• No results found

De relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek bij jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek bij jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen in Nederland"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek bij jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen in Nederland

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam B.A. Zuure (10878327) Begeleiding: mw. dr. P.E. Helmond Tweede beoordelaar: dhr. dr. P.J. Hoffenaar Amsterdam, juli, 2016

(2)

2 Abstract

In de huidige studie is de samenhang tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek onder jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen in Nederland onderzocht. Tevens is onderzocht of behandelmotivatie de samenhang tussen mindset en internaliserende problematiek medieerde. Tot de steekproef behoorden 47 jongeren in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar (M = 19.17, SD = 1.35), afkomstig uit drie Justitiële Jeugdinrichtingen. Methode: Mindset is gemeten met de Change Beliefs Questionnaire, behandelmotivatie met de Motivation for Youth’s Treatment Scale en internaliserende problematiek met de Brief Problem Monitor-Youth. De analyses zijn uitgevoerd met een Spearman correlatietoets en mediatieanalyse van Preacher en Hayes. Resultaat: De resultaten toonden aan dat een groeimindset zowel samenhangt met een lagere score op probleemherkenning, als een lagere score op internaliserende problematiek. Een hogere score op de behandelmotivatieschalen hangt samen met een hogere score op internaliserende problematiek. Tevens bleek dat de relatie tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek volledig gemedieerd werd door probleemherkenning. Conclusie: Geconcludeerd kan worden dat een groeimindset gerelateerd is aan een lagere probleemherkenning en minder internaliserende problemen. Een hoge behandelmotivatie hangt samen met meer symptomen van internaliserende problematiek. De samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek verliep via probleemherkenning. De bevindingen geven een aanwijzing dat groeimindset mogelijk kan bijdragen aan het algemeen welbevinden en de kwaliteit van leven van jongeren in een JJI.

Kernwoorden: mindset, behandelmotivatie, internaliserende problematiek, jeugddelinquenten, Justitiële Jeugdinrichting.

(3)

3 Abstract (English version)

This study researches the correlation between mindset, treatment motivation and internalizing problems among incarcerated youth in juvenile detention facilities in the Netherlands. Furthermore it examines whether treatment motivation mediated the association between mindset and internalizing problems. The study sample included 47 youths, aged 17 to 23 years (M = 19.17, SD = 1.35), from three juvenile detention facilities. Method: Mindset was tested using the Change Beliefs Questionnaire, treatment motivation with the Motivation for Youth’s Treatment Scale and internalizing problems are indicated using the Brief Problem Monitor-Youth. The analyses were measured using a Spearman correlation test and mediation analysis of Preacher and Hayes. Result: Results showed that an incremental mindset correlates with a lower score on problem recognition and a lower score on internalizing problems. A higher score on the treatment motivation scales associates with a higher score on internalizing problems. Results also indicated that the relation between mindset feeling and behavior and internalizing problems is completely mediated by problem recognition. Conclusion: We can conclude that an incremental mindset is related to a lower problem recognition and fewer internalizing problems. A high motivation for treatment is associated with more symptoms of internalizing problems. The correlation between mindset feeling and behavior and internalizing problems proceeds completely through problem recognition. Findings reveal a possibility that an incremental mindset could add youths’ general well-being and quality of life in juvenile detention facilities.

Keywords: mindset, treatment motivation, internalizing problems, juvenile offenders, juvenile detention facilities.

(4)

4 De relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek bij

jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen in Nederland

In Nederlandse Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) verblijven jaarlijks ongeveer 1600 jongeren (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2015). Jongeren worden als strafmaatregel in een JJI geplaatst en krijgen behandeling gericht op heropvoeding en gedragsproblemen (Bunthof, 2006; Gatti, Tremblay, & Vitaro, 2009). Alhoewel jongeren in een JJI met name externaliserende gedragsproblemen vertonen, zoals openlijk agressief gedrag, komt onder deze doelgroep ook veelal internaliserende problematiek voor (e.g. Liu, 2004; Hoeve, McReynolds, & Wasserman, 2015). Onder internaliserende problematiek worden klachten op het gebied van angst en depressie verstaan (Cleverley, Bennett, & Duku, 2013). Internaliserende problematiek onder delinquente jongeren is een risicofactor, ruim een derde van hen recidiveert met een delict op latere leeftijd (Hoeve, McReynolds, Wasserman, & McMillan, 2013). Het is dan ook van belang om onderzoek te verrichten naar factoren die bijdragen aan een verbetering van de behandeling aan jongeren met internaliserende problematiek.

Het behandelen van jongeren in een JJI kan gecompliceerd zijn. Bij binnenkomst in een JJI zijn jongeren meestal niet gemotiveerd voor behandeling (Van Binsbergen, 2003; Lodewijks, 2007). Behandelmotivatie speelt echter een cruciale rol in het succes van een behandeling (Olver, Stockdale, & Wormith, 2011). Bij het ontbreken van behandelmotivatie is de kans groot dat de behandeling stopt en jongeren terugvallen in probleemgedrag (Van der Ploeg & Scholte, 2000; Olver, Stockdale, & Wormith, 2011). Wanneer jongeren daarentegen gemotiveerd zijn voor behandeling, zetten ze zich beter in en neemt de problematiek af (Orlando, Chan, & Morral, 2003). Het is cruciaal dat behandelmotivatie gecreëerd wordt, om vanuit een behandeling een afname in de problematiek te bewerkstelligen.

(5)

5 Uit onderzoek is bekend dat motivatie gerelateerd is aan de mindset van jongeren (Hong, Chiu, Lin, Wan, & Dweck, 1999). Volgens het model van Dweck (1999) kan men denken vanuit een vaste mindset of groeimindset. Mensen met een vaste mindset denken dat persoonlijke eigenschappen onveranderbaar zijn. Mensen met een groeimindset denken dat persoonlijke eigenschappen kunnen ontwikkelen door oefening. Zij ervaren kritiek als leermoment, tonen interesse in verbeterstrategieën en leveren inspanning om fouten te herstellen (Dweck, 1999; Dweck, Chiu, & Hong, 1995). Volgens Hong en collega’s (1999) heeft een groeimindset invloed op de motivatie om te veranderen. Voor jongeren in een JJI zou een groeimindset mogelijk helpend kunnen zijn in het ontwikkelen van behandelmotivatie. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar dit verband bij jongeren in JJI’s in Nederland.

Mindset is niet alleen gerelateerd aan motivatie, maar ook aan internaliserende problematiek bij jongeren. Volgens Schleider Abel en Weisz (2015) is de samenhang mogelijk te verklaren vanuit gemeenschappelijke sociaal cognitieve processen. Jongeren met een vaste mindset hebben negatieve impliciete theorieën waarmee ze een interpretatie geven aan zichzelf en de omgeving (Molden, Plaks, & Dweck, 2006). Negatieve impliciete theorieën kunnen leiden tot hulpeloze gevoelens, emoties en gedragingen die uitmonden in depressieve gedragspatronen (Molden & Dweck, 2006; Yeager & Dweck, 2012). Dit kan ervoor zorgen dat jongeren met een vaste mindset kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van internaliserende problematiek.

