• No results found

De verspilling van melk in supermarkten tegengaan door het hergebruiken van oude melk in de productie van yoghurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verspilling van melk in supermarkten tegengaan door het hergebruiken van oude melk in de productie van yoghurt"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Thema III Duurzaamheid

 

Docenten: Kenneth Rijsdijk en Sietze Norder 

 

De verspilling van melk in supermarkten tegengaan

 

 

 

   

 

 

door het hergebruiken van oude melk in de

 

 

 

 

 

 

 

 

productie van yoghurt 

 

Falco Bijloo 10543449 , Raviar Karim 10626832,  

Hannah van de Kerkhof 10549153 en Yurhan Kwee 10564284 

 

Universiteit van Amsterdam 

29/01/2016 

                     

Om voedselverspilling tegen te gaan is onderzoek gedaan naar het gebruik        van oude melk in de productie van yoghurt. Hierbij is gekeken naar wat de        veroudering van de melk kenmerkt en wat de invloed hiervan is op de        mogelijkheid van de melkzuurbacteriën om van de oude melk yoghurt te        maken. Deze invloeden zijn onderverdeeld in enerzijds de aanwezigheid        van de ​Bacillus cereus en anderzijds de verandering van de samenstelling            van de melk, veroorzaakt door de ​Bacillus cereus. Hiervoor zijn              melksamples  van  verschillende  dagen  oud  bewerkt  met  melkzuurbacteriën. Resultaten laten zien dat 9 dagen na originele        pasteurisatie de populatie ​Bacillus te hoog was om een positieve        structuurverandering te krijgen in de melk na bewerking met        melkzuurbacteriën. Opnieuw verhitten van de melk (verwijdering van de        Bacillus) laat zien dat de verandering van de samenstelling van melk door        de ​Bacillus na 16 dagen een significant negatief effect heeft op de        mogelijkheid tot de vorming van yoghurtstructuur. Het tweede        deelonderzoek heeft aangetoond dat het mogelijk is om yoghurt te maken        van een mengsel van verse melk met melk van 16 dagen oud.  

 

(2)

Inleiding 

Ieder mens op aarde moet gevoed worden en daarvoor is een grote hoeveelheid voedsel        nodig (Durnin et al., 1973). De productie en logistiek van de voedselketen is een complex        systeem met veel componenten waarbij voedselverspilling optreedt in alle fases van de        productieketen, van boerderij tot consument (Griffin et al., 2008; Parfitt, Barthel &        Macnaughton, 2010). Wereldwijd wordt volgens het FAO jaarlijks 1.3 miljard ton voedsel        verspild, het verlaat de voedselketen zonder te worden geconsumeerd (Gustavsson et al.,        2001). In het kader van duurzaamheid is het zaak dat er onderzocht wordt, hoe dit verlies        verminderd kan worden en wat energie verspilling en uitstoot kan verminderen.       ​Het zou    daarom volgens Quested et al. (2011) ook meer opleveren om te zorgen dat minder voedsel        weggegooid wordt, dan om te onderzoeken hoe het afval efficiënt verwerkt kan worden.        Onderzoek van het WRAP (2015) laat zien dat het verlengen van de eetbare periode van het        voedsel, zeer rendabel is voor het verminderen van het voedsel verlies. Dit is vooral bij        producten met een korte houdbaarheid, zoals verse producten (Parfitt et al., 2010). In        Nederland is de melkproductie de afgelopen jaren gestegen en bedroeg dit jaar 12,5 miljard        ton (CBS, 2015). Volgens Milieu Centraal (2010) staat melk op nummer 1 van meest        verspilde producten en het onderzoek van CREM (Westerhoven & Steenhuizen, 2010) laat        zien dat een aanzienlijk deel van de verspilling van zuivelproducten vermijdbaar is. 

Om houdbaarheid te kunnen begrijpen moet er inzicht in het proces van bederf verworven        worden. Groei van diverse micro-organismen in voedsel veranderen de producten dusdanig        dat ze als bedorven ervaren worden (Huis in ‘t Veld, 1996). De zure smaak, slechte geur en        verandering van structuur in voedsel is te wijten aan processen die door bederfelijke        micro-organismen in gang worden gezet (Gram et al., 2002). Om deze specifieke        afvalstroom aan te pakken worden mogelijkheden onderzocht om oude melk nog te        gebruiken in de productie van yoghurt. Omdat yoghurt een gefermenteerd product is dat        bestaat uit (verse) melk en melkzuurbacteriën, is het interessant om te onderzoeken of het        ook gemaakt kan worden met oude melk dat richting houdbaarheidsdatum gaat. Eerdere        studies naar het gebruik van probiotische bacteriën en starter culturen (melkzuurbacteriën)        in yoghurt heeft aangetoond dat er aanzienlijke voordelen aan verbonden zijn in verband        met houdbaarheid en kwaliteit van het voedsel (Holzapfel, Geisen & Schillinger, 1995;        Ibrahim & Carr, 2006; O’sullivan, Ross & Hill, 2002). Toepassing van dergelijke bacteriën op        melk, met een bepaalde graad van bederf, kan leiden tot de productie van yoghurt, een        product dat relatief langer houdbaar is dan melk.  

De mogelijkheid om oudere melk te gebruiken in de productie van yoghurt wordt in dit        experiment onderzocht. Hierbij wordt gekeken wat de veroudering van de melk kenmerkt en        wat de invloed hiervan is op de mogelijkheid van de melkzuurbacteriën om van deze melk        yoghurt te maken. Deze invloeden worden onderverdeeld in enerzijds de aanwezigheid van        de bederfbacterie en anderzijds de verandering van de samenstelling van de melk        veroorzaakt door deze bederfbacterie. Wanneer uit resultaten blijkt dat van oude melk        yoghurt te maken is, zou de houdbaarheid van het product verlengd kunnen worden        waardoor er van een afvalstroom weer een nieuw product gemaakt kan worden.  

