• No results found

Ik ga slapen, ik ben moe…: over de relatie tussen oudergedrag en het slapen en huilen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ik ga slapen, ik ben moe…: over de relatie tussen oudergedrag en het slapen en huilen"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Graduate School of Childhood Development and Education

“Ik ga slapen, ik ben moe…”

Over de relatie tussen oudergedrag en het slapen en huilen

van de baby in de nacht

Masterscriptie Orthopedagogiek

Universiteit van Amsterdam

Geschreven door: : Mw. C. Vis Studentnummer : 104739890

Begeleiders : Mw. Dr. A.M. Meijer & Mw. Dr. H.R. Rodenburg Amsterdam, augustus 2014

(2)

Inhoud Abstract ... 4 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Methode ... 8 Cross-sectionele onderzoek ... 8  Deelnemers ... 8 Quasi-experimenteel onderzoek ... 11 Onderzoeksdesign ... 12 Procedure ... 12 Meetinstrumenten ... 13 Algemeen... 13 Slapen en huilen ... 13 Gedrag ouders ... 14

Het quasi-experimentele onderzoek: ... 15

Slapen en huilen ... 16

Gedrag ouders ... 16

Statistische analyse ... 16

Resultaten cross-sectionele onderzoek ... 17

Slapen en wakker zijn van de baby ... 17

Huilen ... 18

Verbanden tussen het oudergedrag en slapen, huilen en wakker zijn van de baby ... 19

Hypotheses ... 20

Hypothese 1 ... 20

Hypothese 2 ... 20

Hypothese 3 ... 21

Regressieanalyse tussen oudergedrag en slapen, huilen en wakker zijn van de baby ... 22

Hypotheses ... 24

Hypothese 1 ... 24

Hypothese 2 ... 24

N=1 studie ... 26

Baselinemeting en nameting van het slaapdagboek ... 26

Autocorrelatie en crosscorrelatie van het slaapdagboek... 27

Verandering in slaap en huilen tussen baselinemeting en nameting ... 28 2

(3)

Literatuurlijst ... 33 Bijlage 1: Algemene vragenlijst voor de ouder ... 35 Bijlage 2: Vragenlijst slaap baby (incl. BISQ) ... Error! Bookmark not defined. Bijlage 3: Slaapdagboek voor en na de interventie ... Error! Bookmark not defined. Bijlage 4: Slaapgerust programma voor verbetering van de slaap van uw baby .. Error! Bookmark not

defined.

Bijlage 5: De Slaapgerust slaaproutine ... Error! Bookmark not defined. Bijlage 6: Regressietabel ... 35

(4)

“Twinkle twinkle, little star…”

About relations between parenting behaviour and sleeping and crying during the night.

Abstract

The objective of the present study was to investigate, by a cross-sectional design, witch parental behaviour was related to crying and sleeping of the baby during the night. It was also investigated by case studies whether the Slaapgerust program, based on the method of Karp, was effective for more sleep during the night. Sleeping, crying, and parenting behaviour was assessed by a questionaire. There were 74 mothers joining the study. For the casestudy mothers kept diaries into baby sleep and crying, and own sleep. . The mean age of the babies was 6,3 months (SD = 2.74). Results of this study showed that a baby with more self-soothing had more sleep and less wakings during the night. A regular sleeproutine had no influence on sleeping, crying and being awake during the night. Parents who hold their baby close to fall asleep had a baby who woke up more often, cried more during the night and had less self-soothing. Breastfeeding the baby also contributes to more wakings and crying during the night. The effectiveness of the Slaapgerust program has showed an improvement of sleep during the night.

Samenvatting

Het huidige onderzoek stelde de vraag, door middel van cross-sectioneel onderzoek, welk gedrag van ouders een relatie had met het huilen en slapen van de baby gedurende de nacht. Verder is door middel van een case studies nagegaan of het Slaapgerust programma, welke gebaseerd is op de methode van Karp, effectief is voor het verbeteren van de slaap van de baby. Slapen, huilen en opvoedingsgedrag is gemeten door middel van een vragenlijst. Aan het onderzoek deden 74 moeders mee. Voor de case studies werd gebruik gemaakt van een slaapdagboekjes voor de baby en de ouders. De gemiddelde leeftijd van de babies was 6.3 maanden (SD = 2.74). De resultaten uit het onderzoek toonden aan dat bij meer zelfkalmerend vermogen de baby minder vaak wakker werd en meer sliep in de nacht. Een vaste slaaproutine had geen invloed op het slapen, huilen en wakker worden in de nacht. Ouders die een kamer deelden met de baby hadden een baby die vaker wakker werd, meer huilde in de nacht en minder zelfkalmerend vermogen had. Tot slot droeg het geven van borstvoeding bij aan het vaker wakker worden en huilen van de baby in de nacht. De effectiviteit van het Slaapgerust programma was aangetoond voor verbetering van de slaap in de nacht.

(5)

Inleiding

De komst van een baby in het gezin kan grote gevolgen hebben voor het dagelijkse ritme van het gezin. Een van deze gevolgen is dat ouders wakker worden van het huilen van de baby. Door te huilen geeft de baby aan bijvoorbeeld honger te hebben. Het huilen van de baby in de nacht kan verklaard worden doordat een baby nog onvoldoende dag-nacht ritme heeft ontwikkeld en ook gedurende de nacht nog behoefte heeft aan wiegen en voeding (Semple, 2008). Tussen zes en twaalf weken slaapt een baby een stuk meer en beter in de nacht dan de eerste weken (Simmard, Lara-Carrasco, Paquette, & Nielsen, 2011). Indien een baby langer dan vijf tot zes uur slaapt komt dit, zo concluderen

Henderson, France en Blampied (2011), niet door de slaap op zichzelf maar voornamelijk door de mate van zelfregulatie. Hiermee wordt de vaardigheid van de baby om zelfstandig, zonder

aanwezigheid van de ouder, in slaap te vallen bedoeld (self-soothing). Een mogelijke oorzaak voor het onvoldoende doorslapen van de baby is dat in de eerste twee levensmaanden de baby zelf de slaap nog onvoldoende reguleert. Na drie maanden lijkt de baby meer in staat zelf zijn1 slaap te reguleren en dit blijft de komende maanden redelijk stabiel. Vanaf vier maanden slaapt de baby meer in de nacht dan overdag, hoewel het normaal is dat de baby nog steeds tot drie keer per nacht wakker wordt, omdat de baby nog behoefte heeft aan voeding. In de eerste drie tot vier maanden nemen de keren dat de baby in de nacht zelfstandig weer in slaap valt snel toe (Galland, Taylor, Elder, & Herbison, 2012; Henderson et al., 2011). De meeste baby’s slapen vaker en langer dan volwassenen. Een pasgeborene slaapt ongeveer zestien tot twintig uur per dag. Na ongeveer drie tot vier uur wordt de baby wakker van de honger. Vanaf de tweede of derde maand hebben baby’s meestal voldoende voedingsreserve om de nacht door te kunnen slapen (Larousse, 2007). Bij een baby van twee maanden varieert de benodigde slaap binnen 24 uur van 9.3 uur tot 20 uur. Ook tussen de drie en zes maanden varieert het benodigde aantal uren slaap meer dan acht uur per baby (Galland et al. 2012). Pinilla en Birch (1993) geven tevens als mogelijke oorzaak voor het onvoldoende doorslapen dat de baby onvoldoende voeding binnenkrijgt, waardoor hij wakker wordt in de nacht van de honger. Pinilla en Birch (1993) laten zien dat wanneer een baby overdag meer voeding krijgt, in combinatie met een droomvoeding, deze baby’s langer doorslapen in de nacht. Met een droomvoeding wordt bedoeld dat de ouder de baby nog eenmaal voordat de baby wakker wordt opneemt tussen 23u en 01u voor een voeding.

Indien de baby wakker wordt in de nacht zal de baby regelmatig huilen. Alle baby’s hebben in het begin hetzelfde huilpatroon, iedere baby huilt 1,5 tot 2,5 uur per dag en een baby huilt iets meer in de avond (Lasham, 2013). Sommige ouders geven aan dat hun baby overmatig huilt. Over wat

verstaan wordt onder overmatig huilen, wordt verschillend gedacht. Van Sleuwen et al. (2006) verstaan onder overmatig huilen dat de baby meer dan drie uur per dag huilt en minstens één keer per week. Wessel, Cobb, Jackson, Harris, en Detwiler (1954) verstaan onder overmatig huilen dat de baby meer dan drie uur per dag, minstens drie dagen van de afgelopen drie weken huilt. In Nederland

1

In dit onderzoek wordt gesproken over een baby. Bij de verwijzing naar deze baby is voor het gemak uitgegaan van een jongen, maar kan ook gelezen worden als zijnde een meisje.

5

(6)

worden deze criteria niet zo strak aangehouden en geven ouders zelf aan of ze het huilen ervaren als overmatig huilen. In Nederland bezoekt 22% van de ouders een arts in verband met overmatig huilen van hun baby (Lasham, 2013). Van deze baby’s kan bij 95% worden uitgesloten dat er sprake is van een medische oorzaak en lijkt de baby gezond te zijn. Gevolgen van het overmatig huilen kunnen zijn dat moeders stoppen met de borstvoeding, dat er gehechtheidsproblemen ontstaan tussen de baby en de ouder, dat er huwelijksstress ontstaat of een depressie bij de ouder (Sleuwen, 2006). Lasham (2013) geeft als gevolgen van overmatig huilen aan dat er een verstoorde ouder-kind binding ontstaat en een verhoogd risico op kindermishandeling. Een ander belangrijk gevolg van huilen in de nacht zijn grote vermoeidheidsklachten bij de ouders (Semple, 2008).