Onderzoek laat zien dat de mindset van jongeren direct gerelateerd is aan internaliserende problematiek en behandelmotivatie. Daarnaast is behandelmotivatie direct gerelateerd aan internaliserende problematiek. Vanuit eerder onderzoek is niet bekend of mindset mogelijk indirect via behandelmotivatie gerelateerd is aan internaliserende problematiek. Dit verband is tevens niet eerder onderzocht bij jongeren in een JJI. Het is van

(6)

6 groot belang om meer onderzoek te doen naar de mindset van jongeren in een JJI, om te onderzoeken of het ontwikkelen van een groeimindset, jongeren mogelijk direct of indirect via behandelmotivatie kan helpen in de behandeling van internaliserende problematiek.

Justitiële Jeugdinrichting

Jongeren verblijven op een strafrechtelijke titel in een JJI, zoals voorlopige hechtenis, detentiestraf of een PIJ maatregel (Rietveld, Hilhorst, & Van Dijk, 2000). Een belangrijk doel van een plaatsing in een JJI is rehabilitatie, ofwel het bieden van behandeling voor gedragsproblemen en voorbereiding op terugkeer in de maatschappij (Van der Helm, Klapwijk, Stams, & Van der Laan, 2009; Lodewijks, 2007 ). Jongeren uit een JJI hebben na de plaatsing moeite met het opbouwen van een succesvol bestaan en 54 tot 60 procent van hen recidiveert binnen twee jaar (Wartna, 2009). Het is dan ook belangrijk om onderzoek te doen naar elementen die de behandeling aan jongeren in een JJI kunnen verbeteren.

Salekin, Tippey en Allen (2012b) benadrukken dat onderzoek naar werkzame elementen specifiek voor de forensische doelgroep van belang is. Deze doelgroep wordt veelal beschouwd als de ergste overtreders en hebben meerdere mislukte ervaringen met jeugdhulpverlening. Volgens Salekin en collega’s (2012b) kan een interventie gericht op het ontwikkelen van een groeimindset, zoals het bekrachtigen van sterke eigenschappen en ontwikkelen van probleemoplossende vaardigheden, ervoor zorgen dat delinquente jongeren zich meer bewust worden van problemen en gemotiveerd raken deze op te lossen. Daarnaast kan een groeimindset volgens Salekin en collega’s (2012b) vanwege de positieve gedachtes bijdragen aan een afname van internaliserende problematiek.

Internaliserende problematiek

Internaliserende problematiek is wereldwijd de meest voorkomende psychologische problematiek onder jongeren (Gore et al., 2011; McHenry, Carrier, Hull, & Kabbaj, 2014). Internaliserende problematiek treedt vaak gelijktijdig (comorbide) op met andere problemen,

(7)

7 zoals externaliserende en antisociale gedragsproblematiek (Hoeve et al., 2015). Uit onderzoek blijkt dat de plaatsing in een JJI op zichzelf een risicofactor is voor het ontstaan van internaliserende problematiek (White, Shi, Hirschfield, Mun, & Loeber, 2010; Hoeve et al., 2013). Jongeren worden door de plaatsing in een JJI geïsoleerd van familie en de maatschappelijke omgeving, wat kan bijdragen aan het ontwikkelen van internaliserende problematiek (Holman & Zeidenberg, 2006).

Hoewel uit wetenschappelijke literatuur bekend is dat internaliserende problematiek veel voorkomt bij jongeren in een JJI, blijkt dat het niet altijd wordt opgemerkt door hulpverleners (Hoeve, McReynolds, & Wasserman, 2014). Dit is verontrustend, omdat jongeren met comorbide internaliserende en externaliserende problematiek een verhoogd risico hebben om langdurige (persistente) delinquenten te worden (Copeland, Miller-Johnson, Keeler, Angold, & Costello, 2007; Hoeve et al., 2013). Het is dan ook belangrijk om internaliserende problematiek te herkennen zodat jongeren behandeld kunnen worden (Hoeve et al., 2014).

Behandelmotivatie en internaliserende problematiek

Er bestaat geen eenduidige definitie van behandelmotivatie in de jeugdhulpverlening (Van Binsbergen, Knorth, Klomp, & Meulman, 2001). Behandelmotivatie is tot op heden met name in relatie tot volwassen en middelengebruik onderzocht (Breda & Riemer, 2012). Volgens Van Binsbergen en collega’s (2001) kenmerkt behandelmotivatie bij jongeren in de JJI zich in twee gedragsdimensies, namelijk enerzijds de gerichtheid op gedragsverandering, ofwel de mate waarin een jongere zich bewust is van het probleem en anderzijds de contactname, ofwel de bereidheid tot het opbouwen van een behandelrelatie.

In een JJI lijkt behandelmotivatie bij jongeren op voorhand een probleem te zijn (Van Binsbergen, 2003). Jongeren verblijven niet op een vrijwillige basis in een JJI en hebben daardoor weinig keuzevrijheid in het aangaan van hulpverlening. Behandelmotivatie zal

(8)

8 daarom door behandelaren gecreëerd moeten worden (Lodewijks, 2007). Jongeren die gemotiveerd zijn voor behandeling, zijn meer tevreden over de behandeling en tonen een hogere inzet (Orlando et al., 2003). Tevens wordt bij jongeren met behandelmotivatie een afname in de problematiek waargenomen. Het is van belang om behandelmotivatie te stimuleren voor betere behandeleffecten en om een afname in de problematiek te bewerkstelligen.

Mindset en behandelmotivatie

Uit onderzoek is bekend dat mindset samenhangt met motivatie (Hong et al., 1999). Mindset wordt beïnvloedt door impliciete theorieën die iemand heeft over succes- en faalervaringen (Dweck, 1999; Dweck, 2008). Impliciete theorieën zijn onbewuste gedachtes en ideeën, die een rol spelen in de veerkracht van een persoon om met problemen om te gaan (Dweck, 2008; Dweck et al., 1995). De mindset van iemand zegt iets over hoe diegene denkt en welke interpretatie diegene geeft aan situaties (Yeager, Miu, & Dweck, 2013).

Volgens Dweck kunnen mensen denken vanuit een ‘entity theory’, ofwel vaste mindset, of een ‘incremental theory’, ofwel groeimindset. Iemand die denkt vanuit een vaste mindset gelooft dat persoonlijke eigenschappen vast en onveranderbaar zijn. Mensen met een vaste mindset vermijden uitdagingen, geven op wanneer het tegen zit en ervaren hulpeloosheid in het oplossen van problemen (Hong et al., 1999; Blackwell, Trzesniewski, Kali, & Dweck, 2007). Iemand die echter denkt vanuit een groeimindset, gelooft dat persoonlijke eigenschappen kunnen ontwikkelen (Dweck, 1999; Dweck et al., 1995; Mueller & Dweck, 1998). Vanuit deze overtuiging zijn mensen met een groeimindset meer gemotiveerd om gedrag bij te sturen en inspanning te leveren om te veranderen, dan mensen met een vaste mindset (Hong et al., 1999).

Salekin, Lester en Sellers (2012a) hebben de invloed van een groeimindset op motivatie bij forensische jongeren onderzocht. Daaruit bleek dat delinquente jongeren met een

(9)

9 groeimindset meer gemotiveerd waren en plezier kregen in het leerproces dan jongeren met een vaste mindset. Volgens Salekin en collega’s (2012a) ervaarden jongeren met een groeimindset mogelijk controle over hun ontwikkeling, waardoor zij zich realiseerden dat ze meer konden profiteren van het resultaat als ze inspanning leverden.

