• No results found

De preventieve werking van naming en shaming en naming en faming : de invloed van geanticipeerde schaamte en trots op gedragsintenties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De preventieve werking van naming en shaming en naming en faming : de invloed van geanticipeerde schaamte en trots op gedragsintenties"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Preventieve Werking van Naming

en Shaming en Naming en Faming:

De Invloed van Geanticipeerde

Schaamte en Trots op

Gedragsintenties

Bachelorproject Sociale Psychologie Naam: Laura Sumajow

Studentnummer: 10175768 Begeleider: Michael Vliek Aantal woorden: 5355 Abstract: 134

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd de preventieve werking van naming en shaming (sociaal

straffen) en naming en faming (sociaal belonen) onderzocht. Er werd gekeken naar de invloed van geanticipeerde schaamte en trots op gedragsintenties en naar het effect van identificatie op dit verband. Tweehonderdtien studenten van de UvA werden willekeurig toegewezen aan één van de vier condities in een 2 (publiek vs. niet-publiek) x 2 (belonen vs. bestraffen) between-subjects factorieel design. Het bleek dat publieke bekendmaking een effect had op de intentie om te plagiëren, zowel direct als via geanticipeerde schaamte. Dit duidt erop dat

naming en shaming een preventieve werking heeft en een effectieve methode is om

regelovertreding te minderen. Ook bleek dat wanneer mensen zich meer identificeren, ze gemotiveerd zijn goed gedrag te vertonen om de reputatie van de groep hoog te houden.

(3)

De Preventieve Werking van Naming en Shaming en Naming en Faming: De Invloed van Geanticipeerde Schaamte en Trots op Gedragsintenties

Eén van de taken van de overheid is om ervoor te zorgen dat bedrijven en organisaties de wet- en regelgeving naleven. Instanties als Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zijn aangesteld om dit te controleren. Lange tijd bestond hun handhaving voornamelijk uit

instrumenteel straffen en belonen zoals het afnemen of verlenen van vergunningen, het opleggen van geldboetes of het geven van subsidies. Recentelijk wordt er steeds vaker gekozen voor sociaal straffen en belonen. Naming en shaming en naming en faming worden wereldwijd steeds vaker ingezet om regelnaleving te stimuleren.

De reden voor de opkomende populariteit van deze twee methodes is dat ze een aantal voordelen hebben ten opzichte van instrumenteel/financieel straffen en belonen. Ten eerste werken financiële maatregelen voor een bedrijf met groot kapitaal niet gauw motiverend of afschrikkend (Van der Pligt, Koomen & van Harreveld, 2007). Een goede reputatie is echter wel aantrekkelijk en reputatieschade kan een enorme impact hebben. Dit hangt samen met het tweede punt dat naast de sociale gevolgen (slechte publiciteit en een slechte reputatie) naming en shaming en naming en faming ook direct financiële gevolgen hebben (Van der Pligt, Koomen & van Harreveld, 2007). Ten derde wordt gedacht dat sociaal straffen en belonen mogelijk een preventieve werking hebben op regelnaleving.

Voor het laatstgenoemde punt laatste punt bestaat echter nog weinig empirische evidentie. Omdat reputatieschade ten gevolge van naming en shaming ernstige consequenties kan hebben voor een bedrijf, wordt er momenteel nog terughoudend omgegaan met deze methode. Wanneer blijkt dat naming en shaming en naming en faming ook preventief werken, kan de overheid deze methodes wellicht vaker inzetten. Om de preventieve werking van

naming en faming en naming en shaming vast te stellen zal in dit onderzoek gekeken worden

(4)

dat de preventieve werking van naming en shaming en naming en faming deels afhankelijk is van de mate waarin werknemers zich identificeren met hun bedrijf. Om deze reden zal in dit onderzoek naar de invloed van identificatie worden meegenomen.

Sociaal Straffen en Belonen

Naming en shaming werd in de jaren ’80 in Groot-Brittannië geïntroduceerd (Van der

Pligt, Koomen & van Harreveld, 2007). Het is een vorm van sociaal straffen waarbij regelovertreding en ongewenst gedrag bestraft worden door de identiteit van daders

publiekelijk bekend te maken. Hetzelfde principe wordt gebruikt bij naming en faming, een vorm van sociaal belonen. Hierbij wordt geprobeerd regelnaleving te stimuleren door goed gedrag van bedrijven of individuen publiekelijk bekend te maken.

Uit enkele eerdere onderzoeken blijkt al dat publieke bekendmaking van de prestaties van bedrijven, zorgt voor een motivatie om te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Bevan en Wilson (2013). Zij onderzochten de werkzaamheid van naming en

shaming in een natuurlijke setting. In het onderzoek werd het staatbeleid van twee

verschillende landen, Engeland en Wales, vergeleken met betrekking tot onderwijs en gezondheidszorg. In Engeland werd de prestatie van zowel scholen als ziekenhuizen gepubliceerd, in Wales werden de prestaties niet publiekelijk bekend gemaakt. Uit de resultaten komt naar voren dat in Engeland zowel de schoolprestaties omhooggingen als dat de wachttijden voor ziekenhuizen korter werden. Bevan en Wilson (2013) beargumenteren dat de drijfveer achter deze verbeterde prestaties in beide gevallen kwam door de

reputatie-effecten van naming en shaming.

