• No results found

Verruiming ouderlijke aansprakelijkheid : de wenselijkheid van het verruimen van de ouderlijke aansprakelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verruiming ouderlijke aansprakelijkheid : de wenselijkheid van het verruimen van de ouderlijke aansprakelijkheid"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verruiming  ouderlijke  

aansprakelijkheid  

2015  

DE  WENSELIJKHEID  VAN  HET  VERRUIMEN  VAN  DE  OUDERLIJKE  

AANSPRAKELIJKHEID  

STEPHANIE  KORTING  

(2)

Naam Stephanie Korting

Studentnummer 10307524

E-mail Privaatrechtelijke rechtspraktijk

Mastertrack

Aantal EC’s 12

Inleverdatum definitieve versie scriptie 31 juli 2015

Voorlopige titel De wenselijkheid van de verruiming van de

ouderlijke aansprakelijkheid

(3)

Inhoudsopgave Titelblad………...……… ...p. 2 Inhoudsopgave………. ...p. 3 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Inleiding……….……… ...p. 5 1.2 Aanleiding………...……….…...p. 5 1.3 Doelstelling……….………...………... ...p. 6 1.4 Onderzoeksvraag………..…………...………... ...p. 6 1.5 Deelvragen………...………... ...p. 6 1.6 Methodologische verantwoording……….p. 7 1.7 Leeswijzer………... ...p. 7 Hoofdstuk 2: Ouderlijke aansprakelijkheid in Nederland

2.1 Inleiding………p. 8 2.2 Ouderlijke aansprakelijkheid……….………...p. 8 2.3 Geschiedenis van de onrechtmatige daad...………...p. 8 2.4 Onrechtmatige daad……..………...……...…………..p. 9 2.5 Kwalitatieve aansprakelijkheid………....………...p. 11 2.6 Disculpatiegrond……….p. 14 2.7 Jurisprudentie………..p. 15 2.8 Ouderlijke aansprakelijkheid in Europa………..p. 15 2.9 Tussenconclusie………...…...p. 16 Hoofdstuk 3: Wetsvoorstel 30519

3.1 Inleiding………..p. 17 3.2 Wijziging van art. 6:169 lid 2 BW.. ………...p. 17 3.3 Aanleiding van het wetsvoorstel……….………...p. 18 3.4 Doelen van het wetsvoorstel………...p. 18 3.5 Verzekeringstechnisch aspect met betrekking tot het wetsvoorstel..………..p. 19 3.6 Chronologisch verloop van het wetsvoorstel………..p. 20 3.7 Huidige stand van zaken……….p. 22 3.8 Kritiek op het wetsvoorstel……….p. 23 3.9 Tussenconclusie………..p. 25 Hoofdstuk 4: Verzekeringsrecht

(4)

4.2 Schadevergoedingsrecht met betrekking tot OD van kinderen………...p. 26 4.3 De Aansprakelijkheidsverzekering………….………p. 28 4.4 Gevolgen van het wetsvoorstel op het verhalen van schade………...p. 30 4.5 Tussenconclusie………..p. 31 Hoofdstuk 5: Conclusie

5.1 Conclusie……….p. 33 Literatuuroverzicht………...p. 38

(5)

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Inleiding

Als je ervoor kiest om een wetsvoorstel centraal te stellen in je scriptie weet je dat je het risico loopt dat er in de maanden dat je aan het schrijven bent veranderingen optreden. Dit was bij mij ook het geval. Het wetsvoorstel dat centraal staat in mijn scriptie is het wetsvoorstel dat de ouderlijke aansprakelijk beoogt te verruimen voor minderjarige kinderen vanaf veertien jaar. Het wetsvoorstel is in 2006 ingediend door het CDA. Pas in 2012 is het wetsvoorstel besproken in de Tweede Kamer. Dit betekent dat er al zes jaar overheen zijn gegaan voordat het wetsvoorstel inhoudelijk werd behandeld. In 2012 is het wetsvoorstel met een

meerderheid van stemmen door de Tweede Kamer aangenomen. Toen ik begon met het schrijven van mijn scriptie lag het wetsvoorstel alweer een jaar stil. Na de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer had de indiener namelijk een novelle aangekondigd.1 Op 28 april 2015 maakte de indiener aan de voorzitter van de Eerste Kamer bekend geen novelle in te dienen en sprak hij de wens uit het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ter stemming te brengen. Dat spoed niet onmogelijk is in de politiek, bleek toen het wetsvoorstel drie weken later al ter stemming werd gebracht. Het wetsvoorstel werd op 19 mei 2015 in de Eerste Kamer verworpen, alleen het CDA en de PVV stemden voor.

1.2 Aanleiding

Hoewel de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft verworpen, is wel een discussie op gang gekomen over het verruimen van de ouderlijke aansprakelijkheid. Het wetsvoorstel had voor ogen om de ouderlijke aansprakelijkheid voor minderjarige kinderen vanaf veertien jaar te verruimen. Het wetsvoorstel beoogt een risicoaansprakelijkheid voor alle kinderen. Hierdoor komt een discussie naar boven die al eerder gevoerd is. Hoewel het wetsvoorstel is

verworpen, is het onderwerp naar mijn mening nog steeds interessant. Uit de

tijdschriftartikelen die ik heb bestudeerd voor mijn scriptie, waarin juristen kritiek leverden op het wetsvoorstel, kwam niet naar voren dat de huidige ouderlijke aansprakelijkheid in

Nederland zo moet blijven. Ook moet niet voorbij worden gegaan aan het gegeven dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel wel heeft aangenomen. Indien wij in Nederland de Eerste Kamer niet als controlerend orgaan hadden gehad, was er een kans geweest dat het

wetsvoorstel aangenomen zou zijn en de wetswijziging had plaatsgevonden.

                                                                                                                         

1 Novelle is een term die wordt gebruikt voor het aanduiden van een wetsvoorstel dat een aanhangig wetsvoorstel

(6)

Naar aanleiding van het verwerpen van het wetsvoorstel heb ik contact opgenomen met de CDA-fractie in de Tweede Kamer. Het Kamerlid Oskam zal in de Tweede Kamer namens de CDA-fractie aandacht blijven vragen voor het onderwerp vernielingen en het daadwerkelijk uitkeren van schadevergoedingen. Dit wil hij doen via de debatten en andere parlementaire middelen, zoals het stellen van schriftelijke vragen. Oskam is echter niet van plan om opnieuw een wetsvoorstel in te dienen dat dezelfde strekking heeft als wetsvoorstel 30519. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat een andere partij in de Tweede Kamer of de regering in de komende jaren met een voorstel gaat komen. Dit betekent dat de discussie over de verruiming van de ouderlijke aansprakelijk ook in de politiek zal voortduren.

1.3 Doel

Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel 30519 is de huidige

aansprakelijkheidsregeling voor kinderen niet in lijn met de uitgangspunten van het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het wetsvoorstel 30519 had als hoofddoel het wegnemen van de huidige onrechtvaardigheid in de wettelijke regeling omtrent ouderlijke aansprakelijkheid. Het doel van mijn onderzoek is om na te gaan in hoeverre het gekozen beleid uit het wetsvoorstel ervoor had kunnen zorgen dat de doelen die erin worden genoemd zouden worden behaald. Daarnaast wil ik onderzoeken of het wenselijk is om de ouderlijke

aansprakelijkheid ten aanzien van minderjarige kinderen tussen de veertien en achttien jaar te verruimen.

1.4 Onderzoeksvraag

In hoeverre worden de doelen van het wetsvoorstel 30519 behaald met het gekozen beleid in het wetsvoorstel en in hoeverre is het wenselijk om de ouderlijke aansprakelijkheid uit te breiden?

1.5 Deelvragen

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal ik in aparte hoofdstukken de volgende deelvragen beantwoorden:

- Hoe is de ouderlijke aansprakelijkheid geregeld in Nederland? - Welke gevolgen beoogde de indiener met het wetsvoorstel 30519?

- Welke rol speelt het verzekeringsrecht bij de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid?

(7)

1.6 Methodologische verantwoording

Het onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek en uit het bestuderen van parlementaire

stukken. Voor het literatuuronderzoek heb ik handboeken gebruikt die de onrechtmatige daad en de kwalitatieve aansprakelijkheid beschrijven. Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van tijdschriftartikelen waarin de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid aan de orde komt. Om te onderzoeken in hoeverre het wenselijk is om de ouderlijke aansprakelijkheid te verruimen, heb ik enkele maatstaven opgesteld. Deze maatstaven geven weer wanneer er sprake is van een wenselijke situatie in de samenleving met betrekking tot de ouderlijke aansprakelijkheid.

Om een wenselijke situatie te creëren die rechtvaardiger is ten opzichte van het huidige systeem, moet er sprake zijn van:

- Kind ‘leert’ iets van de fouten die hij of zij maakt;

- Ouder of voogd wordt niet met een onbetaalbare hoge schadevergoeding opgezadeld; - Betere verhaalpositie van de benadeelde ten opzichte van het huidige wettelijke systeem. Daarnaast zal ik analyseren of de doelen uit het wetsvoorstel door de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid behaald zouden worden.

