinken en de rol van betrokkenheid"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Likes op Instagram en gezond eten en drinken

De effecten van social proof op Instagram, op de gedrags- en attitude-effecten van de consument ten aanzien van gezond eten en drinken en de rol van betrokkenheid.

(2)

Likes op Instagram en gezond eten en drinken

De effecten van social proof op Instagram, op de gedrags- en attitude-effecten van de

consument ten aanzien van gezond eten en drinken en de rol van betrokkenheid.

Julia Schmidt,11039000


AP, persuasieve communicatie 
 Werkgroep 3

Dr. M. Fransen
 Concept Thesis
 12-06–2017 6490 woorden

(3)

Abstract

Sociale invloed, in de vorm van social proof is tegenwoordig veel zichtbaar op sociale media. Het doel van deze studie is om te kijken naar de effecten van het aantal ‘likes’ op

Instagramfoto’s op de intentie om gezonder te eten en drinken. Door middel van een

experiment (N =67) is onderzocht wat de effecten zijn van een positieve en negatieve social proof op de gedragsintentie, object-attitude en advertentie-attitude. Daarnaast is er

geanalyseerd of de betrokkenheid bij gezond eten en drinken van invloed is op de effecten. Uit de bevindingen blijkt dat positieve social proof geen significant verschil in gedrags- en attitude-effecten bij de consument teweegbrengt, ook blijkt er geen sprake van een significant interactie-effect met betrokkenheid. Deze studie toont daarmee aan dat er nog veel vervolg-onderzoek moet worden gestart om uit te sluiten of het aantal likes op social media invloed heeft op de gezonde voedingskeuzes van consumenten.

(4)

Inleiding

Sociale invloed, in de vorm van social proof is tegenwoordig veel zichtbaar op sociale media. Op sociale media kan je namelijk aangeven wat je aan het doen bent en dit kan dan vervolgens worden ‘geliked’ door anderen. Een goed voorbeeld hiervan is Instagram. Instagram is een relatief nieuw medium, waarop foto’s en video’s worden geplaatst en gedeeld met anderen. Dit medium is in korte tijd uitgegroeid tot een groot internationaal succes (Oosterveer, 2017). Maar ondanks de populariteit van dit medium is hier nog relatief weinig onderzoek naar gedaan.

Een onderwerp wat op dit moment zeer actueel is op zowel social media als in het dagelijks leven is ‘gezond eten en drinken’. 


Uit het artikel van Håman, Barker-Ruchti, Patriksson & Lindgren (2015) blijkt dat er een trend gaande is m.b.t. gezond eten en drinken. Het lijkt er dus op dat in toenemende mate mensen betrokken zijn bij het onderwerp.


Toch zien we in de praktijk dat mensen wereldwijd ongezond eten en drinken (e.g. An, 2014). Sociale invloed kan er voor zorgen dat iemand beïnvloed wordt door de omgeving (Cialdini & Trost, 1998), bijvoorbeeld dat men gezonder gaat leven omdat hij/zij ziet dat anderen uit de omgeving ook gezond leven of dit belangrijk vinden. Sociale invloed op social media in de vorm van social proof, zou er dus voor kunnen zorgen dat iemand zijn

gedragsintentie en attitude wordt beïnvloed richting gezond eten en drinken. De

betrokkenheid bij gezond eten en drinken zou het effect van de boodschap kunnen versterken.
 De centrale onderzoeksvraag van deze scriptie luidt dan ook als volgt:

RQ: ‘In hoeverre heeft sociale beïnvloeding, in de vorm van social proof op Instagram, invloed op de gedragsintentie, de object-attitude en de advertentie-attitude van de consument ten aanzien van gezond eten en drinken?’ In hoeverre speelt betrokkenheid hierbij een rol?

Het doel van de studie is om te kijken of social proof, invloed kan hebben op de gezonde eet- en drinkkeuzes van de consument. Ook zou betrokkenheid bij gezonde voeding een belangrijke rol kunnen spelen in dit onderzoek.

(5)

De onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan de effectiviteit van campagnes gericht op de bevordering van gezonde(re) voedingskeuzes. Bovendien is het van groot belang dat de consument zich meer bewust is van de mogelijke effecten van dit soort sociale media. 
 Last but not least kunnen de resultaten een toevoeging bieden aan de wetenschap doordat zij een aanvulling zijn op de huidige wetenschappelijke kennis over de effecten van sociale normen op de gedragsintentie om gezonder te leven. Dit geldt des te meer, omdat hier nog vrij weinig onderzoek naar is gedaan. Door middel van de verkregen resultaten kan in kaart worden gebracht waar nog niet genoeg kennis over is en waar de openstaande

wetenschappelijke onderzoeksvragen liggen. Vervolgonderzoek kan dan verder inzicht verschaffen over de invloed van sociale gedragingen binnen social media en de effecten daarvan op het stimuleren van gezond eten.

Theoretisch kader

De sociale invloed die hierboven is besproken wordt ook wel ‘sociale conformiteit’ genoemd. Dit is een type sociale invloed die ervoor zorgt dat men zijn gedrag of mening aanpast aan het gedrag van mensen om zich heen.


Er zijn twee soorten manieren van mensen om zich te conformeren te onderscheiden;

normatieve sociale beïnvloeding en informationele sociale beïnvloeding (Kaplan & Miller, 1987). Normatieve sociale beïnvloeding ontstaat wanneer men een verlangen heeft om

geaccepteerd te worden door de rest van de groep, uit angst om er niet bij te horen

(bijvoorbeeld: groepsdruk). Informationele conformiteit. Dit type conformiteit vindt plaatst uit een verlangen van mensen om correct te zijn. De informatie van anderen wordt

geaccepteerd en beschouwt als waarheid, omdat de rest van de groep het ook accepteert (Kaplan et al., 1987).

In dit onderzoek wordt er van uit gegaan dat de onderzochte social proof valt onder informationele sociale beïnvloeding. Immers; de foto’s op Instagram beogen informatie te verspreiden over wat anderen (feitelijk) doen.

Uit de Focus Theory van Cialdini, Reno en Kallgren (1990) blijkt dat de sterkte van het effect van sociale normen afhangt van het type norm, te weten descriptief of injunctief. 


Descriptieve normen hebben betrekking op datgene wat we mensen in onze omgeving zien doen (Cialdini et al., 1990). Een voorbeeld van een descriptieve norm is: ‘— 80% van de

(6)

mensen in Nederland hergebruikt zijn plastic tasjes regelmatig.’