Naar mogelijke oorzaken van het overmatig huilen is veelvuldig onderzoek gedaan. Douglas, Hill en Brodribb (2011) laten zien dat er een sterk verband is tussen huil, slaap en voedingsproblemen, zoals lactose intolerantie, tijdens de eerste vier maanden. Simard et al. (2011) vonden dat het geven van borstvoeding bij drie tot vijf weken in combinatie met depressiviteit van de moeder veelal slechte slaap bij een baby bij twaalf weken voorspelt. Tevens was de nabijheid van moeder door het delen van een kamer op de leeftijd van zes weken een voorspeller voor slechte slaap van de baby van twaalf weken. Het slapen van de baby bij de moeder kan betekenen dat de moeder sneller reageert als de baby ’s nachts huilt, waardoor de baby minder goed doorslaapt. Baby’s huilen ook meer wanneer de moeder tijdens de zwangerschap meer stress ervoer (Bolten, Fink, & Stadler, 2012). Bolten et al. (2012) veronderstellen dat stress tijdens de zwangerschap, zoals het gevoel hebben niet tot rust te kunnen komen en/of het gevoel te hebben veel energie te verbruiken, tot gevolg heeft dat de moeder

verminderd zelfvertrouwen heeft, waardoor de baby meer gaat huilen. Het huilen werd gemeten door middel van een dagboek welke verwerkt is naar de definitie van Wessel et al. (1954) voor een huilbaby. Sadeh, Tikotzky, en Scher (2010) tonen daarbij aan dat psychopathologie, persoonlijkheid en gerelateerde cognities en emoties van ouders invloed kunnen hebben op de slaap van de baby. Een andere veelgenoemde oorzaak van slaapproblemen bij baby’s die naar voren komt, is het gedrag van de ouders (Meijer, 2011; Meltzer & Mindell, 2007). Ouders leren de baby onvoldoende om zelfstandig in slaap te vallen, waardoor de baby de aanwezigheid van de ouder nodig heeft om opnieuw in te kunnen slapen in de nacht (Sadeh et al., 2010).

Het zelfstandig in slaap vallen van de baby kan op verschillende manieren aangeleerd worden, bijvoorbeeld door middel van gedragsinterventies. Gedragsinterventies richten zich vooral op het gedrag van de ouder om de baby zo min mogelijk afhankelijk van hen te maken bij het inslapen. Het nieuwe gedrag van de ouders moet enkele weken worden volgehouden voordat het voldoende werkt (Semple, 2008). Van de ouders vindt 46% het helpend om de baby wakker in bed leggen. De baby leert hierdoor technieken om zelf in slaap te vallen (Smart & Hiscock., 2007). Meijer (2011) beschrijft in haar artikel de methode waarvan eerder bij gedragsinterventies gebruik werd gemaakt, namelijk uitdoving. Uitdoving is een techniek waarbij gedrag in één keer wordt uitgedoofd door er geen beloning aan toe te kennen. Dat wil zeggen dat de ouder er in de nacht niet naartoe gaat en geen

(7)

aandacht geeft aan het huilen van de baby in de nacht. Uitdoving van gedrag werd door ouders als zwaar ervaren (Semple, 2008). Uitdoving door beloning van gewenst gedrag en negeren van

ongewenst gedrag zal resulteren in een baby die zichzelf “troost” en leert daardoor zelfstandig in slaap te vallen. Meijer (2011) heeft de methode uitdoving ten opzichte van graduele uitdoving beschreven. Met graduele uitdoving wordt bedoeld dat de ouder niet in één keer geen beloning meer toekent maar steeds wat minder beloning toekent. Omdat de baby eerst meer gaat huilen in reactie op uitdoving is graduele uitdoving een tussenstap die ouders helpt om het uitdoven van het huilen in de nacht beter vol te houden. Tevens zou er zorg en ondersteuning moeten zijn voor de ouders bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting over de (graduele) uitdovingsmethode. Voorlichting tijdens de zwangerschap over slaap kan preventief werken tegen slaapproblemen (Meijer, 2011).

Een methode die de troostreflex van de baby (tot vier maanden) stimuleert is de methode van Harvey Karp, ook wel de “Happiest Baby Methode” genoemd (Karp, 2012). Karp heeft vervolgens een methode ontwikkeld voor de baby ouder dan vier maanden. Hierin zijn enkele vernieuwende elementen in opgenomen. Als eerste leert Karp (2012) ouders de slaap-waak techniek aan waarbij de baby, ondanks dat hij al in slaap is gevallen, de baby zich er wel bewust van is dat hij in zijn bedje gelegd wordt (Karp, 2012). Tevens zijn belangrijke elementen in te methode van Karp (2012) de slaaproutine en het oefenen overdag met de aanwezigheid en afwezigheid van de ouder. Enkele andere elementen uit de methode tot vier maanden zijn verwijderd, zoals het inbakeren (Karp, 2012).

Momenteel lijkt de methode van Karp beter vol te houden door ouders dan (graduele) uitdoving (Semple, 2008). Er lijkt echter geen onderzoek te zijn naar Karp’s gedragstherapuetische interventies voor de ouders van baby’s ouder dan vier maanden. Tevens lijkt er geen onderzoek te zijn naar de invloed van de methode op het huilen van de baby in de nacht. Het huidige onderzoek richt zich dan ook op de invloed van de slaapmethode van Karp op basis van gedragstherapeutische technieken voor baby’s van twee tot twaalf maanden, op de mate van huilen, slapen en wakker zijn van de baby in de nacht. Hierbij wordt de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welk gedrag van ouders heeft een relatie met het huilen en slapen van de baby gedurende de nacht? Bij de

beantwoording van deze vraag wordt gecontroleerd voor leeftijd en geslacht. De vraagstelling wordt in twee onderzoeken onderzocht namelijk een cross-sectioneel onderzoek en een quasi-experimenteel onderzoek. Door middel van rapportage van één of beide ouders, in de vorm van vragenlijsten en een slaapdagboek, zal het huil- en slaapgedrag van de baby in kaart gebracht worden. Hoewel er zowel data van de moeder als de partner ontvangen zijn, zullen in het huidige onderzoek alleen de data van de moeder gebruikt worden. In het cross-sectionele onderzoek, waarbij ouders een aantal vragenlijsten invullen, worden een drietal hypotheses opgesteld. Als eerste wordt gesteld dat een vaste slaaproutine een positieve invloed heeft op het zelfstandig in slaap vallen van de baby, met als gevolg dat de baby in de nacht minder huilt, minder wakker wordt en meer slaapt. Als tweede hypothese is gesteld dat ouders die een kamer delen met de baby, en de nabijheid van de ouder dus dichter is bij de baby is, de baby vaker wakker wordt in de nacht, meer huilt, en minder zelfkalmerend vermogen heeft. De derde

(8)

hypothese die wordt gesteld is dat het geven van borstvoeding bijdraagt aan het vaker wakker worden en huilen van de baby in de nacht. Vervolgens is een selectie gemaakt van de ouders die bij het cross-sectionele onderzoek aangaven dat hun baby twee of meer keer per nacht wakker werd, minimaal 10 minuten huilde en die tevens ervaarden dat hun baby veel huilde. Hierin werd tevens de vermoeidheid van de ouder door middel van de Chronische Vermoeidheids vragenlijst (CSV) gemeten en

meegenomen bij de selectie voor het Slaapgerust programma. Indien de ouder een verhoogde score (hoger dan 40) had op de CSV was de urgentie tot het aanbieden van het Slaapgerust programma hoger om op die manier de baby te leren doorslapen en daarmee de slaap van de ouder te herstellen. De geselecteerde ouders konden deelnemen aan het quasi-experimentele onderzoek waarbij de

methode van Karp werd aangeboden in de vorm van het Slaapgerust programma (Zie bijlage 4). In het Slaapgerust programma werd uitgegaan van vier belangrijke stappen om de slaap van de baby te verb

e

teren. Deze stappen zijn: Inzicht krijgen in de slaap van de baby, een slaaproutine toepassen, de baby leren uit zichzelf in slaap te vallen en indien nodig een intensieve slaaptraining. De slaaproutine is een belangrijke stap in het Slaapgerust programma (Zie Bijlage 5). In deze slaaproutine zijn enkele elementen uit de methode van Karp (2012) gebruikt namelijk de slaap-waak techniek, waarbij de baby wakker in bed gelegd word, en de witte ruis, een CD met een rustgevend geluid erop. Een ander belangrijk element in het Slaapgerust programma is het overdag oefenen van aan- en afwezigheid van de ouder. Voor het quasi-experimentele onderzoek is de hypothese gesteld dat het Slaapgerust

programma effectief is. Verwacht werd dat de totale slaap in nacht van de baby verbetert en de baby minder wakker wordt in de nacht na het toepassen van het Slaapgerust programma. Het Slaapgerust programma zal, indien de ouder geselecteerd is voor het quasi-experimentele onderzoek, na een baselinemeting worden aangeboden. Indien de ouder na zeven dagen gebruik gemaakt te hebben van de methode voldoende resultaat ervaart zal een nameting plaatsvinden. Wanneer de ouders

onvoldoende resultaat ervaren word een aanvullend advies gegeven en toegepast alvorens de nameting plaatsvindt.

Methode

Cross-sectionele onderzoek

• Deelnemers

Elke ouder met een baby van twee tot twaalf maanden kon meedoen aan het cross-sectionele

onderzoek. Tevens moest de ouder het Nederlands beheersen in woord en schrift. In totaal deden er 74 moeders mee aan het onderzoek en 33 partners. In dit onderzoek werd alleen de data van de moeders gebruikt. De baby’s (52.7 % jongens en 1.4% met onbekend geslacht) hadden een gemiddelde leeftijd van 6.3 maanden (SD = 2.74). De jongste baby was anderhalve maand oud en de oudste baby was elf maanden ten tijde van het cross-sectionele onderzoek. Voor de meerderheid van de ouders was deze

(9)

baby het eerste kind (60.8%). De geboorte van de baby vond gemiddeld met 39.41 weken plaats (Gemiddeld: 39.41 weken; SD = 1.68; minimum aantal weken = 34; maximum aantal weken = 42.10). Bij 71.6% van de baby’s vond de geboorte via een vaginale bevalling plaats en van alle baby’s is 81.1% in het ziekenhuis geboren. De baby’s wogen gemiddeld 3593.06 gram (gemiddeld: 3593.06 gram; SD = 578.06; minimum gewicht = 2330.00 gram; maximum gewicht = 4950.00 gram). Tevens was de apgarscore indien deze bekend was, meegenomen. De apgarscore wordt verkregen door middel van een test waarmee een snelle indruk van de algemene gezondheidstoestand (Ademhaling, pols- en hartslag, spiertonus, kleur van de huid, reactie op prikkels) van een pasgeboren baby verkregen kan worden. De score loopt van 0 tot 10. Een score minder dan 4 punten geeft aan dat er onmiddellijke ondersteunende hulp vereist. Een score tussen 7 en 10 geeft aan dat de baby gezond is. In Tabel 1 staan alle beschreven gegevens vermeld.