1.8 Leeswijzer

Het eerste hoofdstuk is de inleiding van de scriptie. In de inleiding staat de aanleiding van het onderzoek en de hoofd- en deelvragen. In het tweede hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de ouderlijke aansprakelijkheid in Nederland. Daarnaast geef ik weer hoe het

aansprakelijkheidsrecht is vastgelegd in de wet op dit moment. Door een overzicht te geven van het huidige beleid kan worden beoordeeld op welke punten het wetsvoorstel wijzigingen voor ogen had. In hoofdstuk 3 beschrijf ik het wetsvoorstel 30519. Ik beschrijf welke doelen de indiener voor ogen had met het indienen van het wetsvoorstel. Daarna zal ik aangeven welke wijzigingen het wetsvoorstel in het Burgerlijk Wetboek beoogde. Vervolgens komen de kritiekpunten op het wetsvoorstel naar voren. In hoofdstuk 4 geef ik een uiteenzetting van het schadevergoedingsrecht en het verzekeringsrecht met betrekking tot het leerstuk van de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid. Daarbij geef ik aan welke gevolgen de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid zou hebben op de verzekerbaarheid van schade. In hoofdstuk 5 beantwoord ik de onderzoeksvraag.

(8)

Hoofdstuk 2: Ouderlijke aansprakelijkheid in Nederland 2.1 Inleiding

Om erachter te komen in hoeverre het wetsontwerp het huidige recht omtrent ouderlijke aansprakelijkheid had kunnen veranderen, is het van belang om een overzicht te geven van hoe de ouderlijke aansprakelijkheid op dit moment geregeld is in Nederland.

Eerst zal ik uitleggen wat wordt bedoeld met ouderlijke aansprakelijkheid. Vervolgens zal ik ingaan op het ontstaan van de ouderlijke aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Daarna zal ik ingaan op de onrechtmatige daad en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om een geslaagd beroep te doen op art. 6:162 BW. Verder zal ik ingaan op de kwalitatieve aansprakelijkheden. Ook zal ik enkele uitspraken van de Hoge Raad bespreken en de ouderlijke aansprakelijkheid in Europa weergeven. Ten slotte zal ik in de deelconclusie een antwoord geven op de vraag: hoe is de ouderlijke aansprakelijkheid geregeld in

Nederland?

2.2 Ouderlijke aansprakelijkheid

Met ouderlijke aansprakelijkheid wordt de aansprakelijkheid van de ouders of voogd bedoeld voor schade die een minderjarige aan een derde toebrengt door een fout, zoals omschreven in artikel 169 lid 1, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna art. 6:169 BW). Art. 6:169 BW behoort tot een van de kwalitatieve aansprakelijkheden.

Een uitgangspunt in het aansprakelijkheidsrecht is dat ieder zijn eigen schade draagt.2 Dit is anders indien de schade via een rechtsgrond op een ander afgewenteld kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan de rechtsgrond onrechtmatige daad in art. 6:162 BW. Maar hoe zit dit dan met kinderen onder de achttien jaar die geen inkomen hebben? Indien de benadeelde zijn schade alleen op kinderen kan verhalen is de kans groot dat er geen verhaal is. Van een kale kip kun je immers niet plukken. Bovendien zijn kinderen onder de veertien jaar niet

aansprakelijk voor schade die is ontstaan door een onrechtmatige daad. 2.3 Geschiedenis van de onrechtmatige daad

Voordat de onrechtmatige daad in het Burgerlijk Wetboek werd geïntroduceerd werd het onrechtmatig handelen bestraft met de methode ‘oog om oog en tand om tand’. Onrechtmatig

                                                                                                                         

(9)

handelen werd in het oud-vaderlands en in het Romeins recht bestraft met persoonlijke wraakneming. Pas eeuwen later werd een onderscheid gemaakt tussen straf en

schadevergoeding. 3

2.4 Onrechtmatige daad

2.4.1 Onrechtmatige daad

Onder de naam onrechtmatige daad vallen meerdere vormen van aansprakelijkheid, waaronder ook de ouderlijke aansprakelijkheid, de aansprakelijkheid die in deze scriptie centraal staat. Ik zal eerst ingaan op de onrechtmatige daad alvorens ik inga op de

kwalitatieve aansprakelijkheid. Voor een geslaagd beroep op art. 6:169 lid 2 BW moet er sprake zijn van een fout van het kind. Met een fout wordt een onrechtmatige daad als in art. 6:162 BW bedoeld. In artikel 6:162 lid 1 BW is opgenomen dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

2.4.2 Voorwaarden onrechtmatige daad

Om de schade die je door een onrechtmatige daad lijdt vergoed te krijgen moet er aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan (deze volgen uit artikel 6:162 jo. 6:163 BW):

1) Er moet sprake zijn van een onrechtmatige daad - Geen sprake van een rechtvaardigingsgrond 2) De onrechtmatige gedraging moet toerekenbaar zijn

3) Er moet een causaal verband bestaan tussen de onrechtmatige gedraging en de schade 4) De benadeelde moet daadwerkelijk schade geleden hebben

5) Er moet zijn voldaan aan de relativiteitseis

Ten eerste moet er sprake zijn van een onrechtmatige daad. Een onrechtmatige daad kan zowel een doen als een nalaten zijn. In artikel 6:162 lid 2 BW wordt opgesomd wat onder een onrechtmatige daad valt. Onder een onrechtmatige daad valt een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of in strijd met hetgeen volgens

ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt. Met een inbreuk op een recht wordt het inbreuk maken op een subjectief recht bedoeld. Persoonlijkheidsrechten en

                                                                                                                         

3 Asser Serie 6-4 Verbintenis uit de wet, H 1, Paragraaf 3: Ontstaan onderscheid strafbaarheid en

(10)

vermogensrechten zijn belangrijke subjectieve rechten.4 Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht betekent dat je handelt in strijd met een wettelijk gebod of verbod. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de strafrechtelijke bepalingen in het Wetboek van Strafrecht.5 Wat in

het maatschappelijk verkeer betaamt zijn zedelijke normen waarvan de samenleving vindt dat zij moeten worden nageleefd, ook al staan zij niet in een wet omschreven. Hier zijn twee categorieën van, namelijk gevaarzetting en andermans vermogensbelangen in ernstige mate veronachtzamen.6

Als er sprake is van een onrechtmatige daad zoals bedoeld in art. 6:162 lid 2 BW moet gekeken worden naar of er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is waardoor de daad haar onrechtmatige karakter verliest. Onder een rechtvaardigingsgrond kan overmacht, noodweer, wettelijk voorschrift en ambtelijk bevel worden verstaan.

De onrechtmatige daad moet ook toerekenbaar zijn. De toerekenbaarheid is geregeld in art. 6:162 lid 3 BW. Volgens deze bepaling kan een onrechtmatige daad aan de dader toegerekend worden indien de daad te wijten is aan zijn schuld, indien de daad krachtens de wet voor de rekening van de dader komt of indien de onrechtmatige gedraging door de in het verkeer geldende opvattingen voor de rekening van de dader komt.

Ook moet zijn voldaan aan de voorwaarde dat er een causaal verband bestaat tussen de schade en de onrechtmatige daad. Er moet getoetst worden of de schade ook zou zijn ontstaan

wanneer de onrechtmatige gedraging niet had plaatsgevonden, dit wordt ook wel het condicio sine qua non-vereiste genoemd.

De vierde voorwaarde houdt in dat de benadeelde schade moet hebben geleden. In art. 6:95 BW is geregeld dat schade op grond van een onrechtmatige daadvordering kan bestaan uit vermogensschade en ander nadeel. Wat vermogensschade inhoudt, is geregeld in art. 6:96 BW en wat wordt verstaan onder ander nadeel is geregeld in art. 6:106 BW.

De laatste voorwaarde is de relativiteitseis. De relativiteitseis is opgenomen in art. 6:163 BW. Indien de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade die de benadeelde

                                                                                                                         

4 Asser Serie 6-4 Verbintenis uit de wet, H 3, Paragraaf 46: Rechtsinbreuk.

5 Asser Serie 6-4 Verbintenis uit de wet, H 3, Paragraaf 44: Strijd met wettelijke plicht. 6 Asser Serie 6-4 Verbintenis uit de wet, H 3, Paragraaf 55: Strijd met ongeschreven recht.