Injunctieve normen hebben betrekking op wat men normaal vindt. De injunctieve norm verwijst naar het beeld dat een persoon heeft van wat de meeste mensen denken over of vinden van een bepaald gedrag (Cialdini et al., 1990). Bijvoorbeeld: ‘― 80% van de mensen in Nederland vindt het hergebruiken van plastic tasjes belangrijk!’


Wanneer er gekeken wordt naar descriptieve normen, blijkt dat deze sterker gedrag kunnen beïnvloeden dan injunctieve normen (Cialdini et al., 1990). Ondanks dat de injunctieve norm om gezond te eten zeer aanwezig is in de huidige maatschappij blijkt toch dat veel mensen dit niet doen. Maar wanneer onderzoekers de descriptieve norm om gezond te eten en drinken benadrukken blijkt dat de consument gezondere voedselkeuzes maakt (Burger et al., 2010). In dit onderzoek wordt er gekeken naar social proof oftewel een descriptieve norm, omdat deze bewezen het meest effectief is in het beïnvloeden van gedrag.

Social proof

Volgens Cialdini’s social proof principle (1993) is het zo dat de meeste mensen voor zichzelf passend gedrag bepalen op basis van het gedrag van anderen, vooral wanneer die anderen lijken op henzelf. Social proof, wordt in dit onderzoek gezien als een positieve descriptieve norm. Deze positieve descriptieve norm refereert aan het gedrag van de meeste mensen en is daarom zeer effectief. Dit komt omdat deze norm aangeeft dat het gedrag wel juist moet zijn omdat de meerderheid van de mensen het gedrag vertoont (Stok, De Ridder, De Vet en De Wit, 2012).

In dit onderzoek wordt social proof geoperationaliseerd door middel van het aantal ‘likes’ op Instagram. De content op sociale media sites kan geëvalueerd worden aan de hand van ‘content voting systems’, zoals likes (Kietzmann, Hermkens, McCarthy & Silvestre, 2011). Wanneer bepaalde content veel likes heeft dan wordt dit als positief geëvalueerd. Een hoog aantal likes wordt in dit onderzoek gezien als een positieve descriptieve norm. Op de foto’s wordt het ‘gezonde eet-en-drink-gedrag’ van anderen afgebeeld met daaronder een hoog aantal likes. Een like geven aan die foto hoeft niet te betekenen dat zij daadwerkelijk het gedrag ‘leuk vinden’, maar het is mogelijk dat de foto wordt geliked vanwege andere redenen, bijvoorbeeld omdat men zelf bezig is met gezond eten, of gezond eten positief waardeert. 


(7)

Het is dus een descriptieve norm, omdat het gaat om het gezonde gedrag van mensen op de foto en het gedrag van de ‘like’ geven aan die foto. Het lijkt hierbij niet primair te gaan om het vinden of delen van een bepaalde mening over de wenselijkheid van gezonde

voedingsgewoonten.Vandaar dat het aantal likes in dit onderzoek niet wordt gezien als een injunctieve norm, maar als descriptieve norm.

Er wordt ook gekeken naar het verschil tussen een positieve en een negatieve descriptieve norm. 


Een negatieve descriptieve norm is een laag aantal likes op de foto, aangezien een kleine groep mensen een like hebben gegeven. (Het is niet zo dat de negatieve descriptieve norm een negatief aantal likes heeft, het is namelijk niet mogelijk om negatieve likes te geven) De positieve descriptieve norm is dus een zeer positieve social proof (hoog aantal likes) en de andere is dan minder positief (laag aantal likes) en wordt in dit onderzoek benoemd als negatieve descriptieve norm.

Effecten van social proof

In dit onderzoek ligt de focus vooral op de gedragsintentie om gezond te eten. Dit komt omdat de effecten van sociale normen op attitude moeilijker zijn om in kaart te brengen vanwege de ‘three major types of conformity’ (Kelman, 1958).

Volgens Kelman (1958) zal het navolgen van gedrag via sociale normen (compliance) niet direct leiden tot verandering van meningen en attitudes. Men houdt vast aan zijn eigen meningen of attitudes, maar past zich aan het gedrag van de sociale norm aan, bijvoorbeeld uit angst om afgewezen te worden. Een persoon kan zich dus sneller conformeren aan het gewenste gedrag van de sociale norm, zonder dat de attitude of gedragsintentie verandert. 
 Dat betekent dat conformeren aan sociale normen (injunctief & descriptief) vaker invloed heeft op gedrag en relatief veel minder invloed op attitudes. Gedrag is dus het meest ontvankelijk voor sociale normen. Daarna volgt de gedragsintentie en tot slot de attitude. Het is niet uit te sluiten dat social proof ook effect zal hebben op de attitude ten aanzien van de inhoud van de foto (object-attitude) en de foto zelf (advertentie-attitude), dit wordt daarom ook onderzocht.

(8)

Volgens Ajzen en Fishbein (1980) is de gedragsintentie de grootste voorspeller van het daadwerkelijke gedrag. Zij suggereren dat een persoon meestal zal handelen naar de gedragsintentie, omdat hij/zij dit al van plan was.

Dit is ook af te leiden uit de later ontwikkelde Theory of Planned Behavior (Ajzen, 1991). De Theory of Planned Behavior stelt dat de gedragsintentie de belangrijkste factor is voor

gepland gedrag. De gedragsintentie komt vervolgens weer voort uit drie

gedrags-determinanten: De gedragsattitude, sociale normen en de ingeschatte vaardigheid van de persoon zelf (Ajzen, 1991). Het effect van een positieve en negatieve social proof kan dus resulteren in een direct effect op gedragsintentie maar zou ook kunnen verlopen via de

attitude., Een attitudeverandering is echter veel moeilijker in kaart te brengen zoals hierboven ook al gesteld is.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de effecten van sociale normen op gedragsintentie nog niet duidelijk zijn vast te stellen (Yun & Silk, 2011; Stok, de Ridder, de Vet & de Wit, 2014a). Dit komt waarschijnlijk door het eerder besproken probleem rondom

‘compliance’ (Kelmam,1958).

Hoewel de resultaten uit de artikelen verschillen blijkt dat er wel een significant effect ontstaat wanneer onderscheid wordt gemaakt in het type descriptieve norm, majority -descriptieve norm/minority- -descriptieve norm. Stok et al. (2012) vinden een significant effect op intentie wanneer een descriptieve norm, die geldt voor de meerderheid van de mensen (in dit geval 73% van de studenten), wordt toegepast. Dit is dus niet het geval voor een descriptieve norm die geldt voor de minderheid.


Een positieve social proof kan worden gezien als een meerderheid -descriptieve norm, namelijk de meerderheid van de mensen ‘liket’ gezond gedrag. Deze positieve social proof is dus sterk van aard en zal een grotere kans hebben op een positieve gedragsintentie dan een negatieve social proof.