   

(3)

niet verkocht (Stensgård & Hanssen, 2014), omdat deze weggegooid moet worden door de        beperkte houdbaarheid. Er wordt hier rekenschap gehouden met Noorse supermarkten,        omdat er van Nederlandse supermarkten geen cijfers bekend zijn. Meestal is de melk echter        nog één of twee dagen houdbaar na de houdbaarheidsdatum (Huis in’t Veld, 1996).        Wanneer deze verspilling van melk tegengegaan kan worden door het bewerken van de        melk tot yoghurt in dit late stadium, zal 8000 liter melk per supermarkt per jaar hergebruikt        kunnen worden (Eriksson, 2015). Deze hoeveelheid melk zal op deze manier minder nodig        zijn voor de normale productie van yoghurt. Gemiddeld wordt 283.000 kilo yoghurt per jaar        per supermarkt verkocht en bij hergebruik van de oude melk zal voor deze productie        daardoor 2,8%   ​minder melk nodig zijn. In totaal vertaalt zich dit tot een kleinere totale        productie van melk. Wanneer dit een effectieve manier blijkt te zijn om voedselverspilling        tegen te gaan, zal ook onderzoek gedaan kunnen worden naar het bewerken van voedsel in        een later stadium bij andere soorten voedsel.  

 

Theoretisch kader 

Er wordt onderzocht of fermentatie van melk verspilling tegen kan gaan, waarna deze de        verspilling van melk op grotere schaal kan verminderen. Bederf kent vele facetten,        hieronder volgt een beschrijving van de actoren in bederf. Vervolgens wordt het proces van        fermentatie van melk naar yoghurt beschreven. 

Rauwe melk bevat veel verschillende bacteriën. Een aantal daarvan kunnen (in hogere        concentraties) gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de mens (Claeys et al., 2013). Verse        melk uit de supermarkt is daarom gepasteuriseerd. De hoge temperatuur van dit proces        doodt een groot deel van de gevaarlijke micro-organismen (Gram et al., 2002; Huis in ‘t        Veld, 1996). Naast gevaar voor de gezondheid wordt het bederf van melk ook gekenmerkt        door de verminderde smaak, geur en textuur van de melk (Gram et al., 2002). 

  Bederf 

Wanneer er wordt gekeken naar de houdbaarheid van melk, wordt vooral gekeken naar de        concentratie van de ​Bacillus cereus. Dit is volgens Jannie van Beek (persoonlijke              mededeling, 3 november 2015) een gevaarlijke bacterie, door ziekteverwekkende        eigenschappen voor de mens en omdat deze bacterie moeilijk te doden is. De ​Bacillus is        een van de meest voorkomende ziekteverwekkers bij het bederf van vers voedsel en        veroorzaker van verschillende vormen van voedselvergiftiging (Wong & Cheng, 1988). Een        hoeveelheid hoger dan 10​      5 ​ CFU/ml (colony-forming-units per milliliter; een maat voor het               

aantal bacteriën in het substraat) van de ​Bacillus wordt als schadelijk beschouwd. Een pak        melk in de supermarkt bereikt deze waarde na 14 tot 18 dagen (Fromm & Boor, 2004;        Marsili, 2000).  

 

Het bederf van melk wordt gekenmerkt door verzuring, verandering van de structuur en        onaangename veranderingen in smaak en geur (Fromm et al., 2004; Gram et al., 2002; Huis        in ‘t Veld, 1996). Dit wordt onder andere veroorzaakt door de de afbraak van vetten door        enzymen, lipase, geproduceerd door groeiende populaties van bederfbacteriën, waaronder        de ​Bacillus  ​. Zoals te zien in figuur 1 uit het onderzoek van Fromm et al. (2004), kan de        toename vrije vetzuren (afbraak product van de ​Bacillus spp.        ​) in samenhang gebracht        worden met de afname van aanwezige eiwitten. De verandering van vrije vetzuren is       

(4)

volgens Fromm et al. (2004) pas significant na bederf dag 14 tot 17. Deze verandering is te        zien in de structuur van de verder bedorven melk, de vloeibare melk wordt gestremd tot een        vaste substantie. Verder blijkt uit het onderzoek van Fromm et al. (2004) dat bij slechts 8%        van de melksamples na de 7e dag ​Bacillus cereus aanwezig is in grotere aantallen dan de              grenswaarde van 10​    5 ​ CFU/ml. Na de 14e dag was dit percentage 58%. In de microbiele                       

voedselveiligheid wordt de 13de dag aangenomen als bederf dag voor melk (Stanley Brul,        persoonlijke mededeling, 22 oktober 2015). 

  

 

Figuur 1: Toename vrije vetzuren in gepasteuriseerde melk (links) en afname in eiwitten in        gepasteuriseerde melk (rechts). Bron: Fromm et al. (2004) 

 

In tabel 1 is te zien hoe uit het onderzoek van ​       Røssland et al. (2003) de verandering in pH in        samenhang kan worden gebracht met de concentratie ​Bacillus​ in melk.      Tabel 1: Metingen pH en ​Bacillus​ in gepasteuriseerde melk (bij 30ºC) (Røssland et al., 2003)  

 

  Er wordt aangenomen dat de groei van ​Bacillus cereus​ door het omzetten van de suikers  (lactose, glucose) naar organische zuren (formaat, acetaat, lactaat) en de lipolyse van de  vetten in de melk het substraat verzuurd (​Røssland et al. , 2003). ​Een pH <6,5 wordt gezien  als een resultaat van het proces van bederf.    

Enzymen geproduceerd door o.a. de ​Bacillus cereus stollen de melk tot een vaste vorm. Dit              is te zien bij bederf als klontertjes in de melk (Fromm et al., 2004; Gram et al., 2002; Huis in        ‘t Veld, 1996). 

 

De ​Bacillus is een spore vormende bacterie met sterk verweer tegen hoge en lage        temperaturen. De ​Bacillus kan nog groeien bij temperaturen lager dan 5°C. Bij hevige        schommelingen van temperatuur, zoals pasteurisatie, overleven de ​Bacillus door zich als        spore in te kapselen. In deze vorm kan de ​Bacillus zich niet delen en het metabolisme is        inactief (Huis in ‘t Veld, 1996). Bij pasteurisatie wordt het product tot minstens 72°C kort        verhit, ookwel ‘high-temperature-short-time’ (HTST) genoemd. Een korte verhitting van        85°C vernietigd het grootste deel van de ​Bacillus cereus cellen in vegetatieve, normale staat              (tabel 2), maar laat de sporen voor een groot deel nog intact (Te Giffel et al., 1997).  

(5)

Tabel 2: Effect van pasteurisatie op ​Bacillus cereus​ cellen en sporen (Te Giffel et al., 1997). 

