• No results found

Mindblowing 2.0 : de effectiviteit van een actietendenstraining bij jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindblowing 2.0 : de effectiviteit van een actietendenstraining bij jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MINDBLOWING 2.0

De effectiviteit van een actietendenstraining bij jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting

OPSTELLER

Naam: Sharon Hamel Collegekaartnummer 0211796

Afstudeerrichting Klinische Psychologie BEGELEIDER(S)

Programmagroep: MSc. dhr. Hans van der Baan Tweede beoordelaar: Prof. Dr. Maurits van der Molen Onderzoeksinstelling: Justitiële Jeugd Inrichting Amsterbaken

(2)

2 Dankwoord

Mag ik jou bedanken?

Gewoon

Omdat ik dat graag wil

Omdat ik het zo voel

Niet een beetje

Maar heel veel

-Lisette Smoor

Anjani, Brian, Candis, Deborah, Eline, Fabian, Genelva, Hans, Hania, Harrie, Joan, Laura, Lorayza, Lorenzo, Merit, Merlien, Miranda, Michelle, Mitchell, Nadia, Nathalie, Nihayra, Patricia, Paul, Ramiro, Sophie, Stefania, Quincy

(3)

3

Abstract Herhaaldelijk cannabisgebruik onder jongeren wordt gelinkt aan toename in criminaliteit. Duale procesmodellen stellen dat bij verslaving twee semi-onafhankelijke processen uit balans zijn. Het impulsief proces is snel en te sterk, waardoor het reflectief proces te zwak is de impulsen te onderdrukken. In combinatie met cognitieve biassen houden zij verslaving in stand. Cognitieve Bias Modificatie middels Approach Avoidance Task (AAT) trainingen richt zich op het hertrainen van de cognitieve biassen. Tweeëntwintig jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting volgden zes keer de AAT-training voor het modificeren van een toenaderingsbias voor cannabis. Effectiviteit van de training kon niet worden aangetoond, positieve verbanden tussen toenaderingsbias (AAT) en associatiebias (BIAT) en toenaderingsbias en cannabis-gerelateerde problematiek

(4)

4 Inhoudsopgave Page Dankwoord 2 Abstract 3 Inhoudsopgave 4 1 Theoretisch kader 5

1.2 De effectiviteit van Cognitieve Bias Modificatie 10

1.3 Doel van het onderzoek 11

2 Methode 13

3 Resultaten 19

4 Discussie 25

Referenties 26

Bijlagen

Bijlage 1. Informatiebrochure deelnemer 30

Bijlage 2. Informatiebrochure ouders/verzorgers 32

Bijlage 3. Toestemmingsformulier deelnemer 34

Bijlage 4. Toestemmingsformulier ouders/verzorgers 35

Bijlage 5. Informatiebrochure/passief toestemmingsformulier ouders/verzorger 36

Bijlage 6. Opleidingsniveau 38

(5)

5 1 Theoretisch kader

Adolescenten vormen een risicovolle groep voor het ontwikkelen van een cannabisverslaving op een latere leeftijd, omdat de hersenen in deze fase het kwetsbaarst zijn (Wiers, Bartholow & Van de Wildenberg, 2007). In Nederland vormen jongeren tussen de 15 en de 24 jaar de grootste groep cannabisgebruikers (Trimbos, 2012). Deze leeftijdscategorie vertegenwoordigt 8,3% van de gehele bevolking. Uit hetzelfde jaarverslag blijkt dat drie tot zes van de tien jongeren die onder toezicht van jeugdzorg vallen of die in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) verblijven cannabisgebruikers zijn. Het gebruik van cannabis is in dergelijke inrichtingen ten strengste verboden. Volgens Kepper en collega’s (2009) geeft 63% van de jongeren aan binnen een JJI cannabis gebruikt te hebben en geeft 90% van deze jongeren aan dat cannabis binnen een JJI makkelijk te verkrijgen is. Herhaaldelijk cannabisgebruik kan de mate van impulsiviteit vergroten (Robinson & Berridge, 2003). Van impulsiviteit is bekend dat het een verslaving in stand kan houden (Wiers, Gladwin, Hofmann, Salemink & Ridderinkhof, 2013) en een voorspeller is van een toename in criminaliteit (Young, Misch, Collins, Gudjonsson, 2011). Op de vraag waarom jongeren verschillende middelen gebruiken komt regelmatig naar voren dat hun middelengebruik hen soms lijkt te overkomen. Dit zou erop kunnen duiden dat het gebruikt van verslavende middelen niet altijd een bewuste keuze is. Een golf van nieuwe interventies richten zich op het hertrainen van onbewuste processen en trachten jongeren meer controle over hun cannabisgebruik terug te geven. De centrale vraag in deze these ‘Is het hertrainen van een automatische toenaderingstendens bij jongens met

cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting effectief?’ poogt hierop een antwoord te geven. Een eventueel aantoonbare effectiviteit zou meer controle over cannabisgebruik kunnen betekenen en op langere termijn mogelijk meer controle over crimineelgedrag.

(6)

6 & Brink, 2009). De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders maakt

onderscheidt tussen cannabis intoxicatie, -misbruik en –verslaving (4th ed., text rev.;

American Psychiatric Association, 2000). Een individu heeft een cannabisintoxicatie wanneer sprake is van recent gebruik, gedragsmatige of psychologische veranderingen (euforie of ‘high’ zijn) en waarbij binnen twee uur na inname, minstens twee van de volgende symptomen optreden: rode ogen, verhoogde eetlust, een droge mond of een verhoging in hartslag. Bij cannabismisbruik zorgt een patroon van herhaaldelijk gebruik voor significant lijden. Binnen een jaar treden minstens één van de volgende symptomen op (i) het niet kunnen voldoen aan verplichtingen op werk, school of thuis (ii) herhaaldelijk gebruik in riskante situaties en (iii) problemen die gepaard gaan met herhaaldelijk gebruik en/of onafgebroken gebruik, ondanks dat de effecten van gebruik zorgen voor sociale en

persoonlijke problemen. De overgang naar cannabisverslaving ontstaat wanneer een individu een patroon van tolerantie, onthoudingsverschijnselen en psychische afhankelijkheid

ontwikkelt, waarbij het individu vanwege het overmatig gebruik, niet in staat is zich aan zijn of haar dagelijkse verplichtingen op werk, school of thuis te voldoen. Vaak is het individu zich bewust van de destructieve gevolgen van zijn of haar verslaving, maar is desondanks niet in staat zich van cannabisgebruik te weerhouden (Wiers & Stacy, 2006). Een paradox kenmerkend voor verslaving. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan en worden verschillende modellen besproken die een verklaring geven voor het proces waarin een individu de overgang maakt van misbruik naar verslaving.

De paradox van verslaving houdt in dat individuen kennis hebben over de gevaren van middelengebruik, maar desondanks zich er niet van kunnen weerhouden of geen pogingen ondernemen om middelengebruik te beëindigen. Verwacht zou worden dat individuen in staat zijn een rationele afweging van de voor- en nadelen van een bepaalde keuze te maken en op grond daarvan gedrag bepalen. Dit is het achterliggend idee van het

(7)

7 rationeel beslismodel en was lange tijd dominant (Conner & Armitage, 1998). Vertaald naar cannabisgebruik houdt het in dat een individu meer de voor- dan nadelen ziet van het gebruik, omdat hij of zij anders het gebruik zou stoppen. Echter, de factor tijd speelt een belangrijke rol, waarbij kleine voordelen op korte termijn zwaarder kunnen wegen dan grotere nadelen op lange termijn. Een adolescent kan blowen om erbij te horen op dit moment belangrijker vinden dan het gevaar van het ontwikkelen van psychosen op lange termijn. De verschillende benaderingen van het rationele beslismodel verklaren slechts 25% van de verschillen tussen mensen in verslavingsgedrag (Conner & Armitage, 1998) en hebben vooral waarde bij het voorspellen van beginnend middelengebruik (Conner & Armitage, 1998). De beperkte voorspellende kracht van het rationeel beslismodel bood ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe modellen voor het paradoxale aspect van verslaving: duaal procesmodellen.