Hieruit volgt de hypothese:

H1: Een foto met positieve social proof leidt tot een positievere gedragsintentie ten aanzien van gezond eten en drinken in vergelijking met een foto met negatieve social proof.

(9)

Attitude

Attitude ten aanzien van de inhoud van de foto (object-attitude)

Uit het onderzoek van Stok et al. (2012) blijkt dat meerderheid -descriptieve normen zorgen voor een toename in gedragsintentie ten aanzien van het eten van groenten. Dit geldt ook voor de attitude ten aanzien van de inhoud. Uit het onderzoek blijkt dat, wanneer de

descriptieve norm geldt voor de meerderheid, dit leidt tot een positievere attitude ten aanzien van groenten dan bij blootstelling aan een descriptieve minderheidsnorm (Stok et al.,

2014b). Dit blijkt ook uit de studie van Baker, Little en Brownell (2003).
 Hieruit kan de volgende hypothese worden opgesteld:

H2: Een foto met positieve social proof leidt tot een positievere object-attitude in vergelijking met een foto met negatieve social proof.

Attitude ten aanzien van de foto (Advertentie-attitude)

Ditzelfde geldt voor de attitude ten aanzien van de foto. Als een meerderheid

descriptieve norm oftewel; een positieve social proof wordt getoond, zal men eerder geneigd zijn een positievere attitude te hebben ten aanzien van de foto dan wanneer een

negatieve social proof wordt getoond. Wanneer iemand namelijk een positieve attitude heeft ten aanzien van de inhoud van de foto is de kans groot dat de foto zelf ook positief wordt beoordeeld. Het is namelijk makkelijker om een positieve perceptie van de advertentie te vormen (advertentie-attitude) dan een positieve attitude ten opzichte van de inhoud van de advertentie (object-attitude) (MacKenzie & Lutz, 1989). Dit komt omdat de object attitude van meer factoren afhangt (zoals de vooringenomen mening over het onderwerp) dan de advertentie-attitude (MacKenzie et al., 1989). Bij een positieve attitude ten opzichte van de inhoud van de advertentie zal men eerder geneigd zijn een positieve attitude te hebben ten opzichte van de advertentie zelf.

De hypothese die hieruit volgt is:

H3: Een foto met positieve social proof leidt tot een positievere advertentie-attitude in vergelijking met een foto met negatieve social proof.

(10)

Betrokkenheid bij gezond eten en drinken

Er is sprake van betrokkenheid wanneer een persoon geeft om het belang van het onderwerp en deze belangrijk vindt (Göckeritz, Schultz, Rendón, Cialdini, Goldstein, & Griskevicius, 2010). 


De betrokkenheid bij gezond eten en drinken is van belang als er gedragsverandering moet plaatsvinden. Wanneer iemand niet betrokken is bij gezond leven zal de boodschap

waarschijnlijk niet op de juiste manier worden verwerkt en wordt er niets met de informatie gedaan, waardoor er geen gedragsintentie zal plaatsvinden en ook geen verandering in attitude. Dit blijkt uit het Elaboration Likelihood Model (ELM) van Petty en Cacioppo (1981).

Volgens het ELM zijn er twee standaard routes die de invloed van een persuasieve

communicatie boodschap kan verklaren. De eerste route is de centrale route. Bij deze route staat de boodschap en de inhoud van het bericht centraal. Daarnaast heb je ook de perifere route. Als deze route wordt gebruikt dan wordt het bericht via een oppervlakkig manier verwerkt, namelijk door middel van perifere cues (vormaspecten van de boodschap). Wanneer iemand het bericht via de centrale route verwerkt zal het bericht goed worden geanalyseerd en is er een kans dat de attitude m.b.t. de inhoud van het bericht verandert (Petty & Cacioppo, 1981). Wanneer men het bericht via de perifere route verwerkt zal dit niet diepgaand zijn en zal de attitude niet veranderen (Petty & Cacioppo, 1981).

Hoe hoger de betrokkenheid bij de boodschap hoe groter de kans is dat het bericht wordt verwerkt via de centrale route. Men is immers meer geneigd over de boodschap na te denken. Dit zorgt ervoor dat de kans dat de attitude en intentie in positieve zin verandert ook

toeneemt. Dit geldt voor zowel de positieve social proof als de negatieve social proof. Het effect zal echter bij de positieve social proof versterkend werken omdat in deze situatie zowel gebruik wordt gemaakt van een sociale norm als betrokkenheid bij de boodschap. 


Het aantal likes van de foto kan echter ook worden gezien als een perifere cue. Dit kan ervoor zorgen dat juist het tegenovergestelde gebeurd, dat juist laag betrokken mensen een positieve reactie hebben op de foto. Dit effect moet dus duidelijk in kaart worden gebracht. Ondanks mogelijk tegenstrijdige verwachtingen wordt er in dit onderzoek verwacht dat de foto’s via de centrale route worden verwerkt omdat men het onderwerp belangrijk vindt. 


(11)

H4: Mensen met een hoge betrokkenheid zullen na blootstelling aan een foto met positieve social proof een positievere gedragsintentie, object-attitude en advertentie-attitude hebben dan mensen met een lage betrokkenheid. In de negatieve social proof conditie wordt ook een verschil verwacht, maar minder groot dan wanneer de positieve social proof wordt toegepast. 


Conceptueel model

De verwachte relaties tussen social proof, gedragsintentie, de object-attitude, advertentie-attitude en de rol die betrokkenheid bij gezond eten en drinken daarin spelen, zijn

schematisch weergegeven in een conceptueel model (Figuur 1).

Figuur 1 – Conceptueel model.

Methode Participanten Betrokkenheid Social proof 
 -positief -negatief Gedragsintentie H1 H4 H2+ H3 Attitude -t.a.v. de inhoud - t.a.v. de foto

(12)

De deelnemers voor dit onderzoek waren 70 vrouwen van 18-25 jaar (M = 20,67; SD = 1,90). Uit de datacontrole bleek dat er drie deelnemers waren die qua leeftijd niet binnen de doelgroep van dit onderzoek behoren; een respondent van 17, 26 en 30. Deze drie deelnemers zijn daarna uit de data verwijderd. Het uiteindelijke aantal was dus N = 67.