Mindset en internaliserende problematiek

Uit onderzoek blijkt dat een mindset samenhangt met internaliserende problematiek. In een longitudinale experimentele studie van Miu en Yeager (2015) is onderzoek gedaan naar het effect van een groeimindset op depressieve symptomen bij adolescenten. De adolescenten die een interventie kregen op groeimindset, rapporteerden na 9 maanden 40% minder depressieve symptomen dan de adolescenten uit de controlegroep. Deze resultaten worden bevestigd in een meta-analyse van Schleider en collega’s (2015), waarin een sterke samenhang is gevonden tussen mindset en internaliserende problematiek. In een mogelijke verklaring wordt verwezen naar sociaal cognitieve processen die zowel bij mindset als internaliserende problematiek een rol spelen.

De sociaal cognitieve processen worden in verschillende studies beschreven. Jongeren met een vaste mindset piekeren over kritiek en twijfelen aan persoonlijke vaardigheden na een negatieve gebeurtenis (Bear, Grand, Dweck, 2005). Ook ervaren jongeren met een vaste mindset hulpeloosheid in emoties en het oplossen van problemen (Molden & Dweck, 2006; Hong et al., 1999). Pessimistische gedachtes en hulpeloosheid kunnen ervoor zorgen dat iemand kwetsbaar wordt voor het ontwikkelen van internaliserende problematiek (Seligman, Reivich, Jaycox, & Gillham, 2007; Seligman, 1975).

De huidige studie

In de huidige studie wordt gekeken naar de relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek bij jongeren in een JJI. Ten eerste wordt gekeken naar de relatie tussen mindset en internaliserende problematiek. Uit de literatuur blijkt dat er een

(10)

10 samenhang is tussen mindset en internaliserende problematiek, omdat dezelfde sociaal-cognitieve processen betrokken zijn bij mindset en internaliserende problematiek. In de huidige studie wordt daarom verwacht dat een hogere score op groeimindset samenhangt met een lagere score op internaliserende problematiek.

Ten tweede wordt de relatie tussen mindset en behandelmotivatie onderzocht. Uit literatuur is bekend dat een groeimindset samenhangt met motivatie om gedrag te veranderen en daarvoor inspanning te leveren, waardoor in de huidige studie wordt verwacht dat een hogere score op groeimindset samenhangt met een hogere score op behandelmotivatie.

Ten derde wordt de relatie tussen behandelmotivatie en internaliserende problematiek onderzocht. Jongeren krijgen behandeling om de klachten van internaliserende problematiek te doen afnemen. Uit literatuur is bekend dat behandelmotivatie en belangrijke rol speelt in het succes van de behandeling aan jongeren in een JJI. In de huidige studie wordt verwacht dat een hogere score op behandelmotivatie samenhangt met een lagere score op internaliserende problematiek.

Tot slot heeft mindset mogelijk zowel direct als indirect via behandelmotivatie invloed op internaliserende problematiek, waardoor onderzocht wordt of de samenhang tussen mindset en internaliserende problematiek gemedieerd wordt door behandelmotivatie. Omdat vanuit de literatuur bekend is dat mindset zowel met behandelmotivatie als internaliserende problematiek samenhangt, wordt verwacht dat behandelmotivatie deze samenhang medieert.

Methode Deelnemers

De steekproef werd op 1 mei 2015 afgenomen onder jongeren in JJI Eikenstein, JJI Teylingereind en JJI Lelystad. In totaal hebben N = 47 participanten deelgenomen aan de steekproef. Tot de steekproef behoorden n = 44 (93.6%) jongens en n = 3 (6.4%) meisjes. De leeftijd van de participanten varieerde van 17 tot en met 23 jaar (M = 19.17, SD = 1.35). De

(11)

11 participanten verbleven gemiddeld 5.5 maanden in de JJI (SD = 3.48, spreiding 1-10). Op een kortverblijfgroep verbleven 36.2% van de participanten en 63.8% van de participanten verbleven op een langverblijfgroep. Onder de participanten is 76.6% eerder in aanraking gekomen met hulpverlening, waarvan 34% ambulante hulp thuis, 4.3% pleegzorg, 27.7% een leefgroep en het merendeel (42.6%) verbleef eerder in een JJI. De hoogste genoten opleiding van de participanten betrof de basisschool 17%, VMBO 23.4%, MBO 42.6%, HAVO 4.3%, WVO 6.4% en ander soort onderwijs 2.1%.

Instrumenten Mindset

Het construct ‘mindset’ is gemeten met de Change Beliefs Questionnaire (CBQ) (Verberg, Helmond, Schuiringa, & Overbeek, in voorbereiding). Deze vragenlijst bestond uit 28 items verdeeld over drie subschalen, namelijk ‘gevoel en gedrag’, ‘intelligentie’ en ‘inzet’. In de huidige studie is geen gebruik gemaakt van de subschaal intelligentie, omdat deze samenhangt met andere constructen zoals academische prestaties (Yeager et al., 2014). Er kon antwoord gegeven worden op een vijfpunts Likertschaal welke van ‘helemaal oneens’ naar ‘helemaal mee eens’ liep. Een voorbeelditem was ‘Ik ben de baas over hoe ik me voel’. Een hogere score wees op een groeimindset.

Om de begripsvaliditeit te onderzoeken is op alle subschalen een factoranalyse met een varimax rotatie uitgevoerd. Gevoel en gedrag bestond uit vier componenten welke samen 79.9% van de variantie verklaarde. Om het aantal componenten te verminderen volgens de Kaiser-criteria (Braeken & Van Assen, 2016) zijn drie items verwijderd en bleven de items ‘Ik kan weinig veranderen aan hoe ik doe’, ‘Ik kan weinig veranderen aan hoe ik me voel’ en ‘Ik zal nooit leren meer de baas te worden over hoe ik doe’ over. De drie items bestonden uit één component, met een eigenwaarde van 2.0 en een verklaarde variantie van 66.5%. De betrouwbaarheid kwam na de factoranalyse uit op een Chronbach’s alpha van α =.75, wat

(12)

12 staat voor acceptabel (George & Mallery, 2003). De subschaal mindset inzet bestond uit twee factoren en had een eigenwaarde van 1.1 en een verklaarde variantie van 83%. De betrouwbaarheid was met Chronbach’s alpha van α =.70 acceptabel (George & Mallery, 2003).

Behandelmotivatie

Behandelmotivatie is gemeten met de Motivation for Youth’s Treatment Scale (MYTS) (Breda & Riemer, 2012). Deze vragenlijst bestond uit 8 items verdeeld over twee subschalen, namelijk ‘probleemherkenning’ en ‘hulpverleningsbereidheid’. Jongeren konden antwoord geven op een vijfpunts Likertschaal welke van ‘sterk niet mee eens’ naar ‘sterk mee eens’ liep. Een voorbeeld item was ‘Sommige gevoelens zitten mij echt dwars’. Een hogere score wees op meer behandelmotivatie. Uit het onderzoek van Breda en Riemer (2012) was de betrouwbaarheid van de subschalen probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid met Cronbach’s alpha van respectievelijk α =. 84 en α =. 83 goed (George & Mallery, 2003). Uit de factoranalyse met varimax rotatie bleek dat behandelmotivatie uit twee componenten bestond. De items in de componenten correspondeerden met de items van de twee subschalen probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid. In de huidige studie zal behandelmotivatie uit de afzonderlijke subtests (i.e. probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid) gemeten worden. De betrouwbaarheid van probleemherkenning was met een Cronbach’s alpha van α =.82 goed en van hulpverleningsbereidheid met een Cronbach’s alpha van α =.90 uitstekend (Breda & Riemer, 2012; George & Mallery, 2003).