Ook zijn er onderzoeken gedaan naar de rol die sociale factoren van bestraffing spelen bij regelovertreding. Rebellon, Piquero, Piquero & Tibbetts (2010) beargumenteren dat het vooral de sociale gevolgen zijn van bestraffen die zorgen voor een vermindering in crimineel

(5)

gedrag (of de intentie daartoe). Zij stellen dat de schaamte die optreed bij de dader en zijn sociale omgeving van grote invloed is op criminal intent. Zij hebben de invloed van

geanticipeerde schaamte en enkele andere variabelen, differential association, strain, low

self-control en perceived certainty op criminal intent onderzocht. Uit hun onderzoek kwam naar

voren dat geanticipeerde schaamte een direct effect heeft op criminal intent en dat de overige variabelen een indirect effect hebben. Deze worden namelijk gemedieerd door geanticipeerde schaamte. Zij stellen dat geanticipeerde schaamte de meest consistente en belangrijkste afschrikkende factor is voor verschillende vormen van overtreding. Geanticipeerde schaamte is de schaamte die men verwacht te ervaren als reactie op een toekomstige gebeurtenis, situatie of handeling.

Uit onderzoek naar naming en shaming blijkt dus dat, nadat hun prestaties zijn gepubliceerd, bedrijven gemotiveerd zijn om deze te verbeteren. Echter is nog geen

ondersteuning vanuit onderzoek dat deze publicatie leidt tot het ervaren van geanticipeerde schaamte, noch dat naming en faming leidt tot het ervaren van geanticipeerde trots.

Geanticipeerde Emoties

Baumeister, Vohs, DeWall en Zhang (2013) stellen dat emoties dienen als feedback-systeem en dat het niet hun functie is om gedrag direct te beïnvloeden. Zij opperen een dual

process model voor emoties. In dit model zijn er enerzijds zijn simpele affectieve reacties die

automatisch gebeuren en het lichaam aanzetten tot actie. Anderzijds komen er in sommige situaties bewuste emoties tot stand, die worden gebruikt om te leren en analyseren. De bewuste emoties kunnen dan als feedback dienen. Men kan een toekomstige situatie inschatten en de keuze om bepaald gedrag te vertonen baseren op de emoties die verwacht worden te ervaren. In hun onderzoek beargumenteren de auteurs zelfs dat geanticipeerde emoties een belangrijkere richtlijn vormen voor gedrag dan echte emoties.

(6)

Geanticipeerde emoties kunnen dus invloed hebben op de keuze die iemand maakt en daarmee uiteindelijk op gedrag. Mellers en McGraw (2001) proberen te verklaren welk proces ervoor zorgt welke keuze uiteindelijk gemaakt wordt. De theorie die ze hiervoor hebben opgesteld heet de decision affect theory. Deze theorie stelt dat wanneer mensen een beslissing maken ze het plezier en de pijn ervan anticiperen, deze gevoelens afwegen tegen de kans dat ze zullen voorkomen en vervolgens de optie kiezen die gemiddeld het meest plezier zal opleveren.

Perugini en Bagozzi hebben de invloed van geanticipeerde emoties onderzocht door deze als predictor toe te voegen in de Theory of Planned Behavior (TPB) van Ajzen (1991). De oorspronkelijke predictoren die in dit model beschreven staan zijn: normen, attitudes en waargenomen controle. Het model waarin Perugini en Bagozzi (2001) geanticipeerde emoties als predictor hebben toegevoegd, noemen zij Model of Goal-Directed Behavior. Dit model blijkt gedrag beter te kunnen voorspellen dan de TPB omdat de verklaarde variantie groter is. Geanticipeerde emoties blijken dus een voorspellende waarde te hebben voor gedragsintenties en daarmee indirect voor gedrag.

Een meta-analyse is uitgevoerd door Rivis, Sheeran en Armitage (2003) om de

predictieve validiteit vast te stellen van geanticipeerd affect in de TPB. Uit hun analyse kwam naar voren dat geanticipeerd affect zorgde voor een toename van 5% in de verklaarde

variantie van gedragsintenties.

Baumgartner, Pieters en Bagozzi (2008) hebben vervolgens het verschil tussen de invloed van negatieve en positieve geanticipeerde emoties op gedragsintenties onderzocht. De positieve geanticipeerde emoties die zij onderzochten waren: relief, satisfaction, happiness, en pride. De negatieve geanticipeerde emoties die zij onderzochten waren: disappointment,

(7)

geanticipeerde emoties een grotere voorspellende waarde voor gedragsintenties dan positieve geanticipeerde emoties.

Een mogelijke verklaring voor de hierboven beschreven resultaten kan worden afgeleid uit het principe van loss-aversion. Dit principe stelt dat mensen verlies zwaarder wegen dan een even grote winst. Het is afkomstig uit de Prospect Theory van Tversky en Kahneman (1991). Deze theorie stelt dat mensen beslissingen maken gebaseerd op de mogelijke waarde van verlies en winst.

Uit eerder onderzoek is dus af te leiden dat geanticipeerde emoties van invloed zijn op gedragsintenties en dat de invloed van negatieve geanticipeerde emoties groter is dan die van positieve geanticipeerde emoties. Echter is er nog geen onderzoek uitgevoerd dat de invloed van zowel geanticipeerde schaamte als trots op gedragsintenties heeft vergeleken in één studie.