Ze werden verworven via het eigen netwerk. Er is gekozen om uitsluitend vrouwen de vragenlijst te sturen, omdat uit voorafgaand onderzoek m.b.t. gezond eten/drinken en sociale normen, is gebleken dat deelnemers vaak bestaan uit een meerderheid van vrouwen of geheel bestaan uit vrouwen. Dit komt waarschijnlijk omdat vrouwen over het algemeen meer kans hebben om aan een eetstoornis of andere eetproblemen te lijden dan mannen (Burger et al., 2010). Er is gekozen voor een jonge doelgroep (18-25 jaar) aangezien het medium Instagram vrij nieuw is en deze over het algemeen wordt gebruikt door jong volwassenen.

Design

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een 1-factorieel tussen-personen design

met als factor social proof met twee niveaus: Veel likes (de positieve social proof) en weinig likes (de negatieve social proof). De participanten zijn random verdeeld over de twee

experimentele condities. Aan de twee condities werden 67 deelnemers blootgesteld (‘veel likes’ N = 32; ‘weinig likes’ N = 35). Betrokkenheid bij gezond eten en drinken dient in dit onderzoek als modererende variabele.

Procedure

Het onderzoek is uitgevoerd via een online vragenlijst, gemaakt in Qualtrics. 


Er is zorgvuldig gekeken naar de volgorde van de online vragenlijst. Deze is vooraf getest door mede-studenten, om te kijken of er geen sprake was van bepaalde volgorde effecten in de vragenlijst. De vragenlijst is verspreid via media zoals Whatsapp, Facebook Messenger en E-mail. Er werden alleen vrouwen uit de contactenlijst gekozen. Vervolgens is er aan de gekozen vrouwen gevraagd of zij de vragenlijst aan vriendinnen door wilden sturen. De deelnemers is verteld dat het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in hun mening over gezondheid. Daarnaast werd de anonimiteit van de participanten benadrukt, de tijdsduur van het onderzoek medegedeeld en toestemming gevraagd voor deelname aan het experiment door middel van een informed-consent formulier. De deelnemers werd gevraagd

(13)

zich voor te stellen dat ze de foto tegenkomen op hun eigen Instagram-tijdlijn en dan zo natuurlijk mogelijk antwoord te geven op de vragen. Vervolgens werden de deelnemers gerandomiseerd en ingedeeld in één van de twee condities. De deelnemers kregen drie Instagramfoto’s met veel of weinig likes te zien van het merk ‘The Cold Pressed Juicery’. De participanten werden minstens 15 seconden blootgesteld aan de stimulus (zij konden tijdens het zien van de stimulus pas na deze 15 seconden verder met de vragenlijst). Na afloop kregen alle participanten een debriefing en werden zij bedankt voor hun deelname.

Onafhankelijke variabele

Het experimenteel materiaal bestond uit twee versies van drie verschillende

Instagramfoto’s met daarop een of meer vrouwen die een gezond sapje drinken. Het gekozen merk voor deze studie is het gezonde sapjesmerk ‘The Cold Pressed Juicery’. Dit merk is gekozen, omdat een bestaand merk de geloofwaardigheid ten goede zal komen. Daarnaast is er gekozen voor sappen omdat dit een vrij neutraal product is en bekend bij deze

leeftijdscategorie.

De originele foto’s van The Cold Pressed Juicery zijn online verkregen via Instagram door te zoeken in hun geplaatste foto’s. De vrouwen op de foto’s zijn onbekende personen die qua leeftijd aansluiten bij de leeftijdscategorie van de deelnemers. Er is gekozen om een

gepubliceerde foto van het merk zelf te gebruiken omwille van de externe validiteit van het huidige onderzoek. 


De geselecteerde foto’s zijn bewerkt met Adobe Photoshop zodat er twee verschillende varianten gemaakt konden worden, drie foto’s met veel likes en drie dezelfde foto’s met weinig likes.

Het aantal likes is in dit onderzoek als volgt geoperationaliseerd. Na verschillende foto’s op Instagram te hebben bekeken van ‘bekende’ Instagram bloggers blijkt dat 1000-3000 likes veel is en dat 30-60 likes bij ‘gewone’ mensen relatief weinig is.

Om de getallen geloofwaardiger te maken werd er gebruik gemaakt van een kleine variatie in getallen zoals bijvoorbeeld: 1024 likes in plaats van 1000 likes.

Er is gekozen om meerdere foto’s te laten zien aan de respondenten zodat dit onderzoek vergelijkbaar is met het echte medium Instagram. Wanneer men namelijk op Instagram naar foto’s kijkt, bekijkt men altijd meerdere foto’s en niet enkel één foto. Wanneer er dus maar

(14)

één foto zou worden getoond zal er hoogstwaarschijnlijk een minder sterk effect opduiken door de manipulatie. In beide varianten van de foto’s zijn de omringende elementen, zoals het merklogo, gelijk gehouden. Hierdoor kunnen eventuele effecten volledig worden

toegeschreven aan een verschil in aantal likes. In bijlage 1.1. en 1.2 worden de foto’s weergegeven.

Afhankelijke variabelen
 Gedragsintentie

Allereerst werden er vragen gesteld die betrekking hebben op de gedragsintentie van de participanten. De gedragsintentie die het stimulusmateriaal teweegbrengt werd gemeten aan de hand van twee vragen gebaseerd op de items uit het onderzoek van Yun en Silk (2011). Zij maakten in hun onderzoek gebruik van vier items om de gedragsintentie te meten. 
 Een van deze items was “I will be on a healthy diet in the near future”. Hierop zijn de twee items gebaseerd die gebruikt zijn in dit onderzoek, namelijk: “Ben je van plan in de toekomst een sapje van de Cold Pressed Juicery te kopen of drinken?” en “Ik ben van plan in de

toekomst gezond te gaan eten en drinken”.

De deelnemers konden antwoord geven op de twee vragen door middel van een 9-puntsbi-polaireschaal die loopt van 1 (zeer onwaarschijnlijk) tot 9 (zeer waarschijnlijk). De schaal is op zo’n manier geconstrueerd dat hoe hoger de participanten scoren op deze vragen, hoe waarschijnlijker zij geneigd zijn het product aan te schaffen.

Een principale componenten analyse (PCA) geeft aan dat deze items samen een eendimensionale schaal vormen: maar één component heeft een eigenwaarde boven de 1 (eigenwaarde = 1,55) en er is een duidelijke knik na deze component in het scree plot. De twee items hangen positief samen met de eerste component, waarbij de variabele gedragsintentie de hoogste samenhang heeft (componentlading is 0,88). De schaal is goed betrouwbaar, α = 0,71 en lijkt dus de gedragsintentie om gezond te eten en drinken weer te geven. Hoe hoger de schaalscore, des te hoger de gedragsintentie van de deelnemer om gezond te eten en drinken (M = 5,84; SD = 1,85).