Tabel 1

Beschrijving van geboorte- en de baby’s gegevens in de onderzoeksgroep (N=74) Frequentie Percentage Geslacht Jongen 39 52.7 Meisje 34 45.9 Missing 1 1.4 1e Kind Ja 45 60.8 Nee 29 39.2 Geboorte Vaginaal 53 71.6 Vaginaal, vacuümpomp 11 14.9 Keizersnede 9 12.2 Missing 1 1.4 Waar geboren Thuis 14 18.9 Ziekenhuis 60 81.1 Apgarscore 5 2 2.7 8 3 4.1 9 24 32.4 10 26 35.1 Missing 19 25.7

De moeders waren allen tussen de 21 en 45 jaar oud. De meerderheid van de moeders (39.2%) was tussen de 31-35 jaar oud en van alle moeders hadden de meeste een universitaire studie afgerond (39.2%). Van de moeders had 18.9% geen baan en de meerderheid (37.3%) werkte 21-30 uur. De leefsituatie bestond van 93.2% moeders uit twee volwassenen en kind(eren). Van alle gezinnen gaf 60.8% aan op het moment van afname één kind te hebben. De meerderheid van de moeders (95.9%) had een inwonende partner (Zie Tabel 2).

(10)

Tabel 2

Beschrijving van de moeders in de onderzoeksgroep (N=74)

Frequentie Percentage Leeftijd 21-25 10 13.5 26-30 21 28.4 31-35 29 39.2 36-40 13 17.6 41-45 1 1.4 Opleiding VMBO/MAVO 3 4.1 HAVO 2 2.7 VWO 1 1.4 MBO 17 23.0 HBO 21 28.4 Universiteit 29 39.2 Anders (instructeuropleiding auto) 1 1.4 Aantal uur werk Geen baan 14 18.9 < 10 1 1.4 11 - 20 9 12.2 21-30 28 37.8 31-40 20 27.0 > 40 2 2.7

Leefsituatie Eén ouder gezin 2 2.7 2 volwassen met kinderen 69 93.2 Anders namelijk: 2 volwassenen + 1 broer + kind 1 1.3 Samengesteld gezin 1 1.3 Gezin + schoonzus 1 1.3 Hoeveel kinderen 1 45 60.8 2 20 27.0 3 7 9.5 > 3 1 1.4 Missing 1 1.4 Inwonende partner Ja 71 95.9 Nee 2 2.7 Missing 1 1.4

Van de partners van de moeders (N=71) was de meerderheid tussen de 31 en 35 jaar oud (39.4%). De meerderheid van de partners was universitair geschoold (33.8%) en werkte 31-40 uur per week (50.6%) (Zie Tabel 3).

(11)

Quasi-experimenteel onderzoek

In het quasi experimentele onderzoek werd het Slaapgerust programma toegepast. De selectiecriteria voor de deelnemers die het Slaapgerust programma aangeleerd kregen en deelnamen aan het quasi-experimentele onderzoek, waren dat ouders aangaven te ervaren dat hun baby veel huilt, minimaal tien minuten per nacht huilt en waarvan de baby twee of meer keer per nacht wakker werd (Bijlage 2). Daarbij werd tevens gekeken of de ouders hoog scoorden op de CSV (hoger dan 40). Ook indien ouders niet hoog scoorden op de CSV, maar wel aan de andere criteria voldeden, konden deze ouders toch deelnemen aan het quasi-experimentele onderzoek omdat dit onderzoek zich specifiek richtte op het bevorderen van de slaap van de baby.

Voor de analyse van het effect van het Slaapgerust programma is gekozen voor een times series analyse van 1 casus (N=1 studie) (Borckardt, Nash, Murphy, Moore, Shaw, & O'Neil, 2008) . De deelnemer was geselecteerd omdat de baby vier keer per nacht wakker werd, en de gemiddelde huilduur een uur per nacht bedroeg. Tevens scoorde de moeder 45 op de CSV. De moeder was tussen de 41 en 45 jaar oud, HBO geschoold en werkte niet. Deze baby, een meisje, was haar eerste kind, maar haar partner had kinderen uit een eerder huwelijk die regelmatig in het gezin verblijven. De partner was tussen de 41 en 45 jaar oud, HBO geschoold en werkt meer dan 40 uur per week. De baby was ten tijde van het cross-sectionele onderzoek 11 maanden en na 42 weken geboren in het

Tabel 3

Beschrijving van de partners in de onderzoeksgroep (N=71) Frequentie Percentage Leeftijd 21-25 2 2.8 26-30 14 19.7 31-35 28 39.4 36-40 14 19.7 41-45 9 12.7 46 of ouder 4 5.6 Opleiding VMBO/MAVO 5 7.0 HAVO 2 2.8 VWO 4 5.6 MBO 13 18.3 HBO 23 32.4 Universiteit 24 33.8 Aantal uur werk Geen baan 3 4.2 < 10 1 1.4 11-20 1 1.4 21-30 4 5.6 31-40 36 50.6 > 40 26 36.6 11

(12)

ziekenhuis, met behulp van een vacuümpomp. Bij geboorte woog de baby 2800 gram. Op het moment van het quasi-experimentele onderzoek was de baby 13 maanden oud.

Onderzoeksdesign

Het cross-sectionele onderzoek richtte zich op de mate van huilen, slapen en wakker zijn in de nacht en de samenhang met oudergedrag. Daarnaast werden eventuele predictoren getoetst die samenhangen met het slapen, wakker zijn en huilen in de nacht. Het quasi-experimentele onderzoek richtte zich op de mate van huilen en slapen van de baby in de nacht zowel voor, als na het toepassen van het Slaapgerust programma.

Procedure

Ouders met een baby van twee tot twaalf maanden werden geworven via de facebookpagina en twitter van de onderzoekers en begeleiders en via Mom in Balance. Ouders hadden de mogelijkheid de vragenlijst digitaal in te vullen en te retourneren naar een e-mailadres. Tevens zijn bij enkele kinderdagverblijven papieren vragenlijsten uitgedeeld om ouders te werven. De meewerkende kinderdagverblijven reikten de papieren vragenlijsten persoonlijk uit aan ouders. Ouders konden de vragenlijsten retourneren bij het uitreikende kinderdagverblijf, waar ze later door de onderzoekers verzameld werden. De vragenlijst, met uitleg, bevatte vragen over onder andere demografische gegevens van de moeder en de partner, algemene gegevens over de baby, gegevens over de slaap van de baby en de Brief Infant Sleep Questionnaire (verder: BISQ) (Sadeh, 2004). Uiteindelijk zijn er 19 papieren vragenlijsten teruggekomen. Online zijn er 55 vragenlijsten door moeders ingevuld. In de vragenlijst was de mogelijkheid aan te geven of de ouder in aanmerking wilde komen om deel te nemen aan het Slaapgerust programma (Zie Bijlage 1)

Voor het quasi-experimentele onderzoek werd uit de eerste groep deelnemers een selectie gemaakt (zie: deelnemers). Deze geselecteerde groep deelnemers kreeg het Slaapgerust programma aangeleerd in de thuissituatie door getrainde onderzoekers. Ouders konden op deze wijze persoonlijke ondersteuning krijgen bij het toepassen van het Slaapgerust programma en goed getraind worden. Voordat de ouders het Slaapgerust programma aangeleerd kregen, hielden de ouders eerst zeven dagen het slaapdagboek bij (Baselinemeting). Na het aanleren van het Slaapgerust programma door middel van een huisbezoek, konden ouders het Slaapgerust programma zeven dagen zelfstandig uitvoeren. Ondertussen werd het slaapdagboek nog een keer ingevuld. Na zeven dagen toepassen van het Slaapgerust programma namen de onderzoekers contact op met de ouders waarbij ouders mochten aangeven in hoeverre ze het Slaapgerust programma als voldoende effectief ervaarden. Indien ouders het resultaat als onvoldoende ervaarden was er de mogelijkheid tot een intensieve training. Voor de N=1 studie uit het huidige onderzoek was dit niet van toepassing. Indien ouders het Slaapgerust programma als voldoende effectief ervaarden werd hen gevraagd opnieuw zeven dagen het slaapdagboek en nog eenmaal de vragenlijst uit het cross-sectionele onderzoek in te vullen. Deze

(13)

laatste optie was het geval in de N=1 studie (Zie Tabel 4). Voor de N=1 studie is toestemming verleend tot uitvoering van het Slaapgerust programma van de Commissie Ethiek van de afdeling pedagogiek en onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam

Tabel 4

Tijdlijn van het quasi-experimentele onderzoek

Week 1 2 3

Activiteit Baseline Slaapgerust programma uitvoeren Meting Slaap- dagboek Slaap- dagboek Slaap- dagboek Vragenlijst

Met de resultaten uit de nameting konden ook de laatste hypotheses getoetst worden en daarmee de hoofdvraag volledig beantwoord worden. Alle deelnemende ouders hebben ter afsluiting een bedankbrief ontvangen waarin tevens de behaalde resultaten beschreven zijn.

Meetinstrumenten

Ter beantwoording van de hoofdvraag en alle daarbij behorende hypotheses werd gebruik gemaakt van twee typen onderzoek, een cross-sectioneel en een quasi-experimenteel onderzoek (N=1 studie). Hierin werden de volgende instrumenten gebruikt.

Het cross-sectionele onderzoek

Algemeen

Bij de eerste vragenlijst, de algemene vragenlijst voor ouders, werd gevraagd naar algemene gegevens zoals het aantal uren werk, het geslacht en de gezinssamenstelling van de ouders en het geslacht baby. Daarnaast zijn er ook enkele algemene vragen over de baby opgenomen, zoals: Wat is het geslacht van uw baby? En: Waar is uw baby geboren? Deze vragenlijst is samengesteld aan de hand van twee vragenlijsten die van Leeuwen (2011) gebruikte in haar scriptie.