Zelfbewuste Emoties en Sociale Identiteit

Schaamte is een negatieve (geanticipeerde) emotie, trots is een positieve (geanticipeerde) emotie. Beiden zijn zelfbewuste emoties en komen tot stand door

zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie vindt plaatst na het wel (of niet) naleven van persoonlijke of sociale standaarden (Tracy & Robins, 2004). Schaamte wordt ervaren wanneer iemand van mening is dat zijn imago is aangetast. Bij het ervaren van schaamte wordt de gehele zelf negatief geëvalueerd (Rebellon, Piquero, Piquero & Tibbetts, 2010). Trots wordt ervaren wanneer iemand het idee heeft dat zijn imago is verbeterd. Bij het ervaren van trots wordt de gehele zelf positief geëvalueerd (Tracy & Robins, 2004). Schaamte en trots zijn beide emoties die betrekking hebben op het zelfbeeld. De sociale identiteitstheorie (Tajfel & Turner, 1979; 1986) stelt dat mensen dit zelfbeeld niet alleen baseren op hun persoonlijke karakteristieken en prestaties (de persoonlijke identiteit) maar ook op evaluaties en karakteristieken van de

(8)

groepen waartoe ze behoren (de sociale identiteit). Wanneer het imago van een dergelijke groep wordt aangetast, zal iemand als gevolg ervan schaamte ervaren (of geanticipeerde schaamte wanneer mogelijke reputatieschade wordt waargenomen). Wanneer het imago van een dergelijke groep verbetert, zal iemand als gevolg ervan trots ervaren (of geanticipeerde trots wanneer mogelijke reputatieschade wordt waargenomen).

Groepsgebaseerde Emoties en Collectieve Actie

Sherperd, Spears en Manstead (2013) stellen niet alleen dat wanneer mensen waarnemen dat het imago van een groep waartoe ze behoren wordt aangetast, ze

geanticipeerde schaamte zullen ervaren maar ook dat ze hierdoor bereid zijn om collectieve actie te ondernemen om de reputatie te herstellen. Zij onderzochten de invloed van de

geanticipeerde emoties woede, schuld en schaamte in groepsverband. Ze benadrukken hierbij het verschil tussen schaamte en schuld. Ze stellen dat het ervaren van schaamte ontstaat als gevolg van een aantasting van de reputatie of sociale identiteit en dat hierbij de hele zelf geëvalueerd wordt. Schuld verschilt hierin omdat hierbij alleen het betreffende gedrag geëvalueerd wordt. Zij concluderen dat schaamte (en niet schuld of woede) het verlangen voorspelt om de reputatie van de groep te herstellen. Het waarnemen van reputatieschade leidt via geanticipeerde schaamte tot collectieve actie. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar groepsgebaseerde geanticipeerde trots en het daarbij horende gedrag.

Huidig onderzoek

Gebaseerd op bovenstaande beschreven theorieën en onderzoeken zijn een aantal dingen te stellen. Omdat publiekelijke bekendmaking van invloed is op het imago van een groep waartoe iemand behoort en dit imago onderdeel vormt van iemands zelfbeeld, wordt ten

(9)

eerste verwacht dat naming en shaming en naming en faming respectievelijk zullen leiden tot het ervaren van geanticipeerde schaamte en trots. Omdat geanticipeerde emoties invloed hebben op gedragsintenties, wordt ten tweede verwacht dat het ervaren van deze

geanticipeerde emoties zal zorgen voor de intentie om regelovertreding te minderen. Ten derde wordt, omdat negatieve geanticipeerde emoties gedragsintenties beter voorspellen dan positieve geanticipeerde emoties, verwacht dat naming en shaming effectiever zal zijn dan

naming en faming. Tenslotte wordt verwacht dat de mate van identificatie van invloed zal zijn

op de preventieve werking van naming en shaming en naming en faming.

Deelnemers vulden een vragenlijst in die de volgende variabelen mat: identificatie, geanticipeerde schaamte en trots, normen, attitudes, geschatte kans, waargenomen eigen controle en gedragsintenties. De deelnemers kregen een scenario te lezen behorend bij één van de vier condities: financiële straf, financiële beloning, sociale straf en sociale beloning. In de financiële condities werd vermeld dat het betreffende bedrijf een financiële boete of

beloning ontving; in de sociale condities werd vermeld dat deze financiële straf of beloning ook publiekelijk bekend werd gemaakt.

Er werd voorspeld dat in de condities waar publiekelijk bekend gemaakt werd, meer geanticipeerde emoties door de deelnemers zouden worden ervaren dan in de condities waar dit niet gedaan werd. Ook werd voorspeld dat in de condities waar gestraft werd, deelnemers meer geanticipeerde schaamte zouden ervaren dan in beloningscondities en dat in

beloningscondities deelnemers meer geanticipeerde trots zouden ervaren dan in de

strafcondities. Ook werd verwacht dat deelnemers hoger zouden scoren op geanticipeerde emoties, zowel schaamte als trots, ze hoger zouden scoren op gedragsintenties. Daarnaast werd verwacht dat in de conditie waar zowel publiekelijk bekend gemaakt werd als gestraft, de deelnemers hoger zouden scoren op gedragsintenties dan in de overige condities. Tenslotte werd voorspeld dat er ook een effect van identificatie gevonden werd op gedragsintenties.

(10)

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek namen in totaal 211 studenten van de Universiteit van Amsterdam deel. De deelnemers waren afkomstig uit verschillende studierichtingen en jaren (bachelor of master) en werden geworven op verschillende faculteiten in Amsterdam. Voor deelname aan het onderzoek ontvingen ze een bedrag van 2 euro. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 22 jaar. De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan één van de vier condities in een 2 (publiek vs. niet-publiek) x 2 (belonen vs. bestraffen) between-subjects factorieel design.