  Initiele hoeveelheid  Effect Controle 

Cellen  6.3  4.9 ± 0.2​b  1.4 ± 0.1 

Sporen  5.5  0.0 ± 0.1  5.5 ± 0.1 

a​ Aantal initiele cellen/sporen (per 10​3​/ml) - aantal cellen/sporen na pasteurisatie (15min/80°C). ​b​ Gemiddelde 

en standaard deviatie in log waarde. 

 

Een gunstige en stabiele omgeving biedt de ruimte voor de sporen om zich te ontkiemen        zodat de ​Bacillus weer zijn schadelijke, actieve staat kan bereiken (Wong et al., 1988). Een        zure omgeving, zoals in yoghurt weerhoudt de Bacillus ervan om te ontkiemen. Een pH van        5.0 of lager houdt de groei van ​Bacillus tegen. Yoghurt heeft een pH van rond de 4.0 (Dave        & Shah, 1997; Wong et al., 1988).  

 

Fermentatie 

De fermentatie van melk naar yoghurt wordt voortgebracht door het metabolisme van        melkzuurbacteriën. De meest gangbare yoghurt wordt gefermenteerd met ​Lactobacillus        delbrueci Bulgaricus     en ​Streptococcus thermophilus. Deze bacteriën verzuren de melk tot        een pH van ongeveer 4.0 (±0.5), door het produceren van lactaat, acetaat en formaat (Dave        et al., 1997; Wong et al., 1988). De ​Bacillus kan niet groeien bij een pH lager dan ±5, dit        geldt voor veel bederf bacteriën, hierdoor heeft yoghurt een langere houdbaarheid        (Rahman, 2007). Het pasteuriseren van de melk, alvorens er yoghurt van te maken, is        volgens Peter de Jong (persoonlijke mededeling, 28 oktober 2015) essentieel voor het        maken van yoghurt. Daarbij kan volgens Jannie van Beek (persoonlijke mededeling, 3        november 2015) de verlaagde pH van de yoghurt slechts de groei van de ​Bacillus stoppen        maar ze niet onschadelijk maken of doden, waardoor pasteuriseren nodig is voor het        garanderen van een veilig product.  

Verder is het belangrijk dat de overgang van melk naar yoghurt ook gekenmerkt wordt door        structuur verandering (Sodini et al., 2004). Als de melkzuurbacteriën groeien en hun werk        gedaan hebben, heeft de yoghurt een gel-achtige structuur gekregen. Samen met de        verzuring toont structuur verandering van vloeibare melk tot egale, gel-achtige yoghurt aan        dat de melkzuurbacteriën in het substraat gegroeid zijn.  

 

Anders dan bij melk wordt het bederf van yoghurt bepaald door nog verdere verzuring door        de melkzuurbacteriën en uiteindelijk schimmelvorming (Huis in ‘t Veld, 1996). De zuurgraad        van de yoghurt zorgt voor een selectieve omgeving waarin groei van bacteriën wordt        gestopt, maar waarop schimmels wel kunnen groeien (​Suriyarachchi & Fleet, 1981)​      .  Schimmels zetten glucose om in ethylalcohol en koolstofdioxide (Rahman, 2007). Bij bederf        van yoghurt is die omzetting zichtbaar doordat de verpakking opgeblazen wordt door het        koolstofdioxidegas dat wordt gevormd. Verder bederf door schimmels is waar te nemen        door; zichtbare groei van schimmel koloniën, slechte geuren, en verandering van smaak        (​Suriyarachchi et al., 1981)​. 

(6)

Methode 

Er is een experiment opgesteld om inzicht te verschaffen in de mogelijkheid om van oude        melk yoghurt te maken. In dit onderzoek wordt gekeken naar melk ouder dan 7 dagen,        omdat, zoals beschreven in het theoretisch kader, het bederfproces dan pas significant op        gang komt. Het experiment is opgedeeld in twee deel onderzoeken. In het eerste deel zijn        experimenten uitgevoerd waarbij de invloed van bederf op het proces voor het maken van        yoghurt wordt getest. Hiervoor zijn 10 verschillende pakken melk van 8 tot 17 dagen oud        gebruikt. Van elk pak zijn twee samples gefermenteerd tot yoghurt, waarvan een opnieuw        verhit tot 80°C. In het tweede deel is onderzocht of de fermentatie ook werkt bij een        mengsel van oude en verse melk. Daarbij zijn twee samples van een 1:1 mengsel van verse        en oude melk gefermenteerd, waarvan een opnieuw verhit tot 80°C. 

 

Alle melksamples zijn afkomstig uit kartonnen literpakken gepasteuriseerde halfvolle melk        van het merk Zaanse Hoeve. Zoals vermeld in het theoretisch kader wordt aangenomen dat        de houdbaarheidsdatum op het pak is gedefinieerd als de 13​                  e dag na pasteuriseren en       

verpakken van de verse melk (Fromm et al., 2004; Stanley Brul, persoonlijke mededeling, 22        oktober 2015). Aangenomen is dat de melk uit de verschillende pakken van hetzelfde merk,        niet veel zal verschillen van samenstelling. Voor het fermenteren van de melk tot yoghurt        zijn de standaard aanwijzingen bij het gebruik van de ​Lactobacillus delbrueci Bulgaricus             ​en Streptococcus thermophilus​, melkzuurbacteriën van Lactoferm® gebruikt. 

 

In de verschillende deelexperimenten worden zuurgraad en structuur gemeten. De        zuurgraad wordt met behulp van de pH gemeten. De structuur wordt bepaald met behulp        van de waarden 1-5 zoals vermeld in tabel 3.     Tabel 3: Waarden metingen structuurbepaling   1  Beweegt direct met kantelen sample; geen viscositeit   2  Beweegt iets vertraagd met kantelen sample; lichte viscositeit   3  Beweegt vertraagd met kantelen sample; viscoos   4  Beweegt nauwelijks bij kantelen sample; hoge viscositeit   5  Beweegt niet bij kantelen sample; zeer hoge viscositeit     Eerste deelexperiment  Het eerste deel van de experimenten is schematisch weergegeven in figuur 2. In dit  experiment zijn melksamples bewerkt met melkzuurbacteriën voor het meten van de invloed  van bederf op de mogelijkheid tot vorming van yoghurt. Dit is gedaan zowel met als zonder  verhitting van de melk, alvorens de fermentatie. Met verhitting via de HTST methode wordt  het pasteuriseren van de melk in de zuivelproductie nagebootst (Te Giffel et al., 1997). Met  de verhitte samples zal de invloed van de verandering in samenstelling van de melk worden  onderzocht, doordat de ​Bacillus​ de verhitting niet overleeft. Daarnaast is van een  controlesample meerdere dagen achter elkaar de pH gemeten van om het verloop in  zuurgraad van een geopend pak te bepalen. 