Internaliserende problematiek

Internaliserende problematiek is gemeten met de Brief Problem Monitor-Youth (BPM-Y) (Achenbach, McConaughy, Ivanova, & Rescorla, 2011). Deze vragenlijst bestond uit 19 items verdeeld over vier subschalen, namelijk internaliserend, externaliserend, hyperactiviteit en totaal. In de huidige studie zijn enkel de zeven items behorende bij de subschaal

(13)

13 internaliserende problematiek gebruikt. Jongeren konden antwoord geven op een driepunts Likertschaal welke van ‘helemaal niet waar’, naar ‘helemaal waar’ liep. Een voorbeeld item was: ‘Ik ben ongelukkig, somber of depressief’. Een hogere score wees op een hogere mate van internaliserende problematiek. De betrouwbaarheid was met α = .78 goed (Piper, Gray, Raber, & Birkett, 2014; George & Mallery, 2003). Uit de factoranalyse met varimax rotatie bleek dat de subschaal uit twee componenten bestond, die met een eigenwaarde van 1.4 gezamenlijk 73,1% van de variantie verklaarden. De betrouwbaarheid van de subschaal was met een Chronbach’s alpha van α = .68 twijfelachtig (George & Mallery, 2003).

Procedure

Het huidig onderzoek richtte zich op jongeren van 17 tot en met 23 jaar die in een JJI in Nederland verbleven. Het betrof een cross-sectioneel onderzoek. Jongeren zijn in 2015 op alle groepen van JJI Eikenstein, JJI Teylingereind en JJI Lelystad geworven. Deelname verliep op vrijwillige basis en middels een getekende verklaring hebben de participanten toestemming gegeven voor het gebruiken van de gegevens voor onderzoek. Aan de participanten is duidelijk gemaakt dat de gegevens vertrouwelijk en anoniem verwerkt zouden worden en alleen toegankelijk waren voor de onderzoekers.

Voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst werd aan de participanten de instructie gegeven dat de vragen gaan gevoelens en gedachtes in bepaalde situaties en dat er geen goede of foute antwoorden zijn. Jongeren konden desgewenst hulp krijgen bij het invullen van de vragenlijst. Na afloop van het onderzoek hadden de participanten een kleine attentie ontvangen als blijk van waardering voor deelname.

Analyse

De onderzoeksresultaten zijn geanalyseerd met het Statistical Package for Social Studies (SPSS) versie 20. Om inzicht te krijgen in de interpretatiewaarde van de resultaten is met het programma G-power middels een post-hoc analyse de steekproefgrootte

(14)

14 gecontroleerd. Bij een tweezijdige toets met een alpha van α = .05, een verwachte effectgrootte van .25 (overeenkomstig met Schleider et al., 2015) en een steekproefgrootte van N = 50, werd een power van .42 behaald. Bij de controle op missende waardes is één missende waarde gevonden op geboortedatum en meerdere verdeeld over de items. De missende waardes waren random verdeeld en zijn geschat en geïmplementeerd middels het expectation maximization algoritme. Deze nauwkeurige methode vervangt missende waardes in verwachte waardes waardoor de steekproef geen power verliest (Xie, 2010).

In de huidige studie is de samenhang tussen mindset (i.e. gevoel en gedrag en inzet) en behandelmotivatie (i.e. probleemherkenning, hulpverleningsbereidheid) en internaliserende problematiek onderzocht met een non-parametrische Spearman correlatietoets (Terpstra, Chang, & Magel, 2011). Hiertoe is besloten omdat niet voldaan kon worden aan de assumptie van normaliteit. De mediatiemethode van Preacher en Hayes (2008) is uitgevoerd om te onderzoeken of behandelmotivatie de samenhang tussen mindset (i.e. gevoel en gedrag en inzet) en internaliserende problematiek medieerde. De analyse werd uitgevoerd met 1000 bootstrapsamples. In het mediatiemodel waren de mindset subschalen toegevoegd als onafhankelijke variabelen en internaliserende problematiek als afhankelijke variabele.

Resultaten Assumpties

Voorafgaand aan de analyse zijn de assumpties voor de analyses gecontroleerd. Allereerst is volgens de Outlier Labeling Rule gekeken naar significante outliers. Daarbij is een vermenigvuldigingsfactor van 2.2 gehanteerd (Hoaglin, Iglewicz, & Tukey, 1986). Er waren geen outliers gedetecteerd. Voor de assumptie van normaliteit zijn de afhankelijke variabelen gecontroleerd met een Shapiro-Wilktest (Shapiro & Francia, 1972). Daaruit bleek dat de variabele probleemherkenning niet normaal verdeeld was (D(47) = .95, p < .05). Ook de variabele hulpverleningsbereidheid was niet normaal verdeeld (D(47) = .94, p < .05). En de

(15)

15 variabele internaliserende problematiek was eveneens niet normaal verdeeld (D(47) = .85, p < .05). De data bleek na log-transformation wederom niet normaal verdeeld, waardoor gekozen is om de correlaties uit te voeren met een Spearman non-parametrische correlatietoets (Terpstra et al., 2011). Wel is voldaan aan de assumpties voor homoscedasticiteit en lineariteit.

Beschrijvende statistieken

In de beschrijvende statistieken viel op dat er gemiddeld hoog gescoord is op de mindset subschalen (zie tabel 1). Daarbij is met een gemiddelde score van M = 4.09 het hoogst gescoord op mindset inzet. Dit betekent dat participanten aangeven eerder een groeimindset op inzet te hebben dan een vaste mindset. Op de schaal internaliserende problematiek is daarentegen met een score van M = 1.30 laag gescoord. Dit betekent dat participanten aangeven weinig symptomen te ervaren van internaliserende problematiek. Op de behandelmotivatieschalen is met een gemiddelde van M = 2.59 het hoogst gescoord op hulpverleningsbereidheid vergeleken met probleemherkenning, wat betekent dat participanten eerder geneigd zijn hulp te aanvaarden dan dat ze problemen herkennen.

Samenhang

De samenhang tussen mindset (i.e. gevoel en gedrag en inzet) en behandelmotivatie (i.e. probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid) en internaliserende problematiek is onderzocht. Er is een significant negatief verband gevonden tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek (r = -.32, p < .05) (zie Tabel 1). Dit betekent dat een hogere score op mindset gevoel en gedrag samenhangt met een lagere score op internaliserende problematiek. Het betreft een zwakke samenhang (Evans, 1996). Analyse op de subschalen van behandelmotivatie wees uit dat mindset gevoel en gedrag significant en negatief samenhangt met probleemherkenning (r = -.40, p < .01). Dit betekent dat een hogere score op mindset gevoel en gedrag samenhangt met een lagere score op probleemherkenning. De

(16)

16 samenhang is redelijk (Evans, 1996). Het verband tussen mindset gevoel en gedrag en hulpverleningsbereidheid was echter niet significant (r = -.20, p = .19).

Vervolgens is de samenhang tussen mindset inzet en internaliserende problematiek onderzocht, dit verband was niet significant (r = -.19, p = .19). Het verband tussen mindset inzet en probleemherkenning was wel significant en negatief (r = -.29, p < .05). Dit betekent dat een hogere score op mindset inzet samenhangt met een lagere score op probleemherkenning. De samenhang is zwak (Evans, 1996). De samenhang tussen mindset inzet en hulpverleningsbereidheid was niet significant (r = -.05, p = .73).