(11)

heeft geleden dan is er geen verplichting tot schadevergoeding. Dit betekent dat wanneer wel aan alle overige voorwaarden van art. 6:162 BW is voldaan, er toch geen recht op

schadevergoeding ontstaat als er niet aan de relativiteitseis is voldaan. 2.5 Kwalitatieve aansprakelijkheden

Bij kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen is er iets bijzonders aan de hand. Je bent dan namelijk niet aansprakelijk voor een fout de je zelf hebt begaan, maar je bent aansprakelijk voor een fout die een ander heeft begaan. Dit komt doordat je een bepaalde kwaliteit bezit. In het geval van ouderlijke aansprakelijkheid bezit je de kwaliteit van een ouder zijn. De

ouderlijke aansprakelijkheid wordt in de literatuur onderverdeeld in drie categorieën. Deze categorieën worden hieronder weergegeven.

2.5.1 Kinderen van zestien jaar en ouder

Kinderen van zestien jaar en ouder kunnen via art. 6:162 BW aansprakelijk worden gesteld voor de onrechtmatige gedragingen die zij verrichten. In het huidige systeem zijn ouders niet kwalitatief aansprakelijk voor de schade die kinderen van zestien jaar en ouder aanrichten. In de literatuur wordt echter wel aangegeven dat ouders op grond van art. 6:162 BW

aansprakelijk gesteld kunnen worden. Dit is het geval indien de ouders bijvoorbeeld weten dat het kind rondrijdt op een scooter zonder dat de verplichte verzekeringen afgesloten zijn.

2.5.2 Kinderen onder de veertien jaar

Indien aan de voorwaarden van artikel 6:169 lid 1 is voldaan, is degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind van jonger dan veertien jaar uitoefent, aansprakelijk voor de “fouten” die het kind begaat. Dat uit artikel 6:164 BW voortvloeit dat een onrechtmatige gedraging niet toegerekend kan worden aan een kind onder de veertien jaar doet niet af aan de aansprakelijkheid van de ouders of voogden. Kinderen van veertien jaar en ouder kunnen echter wel op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk gesteld worden voor schade die een derde geleden heeft door een onrechtmatige daad van het kind. Er wordt gesteld dat voor deze leeftijd is gekozen omdat kinderen vanaf veertien jaar verantwoordelijkheidsbesef hebben en de schade die zij aanrichten door een verzekering kan worden gedekt.7

                                                                                                                         

(12)

2.5.3.1 Kinderen van veertien en vijftien jaar

In artikel 6:169 lid 2 BW is de ouderlijke aansprakelijkheid geregeld voor fouten van

kinderen die veertien of vijftien jaar zijn. De voorwaarden waaraan voldaan moet om ouders aansprakelijk te kunnen stellen voor de fouten van hun kinderen van veertien of vijftien jaar zijn:

1) Er moet sprake zijn van schade

2) De schade moet aan een derde zijn toegebracht

3) De ouders of voogden moeten het ouderlijk gezag over het kind hebben 4) Er moet sprake zijn van een fout

5) De fout moet gemaakt zijn door een kind in de leeftijd van veertien of vijftien jaar. Indien aan deze voorwaarden is voldaan zijn degenen die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefenen aansprakelijk, tenzij zij zich kunnen beroepen op de disculpatiegrond. Dit artikel impliceert een schuldvermoeden. Wanneer de ouders te nalatig zijn om te voorkomen dat hun kind schade berokkent aan een ander door een fout zijn zij aansprakelijk.8

Dat er sprake moet zijn van schade ligt voor de hand. Indien er immers geen schade is hoeft er ook niemand aansprakelijk gesteld te worden om de schade te vergoeden. Op grond van art. 6:95 BW kan schade bestaan uit vermogensschade (art. 6:96 BW) en ander nadeel (art. 6:106 BW).

De tweede voorwaarde betekent dat het kind de schade aan een ander moet hebben

toegebracht. Dit betekent dat een ander schade moet hebben geleden zoals is bedoeld in art. 6:95 BW.

De derde voorwaarde houdt in dat de ouder of voogd het gezag over het veertien of vijftien jarige kind moet uitoefenen. Minderjarigen staan onder gezag van hun ouders of voogd.9 Dit betekent dat de ouders of voogd de plicht en het recht hebben om de minderjarige te

verzorgen en op te voeden.10 Uit artikel 1:233 BW volgt dat een persoon minderjarig is indien hij de leeftijd van achttien jaar nog niet bereikt heeft. De ouder of voogd is naast het

verzorgen en opvoeden ook aansprakelijk voor bepaalde gedragingen van minderjarigen. Met

                                                                                                                         

8 Oldenhuis 2014, blz. 29. 9 Art. 1:245 BW.

(13)

deze gedragingen bedoel ik onrechtmatige gedragingen zoals is geregeld in art. 6:162 jo art. 6:169 van het Burgerlijk Wetboek. Uit artikel 6:251 lid BW vloeit voort dat ouders gedurende hun huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen. Indien een ouder uit het ouderlijk gezag is gezet, kan hij of zij niet meer aansprakelijk worden gesteld zoals in art. 6:169 lid 2 BW.11

Vervolgens moet er sprake zijn van een fout van een veertien- of vijftienjarig jarig kind. Met een fout van een kind wordt een toerekenbare onrechtmatige daad bedoeld als in art. 6:162 BW.12 Dit betekent dat aan de voorwaarden van artikel 6:162 BW moet zijn voldaan indien de benadeelde een gegrond beroep wil doen op artikel 6:169 lid 2 BW ( zie paragraaf 2.4.2). De fout van het kind moet met andere woorden getoetst worden aan de voorwaarden van de onrechtmatige daad.

2.5.3.2 Onderlinge draagplicht

Indien voldaan is aan de voorwaarden in artikel 6:169 lid 2 jo. art. 6:162 BW zijn naast het kind ook de ouders of voogd aansprakelijk voor de geleden schade. De vraag die dan opkomt is hoe de onderlinge draagplicht is geregeld. Het antwoord is te vinden in artikel 6:102 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade hebben, zij hoofdelijk verbonden zijn. Dit betekent dat het kind en de ouders of voogd hoofdelijk aansprakelijk zijn. Hoe in deze onderlinge verhouding vervolgens moet worden bijgedragen wordt geregeld in art. 6:102 jo 6:101 BW. Volgens Oldenhuis is het verdedigbaar dat de draagplicht bij de ouders of voogd ligt, indien zij zich niet kunnen

disculperen. Dit is mogelijk door de bijzondere zorg die op een ouder of voogd rust. Het kan wel anders liggen als het kind zeer vermogend is en de ouders of voogd niet. Wanneer een ouder zich wel kan disculperen ligt de draagkracht van de schade bij het kind.13

Zie voor de overige gevolgen met betrekking tot de schade van een vordering op grond van art. 6:169 lid 2 jo art. 6:162 BW hoofdstuk 4.

2.6 Disculpatiegrond

                                                                                                                         

11 R.J.W. Analbers, in: Tekst & Commentaar Burgerlijk wetboek Boek 6, Deventer: Kluwer

2012, art. 169 BW.  

12 Oldenhuis 2014, blz. 30.   13 Oldenhuis 2014, blz. 38.

(14)

De ouders of voogd van een kind dat veertien of vijftien jaar is dat een fout maakt in de zin van art. 6:169 lid 2 BW hebben een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast.14 Dit is een afwijking op de hoofdregel ‘wie stelt bewijst’, die is geregeld in art. 150 van het

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering(hierna Rv). Dit betekent dat de ouders of voogd aannemelijk moeten maken dat zij niet de mogelijkheid hebben gehad om de fout van het kind te beletten. De wetgever koos niet voor risicoaansprakelijkheid omdat hij vreesde dat er een te grote druk zou komen op de WA-premies. Daarnaast vond hij dat kinderen van veertien en vijftien zelf ook aansprakelijk kunnen zijn via art. 6:162 BW.15

Indien aan de voorwaarden van art. 6:169 lid 2 BW is voldaan kunnen de ouders of voogd nog ontkomen aan aansprakelijkheid door de disculpatiegrond. Dit houdt in dat zij zich erop kunnen beroepen dat hen niet kan worden verweten dat ze de gedraging van het kind niet hebben belet. Deze disculpatie zal niet slagen als de ouders of voogd het kind hebben aangemoedigd om de gedraging te begaan of als ze niet genoeg hebben gedaan om de gedraging te voorkomen. Het gaat dan niet om de opvoedingsfouten die sommige ouders of voogden maken.16 Ouders in Nederland hebben immers in het algemeen verschillende opvoedingstechnieken. Wanneer de disculpatiegrond slaagt, betekent dit dat alleen het kind aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde heeft geleden. Om te bekijken of de ouders kan worden verweten dat ze de gedraging van hun kind niet hebben belet moet gekeken worden naar de leeftijd en de aard van het kind, de eisen van het dagelijkse leven en de levensomstandigheden van de ouders.17

Een voorbeeld van een casus waarin de ouders zich gegrond op de disculpatiegrond konden beroepen is de uitspraak van de rechter op 24 augustus 2005.18 Een jongen van veertien jaar

verkrachtte zijn tien jaar oude nichtje op een moment dat zijn ouders niet thuis waren. Op grond van art. 6:162 lid 2 BW zijn de ouders aansprakelijk voor de (immateriële) schade die het tienjarige meisje door de onrechtmatige gedraging van hun zoon heeft geleden, tenzij hen niet kan worden verweten dat ze de gedraging van hun zoon niet hebben belet. De rechtbank was van oordeel dat de ouders het gedrag van hun zoon als een geheel onverwachte

                                                                                                                         

14 J. Kruijswijk Jansen 2013, ‘Verruiming aansprakelijkheid ouders’, p 6.

15 Asser Serie 6-4 Verbintenis uit de wet, H 3, Paragraaf 178: Vermoeden van fout ouders als kind ouder dan 14. 16 Oldenhuis 2014, blz. 30/31.