(7)

  Figuur 2: Flowsheet van deelexperiment 1. De dag geeft aan op welke dag na originele        pasteurisatie het melkpak geopend is 

 

Test experiment 

Om de methode voor het fermenteren van yoghurt te testen is deze uitgevoerd met verse        melk. Twee melksamples van verse melk (200 mL) zijn geprepareerd. Een van de samples is        verhit tot 85°C gedurende 10 minuten. Daarna is de melk gekoeld op ijs tot ±35°C, omdat        de melkzuurbacteriën een hogere temperatuur niet aankunnen. Vervolgens zijn        melkzuurbacteriën (1 gram) opgelost in een klein deel van beide, verhitte en onverhitte,        melksamples (10 mL). Hieraan is de rest van het melksample toegevoegd. Beide samples        zijn geroerd en in een incubator van 37 °C graden geplaatst gedurende 10 uur. Hierna is        een waarde gegeven aan de dikte van de structuur van de yoghurt volgens tabel 3. Ten        slotte zijn de samples in de koelkast bewaard, afgedekt met parafilm.  

 

Controlesample  

Als controle is een pak melk geopend op de 7​                   edag na pasteuriseren. Hiervan is een sample             

(8)

koelkast van rond de 5°C. Van dit sample is dagelijks, gedurende 11 dagen, de pH gemeten        door een gemiddelde van 3 metingen met elektrische pH meter te nemen.  

 

Yoghurt na verhitten 

Voor elk sample is een nieuw pak melk geopend. Van de melk is de pH gemeten door een        gemiddelde te nemen van drie metingen met een elektrische pH meter. Vervolgens is een        sample van de melk (200 mL) verhit tot 85°C gedurende 10 minuten. Deze stap zorgt voor        de verwijdering van de ​Bacillus cereus          ​. Daarna is de melk gekoeld op ijs tot ±35°C.        Melkzuurbacteriën (1 gram) zijn opgelost in een klein deel van het melksample (10 mL).        Vervolgens is hieraan de rest van het melksample toegevoegd. Dit is geroerd en in een        incubator van 37 °C graden geplaatst gedurende 10 uur. Hierna is een waarde gegeven aan        de dikte van de structuur van de yoghurt volgens tabel 3. Vervolgens werd het sample in de        koelkast bewaard, afgedekt met parafilm. Dit proces is herhaald met met melk van dag 7 tot        en met dag 17 na pasteuriseren en verpakken. 

 

Yoghurt zonder verhitten 

Voor elk sample is een nieuw pak melk geopend. Van de melk is de pH gemeten door een        gemiddelde te nemen van drie metingen met een elektrische pH meter. Melkzuurbacteriën        (1 gram) zijn opgelost in een klein deel van het melksample (10 mL). Vervolgens is hier aan        de rest van het melksample toegevoegd. Dit is geroerd en in een incubator van 37 °C        geplaatst gedurende 10 uur. Hierna is een waarde gegeven aan de dikte van de structuur        van de yoghurt volgens tabel 3. Vervolgens werd het sample in de koelkast bewaard,        afgedekt met parafilm. Dit proces is herhaald met met melk van dag 7 tot en met dag 17 na        pasteuriseren en verpakken. 

 

Tweede deelexperiment 

Na het eerste, bovenstaande, experiment is een vervolg experiment gedaan. De        schematische weergave van dit experiment is te zien in figuur 3. In dit tweede        deelexperiment wordt er onderzocht of het fermentatie proces ook werkt bij een mengsel        van oude en verse melk. De uiterste dag waarin het fermentatie proces tot yoghurt in het        eerste deelexperiment nog mogelijk is, wordt gebruikt in het proces van het maken van        yoghurt in de praktijk.  

     

(9)

Figuur 3: Flowsheet van deelexperiment 2 en waarde van bijbehorende resultaten  

 

Mengsel verse en oude melk 

Twee melksamples van een 1:1 mengsel van verse melk (100 mL) en oude melk (dag 16)        (100 mL) zijn geprepareerd. Een van de samples is verhit tot 85°C gedurende 10 minuten.        Daarna is de melk gekoeld op ijs tot ±35°C. Melkzuurbacteriën (1 gram) zijn opgelost in een        klein deel van beide, verhitte en onverhitte, melksamples (10 mL). Vervolgens is hieraan de        rest van het melksample toegevoegd. Beide samples zijn geroerd en in een incubator van        37 °C graden geplaatst gedurende 10 uur. Hierna is een waarde gegeven aan de dikte van        de structuur van de yoghurt volgens tabel 3. Vervolgens zijn de samples in de koelkast        bewaard, afgedekt met parafilm.  

 

Uiteindelijk zullen de resultaten van de structuurwaarden worden uitgezet in grafieken om        de resultaten te kunnen analyseren. De grafieken zijn gemaakt in het programma OriginPro.        Door de punten zal een best passende logistische functie geplot worden, welke loopt van        de waarde 5 tot 1. Er is voor deze functie gekozen, omdat de ​Bacillus ook via deze functie        groeit (Fromm et al., 2004). Er wordt gesteld dat de melkzuurbacteriën geen goede        structuurverandering teweeg kunnen brengen, wanneer de waarde onder de 2 is gedaald.        De dag waarop deze waarde bereikt is kan uit de grafiek afgelezen worden.  

 

De structuurbepaling is met gehele getallen tussen 1 en 5 aangegeven. Aangezien        tussenliggende waarden niet gedefinieërd zijn, is gekozen deze te dekken voor een        foutmarge van 0,5. Dit is een ruime foutmarge, om te compenseren voor het feit dat de        structuurbepaling op subjectieve observatie berust. Ook zullen de gemeten pH-waarden        van de controlemelk en van ieder net geopend pak melk in een grafiek worden gezet.        Hieruit zal blijken dat de pH-waarde naar beneden gaat, wanneer de ​Bacillus       ​populatie flink    groeit (Fromm et al., 2004; Marsili, 2000). De foutmarge bij de pH meting is bepaald door de       

(10)

nauwkeurigheid van de pH-meter (0.01) op te tellen bij de helft van het grootste verschil van        3 achtereenvolgende pH-metingen van hetzelfde sample, volgens: 

 

σ

​pH 

= (ΔpH​

groot

 / 2) + 0.01 

 

waarin ​σpH  de foutmarge en ​ΔpHgroot  ​het grootste verschil. 