Materialen en Procedure

Om de vier verschillende condities te onderscheiden, zijn vier verschillende scenario’s opgesteld. Hieronder is een weergave van het gebruikte scenario (hierbij zijn de scenario’s van alle vier de condities in samengenomen in één beschrijving):

De laatste tijd is fraude binnen universiteiten een veelbesproken onderwerp in het nieuws. Om frauduleus gedrag te verminderen en er meer grip op te krijgen heeft de overheid een inspectiedienst in het leven geroepen. Stel je voor dat de overheidsinspectie constateert dat studenten aan de UvA buitensporig veel [bijzonder weinig] plagiëren*. Hierdoor staat de UvA in de top 3 van universiteiten waar door studenten het meest [minst] geplagieerd wordt. De inspectie besluit hierom de UvA een financiële boete [beloning] van 300.000 euro te geven. De overheid hoopt er op deze manier voor te zorgen dat studenten in het vervolg de regels beter zullen naleven.

(11)

* Plagiëren is het overnemen van iemand zijn tekst, creatie, idee of element daaruit zonder diens toestemming of vermelding en voor te stellen als eigen vinding of werk.

In de ‘financiële beloning-conditie’ bevat het scenario een situatie waarbij de

deelnemer te lezen krijgt dat zijn/haar universiteit een financiële beloning ontvangt voor het opvallend weinig plagiëren door studenten. In de ‘financiële straf-conditie’ krijgt de

deelnemer een scenario te lezen waarbij zijn/haar universiteit een geldboete ontvangt voor het opvallend veel plagiëren door de studenten. In de ‘sociale beloning-conditie’ krijgt de

deelnemers een scenario te lezen waarbij zijn/haar universiteit een financiële beloning

ontvangt voor het opvallend weinig plagiëren door de studenten en dat dit publiekelijk bekend wordt gemaakt. In de ‘sociale straf-conditie’ krijgt de deelnemers een scenario te lezen

waarbij zijn/haar universiteit een geldboete ontvangt voor het opvallend veel plagiëren door de studenten en dat dit publiekelijk bekend gemaakt wordt. De overige variabelen werden gemeten aan de hand van een aantal items per variabele op de vragenlijst.

Identificatie. Identificatie werd gemeten door middel van vier items (bijv. ‘Ik voel een

sterke band met mijn mede-UvA studenten’), afkomstig uit het artikel van Spears, Doosje en Ellemers (1997). Deze vragen werden beantwoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal wel mee eens).

Geanticipeerde Trots. Geanticipeerde trots werd gemeten aan de hand van drie items (bijv.

‘Als de UvA bovenstaand beschreven gevolgen van deze mate van plagiëren door de studenten ondergaat, voel ik mij trots’). De items werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal wel mee eens).

Geanticipeerde schaamte. Geanticipeerde schaamte werd gemeten aan de hand van

drie items (bijv. ‘Als de UvA bovenstaand beschreven gevolgen van deze mate van plagiëren door de studenten ondergaat, voel ik mij gegeneerd’). De items werden gescoord op een

(12)

zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal wel mee eens).

Attitudes. Attitudes werden gemeten aan de hand van tien items (bijv. ‘Ik vind

plagiëren: ineffectief – effectief.’), deze kwamen onder andere uit het artikel van Perugini en Bagozzi (2001). De schaal had een lage betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .50.

Normen. Deze items zijn voor dit onderzoek samengesteld, gebaseerd op de theorie

over het opstellen van subjectieve normen, afkomstig uit Ajzen (2002). Er waren drie items die injunctieve normen maten (bijv. ‘Geef aan in hoeverre u denkt dat medestudenten plagiëren tolereren’.). Drie items maten descriptieve normen (bijv. ‘Geef aan in hoeverre u denkt dat mede UvA-studenten plagiëren’.). Alle items werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel).

Waargenomen controle. Deze variabele is in tweeën verdeeld, gebaseerd op de theorie

van Ajzen (2002). Het eerste deel mat de mate van self-efficacy met behulp van drie items (bijv. ‘Ik verwacht de komende tijd veel tijdsdruk te ervaren omtrent mijn studie’). Het tweede deel mat de controleerbaarheid van het betreffende gedrag (plagiëren) (bijv. ‘Onderstaande factoren verhogen de kans dat ik zal gaan plagiëren: tijdsdruk, gebrek aan motivatie, slechte controle op plagiaat vanuit de UvA). De werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel).

Gedragsintenties. Deze variabele werd gemeten aan de hand van vier items (bijv. ‘Ik

zou het aan het licht brengen als medestudenten plagiëren’). De items werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal oneens) tot 7 (helemaal eens).

Eerder gedrag. Om eerder gedrag te meten werden drie items gebruikt (bijv. ‘Ik heb

wel eens werk van een mede UvA-student overgenomen’). De items werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (helemaal oneens) tot 7 (helemaal eens).

(13)

Geschatte kans. Ajzen (2002). Deze variabele werd gemeten door middel van vier

items (bijv. ‘Hoe groot acht u de kans dat studenten daadwerkelijk in deze mate plagiëren’). De items werden gescoord op een zevenpunts-Likertschaal, variërend van 1 (zeer klein) tot 7 (zeer groot).