17 HR 26 november 1948, NJ 1949/149.

(15)

gebeurtenis beschouwden en dat zij de fout van hun zoon dan ook niet hadden kunnen voorkomen. Dit had als gevolg dat hun zoon de schade van €3500 alleen moest vergoeden. 2.7 Jurisprudentie

Ik zal enkele uitspraken van de Hoge Raad bespreken die de ouderlijke aansprakelijkheid op grond van art. 6:169 lid 2 BW gevormd hebben.

Het eerste arrest dat ik wil bespreken is het Ricky van Rooij arrest van de Hoge Raad uit 1985.19 Ricky was een vijftienjarige jongen die brand op een basisschool had gesticht. De brand richtte behoorlijk wat schade aan die de eigenaren van de school op de ouders van Ricky wilden verhalen op grond van art. 6:169 lid 2 BW. Uit onderzoek bleek dat Ricky ten tijde van het stichten van de brand aan een geestelijke stoornis leed. De Hoge Raad heeft met dit arrest aangegeven dat de ontoerekeningsvatbaarheid van een minderjarig kind niet kan voorkomen dat zijn of haar ouders op grond van art. 6:169 lid 2 BW aansprakelijk gehouden worden voor de schade.20

In 1996 heeft de Hoge Raad beslist dat de ouders van een kind dat opgenomen is in een inrichting voor geestelijke stoornis, niet aansprakelijk zijn voor fouten die hun kind maakt in de zin van art. 6:169 lid 2 BW. Volgens de Hoge Raad is de therapeut van de inrichting van het minderjarige kind gehouden om te voorkomen dat het kind aan derden schade toebrengt.21 2.8 Ouderlijke aansprakelijkheid in Europa

Volgens Oldenhuis loopt de ouderlijke aansprakelijkheid in Nederland zoals in art. 6:169 BW is geregeld voorop vergeleken met de ouderlijke aansprakelijkheid van andere landen.22 Oldenhuis verwijst onder andere naar het Franse systeem waarin ouders weinig

mogelijkheden hebben om zich te disculperen voor onrechtmatige daden van hun kinderen onder de zestien jaar. In Frankrijk moeten ouders aantonen dat er sprake is van overmacht of ze moeten bewijzen dat het de eigen schuld van de benadeelde is.23 In Franse jurisprudentie wordt ook een ruime aansprakelijkheid voor de ouder of voogd van minderjarige kinderen gehanteerd.24 Dit verschilt met de regeling in Nederland, waarbij een ouder of voogd zich kan beroepen op de disculpatiegrond in art. 6:169 lid 2 BW.

                                                                                                                         

19 HR 18 oktober 1985, NJ 1986, 226 m.nt. G, RvdW 1985, 185, VR 1986, 81, LJN AC9043.   20 Conclusie AG Ten Cate HR 18 oktober 1985, NJ 1986, 226. Overweging 2/3.

21 HR 12 mei 1995, NJ 1996, 118 r.o. 3.6.2. 22 Oldenhuis 2014, blz. 9.

23  B.M. Paijmans, ‘Wetsvoorstel ter verruiming van de aansprakelijkheid van ouders voor kinderen’, p. 58.   24 Oldenhuis 2014, blz. 9.

(16)

Het verschil tussen Nederland en andere Europese landen is dat de andere landen over het algemeen geen risicoaansprakelijkheid kennen voor kinderen tot en met veertien jaar zoals in Nederland is geregeld in art. 6:169 lid 1 BW.25 Zij kennen over het algemeen alleen de

schuldaansprakelijkheid zoals wij die in Nederland ook kennen voor veertien en vijftien jarige kinderen.

2.9 Tussenconclusie

De vraag die in dit hoofdstuk centraal stond was: Hoe is de ouderlijke aansprakelijkheid geregeld in Nederland? Het antwoord op de vraag is dat de de ouderlijke aansprakelijkheid voor fouten van kinderen in Nederland in drie categorieën kan worden onderverdeeld: - “fouten” van kinderen onder de veertien jaar

- fouten van kinderen van veertien en vijftien jaar - fouten van kinderen van zestien jaar en ouder

Kinderen onder de veertien jaar zijn niet aansprakelijk voor de schade die de benadeelde lijdt door hun fout, aangezien die fout niet aan hen kan worden toegerekend (art. 6:164 BW). Dit neemt echter niet de aansprakelijkheid van de ouders of voogd voor de fouten van een kind onder de veertien jaar weg. De ouders of voogd kunnen alsnog op grond van art. 6:169 lid 1 BW aansprakelijk gesteld worden voor een fout die gemaakt werd door een kind onder de veertien jaar.

Kinderen van veertien en vijftien jaar kunnen op grond van art. 6:162 BW zelf aansprakelijk worden gesteld voor de schade die een benadeelde lijdt. Ook kunnen de ouders of voogd naast het kind op grond van 6:169 lid 2 BW aansprakelijk worden gesteld, indien zij zich niet kunnen beroepen op de disculpatiegrond.

Kinderen van zestien jaar en ouder kunnen via art. 6:162 BW aansprakelijk gesteld worden voor onrechtmatige gedragingen waardoor een derde schade lijdt. Voor fouten van kinderen van zestien jaar en ouder zijn de ouders of voogd niet aansprakelijk via art. 6:169 BW. Zij kunnen echter wel via art. 6:162 BW aansprakelijk gesteld worden.

                                                                                                                         

25 B.M. Paijmans, ‘Wetsvoorstel ter verruiming van de aansprakelijkheid van ouders voor kinderen’, p. 58.

(17)

Hoofdstuk 3: Wetsvoorstel 30519 3.1 Inleiding

Op 10 april 2006 stuurde toenmalig CDA Tweede Kamerlid Çörüz een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer waarin hij het wetsvoorstel verruiming van de ouderlijke

aansprakelijkheid aankondigde.26 Het wetsvoorstel had een verruiming van de

aansprakelijkheid voor ouders van minderjarigen tussen de veertien en achttien jaar tot doel. In dit hoofdstuk zal aan de orde komen wat de wetswijziging inhield en welke reden de indiener27 had om dit wetsvoorstel in te dienen. Tevens zal ik ingaan op het verloop van het wetsvoorstel in de Eerste en in de Tweede Kamer en de gevolgen die het wetsvoorstel in de praktijk zou hebben. Daarna zal ik de kritiek die op het wetsvoorstel is gekomen bespreken en zal ik aangeven wat de huidige stand van zaken wat betreft het voorstel is. Ten slotte zal ik de tweede deelvraag beantwoorden in de tussenconclusie. De deelvraag is: welke gevolgen beoogde de indiener met het wetsvoorstel 30519?

3.2 Wijziging van artikel 6:169 lid 2 BW

Het wetsvoorstel zou als het aangenomen zou zijn tot gevolg hebben dat art. 6:169 lid 2 BW tekstueel gewijzigd zou worden.

Het huidige lid van het artikel luidt als volgt: ‘Voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een kind dat de leeftijd van veertien jaren al wel maar die van zestien jaren nog niet heeft bereikt, is degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind uitoefent, aansprakelijk, tenzij hem niet kan worden verweten dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet.’28

Het lid wordt in het wetsvoorstel als volgt voorgesteld: ‘Voor schade aan een derde

toegebracht door een fout van een minderjarige die de leeftijd van veertien jaren heeft bereikt, is degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over de minderjarige uitoefent aansprakelijk. In de onderlinge verhouding met de minderjarige behoeft degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent niet in de schadevergoeding bij te dragen.’29

Uit het voorgaande citaat blijkt dat de indiener van het voorstel drie punten wilde wijzigen ten opzichte van het huidige systeem zoals is omschreven in hoofdstuk 2. Op het eerste gezicht

                                                                                                                         

26 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 1.

27 Vanaf hier zal gebruikt worden gemaakt van het woord ‘de indiener’ om Çörüz en Oskam aan te duiden. 28 Tekst uit art. 6:169 lid 2 BW.

29 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 2 en Kamerstukken I 2011-2012, 30519, nr. A.

