Das alles nur wegen Gelt!
Taal, geld en schuld in Die Kontrakte des Kaufmanns van Elfriede Jelinek
Anne van de Wetering
Masterscriptie RMA Nederlandse Letterkunde Universiteit van Amsterdam 2014
Inhoudsopgave
Inleiding ... 3
1. Taal & Geld – Theoretisch kader ... 7
1.1 The new economic criticism -‐ Literatuurwetenschappelijke benadering ... 7
1.1.1. De homologie ... 9
1.2. Geld als sociaal-‐ politieke constructie ... 12
1.2.1. De ruil ... 13
1.2.2. Schuld ... 16
1.2.2.1 Moraal ... 20
1.2.2.2 Voorbeeld: Derivaten ... 22
1.3. Conclusie ... 23
2. Taal als betekenisgever – taal en Interteksten ... 24
2.1 De Meinlaffaire ... 24
2.1.1. De Meinl Bank ... 25
2.1.2. De affaire ... 26
2.1.3 Jaarverslag ... 30
2.1.4 Dubbelzinnigheid ... 33
2.2. De postdramatische tekst ... 34
2.2.1.Taal als hoofdrolspeler ... 35
2.3 Intertekstuele analyse -‐ Europa ... 40
2.3.1. Het jaarverslag van de Meinl Bank ... 42
2.3.2. Het grote niets – intertekst Hermannslacht ... 45
2.3.3 Europa ... 47
2.5 Conclusie ... 48
3. Performance analyse ... 50
3.1. De postdramatische enscenering ... 51
3.2 Taal ... 53
3.2.1 De dood van de auteur ... 54
3.3 Geld ... 55
3.3.1 Het offer van het geld ... 56
3.4. Schuld en moraliteit ... 58
3.4.1.Geld en taal in de sfeer van speculatie ... 59
3.5 Conclusie ... 60
4. Conclusie ... 63
Bibliografie ... 67
Bijlage 1. Inleiding bij het Jaarverslag van de Meinl Bank 2006 ... 70
Inleiding
Het jaar 2008 gaat de geschiedenisboeken in als het jaar waarin de wereld in een diepe financiële crisis stortte. Verschillende grote financiële affaires kwamen aan het licht en een grote mondiale recessie werd ingeluid. De Verenigde Staten kenden de affaire Lehman Brothers, het Verenigd Koninkrijk de Madoff-‐affaire en in Nederland staan de praktijken van Dirk Scheringa eenieder nog scherp voor de geest.
Na ruim zes jaar economische recessie is de crisis logischerwijs doorgedrongen tot de (populaire) cultuur. Er is inmiddels een ruim aanbod aan boeken en films waarin geprobeerd wordt de gebeurtenissen en affaires feitelijk te reconstrueren, variërend van biografieën, reconstructies en documentaires tot gefictionaliseerde vertellingen en interpretaties. Niet alleen de waargebeurde feiten worden tot onderwerp gemaakt, ook op metaniveau wordt onderzocht hoe kapitaal, geld en crisis met onze leefwereld vervlochten zijn en hoe de structuren hiervan de wereld bepalen.
In Nederland werd de driedelige serie De Prooi1 uitgezonden, gebaseerd op de rol van Rijkman Groenink in de ABN Amro-‐affaire en de ondergang van deze bank. Het Nationale Toneel bracht een gelijknamige toneelbewerking van dezelfde affaire2 op de planken. Abstractere vragen over de crisis stelde de voorstelling van De Warme Winkel, dat met San Francisco3 in het (oude) krakersbolwerk Vrankrijk een visuele zoektocht startte naar wat crisis nu precies is en hoe we dit kunnen verbeelden. NT Gent bracht in regie van Johan Simons met Underground4 een radicale bewerking van Die Kontrakte des Kaufmanns die geselecteerd werd voor het Theaterfestival in 2010. Ook uit Hollywood kwamen verschillende grote producties over de crisis, de financiële wereld en de rol van banken en bankiers. Margin Call5 schetst een bankwezen waar niemand meer kan
uitleggen hoe de complexe computersystemen de geldstromen nog in de gaten houden, en hoe dit vervolgens uit de hand loopt. De documentaire Inside Job6 toont de hypocrisie waarmee verschillende Amerikaanse banken hun eigen controle uitvoeren en het
toezicht op hun eigen, veel te complexe datasystemen verliezen. Mede omdat het
bankwezen en de politiek veel te nauw met elkaar vervlochten zijn. In 2013 werd aan dit
1 De Prooi. Dir. Theu Boermans, VARA & IDTV, 2012. Series
2 De Prooi. Dir. Johan Doesburg. Het Nationale Toneel, 2012. Performance.
3 San Francisco. By Mara van Vlijmen en Vincent Rietveld. De warme winkel, 2012. Performance.
4 Underground. Dir. Johan Simons. NT Gent, 2011. Performance.
5 Margin Call. Dir. J.C. Chandor. Sony Pictures , 2010. Film.
6 Inside Job. Dir. Charles Ferguson, Sony Pictures, 2010. Film
rijtje nog The Wolf of Wall Street7 van Martin Scorsese toegevoegd, waarin de excessen van Jordan Belfort tot veel morele verontwaardiging onder het publiek leidden.