De deelnemers werden geworven in de kantines van de Roeterseiland-campus, de Universiteitsbibliotheek en de Oude Manhuispoort, verspreid over een periode van vier dagen. Aan hen werd verteld dat ze meededen aan een onderzoek naar plagiaat aan de UvA. Allereerst ontvingen de deelnemers een informed consent en ondertekenden deze voordat ze de vragenlijst invulden. De vragenlijsten werden in geprinte vorm aan hen verstrekt. Aan de deelnemers werd verzocht de vragenlijst in te vullen met in achtneming van het beschreven scenario. De deelnemers ontvingen willekeurig één van de vier scenario’s en werden op deze manier willekeurig verdeeld over de vier condities. Na het invullen van de vragenlijst kregen ze een debriefing en een 2-euro muntstuk. Na afloop werden zij ingelicht over het werkelijke doel van het onderzoek en kregen de mogelijkheid vragen te stellen.

(14)

Resultaten

Databehandeling en Manipulatiecheck

De 211 deelnemers waren ongeveer gelijk verdeeld over de condities. In de financiële-beloningsconditie zaten 39 deelnemers, in de financiële-strafconditie zaten 44 deelnemers, in de sociale-beloningsconditie zaten 41 deelnemers en in de sociale-strafconditie zaten 43 deelnemers. Aan het onderzoek deden 66 mannen mee en 86 vrouwen, 15 deelnemers hadden hun geslacht niet ingevuld op de vragenlijst. Deze deelnemers werden niet verwijderd uit het databestand omdat het geslacht van de deelnemers niet van invloed werd geacht op de resultaten van het onderzoek. Om te controleren of gender gelijk was verdeeld over de vier condities is een χ2-test uitgevoerd. Het bleek dat mannen en vrouwen niet ongelijk verdeeld waren over de condities, χ2(3) = 2.37, p = .498. De minimum leeftijd was 18 en de maximum leeftijd was 30 met een gemiddelde van 22 jaar (M = 21,77, SD = 2.32). Om te controleren of leeftijd gelijk verdeeld was over de condities is een one-way ANOVA uitgevoerd. Het bleek dat de variabele leeftijd niet significant verschilde over de vier condities, F(3,163) = .98, p =.404, partial η2

= .02. Vervolgens is multivariaat (per schaal) gekeken of er uitbijters waren. Dit bleek voor geen enkele variabele het geval.

Aan het einde van de vragenlijst waren twee items bijgevoegd ter manipulatiecheck. Het eerste item diende om te controleren of deelnemers het juiste bedrag hadden onthouden. Het bleek dat zestien deelnemers niet het juiste bedrag genoteerd hadden. De data van deze deelnemers werd echter wel meegenomen in de analyses. De grootte van bedrag van de financiële boete of beloning werd geacht niet van relevante invloed te zijn op het al dan niet geslaagd zijn van de manipulatie.

Door middel van het tweede item werd gecontroleerd of deelnemers juist hadden onthouden of de financiële straf of beloning wel of niet publiekelijk bekend werd gemaakt.

(15)

Echter waren er enkele deelnemers in de eerste en tweede conditie (financieel belonen en bestraffen) die ‘weet ik niet’ antwoordden met als argument dat dit gegeven niet in het scenario vermeld stond. Omdat dit niet betekent dat ze het scenario niet goed gelezen of begrepen hadden, is besloten de data van deze deelnemers niet uit te sluiten van de analyse. Deelnemers in de derde en vierde conditie (sociaal belonen en bestraffen) die op deze vraag ‘nee’ of ‘ik weet het niet’ geantwoord hadden, zijn niet meegenomen in de analyse. Dit waren 43 deelnemers. In totaal is voor de analyses de data van 167 deelnemers meegenomen.

Factoranalyse en Betrouwbaarheid

Over de vier items van identificatie, drie van geanticipeerde schaamte, drie van geanticipeerde trots en vier van gedragsintenties is een principale componenten analyse (PCA) uitgevoerd met orthogonale rotatie (varimax). Uit de Kaiser-Meyer-Olkin waarde bleek de steekproef adequaat voor de analyse, KMO = .72. Vier componenten hadden een eigenwaarde van boven de 1. De eerste factor (identificatie) had een eigenwaarde van 3.43 (24.5%) en een hoge betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .85. De tweede factor (geanticipeerde trots) had een eigenwaarde van 2.73 (19.5%) en een hoge betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .86. De derde factor (geanticipeerde schaamte) had een eigenwaarde van 2.15 (15.3%) en een hoge betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .84. De vierde factor (gedragsintenties) had een eigenwaarde van 1.34 (9.6%) en een hoge betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .69. De totale hoeveelheid verklaarde variantie was 68.9%.

Sociaal Straffen en Belonen en Geanticipeerde Schaamte en Trots

Voor alle vier de condities zijn de gemiddelden berekend op de variabelen

identificatie, geanticipeerde schaamte, geanticipeerde trots, en gedragsintenties, zie Tabel 1. Tabel 1

(16)

Schaamte, Geanticipeerde Trots en Gedragsintenties in de vier condities Financieel Belonen, Financieel Straffen, Sociaal Belonen en Sociaal Straffen.

Financieel Belonen

Financieel Straffen

Sociaal Belonen Sociaal Straffen Identificatie 4.28 (0.99) 4.87 (1.18) 4.92 (0.99) 5.05 (1.07) Geanticipeerde Schaamte 2.30 (1.13) 3.40 (1.24) 2.78 (1.38) 3.93 (1.46) Geanticipeerde Trots 3.76 (1.14) 2.41 (1.13) 3.79 (1.43) 2.45 (1.13) Gedragsintenties 4.26 (1.10) 4.13 (1.23) 4.48 (1.05) 4.23 (1.22)

Ook werden de gemiddelden en standaarddeviaties voor de groepen financieel en sociaal en belonen en bestraffen berekend, zie tabel 2.