(18)

valt op dat de disculpatiegrond waar de ouders zich op kunnen beroepen geschrapt wordt in het voorstel. Daarnaast valt op dat de ouders in de onderlinge verhouding niet meer bij hoeven te dragen aan de schadevergoeding. Dit is ook een verandering ten opzichte van het huidige systeem. Waarom de indiener voor deze wijzigingen heeft gekozen komt in de volgende paragraaf aan de orde. Ten slotte valt op dat het wetsvoorstel een risicoaansprakelijkheid beoogd waarbij het kind zelf draagplichtig wordt.

3.3 Aanleiding van het wetsvoorstel

Volgens de indiener is de huidige aansprakelijkheidsregeling voor kinderen niet in lijn met de doelstellingen van het civiele aansprakelijkheidsrecht. Hierbij noemt hij de primaire

doelstelling van ons civiele aansprakelijkheidsrecht, namelijk het herstellen van geleden schade. De indiener geeft aan dat het haast onmogelijk is om geleden schade door toedoen van kinderen van veertien jaar en ouder te verhalen.30 Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat de ouders zich kunnen beroepen op de disculpatiegrond. Volgens de indiener houdt het huidige systeem onvoldoende rekening met de gevolgen van de samenleving indien er sprake is van jeugdige daders. Het gevolg hiervan is namelijk dat de samenleving opdraait voor de kosten van jeugdcriminaliteit en vandalisme. De indiener noemt dit een onwenselijke situatie, omdat de jongeren juist de verantwoordelijkheid zouden moeten dragen voor hun acties. Volgens de indiener wordt de gedachte dat de vernieler betaalt breed gedragen in de samenleving en is het wettelijk systeem hier niet op ingesteld, doordat aansprakelijkheid van ouders niet snel wordt aangenomen.31 Indiener gaat hier echter voorbij aan het gegeven dat in deze situaties het kind de vernieler is en niet de ouder. Volgens de indiener is dit te

verantwoorden met het gegeven dat de ouder het kind moet bijbrengen om de eigendommen van een ander te respecteren.32

3.4 Doelen van het wetsvoorstel

Het belangrijkste middel om het doel te behalen van het initiatiefvoorstel was om ouders sneller aansprakelijk te houden voor de schade die is ontstaan door de gedragingen van hun kinderen.33 Het idee erachter was dat deze kinderen niet vermogend genoeg zijn om de schade zelf te vergoeden, waardoor het slachtoffer met lege handen achterblijft. De indiener noemde zelfs als hoofddoel van het wetsvoorstel in de memorie van toelichting het wegnemen van de

                                                                                                                         

30 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 3, p. 1. 31 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 3, p. 2. 32  Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 3, p. 2.   33 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 3, p. 2.  

(19)

onrechtvaardigheid in onze huidige wettelijke regeling. De bedoeling van het wetsvoorstel was dan ook om de aansprakelijkheid die ouders hebben op grond van art. 6:169 lid 2 BW te verruimen.

Een ander doel dat werd beoogd met dit wetsvoorstel is een verhoogde preventieve

gedragscorrigerende werking. Hiermee wordt bedoeld dat ouders verantwoordelijk zijn voor de manier waarop zij hun kinderen opvoeden. Je kind leren dat het niet aan de eigendommen van een ander moet komen is een onderdeel van die opvoeding. Vandaar dat ouders volgens de indiener ook verantwoordelijk moeten worden gehouden wanneer dit niet wordt nageleefd. Dat je moet leren van gemaakte fouten is ook de reden dat kinderen boven de veertien jaar naast hun ouders zelf aansprakelijk blijven voor de schade die voortvloeit uit onrechtmatige gedragingen.

Het laatste doel van het wetsvoorstel is om de onrechtvaardigheid met betrekking tot schade die in groepsverband ontstaan is weg te halen.34 Indien een onrechtmatige daad in

groepsverband heeft plaatsgevonden en één van de ouders de schade wel wil/kan vergoeden en de andere ouders niet, worden de ouderen die het wel willen/kunnen vergoeden gedupeerd, nu het slachtoffer bij hen de schade zal gaan verhalen.35 Dit doel kan bereikt worden door het wetsvoorstel zo in te richten dat ouders te allen tijde aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige gedragingen van hun minderjarige kinderen vanaf de leeftijd van veertien jaar.

3.5 Verzekeringstechnisch aspect met betrekking tot het wetsvoorstel

Om hetgeen dat hierna wordt besproken over de verzekeringstechnische aspecten begrijpbaar te maken behandel ik hier kort de aansprakelijkheidsverzekering die in het volgende

hoofdstuk. De aansprakelijkheidsverzekering is een verzekering die gezinnen sluiten om het risico op een schadeclaim zoals bedoeld in het wetsvoorstel te dekken. Van belang is de opzet clausule in de aansprakelijkheidsverzekering. Verzekeringsmaatschappen willen schade die door opzettelijk handelen is verricht niet uitkeren, vandaar dat zij de opzetclausule opnemen in de polisvoorwaarden. Deze opzetclausule is in der loop der jaren aangepast. De tekst van de oude opzetclausule luidde als volgt: ‘Uitgesloten is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade, die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten'.36 Doordat de rechter op basis van deze clausule opzet niet snel aannam heeft het verbond van verzekeraars een nieuwe opzetclausule geformuleerd: ‘Niet gedekt is de aansprakelijkheid van

                                                                                                                         

34 Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 2, blz. 3. 35  Kamerstukken II 2005/2006, 30519, nr. 2, blz. 3.  

(20)

een verzekerde voor schade veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen.' Verschil met de oude

opzetclausule is dat er in de nieuwe opzetclausule sprake moet zijn van opzet op de gedraging in plaats van opzet op het ontstaan van de schade.37 Het wetsvoorstel is vooral gericht op de

situaties waarin de opzetclausule van toepassing is, namelijk bij jongeren die door criminaliteit schade toebrengen aan een derde.

3.6 Chronologisch verloop van het wetsvoorstel

3.6.1 Advies van de Raad van State

De Raad van State geeft als hoogste adviescollege van de regering op 22 mei 2006 advies over het wetsvoorstel. De Raad van State heeft enkele opmerkingen over het wetsvoorstel, namelijk38:

a. De Raad van State merkt op dat uit de memorie van toelichting niet bleek wat de omvang van het probleem is. Volgens de Raad van State missen de gegevens omtrent de omvang van de schade en is niet duidelijk in hoeveel gevallen die schade niet verhaalbaar is.

b. Het ligt niet voor de hand om ook voor het nalaten van een daad de ouderlijke

aansprakelijkheid te verruimen. Dit komt mede doordat de verzekeraar in dit soort gevallen gewoon de schade vergoedt als er geen sprake van opzet is.

c. De indiener gaat niet in op de mogelijkheid dat de benadeelde op een later tijdstip, als de minderjarige dader vermogender is, via een executoriale titel alsnog verhaal kan halen. d. De Raad van State spreekt uit dat indien de schuldaansprakelijkheid veranderd zou worden in risicoaansprakelijkheid dit ervoor zou kunnen zorgen dat de verzekeraars hun premies voor de aansprakelijkheidsverzekeringen duurder zouden kunnen maken. Dit zou als gevolg

kunnen hebben dat particulieren minder snel een verzekering afsluiten, waardoor het verhalen van de schade niet vergroot wordt.

e. Ouders van kinderen tussen de zestien en achttien jaar hebben volgens de Raad van State geen directe invloed meer op de gedragingen van hun kinderen. Vandaar dat hij het niet gerechtvaardigd vindt om voor deze categorie jongeren een risico-aansprakelijkheid in het leven te roepen.

f. Ten slotte merkt de Raad van State op dat Nederland met dit voorstel zijn uitzonderingspositie ten opzichte van de rest van Europa zal uitbreiden.

                                                                                                                         

37  Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) [online geraadpleegd].   38 Advies Raad van State 22 mei 2006. Kamerstukken II 2009/2010, 30519, nr. 4 p 2/3.  

(21)

De Raad van State geeft ook aan dat hij het onduidelijk vindt waarom het wetsvoorstel een eerlijke verdeling geeft als er sprake is van groepsvandalisme.

De indiener heeft gereageerd op bovenstaande punten. Wat hierin vooral naar voren kwam is dat de indiener het aansprakelijkheidsrecht en de verzekerbaarheid als twee aparte

onderwerpen ziet ten opzichte van tot het wetsvoorstel ziet en dat hij zich vooral tot de aansprakelijkheid wil beperken. Hij herhaalt het standpunt ‘de vernieler betaalt’ meerdere keren. Indien de schade volledig verzekerbaar zou kunnen zijn zou dit volgens de indiener afdoen aan de gedragscorrigerende werking die hij met dit wetsvoorstel beoogt. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft de indiener het wetsvoorstel inhoudelijk niet gewijzigd.