Duaal procesmodellen gaan er vanuit dat naast de rationele overwegingen gedrag ook door onbewuste processen ontlokt wordt (Strack & Deutsch, 2004; Stacy & Wiers, 2010). Verschillende modellen stellen dat gedrag onderliggend is aan twee semi-onafhankelijke processen, die gekenmerkt worden door verschillende cognitieve processen: een langzaam, gecontroleerd, regulerend, reflectief proces en een snel, automatisch, associatief, impulsief proces. Het reflectieve proces zorgt voor gedrag op basis van bewuste overwegingen, attitudes of persoonlijke normen en waarden. Het impulsieve proces bestaat uit onbewuste associaties die snel verwerkt worden en waarbij de cognitieve capaciteit minder wordt uitgeput door impulsieve processen dan door reflectieve processen (Strack & Deutsch, 2004; Stacy & Wiers, 2010). Gedrag kan ontstaan doordat een prikkel uit de omgeving de aandacht trekt van het impulsieve proces in de hersenen, verscheidene automatische

geheugenassociaties opwekt en vervolgens een cognitief schema als suggestie voor gedrag activeert (Strack & Deutsch, 2004; Stacy & Wiers, 2010). Het reflectieve proces heeft het vermogen om de lange-termijn gevolgen van het gedrag te evalueren en hierop te anticiperen,

(8)

8 door de neigingen van het impulsieve proces te onderdrukken of te wijzigen (Strack &

Deutsch, 2004; Stacy & Wiers, 2010). Gezonde individuen zijn in staat om gedrag op dergelijke wijze te reguleren. Echter, individuen met een verslaving ervaren moeilijkheden bij dit proces wanneer gedrag toegepast wordt in de context van middelengebruik (Wiers, 2013).

Volgens duaal procesmodellen komt verslaving voort uit een verstoorde balans tussen een hypergevoelig impulsief proces en een suboptimaal werkend reflectief proces, waardoor het reflectief proces automatische impulsieve reacties moeilijk onder controle kan houden (Wiers & Stacy, 2006). Terugkoppelend naar de paradox van verslaving betekent het dat ondanks individuen op de hoogte zijn van de gevaren van het cannabisgebruik en de intentie om het gebruik te stoppen, het impulsief proces veel sneller en sterker is en het reflectief proces er niet in slaagt de impulsen te controleren (Strack & Deutsch, 2004; Wiers & Stacy, 2006). De verstoorde balans wordt gekenmerkt voor cognitieve biassen (Wiers, 2007). Veelvuldig onderzoek heeft aangetoond dat cognitieve biassen een verslaving in stand kunnen houden (Wiers, 2013).

Een cognitieve bias is een vertekening in de informatieverwerking die kan leiden tot een onjuiste interpretatie of oordeel, resulterend in destructief verslavingsgedrag (Wiers, 2007; Wiers, 2013). Duale procesmodellen onderscheiden drie groepen van automatische processen die tot cognitieve biassen gerekend kunnen worden, namelijk de aandachtsbias, de geheugenassociaties en automatische toenaderings- of verwijderingsactietendensen (Wiers, 2007; Wiers, 2013). Er is sprake van een aandachtbias, wanneer een individu een middel regelmatig gebruikt en daarna gevoelig wordt voor aan dit middel gerelateerde prikkels (Wiers & Stacy, 2006). Cannabisgebruikers tonen meer aandacht voor en richten hun

aandacht langer op cannabisgerelateerde prikkels dan individuen die geen cannabis gebruiken (Field, Mogg & Bradley, 2004). Er zijn verschillende experimentele paradigma’s ontwikkeld

(9)

9 om een aandachtsbias voor een middel te onderzoeken. De verslavings-Stroop test is een bekend voorbeeld. Hierbij is het de bedoeling de kleur van de inkt van de woorden te

benoemen, zonder je te laten afleiden door de betekenis van de woorden. De mate waarin een individu om kan gaan met interferentie wordt gemeten in reactietijd (RT) (Wiers, 2007; Wiers 2013). Duaal procesmodellen stellen dat middelgerelateerde prikkels de aandacht trekken en automatisch leiden tot activering van impliciete geheugenassociaties (Van Deursen, Salemink, Schoenmakers & Wiers, 2009). Bij cannabisgebruikers betekenen impliciete geheugenassociaties dat zij cannabisgerelateerde prikkels positiever beoordelen vergeleken individuen die geen cannabis gebruiken. Field en collega’s (2004) vonden inderdaad dat cannabisgebruikers, vergeleken niet-gebruikers, minder sterke negatieve associaties hadden over cannabis en dat cannabisgebruikers, cannabisgerelateerde afbeeldingen veel prettiger vonden dan neutrale afbeeldingen. Deze associaties kunnen gedrag beïnvloeden zonder dat een individu zich hiervan bewust is en gemeten worden met de Brief Implicit Association Test (BIAT) (Wiers, 2013).

Er zijn twee basale motivationele oriëntaties: toenadering (approach) en verwijdering

(avoidance). Het idee hierachter is dat mensen automatisch de neiging hebben om situaties

die zij aantrekkelijk vinden op te zoeken en onaantrekkelijke situaties te vermijden (Wiers, 2013). Naast dat prikkels automatisch de aandacht trekken, kunnen zij ook deze automatische actietendensen activeren (Wiers, 2013). Individuen met een cannabisverslaving hebben de neiging om zich in de richting van de drug te bewegen (Wiers & Stacy, 2006). Het zorgt ervoor dat cannabisgebruikers sneller toenadering zoeken tot cannabisgerelateerde prikkels dan individuen die geen cannabis gebruiken (Cousijn, Goudriaan & Wiers, 2011). De automatische actietendensen zijn vast te stellen met de Approach Avoidance Task (AAT) (Wiers, 2013).

(10)

10 1.2 De effectiviteit van Cognitieve Bias Modificatie

Een gangbare behandeling voor verslaving is Cognitieve Gedragstherapie (CGT) (Van Deursen et al., 2009). Huidige interventies van CGT richten zich op het veranderen van de informatieverwerking door mensen bewust te maken van irreële gedachten en deze te vervangen voor functionele gedachten (Van Deursen et al., 2009). Door oefening wordt geprobeerd deze nieuwe gedachten te automatiseren, zodat ook het impulsieve proces wordt veranderd. Ondanks dat CGT een effectieve behandeling is voor verslaving, faalt het

regelmatig in het effectief beïnvloeden van de automatische cognitieve processen, wat mensen gevoelig maakt voor terugval (Cox, Hogan & Kristian, 2002; aangehaald in Van Deursen et al., 2009). Dit betekent dat het impulsief proces gevoelig blijft voor terugval bij behandeling met CGT. Anticiperend op dit gegeven en in het achterhoofd houdend dat cognitieve biassen een verslaving in standhouden, zijn nieuwe interventies ontwikkeld, die trachten verstoringen in de informatieverwerking op een directe manier te trainen en te beïnvloeden (Wiers, 2013). Deze Cognitieve Bias Modificatie (CBM) trainingen richten zich op het modificeren van de informatieverwerking door het herhaaldelijk uitvoeren van een taak (Van Deursen et al., 2009). Modificatie van de toenaderingsbias wordt gedaan met behulp van de Approach Avoidance Task (AAT). De toenaderingsbias is het laatste automatische proces voordat een schema wordt geactiveerd en over wordt gegaan op daadwerkelijk gedrag en staat dus het dichts bij daadwerkelijk gedrag.

Verschillende studies naar CBM hebben de effectiviteit van de nieuwe interventie aangetoond. Wiers, Rinck, Kordts, Houben en Strack (2010) lieten in hun studie zien dat zwaar drinkende studenten, die getraind werden om alcohol te vermijden, in een smaaktest minder alcohol dronken vergeleken de studenten die getraind werden om alcohol te

benaderen. De resultaten van de eerste klinische studie waren ook veelbelovend. In de studie ontving een deel van de alcoholverslaafde patiënten CBM, waarbij geprobeerd werd de

(11)

11 toenaderingstendens richting alcohol te veranderen. De studie toonde aan dat een

toenaderingsbias voor alcohol veranderde in een vermijdingsbias. Daarnaast vertoonden patiënten betere uitkomsten op behandeling een jaar na afloop van de training (Wiers, Eberl, Rinck, Becker & Lindenmeyer, 2011). Op het gebied van cannabis toonden Cousijn en collega’s (2009) de aanwezigheid van een toenaderingsbias aan bij cannabisgebruikers. Deze vrij nieuwe tak van onderzoek is nog onderhevig aan verschillende lopende onderzoeken. Als een aantoonbare effectiviteit van CMB op het gebied van cannabis vergelijkbare resultaten oplevert als op het gebied van alcohol, dan is de toekomst van deze interventie veelbelovend. Onder jongeren binnen JJI’s is cannabisgebruik problematisch (Kepper et al., 2009b). De problemen die hieruit voortkomen hebben impact op maatschappelijk niveau. Het is belangrijk de effectiviteit van dergelijke interventies bij deze populatie te onderzoeken. De huidige studie kan mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe interventies en verbeterde behandelingen voor deze groep jongeren. Verbeterde behandelingen kunnen uiteindelijk leiden tot een afname van de toenaderingsbias voor cannabis, een vermindering van cannabisproblematiek onder deze groep jongeren en op lange termijn mogelijk tot een afname van criminaliteit.