Tot slot is de samenhang tussen behandelmotivatie en internaliserende problematiek onderzocht. Het verband tussen probleemherkenning en internaliserende problematiek was significant en positief (r = .60, p < .001), wat betekent dat een hogere score op probleemherkenning samenhangt met een hogere score op internaliserende problematiek. Deze samenhang is sterk (Evans, 1996). Tussen hulpverleningsbereidheid en internaliserende problematiek was eveneens een significante en positieve samenhang gevonden (r = .58, p < .001). Een hogere score op hulpverleningsbereidheid hangt samen met een hogere score op internaliserende problematiek. Het betreft eveneens een sterke samenhang (Evans, 1996). Mediatie

Met de Process Macro mediatie methode van Preacher en Hayes (2008) is gekeken of de samenhang tussen mindset en internaliserende problematiek gemedieerd werd door behandelmotivatie. Op basis van de correlatie resultaten bleek dat er een significante samenhang was tussen mindset gevoel en gedrag, probleemherkenning en internaliserende problematiek, waardoor exploratief is onderzocht of probleemherkenning de samenhang medieerde. In deze analyse werd mindset gevoel en gedrag als onafhankelijke variabele en internaliserende problematiek als afhankelijke variabele toegevoegd.

(17)

17 De samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en probleemherkenning (pad a) was significant (b = -.38, t(45) = -2,67, p < .05, 95% betrouwbaarheidsinterval (CI) [-0.67,-0.09]) (zie Figuur 1). Tussen probleemherkenning en internaliserende problematiek (pad b), was de samenhang eveneens significant (b = .20, t(44) = 4.72, p < .001, 95% CI [0.11,0.29]). Ook tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek (pad c, direct effect) was de samenhang significant (b = -.11, t(45) = -2.22, p < .05, 95% CI [-.21,-.01]). De samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek met probleemherkenning als mediërende variabele (pad c’) was niet meer significant (b = -.03,t(44) = -.75, p = .46, 95% CI [-0.12,0.56]).

Hieruit blijkt dat er sprake is van volledige mediatie; het verband tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek was niet meer significant wanneer probleemherkenning als mediator werd toegevoegd aan het model. In het model is een groeimindset gerelateerd aan een lage probleemherkenning, en een lage probleemherkenning aan minder klachten op het gebied van internaliserende problematiek. De verklaarde variantie was vóór de mediatie 10% en na de mediatie 40%.

Discussie

In de huidige studie is de samenhang tussen mindset (i.e. gevoel en gedrag en inzet) en behandelmotivatie (i.e. probleemherkenning, hulpverleningsbereidheid) en internaliserende problematiek onder jongeren in een JJI onderzocht. Tevens is onderzocht of de samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek gemedieerd werd door probleemherkenning. Zoals verwacht is er een negatieve samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek. In tegenstelling tot de verwachting is er geen samenhang tussen mindset inzet en internaliserende problematiek. Zowel mindset gevoel en gedrag als inzet hebben beide een significante samenhang met probleemherkenning, alleen zijn de verbanden negatief terwijl een positieve samenhang verwacht werd. Ook blijkt dat

(18)

18 beide mindset subschalen, in tegenstelling tot de verwachting, niet samenhangen met hulpverleningsbereidheid. Er is zowel bij probleemherkenning als hulpverleningsbereid een significante en positieve samenhang gevonden met internaliserende problematiek, terwijl in beide verbanden een negatieve samenhang werd verwacht. Tot slot is gebleken dat de samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek gemedieerd werd door probleemherkenning.

Wanneer de resultaten uit huidig onderzoek vergeleken worden met eerder onderzoek, blijkt dat er zowel verschillen als overeenkomsten zijn. De resultaten uit huidig onderzoek bevestigen de negatieve samenhang tussen mindset en internaliserende problematiek, wat aantoont dat een hogere score op mindset gevoel en gedrag gerelateerd is aan een lagere score op internaliserende problematiek. Dit komt overeen met de resultaten uit een studie van Schleider en collega’s (2015), waaruit blijkt dat een groeimindset gerelateerd is aan een lagere score op internaliserende problematiek. Dat beide resultaten met elkaar overeenkomen, lijkt het belang van een groeimindset te bevestigen.

Een andere bevinding is dat probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid beiden tot de behandelmotivatieschaal behoren, maar verschillend samenhangen met mindset. Zo blijkt er wel een verband te zijn tussen mindset en probleemherkenning, maar geen verband tussen mindset en hulpverleningsbereidheid. Een groeimindset hangt dus samen met minder herkenning van problemen. Dit is opmerkelijk, omdat uit bestaande literatuur blijkt dat een groeimindset juist positief samenhangt met het herkennen van problemen om ervan te kunnen leren (Hong et al., 1999; Dweck, 1999; Dweck et al., 1995; Mueller & Dweck, 1998). Een alternatieve verklaring hiervoor kan zijn dat onder delinquenten jongeren veelal cognitieve vertekeningen voorkomen, waardoor ze een verkeerde interpretatie geven aan de werkelijkheid (Larden, Melin, Holst, & Långström, 2006). Door cognitieve vertekeningen kunnen jongeren problematische situaties goedpraten, problemen vermijden of toeschrijven

(19)

19 aan externe factoren buiten henzelf om het zelfbeeld te beschermen (Barriga, Gibbs, Potter, & Liau, 2010). Vanuit deze cognitieve vertekeningen kunnen jongeren mogelijk minder problemen herkennen. Dit kan een alternatieve verklaring geven voor het resultaat dat een groeimindset samenhangt met een lagere probleemherkenning.

In de huidige studie is, in tegenstelling tot de verwachting, gebleken dat een hogere score op probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid gerelateerd is aan meer internaliserende problemen. Deze bevindingen komen overeen met de resultaten van een studie van Van Binsbergen en collega’s (2003), waaruit blijkt dat jongeren meer depressieve gevoelens kunnen ervaren als gevolg van een toenemende bewustwording van problemen. Deze resultaten ondersteunen de resultaten uit de huidige studie. Daarentegen wordt probleemherkenning, als onderdeel van behandelmotivatie, omschreven als een belangrijke factor om vanuit een succesvolle behandeling een afname in de problematiek te bewerkstelligen (Orlando et al., 2003). Belangrijk lijkt het moment wanneer behandelmotivatie gemeten wordt; behandelmotivatie kan namelijk variëren gedurende de behandeling (Verdonck & Jaspaert, 2009; Van der Helm et al., 2009). In de huidige studie is behandelmotivatie vanuit één meetmoment gemeten, wat invloed kan hebben op de betrouwbaarheid. De samenhang tussen behandelmotivatie (i.e. probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid) en internaliserende problematiek kan namelijk op een ander meetmoment verschillen van de huidige resultaten.

Een andere bevinding van de huidige studie is dat jongeren lage niveaus van internaliserende problematiek rapporteren, terwijl verwacht werd dat jongeren in een JJI juist hoge niveaus van internaliserende problematiek ervaren (Hoeve et al., 2015). Een alternatieve verklaring is dat er mogelijk sprake is van onderrapportage van de problematiek, omdat de resultaten verkregen zijn via zelfrapportage vragenlijsten. Het is bekend dat jongeren in een

(20)

20 JJI geneigd zijn om sociaal wenselijk te antwoorden (Lodewijks, De Ruiter, & Doreleijers, 2003), waardoor zij mogelijk minder problemen rapporteren dan er werkelijk zijn.