3.6.2 Behandeling in de Tweede Kamer

Naar aanleiding van de behandeling in de Tweede Kamer heeft de indiener het

oorspronkelijke wetsvoorstel gewijzigd. Hij heeft hieraan toegevoegd dat ouders in de onderlinge verhouding niet verplicht zijn om bij te dragen in de schadevergoeding.39 Er was voornamelijk kritiek op het punt dat de minderjarige kinderen niet zouden leren van hun fouten wanneer de schade vergoed zou worden door hun ouders. Ook het standpunt van de indiener, ‘de vernieler betaalt’, zou volgens de critici niet opgaan indien de ouder van het kind de schade zou vergoeden.40

Naast een wijziging in het wetsvoorstel is in de Tweede Kamer ook een amendement ingediend naar aanleiding van de behandeling. Dit amendement is ingediend door de

Kamerleden Recourt (PvdA) en Berndsen (D66). Met een amendement wordt een wijziging in het wetsvoorstel voorgesteld. Met het amendement beogen Recourt en Berndsen de

risicoaansprakelijkheid van ouders voor kinderen van zestien en zestien te beperken. Recourt wil de disculpatiemogelijkheid behouden voor situaties waarin ouders feitelijk geen invloed meer hebben op de minderjarige van zestien of zeventien jaar.41 Het amendement wordt in stemming gebracht en wordt verworpen.

Het wetsvoorstel wordt op 3 juli 2012 in stemming gebracht in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel wordt aangenomen doordat de meerderheid voor het wetsvoorstel stemt.

                                                                                                                         

39 Kamerstukken II 2011-2012, 30519, nr. 8. 40 Kamerstukken II 2009-2010, 30519, nr. 6. 41 Kamerstukken II 2011-2012, 30519, nr. 11.  

(22)

Hierdoor wordt het wetsvoorstel doorgestuurd naar de Eerste Kamer voor verdere behandeling.

3.6.3 Behandeling in Eerste Kamer

In de Eerste Kamer wordt het wetsvoorstel uitvoerig behandeld.42 Opmerkingen op het wetsvoorstel zijn onder andere dat het probleem wellicht niet groot genoeg is om er een wet voor te wijzigen. Dit kwam onder andere doordat er geen adequate cijfers overgelegd konden worden. Ook wordt gevraagd waarom er niet eerst wordt gekeken naar het aanscherpen van de disculpatiemogelijkheid in plaats van direct over te stappen op een systeem van

risico-aansprakelijkheid. Volgens de indiener is de risico-aansprakelijkheid het duidelijkst omdat de voorwaarden anders ingevuld gaan worden door de interpretaties van rechters. Voorts zijn er veel opmerkingen over de gevolgen van het wetsvoorstel op de verzekerbaarheid van schade. Naar aanleiding van de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer stuurt de

indiener op 6 februari 2014 een brief naar de voorzitter van de Eerste Kamer waarin hij een novelle bij de Tweede Kamer aankondigt.43 In de brief vraagt hij om het initiatiefwetsvoorstel aan te houden totdat de Tweede Kamer zich over de novelle heeft uitgesproken.

Er gaat vervolgens een jaar voorbij voordat de indiener weer van zich laat horen. Op 23 april 2015 laat hij aan de Eerste Kamer weten geen novelle in te dienen. Hij verzoekt om het originele wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in stemming te brengen.44 De indiener geeft aan dat het Verbond van Verzekeraars geen duidelijkheid heeft kunnen geven over of de

verzekeraars naar aanleiding van het wetsvoorstel hun polisvoorwaarden gaan aanpassen, zodat het opzettelijk handelen is uitgesloten van dekking. Daarnaast heeft de indiener gekeken naar de overige opmerkingen van de Kamerleden. Hij vindt dat het aanpassen van het

wetsvoorstel aan hun suggesties te ver afdrijft van het oorspronkelijke uitgangspunt van het wetsvoorstel.

3.7 Huidige stand van zaken

Op 6 februari 2014 stuurt Oskam een brief naar de voorzitter van de Eerste Kamer om een novelle aan te kondigen naar aanleiding van de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.45 Op 23 april 2015 stuurt Oskam nogmaals een brief naar de voorzitter van de Eerste                                                                                                                           42 Kamerstukken I 2013-2014, 30519, nr. 1, item 5. 43 Kamerstukken I 2013-2014, 30519, nr. G. 44 Kamerstukken I 2014-2015, 30519, nr. H.   45 Kamerstukken I 2013-2014, 30519, nr. G.

(23)

Kamer om aan te kondigen dat de novelle niet meer wordt ingediend. Daarom verzoekt hij de voorzitter om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ter stemming te brengen.46 De stemming over dit initiatiefvoorstel vindt plaats op 19 mei 2015. Het wetsvoorstel wordt verworpen doordat alleen het CDA en de PVV voor het wetsvoorstel stemden. Het CDA zal wel in de Tweede Kamer aandacht blijven vragen voor de verhaalbaarheid van schade die is ontstaan door gedragingen van minderjarigen. Dit zullen zij doen door het stellen schriftelijke vragen het aanvragen van debatten over dit onderwerp. Zij zullen echter niet op korte termijn een wetsvoorstel van eenzelfde strekking indienen. Dit staat natuurlijk niet in de weg dat een andere politieke partij in de Tweede Kamer een wetsvoorstel van eenzelfde strekking kan indienen de komende jaren.

3.8 Kritiek op het wetsvoorstel

3.8.1 Kritiek op het voorstel uit de juridische wereld

In de Eerste Kamer kwam naar voren dat de politieke partijen een reactie van de advocatuur op het wetsvoorstel missen. De advocatuur heeft echter wel gereageerd op het wetsvoorstel in tijdschriftartikelen die ik zal bespreken.

Zo stelt Jansen dat de reactie van de indiener dat de discussie over dat de verzekerbaarheid apart gevoerd moet worden en dat de discussie primair moet gaan over de aansprakelijkheid, te kort door de bocht is.47 Zij stelt dat niet elke ouder verhaal kan bieden en dat dit verhaal bieden vooral te maken heeft met de verzekerbaarheid. Hierbij kan gedacht worden aan het in brand steken van een huis door een minderjarige in de leeftijd van veertien tot achttien jaar. Hierdoor ontstaat veel schade die de gemiddelde ouder niet kan betalen, zeker niet als de schade niet wordt gedekt door een verzekeraar. Jansen acht het mogelijk dat het wetsvoorstel ervoor zorgt dat de verzekeraars de polisvoorwaarden gaan aanpassen en hogere premies zullen berekenen. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat minder ouders een verzekering afsluiten, waardoor het verhalen van de schade door de benadeelde niet vergroot wordt. Van Wassenaer twijfelt eraan of ouders wel in de positie zijn om het kind tegen zichzelf te beschermen. Hiermee bedoelt hij dat hij niet weet in hoeverre de ouder het kind kan beletten om een fout te begaan. Uit wetenschappelijk onderzoek is namelijk gebleken dat de hersenen

                                                                                                                         

46 Kamerstukken I 2014-2015, 30519, nr. H.

(24)

van pubers onvoldoende ontwikkeld zijn om de gevolgen van hun daden te kunnen overzien.48 Van Wassenaer geeft, net als Jansen, aan dat het belangrijk is hoe de verzekeraars reageren op het wetsvoorstel, waardoor beoordeeld kan worden in hoeverre het wetsvoorstel als

rechtvaardig bestempeld kan worden. De toevoeging dat ouders in de onderlinge verhouding niet hoeven bij te dragen aan de schade die is veroorzaakt door hun minderjarige kind zou volgens Van Wassenaer kunnen leiden tot een ernstige verstoring binnen het gezin.49 Hij geeft dan ook aan twijfels te hebben over of het wetsvoorstel het probleem wel oplost. De

verhaalbaarheid van de benadeelde voor de schade die hij heeft geleden wordt namelijk niet vergroot wanneer de ouder niet draagkrachtig is en de schade niet verzekerbaar is. Van

Wassenaer noemt daarnaast een punt waar ik ook een groot voorstander van ben. Hij vindt het beter om de problemen van de kinderen eerder te signaleren in plaats van als er al schade is ontstaan. Dit kan onder andere door ouders beter te begeleiden bij de opvoeding van de kinderen, een taak die Jeugdzorg op zich zou kunnen nemen.