 

Resultaten 

Het experiment is uitgevoerd. De resultaten van het test experiment van de methode voor        fermentatie is te zien in tabel 4.     Tabel 4: Resultaten test experiment; fermentatie verse melk verhit en onverhit  Melksample verse melk  Waarde structuur na fermenteren  Verhit  5  Onverhit  5   

De gemeten pH-waarden bij deelexperiment 1 zijn te zien in figuur 4. Hierin staan de pH        waarde van de controle melk en van de verschillende melksamples alvorens het        fermenteren. Deze waarden met bijbehorende foutmarge zijn te vinden in tabel 1 en tabel 2        van appendix A.  

 

Figuur 4: De gemeten pH-waarden van de controlemelk en de later geopende melksamples. Op        de y-as staan de pH-waardes, op de x-as de dagen waarop de melksamples (in het rood)        geopend en gemeten zijn en de controlemelk (in het groen) gemeten is.  

(11)

zien in figuur 5. Hier is een best passende logistische functie door geplot.   

 

Figuur 5: Structuurwaarden van verhitte samples. Op de y-as staan de gegeven        structuurwaarden en op de x-as de dag waarop de melksample is geopend. Ook zijn de        onzekerheden door middel van foutvlaggen aangegeven. 

   

De gegeven structuurwaarden aan de onverhitte yoghurtsamples van deelexperiment 1 zijn        te zien in figuur 6. Hier is ook een best passende logistische functie door geplot. 

 

 

(12)

 

Figuur 6: Structuurwaarden van onverhitte samples. Op de y-as staan de gegeven        structuurwaarden en op de x-as de dag waarop de melksample is geopend. Ook zijn de        onzekerheden door middel van foutvlaggen aangegeven.    De resultaten van deelexperiment 2 zijn te zien in tabel 5.     Tabel 5: Resultaten deelexperiment 2.  Melksample gemengd   Waarde structuur na fermenteren  Verhit  5  Onverhit  1    Discussie 

Bovenstaande figuren en tabellen geven de resultaten van deelexperiment 1 en 2.        Hieronder volgt een bespreking van het eerste deelonderzoek, waarbij de metingen van de        zuurgraad en structuur voor en na fermentatie van de verschillende samples worden        besproken. De resultaten van het tweede deelonderzoek geeft een aanloop naar een        mogelijkheid tot het opschalen van het experiment. Vervolgens wordt deze mogelijkheid        verder toegelicht. Tot slot worden er nametingen, foutmarges en mogelijkheden tot        vervolgonderzoek besproken, gevolgd door de conclusie van het onderzoek. 

 

Test experiment 

De resultaten van het test experiment uit deelexperiment 1 (tabel 4) laten zien dat de        methode voor het fermenteren goed werkt. Alle melksamples uit deelexperiment 1 en 2 zijn       

(13)

reden zijn lagere structuurwaarden niet te wijden aan methode van fermentatie.   

pH waarde 

De pH van het controle sample (figuur 4) laat geen eenduidige verandering zien. De pH        schommelt en daalt pas duidelijk aan het eind van de metingen. Dit komt niet overeen met        de gevonden waarden in de literatuur (​       Røssland et al., 2003). De verandering van pH in dit        sample kan dus niet alleen verklaard worden door de groeiende populatie ​Bacillus      ​. Ook de      gemeten pH van de verschillende pakken alvorens het gebruik voor de fermentatie (figuur 5)        vertoont geen duidelijke trend. Dit zou verklaard kunnen worden door het verschil in de        melk en omgeving van de verschillende pakken. 

Wel is te zien dat vanaf dag 15 de pH van de alle samples dalen in waarde; dit komt wel        overeen met de waarden in de literatuur ​(Røssland et al., 2003)​      . Er is echter geen significant        verschil gevonden tussen de pH-waarden van de geopende controle melk en de gesloten        pakken.  

 

Yoghurtstructuur deelexperiment 1  Verhit  

Uit resultaten van de verhitte samples (figuur 5) blijkt dat de verandering van de        samenstelling van melk, door bederf, invloed heeft op het maken van yoghurt. Tot en met        dag 16 van de melk hebben de melkzuurbacteriën een structuur verandering teweeg        kunnen brengen (waarde >1) ​       (figuur 5).   Vanaf dag 17 is de structuur verandering niet tot        stand gekomen. De verminderde structuur van het sample van dag 15 kan verklaard        worden doordat dit sample een kortere periode in de warmte cabine heeft gestaan. Uit de        resultaten van de verhitte samples kan geconcludeerd worden dat de verandering van de        samenstelling van de melk door bederf vanaf 17 dagen na originele pasteurisatie dermate        groot is, dat dit een nadelig effect heeft op de werking van de melkzuurbacteriën. Deze        resultaten komen overeen met de gevonden waarden in de literatuur over de aanwezigheid        van beschikbare eiwitten in de melk voor de melkzuurbacteriën (​Fromm et al., 2004)​.  

 

Onverhit 

Het onverhitte sample met verse melk laat zien dat het mogelijk is yoghurt te maken zonder        de melk te verhitten. Dit betekent dat de resultaten die hiervan afwijken te wijten zijn aan de        veranderingen in de melk door bederf. Figuur 6 laat zien dat de onverhitte melk vanaf 9        dagen oud geen goede yoghurt structuur meer krijgt (waarde <3) na bewerking met        melkzuurbacteriën. Volgens Fromm et al. (2004) vindt er rond dag 9 een groeispurt plaats in        de populatie ​Bacillus    ​. Uit de resultaten van de onverhitte samples en het gegeven dat de        populatie ​Bacillus sterk groeit rond dag 9, kan geconcludeerd worden dat de hoeveelheid       

Bacillus in de melk na 9 dagen te veel is geworden waardoor de melkzuurbacteriën niet       

meer kunnen groeien.    

Bij zowel de verhitte als de onverhitte samples uit deelexperiment 1 zijn afwijkingen te zien        bij dag 15 en 16. De samples van dag 15 hebben, door een fout, te kort in de warmte        cabine gestaan (8 uur) en de samples van dag 16 hebben, door een andere fout, meer dan        60 uur in de warmte cabine gestaan. Later wordt hier verder op ingegaan. 