(15)

Attitude ten aanzien van de inhoud van de foto is gedefinieerd als de waardering van de inhoud van de foto.

De schaal bestond uit drie bipolaire items. De items om attitude te meten (voor zowel de object-attitude als de advertentie-attitude) zijn afgeleid uit het onderzoek van Stok et al. (2014b). Zij hebben attitude gemeten door middel van vier items met tegenovergestelde valentie (nice–stupid, wise–unwise, pleasant– unpleasant, bad–good). Deze items zijn zo omgezet zodat ze relevant waren voor de variabele object-attitude.

Deze items werden gemeten aan de hand van een 9- puntsbipolaireschaal. Er is gevraagd aan de participanten of zij gezond eten en drinken ‘heel erg lekker’ / ‘heel erg vies’, ‘heel erg goed’ / ‘heel erg slecht’ en ‘heel erg positief’ / ‘heel erg negatief’ vinden. De schaal is op zo’n manier geconstrueerd dat hoe hoger de participanten scoren op deze vragen, hoe meer zij de inhoud van de foto waarderen.


Er is vervolgens een gemiddelde schaal gemaakt. Uit de PCA blijkt dat er één component gevormd kan worden (eigenwaarde = 2,81; componentlading> 0,90). De drie items hangen positief samen met de variabele object-attitude. De schaal is zeer goed betrouwbaar, α = 0,97 en geeft de objectattitude goed weer. Een hoge score op de items betekent een positievere attitude ten opzichte van gezond eten en drinken (M = 7,06; SD = 2,34).

Attitude ten aanzien van de foto (advertentie-attitude)

De attitude werd gemeten met drie vragen elk met een 9- puntsbipolaireschaal. 


Er is gevraagd aan de participanten of zij de foto ‘heel erg lelijk’ / ‘heel erg mooi’, ‘heel erg goed’ / ‘heel erg slecht’ en ‘heel erg aantrekkelijk’ / ‘heel erg onaantrekkelijk’ vinden. De schaal is op zo’n manier geconstrueerd dat hoe hoger de participanten scoren op deze vragen, hoe meer zij de foto waarderen. Als controle item is de vraag ‘ zou je de foto liken..’

toegevoegd om te kijken of de deelnemers de foto in het echt zouden liken ja of nee en of dit te maken had met een positieve attitude of niet. 


Voor de variabele attitude ten opzichte van de Instagramfoto (advertentie-attitude) is ook een gemiddelde schaal gemaakt. Uit de PCA blijkt dat er één component gevormd kan worden (eigenwaarde = 2,50). De vier items hangen positief samen met de variabele attitude ten opzichte van de foto (componentlading>0,80) Uit een betrouwbaarheidsanalyse blijkt dat de drie items tevens een betrouwbare schaal vormen (α = 0,71). Wanneer het vierde

(16)

item (“Ik zou de foto liken…”) uit de schaal verwijderd zou worden, blijkt de

betrouwbaarheid van de schaal aanzienlijk groter (α = 0,83). Verwijdering van dit item is inhoudelijk te verdedigen, omdat het item een wat andere betekenis heeft dan de overige drie items (“Ik vind de foto heel erg lelijk – heel erg mooi”, “heel erg onaantrekkelijk – heel erg aantrekkelijk” en “ heel erg slecht – heel erg goed”). Er is daarom gekozen om het vierde item te verwijderen en de overige drie items samen te voegen. Een hoge score op de items betekent een positievere attitude ten opzichte van de foto (M = 5,81; SD = 1,61).

Betrokkenheid bij gezond eten en drinken

Betrokkenheid bij gezonde voeding als modererende variabele is geoperationaliseerd met behulp van twee items. In het eerste item werd er gevraagd naar het huidige gedrag omtrent gezond eten en drinken. De antwoordschaal was oplopend van ‘nooit’ tot ‘altijd’. De tweede vraag was om erachter te komen hoe belangrijk gezond eten en drinken is voor de

deelnemers. Dit item is afgeleid uit het artikel van Göckeritz, Schultz, Rendón, Cialdini, Goldstein en Griskevicius (2010). Zij maakten in hun onderzoek gebruik van vier items om te vragen naar de betrokkenheid bij energiebehoud. In één van deze items werd gevraagd naar hoe belangrijk energiebehoud voor die persoon was. Deze vraag is in dit onderzoek gebruikt, omdat deze het beste aan te passen was naar betrokkenheid bij gezond eten en drinken. De antwoordmogelijkheid voor deze vraag is een 9-puntsbipolaireschaal die loopt van 1 (zeer onwaarschijnlijk) tot 9 (zeer waarschijnlijk).

Deze twee items konden echter niet samengevoegd worden tot een gemiddelde schaal, vanwege de lage betrouwbaarheid (α= 0,42). Op theoretische gronden is er gekozen om alleen het tweede item (“ gezond eten en drinken is voor mij heel onbelangrijk – heel belangrijk”) mee te nemen (M = 7,28; SD = 1,67). Dit geeft namelijk de inhoud van betrokkenheid beter weer dan het andere item (“Ik eet en drink gezond…”). Dit meet namelijk het huidige gedrag, wat ook afhankelijk zou kunnen zijn van andere factoren.

Om een univariate analyse uit te voeren op de variabele ‘betrokkenheid’ moest de

variabele dichotome waardes hebben. Om betrokkenheid in twee gelijke groepen op te delen is er gebruik gemaakt van een mediaan split (mediaan = 8,00). Dit betekent dat de deelnemers met een score van 8 of hoger in de ‘hoog betrokken groep’ en de deelnemers lager dan 8 in de

(17)

‘laag betrokken groep’ zitten. Er moet opgemerkt worden dat beide groepen relatief hoog scoren op betrokkenheid.

Controlevariabelen

Er is een randomisatie check uitgevoerd om te kijken of de deelnemers gelijk verdeeld waren over de groepen zodat de resultaten van het onderzoek zo min mogelijk vertroebeld zouden worden. De leeftijd in de verschillende groepen is ongeveer gelijk; ‘veel likes’ (M = 20,50; SD = 1,90) en ‘weinig likes’ (M = 20,97; SD = 1,92). Dit verschil is niet significant en de randomisatie is daarom geslaagd, F (1, 65) = 0,50; p = 0,484.

Dit geldt ook voor de variabele “opleiding”.‘Veel likes’ (M = 5,25; SD = 1,16) en ‘ weinig likes’ (M = 5,14; SD = 1,19). Dit verschil is niet significant; F (1, 65) = 0,14; p = 0,711. Daarnaast is nog gecontroleerd of alle deelnemers bekend waren met het medium Instagram.