Tot slot is gebleken dat de relatie tussen mindset gevoel en gedrag volledig gemedieerd wordt door probleemherkenning. Dit betekent dat de relatie tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek verloopt via probleemherkenning. Het herkennen van problemen lijkt een belangrijke rol te spelen in het voorspellen van de relatie tussen mindset en internaliserende problematiek.

Beperkingen

De bevindingen uit de huidige studie kennen een aantal beperkingen. Ten eerste is mindset gemeten met de CBQ. Dit is een vragenlijst waar geen psychometrische gegevens van bekend zijn. De betrouwbaarheid van de subschaal mindset gevoel en gedrag was laag, waardoor deze gereduceerd moest worden tot drie items. Opvallend was dat de verwijderde items allemaal bestonden uit ‘de baas zijn over’. Daarbij is ‘de baas’ op verschillende manieren te interpreteren. Delinquente jongeren hebben veelal een lagere intelligentie, wat invloed kan hebben gehad het definiëren van het item (Koolhof, Loeber, Wei, Pardini, & D’Escury, 2007). Ondanks het beperkte aantal items was de betrouwbaarheid van de subschaal acceptabel (George & Mallery, 2003). Een andere beperking heeft betrekking op de steekproef. Uit een poweranalyse bleek dat de steekproef te klein was voor gebruikte analyses. De steekproef had uit minstens 138 participanten moeten bestaan. Dit kan er mogelijk voor hebben gezorgd dat correlaties zwak zijn of de resultaten niet overeen komen met bevindingen uit literatuur. Vanwege de lage power dienen de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Een derde beperking is dat het onderzoek bestaat uit één meetmoment, terwijl behandelmotivatie gedurende de behandeling kan variëren. Ondanks dat de resultaten wel een indicatie geven van de behandelmotivatie op het huidige

(21)

21 meetmoment, kan de cross-sectionele onderzoeksopzet mogelijk voor minder valide onderzoeksgegevens gezorgd hebben.

Sterke kanten

Ondanks de beperkingen zijn er ook sterke kanten aan de huidige studie. De participanten zijn namelijk in drie JJI’s in Nederland geworven, wat de kans op een omgevingsbias verkleint en de externe validiteit van het onderzoek verhoogt. Een ander sterk punt is de wijze waarop de data verzameld is. Bij het invullen van de vragenlijst werd hulp geboden aan degenen die het nodig hadden. Hierdoor kon de vragenlijst ook worden afgenomen bij jongeren die moeite hadden met het beantwoorden van de vragen. Daarnaast kregen jongeren een beloning bij het invullen van de vragenlijst, wat jongeren kan hebben overtuigd om deel te nemen aan het onderzoek. Ook is sterk aan de huidige studie dat de data is verwerkt met betrouwbare meetanalyses, zoals de non-parametrische Spearman correlatietoets en de Preacher en Hayes mediatiemethode, waarbij gebruik gemaakt werd van 1000 bootstrapsamples. Ondanks dat de steekproef klein is, zorgt deze mediatieanalyse vanwege de meerdere steekproeventrekkingen voor een betrouwbare meting.

Suggesties voor vervolgonderzoek

Voor toekomstig onderzoek is aan te bevelen dat de intelligentie van jongeren meegenomen wordt in het onderzoek. Jongeren in een JJI hebben veelal een licht verstandelijke beperking (Asscher, Van der Put, & Stams, 2012), wat mogelijk invloed heeft op het interpretatievermogen van jongeren op de items. Tevens kunnen gegevens over intelligentie interessant zijn, omdat intelligentie gerelateerd is aan mindset (Yeager et al., 2014). Daarnaast is een aanbeveling om een sociale wenselijkheidsschaal toe te voegen aan de vragenlijst. Jongeren in een JJI geven namelijk veelal sociaal wenselijke antwoorden, wat de resultaten kan hebben beïnvloedt (Lodewijks et al., 2003; Nas, 2005). Tot slot kan het interessant zijn voor vervolgonderzoek om middels een longitudinale onderzoeksopzet inzicht

(22)

22 te krijgen in de relatie tussen mindset, behandelmotivatie en internaliserende problematiek. Uit literatuur is bekend dat behandelmotivatie kan wisselen gedurende de behandeling, waardoor mogelijk ook de samenhang met mindset en internaliserende problematiek varieert. Implicaties wetenschap en praktijk

De huidige studie richt zich op een aantal interessante en vernieuwende elementen en biedt daardoor implicaties voor de praktijk en wetenschap. In de huidige studie is onderzoek gedaan naar de mindset van jongeren in JJI’s in Nederland. Decennia geleden is de mindset-theorie ontwikkeld en zeer recentelijk is deze mindset-theorie onderzocht in samenhang met psychopathologie onder jongeren (Schleider et al., 2015). Voor zover bekend is nog weinig onderzoek gedaan naar de mindset van jongeren in een JJI. De huidige studie is in dat opzicht vernieuwend. Voor de praktijk bevestigt huidig onderzoek het belang van een groeimindset bij jongeren in een JJI, omdat het gerelateerd is aan minder symptomen van internaliserende problematiek.

Conclusie

De resultaten van de huidige studie tonen aan dat een groeimindset samenhangt met minder herkenning van problemen en minder symptomen van internaliserende problematiek. Daarnaast hangt een hoge behandelmotivatie samen met meer symptomen van internaliserende problematiek. De samenhang tussen mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek verliep via probleemherkenning. Jongeren met een groeimindset rapporteren minder klachten op het gebied van internaliserende problematiek, wat aanwijzingen geeft dat een groeimindset mogelijk kan bijdragen aan het algemeen welbevinden en kwaliteit van leven van jongeren in een JJI.

(23)

23 Literatuurlijst

Achenbach, T. M., McConaughy, S. H., Ivanova, M. Y., & Rescorla, L. A. (2011). Manual for the ASEBA Brief Problem Monitor. Geraadpleegd op 19 januari 2016, van

https://www.aseba.org

Asscher, J. J., Van der Put, C. E., & Stams, G. J. J. M. (2012). Differences between juvenile offenders with and without intellectual disability in offense type and risk factors. Research in Developmental Disabilities, 33, 1905-1913.

doi:10.1016/j.ridd.2012.05.022

Baer, A. R., Grant, H., & Dweck, C. S. (2005). Personal goals, dysphoria, & coping strategies. In: D. C. Molden, & C. S. Dweck. (2006). Finding “Meaning” in Psychology A Lay Theories Approach to Self-Regulation, Social Perception, and Social Development. American Psychologist, 61, 192-203. doi:10.1037/0003-066X.61.3.192

Barriga, A. Q., Gibbs, J. C., Potter, G. B., & Liau, A. K. (2010). How I Think (HIT)

Questionnaire manual. In: C. N. Nas, D. Brugman, & W. Knoops. (2008). Measuring Self-Serving Cognitive Distortions with the “How I Think” Questionnaire. European Journal of Psychological Assessment, 24, 181-189. doi:10.1027/1015-5759.24.3.181 Blackwell, L. S., Trzesniewski, K. H., & Dweck, C. S. (2007). Implicit theories of

intelligence predict achievement across an adolescent transition: A longitudinal study and an intervention. Child Development, 78, 246-263.

doi:10.1111/j.1467-8624.2007.00995.x

Braeken, J., & Van Assen, M. A. L. M. (2016). An Empirical Kaiser Criterion. Psychological Methods, 3, 1-17. doi:10.1037/met0000074

Breda, C. S., & Riemer, M. (2012). Motivation for Youth’s Treatment Scale (MYTS): A New Tool for Measuring Motivation Among Youths and Their Caregivers. Administration

(24)

24 and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 39, 118-132. doi:10.1007/s10488-012-0408-x

Bunthof, A. (2006). Maatwerk in het jeugdstrafrecht. Maatwerk, 7, 272-273. doi:10.1007/BF03070750

Cleverley, K., Bennett, K., & Duku, E. (2013). Effects of functional impairment on internalizing symptom trajectories in adolescence: A longitudinal, growth curve modelling study. Journal of Adolescence, 36, 45-53.

doi:10.1016/j.adolescence.2012.09.001

Copeland, W. E., Miller-Johnson, S., Keeler, G., Angold, A., & Costello, E. J. (2007). Childhood psychiatric disorders and young adult crime: A prospective, population-based study. American Journal of Psychiatry, 164, 1668-1675.