In Oostenrijk was het bankschandaal rondom de zakenman Julius Meinl aanleiding en inspiratiebron voor de Oostenrijkse schrijver Elfriede Jelinek om het toneelstuk Die Kontrakte des Kaufmanns – Eine Wirtschaftskomödie 8te schrijven. Met dit toneelstuk over geld, economie en de taal van de financiële wereld beschreef de
Nobelprijswinnaar maanden voor het uitbreken van de mondiale financiële crisis een economisch systeem van geld en machtsstructuren. Een systeem dat de wereld, de media en ook de kunsten in de jaren daarna zou gaan domineren. Jelinek nam met haar toneelstuk een profetische voorsprong op de golf aan kritiek die later op de kredietcrisis zou volgen. Hoewel Jelinek niet de enige is die onderzoek doet naar de betekenis van kapitaal, geld en crisis, neemt Die Kontrakte des Kaufmanns wel een bijzondere positie in: Jelinek slaagt erin niet alleen gebeurtenissen anekdotisch te reconstrueren (in dit geval de Meinlaffaire ), maar legt ook de complexiteit en structuur bloot van het economische discours waarbinnen de gebeurtenissen plaatsvinden. In deze scriptie analyseer ik hoe Jelinek dit onderzoek uitvoert via een voor haar oeuvre kenmerkend taalgebruik en hoe ze middels dit taalgebruik een verbinding maakt met de taal en de betekenis van het geld.
Karakteristiek voor Jelineks oeuvre is haar discourskritische taalgebruik9. Daarmee worden talige hiërarchieën zichtbaar gemaakt en ondermijnd en worden omkeringen gemaakt tussen vaak twee ogenschijnlijk tegengestelde discoursen. In Über Tiere10 bijvoorbeeld die van de pooier en de hoer, in Babel11 die van de gevangene en de bewaker en in Die Kontrakte des Kaufmanns die van de aandeelhouder en de bankier. Jelinek vestigt door de omkeringen de aandacht op de taal zelf en de manier waarop deze taal een bepaald discours tot strand brengt, in stand houdt of kan ondermijnen. Bijzonder aan de tekst van Jelinek is dat ze dit mechanisme niet alleen blootlegt in de taal, maar een verbinding maakt met het economische discours waarin geld, zo toont Jelinek, volgens een zelfde mechanisme werkt. Net als Babel en Über Tiere is Die Kontrakte des Kaufmanns opgebouwd uit een mengeling van fictieve en non-‐fictieve interteksten. De non-‐fictieve intertekst van het jaarverslag van de Meinl Bank speelt een
7 The Wolf of Wall Street. Dir. Martin Scorsese, Paramount Pictures, 2013 . film
8 Jelinek, Elfriede, Die Kontrakte des Kaufmanns, eine Wirtschafts Komödie Rohwolt Taschenbuch
Verlag, Hamburg 2009
9 Postpischil, Tanja, Kommunizierende Gefüge – Zur rekonstruktion der Nachstellingen in Elfriede
Jelineks “Stecken, Stad und Stangl. Eine Handarbeit” Druckhaus Nomos, Sinzheim 2010
10 Jelinek, Elfriede, Über Tiere, Rohwolt Taschenbuch Verlag, Hamburg 2009 11 Jelinek, Elfriede, Babel, dir. Nicolas Stemann, Burgtheater Wien, 2005
belangrijke rol, maar even belangrijk zijn de fictieve interteksten waarnaar de titel al deels verwijst: De Koopman van Venetië12 en Der Kontrakt des Zeichners13. Het voor Jelinek exemplarische intertekstuele spel leidt ertoe dat uitspraken niet tot één persoon zijn te herleiden. Hierdoor roept zij vragen op over wie nu precies waar
verantwoordelijk voor is. Dit intertekstuele spel met taal en Jelineks specifieke
taalgebruik staat centraal in hoofdstuk twee. Ik bespreek de verschillende interteksten,, evenals de functie van de grote hoeveelheid aan interteksten en de betekenis hiervan binnen Jelineks discourskritische taalgebruik. Een van de interteksten die ik uitgebreid analyseer, is die van de Meinlaffaire zelf.
Het derde hoofdstuk analyseert de enscenering van Die Kontrakte des Kaufmanns door Nicolas Stemann14, in een coproductie tussen Schauspielhaus Köln en Thalia Theater Hamburg. Jelineks tekst wordt in deze opvoering van een internationale context voorzien die zich expliciet richt op de morele implicaties en consequenties van de
mechanismen uit Die Kontrakte des Kaufmanns. In regie van Stemann wordt het spel met taal en betekenis dat in Jelineks tekst al in gang is gezet, verder doorgevoerd op de Bühne, maar daarnaast ook voorzien van andere betekenisgevers. Deze betekenisgevers richten zich juist op het internationale speelveld van de financiële wereld en laten zien dat we in een internationale context niet onverschillig kunnen zijn naar de manier waarop het financiële discours de werkelijkheid domineert. Jelinek onderzoekt in Die Kontrakte des Kaufmanns de parallellen tussen taal als betekenisgever en geld als middel om waarde toe te kennen; het talige discours en het economische discours. Om dieper op deze parallellen tussen beide in te gaan, plaats ik in het theoretische kader -‐ dat voorafgaat aan de analyse, in hoofdstuk twee en drie, -‐de verbinding tussen geld en taal in een historisch perspectief. De literair-‐historische stroming die zichzelf het new economic criticism noemt, onderzoekt precies deze relatie tussen geld en taal en zoekt vanuit dit perspectief naar breekpunten in het denken over geld en taal. Via dit
historische kader onderzoek ik of Jelineks denken een voortzetting is van eerdere ideeën over geld en taal of dat er juist een kanteling plaatsvindt op dit moment van crisis. Het theoretisch kader wordt aangevuld met een beschouwing op geld uit de sociologische en antropologische hoek. Dat is nodig om de enscenering in hoofdstuk drie van een sociaal-‐ politieke context te voorzien, waarin via de begrippen ruil en de schuld de neutraliteit
12 Shakespeare, William, De koopman van Venetië, 1596
13 Der Kontrakt des Zeichners. Dir. Peter Greenaway. British Film Institute. 1983
14 Stemann en Jelinek werkten al vaker samen; Stemann ensceneerde eerder Das Werk, Babel, über
van geld bevraagd wordt. In dit hoofdstuk toon ik aan hoe geld, net als taal, een sociaal-‐ politieke constructie is, een gegeven dat van belang is om Jelineks analyse te kunnen doorgronden.