Tabel 2.

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties (tussen haakjes) op Geanticipeerde Schaamte, Geanticipeerde Trots en Gedragsintenties voor de groepen Financieel en Sociaal en Straffen en Belonen.

Financieel Sociaal Belonen Straffen

Geanticipeerde Schaamte 2.88 (1.30) 3.37 (1.52) 2.54 (1.27) 3.66 (1.38) Geanticipeerde Trots 3.05 (1.31) 3.10 (1.44) 3.77 (1.28) 2.43 (1.23) Gedragsintenties 4.18 (1.17) 4.35 (1.14) 4.37 (1.07) 4.17 (1.22)

Om te toetsen of sociaal straffen tot geanticipeerde schaamte leidt en sociaal belonen tot geanticipeerde trots, is een meerwegs-variantieanalyse (MANOVA) uitgevoerd met als onafhankelijke variabelen ‘publieke bekendmaking’ (financieel vs. sociaal) en ‘soort handhaving’ (straffen vs. belonen) en geanticipeerde schaamte en geanticipeerde trots als afhankelijke variabelen. Aan de assumpties voor de toets werd voldaan.

Gekeken naar Pillai’s Trace bleek er een hoofdeffect van ‘publieke bekendmaking’ op geanticipeerde schaamte en trots, F(2, 162) = 3.22, p = .042, partial η2 = .04. In de groep ‘publiekelijke bekendmaking’ bleek een significant hoofdeffect op schaamte F(1,163) = 6.25,

(17)

p = .013, partial η2 = .04. In de sociale conditie (M = 3.37, SD = 1.52) scoorden de

deelnemers hoger op geanticipeerde schaamte dan in de financiële conditie (M = 2.88, SD = 1.30). Dit was in lijn met de voorspelling. Het hoofdeffect voor trots bleek niet significant, hetgeen niet overeenkwam met de verwachtingen.

Gekeken naar Pillai’s Trace bleek er tevens een hoofdeffect van ‘soort handhaving’ te zijn op geanticipeerde schaamte en trots, F(2,162) = 36.37, p <.001, partial η2 = .31. In de groep ‘soort handhaving’ bleek er een hoofdeffect voor geanticipeerde schaamte F(1,163) = 30.73, p <.001, partial η2 = .16. Deelnemers scoorden hoger op geanticipeerde schaamte in de straf-conditie (M = 3.66, SD = 1.37) dan in de beloningsconditie (M = 2.55, SD = 1.28). Ook werd er een hoofdeffect gevonden voor geanticipeerde trots, F(1,163) = 51.18, p < .001, partial η2

= .24. Deelnemers in de beloningsconditie (M = 3.77, SD = 1.29) scoorden hoger op geanticipeerde trots dan deelnemers in de straf-conditie (M = 2.43, SD = 1.13). Beide

resultaten kwamen overeen met de verwachtingen. Er bleek geen significant interactie-effect te zijn. Dit kwam ook overeen met de verwachting.

Publieke Bekendmaking, Geanticipeerde Schaamte en Gedragsintenties

Om te onderzoeken of geanticipeerde schaamte een invloed heeft op gedragsintenties en of deze invloed veroorzaakt wordt door publieke bekendmaking, is een mediatie-analyse uitgevoerd.

Allereerst werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij geanticipeerde schaamte werd voorspeld uit de factor ‘publiekelijke bekendmaking’. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .03) significant groter dan nul was F(1,165) = 4.94, p = .028. Het

regressiegewicht (b = .17) van factor publiekelijke bekendmaking was significant t = 2.22, p = .028. Zoals verwacht werd, blijkt het dat wanneer er publiekelijk bekend gemaakt wordt, er meer geanticipeerde schaamte wordt ervaren.

(18)

Vervolgens werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij gedragsintenties werden voorspeld uit factor publiekelijke bekendmaking en geanticipeerde schaamte. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .05) significant groter was dan nul, F(2,164) = 4.03, p = .020. Het regressiegewicht (b = -.04) van de factor publiekelijke bekendmaking was niet significant t = .47, p = .641. Het regressiegewicht (b = .21) van geanticipeerde schaamte bleek wel significant, t = 2.68, p = .008. Hoe meer geanticipeerde schaamte wordt ervaren, des te hoger scoort men op gedragsintenties. Dit is in lijn met de verwachtingen.

Straffen en Belonen, Geanticipeerde Schaamte en Gedragsintenties

Om te toetsen of geanticipeerde schaamte en effect heeft op gedragsintenties en of dit effect veroorzaakt wordt door ‘soort handhaving’ is een mediatie-analyse uitgevoerd.

Allereerst werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij geanticipeerde schaamte voorspeld werd uit de ‘factor handhaving’. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .15) significant groter dan nul was F(1,165) = 27.48, p <.001. Het regressiegewicht (b = .39) van factor handhaving was significant t = 17.17, p < .001.