Dienst Justitiële Inrichtingen. (2015). Jongeren in detentie. Geraadpleegd op 19 januari 2016, van https://www.dji.nl/Onderwerpen/Jongeren-in-detentie.

Dweck, C. S. (1999). Self-theories: Their Role in Motivation, Personality and Development. Hove: Psychology Press.

Dweck, C. S. (2008). Can Personality Be Changed?: The Role of Beliefs in Personality and Change. Current Directions in Psychological Science, 17, 391-394.

Dweck, C. S., Chiu, C., & Hong, Y. (1995). Implicit Theories and Their Role in Judgments and Reactions: A Word From Two Perspectives. Psychological Inquiry, 6, 267-285. doi:10.1207/s15327965pli0604_1

Evans, J. D. (1996). Straightforward statistics for the behavioral sciences. Belmont: Brooks/Cole Publishing.

Gatti, U., Tremblay, R. E., & Vitaro, F. (2009). Iatrogenic effect of juvenile justice. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 8, 991-998.

(25)

25 George, D., & Mallery, P. (2003). SPSS for Windows step by step: A simple guide and

reference. Boston: Allyn & Bacon.

Gore, F. M., Bloem, P. J. N., Patton, G. C., Ferguson, J., Joseph, V., Coffey…, & Mathers, C. D. (2011). Global burden of disease in young people aged 10–24 years: a systematic analysis. The Lancet, 377, 2093-2102. doi:10.1016/S0140- 6736(11)60512-6

Hoaglin, D. C., Iglewicz, B., & Tukey, J. W. (1986). Performance of some resistant rules for outlier labeling. Journal of the American Statistical Association, 81, 991-1000. doi:10.2307/2289073

Hoeve, M., McReynolds, L. S., Wasserman, G. A., & McMillan, C. (2013). The Influence of Mental Health Disorders on Severity of Reoffending In Juveniles. Criminal Justice and Behavior, 40, 289-301. doi:10.1177/0093854812459639

Hoeve, M., McReynolds, L. S., & Wasserman, G. A. (2014). Service Referral for Juvenile Justice Youths: Associations with Psychiatric Disorder and Recidivism.

Administration and Policy in Mental Health and Mental Health Services Research, 41, 379-389. doi:10.1007/s10488-013-0472-x

Hoeve, M., McReynolds, L. S., & Wasserman, G. A. (2015). Comorbid Internalizing and Disruptive Behavior Disorder in Adolescents. Criminal Justice and Behavior, 42, 840-855. doi:10.1177/0093854814560766

Holman, B., & Zeidenberg, J. (2006). The dangers of detention: The impact of incarcerating youth in detention and other secure facilities. In: H. R. White, J. Shi, P. Hirschfield, E.Y. Mun, & R. Loeber. (2010). Effects of Institutional Confinement for Delinquency on Levels of Depression and Anxiety among Male Adolescents. Youth Violence and Juvenile Justice, 8, 295-313. doi:10.1177/1541204009358657

(26)

26 Hong, Y. Y., Chiu, C. Y., Lin, D. M. S., Wan, W., & Dweck, C. S. (1999). Implicit Theories,

Attributions, and Coping: A Meaning System Approach. Journal of Personality and Social Psychology, 77, 588-599. doi:10.1037/0022-3514.77.3.588

Koolhof, R., Loeber, R., Wei, E. H., Pardini, D., & D’Escury, A. C. (2007). Inhibition deficits of serious delinquent boys of low intelligence. Criminal Behaviour and Mental

Health, 17, 274-292. doi:10.1002/cbm.661

Larden, M., Melin, L., Holst, U., Långström, N. (2006). Moral judgement, cognitive distortions and empathy in incarcerated delinquent and community control adolescents. Psychology, Crime & Law, 12, 453-462.

doi:10.1080/10683160500036855

Liu, J. (2004). Childhood externalizing behavior: Theory and implications. Journal of Child and Adolescent Psychiatric Nursing, 17, 93-103.

doi:10.1111/j.1744-6171.2004.tb00003.x

Lodewijks, H. P. B. (2007). Interventies bij jongeren in justitiële behandelinrichtingen, de stand van zaken. Tijdschrift voor Psychotherapie, 33, 54-64.

doi:10.1007/BF03062261

Lodewijks, H., De Ruiter, C., & Doreleijers, T. (2003). Risicotaxatie en risicohantering van gewelddadig gedrag bij adolescenten. Directieve therapie, 23, 13-21.

doi:10.1007/BF03060301

McHenry, J., Carrier, N., Hull, E., & Kabbaj, M. (2014). Sex differences in anxiety and depression: Role of testosterone. Frontiers in Neuroendocrinology, 35, 42-57. doi:10.1016/j.yfrne.2013.09.001.

Miu, A. S., & Yeager, D. S. (2015). Preventing Symptoms of Depression by Teaching Adolescents That People Can Change: Effects of a Brief Incremental Theory of

(27)

27 Personality Intervention at 9-Month Follow-Up. Clinical Psychological Science, 3, 726-743. doi:10.1177/2167702614548317

Molden, D. C., Plaks, J. E., & Dweck, C. S. (2006). “Meaningful” social inferences: Effects of implicit theories on inferential processes. Journal of Experimental Social

Psychology, 42, 738-752. doi:10.1016/j.jesp.2005.11.005

Molden, D. C., & Dweck, C. S. (2006). Finding “meaning” in psychology: A lay theories approach to self-regulation, social perception, and social development. American Psychologist, 61, 192-203. doi:10.1037/0003-066X.61.3.192

Mueller, C. M., & Dweck, C. S. (1998). Praise for Intelligence Can Undermine Children's Motivation and Performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 33-52. doi:10.1037/0022-3514.75.1.33

Olver, M. E., Stockdale, K. C., & Wormith, J. S. (2011). A Meta-Analysis of Predictors of Offender Treatment Attrition and Its Relationship to Recidivism. Journal of

Consulting and Clinical Psychology, 79, 6-21. doi:10.1037/a0022200

Orlando, M., Chan, K. S. & Morral, A. R. (2003). Retention of court-referred youths in

residential treatment programs: client characteristics and treatment process effects. The American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 29, 337-357.

doi:10.1081/ADA-120020518

Piper, B. J., Gray, H. M., Raber, J., & Birkett, M. A. (2014). Reliability and validity of Brief Problem Monitor, an abbreviated form of the Child Behavior Checklist. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 68, 759-767. doi:10.1111/pcn.12188

Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2008). Asymptotic and resampling strategies for assessing and comparing indirect effects in multiple mediator models. Behavior Research Methods, 40, 879-891. doi:10.3758/BRM.40.3.879

(28)

28 Rietveld, M., Hilhorst, N., & Van Dijk, B. (2000). Jeugdigen in justitiële

behandelinrichtingen, een analyse in het kader van de motie Duykers. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase

Salekin, R. T., Lester, W. S., & Sellers, M. K. (2012a). Mental Sets in Conduct Problem Youth With Psychopathic Features: Entity Versus Incremental Theories of Intelligence. Law and Human Behavior, 4, 283-292. doi:10.1037/h0093971

Salekin, R. T., Tippey, J. G., & Allen, A. D. (2012b). Treatment of Conduct Problem Youth with Interpersonal Callous Traits Using Mental Models: Measurement of Risk and Change. Behavioral Sciences & the Law, 30, 470-486. doi:10.1002/bsl.2025

Schleider, J. L., Abel, M. R., & Weisz, J. R. (2015). Implicit theories and youth mental health problems: A random-effects meta-analysis. Clinical Psychology Review, 35, 1-9. doi:10.1016/j.cpr.2014.11.001

Seligman, M. E. P. (1975). Helplessness: On Depression, Development, and Death. New York: Freeman & Company.

Seligman, M. E. P., Reivich, K., Jaycox, L., & Gillham, J. (2007). The optimistic child. New York: Houghton Mifflin.

Shapiro, S. S., & Francia, R. S. (1972). An approximate analysis of variance test for normality. Journal of the American Statistical Association, 67, 215-216. doi:10.1080/01621459.1972.10481232

Terpstra, J. T., Chang, C. H., & Magel, R. C. (2011). On the use of Spearman's correlation coefficient for testing ordered alternatives. Journal of Statistical Computation and Simulation, 81, 1381-1392. doi:10.1080/00949655.2010.485316

Van Binsbergen, M. H., Knorth, E. J., Klomp, M., & Meulman, J. J. (2001). Motivatie voor behandeling bij jongeren met ernstige gedragsproblemen in de intramurale justitiële jeugdzorg. Kind en Adolescent, 22, 295-311. doi:10.1007/BF03060824

(29)

29 Van Binsbergen, M. H. (2003). Motivatie voor behandeling. Ontwikkeling van

behandelmotivatie in een justitiële instelling. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Van der Helm, G. H. P., Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M. & Van der Laan, P. H. (2009). What Works for juvenile prisoners: The role of group climate in a youth prison. Journal of Children’s Services, 4, 36-48.

Van der Ploeg, J. D., & Scholte, E. M. (2000). Nieuwe programma’s voor jeugdigen met ernstige psychosociale problemen nader belicht. In: M. H. van Binsbergen, E. J. Knorth, M. Klomp, & J. J. Meulman. (2001). Kind en adolescent, 22, 193-203. doi:10.1007/BF03060824

Verberg, F., Helmond, P., Schuiringa, H., & Overbeek, G. (in voorbereiding). The reliability and validity of the Mindset Questionnaire for youth with developmental disabilities. Verdonck, E. & Jaspaert, E. (2009). Motivatie voor gedragsinterventies bij jeugdige

justitiabelen. Meetinstrumenten beoordeeld. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC).

Wartna, B. S. J. (2009). In de oude fout. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Geraadpleegd op 18 maart 2016, van www.openaccess.leidenuniv.nl

White, H. R., Shi, J., Hirschfield, P., Mun, E. Y., & Loeber, R. (2010). Effects of Institutional Confinement for Delinquency on Levels of Depression and Anxiety among Male Adolescents. Youth Violence and Juvenile Justice, 8, 295-313.

doi:10.1177/1541204009358657

Xie, Y. (2010). Book Review: Train, Kenneth. 2003. Discrete Choice Methods with Simulation. Sociological Methods & Research, 39, 114-118.

(30)

30 Yeager, D. S., & Dweck, C. S. (2012). Mindsets That Promote Resilience: When Students

Believe That Personal Characteristics Can Be Developed. Educational Psychologist, 47, 302-314. doi:10.1080/00461520.2012.722805

Yeager, D. S., Johnson, R., Spitzer, B. J., Trzesniewski, K. H., Powers, J., & Dweck, C. S. (2014). The Far-Reaching Effects of Believing People Can Change: Implicit Theories of Personality Shape Stress, Health, and Achievement During Adolescence. Journal of Personality and Social Psychology, 106, 867-884. doi:10.1037/a0036335

Yeager, D. S., Miu, A. S., & Dweck, C. S. (2013). Implicit Theories of Personality and Attributions of Hostile Intent: A Meta-Analysis, an Experiment, and a Longitudinal Intervention. Child Development, 84, 1651-1667. doi:10.1111/cdev.12062

(31)

31 Bijlagen

Tabellen Tabel 1.

Beschrijvende statistieken en correlatiematrix tussen mindset (i.e. gevoel en gedrag en inzet), behandelmotivatie (i.e. probleemherkenning en hulpverleningsbereidheid) en internaliserende problematiek. M SD Range 1 2 3 4 5 1 Mindset gevoel en gedrag 3.58 .94 1-5 - - - - - 2 Mindset inzet 4.09 .66 1-5 .39** - - - - 3 Internaliserende problematiek 1.30 .33 1-3 -.32* -.19 - - - 4 Probleemherkenning 2.37 .96 1-5 -.40** -.29* .60** - - 5 Hulpverlenings-bereidheid 2.59 1.18 1-5 -.20 -.05 .58** .56** - Noot. * p < .05. ** p < .01. Tabel 2.

Mediatieanalyse van probleemherkenning op de relatie tussen mindset en internaliserende problematiek.

Mediatie paden Constructen B t p

Mediatie pad a Mindset gevoel en gedrag en probleemherkenning

-.38 -2.67 .01

Mediatie pad b Probleemherkenning en internaliserende problematiek

(32)

32

Pad c’

Pad c

Mediatie pad c (direct effect)

Mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek

-.11 -2.22 .03

Mediatie pad c’ (indirect effect)

Mindset gevoel en gedrag en internaliserende problematiek met probleemherkenning als mediator

-.03 -.75 .46

Figuren Figuur 1.

Mediatiemodel van mindset gevoel en gedrag, probleemherkenning en internaliserende problematiek. b = -.38* b = .20** b = -.03 b = -.11* Noot. * p < .05. ** p < .01. Mindset gevoel en gedrag Probleemherkenning Internaliserende problematiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

According to the results a new role of DPG is observed: DPG possibly reacts with the silane coupling agent bis-(triethoxysilylpropyl)tetrasulfide (TESPT) and releases sulfur

These values for the maximum deflection angles are deducted from the maximum range of motion which could be obtained by this joint design while maintaining high support

With the 69 papers we identified on the conceptualization of engagement, we have identified seven different domains of engagement: student, customer, health, societal, work,

Chapter 4 An evaluation of physical, chemical and biological soil profile reconstruction of gold tailings material on initial native grass species establishment

From Table 1, it is evident that the sector with the highest representation was the mining sector with 17 companies (46%). In the following tables, the results relating to

Based on these literature- driven dimensions (Table 1), the conceptual framework was developed with six key dimensions and multiple indicators that were identified as being relevant

Alongside religious backgrounds, individual economic status, and economic development, certain contextual factors have shown an impact on gender differences in educational

The central question of this thesis is: How do low-fee private schools build capacity for social change from the smooth space in Kayin State, Myanmar and what is the role of