In het eerste deel van het tweede hoofdstuk staat de Meinl affaire centraal en reconstrueer ik hoe de gehele bedrijfsstructuur van de verschillende firma’s van de familie Meinl zich tot elkaar verhouden. Deze context is nodig om in de rest van dit hoofdstuk de tekst te kunnen analyseren waarin via het spel met taal, voortdurend gespeeld wordt met betekenis en representatie. Om dit spel bloot te leggen, is eerst een verkenning nodig van de feitelijke gebeurtenissen die aanleiding tot de Meinlaffaire waren. In de tekstuele analyse die in hoofdstuk drie centraal staat, onderzoek ik hoe Jelinek in haar taalgebruik de verbinding zoekt tussen het systeem van de taal en dat van het geld. Ook kijk ik hoe haar zoektocht naar representatie en betekenis in de taal zich verhoudt tot het systeem van het geld. In dit hoofdstuk krijgen de verschillende
interteksten en de veelheid hieraan betekenis in de structuur van waaruit de tekst is opgebouwd.
Na de tekstuele analyse volgt in hoofdstuk vier de analyse van de opvoering Die Kontrakte des Kaufmanns in regie van Nicolas Stemann. In zijn regie wordt het spel met taal en betekenis dat in Jelineks tekst al in gang is gezet, verder doorgevoerd op de Bühne. Met niet alleen de taal als betekenisgever, maar ook acteurs, de decorstukken, muziek en media die de voorstelling betekenis geven, vindt er een verandering plaats in betekenis en wordt een internationale context opgeroepen. Met name het idee van schuld neemt hier een belangrijke plek in.
1. Taal & Geld – Theoretisch kader
Jelinek onderzoekt in Die Kontrakte des Kaufmanns het discours van de taal en dat van de economie. Taal en geld gelden in beide discoursen als neutrale ‘waarde toekenners’: een bemiddelende instantie die ervoor zorgt dat de dingen een naam en een geldelijke waarde hebben. De overeenkomsten in de logica van waaruit ze opereren, zijn
onderwerp van Jelineks tekst en de pretentie van neutraliteit wordt ontmanteld. Om Jelineks omgang met geld en taal beter te begrijpen, licht ik in dit hoofdstuk de
grondslagen van het new economic criticism toe. New economic criticism is een stroming die de verbinding tussen taal en geld vanuit een historisch perspectief bestudeert en bepaalde breekpunten aanwijst in het denken over taal en geld.
In het tweede deel van dit theoretische hoofdstuk zoek ik naar de samenhang en de verbinding met sociale en antropologische onderzoeksvelden. Op die manier plaats ik de ongrijpbaarheid van het kapitaal in het toneelstuk in een globale context en koppel ik deze aan vragen over schuld en verantwoordelijkheid.
1.1 The new economic criticism -‐ Literatuurwetenschappelijke benadering
Het economisch discours in Die Kontrakte des Kaufmanns is naast een talig discours ook een plaats waar sociale structuren zichtbaar worden. Het new economic criticism15 gaat er vanuit dat de manier waarop ons geld is vormgegeven en de manier waarop we ons geld uitgeven van invloed zijn op hoe we de wereld om ons heen ervaren. Jean-‐Joseph Goux beschrijft in zijn artikel Cash, Check or Charge16, gepubliceerd in The New
Economic Criticism;17 hoe veranderingen in de manier waarop ons geld is vormgegeven (dus of het papier is, munt of giraal), breekpunten vormen in de manier waarop we geld en daarmee ook de geldeconomie ervaren en hoe dit op zijn beurt onze beleving van de werkelijkheid stuurt.
15 Het new economic criticism sluit aan bij het new historicism, een literatuurwetenschappelijke
stroming die vooral vorm kreeg door het onderzoek van Stephan Greenblatt in Shakespearean Negotiations (1988). Zijn onderzoek naar het werk van Shakespeare laat zien hoe in Shakespears toneelstukken verschillende registers resoneren en hoe deze naast elkaar bestaan. Literatuur is daarbij een plek waarin confrontatie en verzet zichtbaar wordt. Het new historicism brengt zo machstrelaties aan het licht en laat bijvoorbeeld zien hoe de ideologische constructie waar een schrijver onderdeel vanuit maakt, zijn werk beïnvloed.
16 Goux, Jean-‐Joseph, ‘Cash, Check or Charge?’ in:, Woodmansee, Martha and Mark Osteen, The new
economic criticism: studies at the intersection of literature and economics (Economics as Social Theory).