Volgens Oldenhuis en Kolder had het geamendeerde voorstel(het wetsvoorstel dat aangepast was door het amendement van Recourt en Berndsen) om de risicoaansprakelijkheid te

verruimen voor kinderen tot zestien jaar meer kans van slagen dan het huidige wetsvoorstel.50 We weten inmiddels dat het amendement is verworpen, dus dat het geamendeerd voorstel niet doorgaat. Paijmans sluit zich hierbij aan. Ook zij vindt dat het uitbreiden van de

risicoaansprakelijkheid voor ouders van minderjarige kinderen van veertien tot achttien jaar te ver gaat. Ze betwijfelt of het rechtvaardig is dat ouders enkel en alleen (financiële) risico’s lopen doordat zij een kind op de wereld brengen.51 Ook heeft zij twijfels over of het primaire doel van het wetsvoorstel behaald zal worden met de invulling van het huidige wetsvoorstel. Zij geeft aan dat de verzekeraar zich mogelijk op de opzetclausule zal beroepen indien de minderjarige een fout begaat, waardoor de schade niet vergoed zal worden door de verzekering. Dit heeft als gevolg dat de totale schade op de schouders van de ouders

terechtkomt. Wanneer de ouders niet draagkrachtig genoeg zijn betekent dit dat de benadeelde alsnog met lege handen achterblijft. Ook het doel om de hoofdelijke aansprakelijkheid te vestigen op alle ouders van minderjarige kinderen die in een groep een fout gepleegd hebben zal volgens Paijmans waarschijnlijk niet bereikt worden.52 Zij acht de kans groot dat dit doel                                                                                                                          

48 G.M. Van Wassenaer, ‘Het voorstel Çörüz/Oskam, of de puberouder in de beklaagdenbank’, p. 128-129. 49 G.M. Van Wassenaer, ‘Het voorstel Çörüz/Oskam, of de puberouder in de beklaagdenbank’, p. 129-130. 50 Oldenhuis, F.T. en A. Kolder, ‘Kroniek kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen en zaken’, p. 15. 51 B.M. Paijmans, ‘Wetsvoorstel ter verruiming van de aansprakelijkheid van ouders voor kinderen’, p. 58. 52 B.M. Paijmans, ‘Wetsvoorstel ter verruiming van de aansprakelijkheid van ouders voor kinderen’, p. 61.

(25)

niet bereikt wordt doordat niet alle ouders even draagkrachtig zijn, waardoor de benadeelde de schadevergoeding zal eisen van de ouders die wel draagkrachtig zijn. Paijmans geeft wel een alternatief voor het wetsvoorstel. Zij zou graag zien dat de risicoaansprakelijkheid wordt beperkt tot kinderen tot zestien jaar en dat er een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast komt voor de kinderen vanaf zestien jaar.53

3.9 Tussenconclusie

De vraag die centraal stond in dit hoofdstuk was: welke gevolgen werden beoogd met het wetsvoorstel 30519? In dit hoofdstuk is uitgebreid uiteengezet wat de gevolgen van het wetsvoorstel zullen zijn en wat de reacties op het wetsvoorstel waren.

De wijzigingen die het wetsvoorstel tot doel had zijn:

- Het beschermen van het slachtoffer door de verhaalbaarheid te vergroten.

- Verantwoordelijkheid vestigen op daders en daarmee ook proberen om schade te voorkomen.

Volgens de indiener hebben deze wijzigingen tot gevolg dat de verhaalbaarheid van de schade door de benadeelde wordt vergroot. Of dit daadwerkelijk het geval zou zijn had uit de praktijk moeten blijken. Het probleem bij dit wetsvoorstel zit hem namelijk in de verzekerbaarheid van de schade. Het is dan ook jammer dat de indiener van het wetsvoorstel hier niet langer over nagedacht heeft en de verzekeraars niet eerder bij het wetsvoorstel heeft betrokken. De indiener ziet de aansprakelijkheid en de verzekerbaarheid als twee aparte discussies en dat is jammer. Het is namelijk maar de vraag of de verzekeraars naar aanleiding van dit

wetsvoorstel hun polisvoorwaarden hadden aangepast en hun premies hadden verhoogd. Wanneer dit was gebeurd zou de verzekeringsdichtheid omlaag gaan, waardoor de schade niet beter verhaalbaar is door de benadeelde. Daarnaast rijst ook de vraag of het wel rechtvaardig is om een ouder in deze mate aansprakelijk te stellen voor de gedragingen van zijn of haar kinderen.

                                                                                                                         

(26)

Hoofdstuk 4: Verzekeringsrecht 4.1 Inleiding

Wanner een geslaagd beroep wordt gedaan op art. 6:169 lid 2 BW zijn de ouders van de minderjarige van veertien of vijftien jaar aansprakelijk voor de schade die is aangericht door de fout. Hetzelfde geldt voor het minderjarige kind van veertien jaar of ouder dat op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die de benadeelde heeft geleden. In dit hoofdstuk komt aan de bod wat het verzekeringsrecht met betrekking tot onrechtmatige daden van kinderen inhoudt. Daarnaast ga ik in op de

aansprakelijkheidsverzekering die de meeste gezinnen in Nederland hebben. Vervolgens ga ik in op de gevolgen die het wetsvoorstel 30519 voor het verhalen van schade door de

benadeelde zou hebben gehad. Ten slotte zal ik in de conclusie de volgende vraag

beantwoorden: welke rol speelt het verzekeringsrecht bij de verruiming van de ouderlijke aansprakelijkheid?

4.2 Schadevergoedingsrecht met betrekking tot onrechtmatige daden van kinderen

4.2.1 Schade

Het leidend beginsel in het schadevergoedingsrecht is dat de gehele schade die de benadeelde door een onrechtmatige daad lijdt vergoed moet worden.54 Dit beginsel is echter niet in de wet geregeld en het is ook niet absoluut. Er bestaan namelijk uitzonderingen op dit beginsel, matiging bijvoorbeeld. Deze uitzondering zal in de volgende subparagraaf worden besproken. Dit leerstuk roept de vraag op wat schade eigenlijk is. Opmerkelijk genoeg wordt het begrip schade nergens in de wet, parlementaire geschiedenis of jurisprudentie gedefinieerd. Alleen art. 6:95 BW, waarin is bepaald wat onder schade verstaan moet worden, biedt enig houvast. In dit artikel staat dat schade bestaat uit vermogensschade (6:96 BW) en ander nadeel (6:106 BW). Het doel van een schadevergoeding is om de benadeelde terug te brengen naar de situatie voordat de schadebrengende gebeurtenis zich had voorgedaan.55

Wanneer de benadeelde ook schuld heeft aan het ontstaan van een schadeveroorzakende gebeurtenis, hoeft de dader niet de volledige schade te vergoeden. Het leerstuk van eigen

                                                                                                                         

54 J. Spier e.a. 2009, blz. 239. 55 J. Spier e.a. 2009, blz. 242.  

(27)

schuld is vastgelegd in art. 6:101 BW. Er is ook sprake van eigen schuld wanneer het

slachtoffer niks doet om de schade te beperken terwijl dit wel in zijn of haar mogelijkheid ligt. In hoofdstuk 2 en 3 kwam de hoofdelijke aansprakelijkheid die ouder en kind beiden hebben op grond van art. 6:169 lid 2 BW jo. art. 6:162 BW al kort aan bod. Hoofdelijke

aansprakelijkheid betekent dat de benadeelde de gehele schade op beide partijen kan verhalen. In hoeverre zij deze schade dan in hun onderlinge verhouding moeten dragen wordt bepaald aan de hand van art. 6:101 BW en art. 6:102 BW. Bij dit leerstuk is het van belang in hoeverre beide partijen aan de schade hebben bijgedragen.

4.2.2 Matiging

Matiging kan worden opgelegd om te voorkomen dat er een te zware aansprakelijkheidslast op een persoon wordt gelegd.56 Matiging komt geregeld voor bij zaken waarin de ouder op grond van art. 6:169 lid 2 BW aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die zijn of haar kind heeft veroorzaakt. Matiging is geregeld in art. 6:109 BW en is een bevoegdheid van de rechter. Zoals in paragraaf 4.2.1 al werd besproken is het primaire beginsel in het

schadevergoedingsrecht dat de gehele schade van de benadeelde vergoed moet worden. Matiging is een uitzondering op dit beginsel.

Art. 6:109 lid 1 BW luidt als volgt: ‘Indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen.’ Volgens lid 2 van art. 6:109 BW kan de matiging niet leiden tot een lager bedrag dan het bedrag waarvoor de schuldenaar is verzekerd.

De bevoegdheid tot matiging moet door de rechter met terughoudendheid worden toegepast omdat het om een bijzondere bevoegdheid gaat.57 Het gaat echter niet om een discretionaire bevoegdheid van de rechter, omdat hij namelijk verplicht is om te matigen wanneer het toekennen van een volledige schadevergoeding onaanvaardbare gevolgen zou hebben. Een van de redenen waarom de rechter over kan gaan tot matiging is als blijkt dat de benadeelde een verzekering heeft die de schade dekt.

                                                                                                                         

56 J. Spier e.a. 2009, blz. 320. 57  J. Spier e.a. 2009, blz. 321.  

(28)

Een voorbeeld van een casus waarbij de rechter overging tot matiging bij een vordering op de ouders op grond van art. 6:169 lid 2 BW is de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2009.58 De casus was als volgt: drie jongens van vijftien jaar staken een school in

brand. De hoofdaannemer die op dat moment werkzaamheden verrichte aan de school leed daardoor ongeveer een miljoen euro schade. Deze schade werd vergoed door de verzekeraars van de aannemer. De verzekeraars van de ouders van de drie jongens beriepen zich op de opzetclause en weigerden uitkering. De rechtbank bepaalde dat de ouders van de jongens op grond van art. 6:169 BW niet aansprakelijk gesteld konden worden. Dit betekent dat de schade voor de rekening van de vijftienjarige jongens kwam, voor wie een bedrag van een miljoen groot was. Een van de jongens deed een geslaagd beroep op matiging. Volgens de rechtbank zou een volledige toekenning van de schadevergoeding tot een onaanvaardbaar gevolg leiden. De jongen zou de schuld namelijk nooit kunnen aflossen en dit stond volgens de rechtbank niet in verhouding tot de fout die de minderjarige maakte.