Om uit te sluiten of de manipulatie effect heeft gehad op betrokkenheid (vanwege de volgorde waarop het experiment is uitgevoerd) is er een laatste randomisatiecheck

uitgevoerd. Er kan namelijk een mogelijk effect optreden van de manipulatie op de moderator betrokkenheid, omdat er achteraf is gevraagd naar de mate van betrokkenheid van de

deelnemers. De deelnemers hebben dus op voorhand de foto’s gezien en dit kan de deelnemer hebben beïnvloed en wellicht ‘meer betrokken’ hebben gemaakt. De betrokkenheid in de verschillende groepen bleek ongeveer gelijk; ‘veel likes’ (M = 0,50; SD = 0,51) en ‘weinig likes’ (M = 0,57; SD = 0,50). Dit verschil was niet significant en er kan dus vanuit worden gegaan dat er geen effect is van de manipulatie op de betrokkenheid, F (1, 65) = 0,34, p = 0,565.

Resultaten Hoofdanalyse Gedragsintentie

Volgens hypothese één leiden foto’s met een positieve social proof tot een positievere gedragsintentie ten aanzien van gezond eten en drinken in vergelijking met een foto met weinig likes. Om dit te testen werd een univariate analyse uitgevoerd met het aantal likes als

(18)

onafhankelijke variabele en de gemiddelde schaal van gedragsintentie als afhankelijke variabele.

De gemiddelde gedragsintentie bij een foto met veel likes (M = 5,83; SD = 1,60) wijkt niet significant af van de gemiddelde gedragsintentie bij een foto met weinig likes (M = 5,84; SD = 2,08). Omdat het hoofdeffect niet significant blijkt te zijn, F (3, 67) = 0,10; p = 0,756, betekent dit dat er geen empirische steun is voor hypothese één.

Attitude ten aanzien van de inhoud

Ondanks dat de foto’s met veel likes positiever werden gewaardeerd (M = 7,23; SD = 2,26) dan de foto’s met weinig likes (M = 6,90; SD = 2,43), blijkt het hoofdeffect van het aantal likes op de object-attitude niet significant, F (3, 67) = 0,58; p = 0,451. De hypothese dat foto’s met veel likes voor een positievere attitude ten aanzien van gezond eten en drinken zorgen, in vergelijking met foto’s met weinig likes, vindt (ook) geen steun en moet worden verworpen.

Attitude ten aanzien van de foto

Volgens hypothese drie worden foto’s met veel likes positiever gewaardeerd dan foto’s met weinig likes. De foto’s met veel likes worden minder positief gewaardeerd (M = 5,75; SD = 1,51) dan de foto’s met weinig likes (M = 5,86; SD = 1,73).

Het hoofdeffect van het aantal likes op de objectattitude is niet significant, F (3,67)= 0,04 ; p = 0,848 en hypothese 3 wordt hiermee niet bevestigd.

Betrokkenheid

Bij de vierde hypothese speelt betrokkenheid een modererende rol. Dit betekent dat voor zowel foto’s met weinig, als foto’s met veel likes, de gedragsintentie, object-attitude en advertentie-attitude bij mensen met een hoge betrokkenheid hoger is dan bij mensen met een lage betrokkenheid. Daarbij wordt wel een minder groot verschil verwacht bij de negatieve social proof conditie.

Wanneer er gekeken wordt naar gedragsintentie blijkt dat foto’s met veel likes bij hoog betrokken deelnemers een gemiddeld grotere gedragsintentie hebben (M = 6,16; SD = 1,63) dan bij de deelnemers die laag betrokken waren (M = 5,50; SD = 1,55). Dit geldt ook voor de

(19)

deelnemers die de negatieve social proof te zien kregen (weinig likes). De hoog betrokken deelnemers scoorden gemiddeld hoger op gedragsintentie (M = 6,73; SD = 1,48), dan de laag betrokken deelnemers (M = 4,67; SD = 2,23). Hoewel er hoger wordt gescoord bij een hoge betrokkenheid bij het onderwerp is dit interactie-effect niet significant, F (3,67)= 2,74 ; p = 0,103. Het hoofdeffect van betrokkenheid op gedragsintentie blijkt zwak, maar wel

significant te zijn, F (3, 67) = 10,82; p = 0,002 < 0,05; η2 = 0,14.

Bij object-attitude is hetzelfde aan de hand. Iemand met de versie ‘veel likes’ die hoog betrokken was, scoorde gemiddeld hoger op object-attitude (M = 8,10; SD = 1,95) dan iemand die veel likes te zien kreeg en laag betrokken was (M = 6,38; SD = 2,28). Dit geldt ook voor de deelnemers die de versie ‘weinig likes’ te zien kregen. De hoog betrokken deelnemers scoorden gemiddeld hoger op object-attitude (M = 7,37; SD = 2,43), dan de laag betrokken deelnemers (M = 6,27; SD = 2,35). Ondanks deze bevindingen wordt er geen significant interactie-effect gevonden, F (3,67)= 0,32 ; p = 0,575. Daarentegen blijkt het hoofdeffect zeer zwak, maar wel significant, F (3, 63) = 6,43; p = 0,014 < 0,05; η2 = 0,093.

Tot slot advertentie-attitude. Iemand met veel likes die hoog betrokken was, scoorde ook gemiddeld hoger op advertentie-attitude (M = 5,83; SD = 1,58) dan iemand die veel likes te zien kreeg en laag betrokken was (M = 5,67; SD = 1,48). Dit geldt wederom ook voor de deelnemers die de negatieve descriptieve norm te zien kregen (weinig likes). De hoog betrokken deelnemers scoorden gemiddeld hoger op advertentie-attitude (M = 6,03; SD = 1,69), dan de laag betrokken deelnemers (M = 5,62 ;SD = 1,80). Als er vervolgens gekeken wordt naar het interactie-effect, blijkt dit niet signifiant, F (3,67)= 0,09 ; p = 0,763. Hetzelfde geldt voor het hoofdeffect, F (3, 63) = 0,51; p = 0,477.

Betrokkenheid bij gezond eten en drinken blijkt als modererende variabele op de afhankelijke variabelen (gedragsintentie, object-attitude en advertentie-attitude) niet significant te zijn en hiermee wordt hypothese vier niet bevestigd. Hoog betrokken mensen hebben een hogere gedragsintentie, object-attitude en advertentie- attitude dan laag betrokken mensen, ongeacht de boodschap die ze gezien hebben.

Er kan dus geconcludeerd worden dat betrokkenheid niet dient als moderator maar wel een directe relatie heeft met de afhankelijke variabele gedragsintentie en object-attitude.