1.3 Doel van het onderzoek

In huidig onderzoek lag de nadruk op het onderzoeken van de effectiviteit van een cannabis AAT-training bij het modificeren van een toenaderingsbias voor cannabis-gerelateerde stimuli. Vooraf werd bij alle deelnemers cannabisproblematiek verondersteld.

Cannabisproblematiek werd voorafgaand aan de training gemeten met de Cannabis Use

Disorder Identification Test (CUDIT), een screeningslijst voor cannabisgebruik en

cannabis-gerelateerde problematiek. Er werd verwacht dat alle deelnemers voorafgaand aan de training een automatische toenaderingsbias voor cannabis zouden vertonen en dat de deelnemers die getraind werden cannabis te vermijden, na afloop van de training een afname van de

(12)

12 toenaderingsbias voor cannabis zouden vertonen. Van de deelnemers die de placebotraining ondergingen werd geen afname in toenaderingsbias verwacht. Naast het volgen van een AAT training werden de deelnemers middels de BIAT getest op impliciete geheugenassociaties. Er werd verwacht dat alle deelnemers voorafgaand aan de training positieve geheugenassociaties voor cannabis vertoonden en dat de deelnemers die getraind werden cannabis te vermijden, na afloop van de training een afname van de associatiebias voor cannabis zullen vertonen. Van de deelnemers die de placebotraining ondergingen werd geen afname verwacht. De BIAT diende in het onderzoek als manipulatiecontrole op de AAT. De BIAT indiceert de toenaderingsbias van de AAT zonder met de taak te interfereren. In huidig onderzoek werd een positief verband verwacht tussen scores op de BIAT en de toenaderingsbias voor cannabis (AAT). Tot slot werd een positief verband verwacht tussen cannabisgebruik en cannabis-gerelateerde problematiek (CUDIT) en de sterkte van toenaderingsbias voor cannabis (AAT) tijdens de voormeting.

(13)

13 2 Methode

2.1 Proefpersonen

Aan het onderzoek namen 22 jeugdige gevangenen deel, die in JJI Amsterbaken verbleven. Amsterbaken is een gesloten forensisch behandelcentrum voor jongens van 12 tot 18 jaar, in sommige gevallen tot 23 jaar, die door de kinderrechter waren geplaatst vanwege (verdenking van) het plegen van een delict. De duur van de straf bepaalde of de jeugdigen op de afdeling kortverblijf (korter dan drie maanden) of op de afdeling langverblijf (minstens drie maanden) geplaatst werden. Ondanks dat cannabis binnen de gesloten instelling verboden was,

gebruikten verschillende jeugdigen tijdens hun verblijf toch cannabis en was bij alle deelnemers sprake van cannabisproblematiek.

De deelnemers werden op basis van positieve cannabiswaarden bij urine controles (UC) binnen de JJI geselecteerd en benaderd voor deelname. Alle deelnemers ontvingen een informatiebrochure over het huidig onderzoek, inclusief een toestemmingsformulier. De ouders/verzorgers verleenden toestemming voor deelname, middels actief informed consent (16 jaar of jonger) of passief informed consent (16 tot 18 jaar). Vanaf 18 jaar verleenden de deelnemers zelfstandig toestemming voor deelname. In de bijlagen 1 tot 5 zijn de

verschillende informatiebrochures en toestemmingsformulieren terug te vinden. Op elk gewenst moment mocht deelname worden beëindigd. Het onderzoek kreeg goedkeuring van de Commissie Ethiek. Het onderzoek vergde geringe motivatie, waardoor iedereen kon deelnemen. Echter één potentiele deelnemer werd buitengesloten vanwege een gebrek aan taalvaardigheden. Verder golden geen exclusiecriteria. De deelnemers werden random verdeeld over de experimentele- en controle conditie. Voor hun deelname ontvingen zij verschillende beloningen, namelijk een grote zak chips en twee blikjes frisdrank na de eerste training, één blikje frisdrank en twee kleine zakjes chips na de derde training en een menu ter

(14)

14 waarde van 5 euro van junkfood restaurant Burger King na het afronden van de zesde training en nameting.

2.2 Materialen

Het Project RESTART-trainingen is een gratis online trainingsprogramma voor jongeren die zelfstandig hun alcohol of cannabisgebruik willen minderen of willen stoppen met drinken of blowen. Aan Project RESTART-trainingen is een wetenschappelijk onderzoek gekoppeld van de Universiteit van Amsterdam en voor het huidig onderzoek zijn op deze wijze meerdere vragenlijsten en computertaken afgenomen.

Het onderzoek begon met een afname van een demografische vragenlijst en een cannabis screeningslijst (CUDIT). Dit werd gevolgd door een afname van computertaken voor het meten van impliciete geheugenassociaties (BIAT), de toenaderingsbias (AAT-test) en het modificeren van de bias (AAT-training).

2.3 Vragenlijsten

Cannabis Use Disorder Identification Test (CUDIT)

De CUDIT is een screeningsinstrument voor het vaststellen van risicovol cannabisgebruik. De vragenlijst bestaat uit 10 items over de frequentie van cannabisgebruik,

afhankelijkheidssymptomen en gebruiks-gerelateerde problemen. Een voorbeeld item: ‘Hoe vaak voelde jij je schuldig of had je spijt van het gebruik van cannabis?’. De

antwoordmogelijkheden reiken van 0 (nooit) tot 5 (dagelijks of bijna dagelijks). De

totaalscore is de optelsom van de verschillende items en loopt van 0 tot 50 punten. Vanaf 8 punten is er een indicatie van afhankelijkheid en vanaf 12 punten een indicatie van

(15)

15 afhankelijkheid. De vragenlijst heeft een Cronbach’s α = 0.84; op validiteit, sensitiviteit en de specificiteit scoort de vragenlijst gemiddeld (Adamson & Sellman, 2003).

2.4 Taken

Brief Implicit Association Task (approach-avoidance en valence)(BIAT)

Met de BIAT werd onderzocht in welke mate impliciete toenaderings- of

vermijdingsassociaties in het geheugen aanwezig zijn. De BIAT van Sriram en Greenwald uit 2009 is de verkorte versie van de originele Implicit Association Task (IAT) van Greenwald, McGhee en Schwarts uit 1998 en is ontwikkeld om tijd te besparen bij het meten van impliciete associaties (Nosek, Bar-Anan, Sriram, Axt & Greenwald, 2014). De taak kan worden omschreven als een gecomputeriseerde categorisatietaak, waarbij de deelnemers van de gepresenteerde woorden zo snel mogelijk dienden aan te geven of ze tot de gepresenteerde categorie behoorden. Indien een woord tot de gepresenteerde categorie behoorde, diende de deelnemer dit te bevestigen met een toets op het toetsenbord (‘e’ toets). De ‘i’ toets werd gebruik om aan te geven dat woorden niet tot de categorie behoorden. De doelcategorieën (cannabis-gerelateerde woorden versus neutrale woorden) en de attributiecategorieën (valence BIAT: aangenaam versus vervelend; arousal BIAT: benaderen versus passief) werden per categorie gepresenteerd en vervolgens gecounterbalanseerd. Het effect op de BIAT was het verschil in reactietijd tussen de verschillende combinaties van doel- en

attributencategorieën. De tijd die een deelnemer nodig heeft om een woord te categoriseren is het korst wanneer twee categorieën gecombineerd worden die voor het individu sterk

geassocieerd zijn (Greenwald, McGhee & Schwartz, 1998). In vergelijking met de IAT heeft de BIAT heeft een verhoogde interne consistentie en een gemiddelde sensitiviteit (Sriram & Greenwald, 2009). In huidig onderzoek werd de BIAT gebruikt als een controle op de AAT.