4.3 De aansprakelijkheidsverzekering

4.3.1 De aansprakelijkheidsverzekering in Nederland

Veel huishoudens in Nederland hebben meerdere aansprakelijkheidsverzekeringen. Sommige aansprakelijkheidsverzekeringen zijn zelfs verplicht. Hierbij kan gedacht worden aan de Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), die voor iedereen die een auto bezit verplicht is.59 De aansprakelijkheidsverzekering die met betrekking tot art. 6:169 lid 2 BW van belang is, is de Aansprakelijkheidsverzekering voor Particulieren (AVP). Negentig tot vijfennegentig procent van de Nederlandse bevolking is verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid.60 Dit betekent dat er een grote verzekeringsdichtheid heerst in Nederland. Het kind valt vaak onder dezelfde polis als de ouders. De grote

verzekeringsdichtheid heeft te maken met dat de premie voor een AVP redelijk laag ligt, namelijk ongeveer €50,- per jaar.61

De aansprakelijkheidsverzekering is een schadeverzekering zoals vastgelegd in art. 7:944 BW. De verzekering heeft als doel om de verzekerde te beschermen tegen een schadeclaim die tegen hem wordt ingesteld. Door de verzekering wordt het vermogen van de verzekerde

                                                                                                                         

58 Rb Amsterdam 25 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2009:BL5243. 59 M.L. Hendrikse 2015, blz. 653.

60 F.T. Oldenhuis 2014, blz. 27. 61  F.T. Oldenhuis 2014, blz. 27.  

(29)

als het ware beschermd. Het verzekerbaar belang bij de aansprakelijkheidsverzekering is het gehele vermogen van de verzekerde.62 Voor de benadeelde is het van groot belang dat de aansprakelijke partij verzekerd is voor de schade die is ontstaan, omdat dit de verhaalbaarheid van de schadevergoeding vergroot.

In beginsel is het zo dat het hebben van een verzekering niet automatisch betekent dat je aansprakelijk bent voor de ontstane schade. Toch lijkt er een verband te bestaan tussen het hebben van een aansprakelijkheidsverzekering en de mate van aansprakelijkheid voor de schade die is ontstaan. Dit blijkt onder andere uit het Hangmat arrest.63 De AVP heeft als uitgangspunt een ‘open basisdekking’. Dit houdt in principe in dat de verzekerde,

uitzonderingen in de verzekeringsvoorwaarden buiten beschouwing gelaten, verzekerd is voor de schade die door toedoen van een derde is ontstaan.64

4.3.2 De opzetclausule

In bijna alle verzekeringsvoorwaarden van de APV is het volgende opgenomen: ‘Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten.’ Dit wordt ook wel de opzetclausule genoemd.65 De aanleiding voor het wetsvoorstel 30519 was de toenemende criminaliteit. Bij zaken waarin criminaliteit een rol speelt beroept de verzekeraar zich op de opzetclausule. Wanneer je strafbaar handelt zal dit immers vaak met opzet misdrijven zijn. De vraag die hierdoor rijst is of de opzet van het kind tegenover de ouder kan worden ingezet door de verzekeraar. Volgens Kruijswijk Jansen leidt opzet van het kind niet automatisch tot een geslaagd beroep van de verzekeraar op opzet jegens de ouders.66

Het probleem is echter dat verzekeraars hier zelf over gaan. Zij kunnen hun verzekeringsvoorwaarden hier namelijk op aanpassen.

Paijmans geeft echter aan dat de premies wel degelijk zullen stijgen indien de ouderlijke aansprakelijkheid wordt verruimd naar achttien jaar. Zij verwijst hiervoor naar de uitspraken van de minister bij de totstandkoming van art. 6:169.67 Hij gaf aan een premiestijging te

                                                                                                                         

62  M.L. Hendrikse 2015, blz. 653. 63  M.L. Hendrikse 2015, blz. 655.

64  M.L. Hendrikse 2015, blz. 656.   65  M.L. Hendrikse 2015, blz. 679.  

66  J. Kruijswijk Jansen, ‘Verruiming aansprakelijkheid ouders’, p 8.

(30)

verwachten van vijftig tot vijfenzeventig procent. Volgens Paijmans zijn deze cijfers ook van toepassing op de situatie zoals het wetsvoorstel beoogt.

4.4 Gevolgen van het wetsvoorstel 30519 op het verhalen van schade 4.4.1 Gevolgen voor verzekerbaarheid

De indiener heeft laten weten dat hij het niet wenselijk vindt dat de schade die ontstaat op grond van een onrechtmatige gedraging van een kind verzekerbaar is.68 Dit zal waarschijnlijk ook de reden zijn dat hij de gevolgen van de verzekerbaarheid van de schade niet wilde bespreken tijdens de debatten in de Eerste en Tweede Kamer. Toch hebben de Kamerleden in de Eerste Kamer de eventuele gevolgen besproken.

De angst dat de verzekeraars de premies voor de aansprakelijkheidsverzekeringen laten stijgen en dat daardoor de verzekeringsdichtheid afneemt is uitgesproken. Dit zal tot gevolg hebben dat de schade juist minder goed te verhalen is dan op dit moment het geval is. Deze discussie is al eerder gevoerd. Toen besloten werd om voor veertien en vijftienjarigen te kiezen voor een schuldaansprakelijkheid en niet voor een risico-aansprakelijkheid. Dit kwam ook naar voren in het advies van de Raad van State. Als er een ruimere aansprakelijkheid komt voor de ouders, zal dit ook leiden tot een hogere premie. Zo werken verzekeringen nu eenmaal: hoe hoger het risico, hoe hoger het bedrag dat betaald moet worden om het risico te dekken. Volgens Kruijswijk Jansen is het de vraag of dit daadwerkelijk gaat gebeuren

wanneer de ouderlijke aansprakelijkheid wordt verruimd. Zij verwijst naar het Hangmat-arrest waarin art. 6:174 BW (aansprakelijkheid voor opstallen) werd uitgebreid. De premies werden toen nauwelijks gewijzigd.69

4.4.2 Eventuele aanpassingen in het wetsvoorstel ouderlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de schade en verzekerbaarheid

In de literatuur en in de parlementaire stukken zijn eventuele aanpassingen aangedragen met betrekking tot de schade die voortvloeit uit de onrechtmatige gedraging en de

verzekerbaarheid.

Zo pleit Wassenaer voor een onderscheid tussen zuivere vermogensschade en letselschade in het wetsvoorstel.70 Hij verwijst hiervoor naar de productaansprakelijkheid waarbij wel een                                                                                                                          

68 G.M. Van Wassenaer, ‘Het voorstel Çörüz/Oskam, of de puberouder in de beklaagdenbank’, p. 130. 69 J. Kruijswijk Jansen, ‘Verruiming aansprakelijkheid ouders’, p 8.      

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

18 Deze speciale relatie van de secundaire partij (hier: de ouders) tegenover de primaire partij (hier: Tristan) wordt in het Nederlandse richtinggevende Struikelende

Bij die beoordeling betrekt de rechtbank de feiten dat (1) de deelneemster vrijwillig heeft deelgenomen aan het met risico’s omklede sportevenement, (2) dat de

Als u schade toebrengt aan een andere verzekerde, de spullen van een andere verze- kerde of de spullen van een ander waarover u de zorg hebt, dan blijft van toepassing wat er

4.16 U bent verzekerd voor schade die uw kind jonger dan 18 jaar veroorzaakt tijdens joyriding met een motorrijtuig of joyvaren met een vaartuig dat niet van u of een

Als u schade toebrengt aan een andere verzekerde, de spullen van een andere verzekerde of de spullen van een ander waarover u de zorg hebt, dan blijft van toepassing wat er

Met deze Aansprakelijkheidsverzekering voor aannemers bent u verzekerd voor uw aansprakelijkheid voor schade van een derde die in de verzekerde hoedanigheid is veroorzaakt en

Met deze Aansprakelijkheidsverzekering voor Horeca bent u verzekerd voor uw aansprakelijkheid voor schade van een derde die in de verzekerde hoedanigheid is veroorzaakt en waarvan

Met deze Aansprakelijkheidsverzekering voor werkgevers bent u binnen de verzekerde hoedanigheid verzekerd voor uw aansprakelijkheid voor schade van uw ondergeschikte in verband met