Londen 1999
17 Woodmansee, Martha and Mark Osteen, The new economic criticism: studies at the intersection of
In het geval van Jelinek is de relatie tussen economie en literatuur -‐ of specifieker, theater en theatertekst – een zeer particuliere. Jelinek heeft geen stuk geschreven zoals De Prooi, waarin economische gebeurtenissen zo werkelijkheidsgetrouw mogelijk worden ‘nagespeeld’, of met andere woorden gerepresenteerd worden. Jelinek gebruikt allerlei vervreemdingstechnieken waardoor de werking van taal zelf, het talige
instrument waarmee betekenisgeving tot stand komt, op de voorgrond treedt. Ze speelt voortdurend met de parallellie tussen vervreemdingstechnieken in taal en de
ontvreemding van geld. Anders gezegd: zo gemakkelijk als woorden van plaats en betekenis kunnen wisselen in een theatertekst, zo eenvoudig kunnen er ook hele kapitalen verdwijnen naar de Kaaimaneilanden. Dat wordt duidelijk door de
voortdurende verwijzing naar een zaak uit de werkelijkheid. Jelinek lijkt er in haar stuk op aan te sturen dat deze parallellie niet toevallig is,. Integendeel, er is een veel sterkere eenheid tussen ‘het wezen’ van de taal (of liever, haar gebrek aan een eenduidig wezen) en ‘het wezen’ van het geld (of ook hier weer, het gebrek aan een essentie). Jelinek maakt deze koppeling tussen het gebruik van geld en de manier waarop we onze wereld ervaren, door de onmogelijkheid van het representeren van geld te thematiseren.
Vanwege dit specifieke karakter van Die Kontrakte des Kaufmanns is het werk een relevant onderzoeksobject om vanuit de aannames van het new economic criticism te bestuderen. Immers, de veronderstelling dat taal en geld volgens een gelijksoortige logica opereren, of ‘homoloog’ aan elkaar zijn, is binnen deze benaderingswijze een belangrijk punt van discussie: ‘Economic criticism, in short, is predicated on the existence and disclosure of parallels and analogies between linguistic and economic systems.’18Dat wil echter niet zeggen dat het new economic criticism louter in abstracte zin geïnteresseerd is in de relatie tussen taal en geld. Integendeel: inzicht krijgen in de historische en sociale gesitueerdheid van deze problematiek is een belangrijk doel van deze aanpak omdat volgens de redenering van het new economic criticism de literaire tekst onlosmakelijk is verbonden met de politieke, sociale, culturele of economische historische context: Because it [the literary text] is inevitably involved with a discourse or an ideology, it cannot help being a vehicle for power.’19 De tekst als drager van machtsverhoudingen werkt andersom ook mee aan de constructie van deze
machtsstructuren. Het doel is te onderzoeken ‘how social forces and conditions both shape and are shaped by economic discourses and practices.’20 Onderzocht wordt dus
18 Woodmansee, The New Economic Criticism, 14
19 Hans Bertens. Literary Theory; The Basics. Routledge. London, 2005. 177 20 Woodmansee, The New Economic Criticism, 12
hoe het economisch discours een sociale realiteit construeert21. De onderzoeksmethode is daarbij niet eenzijdig gericht op de literatuur, maar is ook bedoeld om via het literaire werk kritiek te kunnen leveren op het economisch discours en vice versa.
‘[...] without an explanatory context, economic terms seem to have been randomly chosen rather than dictated by intratextual, intertextual and extratextual dynamics. Unless one considers literary discourses as one of many social discourses in a time and place there seems to be no compelling reason to use economic terms instead of, say, psychoanalytic ones to describe narrative dyanamics.’22
Wanneer we de literaire tekst ook als een sociaal discours beschouwen, wordt een analyse van de literaire tekst op economische tropen interessant23. Jelinek lijkt al deze velden te onderzoeken; het economische, het sociale en het literaire element staan voortdurend met elkaar op gespannen voet en kunnen niet los van elkaar geanalyseerd worden.