(14)

Yoghurtstructuur deelexperiment 2 

Uit de resultaten van deelexperiment 2, te zien in tabel 5, blijkt dat zonder verhitting van het        mengsel het niet lukt goede yoghurt te maken (structuurwaarde 1). Uit deel onderzoek 1        volgt dat het verse melksample zonder verhitting een structuurwaarde 5 heeft en het 16        dagen oude melksample met verhitting een structuurwaarde 3 heeft. Het niet verhitten van        het mengsel zorgt voor een lagere structuurwaarde na fermentatie. 

In tabel 5 is te zien dat de structuur van het gefermenteerde mengsel met verhitting de        maximale waarde (structuurwaarde 5) heeft. Dit is gelijk aan de waarde van de        gefermenteerde, verhitte verse melk uit deelexperiment 1 (tabel 4), en hoger dan het verhitte        melksample van 16 dagen oude melk (structuurwaarde 3). Dit geeft aan dat het mengen van        de oude melk met verse melk geen nadelig effect heeft op het maken van yoghurt wanneer        deze voor de fermentatie verhit wordt. Deze resultaten worden gebruikt wanneer de        mogelijkheid voor het opschalen wordt besproken. 

 

Yoghurtbederf 

Alle yoghurt samples zijn gedurende het onderzoek dagelijks geobserveerd. Tot een week        na de laatste meting zijn de samples bewaard in de koelkast. Bij geen van de yoghurt        samples was schimmel- of gasvorming te zien.  

 

Onnauwkeurigheden, aannames en onvolledigheid 

De mate van bederf van de samples is in dit onderzoek gebleken uit pH metingen en de        groei van de hoeveelheid ​Bacillus in de verloop van de tijd (Fromm et al., 2004). Daarbij is er        een aanname gemaakt dat het verhittingsproces de ​Bacillus        ​doodt. Bij soortgelijk      onderzoek wordt mate van bederf precies gemeten door de bederfelijke bacteriën te tellen        door ze te kweken op gel (Fromm et al., 2004; Gram et al., 2002; Wong et al., 1988).        Hierdoor kan nauwkeurig gemeten worden hoeveel bacteriën er in de oplossing aanwezig        zijn en of deze de grens van bederf, 10​                5 ​ CFU/ml, overschrijden. In dit onderzoek was het             

niet mogelijk om deze methode te gebruiken, waardoor er geen garantie van        voedselveiligheid is. De kans dat er nog schadelijke bacteriën in de oplossing zijn, is        aanwezig.  

 

Het gebruik van pH als indicator van zowel bederf als fermentatie heeft overlappende        causale factoren. Het gebruik hiervan is in nauwkeurigheid ondergeschikt aan de        bovengenoemde methode. Door deze onnauwkeurigheid kan de oorzaak van de        verandering in pH niet altijd duiden op bederf, dit is gebleken uit de resultaten van de        controle melk.   ​Een lagere pH in het substraat kan meerdere mogelijke oorzaken hebben in        melk; de omgevingsfactoren, contaminatie met andere micro-organismen, wijze van opslag        en nog meer mogelijkheden (Huis in ‘t Veld., 1996). 

 

De structuurwaarden van de yoghurt is bepaald nadat deze zijn gevormd in de samples. Er        zijn geen vaste waarden voor structuur vorming bij zuivelproducten, daarom zijn deze        tijdens het onderzoek bepaald (tabel 3). Hierbij is er bij elk sample gekeken naar de mate        van beweging bij het kantelen van de yoghurtsamples.  

 

Naast de voedselveiligheid is smaak een belangrijk deel van een eetbaar en verkoopbaar        product (Dave et al., 1997). In dit onderzoek is er, vanwege de onzekerheid betreft       

(15)

zouden een goede smaak moeten hebben, als het zou duiden op een eetbaar product wat        niet door de bederf bacteriën verpest is. 

 

In deelexperiment 2 is een mengsel verse melk en oude melk gemaakt met verhouding 1:1.        Echter zal deze verhouding in de praktijk veel lager zijn, het aandeel oude melk die in de        productie van yoghurt zou kunnen worden toegevoegd zal lager zijn dan de hoeveelheid        verse melk die bij deze productie gebruikt wordt. De kwaliteit van de yoghurt zou hierdoor        vervolgens alleen maar beter kunnen worden omdat de structuurwaarde van de        gefermenteerde verhitte verse melk (structuurwaarde 5) hoger is dan die van de        gefermenteerde verhitte dag 16 oude melk (structuurwaarde 3). Verschillende verhoudingen        verse en oude melk zijn in dit onderzoek niet onderzocht. 

 

Praktisch verloop 

In praktische zin zijn er enkele tegenvallers voorgekomen die wellicht de kwaliteit van het        onderzoek hebben beïnvloed. Het experiment werd uitgevoerd in een lab, alle melksamples        werden hier gefermenteerd en in de koelkast bewaard. Al na een dag werd geobserveerd        dat de stand van de koelkast dermate koud was dat sommige melksamples bevroren. De        simpele oplossing voor dit onhandige probleem leek om de melksamples zo ver mogelijk        van het koel element te bewaren, echter had dit alleen invloed op de meest vloeibare        samples; het is niet duidelijk of alle samples hierdoor positief of negatief effect        ondervonden heben van de koelkast en of dit de resultaten heeft beïnvloed. 

Een ander praktische misstap was dat de pH meter halverwege het onderzoek kapot is        gegaan, waardoor de noodzaak zich aandrong om een andere pH meter te gebruiken. In        principe zou dit geen schommeling in de pH waarden teweeg moeten brengen, zolang de        pH meter goed geijkt is.  

 

Vervolgonderzoek 

Het is niet mogelijk geweest om de bacteriën in de yoghurt- en melksamples op soort te        determineren en de aantallen te bepalen. In dit onderzoek is aangenomen dat een verhitting        tot 85°C gedurende 10 minuten een maat is om alle ​Bacillus ​cereus te doden. Door een        meting te doen naar de hoeveelheid ​Bacillus cereus         ​en daarnaast de viscositeit van de        yoghurt te bepalen, kan een betere en een meer wiskundig onderbouwde uitspraak gedaan        worden over de invloed van de ​Bacillus op het melk-fermentatieproces. Vervolg onderzoek        kan, met technieken om specifieke micro-organismen op soort en hoeveelheid te bepalen,        inzichten van voedselveiligheid toevoegen aan het experiment. 