(16)

16 Approach Avoidance Task (AAT-test)

De Approach Avoidance Task (AAT-test) werd gebruikt om de richting van de automatische actietendens te bepalen. In deze taak kregen de deelnemers één cannabisplaatje of één neutraal plaatje te zien. Afhankelijk van de rotatie van het plaatje (naar links of naar rechts) moesten deelnemers het plaatje zo snel mogelijk van zich afduwen (door het ↑ pijltje op het toetsenbord in te drukken) of naar zich toetrekken (door het ↓ pijltje op het toetsenbord in te drukken). Als deelnemers het plaatje van zich afduwden werd het kleiner, als ze het naar zich toe trokken werd het groter. De richting kon worden berekend doordat de deelnemers de cannabisplaatjes in 50% van de trials van zich afduwden en in 50% van de trials naar zich toe trokken. Hetzelfde gold voor de neutrale plaatjes. De maat voor deze taak was het

verschil in reactietijd (RT) tussen het wegduwen en trekken van de plaatjes (push – pull). Een positieve RT betekende een toenaderingsbias en een negatieve RT betekende een

vermijdingsbias. Hoe hoger de score, des te sterker de toenaderingsbias. De neutrale plaatjes (schaar, schrijfblok) leken visueel sterk op de cannabisplaatjes (joint, grinder), maar hadden niets met elkaar te maken. Uit eerder onderzoek van Cousijn, Goudriaan en Wiers (2011) bleek de betrouwbaarheid van de AAT α = 0.68 voor de cannabisbias en α = 0.61 voor de neutrale bias.

Approach-Avoidance Task (AAT-training)

De AAT-training werd gebruikt om de toenaderingsbias te modificeren. Qua instructies waren de AAT-test en AAT-training aan elkaar gelijk. Echter, zat er verschil in de manipulatie. Bij de deelnemers in de experimentele conditie werd de toenaderingsbias weggetraind; waarbij zij de cannabisplaatjes in 90% van de trials wegduwden en de neutrale plaatjes in 90% van de trials naar zich toe trokken. In de controle conditie kregen de

(17)

17 geduwd en getrokken werden. De maat voor deze taak was het verschil in reactietijd (RT) tussen het wegduwen en trekken van de plaatjes (push – pull). Figuur 1 geeft een

schematische weergave van de AAT. Opnieuw betekende een positieve RT een

toenaderingsbias en een negatieve RT een vermijdingsbias. Per training werd er gewisseld in de plaatjes die gebruikt werden: In de training werden 20 plaatjes uit de AAT-test gebruikt en 20 nieuwe plaatjes toegevoegd om te kunnen controleren of generalisatie mogelijk was. Het aantal oefen- en testtrials waren voor beide condities gelijk. Elke training duurde ongeveer 15 tot 20 minuten en bestond uit 20 oefentrials, 56 testtrials en 232 hertrainingstrials. In totaal volgden de deelnemers zes trainingen met minimaal 24 uur tussen twee opeenvolgende trainingen en werd de hele training binnen drie weken afgerond.

Figuur 1. Schematische weergave van de cannabis-AAT. Het trekken (approach ← pull) en

het wegduwen (push →avoid) zorgde voor een zooming-effect van de plaatjes.

(18)

18 In het onderzoek werden twee condities met elkaar vergeleken, waarbij de experimentele conditie CBM middels een AAT-training onderging en de deelnemers in de controle conditie een placebotraining ondergingen. De twee condities vormden de onafhankelijke variabele met als afhankelijke variabele de score op de AAT. De scores op de CUDIT en de BIAT vormden afhankelijke variabelen. De BIAT diende als manipulatiecheck voor de

automatische actietendens op de AAT. Tevens werd gekeken naar de correlatie tussen de AAT-score en de score op de CUDIT.

2.6 Procedure

Het onderzoek begon met afname van de demografische gegevens (oa. Afkomst, opleiding, woon/werk situatie); daarna volgde afname van de CUDIT (cannabisproblematiek).

Vervolgens werden de BIAT (impliciete associatie), de AAT-test (automatische actietendens) en de eerste AAT-training (modificatie bias) afgenomen. De test afname gebeurde

individueel in het bijzijn van een testleider.

De deelnemers ontvingen de cannabisversie van de actietendenstraining en werden

random toegewezen aan de experimentele of controle conditie. Het onderzoek bestond uit een

voormeting inclusief eerste trainingssessie (duur circa 1 ½ uur), trainingssessie 2 t/m 5 (duur circa 20 minuten) en trainingssessie 6 inclusief de nameting (duur circa 1 ½ uur). De

tijdsduur van de hele training was maximaal drie weken, waarin de deelnemers maximaal één keer per dag en minimaal twee keer per week een training volgden. Tussen twee trainingen in zat minimaal 24 uur tijd.

De trainingen vonden plaats in een behandelkamer binnen Amsterbaken. In deze rustige ruimte stonden een tafel, twee stoelen en een computer die verbonden was met het internet om de training op af te nemen. Er bestond minimale afleiding en er kon voldoende toezicht worden gehouden.

(19)

19 na de eerste, derde en laatste training. De beloningen werden uiterlijk drie uur na het

afronden van desbetreffende trainingssessies in ontvangst genomen.

3 Resultaten

3.1 Proefpersonen

Het onderzoek bestond oorspronkelijk uit 26 deelnemers. Echter, de analyses van vier deelnemers zijn buiten beschouwing gelaten. Van één deelnemer ontbrak vanwege een technische storing de nameting op de AAT. Drie andere deelnemers hebben vanwege vroegtijdig vertrek uit de JJI de training niet kunnen afronden. Uiteindelijk is de data van 22 deelnemers meegenomen in de analyse. De groep deelnemers bestond uitsluitend uit jongens in de leeftijdscategorie van 16-23 jaar. De gemiddelde leeftijd was 17.82 (SD = 1.68). De experimentele conditie bestond uit 13 deelnemers, de controle conditie uit 9 deelnemers. De deelnemers in de twee condities verschilden niet van elkaar op Opleidingsniveau en

Werksituatie. Dit bleek uit onafhankelijke t-toetsen. Opleidingsniveau t(19) = -.019, p = .985 en voor Werksituatie t(20) = .136, p = .893. In Tabel 1 worden de gemiddelden weergegeven. In de bijlagen 6 en 7 staat een procentuele verdeling van Opleidingsniveau en Werksituatie per conditie.

Tabel 1

Gemiddelden (M) van het Opleidingsniveau en Werksituatie met standaarddeviatie (SD) per conditie

Conditie Opleidingsniveau Werksituatie

Experimentele conditie* N = 13 3.58(SD = 3.29) 2.62(SD = .96) Controle conditie** N = 9 3.56(SD = 3.28) 2.67(SD = .70)

*N = 13 **N = 9

(20)

20 CUDIT

De CUDIT gold in huidig onderzoek als screeningsvragenlijst over cannabisgebruik en cannabisgerelateerde problematiek. Over 9 items is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Item 9 ‘Heb jij jezelf of iemand anders wel eens verwond als gevolg van jouw cannabis gebruik?’ werd buiten de analyse gehouden, omdat er voor dit item geen variantie bestond en van de schaal werd verwijderd. De CUDIT had een acceptabele betrouwbaarheid van α

=.636. De waarde was vergelijkbaar met resultaten uit andere onderzoeken. Gemiddelde

score op de CUDIT was 12.50 (SD = 6.06). Een percentage van 63.6% van de deelnemers behaalden een score van 8 of hoger op de CUDIT, wat gelijk staat aan de cut-off score voor cannabisproblematiek. Voor iedere conditie werd de gemiddelde score en bijbehorende standaardafwijking berekend, zie Tabel 2. Uit de onafhankelijke t-toets kwam naar voren dat de deelnemers per conditie niet verschilden op de CUDIT t(20) = .890, p

>

.05. Dit was naar verwachting.

Tabel 2

De gemiddelde CUDITscore (M) en standaard deviatie (SD) per conditie

Conditie CUDITscore SD Experimentele conditie* 11.54 5.78 Controle conditie** 13.89 6.53 *N= 13 **N=9 CANNABIS

De cannabisvragenlijst gaf een weergave van de hoeveelheid cannabis consumptie per week. Voor iedere conditie werd de gemiddelde cannabis consumptie met bijbehorende

standaardafwijking berekend, zie Tabel 3. De deelnemers in de twee condities vertoonden geen verschil in de hoeveelheid cannabis die zij per week consumeerden t(20) = 1.237, p > .05.