Slapen en huilen

Voor het meten van de algemene slaap van de baby werd gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de BISQ. Hierin werd naar het slaapgedrag van de baby van 7 tot 29 maanden gevraagd. Deze vragenlijst bevat 13 vragen over drie categorieën: slaapduur, wakker worden ’s nachts en de manier van in slaap vallen (American Thoracic Society, 2014). De test-hertest betrouwbaarheid van de schalen van deze vragenlijst is: Nachtslaap r =.82, dagslaap r =.89, aantal keer wakker worden in de nacht r =.88, hoe lang de baby wakker is in de nacht r =.95, start nachtslaap r =.95 en de tijd om tot

(14)

rust te komen r =.94 (Sadeh, 2004). In de vragenlijst van de slaap van de baby was tevens een vraag opgenomen over de tijd die de baby nodig had om in slaap te vallen.

De totale tijd van slapen werd berekend door de volgende twee vragen bij elkaar op te tellen: Hoe lang brengt uw baby slapend door tijdens de avond (tussen 19u en 22u)? En: Hoelang brengt uw baby slapend door tijdens de nacht (22u-7u)? De totale tijd van huilen werd berekend door middel van de totaalscore op de vraag: Hoe lang huilt uw baby meestal tijdens de nacht (22u-6u)? Beide vragen houden een andere eindtijd aan voor de nacht, respectievelijk 6u en 7u. Deze tijden zijn overgenomen uit de BISQ waar de eindtijden van de nacht tevens verschillend zijn (Sadeh, 2004). Tevens was er een vraag opgenomen over het aantal keer huilen in de nacht.

Gedrag ouders

In zowel de algemene vragenlijst voor ouders als in de BISQ (Sadeh, 2004) zijn enkele vragen opgenomen die ingaan op de reactie van ouders op het huilen van de baby zoals ‘Komt het voor dat u weggaat bij uw baby als deze nog wakker is? en ‘Stel dat uw baby huilt als u de kamer verlaat, wat doet u dan?’. De vraag: ‘Komt het voor dat u weggaat bij uw baby als deze nog wakker is?’ had drie antwoordmogelijkheden namelijk: ja, dit gebeurt vaak, ja dit gebeurt af en toe en, nee, dit gebeurt nooit. Deze antwoordmogelijkheden zijn gehercodeerd tot een aangepaste score. ‘Ja, dit gebeurt vaak’ werd gecodeerd tot een score van 2 punten, ‘ja, dit gebeurt af en toe’ is gecodeerd tot een score van 1 punt en ‘nee, dit gebeurt bijna nooit’ werd gecodeerd tot een score van 0 punten. De vraag ‘Stel dat uw baby huilt als u de kamer verlaat, wat doet u dan?’ had twee antwoordmogelijkheden namelijk ‘Ik blijf dan meestal bij de baby, of ‘Ik ga meestal weg als ik weet dat alles in orde is’. De

antwoordmogelijkheid ‘ik blijf dan meestal bij de baby’ heeft een score van 1 punt toegekend gekregen en de antwoordmogelijkheid ‘Ik ga meestal weg als ik weet dat alles in orde is’ heeft een score van 2 punten gekregen.

Tevens zijn enkele vragen opgenomen die speciaal gaan over nabijheid van de ouder tijdens het slapen namelijk ‘Wat is meestal de slaapplaats uw baby?’ En: ‘Hoe valt uw baby in slaap?’ De vraag ‘Wat is meestal de slaapplaats uw baby?’ had vijf antwoordmogelijkheden namelijk: In een wieg/bedje in een aparte kamer, in een wieg/bedje in de kamer bij broer/zus, in een wieg/bedje in een kamer bij de ouders, in bed bij de ouders, anders namelijk… . Deze antwoordmogelijkheden zijn gehercodeerd tot een aangepaste score. ‘In een wieg/bedje in een aparte kamer’ en ‘In een wieg/bedje in de kamer bij broer/zus,’ zijn beide gecodeerd tot een score van 0 punten. ‘In een wieg/bedje in de kamer bij de ouders’ werd gecodeerd tot een score van 1 punt en ‘in bed bij de ouders’ werd gecodeerd tot een score van 2 punten. De mogelijkheid ‘anders namelijk’ werd gecodeerd tot een score van 1 punt. Er waren twee deelnemers die deze mogelijkheid hadden gebruikt, de eerste ouder maakte gebruik van een co-sleeper en de tweede ouder had de baby een eigen kamer gegeven door de ouderslaapkamer te scheiden door een gordijn. De vraag ‘Hoe valt uw baby in slaap?’ had vijf antwoordmogelijkheden namelijk: terwijl ik hem/haar wieg, terwijl ik hem/haar voed, terwijl ik

(15)

hem/haar vasthoud, terwijl hij/zij alleen in bed ligt, terwijl hij/zij in een bed dicht bij de ouder ligt. Deze antwoordmogelijkheden zijn gehercodeerd tot een aangepaste score. ‘Terwijl ik hem/haar wieg, terwijl ik hem/haar voed en terwijl ik hem/haar vasthoud’ zijn gecodeerd tot een score van 3 punten. ‘Terwijl hij/zij alleen in bed ligt’ werd gecodeerd tot een score van 1 punt en ‘terwijl hij/zij in een bed dicht bij de ouder ligt’ is gecodeerd tot een score van 2 punten.

Ook waren er enkele vragen opgenomen die ingaan op de slaaproutine en de reactie van ouders op het huilen van de baby in de nacht, zoals: Brengt u uw baby op vaste tijden naar bed?, Heeft u ’s avonds een vast patroon voordat uw baby gaat slapen? En: Volgt u ook een vast patroon wanneer uw baby overdag gaat slapen? Deze vragen hadden drie antwoordmogelijkheden namelijk: ja, soms en nee. Deze antwoordmogelijkheden zijn gehercodeerd tot een aangepaste score. ‘Ja’ werd gecodeerd tot een score van 2 punten. ‘Nee’ werd gecodeerd tot een score van 0 punten en ‘soms’ werd gecodeerd tot een score van 1 punt.

Ten slotte werd voor slaaproutine en zelfkalmerend vermogen een schaal ontwikkeld. Voor slaaproutine werd een schaal ontwikkeld om inzicht te krijgen in de totale routine van de moeder. De schaal routine werd berekend met behulp van twee vragen: Brengt u uw baby op vaste tijden naar bed? En: Heeft u ’s avonds een vast patroon voordat de baby gaat slapen? Deze vragen konden beantwoord worden met; ja, soms of nee. Voor deze schaal zijn de eerder genoemde gehercodeerde vragen gebruikt. Een hogere score betekent dat de ouder meer slaaproutine gebruikt. De schaal voor

slaaproutine heeft een betrouwbaarheid van.57. Wanneer gesproken wordt over de schaal routine zal dit altijd expliciet benoemd worden, in alle andere gevallen wordt gesproken over losse vragen over routine. Voor zelfkalmerend vermogen werd een schaal ontwikkeld om inzicht te krijgen het

zelfkalmerend vermogen van de baby. De schaal zelfkalmerend vermogen werd berekend door middel van twee vragen: Blijft u bij de baby tot hij/zij slaapt? En: Komt het voor dat u weggaat bij de baby als deze nog wakker is? Een hogere score op deze vragen betekent een hoge mate van zelfkalmerend vermogen. Voor deze schaal zijn de eerder genoemde gehercodeerde vragen gebruikt. De schaal voor zelfkalmerend vermogen heeft een betrouwbaarheid van .90. Wanneer gesproken wordt over de schaal zelfkalmerend vermogen zal dit altijd expliciet benoemd worden, in alle andere gevallen wordt

gesproken over losse vragen over zelfkalmerend vermogen.

Het quasi-experimentele onderzoek:

Ter beantwoording van de vraag naar de effectiviteit van het Slaapgerust programma in het quasi-experimentele onderzoek werd gebruik gemaakt van een N =1 studie. In deze studie is gekeken hoe een specifieke ouder het Slaapgerust programma heeft toegepast en wat het effect hiervan was op het slapen en wakker zijn van de baby. Hierin werd gebruik gemaakt van de volgende meetinstrumenten.

(16)

Slapen en huilen

Voor de baselinemeting werd gedurende een week een slaapdagboek ingevuld door moeder (Zie Bijlage 3). Hierin werd gevraagd naar het slaapgedrag en huilgedrag van de baby tussen 22.00u en 6.00u (Henderson et al., 2011). Hiervoor waren de volgende vragen opgenomen: hoe laat heeft u uw baby in zijn/haar bedje gelegd om te gaan slapen?, Hoeveel minuten duurde het voordat uw baby in slaap viel?, Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 19u en 22u?, Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 22u en 7u), Is uw baby wakker geweest in de nacht?, hoe wist u dat uw baby wakker was?, Hoe vaak was uw baby wakker? Per keer wakker kon de ouder tevens aangeven of de baby huilde, en of de baby in slaap was of huilde toen de ouder wegging.

Na invulling van het laatste slaapdagboek, diende de vragenlijst uit het cross-sectionele onderzoek (Zie Bijlage 2) opnieuw te worden ingevuld om op deze wijze in kaart te brengen of het slapen beter was geworden en het wakker zijn in de nacht minder. Deze vragenlijst werd nader omschreven bij de meetinstrumenten van het cross-sectionele onderzoek.

Gedrag ouders

Het gedrag van de ouders is gemeten door middel van het slaapdagboek. Hierin werd gevraagd: Wat heeft u gisteravond met uw baby gedaan voordat u hem/haar naar bed bracht? Tevens werd gevraagd voor iedere keer dat de baby wakker was in de nacht: Heeft u uw baby voeding gegeven?, Hoe lang bent u bij uw baby geweest (in minuten)? Daarnaast is de vragenlijst uit het cross-sectionele onderzoek opnieuw afgenomen. De vragen rondom het gedrag van de ouder komen overeen met de vragen zoals beschreven bij het cross-sectionele onderzoek.