 

Aansluitend is het erg interessant een onderzoek te doen naar de hoeveelheid        voedingsstoffen in de melksamples, na een bepaalde tijd van bederf door ​Bacillus cereus.          Soortgelijk onderzoek maakt gebruik van een chromatografie techniek waarmee er op        moleculair niveau gezien kan worden wat de samenstelling de oplossing is (Dave et al.,        1997). Deze techniek was voor dit onderzoek niet beschikbaar. Door deze techniek in        vervolgonderzoek wel te gebruiken is het mogelijk een uitspraak te doen over de minimaal        benodigde voedingsstoffen (suikers en eiwitten) om de melkzuurbacteriën efficiënt te laten        groeien. Hierbij kan verder onderzocht worden of een toevoeging van bepaalde        voedingsstoffen aan de oudere melk toch een volledig fermentatieproces op gang kan       

(16)

brengen, en of het toevoegen van verse melk invloed heeft op de hoeveelheid        voedingsstoffen. 

 

Een fout in het onderzoek heeft tot een interessant vraagstuk opgeroepen. Het onverhitte        sample van dag 16 oude melk heeft meer dan 60 uur in de warmte cabine gestaan en liet        structuur verandering zien. Dit wijst erop dat de melkzuurbacteriën ondanks de hoge        concentratie ​Bacillus toch heeft kunnen groeien. In tegenstelling tot wat Peter de Jong        (persoonlijke mededeling, 28 oktober 2015) vertelde, heeft de yoghurt in dit geval geen        verhitting nodig gehad om de vaste structuur te bereiken. Dit zou in vervolgonderzoek        verder uitgezocht kunnen worden, omdat het plaatsen van de melk in de warmte cabine        minder energie zou kunnen kosten dan het verhitten van het sample tot hogere        temperaturen. 

 

Opschalen 

In deelexperiment 2 is aangetoond dat het mogelijk is om yoghurt te maken met oude melk        gecombineerd met verse melk, mits opnieuw verhit. Om intuïtief aan te kaarten wat de        mogelijkheden zijn om de bevindingen van dit onderzoek te gebruiken in de praktijk is er        een versimpelde weergave gemaakt van de productieketen van melk en yoghurt (figuur 7).        De zwarte pijlen geven de ‘gewone’ productie aan zoals die gewoonlijk is; de rode pijl geeft        aan op welk deel van de productieketen dit onderzoek effect kan hebben. 

(17)

Figuur 7. Een simpele grafische weergave van de productie van melk en de mogelijkheid tot het        hergebruik van melk die het onderzoek biedt 

 

Op elke fase van productie wordt er een bepaalde hoeveelheid melk verloren en er wordt        melk getransporteerd tussen tussen deze fases; de exacte hoeveelheden worden hier niet        bepaald maar zouden in een later onderzoek van belang kunnen zijn. De rode pijl ‘herbruik        melk’ beschrijft de melk die nog in de supermarkt staat nadat het de houdbaarheidsdatum        heeft overschreden. Deze melk zou normaliter weggegooid worden, maar kan in dit        hypothetische productie proces terug naar de verwerkingsfabriek getransporteerd worden        om er, gemixt met verse melk, gewone yoghurt van te maken. Dit draagt direct bij aan de        productie van yoghurt, vanaf de verwerkingsfabrieken naar de supermarkten, waardoor er        dus minder aanvoer rauwe melk nodig zou zijn. Vanuit duurzaam en economisch oogpunt        kan het zeer interessant zijn om te onderzoeken hoe groot deze vermindering is. 

   

(18)

Conclusie 

Om voedselverspilling tegen te gaan is onderzoek gedaan naar het gebruik van oude melk        in de productie van het langer houdbare product yoghurt. Hierbij is gekeken naar wat de        veroudering van de melk kenmerkt en wat de invloed hiervan is op de mogelijkheid van de        melkzuurbacteriën om van de oude melk yoghurt te maken. Deze invloeden zijn        onderverdeeld in enerzijds de aanwezigheid van de ​Bacillus cereus en anderzijds de                verandering van de samenstelling van de melk, veroorzaakt door de ​Bacillus cereus.          Hiervoor zijn melksamples van verschillende dagen oud bewerkt met melkzuurbacteriën.        Resultaten van onverhitte samples laten zien dat 9 dagen na originele pasteurisatie de        populatie ​Bacillus te hoog was om een positieve structuurverandering te krijgen in de melk        na bewerking met melkzuurbacteriën. Resultaten van verhitte samples (verwijdering van de        Bacillus) laten zien dat de verandering van de samenstelling van melk door de ​Bacillus na        16 dagen een significant negatief effect heeft op de mogelijkheid tot de vorming van        yoghurtstructuur. ​Het tweede deel onderzoek heeft aangetoond dat het mogelijk is om        yoghurt te maken van een mengsel van verse melk met melk van 16 dagen oud. Uit deze        resultaten blijkt dat er yoghurt te maken is van oude melk en een mengsel van oude en        verse melk. Daardoor bestaat de mogelijkheid om van een afvalstroom, oude melk, een        nieuw langer houdbaar product, yoghurt, te maken. 

   

(19)

Literatuur 

Centraal  Bureau  Statistiek  (CBS),  bezocht  op  18  november  2015.  URL:  http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/landbouw/publicaties/artikelen/archief/2015/toenam e-melkproductie-na-aanpassing-zuivelbeleid.htm    Claeys, W. L., Cardoen, S., Daube, G., De Block, J., Dewettinck, K., Dierick, K., ... &  Herman, L. (2013). Raw or heated cow milk consumption: Review of risks and benefits.  Food Control,​ ​31​(1), 251-262.    Dave, R. I., & Shah, N. P. (1997). Viability of yoghurt and probiotic bacteria in yoghurts  made from commercial starter cultures. International Dairy Journal, 7(1), 31-41.    Durnin, J. V. G. A., Edholm, O. G., Miller, D. S., & Waterlow, J. C. (1973). How much food  does man require?.    Eriksson, M. (2015). Supermarket food waste.   

Fromm, H. I., & Boor, K. J. (2004). Characterization of pasteurized fluid milk shelf-life        attributes. ​Journal of food science, ​69​(8), M207-M214. 