(21)

21 Tabel 3

De gemiddelden (M) van hoeveelheid wiet en joints per week met standaard deviatie (SD) per conditie Conditie Hoeveelheid gram wiet per week Aantal gerookte joint per gram Experimentele conditie^ 3,08(SD = 1.50) 2.67(SD = 1.37)*

Controle conditie^^ 3.89(SD = 1.54) 2.29(SD = .95)** ^N = 13

^^N = 9

*missing value van 1 deelnemer **missing value van twee deelnemers

BIAT (approach-avoidance)

De D600-score, een within-subject variabele werd gebruikt als de verschilscore tussen de reactietijden op cannabis-vermijding en cannabis-toenaderingstrials. Voor elke deelnemer werd een verschilscore berekend. De gemiddelde verschilscores met de bijbehorende standaardafwijking is per conditie berekend op de voor- en nameting, zie Tabel 4. De positieve waarden geven aan dat er sprake is van een associatiebias voor cannabis. Verder bleek geen significante afname van de associatiebias in de nameting van de experimentele conditie in vergelijking met de voormeting, F(1,12) = 1.082, p > .05. Dit was niet naar verwachting. Volgens verwachting vertoonden de deelnemers van de controle conditie geen afname in associatiebias op de nameting in vergelijking met de voormeting. Een significante ondersteuning ontbrak, F(1,8) = 1.586, p > .05. Tegen de verwachting in was er geen

significant verschil tussen beide condities op de nameting. De experimentele conditie

vertoonde geen significant afname van associatiebias vergeleken de controle conditie, t(20) = -.993, p > .05.

Tabel 4

De gemiddelde verschilscores op de BIAT (M) met bijbehorende standaard deviaties (SD) per conditie op de voor- en nameting

Conditie Voormeting Nameting

Experimenteel* .058(SD = .495) .250(SD = .576)

Controle** .271(SD = .559) .043(SD = .286)

(22)

22 De BIAT en de Toenaderingsbias (AAT)

De BIAT werd gebruikt als controle op de AAT. De BIAT indiceert de toenaderingsbias van de AAT zonder met de taak te interfereren. Aan de hand van Pearson’s correlatie coëfficiënt is ook de relatie tussen impliciete geheugenassociaties (BIAT) en de toenaderingsbias (AAT) geanalyseerd. De relatie bleek negatief, maar was niet significant, r = -.181, p > .05 (zie Figuur 2).

Figuur 2. Correlatie tussen toenaderingsbias voor cannabisplaatjes (AATscore) en toenaderingsbias op de BIAT (approach-avoidance).

(23)

23

3.2 Onderzoeksresultaten

AAT

Om te berekenen of de scores op de AAT effect hadden werden per deelnemer de

reactietijden RT op vier factoren gescoord. Van deze factoren vormden cannabis-push minus pull en neutraal-push minus neutraal-pull uiteindelijk biasscores van cannabis-gerelateerde en neutrale plaatjes. Er werd verwacht dat alle deelnemers een toenaderingsbias voor cannabis-gerelateerde plaatjes zouden vertonen. Echter vertoonden verschillende deelnemers uit beide condities in de voormeting al een vermijdingsbias voor

cannabis-gerelateerde plaatjes. In Tabel 5 een weergave van de gemiddelde biasscores op de AAT met bijbehorende standaard deviatie van de voor- en nameting per conditie.

Tabel 5

De gemiddelde AAT biasscores(M) en standaard deviaties (tussen haakjes) voor cannabis- en neutrale plaatjes op de voor- en nameting van de Experimentele en Controle conditie.

Plaatje Experimentele conditie Controle conditie

Voormeting Cannabis 84.00(99.94) 2.88(93.25)

Neutraal 3.08(68.75) 32.50(112.53)

Nameting Cannabis 52.35(177.10) .83(75.94)

Neutraal 9.19(77.68) 13.67(70.71)

Voor de experimentele conditie is gekeken naar het effect van de AAT-training op de nameting. De AAT-training bleek niet effectief in het verminderen van de toenaderingsbias,

F(1,12) = .510, p > .05. Dit was niet volgens verwachting. Hetzelfde gold voor de controle

conditie; in de nameting werd in vergelijking met de voormeting, geen afname van de toenaderingsbias geconstateerd. Dit was volgens verwachting, F(1,8) = 5.621, p > .05. Uit een onafhankelijke t-toets bleek dat de toenaderingsbias van de twee condities op de

(24)

24 CUDIT en de Toenaderingsbias (AAT)

In huidig onderzoek werd bekeken of cannabisgebruik en cannabis-gerelateerde problemen gerelateerd waren aan de toenaderingsbias voor cannabis. Om dit te berekenen zijn de scores van de CUDIT en de bias scores van cannabisgerelateerde plaatjes op de voormeting van de AAT geanalyseerd. Aan de hand van Pearson’s correlatie coëfficiënt bleek een gemiddeld positieve relatie tussen de scores van de CUDIT en AAT voormeting (cannabis). De analyse bleek niet significant, r = .311, p > .05 (zie Figuur 3).

Figuur 3. De correlatie tussen cannabisgebruik en cannabisgerelateerde problemen

(CUDITscore) en de toenaderingsbias (AATscore voormeting). Een hoge CUDITscore staat in verband met een hoge AATscore.

(25)

25 4 Discussie

In huidig onderzoek lag de nadruk op vaststellen van de effectiviteit van een actietendenstraining bij jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële

Jeugdinstelling. De verstoringen in de informatieverwerking, waarvan verondersteld wordt dat deze een belangrijke rol spelen bij het in standhouden van verslaving, werden

herhaaldelijk getraind, met het doel de verstoring te veranderen. Op de centrale vraag ‘Is het hertrainen van een automatische toenaderingstendens bij jongens met cannabisproblematiek binnen een Justitiële Jeugd Inrichting effectief?’ is geen wetenschappelijke ondersteuning gevonden. Gesteld mag worden dat de effectiviteit van de training, die op ander

wetenschappelijk vlak veelvuldig is aangetoond niet geldt voor huidig doelgroep.

Het is opmerkelijk dat huidig onderzoek geen significante onderzoeksresultaten heeft kunnen aantonen. De AAT was niet effectief en veroorzaakte geen afname in

toenaderingsbias. Zelfs de veronderstelling dat alle deelnemers voorafgaand aan het onderzoek een bias vertoonden werd niet gevonden. Nu rest de vraag of de doelgroep representatief genoeg was. Het aantal deelnemers waarover werd geanalyseerd was beperkt. Daarnaast gaven verschillende deelnemers aan hun cannabisgebruik niet als problematisch te ervaren. Je zou je kunnen afvragen in hoeverre excentrieke motivatie (bijvoorbeeld de beloning) versus intrinsieke motivatie (willen stoppen met blowen) een rol heeft gespeeld bij de overweging van deelname aan het onderzoek. In vervolg onderzoek zal hierop

geanticipeerd moeten worden.

Recent onderzoek richt zich naast Cognitieve Bias Modificatie ook op het trainen van de executieve functies. Het zou kunnen dat de deelnemers van het huidige onderzoek meer baat hebben bij dergelijke interventies. Vervolg onderzoek zou beide aspecten in ogenschouw kunnen nemen, zodat het ontbreken van een eventueel effect op het een, altijd gecontroleerd kan worden met het ander.

(26)

26 Referenties

Adamson, S. J., & Sellman, J. D. (2003). A prototype screening instrument for cannabis use disorder: The cannabis use disorders identification test (CUDIT) in an alcohol-dependent clinical sample. Drug Alcohol Review, 22(3), 309-15.

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text revision). Washington, DC: Barnes, A.

Bradley, B., Field, M., Mogg, K., & De Houwer, J. (2004). Attentional and evaluative biases for smoking cues in nicotine dependence: component processes of biases in visual orienting. Behavioural Pharmacology, 15(1), 29-36.

Cousijn, J., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2011). Reaching out towards cannabis: Approach-bias in heavy cannabis users predicts changes in cannabis use. Addiction, 106, 1667-1674.

Cousijn, J., Snoek, R. W. M., & Wiers, R. W. (2013). Cannabis intoxication inhibits avoidance action tendencies: A field study in the Amsterdam coffee shops. Psychopharmacology, 229, 167-176.

Deursen, D. S. van, Salemink, E., Schoenmakers, T. M. & Wiers, R. W. (2009). Het hertrainen van automatische cognitieve processen bij angst- en verslavingsproblematiek. GZ-Psychologie, 2, 24-29, 31.

Ehrenreich, H., Rinn, T., Kunert, H. J., Moeller, M. R., Poser, W., Schilling, L., Gigerenzer, G., & Hoehe, M. R. (1999). Specific attentional dysfuction in adults following early start of cannabis use. Psychopharmacology, 142, 295-301.