(20)

Het doel van deze studie is om vast te stellen of het aantal likes op Instagramfoto’s effect hebben. Door middel van een experiment is onderzocht wat de effecten zijn van een positieve en negatieve social proof op de gedragsintentie, attitude ten aanzien van gezond eten en attitude ten aanzien van de foto zelf. Daarnaast is er geanalyseerd of de betrokkenheid bij gezond eten en drinken van invloed is op de effecten.

De verwachting was dat de foto’s met een positieve social proof tot een hogere

gedragsintentie zou leiden dan de foto’s met een negatieve social proof. Hoewel de resultaten deze kant op lijken te wijzen, blijkt er geen significant verschil te zijn. Er is dus geen

empirische steun voor hypothese één. Ook de verschillen in attitude t.a.v. de inhoud van de foto’s en de foto’s zelf waren niet significant en daarmee kunnen de hypotheses twee en drie evenmin worden aangenomen. 


Tot slot werd er verwacht dat betrokkenheid het effect van zowel de positieve social proof als de negatieve social proof zou versterken. Indien iemand een hoge betrokkenheid had zou deze persoon hoger scoren op gedragsintentie, attitude t.a.v. de inhoud en attitude t.a.v. de foto. Deze hypothese word ook niet niet bevestigd. Wel word er een direct hoofdeffect gevonden van de variabele betrokkenheid op de gedragsintentie en de attitude ten opzichte van gezond eten en drinken. Indien iemand zeer betrokken was bij het onderwerp gezond eten en drinken, had die persoon ook gemiddeld een hogere gedragsintentie om gezond te gaan eten en drinken en een positievere attitude ten aanzien van gezond eten en drinken. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er geen verschil is in gedrag- en attitude-effecten tussen een positieve social proof en een negatieve social proof. Ook kan de

conclusie worden getrokken dat betrokkenheid bij gezond eten en drinken niet dient als een moderator maar wel een directe voorspeller kan zijn voor een hogere gedragsintentie en attitude ten aanzien van gezond eten en drinken.

Theoretische implicaties, beperkingen en toekomstig onderzoek

De resultaten sluiten niet aan bij de theorieën die genoemd zijn in eerder onderzoek. Het aantal likes als descriptieve norm heeft geen effect op de gedragsintentie en attitude.

Het aantal likes geeft informatie over de sociale omgeving (wat andere mensen leuk vinden) maar of dit nu specifiek descriptief of injunctief is, blijft nog onduidelijk. Hier zal in toekom-stig onderzoek verder naar gekeken moeten worden om te achterhalen onder welke sociale

(21)

norm ‘likes’ passen. Het is mogelijk dat het aantal likes meer overlap vertoont met de injunc-tie norm, wat het uitblijven van een significant effect zou kunnen verklaren.

Voorgaand onderzoek wijst uit dat betrokkenheid een belangrijke voorspeller kan zijn voor gedragsintentie en attitude (Petty & Cacioppo, 1981). De huidige resultaten vullen dit bestaand onderzoek aan door te onderstrepen dat betrokkenheid bij gezond eten een directe voorspeller kan zijn voor gezonde eet-en drinkkeuzes van de consument.

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Naast het feit dat er relatief weinig mensen deelnamen aan het onderzoek en hierdoor de generalisatie naar de populatie niet

representatief is, zijn er nog een aantal andere beperkingen.

Uit de resultaten blijkt dat er geen significant effect is van de manipulatie variabele op de afhankelijke variabelen. Het uitblijven van een effect van het aantal likes op de

gedragsintentie en attitude kan veroorzaakt zijn door het feit dat de deelnemers het aantal likes niet hebben opgemerkt. Er is in dit experiment geen gebruik gemaakt van een

‘manipulatie check’, waardoor er geen zekerheid is of de manipulatie überhaupt is opgemerkt door de deelnemers.

Daarnaast is in het huidige experiment geen vooronderzoek uitgevoerd om te controleren of de deelnemers het aantal likes veel of juist weinig vonden. Dit kan hebben gezorgd voor een vertekening. Het is mogelijk dat bepaalde deelnemers ingedeeld waren in de conditie ‘weinig likes’ maar dit niet als weinig hebben ervaren en dus geen representatieve antwoorden hebben gegeven.

Bij de doelgroep voor dit onderzoek zou dus meer moeten worden ge-pretest om te kijken wat de doelgroep zelf ervaart als weinig of veel likes en of zij dit verschil opmerken of niet. Daarnaast geven haast alle deelnemers aan betrokken te zijn bij gezond eten en drinken. Hierdoor is er weinig te zeggen over het verschil in bevindingen tussen hoog betrokken mensen en laag betrokken mensen en kan er weinig gezegd worden over het mogelijke modererende effect. Wat wel interessant is, is dat betrokkenheid een hoofdeffect heeft op een aantal afhankelijke variabelen (ondanks dat iedereen relatief hoog betrokken was).

Tot slot zou er in het vervolg ook moeten worden gekeken naar een jongere doelgroep dan 18 tot 25. Instagram wordt namelijk ook veel gebruikt door mensen onder de 18. Deze doelgroep

(22)

werd nu niet meegenomen in dit onderzoek, waardoor we niks kunnen zeggen over de effecten van het medium op een hele grote groep gebruikers van het medium.

Deze studie is hiermee een interessante aanleiding om in vervolgonderzoek het verband tussen het aantal likes op Instagramfoto’s en de effecten daarvan op de gedragsintentie en attitude ten aanzien van gezond eten en drinken nader te onderzoeken. Dit onderzoek dient als startpunt voor veelvuldig vervolgonderzoek naar nieuwe sociale media, zoals Instagram, en de effecten daarvan. Of het aantal likes op foto’s samenhangt met de gedragsintentie tot gezonder leven is nog onduidelijk. Er zou dus vervolgonderzoek moeten worden gestart om deze samenhang met zekerheid uit te kunnen sluiten.

Referenties

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179e211. DOI: http://dx.doi.org/

10.1016/0749-5978(91)90020-T

Ajzen, I., & Fishbein, M. (1980). Understanding attitudes and predicting social behavior. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.

An, R. (2013). Effectiveness of subsidies in promoting healthy food purchases and consumption: a review of field experiments. Public Health Nutrition, 16(7), 1215– 1228. doi: http://doi.org/10.1017/S1368980012004715

Aronson, E; Wilson, T. D.; Akert, R. M. (2007). Social Psychology (6th ed.). Upper Saddle River, NJ: Pearson Prentice Hall.