1.1.1. De homologie
De methodiek die het new economic criticism hanteert, vloeit voort uit de ideeën over het machtsdiscours. In de literaire tekst komt een bepaald discours tot uiting, maar nadrukkelijk wordt ook gekeken naar de werking van dit discours buiten de literaire context24. Omdat de taal van Jelinek zich van meerdere discoursen bedient -‐ze gebruikt bijvoorbeeld letterlijk de teksten uit het jaarverslag van de Meinl Bank -‐ moet
onderzocht worden hoe deze verschillende discoursen in tekst, intertekst en
opvoeringspraktijk zich tot elkaar verhouden en hoe vanuit die verschillende discoursen de vervreemding van kapitaal en taal wordt gethematiseerd. Het new economic critcism onderzoekt de spanningsvelden tussen de discoursen van taal en geld en doet vanuit een historisch perspectief uitspraken over hoe veranderingen binnen het economisch
discours samenhangen met ideeën van representatie. Marc Shell en Jean-‐Joseph Goux
21 Dit levert bijvoorbeeld studies op waarbij wordt onderzocht hoe er op het moment waarop de
economische en literaire discipline zich van elkaar scheiden, een tegenstelling ontstaat waarbij de literatuur als vrouwelijk gegenderd wordt, en de economie vooral als mannelijk. Zie hiervoor het onderzoek van Armstrong in: Armstrong, Nancy, Desire and Domestic Fiction: A Political History of the Novel, New York, Oxford UP, 1987het
22 Woodmansee, The New Economic Criticism, 13
23 Of andersom zoals in het werk van Arjo Klamer. Hij onderzocht veelvoorkomende metaforen in economische teksten. Klamer, Arjo, and Thomas C. Leopard, “So What’s an Economic Metaphor?” In Natural Images in Economic Thought: “Markets Read in Toot hand Claw” Ed. P. Mirowski. Cambridge UP, 1994
analyseren hoe de manier waarop grote veranderingen van het denken over taal en de vormgeving van het geldsysteem, historisch aan elkaar gelijk lopen (Goux) en tonen hoe deze breekpunten in dit denken over het taal en geld van invloed is op de beleving van de werkelijkheid. Daarnaast gaan zij in op de sociaal-‐politieke gevolgen van deze breekpunten voor het denken over het taal-‐ en geldsysteem. Jean-‐Jospeh Goux en Marc Shell maken een homologische25 vergelijking tussen beide systemen: het geldsysteem representeert een bepaalde waarde, het taalsysteem representeert de wereld om ons heen. Ze zoeken daarbij niet zozeer naar overeenkomsten, maar gaan in op de
ontologische aard van beide structuren: ‘The homological method [...] studies comparable artifacts or entities both historically and ontologically in the hope of discovering a common anthropogenic root.’26 Ze onderzoeken dus hoe zowel geld als taal de werkelijkheid vormgeven en wijzen op de overeenkomstige logica in de manier waarop dit gebeurt. De verbinding tussen taal en geld toont hoe in een literaire tekst ook een sociaal, politiek en economisch discours werkt. In Die Kontrakte des Kaufmanns wordt de ervaring van geld voortdurend gethematiseerd. In bovenstaand citaat is te lezen dat Marc Shell dus stelt dat deze ervaring, doordat deze berust op een vorm van geloof of vertrouwen, gelijk is aan de esthetische ervaring van kunst. Beide ervaringen worden veroorzaakt op het niveau van symbolisatie en representatie; de relatie tussen het teken en datgene waarnaar het verwijst. De ervaring kan er één zijn van
vanzelfsprekendheid, maar kan, bijvoorbeeld in tijden van crisis, ook een ervaring van absurditeit en vervreemding worden.
Shell constateert dat de verbinding tussen ‘inscription and thing’27 verdwijnt op het moment dat het papiergeld wordt geïntroduceerd. Vanaf dat moment wordt de waarde van het geld door een instantie aan het geld toegeschreven. Dit brengt volgens Shell een bepaald soort artistiek mysterie met zich mee en bevraagt daarmee de
esthetiek van de representatie van het geld. Vervreemding is volgens hem inherent aan het geld op het moment dat de directe waarde wordt losgekoppeld van het object. Jean-‐ Joseph Goux kijkt vervolgens naar de verschillende manieren waarop wij geld ervaren. Deze ervaring kent volgens hem verschillende breekpunten, die zich niet alleen
manifesteren op het vlak van het geld, maar zich juist laten begrijpen door de
homologische vergelijking tussen taal en geld. Vanuit de vraag ‘Cash, Check or Charge?’,
25 De homologische vergelijking gaat uit van een sterke overeenkomst tussen twee delen die in gaat
op de vorm en structuur van de delen die worden vergeleken.
26 Woodmansee, The New Economic Criticism, 15 27 Ibid., 54
gaat Goux op zoek naar de breukmomenten tussen ‘cash, check en charge’, de momenten waarop het betalingssysteem op een andere methode overgaat. Aan de hand van een dollarbiljet laat hij zien hoe bij dit tastbare geldsysteem de onderliggende waarde vaststaat en beschermd is, onder meer doordat het is uitgegeven door de Federal Reserve28. Het biljet refereert daarmee aan een daadwerkelijke waarde en is in die zin een stabiel teken. De overgang naar de check laat een verschuiving zien van een
politieke en publieke ruimte naar een persoonlijke en private vorm van geld. De schuld die met de check ontstaat, is een schuld bij een private bankinstelling. Hiermee
verandert volgens Goux de manier waarop geld betekenis en waarde representeert omdat er sprake is van ‘loss of the material referent’29. Geld komt hierdoor in een sfeer waarop het niet meer direct geld representeert, maar staat voor een schuld die
doorgeschoven kan worden: ‘[...] marks are not so much signs of value [...] as they are signs of operations upon values.’30Deze overgang interpreteert Goux door deze te vergelijken met het moment waarop Ferdinand de Saussure ook de waarde tussen betekenaar en betekende loskoppelt in zijn theorie over het linguïstisch systeem. Net zoals in de beeldende kunst het idee van representatie ook werd losgelaten door stromingen als het kubisme. Deze overgang in het geldsysteem van ‘representative money’ naar ‘scriptural money’31 gebeurt tegelijkertijd met een bredere historische overgang die zich niet alleen voordoet op economisch niveau, maar ook in de linguïstiek en esthetiek van deze tijd.
Net zo’n breekpunt is te vinden in de overgang van ‘credit’ naar ‘charge’. Bij betalen met een kaart gaat de daadwerkelijke daad van het schrijven van de check
verloren. Charge komt daarmee in een sfeer van ‘automatic operations’32 waarbij er geen mens meer nodig is voor een geldelijke transactie. Voor Goux is de creditcard het
symbool die deze overgang verduidelijkt. Deze kaart ‘performs all by itsellf’33 een serie operaties om een betaling uit te voeren. De relatie van de betaler tot het betaalmiddel verandert hiermee zodanig, dat er geen sprake meer is van een ‘stable sign’ maar van een kaart die diverse complexe handelingen helemaal op zichzelf uitvoert: ‘the card
28 Ibid., 117 29 Ibid., 120 30 Ibid., 118 31 Ibid., 118 32 Ibid., 120 33 Ibid., 121
holding subject is now the individual bearer of a disseminated component of banking competence’34.