Statistische analyse

Om de samenhang tussen variabelen te toetsen werden in het cross-sectionele onderzoek

correlatiecoëfficiënten berekend. Alle verwachtingen rondom samenhang tussen slapen en

huilen van de baby en specifieke gedragingen van ouders werden op itemniveau getoetst

worden door middel van de Spearman’s correlatiecoëfficiënt en op schaalniveau door middel

van Pearsons correlatiecoëfficiënt. In verband met het exploratieve karakter van het

onderzoek werd zowel op itemniveau als op schaalniveau getoetst. Om na te gaan welke

variabelen voorspellend waren voor de variabelen: Hoe vaak wordt uw baby meestal wakker

in de nacht?, Hoelang duurt het voordat uw baby in slaap valt?, Hoelang slaapt uw baby in de

nacht (19u-7u)?, Hoe lang is uw baby wakker tijdens de nacht (22u-6u)?, Hoe lang huilt uw

baby meestal tijdens de nacht (22u-6u)? En, Hoe lang duurt het om uw baby in bed te leggen?

zijn enkele regressieanalyses uitgevoerd voor de mogelijke predictoren: het geslacht en

leeftijd van de baby, de schaal slaaproutine en de schaal zelfkalmerend vermogen. Voor de

toetsing van het cross-sectionele gedeelte is het

programma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) gebruikt.

(17)

Vervolgens werd een selectie gemaakt van de ouders die bij de het cross-sectionele onderzoek aangaven dat hun baby minimaal tien minuten huilde, de ouders dit ervaarden als veel huilen en de baby twee of meer keer wakker werd in de nacht. Deze ouders werden geselecteerd en mochten deelnemen aan het quasi-experimentele onderzoek waarbij het Slaapgerust programma, naar aanleiding van de methode van Karp (2012), werd aangeboden. Dit onderzoek had een quasi-experimenteel karakter omdat er niet random werd toegewezen, maar ouders zich zelf konden

aanmelden voor deelname.

In het quasi-experimentele onderzoek werd onderzocht of er verschil

was tussen huilen en slapen van de baby in de nacht voor en na het aanbieden van het

Slaapgerust programma. Dit werd aan de hand van een N=1 studie getoetst door middel van

autocorrelaties en crosscorrelaties. Deze data en de toetsing daarvan werd verwerkt door

middel van SPSS.

Resultaten cross-sectionele onderzoek

Slapen en wakker zijn van de baby

De meerderheid van de baby’s werd door de moeder naar bed gebracht (51.4%) en sliep op een eigen kamer (63.5%). 70.3% van de baby’s sliep op de rug. De meerderheid van de baby’s werd voor het slapen niet ingebakerd (81.1%), ook in het verleden was van alle baby’s 43.2% nooit ingebakerd. De meeste ouders kenden een vast patroon voor het slapen gaan (78.4%) en vaste bedtijden (68.9%). Meer dan de helft van de moeders(59%) bleef niet bij de baby tot deze in slaap viel. Van de moeders vond 8.1% dat hun baby een groot slaapprobleem had en 63.5% ervaarden dat hun baby geen slaapprobleem had (Zie Tabel 5).

De moeders waren gemiddeld 16 minuten bezig om hun baby in bed te leggen met een standaardafwijking van 16 minuten. De baby’s sliepen van 19u tot 22u, gemiddeld 2:19u met een standaard afwijking van 38 minuten. Dit betekent dat er individuele verschillen zijn. Van 22u ’s avonds tot 7u de volgende morgen sliepen de baby’s gemiddeld bijna acht uur per nacht (7:59u) met een standaardafwijking van 55 minuten. Overdag sliepen de baby’s gemiddeld bijna 4 uur (3:57u) met een standaardafwijking van 2:42u. Dit gaf aan dat er grote individuele verschillen zaten in de totale uren slaap overdag (Zie Tabel 6).

De baby’s gingen gemiddeld om 19:38u slapen en het duurde gemiddeld 16 minuten om de baby in bed te leggen en de baby had dan gemiddeld 13 minuten nodig om in te slapen. Het in slaap vallen had een standaardafwijking van 13 minuten, dit betekent dat er individuele verschillen waren. Van de moeders ging de meerderheid meestal weg na het in bed leggen van de baby ondanks dat de baby nog wakker was (73.0%). Het merendeel van de baby’s werd één of meer keer wakker in de nacht (59.5%). De baby’s waren gemiddeld 27 minuten wakker in de nacht met een

standaardafwijking van 37 minuten (Zie Tabel 4 en 5).

(18)

Huilen

Van de moeders vond 90.5% dat haar baby niet veel huilde. Gemiddeld huilde de baby 10 minuten met een standaardafwijking van 19 minuten. Wanneer de moeder de slaapkamer wilde verlaten en de baby begon te huilen bleef 26% van de moeders toch in de slaapkamer (Zie Tabel 5 en 6).

Tabel 5

Beschrijving van slapen, wakker zijn en huilen van de baby (N=74)

Frequenties Percentages

Wie brengt baby naar bed? Altijd ik 14 18.9 Meestal ik 38 51.4 Meestal mijn partner 4 5.4 Beiden evenveel 17 23.0 Missing 1 1.4 Vaste bedtijden? Ja 51 68.9 Soms 13 17.6 Nee 10 13.5

Vast patroon 's avonds? Ja 58 78.4

Soms 10 13.5

Nee 6 8.1

Vast patroon overdag? Ja 35 47.3

Soms 17 23.0

Nee 22 29.7

Bij de baby blijven? Ja, vaak 15 20.3

Ja, soms 8 10.8

Nee 51 68.9

Slaapplaats van de baby Wieg eigen kamer 47 63.5 Wieg kamer

broer/zus 1 1.4

Wieg kamer ouders 14 18.9 In bed bij ouders 2 2.7

Anders 10 13.5 Slaappositie Buik 17 23.0 Zij 5 6.8 Rug 52 70.3 Inbakeren? Nooit 60 81.1 Enkele keer 1 1.4 Meestal 5 6.8 Altijd 8 10.8

Verleden ingebakerd? Nooit 32 43.2 Enkele keer 16 21.6

Meestal 6 8.1

Altijd 19 25.7

Missing 1 1.4

Hoe valt baby in slaap? Wiegen 3 4.1

Voeden 6 8.1

Vasthouden 17 23.0

(19)

Alleen in bed 44 59.5 In bed dichtbij de ouder 3 4.1 Missing 1 1.4 Slaapprobleem Groot 6 8.1 Klein 21 28.4 Geen 47 63.5

Weggaan terwijl baby wakker

is? Ja, meestal 54 73.0

Ja, af en toe 9 12.2

Nee, nooit 11 14.9

Hoe vaak wakker? 0 30 40.5

1 15 20.3 1,5 2 2.7 2 11 14.9 2,5 4 5.4 3 7 9.5 4 5 6.8

Huilt uw baby veel? Ja 7 9.5%

Nee 67 90.5%

Wat doet u als uw baby huilt als

u de slaapkamer wilt verlaten? Ik blijf 26 35.1%

Ik ga toch weg 48 64.9%

Tabel 6

Beschrijving van slapen, wakker zijn en huilen van de baby in uren en minuten (N=74)

Gemiddelde SD Min Max Slaap 19u-22u 2:19 0:38 0:30 3:00 Slaap 22u-7u 7:59 0:55 5:00 9:00 Slaap overdag 3:57 2:42 2:00 9:00 Tijd om in bed te leggen 0:16 0:16 0:00 1:30 Hoe laat in slaap (N=63) 19:38 0:42 18:15 21:30 Hoe lang inslapen 0:13 0:13 0:00 1:00 Hoe lang wakker in de nacht 0:27 0:37 0:00 3:30 Hoe lang huilt de baby? 0:10 0:19 0:00 2:00

Verbanden tussen het oudergedrag en slapen, huilen en wakker zijn van de baby

Indien de moeder aangaf het slapen van haar baby als een probleem te ervaren was er een significante samenhang met minder slapen overdag (r = -.43), was er minder totale slaap te zien over de hele nacht (19u-7u) (r = -.26), gaven moeders aan dat de baby vaker wakker werd (r =.50) en dat de baby langer wakker was in de nacht (r =.27). Indien de moeder aangaf het slapen als probleem te ervaren huilde de baby langer in de nacht (r =.55) en vond de moeder dat de baby veel huilde ’s nachts (r =.47) (Zie Tabel 7).

(20)

Hypotheses

Hypothese 1

Verwacht werd dat een vaste slaaproutine een positieve invloed had op het zelfstandig in slaap vallen van de baby, waardoor de baby minder huilt, minder wakker wordt en meer slaapt in de nacht. Voor de vragen die gebruikt zijn om routine te meten zijn geen significante correlaties gevonden met slaap in de avond (19-22u), nacht (22u-7u) en de dag (7u-19u). Ook voor huilen en wakker worden in de nacht waren geen significante verbanden gevonden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het hebben van een slaaproutine en vaste bedtijden niet samenhangt met het slapen, wakker worden en huilen in de nacht. Voor de schaal routine werden wel significante resultaten gevonden. De totale slaap overdag (7-19) en de totale slaap in de nacht (19-7) hadden een significante samenhang met de schaal routine (overdag r =.27, in de nacht r =.25) (Zie Tabel 7).

Hypothese 2

Verwacht werd dat indien ouders aangaven ’ s nachts een kamer te delen dat de baby vaker wakker werd en meer huilde in de nacht. Uit de correlaties kwam naar voren dat hoe dichter de baby bij de moeder sliep hoe vaker de baby wakker werd in de nacht (r =.35). Het wakker worden in de nacht hing tevens significant samen met bij de baby blijven tot hij sliep ( r =.39). Dit betekent dat hoe vaker de ouder bij de baby bleef tot deze sliep hoe vaker de baby wakker werd in de nacht. Ook is er een significant verband gevonden tussen het verlaten van de babykamer als de baby nog wakker was en het aantal keer wakker worden in de nacht (r = -. 28). Niet de slaapkamer uitgaan als de baby nog huilt, zorgde ervoor dat de baby vaker wakker werd in de nacht (r =. 34). Indien de baby in slaap valt in nabijheid van de ouder, werd de baby vaker wakker in de nacht (r =.47). Dit betekent dat als de ouder dicht bij de baby bleef als deze ging slapen, door bijvoorbeeld te voeden of te wiegen, dat de baby vaker wakker werd in de nacht.