Baker, C. W., Little, T. D., & Brownell, K. D. (2003). Predicting adolescent eating and activi-ty behaviors: the role of social norms and personal agency. Health Psychology, 22(2), 189. DOI: 10.1037//0278-6133.22.2.189 ·

Ball, K., Jeffery, R. W., Abbott, G., McNaughton, S. A., & Crawford, D. (2010). Is healthy behavior contagious: Associations of social norms with physical activity and healthy eating. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 7(1), 86. DOI: 10.1186/1479-5868-7-86

Burger, J. M., Bell, H., Harvey, K., Johnson, J., Stewart, C., Dorian, K., & Swedroe, M. (2010). Nutritious or delicious? The effect of descriptive norm information on food

(23)

choice. Journal of Social and Clinical Psychology, 29(2), 228-242. DOI: 10.1521/ jscp.2010.29.2.228

Cacioppo, J. T., & Petty, R. E. (1984). The elaboration likelihood model of persuasion. NA-Advances in Consumer Research Volume 11. doi: https://doi.org/10.1016/

S0065-2601(08)60214-2

Cialdini, R. B. (1993). Influence: Science and practice (3rd ed.). New York: HarperCollins.


Cialdini, R. B., Reno, R. R., & Kallgren, C. A. (1990). A focus theory of normative conduct: Recycling the concept of norms to reduce littering in public places. Journal of personality and social psychology, 58(6), 1015. doi 10.1037/0022-3514.58.6.1015 Cialdini, R. B., & Trost, M. R. (1998). Social influence: Social norms, conformity, and compliance. In D. T. Gilbert, S. T. Fiske, & G. Lindzey (Eds.), The handbook of social psychology (4th ed., Vol. 2, pp. 151– 192). Boston: McGraw-Hill.

Cialdini, R. B., Wosinska, W., Barrett, D. W., Butner, J., & Gornik-Durose, M. (1999). Compliance with a request in two cultures: The differential influence of social proof and commitment/consistency on collectivists and individualists. Personality and Social Psychology Bulletin, 25(10), 1242-1253.

Göckeritz, S., Schultz, P., Rendón, T., Cialdini, R. B., Goldstein, N. J., & Griskevicius, V. (2010). Descriptive normative beliefs and conservation behavior: The moderating roles of personal involvement and injunctive normative beliefs. European Journal of Social Psychology, 40(3), 514-523. doi: 10.1002/ejsp.643

Goldstein, N. J., & Cialdini, R. B. (2009). Normative influences on consumption and conservation behaviors. In M. Wänke (Ed.), Social psychology of consumer behavior (pp. 273–296). NewYork: Psychology Press.


Håman, L., Barker-Ruchti, N., Patriksson, G., & Lindgren, E.-C. (2015). Orthorexia is framed as exercise dependence in Swedish daily newspapers. Presented at the Svensk Beteendevetenskaplig Idrottsforsknings konferens (SVEBI), Växjö, Sverige, 11-12 november, 2015. Retrieved from http://urn.kb.se/resolve

urn=urn:nbn:se:hh:diva-30516


Kaplan, M. F., & Miller, C. E. (1987). Group decision making and normative versus

(24)

Personality and social psychology, 53(2), 306. doi: http://dx.doi.org
 10.1037/0022-3514.53.2.306


Kelman, H. (1958). Compliance, Identification, and Internalization: Three Processes of Attitude Change. The Journal of Conflict Resolution, 2(1), 51-60. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/172844


Kietzmann, J. H., Hermkens, K., McCarthy, I. P., & Silvestre, B. S. (2011). Social media? Get serious! Understanding the functional building blocks of social media. Business horizons, 54(3), 241-251. doi: https://doi.org/10.1016/j.bushor.2011.01.005

MacKenzie, S., & Lutz, R. (1989). An Empirical Examination of the Structural Antecedents of Attitude toward the Ad in an Advertising Pretesting Context. Journal of Marketing, 53(2), 48-65. doi:10.2307/1251413


Oosterveer, D. (2017, 2 januari). Social media cijfers anno 2017. Geraadpleegd op 18 februari 2017, van http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-cijfers- anno-2017


Stok, F. M., De Ridder, D. T., De Vet, E., & De Wit, J. B. (2012). Minority talks: the influence of descriptive social norms on fruit intake. Psychology & health, 27(8), 956-970. DOI: http://dx.doi.org/10.1080/08870446.2011.635303


Stok, F. M., Ridder, D. T., Vet, E., & Wit, J. B. (2014a). Don't tell me what I should do, but what others do: The influence of descriptive and injunctive peer norms on fruit consumption in adolescents. British journal of health psychology, 19(1), 52-64. DOI: 10.1111/bjhp.12030


Stok, F. M., Verkooijen, K. T., Ridder, D. T., Wit, J. B., & Vet, E. (2014b). How Norms Work: Self‐Identification, Attitude, and Self‐Efficacy Mediate the Relation between

Descriptive Social Norms and Vegetable Intake. Applied Psychology: Health and Well‐Being, 6(2), 230-250. DOI: 10.1111/aphw.12026


Yun, D., & Silk, K. J. (2011). Social norms, self-identity, and attention to social comparison information in the context of exercise and healthy diet behavior. Health

communication, 26(3), 275-285. DOI: http://dx.doi.org 10.1080/10410236.2010.549814

(25)

Bijlage 1.1

(26)

Bijlage 1.2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 geen toestemming voor aanbieden van eten en drinken en kunstmatig toedienen van voeding en vocht.  hoe om te gaan met verzoeken om vocht in

In zuivel zitten goede voedingsstoffen die je kind bijvoorbeeld nodig heeft voor sterke botten en tanden.. Water,

Dit vinden zij voor- al omdat ze gezond en fit willen blijven of zich beter willen voelen.. 78% van de deelnemers geeft aan dat zij elke dag fruit

Deventer moest gewoon rustig aan geregeld trainen heel stuk aangenamer zullen deze methode, en eten en meer gezonder leven wanneer je voor zijn manier te gebruiken meer ideeën over

Peper en/of zout portie Indien u een dieet volgt, wordt het assortiment automatisch aan- gepast en zal u bepaalde produc- ten niet kunnen kiezen...

FRUITLIED Kijk eens naar je appel Kijk eens naar je peer Kijk naar je banaantje Er is nog veel meer Eet maar lekker op Want fruit is gezond Stop het niet in je oren Maar stop het in

Vanaf één jaar heeft je kind elke dag ongeveer 6-7 bekertjes drinken nodig.. Daaronder vallen ook melkproducten zoals melk

Grand café &amp; boetiekhotel De Verééniging beschikt over diverse inspirerende ruim- tes geschikt voor verschillende