De homologie met taal komt hier volgens Goux op een essentieel structureel niveau waarbij de twee systemen nagenoeg samenvallen: ‘Money is language’35. Het samenvallen staat voor Goux voor een ontologie waarin het subject een ‘operative subject’ is. Taal en geld zijn autonome betekenisgevers geworden die werken op het subject in plaats van dat het subject er invloed op heeft. Het individuele subject wordt daarbij gedicteerd door de structuur van beide systemen die de verbinding met het stabiele teken volledig hebben losgelaten en raakt van beide systemen vervreemd. Met dit idee komen we onherroepelijk terug bij Jelinek die zowel het taal-‐ als het
geldsysteem de-‐naturaliseert en toont hoe beide systemen als ‘operatieve systemen’ werken op de personages in haar toneelstuk. Jelinek past deze techniek in haar oeuvre wel vaker toe, maar de specifieke koppeling die hier gemaakt wordt met de
vervreemding van het geld is opvallend. Net als Goux lijkt Jelinek hiermee aan te tonen dat beide systemen ontologisch aan elkaar verbonden zijn en hoe die werking van beide systemen op het subject vorm krijgt. Haar visie op de manier waarop geld en taal sturing geven aan onze werkelijkheid is echter niet het eindpunt. Vooral in Stemanns
enscenering raken de systemen van geld en taal ook aan het sociale, het morele, het antropologische en het politieke. Om deze aspecten in kaart te brengen is een theorie nodig waarmee we het denken over geld en taal in een groter kader van sociale structuren kunnen plaatsen en waarmee een link gelegd kan worden met de politieke implicaties.
1.2. Geld als sociaal-‐ politieke constructie
Na het historische frame zoek ik in dit tweede deel van het theoretische kader een verbinding met sociologische (aan de hand van de filosoof Georg Simmel) en antropologische theorie (aan de hand van het werk van David Graeber). Zo kan ik onderzoeken hoe in beide onderzoeksvelden geld als sociaal-‐ politieke constructie geanalyseerd wordt. Hierbij stel ik de ruil en de schuld centraal omdat in deze mechanismen waarvoor geld wordt gebruikt de implicaties op sociaal-‐ politiek vlak zichtbaar worden en de analyse van ruil en schuld de werking van geld aan het
34 Ibid., 121 35 Ibid., 121
oppervlak komt. Beide onderzoekers bevragen via deze constructies de neutraliteit van geld.
1.2.1. De ruil
De Duitse filosoof en socioloog Georg Simmel (1858-‐1918) onderzoekt in zijn bekendste werk Philosophie des Geldes36 geld als sociaal-‐politieke constructie en kijkt naar de manier waarop onze blik op de wereld via geld gestuurd wordt. Vanuit een sociologische en filosofische achtergrond analyseert Simmel geld als een sociologische constructie en onderzoekt hij de implicaties van hoe waarde aan geld wordt toegeschreven. De
historische visie van Simmel laat zien hoe geld functioneert in een kapitalistische geldeconomie en welke implicaties dit heeft voor onze ervaring van de wereld om ons heen. Simmel onderzoekt de sociale en politieke implicaties van geld als inherent onderdeel van een kapitalistische markteconomie. Net als de onderzoekers binnen het new economic criticism, beschouwt Simmel het economische daarbij altijd als onderdeel van de sociale wereld en wil hij deze economische wereld nadrukkelijk niet isoleren van andere domeinen. Simmels analyse van geld richt zich op twee aspecten van geld: de waarde (Wert) en de ruilfunctie (Austauschfunktion, exchange). Juist met deze twee aspecten toont het geld namelijk een sociaal-‐politieke functie die ook buiten de economische wereld zijn weerslag kent.
Geld wordt gebruikt om een bepaalde waarde van iets uit te drukken. Waarde en werkelijkheid vallen daarbij samen: de waarde van iets wordt gelijkgesteld aan hetgeen het in de werkelijkheid representeert. Simmel beargumenteert dat dit een valse
gelijkenis is omdat deze waarde in feite een subjectiviteit is van de werkelijkheid37. Waarde doet zich dus voor alsof het inherent is aan hetgeen gerepresenteerd wordt. Het geld drukt die intrinsieke waarde uit en wordt daarmee als een objectiviteit
gepresenteerd. Simmel stelt vast dat deze waarde niet inherent is maar een subjectief oordeel.