Field, M., Eastwood, B., Bradley, B. P., & Mogg, K. (2006). Selective processing of cannabis cues in regular cannabis users. Drug and Alchol Dependance, 85, 75-82.

(27)

27 Field, M., Mogg, K. & Bradley, B. P. (2004). Cognitive bias and drug craving in recreational cannabis

users. Drug and Alcohol Dependence, 74, 105-111.

Field, M., Kiernan, A., Eastwood, B. & Child, R. (2008). Rapid approach responses to alcohol cues in heavy drinkers. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 39(3), 209-218.

Franken, I., & Brink, W. van den (red) (2009). Handboek verslaving. Utrecht, NL: De Tijdstroom.

Franken, I. H. A., & Wiers, R. W. (2013). Motivationele processen bij verslaving: De rol van craving, salience en aandacht. Tijdschrift voor psychiatrie, 55(11), 833-840.

Friese, M., Hofmann, W., & Wiers, R. W. (2011). On taming horses and strengthening riders: Recent developments in research on interventions to improve self-controle in health behaviors. Psychology Press, 10(3), 336-351.

Gladwin, T. E., Figner, B., Crone, E. A., & Wiers, R. W. (2011). Addiction, adolescence, and the integration of control and motivation. Developmental Cognitive Neuroscience, 1, 364-376.

Griffith-Lendering, M. F. H., Huijbregtsa, S. C. J., Mooijaartb, A., Volleberghc, W.A.M., & Swaaba H. (2011). Cannabis use and development of externalizing and internalizing behavior problems in early adolescence: a trails study. Drug and Alcohol Dependence, 116, 11–17.

Griffith-Lendering, M. F. H., Wigman, J. T. W., Prince van Leeuwen, A., Hijbregts, S. C. J, Huizink, A. C., Ormel, J. et al. (2012). Cannabis use and vulnerability for psychosis in early

adolescence – a trails study. Addiction, 108, 733-740.

Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: The implicit association test. Journal of Personality and Social

Psychology, 74(6), 1464-1480.

Greenwald, A. G., Banaji, M. R., & Nosek, B. A. (2003). Understanding and using the implicit association test: I. An improved scoring algorithm. Attitudes and Social Cognition, 85(2), 197-216.

(28)

28 Houben, K., Schoenmakers, T., Thush, C., & Wiers, R. W. (2008). Impliciete cognitive en verslaving:

theoretische inzichten en praktische toepassingen. Gedragstherapie, 41, 169-182.

Kepper, A., Veen, V., Monshouwer, K., Stevens, G., Drost, W., De Vroome, T. et

al. (2009b). Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen: het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en harddrugs bij jongens met en zonder PIJ-maatregel. Universiteit Utrecht: Utrecht.

Laar, M. W, Cruts, A. A. N., Ooyen-Houben, M. M. J., Meijer, R. F., Croes, E. A., Ketelaars, A. P. M., et al. (2012). Nationale drug monitor. Wetenschappelijk Onderzoek- en

Documentatiecentrum Ministerie van Veiligheid en Justitie, Trimbos-instituut. Utrecht, NL.

Leshner, A. I. (1997). Addiction is a brain disease, and it matters. Science, 278(5335), 45-47.

Mogg, K., Field, M., & Bradley, B. P. (2004). Attentional and approach biases for smoking cues in smokers: An investigation of competing theoretical views of addiction. Psychopharmacology, 180, 333-341.

Murray, R. M., Morrison, P. D., Henquet, C., & Di Forti, M. (2007). Cannabis, the mind and society: The hash realities. Nature Reviews Neuroscience, 8, 885-895.

Robinson, T. E, & Berridge, K. C. (1993). The neural basis of drug craving: An incentive-sensitization theory of addiction. Brain Research Reviews, 18, 247-291.

Robinson, T. E., & Berridge, K. C. (2003). Addiction. The Annual review of Clinical Psychology, 54, 25-53.

Robinson, T. E., & Berridge, K. C. (2008). The incentive sensitization theory of addiction: Some current issues. Philosophical transactions of The Royal Society, 363, 3137-3146.

Stacy, A. W., & Wiers, R. W. (2010). Addiction: A tool for explaining paradoxical behavior. The Annual Review of Clinical Psychology, 6, 551-75.

(29)

29 Sriram, N., & Greenwald, A. G. (2009). The brief implicit association test. Experimental Psychology,

56(4), 283-294.

Wiers, R. (2013). Grip op je problemen: Cognitieve training bij verslaving en angst. Amsterdam, NL: Uitgeverij Bert Bakker.

Wiers, R. W., Bartholow B. D., van den Wildenberg E., Thush C., Engels R. C., & Sher, K. J. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in

adolescents: a review and a model. Pharmacological Biochemeical Behaviour, 86, 263–83

Wiers, R. W., Eberl, C., Rinck, M., Becker, E., & Lindenmeyer, J. (2011). Re-training automatic action tendencies changes alcoholic patients´ approach bias for alcohol and improves treatment outcome. Psychological Sience, 22(4), 490-498.

Wiers, R. W., Rinck, M., Dictus, M., & Van den Wildenberg, E. (2009). Relatively strong

automatic appetitive action-tendencies in male carriers of the OPRM1 g-allele. Genes, Brain and Behavior, 8, 101-106.

Wiers, R. W., Rinck, M., Kordts, R., Houben, K., & Strack, F. (2010). Retraining automatic action-tendencies to approach alcohol in hazardous drinkers. Addiction, 105, 279-287.

Wiers, R. W., & Stacy, A. W. (2006). Implicit cognition and addiction. Current Directions in Psychological Science, 15(6), 292-296.

Young, S., Misch, P., Collins, P., & Gudjonsson. G. (2010). Predictors of instututional behavioral disturbance and offending in the community among young offenders. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 22 (1), 77-86.

(30)

30 Bijlagen

Bijlage 1. Informatiebrochure deelnemer

Informatiebrochure ‘actietendenstraining cannabis’

Geachte deelnemer aan het onderzoek,

Wij willen je graag uitnodigen om deel te nemen aan het onderzoek: ‘actietendenstraining cannabis’, van de Universiteit van Amsterdam. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat je weet wat het onderzoek precies inhoudt. Lees daarom onderstaande informatie zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

De meeste behandelingen voor jongeren met cannabisproblemen richten zich op de bewuste redenen waarom zij blowen. Vaak geven jongeren echter aan dat hun middelengebruik niet altijd een bewuste keuze is; soms lijkt het ze meer te overkomen. Onderzoek heeft laten zien dat spontane en soms ook onbewuste processen hierbij een belangrijke rol spelen. Wij hebben een computertraining ontwikkeld die als doel heeft om je meer controle te geven over je cannabisgebruik.

Eerder onderzoek heeft bewijs gevonden dat dit soort training volwassenen helpt om minder of geen alcohol te drinken. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of deze training ook effectief is bij jongeren en of de training ook werkt om minder te blowen.

Om dit te onderzoeken zijn er van de training twee versies: één versie waarvan wij veel effect verwachten en één versie waarvan wij geen of weinig effect verwachten. De twee versies van elke training lijken veel op elkaar, dus je zult zelf niet kunnen zien welke versie je krijgt. Omdat de training anders is dan de behandeling die je gewend bent, denken mensen die de werkzame training doen vaak dat ze de niet-werkzame versie doen. De kans dat je een naar verwachting effectieve training krijgt is 50%.

Inhoud van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: 1) Voormeting en nametingen

• Voorafgaand aan de eerste training en na afloop van de laatste training zullen wij je vragen om een aantal vragenlijsten in te vullen en computertaakjes te doen. Dit onderdeel duurt ongeveer een 1 uur.

• Direct na de laatste training zullen we je nogmaals vragen om deze vragenlijsten in te vullen en taakjes te doen.

• 14 dagen, een maand en twee maanden na de training zullen we je nogmaals benaderen voor het invullen van een korte vragenlijst.

2) Computertraining

Direct na de eerste meting start de eerste training. Je krijgt op het beeldscherm plaatjes te zien van cannabis maar ook neutrale plaatjes. Je wordt gevraagd om bepaalde toetsen in te drukken op het toetsenbord. Voorafgaand aan de training zal je nog uitgebreide uitleg krijgen, zodat je de training goed begrijpt en goed zal kunnen uitvoeren. De training bestaat uit 6 sessies, van ongeveer 15 minuten per keer. Het is

(31)

31 belangrijk dat je alle trainingen uitvoert. Onderzoek heeft aangetoond dat de training het best werkt als deze vaker wordt gedaan.