Voor de totale slaap in de nacht (19u-7u) is een significante negatieve correlatie gevonden met bij de baby blijven tot hij slaapt (r = -.35). Dit betekent dat hoe meer de ouder bij de baby bleef, hoe minder de totale nachtslaap (19u-7u) bedroeg. Tevens is er een significante samenhang gevonden voor de totale slaap en weggaan uit de slaapkamer terwijl de baby nog wakker was (r =.24). Dit betekent dat de baby meer totale slaap had als de ouder wegging uit de kamer terwijl de baby nog wakker was. Wanneer de ouder uit de slaapkamer wegging terwijl de baby nog huilde sliep de baby minder (r = -.31). Indien de ouder de baby bij zich in slaap liet vallen, bijvoorbeeld tijdens voeden of wiegen, had de baby ook minder totale slaap (r = -.43). Wanneer de baby dicht bij de ouder een slaapplaats had was er tevens een vermindering in totale slaap te zien (r = -.28) en was de baby langer wakker in de nacht (r =.33). Indien de baby dicht bij de ouder in slaap viel was er tevens een significant verband voor minder slaap in de avond (19u-22u) (r = -.26) en minder slaap in de nacht (22u-7u) (r = -.31). Ook was de baby langer wakker in de nacht (r =.32). Minder slaap in de avond (19-22u) hing

significant samen met bij de baby blijven tot hij sliep (r = -.30). Niet weggaan bij de baby als deze nog 20

(21)

wakker was, zorgde voor meer slaap in de avond (19u-22u) (r =.31). Voor de nabijheid van de ouder zijn er geen overige significante verbanden gevonden voor slapen in de nacht (22u-7u), slapen overdag (7u-19u), aantal keer wakker worden in de nacht, hoe lang de baby wakker is in de nacht, hoe lang de baby huilt in de nacht en of de ouder het huilen als overmatig ervaart.

Voor de schaal zelfkalmerend vermogen zijn significante verbanden gevonden met zowel aantal uren slaap als aantal keer wakker worden in de nacht. Indien de baby meer zelfkalmerend vermogen had was er meer slaap in de avond (19-22) (r =. 33). Tevens is er bij meer zelfkalmerend vermogen meer totale slaap gevonden (r =.34). Als laatste lieten de resultaten zien dat meer

zelfkalmerend vermogen een verband had met minder wakker worden in de nacht (r = -.37) (Zie Tabel 7).

Hypothese 3

Verwacht werd dat indien moeders borstvoeding geven de baby vaker wakker is in de nacht en huilt. Uit de toetsing komt naar voren dat indien de ouder borstvoeding gaf er een significante samenhang was met vaker wakker worden in de nacht (r =.34) en langer wakker zijn in de nacht (r =.23). Ook voor totale slaap is er een significante samenhang gevonden (r = -.30). Dit betekent dat hoe meer borstvoeding de ouder gaf, hoe minder totale slaap de baby kreeg in de nacht (19u-7u) (Zie Tabel 7).

Tabel 7

Correlaties op item- en schaalniveau tussen oudervariabelen en slaap, wakker zijn en huilen van de baby (N = 74).

Slaap avond 19 - 22 Slaap nacht 22 - 7 Totale Slaap 19-7 Slaap dag 7 - 19 Hoe vaak wakker worden 's nachts Hoe lang wakker 's nachts Hoe lang huilt baby 's nachts Huilt baby veel 's nachts

Ervaart u de slaap van uw

baby als een probleem? -.19 -.15 -.26* -.43** .50** .27* .55** -.47** Heeft u een vast patroon in

de avond? .12 .11 .12 -.19 .00 .08 .08 -.17 Brengt u uw baby op vaste

tijden naar bed? .19 .01 .13 -.22 .09 -.04 .21 -.10 Heeft u een vast patroon

overdag? .14 -.18 -.09 .01 .05 .20 .17 -.14 Blijft u meestal bij de baby

tot hij/zij slaapt? .30** .22 .35** .11 -.39** -.22 -.17 .08 Komt het voor dat u

weggaat bij uw baby, als

deze nog wakker is? .31** .07 .24* .14 -.28* -.17 -.08 .15 Wat is meestal de

slaapplaats van uw baby? -.19 -.21 -.28* -.03 .35* .33* .14 .14

(22)

Stel dat uw baby huilt wanneer u de kamer

uitgaat, wat doet u dan? -.22 -.19 -.31** -.09 .34** .19 .15 -.05 Hoe valt uw baby in slaap? -.26* -.31** -.43** .02 .47** .32** .21 -.13 Geeft u uw baby borst- of

flesvoeding? -.21 -.19 -.30* .03 .34** .23* .20 -.07 In geval van flesvoeding,

heeft u in het verleden

borstvoeding gegeven? -.10 -.10 -.08 -.19 -.05 -.04 -.09 .12 Schaal routine .19 .14 .25* -.27* .05 -.07 .13 -.16 Schaal zelfkalmerend vermogen .33** .19 .34** .08 -.37** -.21 -.15 .09 ** P < 0.01 * P < 0.05

Regressieanalyse tussen oudergedrag en slapen, huilen en wakker zijn van de baby

Er is gebruik gemaakt van regressieanalyses om mogelijke predictoren, namelijk: het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal slaaproutine en de schaal zelfkalmerend vermogen, te vinden voor de volgende afhankelijke variabelen: Hoe vaak wordt uw baby meestal wakker in de nacht?, Hoe lang duurde het voordat uw baby in slaap valt?, de totale slaap per nacht (19u-7u), Hoe lang is uw baby wakker tijdens de nacht?, hoelang huilt uw baby meestal tijdens de nacht? En, Hoelang duurt het uw baby in bed te leggen? Mogelijke outliers zijn verwijderd die correleren bij waarde van 0.95 of hoger. Ten eerste is voor de vraag ‘Hoelang duurt het uw baby in bed te leggen?’ nagegaan of het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen mogelijke predictoren waren. Bij deze analyse zijn drie outliers verwijderd. Dit model verklaarde 19% van de totale variantie (R² =.19). Voor de schaal routine is daarbij een positief significant verband gevonden met hoeveel tijd die de ouder nam om de baby in bed te leggen (β =.39). Dit betekent dat hoe meer slaaproutine de ouder gebruikte, hoe meer tijd de ouder nam om de baby in bed te leggen. Tevens is een significant verband gevonden met zelfkalmerend vermogen (β =.25). Dit betekent dat ouders van baby’s met meer zelfkalmerend vermogen namen meer tijd om de baby in bed te leggen als de baby meer zelfkalmerend vermogen had. Dit model verklaarde significant hoeveel tijd de ouder nodig had om de baby in bed te leggen (F = 3.73). Op basis van de residuen plots kon worden geconcludeerd dat de data lineair en normaal verdeeld waren en dat dus voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse.

Ten tweede was voor de vraag ‘Hoe lang duurt het voordat uw baby in slaap valt?’ nagegaan of het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen

significante predictoren waren. Bij deze analyse waren geen outliers verwijderd. Dit model verklaarde 13% van de totale variantie (R² =.13). Er is negatief significant verband gevonden voor geslacht. Dit

(23)

betekent dat jongetjes meer tijd nodig hebben om in slaap te vallen dan meisjes. Dit model verklaarde niet significant de duur om in slaap te vallen (F =2.49). Op basis van de residuen plots kon worden geconcludeerd dat de data niet lineair en normaal verdeeld waren en dat dus niet voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse.

Ten derde was voor de totale slaap per nacht (19u-7u) nagegaan het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen mogelijke predictoren waren. Bij deze analyse zijn vijf outliers verwijderd. Dit model verklaarde 21% van de totale variantie (R² =.21). Er is voor zelfkalmerend vermogen een positief significant verband gevonden met de totale slaap per nacht (β =.29). Dit betekent dat hoe meer zelfkalmerend vermogen de baby had, hoe meer totale slaap per nacht de baby sliep. Tevens is er een positief significant verband gevonden tussen leeftijd en totale slaap per nacht. Dit betekent dat hoe ouder de baby was, hoe meer totale slaap de baby kreeg. Dit model verklaarde significant hoeveel totale slaap de baby had (F = 4.16). Op basis van de residuen plots kon worden geconcludeerd dat de data lineair en normaal verdeeld waren en dat voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse.

Ten vierde is er voor de vraag ‘Hoe vaak word uw baby meestal wakker in de nacht?’ nagegaan of het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen significante predictoren waren. Bij deze analyse zijn geen outliers gevonden. Dit model verklaarde 16% van de totale variantie (R² =.16). Er is een negatief significant verband gevonden voor zelfkalmerend vermogen (β = -.38). Dit betekent dat hoe minder zelfkalmerend vermogen de baby had, hoe vaker de baby wakker was. Dit model bleek significant te zijn (F = 3.16) Op basis van de residuen plots kon worden geconcludeerd dat de data lineair en normaal verdeeld waren en dat dus voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse

Vervolgens is voor de vraag ‘Hoe lang is uw baby wakker tijdens de nacht?’ nagegaan of het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen mogelijke predictoren waren. Bij deze analyse zijn geen outliers verwijderd. Dit model verklaarde 8% van de totale variantie (R² =.08). Voor leeftijd is een negatief significant verband gevonden met hoe lang de baby wakker was per nacht (β = -.25). Dit betekent dat hoe ouder de baby werd, hoe korter de baby wakker was in de nacht. Dit model verklaarde niet significant hoe lang de baby wakker was (F = 1.39) Op basis van de residuen plots kon worden geconcludeerd dat de data niet lineair en normaal verdeeld waren en dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse.

Ten slotte is voor de vraag ‘Hoelang huilt uw baby meestal tijdens de nacht?’ nagegaan of het geslacht en leeftijd van de baby, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen mogelijke predictoren waren. Bij deze analyse zijn geen outliers verwijderd. Dit model verklaarde 9% van de totale variantie (R² =.09). Voor zelfkalmerend vermogen is er een negatief significant verband gevonden met hoe lang de baby huilde per nacht (β = -.24). Dit betekent dat hoe meer zelfkalmerend vermogen de baby had, hoe minder de baby huilde in de nacht. Dit model verklaarde niet significant hoeveel de baby huilde in de nacht (F = 1.68). Op basis van de residuen plots kon worden

(24)

geconcludeerd dat de data niet lineair en normaal verdeeld waren en dat dus niet voldaan was aan de voorwaarden voor een multiple regressieanalyse (Zie Tabel 8).

Omdat in de getoetste modellen verschillende predictoren niet significant waren, is verder onderzocht of weglating van niet significante predictoren het model zou verbeteren. Dit bleek

onvoldoende resultaat te geven en de modellen onvoldoende sterker te maken (Zie Bijlage 6). Gezien deze resultaten wordt hier alleen de eerste analyse gerapporteerd.

Tabel 8

Regressieanalyse voor geslacht, leeftijd, de schaal routine en de schaal zelfkalmerend vermogen op de slaap van de baby (N=74).

Tijd in bed leggen

Duur om in slaap te vallen?

Totale slaap Hoe vaak wakker in de nacht?

Hoe lang wakker in de nacht?

Hoe lang huilt de baby? Beta Geslacht -.13 .24* -.02 -.04 -.09 .03 Leeftijd -.01 -.05 .33* .10 -.25* .17 Schaal routine .39* .21 .00 .10 .07 .06 Schaal Zelfkalmerend vermogen .25* -.16 .29* -.38* -.12 -.24* Verklaarde Variantie (R²) .19 .13 .21 .16 .08 .10 F-waarde model 3.73* 2.49 4.16* 3.16* 1.39* 1.68 Outliers 309, 200, 353 geen 200, 336, 339, 342, 343

geen geen geen

* P < 0.05

Hypotheses Hypothese 1

Verwacht werd dat een vaste slaaproutine een positieve invloed had op het zelfstandig in slaap vallen van de baby, waardoor de baby minder huilde. Uit de regressieanalyses kwam naar voren dat een slaaproutine alleen een significante relatie had met de tijd die de ouder nam om de baby in bed te leggen. De tijd die de ouder nam om de baby in bed te leggen werd langer als er meer slaaproutine was. Er leek geen significante voorspellende waarde te bestaan tussen de slaaproutine en de tijd die de baby nodig had om in slaap te vallen, de totale slaap in de nacht, hoe lang de baby huilt in de nacht, het aantal keer wakker worden in de nacht en de hoe lang de baby wakker is in de nacht (Zie Tabel 8).

Hypothese 2

Verwacht werd dat indien ouders aangaven een kamer te delen in de nacht dat de baby vaker wakker werd, meer huilde in de nacht en minder zelfkalmerend vermogen had. Uit de regressieanalyses bleek dat het zelfkalmerend vermogen vooral een relatie had met meer totale slaap in de nacht, minder vaak wakker worden en korter huilen in de nacht.

Totale slaap had een significante relatie met zelfkalmerend vermogen. Dit betekent dat hoe meer zelfkalmerend vermogen de baby had hoe meer totale slaap de baby had in de nacht. De voorspellende waarde van het zelfkalmerend vermogen voor het aantal keer wakker worden in de nacht was tevens significant. Dit betekent dat hoe meer zelfkalmerend vermogen een baby had, hoe

(25)

minder de baby wakker werd in de nacht. Voor de tijd die de ouders namen om de baby in bed te leggen was tevens een significante positieve relatie gevonden. Dit betekent dat de ouders meer tijd namen om de baby in bed te leggen als de baby meer zelfkalmerend vermogen had.

Deze resultaten geven aan dat zelfkalmerend vermogen een grote voorspeller is voor het slapen en wakker zijn/worden in de nacht. Er leek geen voorspellende waarde te zijn tussen het

zelfkalmerend vermogen van de baby en de tijdsduur om in slaap te vallen en hoe lang de baby wakker was in de nacht (zie Tabel 8).

(26)

N=1 studie

Baselinemeting en nameting van het slaapdagboek

Tijdens de baselinemeting liet de baby bij het naar bed gaan 50% van de keren zien moe te zijn en de andere 50% van de avonden gaf de baby al een half uur van te voren signalen van moe zijn. De baby ging gemiddeld om 20:07u slapen en het duurde gemiddeld 60 minuten om in te slapen. Het in slaap vallen had een standaardafwijking van 43 minuten, dit betekent dat er per dag grote verschillen waren in inslaaptijd. Tussen 19u en 22u sliep de baby gemiddeld 1:07u en van 22:00u-7:00u sliep de baby gemiddeld 6:45u met een standaardafwijking van 1:15u. Dit geeft aan dat er per nacht verschillen waren in slaapduur. De totale slaap over de nacht bedroeg gemiddeld 7:52u en de baby werd

gemiddeld twee keer wakker per nacht. Indien de baby wakker was in de nacht wisten ouders dit altijd doordat de baby huilde (Zie Tabel 9).

Bij de nameting liet de baby bij het naar bed brengen zien moe te zijn. De baby ging

gemiddeld om 19:56u slapen en het duurde gemiddeld 28 minuten om in te slapen. Het in slaap vallen had een standaardafwijking van 5 minuten, dit betekent dat er per dag kleine verschillen waren in inslaaptijd. Tussen 19:00u en 22:00u sliep de baby gemiddeld 1:26u en van 22:00u-7:00u sliep de baby gemiddeld 6:41u met een standaardafwijking van 1:10u wat aangaf dat er per nacht veel variatie is. De totale slaap over de nacht bedroeg gemiddeld 8:07u en de baby werd gemiddeld een keer wakker per nacht. Indien de baby wakker was in de nacht wisten ouders dit altijd doordat de baby huilde (zie Tabel 9).

Tabel 9

Beschrijving van baselinemeting en nameting slapen en wakker zijn van de baby (N=4)

Gemiddelde (SD) Minimum Maximum

baseline nameting baseline nameting baseline nameting Hoe laat heeft u of

uw partner uw baby in zijn/haar bedje of wiegje gelegd om te gaan slapen? 20:07 (0:28) 19:56 (0:25) 19:30 19:30 20:30 20:30 Hoeveel minuten duurde het voordat uw baby, na het in bed leggen, in slaap viel? 1:00 (42:43) 0:28 (0:05) 0:30 0:20 2:00 0:30 Hoe vaak is uw baby wakker geweest? 2 (1) 1 (0) 1 1 3 1

Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 19:00u en 22:00u in de avond? 1:07 (0:56) 1:26 (0:18) 0:30 1:00 2:30 1:45 26

(27)

Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 22:00u en 7:00 u in de morgen? 6:45 (1:15) 6:41 (1:10) 5:00 5:00 8:00 7:30 Totale Slaap 7:52 (0:28) 8:07 (1:06) 7:30 6:30 8:30 9:00

Autocorrelatie en crosscorrelatie van het slaapdagboek

In figuur 1 is de samenhang tussen de minuten aandacht van de ouder in de nacht per keer dat de baby wakker werd en het aantal keer wakker worden in de nacht zichtbaar gemaakt. Bij visuele inspectie lijkt erop dat bij stijging van het aantal keer wakker in de nacht, de ouder langer bij de baby is geweest gezien bij beide lijnen een eerste piek ontstaat ter hoogte van de 6e nacht. Voorzichtig gesteld zou hier sprake kunnen zijn van een verband. De tweede piek ter hoogte van de 12e nacht werd door moeder verklaard doordat de baby erg huilerig en onrustig was door het mogelijk doorkomen van tandjes.

Om te toetsen of de aandacht van de ouder, de totale slaap, de inslaaptijd van de baby en het aantal keer wakker in de nacht samenhingen met de daarop volgende nachten zijn enkele

autocorrelaties berekend voor 13 nachten. Uit de analyses van de autocorrelaties kwam naar voren dat de minuten van aandacht de ene nacht niet significant samenhingen met de minuten van aandacht van de ouder de daarop volgende nacht (AC = -.37, Z = -1.27, p = > 0.05). Dit betekent dat de aandacht van de ene nacht niet ervoor zorgde dat er de volgende nacht weer aandacht was. Tevens kwam naar

(28)

voren dat de totale slaap de ene nacht niet significant samenhing met de totale slaap de daarop volgende nacht (AC = -.092, Z = -0.33, p = > 0.05). Dit betekent dat de totale slaap van de ene nacht geen invloed had op de totale slaap van de volgende nacht. Ook de minuten die de baby nodig had om in slaap te vallen, de inslaaptijd, hing de ene nacht niet significant samen met de daarop volgende nacht (AC =.28, Z =1.00, p = > 0.05). Dit betekent dat de inslaaptijd van de ene nacht geen invloed had op de inslaaptijd de volgende nacht. Als laatste is gekeken naar het aantal keer wakker in de nacht. Het aantal keer wakker in de nacht hing niet significant samen met het aantal keer wakker de daarop volgende nacht (AC = -.092, Z = -0.33, p = > 0.05). Dit betekent dat het aantal keer wakker van de ene nacht geen invloed had op de volgende nacht.

Om te toetsen of de totale slaap in de nacht, het aantal keer wakker worden in de nacht en het aantal minuten totdat de baby inslaapt samenhingen met de aandacht van de ouder zijn crosscorrelaties uitgevoerd over 13 nachten. Uit de crosscorrelatie tussen de totale slaap in de nacht en de aandacht van de ouder bleek dat er een significante negatieve samenhang was (CC = -.75, Z = -2.57, p = <0.05). Dit betekent dat indien de ouder meer aandacht gaf de totale slaap korter was. Uit de crosscorrelatie tussen de minuten die de baby nodig had om in slaap te vallen en de aandacht van de ouder, bleek dat er geen samenhang was (CC = -.271, Z = -0.94, p = > 0.05). Dit betekent dat de inslaaptijd van de baby niet samenhing met de aandacht van de ouder. Uit de crosscorrelatie bleek als laatste dat er geen

samenhang was tussen het aantal minuten aandacht van de ouder in de nacht voor de baby en het aantal keer wakker worden (CC = -.03, Z =0.09, p = > 0.05). Dit betekent dat het aantal keer wakker worden niet samenhing met de aandacht van de ouder in de nacht in tegenstelling tot de aanname bij de visuele inspectie in Figuur 1.

Verandering in slaap en huilen tussen baselinemeting en nameting

Uit de resultaten van het slaapdagboek kwam voor totale slaap gedurende de nacht bij de eerste baselinemeting een score van 7:52u en bij de nameting een score van 8:07u, dit lijkt te betekenen dat de totale slaap was toegenomen tijdens periode van behandeling. Om dit te toetsen is de Reliable Change Index (RCI) berekend. Voor de berekening van de RCI is de test-hertest betrouwbaarheid van Sadeh (2004) gebruikt (Rxx=.82, Sd =1.4, Se =0.59, Sdif =0.84, Score1 =7:52u, Score 2 =8:07, RCI =17.86). Een RCI van 17.86 betekent dat het verschil tussen voor en nameting geen toeval was en er dus een daadwerkelijke verbetering was gemeten in totale slaap.

Uit de resultaten van het slaapdagboek kwam bij de eerste meting naar voren dat de baby gemiddeld twee keer wakker was in de nacht, bij de nameting was dit nog één keer. Dit lijkt een afname van aantal keer wakker worden in de nacht. Om toeval uit te sluiten werd de RCI berekend. Voor de berekening van de RCI is de test-hertest betrouwbaarheid van Sadeh (2004) gebruikt (Rxx =.88, Sd =2.47, Se =0.86, Sdif =1.21, Score1 =2, Score 2 =1, RCI =0.83). De berekende RCI van 0.83 betekent dat er geen significant verschil was tussen baselinemeting en nameting en er dus geen significante verbetering gemeten is in het aantal keer wakker worden.

(29)

Discussie

Het huidige onderzoek ging na welk gedrag van ouders, met controle voor geslacht en leeftijd van de baby, een relatie heeft met het huilen, het wakker zijn en slapen van de baby gedurende de nacht. Dit is onderzocht door middel van een cross-sectioneel onderzoek en een N=1 studie in het kader van een quasi experimenteel onderzoek.

Voor het cross-sectionele onderzoek zijn een drietal hypotheses onderzocht. De eerste hypothese die stelde dat een vaste slaaproutine een positieve invloed heeft op het zelfstandig inslapen in de nacht, waardoor de baby in de nacht minder huilt, minder wakker wordt en meer slaapt in de nacht wordt niet aangenomen. Uit de correlaties komt geen invloed van slaaproutine naar voren op zelfstandig in slaap vallen. Wel komt naar voren dat indien ouders een slaaproutine gebruikten het naar bed brengen van de baby meer tijd nam. Voor de schaal routine kwam een significant positief verband naar voren met totale slaap in de nacht. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij ouders die geen routine hanteren de tijd om de baby in bed te leggen minder bedraagt. Routine heeft in het huidige onderzoek alleen effect indien naast de routine tevens vaste bedtijden worden gehanteerd. Uit de regressieanalyse kwam naar voren dat een slaaproutine geen voorspellende waarde heeft ten opzichte van het slapen, huilen en wakker zijn van de baby in de nacht. Slaaproutine heeft alleen een relatie met de tijd die de ouder neemt om in bed te leggen. Of slaaproutine invloed heeft op de inslaaptijd van de baby is in het huidige onderzoek niet meegenomen. Uit de resultaten kan

geconcludeerd worden dat alleen een slaaproutine onvoldoende werkzaam is voor het verbeteren van de slaap van de baby, maar dat het zelf reguleren van slaap een belangrijke vaardigheid is die de baby moet leren. Dit komt overeen met de resultaten van Smart en Hiscock (2007) die laten zien dat ouders het helpend vinden om de baby wakker in bed te leggen. Karp (2012) geeft aan dat een slaaproutine belangrijk is, maar Karp (2012) heeft het wakker in bed leggen opgenomen in de slaaproutine

waardoor de werkzaamheid van de slaaproutine en het wakker in bed leggen niet goed te scheiden zijn. De tweede hypothese wordt aangenomen. Deze hypothese stelde dat de ouders die een kamer deelden met hun baby, waardoor de ouder dus dichter bij de baby was, baby’s hadden die vaker wakker werden in de nacht, meer huilden en minder zelfkalmerend vermogen hadden. De correlaties lieten zien dat hoe dichter de baby bij de ouder sliep, hoe vaker en langer de baby wakker werd in de nacht en hoe minder de baby sliep. Er waren geen significante verbanden met huilen. Dit komt overeen met de resultaten van Bolten et al. (2012) die aantoonden dat wanneer de moeder een kamer deelde met de baby dit een voorspeller was van slechte slaap van de baby. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de moeder mogelijk sneller reageert wanneer de baby bij haar in de kamer is, dan wanneer de baby een eigen kamer heeft. Indien de baby in aanwezigheid van de ouder insliep, door bijvoorbeeld wiegen, werd de baby vaker en langere tijd wakker in de nacht. Opvallend is dat weggaan als de baby nog huilt voor minder totale slaap zorgt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de baby geholpen dient te worden door de ouder om tot rust te komen, voordat de baby in slaap kan vallen. Dit komt overeen met de resultaten uit het artikel “Huilende baby’s” (2009) waarin naar voren komt dat

(30)

het laten huilen van de baby grote hoeveelheden stresshormonen kost, verdringing van het trauma oplevert met alle gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van het jonge brein en de latere geestelijke gezondheid. Uit de regressieanalyse komt naar voren dat meer zelfkalmerend vermogen van de baby vooral een voorspellende waarde had voor alle getoetste slaapvariabelen (namelijk: tijd om de baby in bed te leggen, totale slaap, aantal keer wakker per nacht, hoe lang wakker per nacht en hoe lang huilen) uitgezonderd de duur om in slaap te vallen. Wanneer de baby veel zelfkalmerend vermogen had, sliep de baby langer in de nacht en werd minder en korter wakker en huilde minder in de nacht (Bolten et al., 2012). Dit komt tevens overeen met de eerder genoemde bevinding van Sadeh et al. (2010) die aantoonden dat wanneer ouders hun baby onvoldoende aanleren zelfstandig in slaap te vallen (zelfkalmerend vermogen) de baby minder totale slaap in de nacht had.

De laatste hypothese van het cross-sectionele onderzoek is eveneens aangenomen. Uit de correlaties komt naar voren dat het geven van borstvoeding bijdroeg aan het vaker wakker worden en huilen van de baby in de nacht. Van de moeders, die of borstvoeding gaven, of zowel borstvoeding als flesvoeding gaven, had de baby minder totale slaap per nacht en werd de baby vaker en langer wakker en de baby huilde meer. Dit komt overeen met de resultaten van Pinilla, Leann en Birch (1993) die aantoonden dat van alle baby’s die borstvoeding kregen de baby’s tot acht weken die geen

borstvoeding kregen in de nacht langer sliepen dan baby’s tot acht weken die wel borstvoeding kregen in de nacht. Pinilla et al. (1993) toonden als oorzaak hiervan aan dat ouders die borstvoeding geven hun baby onvoldoende leren om zelf door te slapen of opnieuw in te slapen in de nacht zonder borstvoeding. Wanneer de ouders een training kregen (waaronder het aanbieden van een

droomvoeding) om te leren om de baby zelfstandig te laten doorslapen en overdag borstvoeding gaven, sliep de baby beter door in vergelijking met de baby’s van ouders die deze training niet aangeboden kregen en borstvoeding gaven (Pinilla et al., 1993). Een mogelijk verklaring voor de uitkomsten uit het huidige onderzoek, dat borstvoeding geven de slaap vermindert en het aantal keer en de duur van wakker zijn versterkt, is dat de ouders de baby onvoldoende leren zelfstandig in en door te slapen. Daarbij zou ouders geleerd moeten worden een droomvoeding te geven voor nacht begint, en minder snel te reageren als de baby wakker wordt in de nacht (Pinilla & Birch, 1993, Karp, 2012). Ook st. Robert-James & Peachy (2011) tonen aan dat het helpend is voor langere slaap in de nacht om de baby even te laten wachten voordat de ouder voeding aanbiedt.

Voor het quasi-experimentele onderzoek werd door middel van een N=1 studie onderzocht of het Slaapgerust programma effectief was en er werd verwacht dat de mate van slapen in nacht van de baby verbetert na het toepassen van het Slaapgerust programma. Een tweede hypothese die was opgesteld, stelde dat de baby minder wakker werd in de nacht na het toepassen van het Slaapgerust programma. Na het toepassen van het Slaapgerust programma verbeterde de totale slaap. De eerste hypothese kan hiermee worden aangenomen. De resultaten tonen aan dat de baby na het toepassen van het Slaapgerust programma een significante verbetering had in de totale nachtslaap. Wanneer er minder totale slaap in de nacht was, was er een significante samenhang met meer minuten aandacht die

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Buiten het Haagse circuit was de maat vol. 'Het hart van de achter- ser, SER - voorzitter D ban wilde dat het doorging. Het verstand van het Binnenhof zei: nee, de partijleidingen

Alle baby’s huilen van tijd tot tijd. Elke baby heeft als voornaamste activiteiten in de loop van de dag eten, slapen en huilen. Deze activiteiten wisselen elkaar voortdurend af.

Ook boos worden, tien keer in de kamer gaan om te kijven, of schreeuwen zijn manieren om kinderen aandacht te geven en door deze... aandacht worden ze

Deze biologische klok wordt ingesteld door melatonine dat door de pijnappelklier in de hersenen wordt geproduceerd zodra het donker wordt.. Om in te kunnen slapen is een

Ahold had destijds een IAD Bendermacher: ‘De debacles van de afgelo- pen tien jaar zaten niet in de procescontro- les, maar in zaken als een bestuur dat niet voldoende oog had

De man duwt zijn penis in de vagina van de vrouw en loost zijn zaad.. Dit is voor beide een

Caroll schreef ooit: ‘Ik vraag me af of de sneeuw houdt van de bomen en velden, die hij zo zachtjes kust en toedekt met een wit laken… En die misschien zegt: ‘Ga slapen, schatjes,

linkerschouder, knieën tegen mijn dij, hoofd op mijn borst, lippen smakkend, tevreden. Slaap lekker en nachtzoen, vluchtiger met