In welchem empirischen oder transzendentalen Sinne man auch von »Dingen« im Unterschied vom Subjekte sprechen möge -‐-‐ eine »Eigenschaft« ihrer ist der Wert in keinem Fall, sondern ein im Subjekt verbleibendes Urteil über sie.38
Het waardeoordeel is dus een oordeel dat het subject geeft over het object waarbij het geld de bemiddelende en neutraliserende instantie vertegenwoordigt. Deze subjectieve
36 Georg Simmel, Philosphie des Geldes. 1900. Suhrkamp. Frankfurt am Main, 1989 37 Ibid., 4
waarde komt tot uiting in de ruilfunctie van geld. Omdat in de ruil een verbinding tussen mensen wordt aangegaan, komt in deze ruil de sociale constructie van geld bloot te liggen:
‘Aus alledem ergibt sich: der Tausch ist ein soziologisches Gebilde sui generis, eine
originäre Form und Funktion des interindividuellen Lebens, [die sich keineswegs aus jener qualitativen und quantitativen Beschaffenheit der Dinge, die man als Brauchbarkeit und Seltenheit bezeichnet, durch logische Konsequenz ergibt.’]39
Simmel beargumenteert dus dat de relatie van een object tot zijn waarde arbitrair is40 en maakt de vanzelfsprekende verbinding tussen de waarde van dingen en de dingen zelf problematisch. Geld geeft geen neutraal waardeoordeel maar is in plaats daarvan een vehikel van een subjectieve ervaring.
De functie van geld is volgens Simmel de ruil tussen dingen vereenvoudigen. Ook hier wordt gedaan alsof deze ruil neutraal is, maar Simmel beweert in zijn analyse juist het tegenovergestelde. In de ruil wordt getoond dat er een overeenstemming is over waarde en dat een gemeenschap op een bepaalde manier overeenstemming heeft bereikt over deze waarde en er zodoende vertrouwen in heeft.
Nun scheint es mir klar: das Fundament und der soziologische Träger jenes Verhältnisses zwischen den Objekten und dem Gelde ist das Verhältnis der wirtschaftenden Individuen zu der Zentralmacht, die das Geld ausgibt oder garantiert.41
Geld wordt een vanzelfsprekend middel om de ruil tussen dingen mogelijk te maken. In de ruil is geld een ultiem middel geworden om neutraliteit te waarborgen en er voor te zorgen dat alles voortdurend tegen alles kan worden uitgewisseld. ‘Wert’ en ‘Austausch’ veroorzaken zodoende beide een subjectieve ervaring. In deze subjectieve ervaring komt ook een bepaalde moraal of een bepaald wereldbeeld tot uiting. Laidler en Rowe zeggen hierover:
39 Ibid., 89
40 Eenzelfde denkstap maakt is de Franse linguist Ferdinand de Saussure in zijn invloedrijke
beschouwing op het linguïstisch systeem Course de Linguistique Generale. Net als Simmel onderzoekt De Saussure een systeem van representatie. De Saussure stelt vast dat representatie in taal berust op arbitraire conventies. Het woord dat we gebruiken om iets mee te beschrijven houdt geen direct verband met het ding in de werkelijkheid dat we ermee bedoelen. Met andere woorden: het woord boom heeft geen directe relatie tot het ding boom. De Saussure maakte een onderscheid tussen de betekenaar (het woord boom; signifier) en het betekende (het ding boom; signified).
In Simmel's view the monetary system is not the conscious creation of any political entity, but is the unintended product of social evolution. In this, the development of money as a social institution resembles the growth of a moral code or a legal system42
Dit ‘unintended product of social evolution’ is van invloed op de wijze waarop subjecten de wereld ervaren. Het moderne geldsysteem maakt de scheiding tussen de objectieve wereld van de dingen en de subjectieve wereld van de mensen steeds groter. De ontmanteling van het gegeven van waarde maakt dat er een vervreemding plaatsvindt tussen het subject en het object. Subject en object vallen niet meer samen, in plaats daarvan wordt alles een subjectieve ervaring. Deze vervreemding wordt opgevangen in de categorie van ‘exchange’ of ‘Austauschfunktion’ omdat exchange tussen subject en object in komt te staan en deze via een subjectieve ervaring aan elkaar verbindt. De waarde van het object ligt niet vast in de werkelijke wereld, maar wordt een subjectief gegeven en juist die subjectieve ervaring komt tot stand in de ruil.
Das Spezifische der Wirtschaft als einer besonderen Verkehrs-‐ und Verhaltungsform besteht – wenn man einen paradocen Ausdruck nicht scheut – nicht sowohl darin, dass sie Werte
austauscht, als dass sie Werte austauscht.43
De vervreemding van subject en object staat symbool voor het moderne wereldbeeld waarin subjecten de wereld niet meer direct, maar altijd via de bemiddelende instantie van geld ervaren. Ruilen en het neutraliseren van waarde via geld worden zodoende een inherent kenmerk van dit wereldbeeld en alle subjectieve relaties worden gevat in deze ruilfunctie.
De bemiddeling van dit geld wordt dominant. Geld wordt een doel op zich en dit gaat ten koste van de persoonlijke autonomie van het subject. Alles bevindt zich in een toestand van 'exchange and circulation' waarin goederen, producten, diensten
voortdurend tegen alles uitgewisseld worden. Dat veroorzaakt een afwezigheid van een anker 'buiten' dit circuit. Het is niet langer doel om de waarde vast te stellen, maar het ruilen (exchange) is een doel op zich geworden. Er is voortdurende circulatie zonder dat
42 Laidler, David en Nicolas Rowe, “Georg Simmel’s Philosophy of Money: A Review Article for
Economists” In Journal of Economic Literature, vol 18. 1980, 98
er een ijkpunt van waarde is44. Het geld pretendeert hierin te neutraliseren, maar dit is een illusie.