Vrijwilligheid

Deelname aan het onderzoek is geheel vrijwillig. Als je nu, of tijdens de training, besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor je hebben. Je bent dus vrij om je medewerking te allen tijde te staken, zonder opgave van redenen. Tevens kan je tot 24 uur na dit onderzoek alsnog je toestemming om gebruik te maken van je gegevens intrekken. Mocht je je toestemming intrekken, dan zullen je gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en worden vernietigd.

Verzekering

Uit ervaring met voorgaande, vergelijkbare onderzoeken is gebleken dat er voor deelnemers geen sprake is van ongemak. Omdat dit onderzoek geen risico’s voor je gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, is er geen speciale verzekering afgesloten.

Vertrouwelijkheid van onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor groepsanalyses en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij worden je persoonsgegevens niet gebruikt, zodat nooit bekend wordt van wie die onderzoeksgegevens afkomstig waren. Je anonimiteit blijft onder alle omstandigheden gewaarborgd.

Nadere inlichtingen

Mocht je vragen hebben over dit onderzoek, dan kunt je deze nu stellen. Mocht je tijdens de training of achteraf nog vragen hebben dan kunt je je wenden tot de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail: m.d.deboer@uva.nl. Je kunt ook contact opnemen met de verantwoordelijke onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam, Andrea Wolf, e-mail

P.A.Wolf@uva.nl tel: 020 - 525 6857.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan jij je richten tot dhr. Prof. dr. Maurits van der Molen: m.w.vandermolen@uva.nl of 020 – 525 6835, lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam voor de afdeling ontwikkelingspsychologie.

Met vriendelijke groet, Matthias de Boer Andrea Wolf

(32)

32 Bijlage 2. Informatiebrochure voor de ouders/verzorgers (actief)

Informatiebrochure ‘Zelfcontroletraining’

Geachte ouder/verzorgers,

Wij willen uw zoon graag uitnodigen om deel te nemen aan het onderzoek: ‘zelfcontroletraining’, van de Universiteit van Amsterdam. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u weet wat het onderzoek precies inhoudt. Leest u daarom onderstaande informatie zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

De meeste behandelingen voor jongeren met gedragsproblemen richten zich op de bewuste redenen waarom zij probleemgedrag vertonen. Vaak geven jongeren echter aan dat hun gedrag niet altijd een bewuste keuze is; soms lijkt het ze meer te overkomen. Onderzoek heeft laten zien dat spontane en soms ook onbewuste processen hierbij een belangrijke rol spelen. Wij hebben een computertraining ontwikkeld die als doel heeft om jongeren meer controle te geven over hun gedrag.

Eerder onderzoek heeft bewijs gevonden dat deze training volwassenen kan helpen om ongewenste gedragingen te controleren. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of deze training ook effectief is bij jongeren.

Om dit te onderzoeken zijn er van de training twee versies: één versie waarvan wij veel effect verwachten en één versie waarvan wij geen of weinig effect verwachten. De twee versies van de training lijken veel op elkaar, dus uw zoon zal zelf niet kunnen zien welke versie hij krijgt. Omdat de trainingen anders zijn dan de meeste reguliere behandelingen, denken mensen die de werkzame training doen vaak dat ze de niet-werkzame versie doen. De kans dat uw zoon een naar verwachting effectieve training krijgt is 50%.

Inhoud van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: 1) Screening

Wij verwachten dat bepaalde mensen meer baat zullen hebben bij Project TOP-trainingen dan anderen. Als eerste zullen wij uw zoon een aantal vragen stellen om te bepalen of hij aan de ‘zelfcontroletraining’ kan deelnemen. Dit onderdeel duurt ongeveer 1 uur.

2) Meting

Voorafgaand aan de eerste training en na afloop van de laatste training zullen wij uw zoon vragen om een aantal vragenlijsten in te vullen en computertaakjes te doen. Dit onderdeel duurt ongeveer een uur. Veertien dagen, een maand en twee maanden na de training zullen wij hem nogmaals per mail benaderen voor het invullen van een aantal vragenlijsten. Indien uw zoon niet per mail kunnen bereiken, zullen we telefonisch of per post contact met hem opnemen.

3) Computertraining

Direct na de eerste meting start de eerste training. Tijdens de training krijgt uw zoon op het beeldscherm plaatjes te zien. Hij wordt gevraagd om bepaalde toetsen in te drukken op het toetsenbord. De training bestaat uit 6 sessies, van ongeveer 15 minuten per keer. Het is belangrijk dat hij alle trainingen uitvoert. Onderzoek heeft aangetoond dat de training het best werkt als deze vaker wordt gedaan.

(33)

33 Vrijwilligheid

Deelname aan het onderzoek is geheel vrijwillig. Als u nu, of tijdens de training, besluit uw toestemming voor de deelname van uw zoon in te trekken, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor zijn oponthoud binnen de JJI Amsterbaken hebben. U bent dus vrij om uw medewerking te allen tijde te staken, zonder opgave van redenen. Tevens kunt u tot 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van de gegevens van uw zoon intrekken. Mocht u uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en worden vernietigd. Verzekering

Uit ervaring met voorgaande, vergelijkbare onderzoeken is gebleken dat er voor deelnemers geen sprake is van ongemak. Omdat dit onderzoek geen risico’s voor de gezondheid of veiligheid van uw zoon met zich meebrengt, is er geen speciale verzekering afgesloten.

Vertrouwelijkheid van onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor groepsanalyses en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij worden de persoonsgegevens van uw zoon niet gebruikt, zodat nooit bekend wordt van wie die onderzoeksgegevens afkomstig waren. Zijn anonimiteit blijft onder alle omstandigheden gewaarborgd.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, dan kunt u deze nu stellen. Mocht u achteraf nog vragen hebben dan kunt u zich wenden tot de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail: m.d.deboer@uva.nl. U kunt ook contact opnemen met de verantwoordelijke onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam, Andrea Wolf, e-mail P.A.Wolf@uva.nl tel: 020 – 525 6857.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich richten tot dhr. Prof. dr. Maurits van der Molen: m.w.vandermolen@uva.nl of 020 – 525 6835, lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam voor de afdeling ontwikkelingspsychologie.

Met vriendelijke groet, Matthias de Boer Andrea Wolf

(34)

34 Bijlage 3. Toestemmingsformulier deelnemer

TOESTEMMINGSFORMULIER

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals vermeld in de informatiebrochure ‘actietendenstraining cannabis’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor en reden hoef op te geven en ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit op een anonieme manier gebeuren. Zonder mijn toestemming zullen mijn gegevens door niemand anders dan de onderzoekers gezien worden.

Als ik nog meer informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail:

m.d.deboer@uva.nl.Ik kan ook contact opnemen met de verantwoordelijke onderzoeker van de

Universiteit van Amsterdam, Andrea Wolf, e-mail P.A.Wolf@uva.nl tel: 020- 525 6857.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich richten tot Dhr. Prof. Dr. Maurits van der Molen: m.w.vandermolen@uva.nl of 020-525 6835, lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam voor de afdeling ontwikkelingspsychologie.

Vergeet niet op de achterzijde van dit formulier te tekenen voor toestemming. Hieronder tekenen voor toestemming

Plaats en datum: _________________________________________________ Handtekening: _________________________________________________ Naam: _________________________________________________ Straat + nr: _________________________________________________ Woonplaats: _________________________________________________ Telefoonnr vast: _________________________________________________ Telefoonnr mobiel: _________________________________________________ E-mail: _________________________________________________

(35)

35 Bijlage 4. Toestemmingsformulier ouders/verzorgers

TOESTEMMINGSFORMULIER

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals vermeld in de informatiebrochure ‘Zelfcontroletraining. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Als ouder/verzorger geef ik toestemming voor deelname van mijn zoon aan dit onderzoek.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname van mijn zoon aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en ik besef dat mijn zoon op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Indien zijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit op een anonieme manier gebeuren. Zonder mijn toestemming zullen zijn gegevens door niemand anders dan de onderzoekers gezien worden.

Als ik nog meer informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail:

m.d.deboer@uva.nl. Ik kan ook contact opnemen met de verantwoordelijke onderzoeker van de

Universiteit van Amsterdam, Andrea Wolf, e-mail P.A.Wolf@uva.nl tel: 020- 525 6857.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan je je richten tot dhr. Prof. dr. Maurits van der Molen: m.w.vandermolen@uva.nl of 020 – 525 6835, lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam voor de afdeling ontwikkelingspsychologie.