 

Gram, L., Ravn, L., Rasch, M., Bruhn, J. B., Christensen, A. B., & Givskov, M. (2002). Food        spoilage—interactions between food spoilage bacteria. International journal of food        microbiology, 78(1), 79-97. 

 

Griffin, M., Sobal, J., & Lyson, T. A. (2009). An analysis of a community food waste stream.       

Agriculture and Human Values, ​26​(1-2), 67-81 

 

Gustavsson, J., Cederberg, C., Sonesson, U., Van Otterdijk, R., & Meybeck, A. (2011).        Global food losses and food waste. Food and Agriculture Organization of the United        Nations, Rom. 

 

Holzapfel, W. H., Geisen, R., & Schillinger, U. (1995). Biological preservation of foods with        reference to protective cultures, bacteriocins and food-grade enzymes. International        journal of food microbiology, 24(3), 343-362. 

 

Huis in't Veld, J. H. H. (1996). Microbial and biochemical spoilage of foods: an overview.        International Journal of Food Microbiology, 33(1), 1-18. 

 

Ibrahim, S. A., & Carr, J. P. (2006). Viability of bifidobacteria in commercial yogurt products        in North Carolina during refrigerated storage. International journal of dairy        technology, 59(4), 272-277. 

 

Marsili, R. T. (2000). Shelf-life prediction of processed milk by solid-phase microextraction,        mass spectrometry, and multivariate analysis. ​Journal of agricultural and food chemistry                ​, 

48​(8), 3470-3475.   

(20)

 

O’sullivan, L., Ross, R. P., & Hill, C. (2002). Potential of bacteriocin-producing lactic acid        bacteria for improvements in food safety and quality. Biochimie, 84(5), 593-604.   

Parfitt, J., Barthel, M., & Macnaughton, S. (2010). Food waste within food supply chains:        quantification and potential for change to 2050. Philosophical Transactions of the        Royal Society B: Biological Sciences, 365(1554), 3065-3081. 

 

Quested, T. E., Parry, A. D., Easteal, S. and Swannell, R. (2011), Food and drink waste from        households in the UK. Nutrition Bulletin, 36: 460–467    Rahman, M. S. (Ed.). (2007).​ ​Handbook of food preservation​. CRC press.    Røssland, E., Borge, G. I. A., Langsrud, T., & Sørhaug, T. (2003). Inhibition of Bacillus  cereus by strains of Lactobacillus and Lactococcus in milk.​International Journal of Food  Microbiology, ​89​(2), 205-212.    Sodini, I., Remeuf, F., Haddad, S., & Corrieu, G. (2004). The relative effect of milk base,  starter, and process on yogurt texture: a review. ​Critical reviews in food science and  nutrition, ​44​(2), 113-137.    Suriyarachchi, V. R., & Fleet, G. H. (1981). Occurrence and growth of yeasts in yogurts.  Applied and environmental microbiology, ​42​(4), 574-579.    Stensgård, A., Hanssen, O.J., 2015, Food Waste in Norway 2014: Status and Trends  2009-14, ForMat, Østfoldsforskning. 

Te Giffel, M. C., Beumer, R. R., Lang​      eveld, L. P. M., & Rombouts, F. M. (1997). The role of        heat exchangers in the contamination of milk with Bacillus cereus in dairy        processing plants. ​International Journal of Dairy Technology,​50​(2), 43-47. 

Westerhoven, M. van en F. Steenhuisen, 2010. Bepaling voedselverliezen bij huishoudens        en bedrijfscatering in Nederland, CREM Amsterdam in opdracht van VROM, 32 pp    Wong, H. C., & Chen, Y. L. (1988). Effects of lactic acid bacteria and organic acids on  growth and germination of Bacillus cereus. Applied and environmental microbiology, 54(9),  2179-2184.     WRAP (2015) Reducing food waste by extending product life,  http://www.wrap.org.uk/sites/files/wrap/Product%20Life%20Report%20Final_0.pdf                     

(21)

Tabel 1: Gemeten pH-waarden. Waarbij iedere dag              een meting is gedaan van een nieuw pak melk. De                    pH van de yoghurt is na fermentatie gemeten, dit                  zijn de verhitte samples. De foutmarge is bepaald                zoals beschreven in de methode.  Dag na pasteurisatie  pH waarde melk  Dag 7  6.93 ±0.02  Dag 8  7.01 ±0.02  Dag 9  6.75 ±0.05  Dag 10  6.84 ±0.03  Dag 11  7.14 ±0.03  Dag 12  7.07 ±0.03  Dag 13  7.06 ±0.02  Dag 14  6.94 ±0.03  Dag 15  6.70 ±0.03  Dag 16  6.72 ±0.03  Dag 17  6.92 ±0.03   

Tabel 2: Gemeten pH-waarden van de controle              melk. Deze is eenmaal geopend en elke dag                gemeten om pH verandering door bederf te meten.                Er is een foutmarge bepaald zoals beschreven in                de methode. 

Dag  pH waarde controlemelk 

Dag 7  7.07 ±0.03  Dag 8  6.95 ±0.03  Dag 9  7.11 ±0.05  Dag 10  6.88 ±0.03  Dag 11  7.10 ±0.03  Dag 12  7.18 ±0.04  Dag 13  6.95 ±0.05  Dag 14  7.01 ±0.02  Dag 15  6.9 ±0.05  Dag 16  6.6 ±0.05 

(22)

Dag 17  6.58 ±0.04 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het stremmen van kaas wordt met name bewerkstelligt door chymosine, omdat zuur de micellen uit elkaar laat vallen, waardoor de wrongel te bros wordt.. Toegevoegde

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

sommige mensen kunnen geen koemelk en ook geen producten, die koemelk bevatten verdragen. Hun lichaam kan bepaalde delen van de melk

Kruis aan, hoe je de volgende melk- producten vindt smaken en probeer de smaak te beschrijven. melkproduct vind ik lekker het gaat vind

It is clear that a need exists for dedicated funding to es- tablish and maintain new, long-term monitoring sites for amphibians in South Africa, and that the ‘Observation of

Figure 5.3 Comparison of the predicted and observed values for particle shape with experimental error ...82 Figure 5.4 Comparison of the predicted and observed

This addressing method has a binary representation that can be used to perform route lookups based on prefix matching, avoiding the need to do costly calculation on destination

Ook wordt er omschreven welke inputruimtes en geïntegreerde ruimtes er zijn, van welke relatie er sprake is, wat de belangrijkste kleur is, wat de verhouding tussen