De afwezigheid van een vaste waarde, of in de taal een betekenis buiten het talig
systeem, maakt Jelinek tot onderwerp van haar tekst. Die Kontrakte des Kaufmanns toont een voortdurende zoektocht naar de waarde van geld en koppelt deze waarde
bovendien aan politieke vraagstukken. De vergelijking die Jelinek maakt tussen het taal-‐ en geldsysteem zal daarom nog uitvoerig besproken worden in hoofdstuk twee. Om de tekst, en vooral ook de enscenering, in de hedendaagse politieke context te plaatsen, is echter een theorie nodig die reflecteert op geld als uiting van een hedendaags politieke context en ingaat op de morele implicaties van dit geldsysteem.
1.2.2. Schuld
Goux stelt dat de systemen van taal en geld operatieve systemen zijn geworden die werken op het subject. De metafoor waarmee hij deze ontwikkeling beschrijft, is die van de creditcard. Via deze kaart worden complexe computergestuurde operaties uitgevoerd op ons geld. Een systeem dat gebaseerd was op de representatie van een bepaalde
waarde, is een systeem geworden waarbij via computers complexe handelingen verricht worden waarop het subject geen invloed meer heeft. De verbinding tussen de referentie en datgene waarnaar het verwijst, is verloren gegaan. De metafoor van de bankkaart heeft vooral betrekking op de geldeconomie, maar bij Goux loopt deze, zoals in het eerste deel van dit hoofdstuk beschreven, parallel aan de manier waarop de taal het subject dicteert.
Sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 staat de manier waarop ons geldsysteem is opgebouwd volop in de aandacht. Deze crisis maakt duidelijk hoe dit systeem met de samenleving verweven is en wat de uitwerking ervan is op domeinen zoals de politiek of het sociaal, maatschappelijke leven. In de documentaire Inside Job45
44 Ook hier is de overeenkomst met De Course de la Linguistique van Ferdinand de Saussure
sprekend. Betekenis van taal kent geen ijkpunt meer in de werkelijkheid, maar is een voortdurende circulatie van betekenis. Woorden krijgen betekenis in een complexe relatie tot elkaar in plaats van via een ding dat buiten het talige systeem ligt. Simmel stelt dat geld en de waarde van geld niet natuurlijk of neutraal, maar subjectief zijn. De waarde van geld is hierdoor een sociaal-‐politieke constructie die impliciet in het systeem ligt opgesloten. Hetzelfde kan gezegd worden over het taalsysteem: de koppeling tussen betekenaar en betekende berust op conventies die in plaats van neutraal of natuurlijk, net als geld, een plaats hebben in het machtsdiscours. ‘Both function to constitute, transmit and alter values.’ De homologie tussen het denken van Simmel en De Saussure is sprekend doordat ze beiden ingaan op het loskoppelen van een bepaalde waarde. In het post structuralisme zullen de consequenties van het werk van De Saussure verder getrokken worden.
wordt bijvoorbeeld gesteld dat de financiële wereld zich tegen de maatschappij gekeerd heeft. De manier waarop het geldsysteem momenteel is ingericht zou alleen maar leiden tot hebzucht, zowel van bankier als van de gewone mens. De bekendste beweging is die van Occupy Wall Street die zich met de slogan ‘We are the 99 %’ afzet tegen de
oneerlijke verdeling van rijkdom. Men ziet de financiële crisis als de diepste sinds de crisis van de jaren ’30. Omdat de crisis zowel op economisch als sociaal vlak grote
invloed heeft, en er door deze crisis veel aandacht is voor het geldsysteem en de werking van dit geldsysteem, is deze crisis een markering in het denken over geld. Deze crisis kan net zo een breuk zijn in de manier waarop we tegen geld aankijken als de eerder door Goux gesignaleerde overgangen van contant geld naar virtueel geld en naar krediet. Die Kontrakte des Kaufmanns kijkt daarbij op een analytisch niveau naar dit geldsysteem en vermijdt daarbij vragen over schuld, verantwoordelijkheid en moraal niet.
Grote zondebok in deze crisis is de exponentiële toename van kredieten, en dus van schuld. Overheden (begrotings-‐ en financieringstekorten), banken (te lage
dekkingsgraden, slechte hypotheken, niet transparante derivaten) en particulieren (consumptief krediet, aflossingsvrije hypotheken) leven massaal op te grote voet. Er wordt voortdurend meer geld uitgegeven dan er binnenkomt waardoor de schulden steeds verder oplopen. In de jaren negentig bereiken de schulden bij zowel particulieren als banken een zorgelijk hoogtepunt. Schuld lijkt inherent aan de huidige economische crisis. Niet voor niets wordt de crisis bij de banken vaak als schuldencrisis aangeduid. Dit basisprincipe van schuld brengt Die Kontrakte des Kaufmanns op verschillende manieren tot uiting, waarbij vooral de enscenering van Stemann rekenschap geeft aan de religieuze en morele implicaties van het idee van schuld.
Schuld is het centrale onderwerp van het boek Debt The First 5000 Years46 van de Amerikaanse antropoloog David Graeber, die tevens een belangrijke rol speelde in Occupy Wall Street. Graeber analyseert in dit boek hoe schuld in onze samenleving een steeds belangrijkere rol is gaan spelen. Voor een groot deel gebeurt dit volgens Graeber via ons taalgebruik. Zo wordt ons beeld van moraliteit en rechtvaardigheid volgens hem, doordat het vaak in termen van schuld wordt beschreven, in grote mate gedefinieerd in economische termen. Graeber zegt zelfs dat we zo doordrongen zijn van de notie van schuld dat het ons taalgebruik voor een belangrijk deel beheerst.