Vergeet niet op de achterzijde van dit formulier te tekenen voor toestemming. Hieronder tekenen voor toestemming

Naam zoon: _________________________________________________ Plaats en datum: _________________________________________________ Handtekening: _________________________________________________ Naam: _________________________________________________ Straat + nr: _________________________________________________ Woonplaats: _________________________________________________ Telefoonnr vast: _________________________________________________ Telefoonnr mobiel: _________________________________________________ E-mail: _________________________________________________

Dit toestemmingsformulier kunt u retour zenden naar de Universiteit van Amsterdam. Gebruikt u hiervoor de bijgevoegde enveloppe.

(36)

36 Bijlage 5. Informatiebrochure/passief toestemmingsformulier ouders/verzorgers

Informatiebrochure ‘Zelfcontroletraining’

Geachte ouder/verzorgers,

Wij willen uw zoon graag uitnodigen om deel te nemen aan het onderzoek: ‘zelfcontroletraining’, van de Universiteit van Amsterdam. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u weet wat het onderzoek precies inhoudt. Leest u daarom onderstaande informatie zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

De meeste behandelingen voor jongeren met gedragsproblemen richten zich op de bewuste redenen waarom zij probleemgedrag vertonen. Vaak geven jongeren echter aan dat hun gedrag niet altijd een bewuste keuze is; soms lijkt het ze meer te overkomen. Onderzoek heeft laten zien dat spontane en soms ook onbewuste processen hierbij een belangrijke rol spelen. Wij hebben een computertraining ontwikkeld die als doel heeft om jongeren meer controle te geven over hun gedrag.

Eerder onderzoek heeft bewijs gevonden dat deze training volwassenen kan helpen om ongewenste gedragingen te controleren. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of deze training ook effectief is bij jongeren.

Om dit te onderzoeken zijn er van de training twee versies: één versie waarvan wij veel effect verwachten en één versie waarvan wij geen of weinig effect verwachten. De twee versies van de training lijken veel op elkaar, dus uw zoon zal zelf niet kunnen zien welke versie hij krijgt. Omdat de trainingen anders zijn dan de meeste reguliere behandelingen, denken mensen die de werkzame training doen vaak dat ze de niet-werkzame versie doen. De kans dat uw zoon een naar verwachting effectieve training krijgt is 50%.

Inhoud van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: 1) Screening

Wij verwachten dat bepaalde mensen meer baat zullen hebben bij Project TOP-trainingen dan anderen. Als eerste zullen wij uw zoon een aantal vragen stellen om te bepalen of hij aan de ‘zelfcontroletraining’ kan deelnemen. Dit onderdeel duurt ongeveer 1 uur.

2) Meting

Voorafgaand aan de eerste training en na afloop van de laatste training zullen wij uw zoon vragen om een aantal vragenlijsten in te vullen en computertaakjes te doen. Dit onderdeel duurt ongeveer een uur. Veertien dagen, een maand en twee maanden na de training zullen wij hem nogmaals per mail benaderen voor het invullen van een aantal vragenlijsten. Indien uw zoon niet per mail kunnen bereiken, zullen we telefonisch of per post contact met hem opnemen.

3) Computertraining

Direct na de eerste meting start de eerste training. Tijdens de training krijgt uw zoon op het beeldscherm plaatjes te zien. Hij wordt gevraagd om bepaalde toetsen in te drukken op het toetsenbord. De training bestaat uit 6 sessies, van ongeveer 15 minuten per keer. Het is belangrijk dat hij alle trainingen uitvoert. Onderzoek heeft aangetoond dat de training het best werkt als deze vaker wordt gedaan.

(37)

37 Vrijwilligheid

Deelname aan het onderzoek is geheel vrijwillig. Als u nu, of tijdens de training, besluit uw toestemming voor de deelname van uw zoon in te trekken, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor zijn oponthoud binnen de JJI Amsterbaken hebben. U bent dus vrij om uw medewerking te allen tijde te staken, zonder opgave van redenen. Tevens kunt u tot 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van de gegevens van uw zoon intrekken. Mocht u uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en worden vernietigd. Verzekering

Uit ervaring met voorgaande, vergelijkbare onderzoeken is gebleken dat er voor deelnemers geen sprake is van ongemak. Omdat dit onderzoek geen risico’s voor de gezondheid of veiligheid van uw zoon met zich meebrengt, is er geen speciale verzekering afgesloten.

Vertrouwelijkheid van onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor groepsanalyses en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij worden de persoonsgegevens van uw zoon niet gebruikt, zodat nooit bekend wordt van wie die onderzoeksgegevens afkomstig waren. Zijn anonimiteit blijft onder alle omstandigheden gewaarborgd.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, dan kunt u deze nu stellen. Mocht u achteraf nog vragen hebben dan kunt u zich wenden tot de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail: m.d.deboer@uva.nl. U kunt ook contact opnemen met de verantwoordelijke onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam, Andrea Wolf, e-mail P.A.Wolf@uva.nl tel: 020 – 525 6857.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich richten tot dhr. Prof. dr. Maurits van der Molen: m.w.vandermolen@uva.nl of 020 – 525 6835, lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam voor de afdeling ontwikkelingspsychologie.

De leiding van JJI Amsterbaken verleent haar medewerking aan dit onderzoek. Indien u bezwaar heeft tegen deelname van uw kind aan dit onderzoek, dan kunt u dit (uiterlijk xx-xx-xx) doorgeven aan de contactpersoon van de Universiteit van Amsterdam: Matthias de Boer, e-mail: m.d.deboer@uva.nl of aan de verantwoordelijke onderzoeker Andrea Wolf, e-mail P.A.Wolf@uva.nl tel: 020 – 525 6857. U hoeft hiervoor geen reden op te geven en uw bezwaar wordt gerespecteerd.

Met vriendelijke groet, Matthias de Boer Andrea Wolf

(38)

38 Bijlage 6. Opleidingsniveau

Tabel 1. Opleidingsniveau van de experimentele conditie in aantal (N) en percentage (%)

N % Basisschool 6 46.2 VMBO brugklas 1 7.7 VMBO niveau 1 of 2 1 7.7 VMBO niveau 3 of 4 1 7.7 Havo 1 7.7 ROC niveau 1 1 7.7 ROC niveau 2 1 7.7 Totaal 12 92.4

*missing value van 1 deelnemer

Tabel 2. Opleidingsniveau van de controle conditie in aantallen (N) en percentage (%)

N % Basisschool 4 44.4 VMBO brugklas 2 22.2 VMBO niveau 1 of 2 1 11.1 ROC niveau 1 2 22.2 Totaal 9 99

(39)

39 Bijlage 7. Werksituatie

Tabel 3. Werksituatie van de experimentele conditie in aantal (N) en percentage (%)

N %

Volgt geen werk of opleiding 3 23.1

Volgt school of opleiding 9 69.2

Volgt school en opleiding 1 7.7

Totaal 13 100

Tabel 4. Werksituatie van de controle conditie in aantal (N) en percentage (%)

N %

Volgt geen werk of opleiding 1 11.1

Werk 1 11.1

Volgt school of opleiding 7 77.8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij werden niet (pri- mair) opgenomen vanwege het plegen van een delict, maar naar aanleiding van gedragsstoornis- sen of een problematische thuissituatie. Toch komt onder

In dit tabellenboek wordt ingegaan op de strafrechtelijke recidive van jongeren die in de periode 1997-2003 zijn uitgestroomd uit een justitiële jeugdinrichting (JJI).Het

In de behandeling zou ook het middelengebruik van de jongens meegenomen moeten worden, niet alleen omdat het gebruik zelf belangrijke effecten op het gedrag kan hebben, maar

Verschillen in het gebruik tijdens het verblijf in de JJI’s tussen jongens met en zonder PIJ-maatregel laten zien, dat binnen de JJI’s de groep PIJ-jongeren iets meer

2p 28 Welk ander gegeven in de tabel kan een verklaring zijn voor die sterke groei van de Japanse export. Licht het

Deze cijfers suggereren namelijk dat antisociale jongeren niet alleen een heterogene groep vormen op het gebied van bijvoorbeeld juridische status (i.e. GJZ),

denkbeeldige rechte parelsnoer lig- gen op de lijn y=h=4, met MQ op de Y-as. De meeste parels van dat snoer liggen buiten de opgegeven rechthoek. Dat is niet erg, want hun

Nadat de zorgverlener heeft gesteld dat het niet verlenen van nazorg door het ziekenhuis de schadelijke omstandigheid is waardoor zijn psychisch letsel is veroorzaakt