Vervolgens werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij gedragsintenties werden voorspeld uit factor handhaving en geanticipeerde schaamte. Het bleek dast de proportie verklaarde variantie (R2 = .079) significant groter was dan nul, F(2,164) = 7.039, p = .001. Het regressiegewicht (b = -.20) van de factor handhaving was significant t = -2.44, p = .016, even als het regressiegewicht (b = .29) van geanticipeerde schaamte, t = 3.575, p < .001.

Straffen en Belonen, Geanticipeerde Trots en Gedragsintenties

Om te toetsen of geanticipeerde trots een effect heeft op gedragsintenties en dat dit effect mogelijk wordt beïnvloed door het ‘soort handhaving’ is een mediatie-analyse uitgevoerd. Allereerst werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij geanticipeerde trots

(19)

voorspeld werd uit de ‘factor handhaving’. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .25) significant groter dan nul was F(1,164) = 53.97, p <.001. Het regressiegewicht (b = -.50) van factor handhaving was significant t = -7.35, p < .001.

Vervolgens werd een regressieanalyse uitgevoerd waarbij gedragsintenties werden voorspeld uit factor handhaving en geanticipeerde trots. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .01) niet significant groter was dan nul, F(2,163) = .57, p = .568. Het

regressiegewicht (b = -.09) van de factor handhaving was niet significant t = p -.94, = .348, even als het regressiegewicht (b = -.003) van geanticipeerde schaamte, t = -0.03, p = .973. Dit was niet in lijn met de verwachtingen.

Identificatie

Om vervolgens te kijken of identificatie van invloed is, is een ANCOVA uitgevoerd. Hierbij was de afhankelijke variabele gedragsintenties, de onafhankelijke variabelen ‘factor handhaving’ en ‘factor publiek’ en de covariaat identificatie.

Alleen het hoofdeffect van identificatie was significant, F(1,159) = 4.96, p = .027, partial η2

= .03. Het regressiegewicht van identificatie was ook significant. Dit was in lijn met de verwachtingen. Echter was van te voren verwacht dat het ‘soort handhaving’ en ‘publieke bekendmaking’ ook significante hoofdeffecten zouden opleveren.

Om de relatie tussen de variabele identificatie en gedragsintenties nader te onderzoeken is vervolgens een regressieanalyse uitgevoerd waarbij gedragsintenties

voorspeld werden uit identificatie. Het bleek dat de proportie verklaarde variantie (R2 = .027) significant groter dan nul was F(1,165) = 4.63, p = .033. Het regressiegewicht (b = .18) van factor identificatie was significant t = 2.15, p = .033. Hoe hoger deelnemers scoorden op identificatie, hoe hoger ze scoorden op gedragsintenties. Dit komt overeen met de

(20)

Discussie

In dit onderzoek werd allereerst gekeken naar de invloed van publieke bekendmaking (wel-publiek vs. niet publiek) en de invloed van het soort handhaving (straffen of belonen) op het ervaren van geanticipeerde schaamte en trots. Uit de resultaten blijkt dat publieke

bekendmaking (van een straf of beloning) ervoor zorgt dat mensen meer geanticipeerde schaamte ervaren dan wanneer deze niet publiekelijk bekend gemaakt worden. De resultaten bieden echter geen ondersteuning voor de verwachting dat het publiekelijk bekendmaken (van een straf of beloning) zorgt voor het ervaren van geanticipeerde trots. Uit de resultaten komt ook naar voren dat straffen (publiek of niet-publiek) zorgt voor het ervaren van meer

geanticipeerde schaamte dan belonen. Ook blijkt dat belonen (publiek of niet publiek) zorgt voor het ervaren van meer geanticipeerde trots dan schaamte.

Daarnaast werd er gekeken naar de invloed van de geanticipeerde emoties schaamte en trots op gedragsintenties. Het blijkt dat het effect van publieke bekendmaking op

gedragsintenties gemedieerd wordt door geanticipeerde schaamte. Ook blijkt dat er een direct effect van ‘soort handhaving’ en geanticipeerde schaamte op gedragsintenties is, maar ook een indirect effect van ‘soort handhaving’ op gedragsintenties. Er blijkt eveneens een direct effect te zijn van ‘soort handhaving’ op geanticipeerde trots.

Verder blijkt dat identificatie van invloed is op gedragsintenties. Een verklaring hiervoor is dat mensen geneigd zijn goed gedrag te vertonen om de reputatie van de groep waartoe ze behoren hoog te houden omdat dit deel uitmaakt van hun sociale identiteit en dus hun zelfbeeld.

Wel zijn er een aantal kritiekpunten met betrekking tot dit onderzoek. Ten eerste is de manipulatie redelijk zwak. Het in te beelden scenario is mogelijk wordt door sommigen allicht niet als erg realistisch beschouwd (dat studenten aan de UvA in dergelijke mate plagiëren). De variabele geschatte kans was wel gemeten maar naar de invloed ervan is niet

(21)

gekeken in dit onderzoek. In vervolg onderzoek is het allicht interessant om ook deze variabele mee te nemen.

Ten tweede bevatte de vragenlijst erg veel verschillende variabelen. De deelnemers hadden de vragenlijst misschien zorgvuldiger ingevuld wanneer er minder vragen waren. Dat sommige deelnemers de vragenlijsten onnauwkeurig hebben ingevuld, blijkt onder andere uit het feit dat vijftien deelnemers hun sekse niet ingevuld hebben. Het onnauwkeurig invullen van de vragenlijsten door deelnemers zorgt voor oninterpreteerbare of onbetrouwbare resultaten.

Na het controleren van de tweede manipulatiecheck werd duidelijk dat sommige deelnemers in de financiële condities aangaven dat ze niet wisten of de straf of beloning publiekelijk bekendgemaakt werd. Dit kan erop duiden dat enkelen in deze condities mogelijk dachten dat de boete of beloning publiekelijk bekend gemaakt werd, dus dat hun sociale omgeving er ook van op de hoogte zou zijn. Dit zou betekenen dat de manipulatie van het publiekelijk bekendmaken niet geslaagd is. Voor vervolgonderzoek is het allicht nuttig om het verschil duidelijker te benadrukken: in de niet-publieke condities vermelden dat de straf of beloning niet publiek bekend wordt gemaakt.

Daarnaast is het te stellen dat studenten van een universiteit mogelijk minder waarde hechten aan de reputatie ervan dan dat werknemers zouden doen aan de reputatie van hun bedrijf. Daardoor is de externe validiteit van het onderzoek mogelijk lager. Voor

vervolgonderzoek zou het nuttig zijn om onderzoek te doen binnen een bedrijf met werknemers in plaats van binnen een universiteit en haar studenten.

Tenslotte werd het scenario geheel aan het begin van de vragenlijst gegeven. Het is mogelijk dat de studenten de rest van de items mogelijk niet invulden met in achtneming van het scenario. Voor vervolgonderzoek zou dit kunnen worden ondervangen door deelnemers hier tijdens het invullen aan te herinneren.

(22)

Voor de preventieve werking van naming en faming is in dit onderzoek geen ondersteuning gevonden. Op basis van de resultaten kan wel gesteld worden dat het waarschijnlijk is dat wanneer werknemers zich meer identificeren met hun bedrijf, ze in principe al gemotiveerd zijn om goed gedrag te vertonen om de reputatie van hun bedrijf hoog te houden. Ook kan geconcludeerd worden dat naming en shaming waarschijnlijk een

effectieve methode is om regelovertreding te voorkomen. Het zou voor de overheid, en

wellicht ook andere instanties, daarom nuttig zijn om deze methode vaker toe te passen bij het bestraffen van overtredingen door bedrijven.

(23)

Literatuurlijst

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human

Decision Processes, 50, 179–211.

Ajzen, I. (2002). Constructing a TPB questionnaire: Conceptual and methodological considerations.

Baumeister, R. F., Vohs, K. D., DeWall, C. N., & Zhang, L. (2007). How emotion shapes behavior: Feedback, anticipation, and reflection, rather than direct

causation. Personality and Social Psychology Review, 11(2), 167-203. Baumgartner, H., Pieters, R., & Bagozzi, R. P. (2008). Future‐ oriented emotions:

conceptualization and behavioral effects. European Journal of Social

Psychology, 38(4), 685-696.

Bevan, G., & Wilson, D. (2013). Does ‘naming and shaming’work for schools and hospitals? Lessons from natural experiments following devolution in England and Wales. Public

Money & Management, 33(4), 245-252.

Mellers, B. A., & McGraw, A. P. (2001). Anticipated emotions as guides to choice. Current

Directions in Psychological Science, 10(6), 210-214.

Perugini, M., & Bagozzi, R. P. (2001). The role of desires and anticipated emotions in goal‐ directed behaviours: Broadening and deepening the theory of planned behaviour. British Journal of Social Psychology, 40(1), 79-98.

Rebellon, C. J., Piquero, N. L., Piquero, A. R., & Tibbetts, S. G. (2010). Anticipated shaming and criminal offending. Journal of Criminal Justice, 38(5), 988-997.

Rivis, A., Sheeran, P., & Armitage, C. J. (2009). Expanding the affective and normative components of the Theory of Planned Behavior: A meta‐ analysis of anticipated affect and moral norms. Journal of Applied Social Psychology,39(12), 2985-3019.

(24)

Shepherd, L., Spears, R., & Manstead, A. S. (2013). ‘This will bring shame on our nation’: The role of anticipated group-based emotions on collective action.Journal of

experimental social psychology, 49(1), 42-57.

Spears, R., Doosje, B., & Ellemers, N. (1997). Self-stereotyping in the face of threats to group status and distinctiveness: The role of group identification. Personality and Social

Psychology Bulletin, 23(5), 538-553.

Tversky, A., & Kahneman, D. (1991). Loss aversion in riskless choice: A reference-dependent model. The quarterly journal of economics, 1039-1061.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict.The social

psychology of intergroup relations, 33(47), 74.

Tracy, J. L., & Robins, R. W. (2004). "Putting the Self Into Self-Conscious Emotions: A Theoretical Model". Psychological Inquiry, 15(2), 103-125.

Van der Pligt, J., Koomen, W., & van Harreveld, F. (2007). Bestraffen, belonen en beïnvloeden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In particular, inappropriate association of Atg4 with its substrate on autophagosomal membranes and the opening of the catalytic groove to cleave Atg8-PE, would be blocked by

Additional goals are (1) to examine if psychological flexibility, self-compassion, mastery, supportive behavior, posttraumatic growth and resilience are mediators of the intervention

WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH PROBABILISTIC DATA?.. OUR DECISION CONTEXT AND REQUIREMENTS.. WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH

Using the models, we explained the effects of temporal stimulus parameters on thresholds in a human subject study.. Both models have similar psychophysical curves, but the hazard

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim4. Downloaded

These key concepts line up straightforwardly with the definition given in chapter 1 of this book: a 4C legal entity performs supply chain management (SCM) activities and sup- ply

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright